Haagse Historie nr 3 Voorjaar 2017

Page 1

ISSN 2468-4422

9

772468

01703

442005

NR. 3 VOORJAAR 2017 PRIJS € 6,50

Hofstad onder Duitse laars PAGINA 18

Schavuiten van de ether PAGINA 34

Indische schutsvrouw Lilian Ducelle PAGINA 26

VAN GOGH een rebel in Den Haag

Tachtigjarige Oorlog PAGINA 12

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 1

Het dorp bijna van de kaart geveegd 06-03-17 12:58


ONTDEK DE WERELD VAN DE

No Delft

Delfts blauw, pot met deksel. Rijksmuseum.

Without China TENTOONSTELLING DEN HAAG GAHETNA.NL

24.02.2017 t/m 07.01.2018 Marinus Plantema Foundation

Bilateral relationships between The Netherlands and Indonesia in the field of culture, education and science.

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 2

06-03-17 12:58


VOORWOORD INHOUD Hoe verder terug we graven in ons geheugen, hoe onscherper onze herinneringen worden. Wat voor onszelf geldt, is ook waar voor de geschiedenis. Uit lang vervlogen tijden zoals de Oudheid en de Middeleeuwen zijn maar weinig teksten overgeleverd. En de bronnen die er nog wel zijn, vertellen soms wonderlijke verhalen. FOTO: SANDER HEEZEN

Wat dacht je van een vrouw die bij één bevalling 364 baby’s kreeg? Zij heette Margaretha van Henneberg, was de dochter van de graaf van Holland en woonde in Loosduinen. We hebben het over de dertiende eeuw. Gewoon verzonnen, zeg je. Natuurlijk. Maar tot in de zeventiende eeuw kwamen mensen uit heel Europa kijken naar de bekkens waarin het water zat waarmee Margaretha’s 364 borelingen zouden zijn gedoopt. Onvruchtbare vrouwen bezochten Loosduinen in de hoop op een nieuw wonder. In dit nummer ontrafelt mediëvist Ronald van der Spiegel feit en fictie rond de legende. De timing van het artikel is niet toevallig, want in mei zal in de Abdijkerk een muzikale theatervoorstelling over Margaretha te zien zijn. Je kunt de komende tijd nog meer van dit soort kruisbestuivingen tussen ons blad en andere initiatieven verwachten. In de regio Den Haag zijn een paar duizend mensen, professioneel of vrijwillig, bezig met het doorgeven van verhalen uit het verleden. Wat ligt meer voor de hand dan samen te werken om een groter publiek te bereiken? Afgelopen najaar kreeg de redactie een vriendelijk kaartje van kunsthistoricus John Sillevis, oud-conservator van het Gemeentemuseum. Hij bood zijn diensten aan. Daar hebben we gretig ja op gezegd, want als iemand iets weet van Haagse kunst, dan is hij het. Met ingang van dit nummer schrijft Sillevis elke drie maanden over een bijzondere kunstenaar die met onze stad is verbonden. De aftrap is voor Johan Jongkind. Hij had veel ondersteuners in de Hofstad, onder wie de koning zelf. Wat een contrast met Vincent van Gogh, voor wiens neus Haagse deuren werden dichtgegooid. Herman Rosenberg schreef er een opmerkelijk verhaal over. Bas Kromhout, hoofdredacteur

4 11

6

12

18 28

26

32 34

4 Wonderkamer Van gasfabriek tot Romeinse schoen. 6 Vincent van Gogh Haagse periode vol drama. 11 Voetstappen Teken aan de muur. 12 Spookdorp Hoe Den Haag bijna verdween. 18 Bezette stad De Duitsers heersen op straat. 25 Ferry Mingelen Column over patriottisme 2.0. 26 Haagse Held Indische schutsvrouw Lilian Ducelle. 28 364 baby’s Het wonder van Loosduinen. 32 Johan Jongkind Enkeltje Parijs via Den Haag. 34 Radiopiraten De schavuiten van de ether. 38 Vitrine Historisch aanbod in het voorjaar.

AFBEELDING OMSLAG: COLLECTIE VAN GOGH MUSEUM, AMSTERDAM (WIKIMEDIA COMMONS

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 3

Geschiedenis van de stad, op jouw eigen mat! Neem een abonnement en ontvang Haagse Historie 4 x per jaar voor maar 20 euro.

Ga nu naar haagsehistoriemagazine.nl of bel 085 - 040 74 00

HAAGSE HISTORIE

3

06-03-17 12:58


WONDERKAMER Door Lex van Tilborg

Lichtreclame Afdeling Monumentenzorg, gemeente Den Haag Veel Hagenaars zullen dit gebouw uit 1927-1928 aan de Grote Marktstraat 22/24 wel herkennen, maar weinigen zullen het nog hebben gezien zoals op deze foto uit het Haags Gemeentearchief. De opdrachtgever, arbeiderscoöperatie De Volharding, had aan de architecten als voorwaarde gesteld dat het gebouw ’s avonds lichtreclames moest kunnen tonen. Door gebruik te maken van een skelet van gewapend beton was het mogelijk de gevels op te trekken uit niet-dragende materialen, zoals twee meter hoge lichtbakken waarin wisselende reclameboodschappen konden worden aangebracht. Het strakke ontwerp van Jan Buijs en Joan Lürsen was hypermodern: een samensmelting van De Stijl, het kubisme en de Nieuwe Zakelijkheid.

Eigen gas Haags Gemeentearchief Vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw werd in Den Haag van gemeentewege gas geproduceerd. Eerder al was er aan de Lijnbaan een particulier gasfabriekje. In 1875 verrees de eerste gemeentelijke gasfabriek aan de Gaslaan en in 1907 kwam er een tweede bij aan het Trekvlietplein in de Binckhorst. Door middel van zogeheten droge destillatie werd in deze fabrieken lichtgas (ook wel stadsgas genaamd) opgewekt uit steenkool. In 1911 kreeg de fabriek aan de Gaslaan vier nieuwe horizontale kamerovens, ‘met uitstootmachine en kolenbunker’. Ondanks deze investering ging de fabriek eind 1924 dicht. Wel bleven vier gashouders en een pompgebouw in gebruik voor de distributie van gas. Omdat onder de provincie Groningen een groot aardgasveld bleek te liggen, stapte Nederland in de jaren zestig geleidelijk over van stadsgas op aardgas. In 1967 produceerde Den Haag z’n laatste eigen gas.

Stevige stapper Afdeling Archeologie, gemeente Den Haag De Romeinen die vanaf de eerste eeuw na Christus op ‘Haags’ grondgebied leefden, hebben allerlei sporen achtergelaten: aardewerk, dakpannen, wapens en grensstenen, om maar wat te noemen. Maar niets laat beter zien dat de Romeinen hier ook echt hebben rondgelopen dan de resten van hun schoeisel. Dit is een overblijfsel van zo’n schoen, gevonden aan de Scheveningseweg. Alleen het ijzer van de bespijkerde zool is bewaard gebleven. Dat bespijkeren deed men om de zool te verstevigen. Vooral voor soldaten geen overbodige luxe, want zij moesten dagmarsen lopen van soms wel veertig kilometer. De schoen is een zogeheten calceus, waarin 40 tot 150 spijkertjes werden verwerkt. Dit exemplaar heeft maat 43 à 44. Een mannenschoen dus.

4

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 4

06-03-17 12:58


Zeilwagen Muzee Scheveningen In het voorjaar van 1602 maakte prins Maurits een opzienbarende proefrit met een zeilwagen. Het voertuig was voor hem ontworpen door de beroemde ingenieur Simon Stevin. In een recordtijd van twee uur reed de wagen met prins Maurits en 27 voorname gasten over het strand van Scheveningen naar het Noord-Hollandse Petten. Met een gunstige wind haalde het voertuig een voor die tijd ongelooflijke snelheid van zo’n veertig km per uur. Dit model is begin jaren tachtig vervaardigd door Willem van Beuge. Er zijn plannen om de zeilwagen in 2018 in het kader van het themajaar ‘Scheveningen 200 jaar badplaats’ op ware grootte na te bouwen.

Ooggetuigeverslag Stichting 3 maart ‘45 Op 12 maart 1945 schrijft Tiny Neefjes-De Roos een brief aan haar familie in Groningen. Ze vertelt over de angstige tijd die zij in Den Haag meemaakte bij het Britse vergissingsbombardement van 3 maart op het Bezuidenhout. ‘Zoiets is niet te beschrijven’, meldt ze – maar ze doet het toch. Als Tiny met haar familie vlucht, ziet ze de verwoesting van de bommen. ‘Al de grote gebouwen stonden in brand’, maar ‘dat haalt het niet bij de schade die mensen hebben waarvan alles verbrand is.’ Verhalen van ooggetuigen zoals Tiny Neefjes geven een indringende impressie van het bombardement. Ze zijn op www.BB45.nl te lezen.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 5

5

06-03-17 12:58


VINCENT VAN GOGH Vincent van Gogh. Schilderij van John Peter Russel, 1886. Collectie Van Gogh Museum, Amsterdam (Wikimedia Commons)

Te eigenwijs

voor het Haagje Vincent van Gogh kwam in 1881 naar Den Haag om kunstenaar te worden. Maar hij paste niet tussen de deftige schilders van de Haagse School. Hij tekende achterbuurten en fabrieken, en woonde samen met een ex-prostituee. Na enige tijd wilde niemand meer iets met hem te maken hebben. Door Herman Rosenberg

6

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 6

06-03-17 12:58


D

e storm blies het duinzand van Scheveningen tegen het linnen waarop de jonge kunstenaar net de eerste penseelstreken had gezet. Hij werkte graag buiten, maar dit ging te ver. De kosten van olieverf en doek drukten zwaar op zijn geringe middelen en om de boel dan zo te laten verknoeien… De roodharige man klapte zijn ezel in en vluchtte een herberg binnen om daar het mengsel van verf en zand van het linnen te schrapen en opnieuw te beginnen. Zoals Vincent van Gogh, want hij was het, in deze fase van zijn leven telkens weer opnieuw

begon, met maar één doel: het tekenen en schilderen onder de knie krijgen om te kunnen leven voor en van zijn kunst. Hoe komt het dat we zo goed zijn geïnformeerd over het doen en laten van Van Gogh in Den Haag (waar hij aanvankelijk op de Lange Beestenmarkt en later aan de Schenkweg woonde) en op vele andere plekken? Vincent was een verwoed brievenschrijver. Honderden schreef hij er aan zijn broer Theo. Die zijn allemaal bewaard gebleven en nu ook digitaal te raadplegen. Ze bieden een unieke kijk op het leven, werk en de ontwikkeling van een van de grootste

en populairste kunstenaars aller tijden en gelden bovendien als een literair monument. Vincent beschreef de Scheveningse episode in een brief aan zijn broer op 26 augustus 1882. Er is sprake van twee doeken. ‘In het eene zit reeds veel zand – maar het tweede, toen het eigentlijk stormde en de zee tot zeer digt aan de duinen stond, heb ik tweemaal geheel moeten afschrappen om reden van de dikke laag zand die het geheel bedekte. Het waaide zoo dat ik mij haast niet kon staande houden en haast niet kijken door het stuiven. Ik heb het er toch

Zeegezicht bij Scheveningen. Schilderij van Vincent van Gogh, 1882. Collectie Van Gogh Museum, Amsterdam (Wikimedia Commons)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 7

7

06-03-17 12:58


‘Liever in de smerigste buurt dan op een theepartijtje’ zoeken op te krijgen door nadat ik ’t afgeschrabt had in een klein herbergje achter de duinen het er onmiddelijk weer op te zetten en van daar uit weer te gaan kijken.’

Maffia Waar het eerste zeegezicht is gebleven, is onbekend. Maar het tweede bleef bewaard en behoorde sinds jaar en dag tot de collectie van het Van Gogh Museum in Amsterdam. Tot de nacht van 6 op 7 december 2002. De criminelen Octave D. en Henk B. stalen toen Zeezicht bij Scheveningen en Het uitgaan van de Hervormde Kerk te Nuenen (1884) uit het museum. De twee, die handelden in opdracht van de Napolitaanse maffia, de camorra, werden later gepakt en veroordeeld. De doeken, met een gezamen-

lijke waarde van zo’n vier miljoen euro, waren evenwel onvindbaar. Tot grote vreugde van het museum deed de Italiaanse justitie veertien jaar later, september vorig jaar, in het kader van een grote actie tegen de camorra een bijzondere ‘bijvangst’: de twee vroege Van Goghs. ‘Ze zijn terecht! Dat ik dat ooit nog zou kunnen zeggen, daar durfde ik niet meer op te hopen,’ zei een dolgelukkige museumdirecteur Axel Rüger op de persconferentie in Napels. De twee doeken zijn geen meesterwerken. En toch zijn ze zeer belangrijk, want ze behoren tot de vroegste confrontaties die Vincent aanging met olieverf en linnen. Het was het begin van een worsteling die binnen enkele jaren zou uitmonden in de reeks verbijsterende meesterwerken die hij maakte in het Franse Arles en Auvers-sûr-Oise. Van Gogh, toen 29, arriveerde eind november 1881 in Den Haag. Hij was vastbesloten om, na een mislukte miniloopbaan als lekenprediker in de Borinage in Wallonië, kunstenaar te worden. Den Haag was als stad van de meesters van de Haagse School een logische keuze. Mannen als Weissenbruch, Israëls en

Visdrogerij op Scheveningen. Aquarel van Vincent van Gogh, 1882. Particuliere collectie (Wikimedia Commons)

8

Jonge Scheveningse vrouw. Aquarel van Vincent van Gogh, 1881. Collectie P. en N. de Boer (Wikimedia Commons) Mesdag gaven de toon aan. Bovendien had Vincent als jongeman bij kunsthandel Goupil op de Plaats gewerkt. Hij kende de stad, de kunst en de kunstenaars.

‘Venijnig karakter’ Van Goghs aanpak en onderwerpkeuze waren origineel. Geen mooie plaatjes, geen net aangeklede dames en heren. Wel fabrieken, gashouders, rommelige tuintjes, werklieden, en arme mensen. Broer Theo en kunsthandelaar Tersteeg zagen het met lede ogen aan, want ze wisten: dit verkoopt niet. Dat was zo, maar Vincent ging zoals altijd zijn eigen weg. Hij was ‘liever in de smerigste buurt mits er wat te tekenen zij, dan op een theepartijtje met aardige dames’ (brief juli 1882). Zoals bij alles wat de kunstenaar in zijn leven ondernam ontstonden ook nu problemen. Hij kreeg les van zijn aangetrouwde neef en gevestigd kunstenaar Anton Mauve, maar deze vond hem eigenwijs. Het draaide uit op een breuk. Mauve verweet Van Gogh een ‘venijnig karakter’ te hebben. Het lijkt er echter meer op dat hij Vincents bohémien-achtige uiterlijk en leefwijze niet accepteerde. Vincent maakte het ook wel bont, althans als we hem leggen langs de Victoriaanse meetlat van het

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 8

06-03-17 12:58


negentiende-eeuwse Haagje. Zo ging hij in zijn huisje aan de Schenkweg (later Schenkstraat; tegenwoordig loopt hier de Utrechtsebaan) samenwonen met een model. Deze Sien Hoornik was een ex-prostituee en ongehuwde moeder. Nu wilde niemand van de gevestigde orde meer iets met hem te maken hebben. De invloedrijke kunstenaarsvereniging Pulchri Studio ontzegde hem de toegang tot haar gebouw, dat zich toen nog aan de Prinsegracht bevond. Ook Theo protesteerde en dreigde de financiële steun aan zijn broer in te trekken. Dat leidde tot een van de felste brieven die Vincent ooit zou schrijven.

‘Doch – bliksem – hoe heb ik het nu – en in welke tijd leven we – wordt toch wakker Theo! Laat u niet overdonderen of influenceren door jezuitismes,’ wierp hij zijn broer voor de voeten (14 mei 1882). Wat had hij dan moeten doen? Sien en haar kind op straat laten verkommeren? Het Sien-drama typeert Van Gogh volledig: hij was eigenwijs en tegendraads, maar had een groot hart. Theo zwichtte, gelukkig. Hij zou zijn broer tot het voortij-

dige einde van diens leven in 1890 blijven steunen. Als tekenaar en aquarellist bereikte Van Gogh in Den Haag al een hoog niveau. Maar hij wilde meer. En daarom troffen we hem met verf en doek aan in de duinen. Er ontstonden meer olieverven dan Zeezicht bij Scheveningen, die niet allemaal bewaard zijn gebleven. Eén ander geslaagd schilderij uit deze periode is dat gelukkig wel. Het heet

Pulchri Studio ontzegde hem de toegang

Meisje in het bos. Schilderij van Vincent van Gogh, 1882. Collectie Kröller-Müller Museum, Otterlo (Wikimedia Commons)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 9

9

06-03-17 12:58


Meisje in het bos en ontstond net als het zeegezicht in augustus 1882. Vincent toog ervoor naar het Haagse Bos. Zoals hij Theo schreef, ging het hem vooral om het weergeven van de herfstige bruine bladeren, het perspectief en de plaatsing van een figuur in het geheel. Het schilderij maakt deel uit van de collectie van Museum Kröller-Müller. In de zomer van 1883 schilderde Vincent nog schetsmatig de Nieuwe Kerk en oude huizen. Toevallig was ook dit lang verloren gewaande doek onlangs in het nieuws. De Nederlandse kunsthandelaar Bob Albricht verwierf het vorig jaar van de erfgenamen van een Franse particuliere verzamelaar en bood het aan op de kunstbeurs TEFAF in New York. Het bleef onverkocht. In september 1883 verbrak Vincent na veel spanningen zijn relatie met Sien Hoornik. Hij verliet Den Haag om na een verblijf van enige maanden in Drenthe bij zijn ouders in Nuenen te gaan wonen. Op het menselijke vlak was hij een aantal illusies armer, maar als kunstenaar was hij gegroeid en groeide hij nog steeds. Amper twee jaar later zou hij zijn eerste echte meesterwerk scheppen: De Aardappeleters. Herman Rosenberg is historicus en hoofdredacteur van weekblad Den Haag Centraal Nieuwe Kerk met oude huizen te Den Haag. Schilderij van Vincent van Gogh, 1883. Collectie Kunsthandel Albricht, Oosterbeek

De smaak van toen in het glas van nu. 1842

10

175 2017 Jaar

Verdieping • Michiel van der Mast en Charles Dumas (red.), Van Gogh en Den Haag (1990) • Fred Leeman en John Sillevis, De Haagse School en de jonge Van Gogh (2005) • Op de website Vangoghroute.nl vind je uitleg over verschillende Haagse plekken die met de schilder zijn verbonden. • Een reproductie van het schilderij Zeezicht bij Scheveningen is nog tot en met 30 maart te zien in Muzee Scheveningen. In een gelijktijdige tentoonstelling in het Jan van Goyenhuis worden de achtergronden van dit schilderij en Van Gogh Haagse periode uit de doeken gedaan.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 10

06-03-17 12:58


VOETSTAPPEN

Teken aan de muur In de Tweede Wereldoorlog verschijnen op bijna elke lege muur in de stad affiches. Oproepen om in dienst te treden bij de Arbeitsdienst of de Waffen-SS, bekendmakingen en verordeningen, anti-bolsjewistische leuzen en het V-teken. De oorspronkelijk geallieerde V-actie moest het Nederlandse volk een hart onder de riem steken. Later namen de Duitsers de V over in hun eigen propagandaleuzen: ‘V = Victorie, want

Beeld en tekst: Arthur van Beveren Duitschland wint voor Europa op alle fronten’. Op een namiddag in september 1941 fotografeert J. Blackstone in de De Perponcherstraat zo’n muur. Een meisje maakt haar eerste meters op een fietsje. Het lijkt erop dat iemand heeft geprobeerd de grote V-poster van de muur te scheuren. Inmiddels zijn de stoeptegels opgestuwd door de wortels van een boom die 75 jaar heeft gehad om te groeien.

COLOFON Abonneeservice T. 085-0407400 E. klantenservice@virtumedia.nl Redactie Hoofdredactie: Bladmanagement: Eindredactie: Beeldredactie: Redactie:

Bas Kromhout Astrid Abbing Dick van Rietschoten, Piet Vernimmen Froukje Holtrop Michiel van der Mast, Lex van Tilborg

Vormgeving Theo van Vliet

Drukkerij Virtùmedia Aan dit nummer werkten mee: Arthur van Beveren, Ferry Mingelen, Herman Rosenberg, John Sillevis, Ronald van der Spiegel, Paul Waayers, Wim Willems Contact redactie@haagsehistoriemagazine.nl Dit magazine wordt mede mogelijk gemaakt door Fonds 1818 en de gemeente Den Haag.

Haagse Historie is een uitgave van Stichting Haagse Historie & Erfgoed. Voorzitter: Jan E. van Dam Secretaris: Han Heemskerk Penningmeester: Theun de Graaf Bestuursleden: Marco van Baalen, Hanneke Besseling Redactie-adviesraad Marijke Bruggeman Diederick Cannegieter Hendrik den Heijer Ronald A. van der Spiegel Pim Waldeck

Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 11

11

06-03-17 12:58


TACHTIGJARIGE OORLOG

BIJNA VAN DE K

12

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 12

06-03-17 12:58


E KAART GEVEEGD De wind woei dwars door de huizen, want die hadden geen luiken en deuren meer. In de woonvertrekken scharrelde vee en op straat groeide gras. Den Haag was tien jaar na het begin van de Tachtigjarige Oorlog veranderd in een spookdorp. Er gingen stemmen op om het maar helemaal af te breken. Door Lex van Tilborg

De Plaats met het Groene Zoodje. De vrouwen gaan gekleed in huiken. Onbekende schilder, ca. 1555 (Haags Historisch Museum) HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 13

13

06-03-17 12:58


I

n 1567 omschreef de Italiaanse geschiedschrijver Ludovico Guicciardini Den Haag als ‘het mooiste, rijkste en grootste open dorp van Europa.’ Rijk was het dorp dankzij de belangrijke grafelijke bestuursinstellingen die er gevestigd waren. Een elite van ‘suppoosten van den Hove’ werkte als hoge ambtenaar, raadsheer of advocaat op het Binnenhof en woonde in fraaie huizen en stadskasteeltjes op het Voorhout en de Lange Vijverberg. Dat waren precies de plekken die Den Haag volgens Guicciardini zo ‘schoon’ maakten. Zulke weidse, open en groene plekken waren in andere Hollandse steden niet te vinden. Volgens de Italiaan vonden de Hagenaars het dan ook niet erg dat zij geen stadsrechten en stadsmuren hadden. Zij waren liever ‘Heren van het mooiste en machtigste dorp van Europa, dan van een stad die besloten en ommuurd tot de minste gerekend mocht worden.’ Of de Hagenaars – voor zover die er nog waren – daar tien jaar later nog zo over dachten, is hoogst onzeker. In 1577, negen jaar na het begin van de opstand tegen de Spaanse overheersing, bood het dorp namelijk een heel andere aanblik.

Mariakroon uit de Grote Kerk (Haags Historisch Museum, langdurig bruikleen van de Parochie Maria Sterre der Zee)

Chroniqueur Pieter Bor rapporteerde in dat jaar dat de straten ‘met gras begroeid [waren], van vele heerlijke en mooie huizen waren deuren, vensters en zolderingen en al het houtwerk verbrand, in de beste en sierlijkste kamers hadden de paarden en beesten hun verblijfplaats gehad; het ijzerwerk, ankers en andere zaken uit de huizen geroofd’, en ‘zeer weinig inwoners waren er gebleven’. Van het mooiste dorp van Europa was Die Haghe vervallen tot een spookdorp. Hoe had het zo ver kunnen komen?

Ketterij Guicciardini had dit niet kunnen voorzien. Toch waren er in 1567 aanwijzingen dat het in de Nederlanden helemaal mis kon gaan. De landvoogd, Filips II van Spanje, had de hertog van Alva met een leger naar de Nederlanden gestuurd om orde op zaken te stellen na de Beeldenstorm van een jaar eerder. In tientallen steden, waaronder Den Haag, hadden aanhangers van het protestantisme in augustus 1566 de katholieke kerken van hun beelden ontdaan. Onder het bewind van Alva, de IJzeren Hertog, werden de boosdoeners hard gestraft. Protestanten, die korte tijd daarvoor nog openlijk

erediensten organiseerden, waren nu hun leven niet meer zeker. In Den Haag waren de gevolgen van de harde aanpak extra zichtbaar door de aanwezigheid van het Hof van Holland dat als hoogste gerechtshof in het graafschap medeverantwoordelijk was voor de vervolging van ketterij. Op het Groene Zoodje, het stenen schavot bij de Gevangenpoort, werden vele protestanten onthoofd of verbrand. Het leverde Den Haag een dubieuze reputatie op. In een

Het dorp had geen omwalling en lag als een ‘open vleck’ in het land Geuzenlied uit 1570 heet het: ‘O Haech, lustich prieel / Ghij maket al te veel (…) Want ghij brant ende blaeckt / ende stelt Godts volck mismaeckt’. Door het vervolgen van protestanten zou Den Haag de toorn van God over zich afroepen, zo luidde de strekking van het lied. Of het nu de goddelijke voorzienigheid was of niet, Den Haag zou in de eerstvolgende jaren inderdaad akelig dicht bij haar ondergang in de buurt komen.

Onverdedigbaar Alva leek aanvankelijk in zijn missie te zijn geslaagd. Hij had de ordeverstoorders gestraft en de militaire invallen van de naar Duitsland gevluchte Willem van Oranje in 1568 kundig afgeslagen. Weliswaar was Alva door zijn schrikbewind zeer impopulair onder de Nederlandse bevolking, maar de rust was weergekeerd. In 1572 veranderde die situatie abrupt. Op 1 april van dat jaar viel Den Briel in handen van de Watergeuzen, strijders die zich bij de opstand van Willem van Oranje hadden aangesloten en op zee opereerden. Daarop sloten ook andere Hollandse steden zich – soms onder dwang – bij de opstand aan. Wat volgde was een periode van oorlog waarin Spaanse troepen de opstandige steden door belegeringen op de knieën probeerden te

14

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 14

06-03-17 12:58


Het ontzet van Leiden door de Watergeuzen in 1574. Prent door Frans Hogenberg, 1574-1576 (Rijksmuseum Amsterdam) krijgen. Hier wreekte zich het open karakter van Den Haag. Het dorp had geen omwalling en lag als een ‘open vleck’ in het land: een onverdedigbaar doelwit. Daarom verruilden het Hof van Holland en de Rekenkamer het kwetsbare Den Haag voor het veilige Rotterdam. In meerderheid bleven de leden van deze instellingen trouw aan koning Filips II. Naarmate de Geuzen terrein wonnen en ook Delft zich bij de Opstand aansloot, verlieten zij eind juli de Maasstad om via Amsterdam naar Utrecht uit te wijken. Een Amsterdamse kroniekschrijver tekende op dat ‘de heren van het Hof uit Den Haag’ in Amsterdam waren aangekomen met hun ‘vrouw, kinderen, kleding, kleinoden en al hun juwelen, want die heren durfden het niet langer uit te houden in Den Haag uit vrees voor de geuzen, door wie zij dachten ieder moment overvallen te worden’. Niet veel later viel Den Haag inderdaad in handen van de Geuzen.

Inval met 130 man In de daaropvolgende jaren werd het dorp beurtelings bezet door Spaanse troepen en Geuzenlegers. Hoe eenvoudig Die Haghe kon worden ingenomen, valt te lezen in een kroniek van de Spaanse militair don Bernardino de Mendoza. Hij beschrijft hoe in 1574, tijdens de voorbereidingen op het Tweede Beleg van Leiden, kapitein Luis de Gaytan erin slaagde met slechts 130 man Den Haag in te nemen. Via de Bospoort op het Voorhout trokken zij het dorp binnen. Aangekomen bij de Plaats viel Gaytan de vijand aan ‘en met haakbusvuur joeg hij ze op de vlucht naar Delft.’ In een vloek en een zucht was Den Haag weer in Spaanse handen. Interessant is verder wat De Mendoza meldt over de warme ontvangst door de Haagse bevolking. Er was ‘veel vreugdebetoon en tevredenheid bij die van Den Haag, want de meerderheid van hen is katholiek en wil zich onder de gehoor-

zaamheid van zijne majesteit zien en om dat te bereiken deden ze al het mogelijke. Want de vrouwen droegen onder hun “hucas” [huiken] – dat zijn mantels die ze dragen als ze het huis verlaten – kruit, touw en eten voor de Spanjaarden […].’ Ondertussen deden de gevolgen van opeenvolgende bezettingen door vreemde troepen zich voelen. In steeds grotere aantallen sloegen inwoners op de vlucht. Deels had dat te maken met politieke omstandigheden. Wie al te duidelijk partij koos, kon zich bij een

De Haagse bevolking gaf de Spanjaarden een warme ontvangst

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 15

15

06-03-17 12:58


volgende wisseling van de macht maar beter uit de voeten maken. Daarnaast was ook de aanwezigheid van soldaten een reden om Den Haag te ontvluchten. Inwoners waren verplicht soldaten onderdak te bieden en mee te betalen aan hun eigen bezetting. De milities zorgden bovendien voor een constante dreiging van geweld en plundering. Tot overmaat van ramp brak in 1573 ook de pest uit, die een op de twintig inwoners het leven kostte. En vele toch al bouwvallige huizen zullen zijn verwoest toen het dorp in 1576 werd getroffen door een aardbeving en een storm.

Dreiging uit Delft Het ontzet van Leiden in 1574 betekende het definitieve vertrek van de Spaanse troepen uit Den Haag, maar het gevaar was nog niet geweken. Ditmaal vormden niet soldaten maar stadsbestuurders van het naburige Delft de grootste bedrei-

16

ging. Die stad was inmiddels de zetel van de opstandige regering geworden. De teruggekeerde stadhouder Willem van Oranje had er zijn intrek genomen in het Prinsenhof en ook een nieuw opgericht Hof van Holland en Rekenkamer zetelden in Delft. Uit angst de nieuwe status van bestuurscentrum te verliezen, deden de Delftse afgevaardigden in de Staten van Holland een radicaal voorstel: Den Haag – of wat daar nog van over was – zou met de grond gelijk gemaakt moeten worden. De ‘open vleck’ was toch niet te verdedigen en vijandige troepen zouden het eenvoudig weer als uitvalsbasis kunnen gebruiken, zo luidde de redenering. De al langer bestaande rivaliteit tussen Delft en Den Haag bereikte in deze dagen een hoogtepunt. De gemoederen liepen zelfs zo hoog op dat op 30 mei 1575 Delftse en Haagse jongeren en kinderen, gewapend met stokken en staven,

massaal met elkaar op de vuist gingen. Den Haag was niet vertegenwoordigd in de Statenvergadering, maar de Haagse magistraten waren er als de kippen bij om de belangen van hun dorp te verdedigen. Interessant is dat zij argumenten gebruikten die wij vandaag de dag als city marketing zouden omschrijven. Den Haag bezat ‘de schoonheid en geneugtes […] als van een prieel, die haar gelijke in Europa niet heeft.’

‘Kap het Haagse Bos’ Het radicale voorstel van Delft haalde het niet. Toch kon de Haagse bevolking niet opgelucht ademhalen, want een nieuw voorstel van de Staten van Holland had vergaande gevolgen. Nu Den Haag aan de kant van de opstand tegen Spanje was gekomen, moest het daar ook aan meebetalen. De Staten stelden daarom voor om de vervallen Kloosterkerk aan het Voorhout te slopen en het

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 16

06-03-17 12:58


Gezicht op de Hofvijver. Op de Lange Vijverberg vindt een hagepreek plaats en op het Voorhout bevinden zich de troepen die direct na de Beeldenstorm de orde kwamen herstellen. Onbekende schilder, 1567 (Haags Historisch Museum)

Filips II, koning van Spanje, geportretteerd als laatste graaf van Holland. Onbekende schilder, ca. 1600 (Haags Historisch Museum)

gehele Haagse Bos te kappen. Met de opbrengsten kon de oorlogskas worden gevuld. Opnieuw kwam de Haagse magistraat in het geweer. Als een soort Heemschut avant la lettre betoogde het bestuurscollege dat nergens in Holland een godshuis te vinden was dat zo mooi, verheven, ruim, luchtig en ‘welbetimmerd’ was als de Kloosterkerk. Bovendien zou de sloop van dit gebouw ervoor zorgen dat de noordenwinden voortaan

Delft vond dat Den Haag met de grond gelijk moest worden gemaakt

vrij spel zouden hebben op de Kneuterdijk en het Voorhout. En dat waren nu juist de meest aantrekkelijke plekken om te wonen. Het verdwijnen van het Haagse Bos was een nog groter schrikbeeld. Uitvoering van het plan zou de ‘totale ruïnering’ van het verarmde dorp betekenen. Dankzij felle protesten, ditmaal ook van het Hof van Holland en de Rekenkamer, gingen de plannen niet door. Willem van Oranje vaardigde op 16 april 1576 de Acte van Redemptie (afkoop) uit waarmee het bos werd gered. De magistraat moest wel diep in de buidel tasten, maar kreeg voor elkaar dat het Haagse Bos werd vrijgekocht en dat het ‘tot geenen tijden’ verkocht mocht worden om te worden gekapt.

Jaloezie Na 1576 keerden de kansen voor Den Haag. Het Hof van Holland en de Rekenkamer keerden terug. De Staten van Holland, die tot dat moment in steeds wisselende steden vergaderden, kozen Den Haag voorlopig voor twee jaar als vaste vergaderplaats. Dat het dorp geen zitting had in die vergadering was nu juist een voordeel. Men koos voor het dorp ‘om alle jalousie onder de steden te verhoeden’. Na de Staten van Holland vestigden ook stadhouder Maurits, die in 1585 zijn

vermoorde vader Willem was opgevolgd, en de Staten-Generaal (1588) zich op het Binnenhof, gevolgd door nog meer landelijke bestuursorganen. Het dorp was niet alleen opnieuw machtscentrum van Holland geworden, maar transformeerde bovendien tot de landelijke bestuurszetel van de jonge Republiek der Verenigde Nederlanden. Bijna waren oorlog, pest, een storm en een aardbeving Die Haghe fataal geworden, maar het prieel had stand gehouden. De Gouden Eeuw kon beginnen. Lex van Tilborg is conservator van het Haags Historisch Museum Met dank aan dr. Raymond Fagel (Universiteit Leiden) voor het citaat van Bernardino de Mendoza

Verdieping • J. Smit, Den Haag in den Geuzentijd (1922) • J. G. Smit (red.) Den Haag. Geschiedenis van de stad. Vroegste tijd tot 1574 (2004) • Th. Wijsenbeek (red.) Den Haag. Geschiedenis van de stad. De tijd van de Republiek (2005)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 17

17

06-03-17 12:58


BEELDVERHAAL

Duitse soldaten rijden op ezeltjes op het Scheveningse strand, 19 mei 1940. Onbekende fotograaf (Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/ANP/Polygoon)

18

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 18

06-03-17 12:58


BEZETTE

STAD

Wat gebeurt er als je stad wordt bezet? Is het dan jouw stad nog wel? Hagenaars moesten van mei 1940 tot mei 1945 toezien hoe een vreemde overheerser de openbare ruimte in bezit nam. Beeld: Froukje Holtrop Tekst: Bas Kromhout

S

tel je het Binnenhof voor zonder politici. Overal soldaten, strak in het gelid. Het is geen Prinsjesdag, want de koninklijke familie is er niet meer. In plaats van de Gouden Koets komt een zwartgelakte limousine aangereden met aan boord een vreemde man die zich Reichskommissar für die besetzten niederländischen Gebiete noemt. In de Ridderzaal neemt hij op ceremoniële wijze alle macht in handen, ‘im Auftrag des Führers, Adolf Hitler’. Zo ging het eraan toe op 29 mei 1940. Twee weken eerder had het Nederlandse leger gecapituleerd. Koningin Wilhelmina was naar Londen gevlucht, Paleis Noordeinde leeg achterlatend. De ministers gingen dezelfde weg en de Tweede Kamer vergaderde niet meer. De buitenlandse diplomaten dropen ook af. ‘Van alle vreemde talen, die men in Den Haag kon horen spreken, is er maar één overgebleven…’, schreef burgemeester Salomon de Monchy. Zelf werd hij door de Duitsers ontslagen. Op de opengevallen plekken installeerde zich de bezetter. Reichskommissar Arthur Seyss-Inquart vorderde landgoed Clingendael als persoonlijke ambtswoning. Hij hield kantoor aan het Plein, net als Wehrmachtbefehlshaber Christiansen en Höhere SS- und Polizeiführer Rauter. De Witte Sociëteit werd een Duits casino; in luxe hotels zoals Des Indes werden generaals ingekwartierd. In de Koninklijke Schouwburg – omgedoopt tot ‘Stadsschouwburg’ – speelde een Duits toneelgezelschap. Ook op straat kon de Hagenaars niet ontgaan wie hun nieuwe meester was. Duitse militairen hielden regelmatig parades ter ere van hoge bezoekers uit Duitsland of om nieuwe lichtingen vrijwilligers voor het Oostfront uit te zwaaien. Het was alsof zij met elke dreunende ganzenpas zeggen wilden: ‘Den Haag is nu van óns’.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 19

19

06-03-17 12:58


Nazileuzen op de synagoge in de Wagenstraat. Foto van H.G.L. Schimmelpenningh, 1941 (Haags Gemeentearchief)

Duitse tank in de Klaverstraat. Foto van L.H. Zieck, 15 mei 1940 (Haags Gemeentearchief)

Verdedigingswerken aan de Scheveningse Strandweg, 1945 (Haags Gemeentearchief)

Wegwijzers van de Duitse Wehrmacht op de Vijverdam, hoek Buitenhof, juni 1941 (Haags Gemeentearchief)

20

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 20

06-03-17 12:58


Duitse erewacht op het Binnenhof bij de installatie van Reichskommissar Seyss-Inquart. Foto van H.A.W. Douwes, 29 mei 1940 (Haags Gemeentearchief)

Duitsers versperren de toegangspoort van het Binnenhof. Foto van J.C. van Tussenbroek, mei 1940 (Haags Gemeentearchief)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 21

21

06-03-17 12:58


Hagenaars kijken naar marcherende Duitsers op het Plein. Onbekende fotograaf, 1940 (Haags Gemeentearchief)

Nazi-kopstuk Heinrich Himmler op de Plaats, 17 mei 1942. Onbekende fotograaf (NIOD, Amsterdam)

22

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 22

06-03-17 12:58


Oorlogspropaganda voor het Vredespaleis. Foto van H.G.L. Schimmelpenningh, 21 juli 1941 (Haags Gemeentearchief)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 23

23

06-03-17 12:58


Varen tussen stad en strand

De Willemsvaart organiseert (sinds 2009) boottochten op de 16e en 17e eeuwse Haagse grachten en de 19e eeuwse kanalen naar zee. Varen is dagelijks mogelijk tussen 11.00 en 23.00 uur. U kunt met de Willemsvaart naar de kust, de haven, Clingendael en de mooie parken aan de Randen van de oude stad (Zuiderpark en Westbroekpark). Voor meer informatie kunt u terecht op www.willemsvaart.nl (of een mail sturen naar info@willemsvaart.nl) Tijdens de werkzaamheden aan de Koningskade/Raamweg (april t/m juni) zet de Willemsvaart de SpitsRelax in. Vaarten van Centraal Station naar Madurodam, met de mogelijkheid om ook bij de Dr. Kuyperstraat en de Riouwstraat in- of uit te stappen.

www.willemsvaart.nl

Historische stadswandelingen met gids

Huygens’ Hofwijck 375 jaar! 1642-2017

Keuze uit 24 stadswandelingen, waaronder het centrum met Binnenhof en het oude dorp Die Haghe, diverse wijken in Den Haag en Scheveningen. Ook rondleidingen met speciale thema’s, zoals de Hofjes, Jugendstil en de wandeling Mondriaan De Stijl. Het hele jaar door, op ieder gewenst moment, ook in diverse talen. Duur plm. 1½ uur. € 4,- p.p. Tenminste 4 personen of minimum tarief € 16,-. Maximaal 15 personen.

Zie www.hofwijck.nl voor tentoonstelling en evenementen

IMPACT VAN DRUKPERS EN SOCIALE MEDIA 24 feb t/m 21 mei 2017 Museum Meermanno | Huis van het boek www.meermanno.nl

JAA

R

Vrijwillige Professionals

Meer informatie en reserveringen Gilde Den Haag Riviervismarkt 2, 2513 AM Den Haag 070 356 12 81 (ma. t/m vr. 9.30 - 12.30 uur) info@gildedenhaag.nl www.gildedenhaag.nl

Gilde Den Haag maakt deel uit van de Stichting Haagse Historie & Erfgoed 24

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 24

06-03-17 12:58


MINGELEN

Vreemde smetten FOTO: PUCK SOETENS

W

ien Neêrlands bloed door d’aderen vloeit / Van vreemde smetten vrij… Wordt het tijd om dit oude volkslied van de dichter Hendrik Tollens (1780-1856) uit de mottenballen te halen? Het sluit in ieder geval goed aan op de golf van patriottisme die sinds kort het Binnenhof overspoelt. De burger heeft in deze turbulente tijd met Trump, Brexit en de vluchtelingencrisis kennelijk behoefte aan nationaal houvast, en de Nederlandse politieke partijen willen hem dat graag bieden. Dat is wel eens anders geweest. Nationalisme en vaderlandsliefde waren nog niet eens zo lang geleden verdachte begrippen, zeker als ze in verband gebracht werden met het ‘Eigen volk eerst’ van de extreemrechtse politicus Janmaat in de jaren tachtig. Maar ook in 2007 scoorde de afvallige VVD-politica Rita Verdonk met haar Trots op Nederland nog maar weinig succes. Ze haalde geen enkele zetel. Dat is inmiddels veranderd. Het Patriottisme 2.0 is helemaal hot. Wilders ziet ‘een patriottische lente’, Asscher ‘progressief patriottisme’, Buma ‘gezonde vaderlandsliefde’, Klaver ’een nieuw soort nationale trots’ en Rutte zegt kort en bondig: ’We leven in een gaaf land’. Dit gave land werd in 1815 na de val van Napoleon met dat andere gave land België samengevoegd tot het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden. Een nieuw volkslied moest de nationale identiteit symboliseren. Koning Willem I liet een prijsvraag uitschrijven en Tollens won met Wien Neêrlands bloed. In 1817 werd het officieel tot volkslied verheven. Het was de eerste jaren zo populair dat overal waar de inmiddels beroemde Tollens verscheen de aanwezigen

opstonden om het lied aan te heffen. Nadat Tollens in 1856 overleden was in zijn huis aan de Herenstraat 67 in Rijswijk (nu het Tollenshuis, waarin het Museum Rijswijk is gevestigd) verloor zijn volkslied aan populariteit. De Oranjes hielden meer van het oude Wilhelmus en de zinsnede ‘van vreemde smetten vrij’ raakte omstreden. Die strofe sloeg oorspronkelijk op de Franse overheersing, maar latere generaties vonden dat het te veel naar racisme riekte. Het treurige voor Tollens was dat hij zelf een andere tekst had bedacht: ‘Van vreemde vonden (ideeën) vrij’, maar dat vond de keuringscommissie niet krachtig genoeg. Overigens luidde zijn eerste regel ook iets anders dan er later van is gemaakt. Hij schreef: ‘…in de aders vloeit’. Na jarenlang gesteggel besloot de regering in 1932 dat het Wilhelmus voortaan het officiële volkslied zou zijn. Maar Tollens’ schepping is niet geheel vergeten. In 2010 gebruikte de dichter des vaderlands Ramsey Nasr het oude lied om een felle aanklacht te publiceren tegen racisme en vreemdelingenhaat. Neerlandica en volkslieddeskundige Lotte Jensen keek bij de viering van 200 jaar Koninkrijk in 2015 vreemd op toen zij op de Amstel het originele Wien Neêrlands Bloed hoorde uitvoeren. ‘Ik schrok ervan, dacht dat dat in deze tijd wel commotie zou geven, maar dat gebeurde niet.’ Alleen in de krochten van rechtse websites als GeenStijl wordt wel eens bepleit om het Wilhelmus weer door Wien Neêrlands Bloed te vervangen. Juist het ‘Van vreemde smetten vrij’ valt goed in die kringen. Deze wens is gelukkig nog niet tot de politieke bovenwereld doorgedrongen. Dat zou ook een smet op het nieuwe patriottisme werpen.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 25

25

06-03-17 12:58


HAAGSE HELD

LILIAN DUCELLE

SCHUTSVROUW VAN HET INDISCHE Door Wim Willems

Z

ij vond dat ‘het Indische’ meer was dan de Late, Late Lien Show van Wieteke van Dort, die op de televisie inspeelde op de nostalgie van kijkers met een reiskist vol tropische herinneringen. Ook de Indische tantes van Yvonne Keuls vonden in haar ogen nauwelijks genade. Allemaal clichébeelden om de Hollandse goegemeente te behagen. De meningen van Lilian Ducelle konden gepeperd zijn, en ze liet nooit na om die luidkeels te verkondigen. In de geest van haar echtgenoot Tjalie Robinson (pseudoniem voor de NederlandsIndische journalist en schrijver Jan Boon) heeft zij vanuit het woon- en werkhuis op de Prins Mauritslaan 36 enige tientallen jaren de fakkel van de Indische cultuur brandend gehouden. In haar ogen voelden alleen mensen die in de voormalige kolonie waren opgegroeid aan waar het echt om ging. Zij waren degenen die de AziatischEuropese mengcultuur die in de tropen was ontstaan, moesten introduceren in het land achter de dijken. Maar de Nederlandse samenleving in de jaren vijftig wendde zich na het verlies van de kolonie van het verleden af. Het leven overzee werd nauwelijks meer gekend en alleen op een stereotiepe manier onder de aandacht gebracht. Daar verzette Lilian zich tegen met een felheid die vriend en vijand geregeld verbaasde. Maar er stond werkelijk iets op het

26

spel. Zowel haar eigen bestaan en dat van haar familie als van haar lotgenoten uit de Oost. Hun manier van leven raakte in de verdrukking, terwijl die onmiskenbaar deel uitmaakte van de westerse geschiedenis. De band tussen Nederland en Indonesië was eeuwenoud en verdiende erkenning. Met die missie groeide zij uit tot een markante schutsvrouw van het Indische leven. De stem van haar generatie mocht niet verloren gaan.

Naamsverandering Als Lilly Mary Hermine van Zele werd zij op 7 december 1919 in Sitoebondo op Oost-Java geboren. De ambtenaren van de burgerlijke stand die haar midden jaren vijftig in Nederland inschreven, hadden nogal wat moeite met die dubbele ‘l’ in haar voornaam. Ze hebben die toen ter plekke veranderd in ‘Lily’. Nieuwkomers moesten zich aanpassen, zelfs als ze uit de eigen kolonie kwamen. De vrouw die toen reeds een half mensenleven en twee oorlogen achter de rug had, besloot er haar schouders over op te halen. Haar bestaan had al zoveel ongewone wendingen genomen, dat zij besloot geen woorden te verspillen aan de kille bemoeizucht van Hollandse ambtenaren. Zij groeide op in een gezin met trotse Indische ouders, die hun drie kinderen opvoedden tot zelfstandige en ondernemende burgers. In huize Van Zele draaide alles om muziek en

mode. Talent werd er serieus genomen, zozeer zelfs dat het hele gezin naar Nice verhuisde om de zoon des huizes een opleiding tot concertpianist te laten volgen. Van dat Europese intermezzo keerde vader terug als volleerd violist en moeder als erkend couturière. Dochter Lilly koos al vroeg voor het pad van de boeken. Lezen en schrijven, en liefst de

Ze verzette zich tegen de stereotypen journalistiek in. Dat was geen voor de hand liggende carrière voor een Indisch meisje in het vooroorlogse Indië. Maar eigenzinnigheid vormde al vroeg haar eerste natuur. Niemand kan zonder rolmodellen. Lilly had een tante in Malang die de hoofdredactie voerde over de grootste lokale krant. Daar mocht ze beginnen. Een jaar later maakte zij de overstap naar Soerabaja, waar ze de kans kreeg een aantal jeugdkranten te verzorgen. De rubrieken in die bladen waren gericht op educatie en vermaak. Die formule zou als een soort blauwdruk gaan fungeren voor de journalistieke loopbaan van Lilly van Zele. Voor welk blad ze ook werkte en op welk publiek ze zich ook richtte - jongeren, vrouwen,

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 26

06-03-17 12:58


militairen of Indische leeftijdgenoten – ze koos altijd voor voorlichting met een kwinkslag.

Oorlogscorrespondent De Tweede Wereldoorlog en de erop volgende Indonesische vrijheidsstrijd zorgden voor diepe breuken in haar familie en haar carrière. Toch duurde het niet lang voor zij, als enige vrouw in de archipel, aan de slag kon als oorlogscorrespondent. De troepen achterna met alleen een notitieblokje op zak. Ze kwam te werken bij het blad Wapenbroeders, dat een spreekbuis wilde zijn voor de gestuurde soldaten uit Nederland. Hier leerde zij hoofdredacteur Jan Boon kennen, die toen nog getrouwd was, maar met wie zij vijf jaar later op Borneo in het huwelijk trad. Boon, die al drie kinderen had, nam in die tijd het schrijverspseudoniem Tjalie Robinson

aan, terwijl Lilly haar stukken begon te ondertekenen als Lilian Ducelle. Nadat Indonesië eind 1949 onafhankelijk was geworden, schreven beiden voor het populaire dagblad De Nieuwsgier in Jakarta. Dat bleven ze doen tot het bestaansrecht van een krant voor een Nederlandstalig publiek in de nieuwe republiek nauwelijks meer viel te verdedigen. Eind 1954 werd het de hoogste tijd om, in het kielzog van ruim 300.000 Indische Nederlanders, met het hele gezin de boot te nemen naar een voor Lilian onbekend vaderland. ‘Lilian’ en ‘Tjalie’ kwamen met de kinderen tweehoog op een flat in Amsterdam-Slotermeer te wonen. Zij wilde meteen weer aan de slag in haar métier, maar op het Arbeidsbureau wilde men daar niet van horen. Journalistieke ervaring in Indonesië vond men iets anders dan werken voor een Hollandse krant:

‘Hier spreken ze alléén Nederlands’. Zij besloot haar masker van oosterse berusting op te zetten en aanvaardde een baan bij de Sociale Verzekeringsbank. Wel bezwoer ze zichzelf niet in Nederland te blijven. Net als zo’n zestig procent van haar Indische lotgenoten wilde ze liefst zo snel mogelijk weg uit het land waar de zon altijd schuilging achter loodgrijze luchten. In 1962 slaagden Lilian en Tjalie erin naar Californië te emigreren, maar al na vier jaar keerde het gezin terug, omdat Jan zijn Indische lijfblad Tong Tong van de ondergang wilde redden. Ze vestigden zich in Den Haag, waar zij na zijn vroege dood in 1974 de redactionele leiding over het blad overnam. Met de jaren ontwikkelde zij zich tot een vraagbaak voor Indische zaken. Of het nu ging om literatuur, mode, oosterse gerechten of de kalender van goede en slechte dagen, zij deed er gevraagd en ongevraagd haar zegje over. Met het verstrijken van de jaren raakte haar zicht steeds meer beneveld, maar ze bleef tot op hoge leeftijd verhalen dicteren. Al in de jaren tachtig zei ze dat Den Haag niet langer ‘de weduwe van Indië’ was. Maar tot haar dood in de zomer van 2013 bleef zijzelf wel de meest spraakmakende Indische weduwe van Nederland. Wim Willems is schrijver en hoogleraar sociale geschiedenis aan de Campus Den Haag.

Serie Haagse portretten Wim Willems schreef het boek Hagenezen die er mochten wezen (uitgeverij De Nieuwe Haagsche, 2016), een bundeling van 85 portretten van bijzondere mannen en vrouwen. In deze rubriek Haagse Held zet hij de serie voort. Elk kwartaal lees je hier een gloednieuw portret. Het boek is voor € 24,50 te bestellen via www.denieuwehaagsche.nl.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 27

27

06-03-17 12:58


MIDDELEEUWEN

364 baby’s voor Margaretha ‘Bevallen van evenveel kinderen als er nog dagen zijn in het jaar’. Het was de vloek waarmee de Hollandse gravendochter Margaretha van Henneberg in de dertiende eeuw werd gestraft. In de Abdijkerk op Loosduinen wordt tot vandaag de dag het verhaal over haar 364 kinderen levend gehouden. Waar komt dat verhaal vandaan? En wie was Margaretha? Door Ronald van der Spiegel

O

p een kwade dag loopt Margaretha, dochter van de graaf van Holland, een bedelares tegen het lijf. De vrouw heeft een tweeling bij zich. Zij vraagt om een

aalmoes. Maar ze krijgt niets, want in de ogen van Margaretha moet de bedelares onkuis zijn geweest. Volgens de gravendochter is het niet mogelijk dat een vrouw meer dan één kind tegelijk krijgt

van één enkele man (‘seggende dattet niet mogelic en waer meer dan een kint van eenen man tot eenre mael te mogen ontfangen’). De bedelvrouw wordt boos. Ze vraagt God om Margaretha evenveel kinderen te geven als er dagen in het jaar zijn. En zo gebeurt het ook. In haar kasteel in Loosduinen bevalt Margaretha in één keer van 364 kinderen. De jongens krijgen allemaal de naam Jan en de meisjes worden Elizabeth gedoopt. Er zijn veel versies van deze legende bewaard gebleven. In één daarvan sterft Margaretha samen met al haar kinderen, in een andere pas jaren later. Soms wil het verhaal dat zij 365 kinderen krijgt, soms 364. Dat laatste waarschijnlijk om ervoor te zorgen dat er evenveel meisjes als jongens worden geboren. De oudste vermelding van de legende staat in een laat-veertiende-eeuwse bron. Omtrent 1410 schreef de kroniekschrijver ‘den Clerc uten laghen landen’ een uitvoerige versie. Kort daarop nam een Duitser het verhaal van de miraculeuze geboorte in Loosduinen in zijn kroniek op. Ook latere kroniekschrijvers vermeldden de legende. Tot in Spanje toe werden over Margaretha en haar kinderen liederen geschreven en gezongen.

Bedevaartsoord

Wandbord met de twee doopbekkens in de Abdijkerk (Reliwiki.nl)

28

Het verhaal van de wonderbaarlijke geboorte maakte Loosduinen beroemd in heel Europa. Toeristen kwamen van heinde en verre naar het dorp om zich ter plekke op de hoogte te stellen. Bijvoorbeeld de zestiende-eeuwse Italiaanse geschiedschrijver Ludovico Guicciardini, die erover schreef in zijn herhaald uitgegeven reisverslag. Ook de Engelse kroniekschrijver Samuel Pepys ging in 1660 zijn licht opsteken in Loosduinen. In zijn dagboek schreef hij: ‘De bekkens

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 28

06-03-17 12:58


waarin de jongetjes en meisjes zijn gedoopt prijken boven een groot bord dat aan de muur hangt, met daarop het hele verhaal in het Nederlands en het Latijn’. Precies zo hangen de doopbekkens er in de Loosduinse Abdijkerk nog steeds bij. Het zijn zestiende-eeuwse vervalsingen. Overigens waren er ook toen al mensen die niets van het wonder geloofden, zoals de beroemde humanist Desiderius Erasmus. Maar Erasmus lijkt de uitzondering te zijn. In de zeventiende eeuw woonde op Loosduinen de dichter Jacob Westerbaen. Hij dichtte: Waerom hier menigh wijf gegaen komt of gereden Die vruchtbaer hoopt te zyn en haest met kind gemaeckt So maer haer handschoen een van dese beckens raeckt Loosduinen zou dus een bedevaartsoord zijn geweest voor onvruchtbare vrouwen. Wat daarvan waar is, weten wij niet. Feit is dat eind veertiende eeuw een kinderloze gravin van Holland, Margaretha van Kleef, herhaaldelijk op bedevaart ging naar het klooster Loosduinen. Maar in de bronnen staat niet de reden vermeld. Deze latere Margaretha ging ook in ’s-Gravenzande en Eikenduinen op bedevaart, en in 1400 vierde zij in Loosduinen carnaval. Het plaatselijke klooster was waarschijnlijk niets meer

De kraamkamer van Margaretha van Henneberg. Gravure van een onbekende kunstenaar (Haags Gemeentearchief)

Tot in Spanje zong men liederen over Margaretha of minder dan een aantrekkelijke plek om te bezoeken. Elf jaar later bracht Jacoba van Beieren, toen nog een meisje van tien, een bezoek aan het klooster. Gezien haar leeftijd kan dit geen bedevaart zijn geweest om te bidden voor een zwangerschap. De legende was een verzinsel, maar Margaretha heeft echt geleefd. Zij werd in 1234 geboren als jongste dochter van

graaf Floris IV van Holland en Machteld van Brabant. Uit dit huwelijk kwamen vijf of zes kinderen. De beroemdste was graaf Willem II van Holland. Vader Floris sneuvelde op 24-jarige leeftijd bij een toernooi en moeder Machteld voedde daarna de halfweesjes op in ’s-Gravenzande, waar zij een hof bezat. Zij stierf daar in 1267. Margaretha en haar oudere zus Aleida kregen vervolgens

Ambitieuze echtgenoot

Samuel Pepys. Schilderij van John Hayls, 1666 (Wikimedia Commons)

Margaretha’s echtgenoot Herman was graaf van Henneberg, een graafschap in Thüringen. Hij werd waarschijnlijk in 1224 geboren, trouwde in 1249 met Margaretha en stierf in 1290. De ambitieuze Herman probeerde in 1247 koning van Duitsland te worden, maar hij legde het af tegen Willem II van Holland. Na diens overlijden in 1256 probeerde Herman het opnieuw en weer mislukte het. In de periode 1273-1281 ondernam Herman pogingen om na het eventuele overlijden van graaf Floris V erfgenaam van Holland te worden. Ook dat mislukte. Uiteindelijk deed Herman afstand van zijn eventuele erfrechten op Holland aan zijn schoonzoon Otto van Brandenburg, gehuwd met Jutta, de enige historisch bewijsbare dochter van Margaretha en Herman. Herman en Margaretha hadden slechts één bewijsbare zoon, Poppo, die zijn vader opvolgde en al in 1291 kinderloos stierf. Margaretha en Herman zouden nog een derde kind hebben gehad, ook Herman geheten, die op 24 oktober 1250 in Loosduinen zou zijn begraven. Kinderen met de namen Elizabeth en Jan komen alleen voor in de legende.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 29

29

06-03-17 12:58


MUZIKAAL THEATER Lezingen Rondleidingen Slot-arrangement WWW.LICHTOPLOOSDUINEN.NL

Geniet van prachtige muziek in het oudste gebouw van Den Haag

Abdijkerk Willem III straat 40

Het Loosduins Museum houdt de historie levend! Informatie over 

de geschiedenis van Loosduinen met vondsten uit de Romeinse tijd

Iedere derde zondag van de maand om 15.30 een gratis concert.

In de zomer elke zondag om 15.30 een gratis orgelbespeling.

In november drie orgelconcerten bij kaarslicht.

En nog veel meer!

gegevens over de landgoederen, de tuinbouw, de middenstand en de wasserijen

 wisselende exposities van onderwerpen die Foto: Pieter Baak

betrekking hebben op het oude dorp Loosduinen. Loosduins Museum

Margaretha van Hennebergweg 2A 2552 BA Den Haag

www.abdijkerk.info Abonneer u op onze nieuwsbrief: ams@casema.nl ??????? o.v.v. ‘nieuwsbrief’. 30

www.loosduinsmuseum.nl Facebook.com/loosduinsmuseum

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 30

06-03-17 12:58


Klooster en kasteel De naam Loosduinen zou teruggaan tot de Romeinse tijd, al weet niemand wat er toen mee werd bedoeld. In de Late Middeleeuwen was Loosduinen de naam van een klooster (voor het eerst vermeld in 1230), van een dorp (voor het eerst vermeld in 1378) en van een gebied eromheen. In de veertiende eeuw gingen de graven van Holland er op jacht. Ook was Loosduinen de naam van een ‘villa’, waar een oudoom van Margaretha, graaf Dirk VII, in 1186 trouwde. Het Latijnse woord ‘villa’ is het best te vertalen als hof. Mogelijk heeft in dit hof Margaretha gewoond. Tegenover de Abdijkerk bevond zich vroeger volgens afbeeldingen op kaarten een heuvel genaamd Groene Berg. Deze is in de negentiende eeuw afgegraven. Op de heuvel zou een kasteel hebben gestaan, de verblijfplaats van Margaretha. ruzie over het erfdeel van Margaretha. Beide meisjes werden door hun broer Willem II ingezet bij diens spel om de macht. Aleida trouwde met Jan I van Henegouwen. Willem had een conflict met Vlaanderen en hoopte met dit huwelijk een bondgenoot te verkrijgen. Margaretha werd op een hoger plan ingezet. In 1247 probeerde Willem II koning van Duitsland (‘Rooms Koning’) te worden. Dat lukte uiteindelijk, maar hij was niet de enige kaper op de kust. Een andere pretendent was graaf Herman van Henneberg uit midden-Duitsland. Die werd uiteindelijk in 1249 afgekocht met de hand van Margaretha en een bedrag van vierduizend mark. Margaretha stierf op Goede Vrijdag in 1276 of 1277 en werd begraven in de Abdijkerk van Loosduinen. Zij liet wat stukken land bij het klooster na aan haar dienaressen Bertraad en Machteld,

die ze prompt verkochten aan een ander klooster. Dit is alles wat wij weten over de historische Margaretha.

het geval was geweest, had Margaretha de bevalling niet overleefd. Een andere verklaring is van tijdrekenkundige aard. In Holland verhoogde men destijds niet begin januari het jaartal met 1, maar op Pasen. Margaretha stierf op een Goede Vrijdag, misschien wel bij de bevalling van een tweeling. Met een grap kon dan worden gezegd dat zij toen evenveel kinderen kreeg als er nog dagen in het jaar waren. En dat verhaal kan een eigen leven zijn gaan leiden. Ronald van der Spiegel is historicus en doet al bijna twintig jaar archiefonderzoek naar middeleeuws Den Haag.

Blaasjes Waar komt die legende nu vandaan? Er zijn twee mogelijke verklaringen. Ten eerste een biologische. Bij een zwanger-

Erasmus geloofde niets van het wonder schap kan wat misgaan. Bij de placenta kan een zogenaamde mola hydatidosa onstaan, een streng blaasjes, soms wel honderden bij elkaar. Met wat fantasie zouden de blaasje voor kinderen zijn aangezien, aldus deze verklaring. Als dat

Een vrouw, waarschijnlijk de bedelares uit de legende, draagt twee kinderen. Naast haar loopt een derde kind. Ets van Gillis van Scheyndel, 1638 (Rijksmuseum, Amsterdam)

Verdieping • Els Kloek (samensteller), 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis (2013), p. 28-30, nr. 15 • J. Bondeson en A. Molenkamp, Eens door Euroop vermaard. Gravin Margaretha van Henneberg en haar 365 kinderen (1995) • W.E. den Hertog, De Abdij van Loosduinen. Cisterciënzerinnenklooster van 1229-1572 (1997) De abdij en het hof van Henneberg in Loosduinen. Tekening van Abraham Rademaker, ca. 1685-1735 (Rijksmuseum, Amsterdam) HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 31

31

06-03-17 12:58


KUNSTSTAD

Enkeltje Parijs via Den Haag Johan Barthold Jongkind (1819-1891) geldt als de grote voorloper van het Franse Impressionisme. Hij was bevriend met Claude Monet en Eugène Boudin. Edouard Manet noemde hem ‘de vader van het moderne landschap’. In Frankrijk wordt hij beschouwd als een Franse kunstenaar. Maar hij was een Nederlander, wiens artistieke vorming begon in Den Haag. Door John Sillevis

O J.B. Jongkind, aquarel van Charles Rochussen, 1843 (Gemeentemuseum Den Haag)

32

Jongkind werd in 1819 geboren in het Twentse dorp Lattrop, aan de grens met Duitsland. Hij was de zoon van een douanebeambte. Een jaar na zijn geboorte werd zijn vader overgeplaatst naar Vlaardingen. Daar groeide Johan op, onder de rook van Rotterdam. Toch raakte de adolescent Jongkind in de ban van een andere stad: Den Haag. Dat was niet alleen het regeringscentrum, maar gold ook als de culturele hoofdstad van Nederland. Daar wilde hij tekenlessen gaan volgen. Onder het koningschap van Willem I had het kunstonderwijs nieuwe impulsen gekregen en als gevolg daarvan was in 1821 in Den Haag de Stads Teeken Academie geopend, aanvankelijk ondergebracht in het Koorenhuis aan de Prinsegracht en vanaf 1839 in een statig gebouw met een fronton van een Griekse tempel aan de Prinsessegracht, op de plek waar nu de Academie van Beeldende Kunsten staat. Bart van Hove had de artistieke leiding, maar de belangrijkste kunstenaar van dat moment was de schilder Andreas Schelfhout. Deze was niet verbonden aan de Academie, maar had wel privéleerlingen, zoals Wijnand Nuyen. Jongkind, die al van jongs af aan een onmiskenbaar tekentalent aan de dag

legde, wilde niets liever dan leerling worden aan de Haagse Tekenacademie. In 1836 liet hij zich daar inschrijven. Hij vond onderdak bij een bevriende familie in de Sint Jacobstraat, achter de Nieuwe Kerk. Al spoedig sloot hij vriendschap met zijn medestudent Charles Rochussen. Later ging hij in hetzelfde huis wonen als Rochussen, aan de Amsterdamse Veerkade. Op aansporing van zijn moeder werd Jongkind ook leerling in het aan de Koninginnegracht gelegen atelier van Andreas Schelfhout, die in die jaren gold als de grote meester van het romantische landschap. Schelfhout adviseerde zijn leerlingen veel studies te maken in de vrije natuur, in de polders rondom de stad of op het strand en in de duinen.

Romantische landschappen Wijnand Nuyen, die met de dochter van Schelfhout was getrouwd, zal Johan zeker verteld hebben over zijn reis naar Frankrijk in 1833, waar hij kennis maakte met het werk van de romantische schilder Eugène Isabey. Deze was beroemd om zijn dramatische kustlandschappen in Normandië en Bretagne. Bij Nuyen zien we diens invloed terug in spectaculaire schipbreuken en andere scheepsrampen, die hij echter niet zelf had zien gebeuren. Voor een romantische kunstenaar was de fantasie belangrijker dan de exacte weergave van de werkelijkheid. Jongkind dacht hier anders over. Hij schilderde en tekende wat hij zag en voegde daar niets aan toe. Van onverwachte zijde kreeg Jongkind financiële steun om zijn talenten te ontwikkelen. Dat had hij te danken

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 32

06-03-17 12:58


Wintergezicht. Schilderij van J.B. Jongkind, 1846 (Gemeentemuseum Den Haag) aan zijn vriend Charles Rochussen, die goede connecties had aan het hof. Rochussen was bevriend met Ludolph van Bronkhorst, secretaris van de Prins van Oranje, de latere koning Willem III. Van Bronkhorst arrangeerde een audiëntie voor Jongkind bij de prins, die hem een jaarlijkse studiebeurs van tweehonderd gulden toekende.

Ruiterstandbeeld Intussen zorgde koning Willem II ervoor dat Jongkind een paar jaar later zijn vleugels kon uitslaan in Frankrijk. Als kunstliefhebber wilde Willem II het land graag verfraaien met nieuwe architectuur en beeldhouwwerken. In 1843 kreeg de koning het bericht uit Parijs dat een Franse beeldhouwer van Nederlandse komaf voor de jaarlijkse Salon een standbeeld van Willem de Zwijger als gipsmodel had ingezonden. De kunstenaar heette Emilien de Nieuwerkerke. Willem II ontbood hem naar Den Haag

en was onmiddellijk onder de indruk van het ontwerp van het ruiterstandbeeld van zijn roemruchte voorvader. Op 17 november 1845 werd het beeld plechtig onthuld op het Noordeinde,

Dankzij koning Willem II kon hij zijn vleugels uitslaan tegenover het koninklijk paleis. De koning had De Nieuwerkerke gevraagd om ter verhoging van de feestvreugde een aantal Franse kunstenaars mee te brengen. Eugène Isabey, die al enkele Hollandse thema’s in zijn schilderijen had verwerkt, maakte deel uit van deze groep. Tijdens de plechtigheden ontmoette Isabey zijn vakbroe-

der Andreas Schelfhout. Hij vroeg hem of hij wellicht een leerling had die zou kunnen profiteren van een studieperiode in Parijs. Schelfhout besloot onmiddellijk Jongkind voor te stellen. Toen Isabey later wat werk van Jongkind onder ogen kreeg, was hij direct overtuigd. Jongkind kreeg Franse les en ontving opnieuw een koninklijke studiebeurs, waarmee hij zijn loopbaan in Parijs kon voortzetten als leerling van Isabey. In maart 1846 vertrok Jongkind naar Frankrijk, een reis die het begin werd van een groot artistiek avontuur. John Sillevis is kunsthistoricus en oudconservator van het Gemeentemuseum. In het Dordrechts Museum is vanaf 28 oktober 2017 de tentoonstelling ‘Jongkind en zijn vrienden’ te zien.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 33

33

06-03-17 12:58


RADIOPIRATEN

Schavuiten van de ether Midscheeps jaren zeventig waren ze er opeens in Den Haag: radiopiraten. Ze werden in no time ongekend populair, vooral dankzij de sterke band met de luisteraars. Maar toen de straffen zwaarder werden, ging voor de piraten de lol eraf. Door Paul Waayers

R

adio was in Nederland van oudsher een verzuild systeem van omroepen, die gelieerd waren aan een geloofsovertuiging dan wel politieke stroming. Aan dat bastion werd eind jaren vijftig geknabbeld in de internationale wateren voor de kust van Scheveningen. Daar ging in 1960 het voormalige lichtschip Borkum Riff voor anker. Aan boord bevond zich een heuse omroepzender, afgesteld op de 192 meter middengolf. De stationsnaam: Radio Veronica.

Een paar radiohandelaren en zakenlieden waren de initiatiefnemers. Ze hadden het idee afgekeken van het commerciële station Radio Mercur, dat vanaf 2 augustus 1958 populaire muziek en commercials uitzond vanaf het zendschip Cheeta 1 voor de Deense kust. Deze vorm van onversneden commerciële radio bleek lucratief, dus vandaar. De eerste uitzendingen vanaf de Borkum Riff werden al snel behoorlijk populair en in de jaren zestig nam de luisterdichtheid nog veel sneller toe. Het had

ook wel iets, een piratenzender die nota bene vanaf een schip uitzond op die onvoorspelbare Noordzee. Dat was andere – aanzienlijk avontuurlijker – koek dan het braaf-geaffecteerde Hilversum. Maar ondanks al die zilte radiovrolijkheid was er nog wel een ‘dingetje’: het Verdrag van Straatsburg dat een aantal West-Europese landen in 1965 had gesloten. Ratificering van dat verdrag zou de medewerking (lees: bevoorrading) aan zendschepen verbieden. En in feite de zeezender zowel op scheepsdiesel- als op provianderingsniveau droogleggen.

De bom

Zendschip Norderney van Veronica is gestrand op Scheveningen. Foto van H.W.J. de Jong, april 1973 (Haags Gemeentearchief)

34

Inmiddels hadden zich eind jaren zestig meerdere zendschepen voor de Nederlandse kust gemeld, waaronder de MEBO 2, het schip van Radio Nordsee International. Om al die drukte voor de Nederlandse kust wat af te remmen en zodoende het ratificatiegevaar wat te dempen, betaalde Veronica een groot bedrag aan Nordsee. Voorwaarde was dat die laatste zijn uitzendingen zou beeindigen. Dat deden ze inderdaad vanaf 24 september 1970. Op 19 februari 1971 hervatte Nordsee echter doodleuk zijn uitzendingen. Veronica zocht en vond een ‘mannetje’ die zo zijn eigen gedach-

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 34

06-03-17 12:58


Corbulo kijkt uit over het Julianaplein in Voorburg. Standbeeld van Albert Termote, 1961. Foto Bas Kromhout, 2016

Rob Candy en Moby Dick in Studio II van Radio Centraal. Onbekende fotograaf, 1975 (AD Haagsche Courant/Haags Gemeentearchief) ten had hoe die uitzendingen te staken. En zo ging er in de nacht van 15 mei 1971 een bom af op de MEBO 2. Die explosie had twee gevolgen. Allereerst een fikse brand op het zendschip. Het tweede gevolg was ratificatie door Nederland van het Verdrag van Straatsburg in januari 1974. Want tja, als zendschepen elkaar gaan bekogelen met bommen, dan werd

Er waren zenders met een eigen voetbalteam het toch wel heel erg piraterig, zo meende de overheid. Vanaf 31 augustus 1974 zwegen Veronica en Nordsee. Wat over bleef was de popzender van de publieke omroep, Hilversum 3 (later Radio 3, nu 3 FM). Hoewel… popzender? Het verzuilde omroepsysteem stond dat begrip een beetje in de weg. Het was meer een wonderlijk muzikaal

mozaïek waar programmatechnisch de progressieve popmuziek van de VARA en de psalmen van de EO in de Muzikale Fruitmand elkaars radioburen waren. Dus popzender?

Zwaar aan de radio Daar dachten in ieder geval wat jongens in Den Haag heel anders over. Iemand als Rob Candy bijvoorbeeld. Die begon gewoon een beetje voor de lol, ‘zijn’ Radio Centraal: live uitzendingen vanuit zijn ouderlijk huis aan de Loosduinseweg 619E met een 3 watt sterke zender op de 97 mHz FM-band oftewel kanaaltje 34. Die FM-band was overigens – in vergelijking met nu – een wat dunbevolkt gebied. Radio speelde zich toen nog voornamelijk af op de overvolle AM-banden, te weten de lange-, midden- en korte golf. Dus als je iets wilde, was de FM-band de meest geschikte plek. Vóór de komst van Radio Centraal werd er ook al aan piraterij gedaan, maar dat bleef bij het uitzenden van

een plaatje, een kwartiertje gekeuvel en dan ging het zendertje weer uit. De verdienste van Candy was dat hij ‘echte, want gepresenteerde’ radioprogramma’s uitzond op vaste tijden en zijn station verder en verder uitbreidde met dj’s en zendtijd. Dat smaakte in radiominnend Den Haag naar meer. Candy’s voorbeeld kreeg binnen een mum van tijd veel volgers. Zo waren er de zenders REVO (Regionale Vrije Omroep), Hofstad Radio, Radio Den Haag, Stad Radio, De HIRO (Haagse Illegale Radio Omroep), Radio City International, Eldorado, Telstar, Radio Pollux, Tonka Radio en ga zo nog maar even 140 stationsnamen verder. En ieder station kreeg meer en meer zijn eigen luisterpubliek: Centraal (volkszender), Radio City International (disco), Tonka Radio (kritische actiezender), HIRO (belhamel die graag tegen heilige huisjes schopte) en Hofstad Radio (die zich wilde ontwikkelen tot een journalistieke regionale omroep).

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 35

35

06-03-17 12:58


In een mum van tijd was Den Haag zwaar aan de radio. En het was ook verslavend. In die begintijd werden kosten noch moeite gespaard om maar in de lucht te komen én te blijven. En alles werd uit eigen zak betaald. Het moest immers leuk blijven. Bovendien was men in die tijd nog wat huiverig voor het uitzenden van commercials. Men vreesde dan een mogelijk fanatieker optreden van de opsporingsambtenaren der Radio Controledienst (RCD).

Gouden formule Wat was nu de reden dat die zenders zo populair werden? Naast het spannende illegale karakter was de diepe verankering in de Haagse samenleving een mogelijk plausibele verklaring. Het fenomeen verzoekplatenprogramma bijvoorbeeld, waarbij men tijdens een live-uitzending kon inbellen om de groetjes of felicitaties aan jan en alleman over te brengen en een plaatje aan kon vragen, bleek een gouden formule. Daarnaast hadden sommige zenders een eigen voetbalteam en die teams kwamen dan tegen elkaar uit. Echter door een uitbundig alcohol- en tabaksgebruik van de spelers wilde de spelsnelheid er soms niet echt inkomen. Daarnaast stonden sommige piraten op bijvoorbeeld de Rekreade of Parkpop. Ook verleende

Op sommige huizen prijkte een dertig meter lange zendmast een aantal luisteraars allerlei hand- en spandiensten. Door dit totaalpakket was de sociale impact van de stations enorm en je zou deze ontwikkeling de oervorm van de huidige sociale media kunnen noemen. Hoe sterk die band station-luisteraars was, bleek op 21 maart 1975. Die dag zou er een politie-inval ophanden zijn om Centraal uit de lucht te halen. Voor het bewuste pand op de Hoefkade verzamelden zich ruim honderd hondstrouwe en zeer boze Centraal-aanhangers. Ironisch detail:op dat moment zond het station de plaat I got you, babe van Sonny & Cher uit.

Nederlands Danstheater Wie een radiostation wil beginnen, behoeft een zender. En de Duitse firma Rohde & Schwartz maakte die. Maar hoe die zenders – in een tijd van strikte grenscontroles – over die Duits-Nederlandse grens gekregen? Heel eenvoudig. Je had gewoon even een connectie nodig die beschikte over de sleutels

van een vrachtauto met het opschrift Nederlands Danstheater. De kans dat zo’n wagen gecontroleerd werd, zou minimaal zijn, zo dacht men. En inderdaad mocht de ‘connectie’ bij de grens ongecontroleerd weiterfahren, waarna het ‘wereldje’ twintig krachtige Rohde & Schwartz-zenders rijker was. Maar met al die RCD-invallen raakte men in de loop der tijd toch een beetje door die voorraad heen. Hetgeen overigens een geheel nieuwe bedrijfstak inluidde. Ene Rien had in zijn ouderlijk huis in de Van Bylandtstraat een productielijn opgezet, waar constant zenders werden gebouwd. Bij een inval deed Riens moeder open, de politie doorzocht het huis en vond niks. Hoewel... niks? In de oven was een half afgebouwde zender verstopt. Op de opmerking van de opsporingsambtenaar: ‘Hé mevrouw, is deze al helemaal gaar?’antwoordde de moeder van Rien gevat: ‘Nou, ik geloof nog niet helemaal.’ Naast de RCD was er een tweede natuurlijke vijand van de piraten: de piraten zelf. Regelmatig werd gewag gemaakt van diefstal van zendapparatuur. En op de Goeverneurlaan, waar de Haagse landversie van Radio Caroline was gevestigd, keek de presentator op een dag na het openen van de voordeur recht in de loop van een doorgeladen pistool. De schutter in kwestie kwam even de zender ophalen. Excessen, maar toch.

Opgestoken middelvinger

Bob van Huet (Mister X), radioamateur en presentator bij Lokatel. Foto Cees Verkerk, 1988 (Haags Gemeentearchief)

36

Eenmaal in het bezit van een kloeke zender diende daar een minstens even kloeke zendmast op aangesloten te worden, want anders kon de zender zijn vermogen niet kwijt en blies hij zichzelf op. En dus prijkte op sommige huizen in Den Haag een dertig meter lange, roodwit gelakte zendmast op het dak, die bijna symbolisch als een reusachtige opgestoken middelvinger richting overheid leek te priemen. Hijskraanbedrijf Blans-

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 36

06-03-17 12:58


jaar spon daar garen bij. In opdracht van sommige piraten moesten zij die hoge zendmast op een dak takelen. Maar een tijdje later rinkelde bij Blansjaar vaak wéér de telefoon. Justitie aan de lijn. Of ze even een zendmast van een dak wilden halen. Het adres? Dat wisten ze bij Blansjaar nog wel. Moest in het begin alles ‘leuk’ (dus niet commercieel) blijven, na verloop van tijd kwam er een beetje de klad in deze opvatting. Een succesvolle zender verdiende 30.000 tot 50.000 per maand. De bingo-zenders, zoals Radio Dynamite, Apollo en Pompidou harkten een dergelijk kapitaal zelfs al in een week bij elkaar. Hoofdprijzen waren auto’s van 16.000 gulden. Aan de betrouwbaarheid van die bingo-uitslagen werd soms wat getwijfeld. Sommige namen vielen wel heel vaak in de prijzen. En ondertussen bereidde de overheid de komst voor van lokale en regionale omroepen op – jawel – de FM-band. Die moest dus ‘leeg’.

Zwaardere straffen Om die FM-band leeg te krijgen, werden de boetes hoger. En werd voorheen bij een inval alleen de zender in beslag genomen, nu verdwenen ook studioapparatuur en platen in de containers van de RCD. Maar er gebeurde meer. Door een wetswijziging werd etherpiraterij niet langer aangemerkt als een overtre-

De boodschap was simpel: stoppen, want anders… ding van de (toenmalige) Telegraaf- en Telefoonwet, maar als een misdrijf. Later konden de etherpiraten zelfs worden vervolgd wegens lidmaatschap van een criminele organisatie (artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht). Deze aanscherpingen genereerden veel zwaardere straffen en nieuwe opsporingsmogelijkheden. Wat dat laatste betreft: voordat een station werd aangepakt, werden nu eerst

Een kraan verwijdert de zendmast van Radio Hofstad van een huis aan de Laan van Meerdervoort. Foto Jos van Leeuwen, december 1981 (Haags Gemeentearchief) door een vooronderzoek alle medewerkers in kaart gebracht, alsook de studioadressen en uitzendlocaties. Daarna werden deze medewerkers uitgenodigd op het politiebureau voor ‘een goed gesprek’, waarin ze deze onderzoeksresultaten te horen kregen en met nadruk ook de strafmaat. De boodschap was simpel: stoppen, want anders… Kortom, het was met de juridische slagschaduw van Artikel 140 over het piratenwereldje helemaal niet leuk meer om nog verzoekplaatjes te draaien. Dat het de overheid ernst was, bleek in 1987. De RCD kwam in dat jaar maar liefst 269 keer in actie tegen 47 Haagse stations, waarbij 58 mensen werden geverbaliseerd.

Einde van een fenomeen

uit te houden, zoals Hofstad Radio. Maar ja, van vierentwintig uur non-stop stoer via de ether naar een paar uurtjes via de kabel, en dat ook nog in een bureaucratische omgeving. Dat was toch allemaal wel heel dunnetjes. En inderdaad niet leuk meer. En zo eindigde het fenomeen Haagse radiopiraat. Een fenomeen overigens dat zo’n eeuw geleden al was begonnen met radiopionier Idzerda, die te boek staat als de grondlegger van de huidige radio-omroep. Idzerda had weliswaar een zendvergunning, maar zijn eigenzinnige natuur zette hem ertoe aan het toegestane zendvermogen ruimschoots te overschrijden. Haagse etherpiraterij maar dan in de jaren twintig van de vorige eeuw. Het bestond. Toen al.

Als voorloper van Radio West en Radio Rijnmond was er Lokatel. Sommige piraten probeerden het daar nog even

Paul Waayers is journalist en radiofanaat.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 37

37

06-03-17 12:59


VITRINE

Dit is een selectie uit het actuele geschiedenisaanbod in de Haagse regio. Kijk voor een uitgebreide agenda op www.haagsehistorie.nl Door Michiel van der Mast

Adieu Indië Stichting Het Portret Spreekt brengt op historische bronnen gebaseerde toneelstukken over Erasmus, Hugo de Groot en andere spraakmakende personen rond de inrichting van de Nederlandse staat. Op 17, 19, 24, 26 maart en op 9 en 21 april wordt in MuZee Scheveningen een nieuw stuk opgevoerd: Adieu Indië, een historisch spel in scènes en liedjes dat het publiek meeneemt naar Nederlands-Indië. Het verhaal begint bij de kritiek van Multatuli op het Nederlandse koloniale beleid en eindigt met de soevereiniteitsoverdracht in 1949. Aan de ene kant herkenbaar en nostalgisch, aan de andere kant pijnlijk en confronterend. Het draait allemaal om het onvermijdelijke afscheid dat Nederland moest nemen van ‘Ons Indië’. Kaarten kunnen worden besteld bij de kassa van Muzee Scheveningen, Neptunusstraat 92 of via de website Muzeescheveningen.nl.

Wonder van Margaretha De wonderbaarlijke legende over Margaretha van Henneberg, de vrouw die zou zijn bevallen van 364 kinderen, heeft tot meer geleid dan een artikel in dit nummer. In de Abdijkerk in Loosduinen, waar in 1276 de kinderen gedoopt en vervolgens met hun moeder begraven werden, wordt op 12, 13, 19 en 20 mei de muzikale theatervoorstelling Het wonder van Margaretha en de geboorte van Den Haag opgevoerd. Onder de titel ‘Margaretha van Henneberg: de vrouw achter de legende’ geeft Ronald van der Spiegel op 8 april een lezing in het Haags Historisch Museum en op 20 april in Pulchri Studio. Emeritus-hoogleraar en middeleeuwenkenner Herman Pleij spreekt op 25 april in de Bibliotheek Loosduinen onder de titel ‘Botte Hollanders op het Binnenhof?’ over de Europese ambities van de graven van Holland. Via de website Lichtoploosduinen.nl zijn kaarten voor deze acti viteiten verkrijgbaar

Gek op Den Haag Zaterdag 8 april is de dag van de Haagse Geschiedenis met als motto ‘Gek op Den Haag’. De dag wordt georganiseerd door 35 instellingen en verenigingen die zich op uiteenlopende manieren bezighouden met de geschiedenis van onze stad. Op het Plein is van 11.00 tot 16.00 uur een historische markt, waar natuurlijk ook dit blad zich presenteert. Ter plekke zijn allerlei activiteiten voor jong en oud. Bij de kramen kunnen ook tickets worden gehaald voor rondleidingen, lezingen, boottochten, torenbeklimmingen en stadswandelingen. Voor expats is er een uitgebreid Engelstalig programma. Alle informatie is te vinden op: Dagvandehaagsegeschiedenis.nl.

38

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 38

06-03-17 12:59


Binnenhof in 3D Wie meer wil weten over de geschiedenis van het Binnenhof kan boeken lezen of met een rondleiding meegaan. Je kunt ook je eigen rondwandeling maken, zonder begeleiding van een gids, maar met een tablet die je voor 5 euro kunt huren bij de organisatie ProDemos. Het tablet gaaft in 3D een beeld van het Binnenhof in achtereenvolgens de jaren 1630, 1860, 1970 en 2016. Voor iedere periode

kun je achtergrondinformatie aanklikken, met politieke feiten, architectonische wetenswaardigheden en anekdotes, en met afbeeldingen van interieurs, bijvoorbeeld van de voormalige vergaderzaal van de Tweede Kamer of de Ridderzaal. Het bezoekerscentrum van ProDemos – ‘Huis van democratie en rechtsstaat’ – is gevestigd aan de Hofweg 1H. Voor meer informatie en vooraf reserveren: Prodemos.nl/bezoekerscentrum.

Arm en Rijk / Rijk en Arm Armoede is geen verleden tijd en moet nog steeds worden bestreden. Dat is het thema van een tentoonstelling, samengesteld door het Haags Gemeentearchief. De gemeente Den Haag en andere instanties die zich met armoedezorg bezighouden, hebben hieraan meegewerkt. Van de Ooievaarspas tot de Stichting Samenwerkende Sociale Fondsen en van de Stichting Leergeld tot de Voedselbank. De tentoonstelling is van 28 april tot 20 juli in het Atrium van het stadhuis te zien.

Wie wil weten hoe het rond 1900 met arm en rijk was gesteld, kan tussen 29 april en 3 september terecht in het Haags Historisch Museum. Thema’s als huisvesting, dagelijks leven en vrijetijdsbesteding komen aan bod en de tentoonstelling gaat nader in op de omvang die de kloof tussen arm en rijk ruim een eeuw geleden had, de successen die werden geboekt bij de armoedebestrijding en het veranderende denken over armoede.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 39

39

06-03-17 12:59


26 november 2016 – 9 april 2017 Korte Vijverberg 7, Den Haag

Laatste kans!

Tot en met 9 april 2017

Portretten van Jan van Ravesteyn De Gijselaar -Hin t zen fon ds

HaagseHistorie-nummer3-opmaak4.indd 40

06-03-17 12:59


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.