VERZIN, jaargang 10, nummer 3 (2014)

Page 1

toelating gesloten verpakking 2030 - Antwerpen X - P602624

INTERVIEW MET DE DICHTERS DES VADERLANDS Anne Vegter (NL) & Charles Ducal (B)

03

N° 2014

J aa rg a n g 9

HET TIJDSCHRIFT DAT JE AAN HET SCHRIJVEN ZET

5 euro

JULI-AUGUSTUS-SEPTEMBER

Driemaandelijks tijdschrift van

CREATIEF SCHRIJVEN VZW

DOSSIER POËZIE

DEBUTEREN ALS DICHTER

VERTALERS OVER HUN VAK

Peter Theunynck: ‘Dichters zijn de testpiloten van de taal’

Op zoek naar een uitgever. Of toch eerst een digitale springplank?

‘Je moet een beetje masochistisch zijn’


COLUMN

16

WINKELDOCHTERS Dimitri Bontenakel

K

erkvaders hebben het niet gemakkelijk. Hun handboek kan dan wel uitstekende verkoopcijfers voorleggen maar hun vacatures raken niet meer ingevuld en hun voorstellingen trekken weinig tot geen volk. Zonder roepingen geen personeel om kansels en kloostercellen mee te vullen, zonder parochianen geen eucharistie. Het is godgeklaagd maar de man in de straat vertikt het al een poos om zijn geloof te praktiseren. Enkel voor trouwpartijen, dopen en begrafenissen wil hij nog wel ’s een keertje ter communie gaan. Of paus Franciscus I het tij zal kunnen keren, valt af te wachten. Gelovigen dragen hem misschien op handen maar de oude krokodillen van de Romeinse curie lusten hem en zijn hervormingsdrang intussen rauw. Dichters hebben het evenmin gemakkelijk. Eerst dienden ze af te rekenen met die vermaledijde Coda-erfenis uit de jaren tachtig. Veertigplussers herinneren zich vast nog wel het programma waarmee de BRT haar televisieavond afsloot. De premisse: man in coltrui neemt plaats in kuipzetel, steekt sigaret op, nipt van glas wijn, kijkt boos in camera en leest voor. Door de culturele centra en achterafzaaltjes te verlaten en de straat op te trekken, maakten dichters komaf met dat imago. Sterker nog, net als de Panini-sticker, de moestuin en de koffiebar heeft de dichter anno 2014 een hipsterstatus verworven. Sonnetten verschijnen op gevels, trams en Boerentorens, verzen worden geslamd, gerapt en op muziek gezet, dichters meten zich een lelieblank-scharlakenrood alter ego aan en fluisteren hun zinnelijke zinnen vanachter een Venetiaans masker. Het is dan ook godgeklaagd dat hun bundels vaak winkeldochters worden. De man in de straat mag in het Felixpakhuis dan graag naar een met slow motionbeelden en elektroklanken opgeluisterde gedichtencyclus komen luisteren, hij vertikt het om zich achteraf een gedrukte en ingebonden versie van diezelfde cyclus aan te schaffen. Enkel als hij een trouwmisboekje, geboortekaartje of rouwbrief ter hand neemt, wil hij nog wel ’s een keertje een gedicht lezen. Kerkvaders en dichters voeren dus dezelfde strijd, zij het in omgekeerd evenredige zin. Hoog tijd om de krachten te bundelen. Hoog tijd dat onze aannemers in de letteren rond de tafel gaan zitten met de Vaticaanse aannemer in geloofsbelijdenissen. Praten over hoe er in den beginne het woord was, ideeën uitwisselen, plannen smeden. Kortom, tijd voor een rondje literair en evangelisch verantwoorde problem solving.

‘Net als de Paninisticker, de moestuin en de koffiebar heeft de dichter anno 2014 een hipsterstatus verworven’

12

EN VERDER

40

Locatie in de kijker: Rosario

44

Cursus in de kijker: ‘Schrijfbare Stad’

46

Nieuws

Charles Ducal & Anne Vegter

Workshop Slam Poetry met Sascha Reunes

24 SCHRIJFWERK

4 8

Wie is bang voor het vak van vertaler? Interview met Gouden Meeuw-winnares Marijke LJ Declercq: ‘Ik sta op en verlang naar het schrijven’

12

Workshop Slam Poetry

36

Letterfabriek: Begga Dom over het schrijven van fantastische kinderverhalen

42

POD-uitgeven: de beste tips and tricks

28 Poëzie uitgeven is een stiel

DOSSIER POËZIE: ‘VAN DEBUTANT TOT DICHTER DES VADERLANDS’

16

Dubbelinterview met de Belgische en Nederlandse Dichter des Vaderlands Charles Ducal en Anne Vegter: ‘Een eervolle opdracht’

22

Nieuwe stadsdichters Stijn Vranken en David Troch laten in hun kaarten kijken

26

Poëziecentrum-directeur Carl De Strycker: ‘Poëzie heeft de toekomst mee’

28

Poëzie-uitgeverijen op een rijtje

30

Digitale poëzie-initiatieven doorgelicht

32

Peter Theunynck: ‘Dichters zijn de testpiloten van de taal’

Peter Theunynck

30

3


SCHRIJFWERK

SCHRIJFWERK

Wie is bang voor het vak van literair vertaler?

Katelijne de Vuyst:

‘Vertalen blijft een voortdurende evenwichtsoefening, waar soms ook kunst- en vliegwerk aan te pas komt.’

‘JE MOET EEN BEETJE MASOCHISTISCH ZIJN’ Ze zijn de stille acrobaten van het boekenvak, de nijvere kameleons die aan anderstalige teksten sleutelen tot die hun geheimen prijsgeven. Als literaire vertaler moet je van alle markten thuis zijn: “Elke keer dompel ik me onder in een nieuwe wereld.”

Door Katrien Steyaert

Luk Van Haute

“A

ls je niet kan zwemmen, woon dan dichtbij de kust.” Zo klinkt de enigmatische aanwijzing voor toeristen op een bord naast een zwembad in Andalusië. Het klinkt gek in het Nederlands. Maar wie het Spaanse origineel kan lezen, begrijpt dat hij niet per se aan de kust moet wonen, maar gewoonweg dicht bij de rand van het zwembad moet blijven. In dit geval zorgen vertaalfouten voor hilariteit, maar veel vaker zijn ze een bron van ergernis, verwarring of misleiding. Luk Van Haute, fulltime

4

literair vertaler uit het Japans sinds 2005, merkte het al meer dan een keer. “Soms kloppen plaatsnamen in Tokio niet of, erger nog, zijn er hele stukken geschrapt. De Amerikaanse versie van Dans dans dans van Haruki Murakami telt honderd pagina’s minder dan mijn Nederlandse vertaling. In die Amerikaanse versie leest het hoofdpersonage een ‘tijdschrift’ en niet de ‘Playboy’ zoals er in het Japans staat, en de passage waarin de held een dertienjarig meisje een pina colada laat drinken, is verdwenen. Dat is regelrechte censuur. De nietsvermoedende, westerse lezer krijgt een compleet verkeerd beeld van het boek, de auteur en de hele Japanse cultuur.” Daar gaat het bij literaire vertalingen nochtans om: niet alleen woorden en zinnen, maar complete tijdvakken en contexten vertalen. “Je moet naar een boek kijken alsof het in een etalage staat waarin je ook alles voor, achter en rond het boek moet zien”, zegt Hilde Keteleer, al vijftien jaar vertaler van Duitse en Franse literatuur. “De research is de grote verrijking: elke keer dompel ik me onder in een nieuwe wereld en ga ik op zoek naar de juiste

terminologie van bijvoorbeeld duikers – in Nultijd van Juli Zeh. Voor de vertaling van Ik was het niet van Kristof Magnusson moest ik me verdiepen in de beurswereld en de plattegrond van Chicago.” Een slordige Amerikaan kan dus nog wat leren van zijn Vlaamse vakbroeders. Die mogen dan een bescheiden groep zijn, ze blinken uit in toewijding, nauwkeurigheid en stijlgevoel. “Vlamingen vertalen meer poëzie dan Nederlanders”, weet Keteleer, “waarschijnlijk omdat we onze taal beeldender gebruiken. Buiten die niche moeten we nochtans veel meer dan zij vechten voor opdrachten. Dat is de wet van de markt - meer Nederlanders kopen en publiceren boeken - en met onze Vlaamse constructies en belgicismen heeft de persklaarmaker meer werk.” Klopt, zegt Katelijne De Vuyst, de vrouw achter gewaardeerde vertalingen van werk van Olivier Rolin, Philippe Claudel en Patti Smith. Vorig jaar werd ze nog – samen met Katrien Vandenberghe - bekroond met de Europese Literatuurprijs voor haar vertaling van Limonov van Emmanuel Carrère. “Maar na achttien jaar heb ik me bijna

volledig aangepast. De eerste taak van een vertaler is zijn Nederlands goed onder de knie te krijgen, daar hebben ze tijdens mijn studies voldoende op gehamerd. Ook voor andere technieken zijn universitaire opleidingen belangrijk. Vertalen is een beroep dat je kunt leren.”

Proza temmen De Vuyst is net klaar met de vertaling van Escal Vigor, een roman uit 1899 van Georges Eekhoud. “Een Franstalige Antwerpenaar met een zeer gekunsteld taalgebruik. Ik heb er verklarende woordenboeken uit die tijd moeten bij halen en vroeg me voortdurend af: klonk deze zin in Eekhouds tijd normaal of toen al archaïsch? En hoe geef ik dat weer in het Nederlands zonder dat de lezer afhaakt? Vertalen blijft een voortdurende evenwichtsoefening, waar soms wat kunst- en vliegwerk aan te pas komt. Van Escal Vigor heb ik vier totaal nieuwe versies gemaakt vooraleer ik tevreden was. Tja, in dit vak moet je een beetje masochistisch zijn. Maar vaak is het even prettig als lastig. Als je vertaling even gebald en krachtig klinkt als het origineel, geeft dat veel plezier.” Het kost wel tijd. “En dat wordt onderschat. Een roman degelijk vertalen vraagt al snel vier tot zes maanden.

Bovendien moet een vertaler zelf veel kunnen lezen zodat hij feilloos stijlen en registers kan herkennen en gebruiken. In een boek uit 1920 zijn flashy, hedendaagse woorden uit den boze en moet een arbeider anders klinken dan een intellectueel.” “Ik heb net een bundel samengesteld met veertig Japanse verhalen (Liefdesdood in Kamara, ks) in evenveel registers”, zegt Van Haute. “Ik moest hard mijn best doen om mijn eigen stijl te onderdrukken en te zorgen dat niet alle verhalen van dezelfde hand lijken. Ik moet me, net als een acteur, helemaal inleven.” Als een kameleon, zegt De Vuyst. “Ik noem het mentale lenigheid: de capaciteit om je soepel aan te passen aan elke nieuwe stijl, aan elk nieuw universum en die te honoreren. Het is het boeiende aan de job, want telkens nieuw proza temmen wordt nooit saai.” Nog een pluspunt: maandenlang genieten van het gezelschap van een goed boek. De drie collega’s gebruiken er zonder blozen het woord ‘liefde’ voor. Literatuur als passie die hen tot vertalen inspireerde. “Het was altijd mijn droom”, zegt Keteleer. “Maar na mijn scriptie – een vertaling van Rilkes requiems – zei mijn begeleider: ‘Leef nu maar eerst twintig jaar en begin er dan nog eens aan.’ En inderdaad. Ik kreeg vaste jobs en kinderen en van vertalen kwam twintig jaar niets in huis. Maar het bleef sluimeren. Toen ik voor Deus Ex Machina een stuk uit een roman van Julia Franck mocht vertalen bood ik dat aan aan een uitgever. Niet veel later was ik vertrokken.”

Lang leve de vrijbuiter Ook voor Van Haute was het pad kronkelig. “In het kader van mijn doctoraat had ik twee novellen van Kenzaburo Oë vertaald en toen die kort daarna de Nobelprijs won verschenen mijn Nederlandse en Engelse vertalingen. ‘Geweldig’, dacht ik in mijn naïviteit, ‘nu ga ik veel geld verdienen.’ Maar door de zeer matige verkoop moest ik mijn ambities als literair vertaler opbergen. Pas tien jaar later belde de uitgever terug voor een vertaling van Yasunari Kawabata. Ik was net aan het herbronnen - dat doet een mens al eens op zijn veertigste - en de opdracht kwam als geroepen. De boekopdrachten waren veel leuker en uitdagender dan de handleidingen en octrooien die ik voordien vertaalde. Mijn vrouw was lichtjes ongerust toen ik voor dit financieel onzekere vak koos, maar inmiddels ziet ze hoeveel creatieve voldoening het me schenkt.” Het geldt evenzeer voor De Vuyst, die na haar studies Romaanse, zeven jaar in het onderwijs en vier jaar in een kunstgalerie, een vertaalopleiding in Leuven en daarna Antwerpen volgde. “In het begin ging het moeizaam. Ik moest op eigen houtje artikels en verhalen vertalen voor een uitgever me opmerkte. Maar eens dat gelukt was, zat ik daar waar ik altijd had willen zitten: met mijn neus in de boeken. Voor mij is dit het ideale beroep.” “Zonder werkbeurzen van het VFL en andere instanties zou ik er wel niet van kunnen leven”, zegt ze. Al brengen zelfs die niet altijd soelaas, merkt Keteleer. “De markt is ontzettend moeilijk, vooral

5


TERRA NOVA (ZUID-FRANKRIJK) 12 T/M 19 JULI OF 18 T/M 25 OKTOBER

SCHRIJFWERK

sinds vorig jaar de crisis hard toesloeg in het boekenvak. En vertalingen uitgeven kost meer dan oorspronkelijk werk.” “Nederlandse uitgevers zijn argwanend en voorzichtig geworden”, zegt Van Haute. “Ze wagen zich alleen nog aan boeken die in andere talen al goed verkopen. Op de meeste plaatsen hebben de boekhouders en marketingjongens het overgenomen en dat is nooit een goede zaak voor kunst en cultuur. Hier en daar vind je nog een vrijbuiter, zoals Oscar van Gelderen bij Lebowski, die het risico durft te nemen mij een psychologische roman van honderd jaar geleden te laten vertalen.” Kokoro: de wegen van het hart van Soseki Natsume verschijnt in september. Realisme blijft geboden. “Ik vrees dat een 22-jarige die niet continu opdrachten krijgt er berooid van af komt”, zegt Van Haute. “En zelfs met werkbeurzen mag je je uurloon niet uitrekenen, want dan kun je beter hamburgers gaan bakken. Je krijgt ook minder respect dan een echte auteur. Als er iets schort aan de tekst, krijgt de vertaler de schuld. Als de tekst heel mooi is, gaat de auteur met de pluimen lopen. Gelukkig doen de schaarse complimenten dubbel zo veel deugd.” Wie de wil heeft, moet het zeker proberen. Maar je moet van goeden huize zijn. “Dit vak vereist niet alleen taal-, literatuur- en cultuurkennis, je moet ook goed kunnen schrijven”, zegt Van Haute.

SCHRIJFWERK

“De stem van de auteur moet natuurlijk het luidst klinken”, zegt Keteleer, “maar je eigen inbreng moet ervoor zorgen dat de tekst vloeit en bekt. De lezer moet het gevoel hebben dat hij iets leest wat niet vertaald is en tegelijk in een andere cultuur zit. Dat is het moeilijkste aan ons werk en er zijn geen regels voor. Het is fingerspitzengefühl.”

Dromen van Rilke Bij de vertaling van poëzie krijgt het huwelijk tussen vorm en inhoud nog meer belang. “De stijl, de bouw of het metrum dwingen me zozeer in een bepaalde vorm dat ik minder moet twijfelen”, aldus De Vuyst. “Het is alsof ik geleid word door de dichter en eens ik de juiste toon heb getroffen, voel ik me zekerder van mijn stuk dan bij proza. Helemaal dwingend mag het echter nooit worden, want de natuurlijkheid primeert. Als een strak berijmd gedicht in het Nederlands beter tot zijn recht komt met halfrijmen, zal ik dat niet laten omdat ik slaafs het oorspronkelijke schema wil volgen.” De intense zoektocht kenmerkt de goede vertaler. “Ik vind het heel prettig om in het doorwrochte proza van de enorm belezen Olivier Rolin alle allusies en intertekstuele referenties te ontdekken”, zegt De Vuyst. “Hij checkt ook of ik ze allemaal heb gezien en maakt

Hilde Keteleer:

zich, zoals elke goede auteur, ongerust als ik weinig vragen stel.” Keteleer zegt het zo: “Vertalers zijn de beste lezers. Want wij proberen elk beeld en woord te begrijpen en merken alle finesses, stijlmiddelen en trucs op. Daarom is het ook de beste leerschool als je zelf wilt gaan schrijven, zoals ik.” Keteleer publiceert sinds 2001 poëzie en proza, maar nu heeft een vertaaldroom prioriteit. “Ik wil eindelijk Rilkes requiems uitgeven. Hij is voor mij de meest complete Europese dichter en omdat hij moeilijk te doorgronden is, blijft er nog genoeg mysterie over voor de vertaler.” Van Haute heeft zijn droom al kunnen verwezenlijken. “Via de verhalenbundel. Het zou al mooi zijn mocht ik dit kunnen blijven doen.” Het is ook de hoop van De Vuyst. “Ik heb nog geen moment spijt gehad van deze keuze.” Motivatie en vakkennis genoeg dus. Nu alleen nog wat meer aandacht en stimulering “voor de vaak slechte betaalde, maar zo noodzakelijke vertalers”, zoals Joke van Leeuwen het samen met tientallen collega’s onlangs nog zei. Voeg daarbij genoeg werktijd, wat positieve discriminatie van de Vlaamse vertalers en enkele uitgevers-vrijbuiters en we komen al een heel eind. En wie weet welke wereldliteratuur wordt er dan nog voor ons, dankbare lezers, ontsloten.

‘Vertalers zijn de beste lezers. Want wij proberen elk beeld en woord te begrijpen en merken alle finesses, stijlmiddelen en trucs op. Het is de beste leerschool als je zelf wil schrijven.’ 6

INSPIRERENDE SCHRIJFWEKEN

Droom jij van een eigen boek? Wil jij een spannend, mooi, ontroerend, persoonlijk of inspirerend verhaal vertellen? Jouw thriller of inspirerende roman? Jouw levensverhaal, jouw historische roman of kinderboek? Jouw dichtbundel, jouw stappenplan, jouw erotische verhaal? Loop je al lang met een idee rond? Voel je dat dit het moment is om aan de slag te gaan?

Laat je dan nu inspireren door bestsellerauteurs Geert Kimpen & Christine Pannebakker die een week lang jouw persoonlijke schrijfcoach zijn op een prachtig landgoed in Zuid Frankrijk.

INSCHRIJVEN OP GEERTKIMPEN.COM 7


INTERVIEW

INTERVIEW

Gouden Meeuw-winnares Marijke L.J. Declercq

Marijke L.J. Declercq:

‘Schrijven is een beetje als mediteren: je zit in een verhaal, je focust je er helemaal op en de rest bestaat niet meer.’

‘BIJ HET OPSTAAN VERLANG IK AL NAAR MIJN SCHRIJFTAFEL’ Voor haar allereerste roman Het burlen van het edelhert kreeg Marijke Declercq tot haar eigen verbazing de Gouden Meeuw 2014, de prijs voor het beste boek uitgegeven in eigen beheer. Haar soepele manier van schrijven en psychologische typering van personages wist de jury te bekoren. Een gesprek over de finesses van een plot, uitgeven in eigen beheer én het plezier van het schrijven.

Door Julie Putseys

M

arijke L.J. Declercq is een vrouw van de kunsten. En niet alleen de kunst van het schrijven. Dat blijkt al snel wanneer ik in haar appartement haar met schilderijen bedekte muren bewonder. Ik herken Meisje met de parel van Jan Vermeer en Man met de rode tulband van Jan Van Eyck. Ze lijken wel perfecte kopieën te zijn – alleszins voor mijn ongetrainde oog – en naarmate mijn gesprek met Declercq vordert, kom ik te weten dat ze inderdaad van haar hand zijn. Een overvolle boekenkast verraadt haar liefde voor reisverhalen, geschiedenisboeken en historische thrillers. “Mensen die verhalen brengen waar een historische waarheid in zit – het typische ‘verhalen vertellen’ van vroeger – zijn gewoon prachtig”, licht ze toe. Die passie voor geschiedenis merk je ook sterk in Het burlen van het edelhert dat erg veel informatie bevat over de Schotse geschiedenis en cultuur. Het verhaal gaat over een zakenman Doyle, die impulsief naar een verlaten Schotse herberg vlucht door zijn betrokkenheid in fraude.

Hoe kwam Het burlen van het edelhert precies tot stand? “Het begon bij een cursus van WISPER, ‘Verhalen Schrijven’. Er werd een zinnetje gelanceerd waarrond we moesten werken, iets in de trend van: “Er komt iemand aan in een afgelegen hotel. Hij of zij is zeer rijkelijk gekleed en betaalt onmiddellijk in cash voor een volledige maand. Maak hier eens een kortverhaaltje rond.” Zo begon het. Daarna een vervolgcursus. De bedoeling van de cursus was een verhaal schrijven, maar ik had dat verkeerd begrepen. Ik dacht dat we na negen lessen een heel boek moesten klaar hebben. Ik weet niet waarom ik dat zo in m’n hoofd had gestopt. Ik raakte de eerste lessen wat in paniek, omdat ik nog geen onderwerp had. En toen contacteerde ik lerares Sandrine Lambert toch even met de vraag “Wat nu?”. Ze raadde me aan mijn kortverhaal uit de eerste cursus uit te werken.”

8

Was je boek dan al klaar na slechts negen lessen? “Ja, ik schreef het verhaal op vijf maanden tijd. En dan duurde het nog zo’n zestal maanden om eraan te schaven en de psychologische tekening van de figuren te verdiepen. Toen was ik heel tevreden en merkte ik dat mensen die beide versies gelezen hadden, ook heel enthousiast waren. Zo is het ontstaan.”

Deed je ook in Schotland research? “Toen ik de opdracht kreeg, dacht ik meteen aan Schotland. Terwijl ik nog nooit in Schotland was geweest! Maar omdat ik zelf zoveel van wandelen in de bergen houd en alle mogelijke weersomstandigheden heb meegemaakt, had ik wel een idee. Alle ingrediënten – zoals regen, hagel, onweer en de weg kwijt zijn – moesten gewoon allemaal nog een gradatie erger. Nog natter. Het landschap nog onherbergzamer. De bodem nog zompiger.” “Nadat de ruwbouw van het verhaal op poten stond, ben ik effectief ook naar Schotland gegaan, omdat ik over een aantal zaken zeker wou zijn. Ik kende het moeras niet. Moerassen en veen waar vroeger mensen in gedumpt werden– hoe ziet dat eruit? Ik heb tijdens de Schotlandreis het nattige van de veengrond leren kennen, het onherbergzame landschap, de pubs, het whisky drinken en de haventjes. Ik zat er eigenlijk wel goed op met mijn beschrijvingen. Ik heb maar een aantal kleine dingen moeten aanpassen.”

Je personages zijn best humoristisch, vind ik. Gebaseerd op mensen in je persoonlijke omgeving of uit je fantasie ontsproten? “Eerder uit m’n fantasie. Maar ik denk dat geen enkele auteur zou ontkennen dat achter elk personage wel iemand zit die je kent. Dat kan de basis zijn. Er zitten een paar personages in mijn roman die ergens geënt zijn op iemand die ik ken – een stukje karakter, uiterlijk of manier van doen. Het pijproken bijvoorbeeld, graag een whisky glas achterover slaan, of een

9


een zomernummer 123 met als thema:

“roemeense literatuur”

)

Marijke L.J. Declercq:

Als abonnee helpt u jong talent

& Gierik

)

‘Geen enkele auteur zal ontkennen dat achter elk personage wel iemand zit die je kent.’

)

Met originele, niet eerder in het Nederlands vertaalde poëzie en verhalen van Lucian Blaga, Max Blecher, Adela Creceanu, Marin Malaicu-Bondrari, Gib. I. Mihaescu, Gellu Naum, Irina Nechit, Cristian Popescu, Ofelia Prodan, Liviu Rebreanu, Ioan Slavici, Nicolae Spataru, Varujan Vosganian, Virgil Teodorescu en Iulian Ciocan. Vertalingen van Jan H. Myskin en Jan Willem Bos. Een primeur én nu al een hebbeding!

Volgens een wetenschappelijk onderzoek door het Vlaams Fonds voor de Letteren in 2007 komen 80% van de in Gierik & NVT gepubliceerde debutanten bij een reguliere uitgever terecht. Van alle Vlaamse literaire tijdschriften behaalde Gierik & NVT de beste score!

beetje vervelend doen en aandacht zoeken, zoals bij Mildred. Om m’n personages uit te werken, blader ik soms in magazines. Dan zie ik een type man of vrouw van wie ik zeg: “Tiens, dat is nu eigenlijk helemaal de karakterkop die ik zoek”. Ik knip die foto uit en maak een soort van puzzel van figuren waarnaar ik telkens refereer. Dan beeld ik me in, bijvoorbeeld, hoe het eruit zou zien als ‘die man met de snor’ whisky drinkt. En hoe zijn stem dan klinkt. Zo maak ik mijn figuren echter.”

Hoe was het om je boek in eigen beheer uit te geven? “Het is zeker niet moeilijk een boek in eigen beheer uit te geven. Je hebt genoeg onlinemogelijkheden, het ene is al wat makkelijker dan het andere. Het is ook geen duur procedé. Eerst probeerde ik via de officiële weg. Na contact met een tiental uitgevers besloot ik het boek in eigen beheer uit te geven. Het is zo dat een onbekende auteur in deze crisistijden quasi niet aan bod kan komen. Ik moest tevreden zijn met het geijkte antwoord: “Dank je wel, we hebben het bekeken, maar het past niet in ons fonds.” Dan heb ik het in eigen beheer uitgegeven en verdeeld onder vrienden en familie die allemaal heel positief reageerden. Ik had toen iets van “Laat die uitgeverijen maar, het is heerlijk om zo’n leuke feedback te krijgen van mensen die je kennen.” Dat is een voordeel van uitgeven in eigen beheer. Je hebt alle controle over je werk én je krijgt op directe wijze feedback. Het was mooi om te horen dat mijn boek boeide en dat ik zeker niet aan mezelf hoefde te twijfelen. De Gouden Meeuw winnen gaf me natuurlijk nog meer bevestiging. Deze prijs is een prachtige kans om het boek toch nog in de aandacht te brengen van een groot publiek.”

Ben je al bezig aan een volgend boek? “Ja, ik heb net iets afgewerkt. Ook in eigen beheer. Het is een bundel met eenentwintig kortverhalen over dieren. Het heet Het varken en andere dierenverhalen. Bovendien schrijf ik nu ook een nieuwe roman, alweer een psychologisch drama. Het speelt zich af in Engeland, in het Lake District.”

10

Je hebt het schrijversvirus precies goed te pakken. “Ik schrijf zo ontzettend graag. Ik sta op en ik verlang naar het schrijven. En ik wil ook elke dag kunnen schrijven. In deze periode na de Gouden Meeuw heb ik weinig geschreven. Ik had minder tijd omdat er veel e-mails en telefoons kwamen van mensen die geïnteresseerd zijn. Dat is heel mooi natuurlijk! Schrijven is een beetje als meditatie: je zit in een verhaal, je focust je er helemaal op en de rest bestaat niet meer. Of je dan honger hebt, of dorst, of er zijn andere dingen aan de hand in je dagelijks leven. Dat deert je niet meer, dat bestaat niet meer. Het enige wat telt op dat moment is je verhaal.”

Neem nu een abonnement door overschrijving op rekening IBAN BE26-0682-2376-9529, BIC- code GKCC BE BB van Gierik & NVT. Gewoon jaarabonnement 32 euro (4 nummers). Steunend abonnement 50 euro. Ere-abonnee 75 euro (op verzoek wordt uw naam dan vermeld in het impressum). Buitenland: 40 euro Gratis proefnummer via mail (zie hieronder), of schriftelijk op het redactieadres: Gierik & NVT, Kruishofstraat 144, 2020 Antwerpen of guycommerman@skynet.be. Bezoek ook onze website www.gierik-nvt.be. U vindt ons ook op facebook.

Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift - al 30 jaar een pittig literair speerpunt in Vlaanderen en Nederland -

32ste jaargang Zomernummer 123 België: 9 euro buitenland: 13 euro

Slachtoffers van de verbeelding...

...als door een wonder heel gebleven

Literair tijdschrift met initiatief roemeense literatuur: Ioan Slavici - Gib. I. Mihӑescu - Liviu Rebreanu - Lucian Blaga - Max Blecher Gellu Naum -Virgil Teodorescu - Cristian Popescu - Varujan Vosganian Adela Creceanu - Marin Mӑlaicu-Hondrari - Ofelia Prodan - Irina Nechit Nicolae Spӑtaru - Iulian Ciocan in vertaling: José Zuleta Ortiz & Ruth Stone

Het bekroonde boek Het burlen van het edelhert is te koop in de boekhandel: De Groene Waterman (Antwerpen), De Tijd Hervonden (Hasselt), De Zondvloed (Mechelen) en De Drvkkery (Middelburg) (€ 12,90) en via www.shopmybook.be (€ 14,92).

EERVOLLE VERMELDINGEN GOUDEN MEEUW 2014 De jury (met Brigitte Raskin, Johanna Spaey en Rudy Vanschoonbeek) was ook onder de indruk van de algemene kwaliteit van de inzendingen. Twee kandidaten ontvingen daarom ook een aanmoedigingsprijs: • Greg Houwer voor zijn ambitieuze roman Het Witte Boek. Het boek gaat over de Beatlemania en heeft een intrigerend plot. • Mia De Keersmaecker voor Meisje op de schommel. Haar boek handelt over een meisje dat opgroeit in de jaren ’70. • Voor de editie 2015, zie agenda op pagina 46

ZONDAG

14IL/AN0D9JE

‘T E ANT WERPEN

voor een zonnige t feeërieke decor he 14 20 r be em op 14 sept uziekoptredens, ‘t Eilandje vormt gen, debatten, m lin el st or vo re ai s, liter boekpresentatie verzameling van e performers voor eeld strijden jong rb oo jv bi S. m ol In Stockh en straattheater. etry Slam. orronde van de Po vo e ps er tw An tijdens de een finaleplaats

www.eilandfestival.be

AFGIFTEKANTOOR 2020 - ANTWERPEN 2

literair tijdschrift met initiatief

Nieuw Vlaams Tijdschrift

Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift

INTERVIEW


SCHRIJFWERK

SCHRIJFWERK

VLAMMEN OP DE PLANKEN Sascha Reunes geeft een speedworkshop Slam Poetry

Podiumbeest Sascha Reunes kent de knepen van het vak inzake poetry slam. Met het oog op het nakende Belgische kampioenschap Poetry Slam geeft ze haar tips ten beste. “De rode draad is ritme, energie en een passie voor het woord”.

Door Sacha Reunes Foto’s Katrijn Van Giel

12

H

ou je van ritmiek en van woord op een podium? Dan is slam poetry misschien iets voor jou. In 2 à 3 minuten laat je één van je teksten los op een publiek. Het is even wennen, het is spannend, het is wervelend en het is zo voorbij. De performance is de eindspurt van je inspanning, het tipje van de ijsberg. Het is een beetje zoals een goede taart bakken. Dat doe je niet alleen door er mooie kaarsjes op te zetten. Een goede voorbereiding en de juiste ingrediënten zullen je pas echt laten vlammen op de planken. Hier vind je alvast enkele tips and tricks om mee aan de slag te gaan.

Æ TIP 1: NOTEREN

Æ TIP 3: EXPERIMENTEREN

Misschien heb je een dagboek, fijn. Je hebt dus al wat geschreven. De kans dat je hiermee naar buiten wil treden is echter miniem. Koop dus een notitieboekje. Koop het vandaag nog en verlaat het huis nooit zonder. Kleine voetnoot voor de vrouwelijke poëten, zoek een formaat dat in je handtas past...of koop een grotere handtas, whatever works. Het is misschien een detail maar zelf hou ik het op boekjes die niet gelijnd of geruit zijn, het geeft me meer vrijheid. Zoek vooral een boekje dat je prikkelt, dat je graag vastneemt. Het zal snel je nieuwe beste vriend worden aan wie je al je kleine en grote hersenspinsels toevertrouwt. De woordspelletjes, het gekrabbel en de onsamenhangende fragmenten gaat geen mens ooit lezen dus censureer jezelf niet. Schrappen doe je later, veel later. Neem de vrijheid om die “Is dit wel goed genoeg?”-filter in je hoofd te vervangen door een open deur en geef doorgang aan alle woorden die naar buiten willen, hoe banaal ook. Dat schelle stemmetje dat zegt dat de door jou net bedachte zin geen poëzie is, kan je beter uit je leven verbannen. Dat stemmetje heeft nog nooit iemand geholpen. Schrijf alles op. Alles. Hoe meer materiaal je hebt, hoe makkelijker het wordt om te mixen en te matchen en uiteindelijk over te houden wat je ook na een tweede en derde lezing nog goed vindt.

Het leuke en misschien ook het moeilijke aan slam poetry is dat er geen regels zijn, geen beperking in lengte dus* en geen voorschriften qua structuur. Gebruik je een strak eindrijm of tussenrijm? Prima. Doe je dat niet? Even prima. Dit zorgt ervoor dat je tijdens slam poetry avonden de meest uiteenlopende artiesten ziet optreden; rappers die het even zonder beat doen, schrijvers van kortverhalen, publicerende dichters, acteurs die een monoloog brengen,... De rode draad is ritme, energie en een passie voor het woord en binnen dat kader is er heel veel plaats voor frisse ideëen. *Tenzij je deelneemt aan wedstrijden, dan krijg je maximum drie minuten om je tekst te brengen en dan mag je (behalve een papier met daarop je tekst) geen attributen gebruiken.

Hoe meer materiaal je hebt, hoe makkelijker het wordt om te mixen en te matchen. Daag jezelf uit en stop geen zeven hete hangijzers in één tekst.

Æ TIP 4: LUISTEREN

Æ TIP 5: THEMA BEPALEN

Ga naar “open mic-sessies”. Er bestaan tal van mooie initiatieven waar poëten wekelijks of maandelijks hun teksten delen en waar liefhebbers van het woord komen genieten van jong talent en vaste waarden (Mama’s open Mic, YOS, Ballonnenvrees, Grab the Mic Wednesdays, Stemschot, Variëtécafé,...)

Alle goede slammers die ik ken, hebben minstens één tekst met een maatschappijkritische korst op. Ik verteer dat goed maar apprecieer het ook als een poëet zijn repertoire breed houdt en plaats maakt voor andere thema’s. Daag jezelf uit en stop geen zeven hete hangijzers in één tekst. Puur je idee uit, ga op zoek, graaf. Ik heb al fantastische teksten gehoord over Congo maar even goed over aardbeientaart. Slam poetry is vurig en heel erg up-tempo. Het publiek wordt bedolven onder ritmische woordspelingen en metaforen. Zorg dat ze iets kunnen oppikken uit de tekst, anders schiet je performance z’n doel voorbij.

Æ TIP 2: OBSERVEREN Zit je op een volle tram, op een saai familiefeest, in een hippe koffiebar of in een klein zwemhokje? Spits je oren want hier valt goud te rapen. Andere mensen drukken zich vaak verrassend uit. Laat je inspireren door hun toevallige alliteraties en charmante vergelijkingen. De man die op café zit en aan de telefoon zegt: “Ja ja schatje, ik zit net op de tram” of de anderstalige vrouw die met een brede glimlach laat weten dat ze de man van haar leven leerde kennen op het strand. Heb je kinderen? Noteer hun grappige en ontwapenende uitspraken. Je databank met losstaande (stukken van) zinnen zal nog van pas komen. En dit zijn enkel nog maar de verbale indrukken. Laat je vooral ook inspireren door de blik van een toevallige voorbijganger, de tic nerveux van de cassière, de te korte broeken van de buurjongen en de blos op de wangen van je grootmoeder.

13


DOSSIER POËZIE

VAN DEBUTANT TOT DICHTER DES VADERLANDS BELGISCH KAMPIOENSCHAP POETRY SLAM Æ TIP 7: TIJD MAKEN

Lezen laat toe om te leren. Andere schrijvers kunnen beelden scheppen die je zin doen krijgen om hetzelfde te doen. Koester hen en ga op zoek naar je eigen stijl. Je wil poëzie schrijven maar er is echt geen reden om je te beperken tot het lezen van dichtbundels. Laat je ook verrassen door theaterteksten of romans.

Plan elke week een aantal momenten in waarop je schrijft en beschouw dit als een werkafspraak. Als vrienden bellen om koffie te gaan drinken en je antwoordt dat je aan het schrijven bent, dan vinden ze dat heel vaak geen valabel excuus om niet mee te gaan. Zeg dat je aan het werken bent en het wordt plots een heel ander verhaal. Of beter nog, schakel je telefoon gewoon een paar uur uit. Heerlijk. Ook gewoon even helemaal niks doen helpt je ongetwijfeld bij het schrijfproces.

TIP 8: JE TEKST LEREN Respecteer je werk en leer je tekst, hij is heus goed genoeg. Oefen voor de spiegel, voor je partner, lees luidop, neem hem op met je camera,...studeer. Een gekende tekst kan je veel krachtiger overbrengen. Het wordt makkelijker om contact te maken met je publiek als je niet staat te bladeren in je notitieboekje. Je tekst van buiten leren heeft nog een extra voordeel; niemand ziet je trillende handen! Dat is wel even anders als je een papier vasthoudt. Het publiek is heel vergevingsgezind. Niemand gaat er wat van denken als je een stukje tekst vergeet. Vind je het toch wat te spannend om zonder papier op de planken te staan, gebruik dan dik papier (dat zie je minder trillen) of een tablet maar verstop je er niet achter. Het publiek wil je zien. En terecht. Je hebt aan je tekst gewerkt, wees er trots op en laat anderen er maximaal van genieten. Hoog tijd dus om naar de winkel te rennen om dat notitieboekje, onderweg je oren te spitsen, je telefoon uit te schakelen en literair los zu gehen. Succes!

Last van podiumvrees? Of wil je nog wat schaven aan je tekst? Dan kun je een workshop Slam Poetry volgen met slam-coach David Troch, stadsdichter van Gent: • 31/08/14: Antwerpen www.creatiefschrijven.be • 25/09/14: Leuven www.wisper.be • 30/09/14: Gent www.wisper.be

P

Precies daarom vond VERZIN het hoog tijd voor een themadossier. In ‘Van debuut tot Dichter des Vaderlands’ maken we ruimte voor de finesses van de hedendaagse poëzie. We openen met een uitgebreid en exclusief dubbelinterview met de Nederlandse en Belgische Dichter des Vaderlands: Anne Vegter en Charles Ducal. Zij mijmeren over hun metier en over het produceren

van poëzie in opdracht: ’Ik denk nu aan de gedichten die ik moet schrijven voor de krant vanuit mijn opdracht. Het is moeilijk om dan de geest vrij te houden en volkomen leeg voor het scherm te gaan zitten en de dingen te maken die alleen bij jou spontaan opkomen. Nu zit ik voortdurend te denken aan maatschappelijke thema’s. Dat zoeken slorpt energie op.’ Ook de twee nieuw aangestelde stadsdichters van Antwerpen en Gent, Stijn Vranken en David Troch, laten in hun kaarten kijken. Directeur van het Poëziecentrum Carl De Strycker maakt dan weer een eerste voorzichtige balans op van de bijgestuurde werking, na zijn aantreden. ‘De voorbije twee jaar zijn ontzettend snel gegaan.’ Peter Theunynck houdt in een interview een warm pleidooi voor poëzie: ‘Dichters zijn de testpiloten van de taal.’ En we gaan na waar je als aanstormende, ambitieuze poëzieschrijver terecht kan, bij welke uitgevers of op het internet. Is het dan toch waar wat Carl De Strycker concludeert: ‘Poëzie heeft de toekomst mee.’

DOSSIER

Æ TIP 6: LEZEN

Heb je zin om een publiek in te pakken met jouw performance? Waag je kans en neem deel aan één van de voorrondes van het Belgisch Kampioenschap Poetry Slam. Je krijgt drie minuten podiumtijd om de toeschouwers te overtuigen van je literaire kunnen. De winnaars van de voorrondes in Antwerpen (14/09), Leuven (04/10), Gent (13/10) en Luik treden aan in de nationale finale op 15/11 in Brussel. De Belgische kampioen verdedigt de eer van ons land op het EK Poetry Slam in Malmö, Zweden. Schrijf je snel in via www.beslam.be. Het aantal plaatsen per voorronde is beperkt.

oëzie is ‘een bedreigd genre’, zo hoor je overal. Want poëziebundels behoren immers niet tot het soort boeken die in groten getale over de toonbank schuiven, tenzij je Herman van Rompuy heet, Europees president bent en haiku’s schrijft. Maar tegelijk komen gedichten in alle toonaarden en gedaanten op ons af: via het podium, de radio, affiches of via welbespraakte stadsdichters en geëngageerde Dichters des Vaderlands. Poëzie is dus tegelijk springlevender dan ooit, een genre waar zovelen hun pen aan slijpen en de Parnassus mee willen beklimmen.

Meer info via www.saschareunes.com

15


‘DIT IS EEN OPDRACHT. MAAR EEN EERVOLLE OPDRACHT’ DOSSIER

Dubbelinterview met Anne Vegter en Charles Ducal, Nederlandse en Belgische Dichters des Vaderlands

A

Het is de eerste keer dat ze elkaar ontmoeten, zo blijkt wanneer Charles Ducal en Anne Vegter zich rond de interviewtafel voegen in het statige kantoor van de Leuvense burgemeester Louis Tobback. De beide Dichters des Vaderlands streken in de universiteitsstad neer voor de voorstelling van Het Liegend Konijn, dat in het teken staat van de oorlog. Vegter en Ducal droegen allebei werk aan voor deze vuistdikke verzamelbundel. Maar VERZIN wilde toch vooral weten hoe die eerste, onzekere stapjes eruit zagen: van het debuut naar de consecratie tot Dichter des Vaderlands.

Door Michiel Leen Foto’s Wendy Marijnissen

16

nne Vegter: “Als kind nam ik deel aan een poëziewedstrijd van de omroep VPRO. Ik herinner me goed hoe ik, bij het posten van die gedichten, tegen mezelf zei: “Ik ben een dichter.” Op zulke momenten voelde ik dat ik er wat mee had. Later vervaagde dat weer, alsof ik die dichterlijke ambitie uit mijn kindertijd vergeten was. Ik pikte de draad weer op toen ik, als twintiger, voor kinderen begon te schrijven. De teksten voor een stripverhaal schreef ik meer als dichter dan als proza-auteur, merkte ik. In korte tijd leerde ik een verhaal vertellen met maximale zeggingskracht, maar met ruimte voor beeld. Dat waren goede ingrediënten om te ‘leren dichten’. De poëzieprobeersels uit mijn studentenjaren had ik verborgen gehouden. Toen mijn kinderboeken begonnen te verschijnen, zei ik echter: ik ben niet enkel kinderboekenschrijver, ik zal ook gedichten laten zien. Ik volgde les aan de Amsterdamse schrijversacademie, al vroeg docent Rob Schouten zich af wat ik nog te leren had: ik had immers al een boek uit. Maar ik had het gevoel dat ik nog veel kon leren. De retorische toon van de kerkgezangen en Bijbelteksten uit mijn jeugd domineerde nog te veel. Gaandeweg ging ik ‘droger’ schrijven, over onderwerpen die me in

Charles Ducal: ‘Als je naar buiten komt met een werk dat geprezen wordt, komt dat angstgevoel haast vanzelf: wat als het nu eens onterechte lof was?’

het dagelijks leven kwamen aanwaaien. In 1992 kwam er dan een eerste bundel. Waarbij ik meteen weer riep: “Ik ben niet alleen dichter, ik ga ook verhalen schrijven.” Ik kondigde steeds mijn volgende stap aan. Na de roman ging ik ook toneelstukken schrijven, bijvoorbeeld. Nu klinkt het overmoedig, maar ik heb steeds gedacht dat ik àlles een keer wilde doen. Zo merk je verwantschappen over de genres heen. De taal komt steeds uit dezelfde bron. Er zit poëzie in mijn theaterwerk, ja.” Charles Ducal : “In mijn kindertijd dacht ik er niet aan om gedichten te schrijven. De klik kwam er tijdens mijn studie Germaanse talen in Leuven. Ik belandde in een kring van mensen met schrijversambitie. Ik herinner me: op zeker ogenblik was ik mijn lief kwijt. Een andere man was ermee gaan lopen. Mijn gedichten schreef ik toen om mijn lief ervan te overtuigen dat ze verkeerd gekozen had. (lachje). In die tijd wisselden we onze teksten uit in een kleine vriendenkring, maar het duurde lang voor ik echt met mijn gedichten naar buiten durfde komen. Mijn eerste bundel verscheen toen ik 35 was.” Vegter: “En heb heb je je vriendin teruggewonnen?” Ducal: “Het was een dwaze gedachte: hoe kon zij mij laten staan voor iemand anders, terwijl ik een dichter was? Die dichterlijke hoogmoed had ik toen blijkbaar wel. Dat ik daarna zolang heb gewacht om officieel te debuteren, heeft te maken met mijn voorzichtige aard. Ik wou absoluut zeker zijn dat de teksten lang genoeg hadden gerijpt.”

17


INTERVIEW

DOSSIER

Intussen behoren jullie beiden bij de bekendere dichters in het Nederlands taalgebied. Wanneer had je de indruk dat je was doorgebroken? Ducal: “Meteen na mijn debuutbundel Het Huwelijk. In hetzelfde jaar verscheen ook de bundel Twist met ons, met gedichten van Dirk van Bastelaere, Erik Spinoy, Bernard Dewulf en mezelf. Die twee bundels hebben misschien wel het meeste aandacht gekregen van mijn hele oeuvre.” Vegter: “Ik heb niet het gevoel dat ik als dichter een doorbraak heb beleefd. Mijn eerste kinderboek kreeg meteen heel wat aandacht en won onmiddellijk de jeugdboekenprijs. Daar was ik niet op voorbereid. Ik stond dus midden in de arena, weliswaar als kinderboekenschrijfster. Mijn tweede kinderboek werd genomineerd voor een ‘volwassen’ literaire prijs. Ik wist niet beter dan dat dat gewoon zo hoorde. Bij mijn eerste poëziebundel bleef het eerder stil. Misschien ook terecht: ik moest nog veel stappen zetten als dichteres. De poëzie leidde lange tijd een schaduwbestaan in mijn oeuvre: ik was met theater bezig. Pas

CHARLES DUCAL Charles Ducal (Leuven, 1952) is een van de belangrijkste Nederlandstalige dichters van het moment. Hij debuteerde in 1987 met de bundel Het huwelijk en schreef tot nu toe zes dichtbundels. In 2012 werden die samengebracht in Alsof ik er haast ben. Verzamelde gedichten 1987-2012, uitgegeven bij de prestigieuze poëzie-uitgever Atlas Contact. Daarnaast is hij de auteur van het enthousiasmerende essay Alle poëzie dateert van vandaag waarin hij uitlegt wat het belang van poëzie voor jou en mij zou kunnen zijn. In 2014 verscheen zijn bundel De buitendeur. Ducal schrijft op het oog klassieke poëzie in een klassieke vorm, die direct toegankelijk is. Inhoudelijk gaat het vaak over (innerlijke) conflicten, en niet zelden spreekt er ook een grote maatschappelijke betrokkenheid uit zijn werk.

18

INTERVIEW

Anne Vegter: ‘Lees poëzie, lezen, lezen! Eerder lezen dan schrijven. Er wordt meer geschreven dan gelezen.’

toen mijn bundel Spamfighter genomineerd werd voor de VSB Poëzieprijs, ging ik er zelf ook anders naar kijken. Ik was tot dan toe bang om door de mand te vallen.” Ducal: “Herkenbaar.” Vegter: “Het schijnt zelfs een ziekte te zijn, las ik ergens.” Ducal: “Als je naar buiten komt met een werk dat geprezen wordt, komt dat angstgevoel haast vanzelf: wat als het nu eens onterechte lof was?” Vegter: “Of als je zelf vindt dat het onterecht is, en je bang bent dat de anderen daar nog achter moeten komen. Dat is nog erger.”

Beangstigende bezigheid, dat schrijven? Vegter: “Zo erg is het ook weer niet. Schrijven maakt me niet bang. De confrontatie, het naar buiten treden, daarentegen. Daar wordt het spannend. Ik heb geleerd om een goede recensie niet te belangrijk te vinden, want dan ga je hetzelfde doen met slechte recensies. Dan komt de ontreddering opzetten. Kritieken moet je vanop afstand lezen, want zo’n recensent heeft ook weer belangen bij zijn stukje, die niets met ons werk te maken hebben.” Ducal: “Op de duur ontwikkel je toch een zeker zelfvertrouwen? Raak je dat gevoel dat de lof onterecht is, niet kwijt?” Vegter: “Het maken van een nieuw gedicht is ook een vorm van confrontatie. Een gedachte durven vormgeven kan alle kanten opgaan. De zoektocht naar de juiste toon is spannend. Zodra ik voel dat het gedicht zelf een uitspraak gaat doen, komt er een enorme ontspanning. Dat gevoel heb ik enkel wanneer een gedicht op punt staat. Dan is er geen onzekerheid meer. Maar dat zijn zeldzame, unieke momenten.” Ducal: “Dat voel je instinctmatig aan. Daar doe je het voor.”

Wordt dat spannender eenmaal je dichter van het vaderland geworden bent? Vegter: “Ik ben nu anderhalf jaar in functie, mijn mandaat loopt 4 jaar. Enkele voorgangers vonden die periode te lang. Ik was erbij toen Gerrit Komrij in Rotterdam te kennen gaf dat hij er genoeg van had. Nu heb ik inzicht in wat hem daartoe bracht. Je moet het ambt als het ware zelf vorm geven. Het is een rollercoaster, hoor. Ik voel me nu sterker in

mijn rol. Je wordt een ambassadeur voor de poëzie. In Nederland betekent dat: gemiddeld drie keer per week optreden. Het is een verrijkende ervaring. Lastiger is de spanning tussen het maken en de verplichting om constant naar buiten te treden. Terwijl je de behoefte hebt om ‘binnen’ te creëren. Ik kan nu niet meer de poëzie schrijven zoals ik die vroeger maakte. Dat is een interessante paradox. Ik stond niet bekend als de meest eenvoudige dichter. Maar nu zoek ik naar een begrijpelijke taal.” Ducal: “Nu is het zo dat de opdracht heel mijn poëzie vult. Ik denk nu aan de gedichten die ik moet schrijven voor de krant vanuit mijn opdracht. Het is moeilijk om dan de geest vrij te houden en volkomen leeg voor het scherm te gaan zitten en de

Charles Ducal: ‘Veel mensen denken dat ik nu een prijs gewonnen heb en feliciteren me daarvoor. Maar je moet dit Dichterschap des Vaderlands wel waar maken. Wil je me feliciteren, doe dat dan na twee jaar, wanneer het resultaat er is.’

dingen te maken die alleen bij jou spontaan opkomen. Nu zit ik voortdurend te denken aan maatschappelijke thema’s. Dat zoeken slorpt energie op. (Vegter knikt instemmend.) Tegelijkertijd sluit dit wel aan bij de geëngageerde richting die mijn eigen poëzie intussen genomen heeft. Ik wil mijn vroegere thema’s niet opgeven, maar zit nu even op een smaller spoor, maar wel even diep en intens als voor deze opdracht. Er is nu geen tijd om een paar uur in de tuin te gaan zitten mijmeren en daarover dan te schrijven.” Vegter: “Ik heb nu een mooi laboratorium, maar het ontbreekt me aan tijd om de stofjes te mengen. Ik was in een andere fase in mijn poëzie. Ik was aan een innerlijk onderzoek bezig, waar ik me wel comfortabel bij voelde. Toen kwam dit, en de eer kun je niet weigeren. Zeker niet als vrouw. Maar dat betekende dus wel dat ik even mijn eigen route moest laten voor wat ze was. Momenteel heb ik mijn vrijheid wel wat hervonden.” Ducal: “Kun je niet zeggen: nu zonder ik me twee maanden af, geen contact met de pers, niet ingaan op verzoeken?” Vegter: “Dat zou ik kunnen doen. Maar nu al krijg ik de kritriek dat ik niet zichtbaar genoeg ben, al heb ik meer gedichten geschreven dan volgens de opdracht nodig was. Heftig, hoor. In dit tweede jaar heb ik twee groepen om mee heen gevormd. Een klankbordgroep, met een dichter, een econoom, een jurist, een aantal mensen die mijn maatschappelijke blik mee sturen. Ook de Amsterdamse stadsdichter maakt daarvan deel uit. Ik heb nu het gevoel dat ik dit niet alleen kan torsen. Ik heb het zo druk, rennend van podium naar podium, dat het moeilijk wordt om me op de relevante ontwikkelingen te focussen. Daarnaast is er een groep die zich bezighoudt met de vraag hoe je een project kunt opstarten. Er is niet echt een instituut dat dit Dichterschap des Vaderlands ondersteunt. Dit is geen bezoldigd ambt. Vandaar al die optredens.”

Lijkt je dat wat, zo’n kabinet, Charles? Ducal: “Mijn positie is wat comfortabeler, denk ik. Ik wordt ondersteund door Vonk & Zonen, Passa Porta, en Maison de la Poésie en Poëziecentrum. Elke week wordt er intensief gemaild. Ik heb er wel nood aan dat we met al die mensen regelmatig zouden kunnen samenzitten. Kijken waar je staat lukt niet per mail. Maar je treedt drie keer per week op? Hier is dat absoluut onvoorstelbaar. Zo levendig is het podiumleven hier niet. Bij mij gaat het voorlopig om 10 tot 15 afspraken tot het einde van het jaar.”

19


INTERVIEW

INTERVIEW

Hoe ga je om met de reacties? Plots word je dichter in de spotlights, schrijf je met engagement over bepaalde saillante momenten in het land, de actualiteit.

Vegter: “Bij mij zijn het ook niet alleen lezingen. Het gaat ook om amateurdichters die me vragen advies te geven bij hun schrijfsels, workshops en masterclasses. Ik hou daarbij telkens een kleine toespraak - daar ben ik heel snel in geworden. Ik ben ook voorzitter van het comité dat de dichter selecteert die op de Dam voorleest bij de herdenking van de bevrijding. De avond daarop treed ik op met een band.”

DOSSIER

Dekt de vlag ‘gelegenheidsgedichten’ de lading van julliewerk als Dichter des Vaderlands?

20

Vegter: “Ik vind het niet erg als de gedichten zo genoemd worden, want in wezen zijn ze dat ook. Maar ik probeer wel boven de pure actualiteit uit te stijgen. Als ik die tekst nu voorlees, zal ik er steeds bij zeggen voor welke gelegenheid die geschreven is. De uitdaging zit hem net in de manier waarop je daar dan poëzie van maakt. Soms zou je wat meer tijd willen om er bij stil te staan, maar die kans heb je niet altijd.” Ducal: “Gelegenheidsgedicht heeft voor mij twee betekenissen. De gedichten hebben een welomschreven aanleiding. Dat is één. Maar de term heeft natuurlijk ook een bijklank: er wordt een onderscheid gemaakt tussen “echte” gedichten en “gelegenheidsgedichten.” Dan neem ik mij toch voor om de gedichten die bij mijn mandaat horen, serieus op te vatten. Het schrijven heeft voorrang op de optredens of andere verplichtingen. Ik plan ze lang genoeg van tevoren, zodat ik het schrijfproces dat ik in de rest van mijn oeuvre gebruik, ook op die gedichten kan toepassen. Een gedicht voor 1 mei wordt twee maanden tevoren op het getouw gezet. Idem voor het gedicht over de verkiezingen of de eerste schooldag. Voor mij bestaat het gedicht pas definitief wanneer ik besluit het in een bundel op te nemen. Een gedicht dat die selectie niet overleeft, is dan een gelegenheidsgedicht geweest in die negatievere betekenis van het woord.” Vegter: “Mijn voorganger Ramsey Nasr bundelde zijn gedichten voor het vaderland. Achterin legde hij de aanleiding voor de verschillende teksten uit. Die beslissing zal ik volgen. Omdat ik zelf voel dat ik het gedicht als gelegenheidsgedicht accepteer, waarbij ik niet alle criteria volg die ik normaal hanteer tijdens het schrijven. Die kwaliteit haal ik gewoon niet. Ik kan mijn schrijfmomenten niet zo inplannen zoals jij dat doet, ik heb het daar te druk voor. Soms moet een gedicht in één dag ontstaan.”

Is dit nu de hoogste eer die je als dichter kunt benaderen? Je krijgt nog net geen kroontje. Vegter: “Eervol is het zeker. Dat er een keuze wordt gemaakt voor de poëzie vind ik bijzonder. Ik was toch meer een poets’ poet dan een people’s poet. Dichters zijn mijn lezers. Tevoren trad ik bijvoorbeeld veel minder op. Het is goed dat poëzie zo wat populairder wordt.” Ducal: “Ik ga niet flauw doen: dit is een eer, ik ben erg trots. Maar ik beschouw het in de eerste plaats toch als een opdracht hoor. Dat hoeft niet met elkaar in tegenspraak te zijn: het is een eervolle opdracht. Veel mensen denken dat ik nu een prijs gewonnen heb en feliciteren me daarvoor. Maar je moet het wel waar maken. Wil je me feliciteren, doe dat dan na twee jaar, wanneer het resultaat er is.”

Anne Vegter: ‘Ik heb geleerd om een goede recensie niet te belangrijk te vinden, want dan ga je hetzelfde doen met slechte recensies. Dan komt de ontreddering opzetten.’

Ducal: “De ergste kritiek zou zijn: “iemand die zo’n gedicht schrijft, is onterecht Dichter des Vaderlands.” Momenteel heb ik niet zoveel reacties gekregen, mijn termijn is pas in januari begonnen.” Vegter: “In Nederland moet je toch echt de arena in, hoor. Je moet je staande proberen te houden.” Ducal: “Ik klaag soms tegen intimi hoe hectisch mijn leven is geworden. Maar als ik nu jouw verhaal hoor, denk ik: wat ben ik blij dat dàt me bespaard wordt. Dat heen - en - weer rennnen, pfff.” Vegter: “In Vlaanderen staat het Dichterschap des Vaderlands nog in de startblokken, het is eigenlijk aan jou om dat mee te ontwikkelen. Komrij richtte bijvoorbeeld een uitgeverijtje op voor poëziedebuten, het tijdschrift Awater werd opgericht… Nasr was erg zichtbaar door zijn optredens in De Wereld Draait Door. Nu krijg ik de kritiek dat ikzelf nog niet in dat programma langs geweest ben. Maar dat beschouw ik niet als een deel van mijn opdracht. Die kritiek heb ik tijdens een optreden met mijn band gepareerd. Dat werd wel opgepikt. Maar die moderne zichtbaarheidsziekte, daar krijg je in Nederland erg mee te maken. Ik lees ook niet meer wat voor naars er via Facebook geschreven wordt. Daar ben ik echt mee gestopt. Dat vond ik niet meer leuk. Moeten lezen dat je je titel verkwanselt, terwijl ik weet hoeveel werk hierin sluipt, nee dank je. Dat trek ik gewoon niet. Nu goed, er is ook positieve steun. Als dichter word je snel heel onzeker door negatieve kritiek.” Ducal: “Dan kun je die deur beter op slot doen, inderdaad.”

ANNE VEGTER Anne Vegter (1958) is dichter, prozaïst en toneelschrijver. In 1989 debuteerde zij met het kinderboek De dame en de neushoorn, waarvoor ze meteen de Woutertje Pieterseprijs ontving. Haar tweede boek, Verse bekken (1990), geïllustreerd door Geerten ten Bosch, was het eerste kinderboek in de geschiedenis dat voor de AKO Literatuurprijs werd genomineerd. De jaren erna verscheen proza voor volwassenen: de erotische verhalenbundel Ongekuiste versies (1994) en de novelle Harrie’s hoofdingang (1999). In 1992 verscheen haar eerste dichtbundel Het veerde, later gevolgd door Aandelen en obligaties (2002) en Spamfighter (2007). In 2011 verscheen het lovend ontvangen Eiland berg gletsjer, met illustraties door haarzelf, dat werd bekroond met de Awater Poëzieprijs. In 2004 won Vegter de Anna Blamanprijs voor haar hele oeuvre. In 2008 werd Spamfighter genomineerd voor de VSB Poëzieprijs. Van 2013 tot 2016 bekleedt Anne Vegter het ambt van Dichter des Vaderlands. Zij is na Gerrit Komrij, Driek van Wissen en Ramsey Nasr de eerste vrouwelijke dichter met deze eretitel.

Zie je een samenwerking tussen jullie beiden ontstaan?

Onze lezers zijn zelf ook schrijvers. Welk advies geef je mensen mee die poëzie willen schrijven?

Ducal: “Ik zou dat wel interessant vinden. Jullie hebben de ervaring, daar zou ik graag eens over van gedachten wisselen. Ik heb begrepen dat je ook in scholen werkt? Zoiets zou ik in België ook graag doen. Of eens echt iets samen te doen, ondersteund door Vlaamse of Nederlandse organisaties. Met andere dichters errond, jongeren, mensen die nog niet eerder publiceerden, bijvoorbeeld … Het zou toch spijtig zijn dat we gewoon naast elkaar blijven werken? Zonder je agenda te overbelasten, natuurlijk.”

Vegter: “Lees poëzie, lezen, lezen! Eerder lezen dan schrijven. Er wordt meer geschreven dan gelezen. “ Ducal: “Lees zo ruim mogelijk. Misschien is het omdat ik zelf leraar ben geweest. Dan bied je uiteraard poëzie aan aan je leerlingen, klassiekers, vernieuwende poëzie, alle soorten. Wie zelf poëzie schrijft, is ermee gediend zoveel mogelijk invloeden te ondergaan. En wacht lang genoeg met publiceren.” Vegter: “Op dat laatste punt ben ik het niet met je eens. (lacht) Ducal: “Ik bedoel: beschouw het niet te snel als af.”

21


VERSE STADSDICHTERS LATEN IN HUN KAARTEN KIJKEN DOSSIER

Duo-interview met Stijn Vranken (Antwerpen) en David Troch (Gent)

Zowel Antwerpen als Gent stelden dit jaar een nieuwe stadsdichter aan. En de twee uitverkorenen vertonen nogal wat gelijkenissen; Stijn Vranken (40) en David Troch (37) zijn generatiegenoten, hebben elk twee bundels op hun actief en schrijven toegankelijke poëzie. Beiden zijn ook podiumbeesten. Wij legden hen precies dezelfde zeven vragen voor.

Door Peter Mangel Schots

DE 7 VRAGEN 1. Hoe vernam je het nieuws? 2. Was je verrast dat de keuze op jou viel? 3. Je volgt in het spoor van grote namen: Peter Verhelst en Erwin Mortier in Gent en Tom Lanoye en Bernard Dewulf in Antwerpen om er maar enkele te noemen. Geeft dat koudwatervrees? 4. De minimale opdracht van de stad is: zes gedichten per jaar schrijven. Wat wil je verder nog ondernemen? 5. Jullie zijn beiden ‘inwijkelingen’, hoe groot is jullie betrokkenheid bij de stad? 6. In de motivatie bij jullie aanstelling werd telkens het aspect humor in jullie poëzie aangestipt. Hoe sta je daar zelf tegenover? 7. Een andere motivatie was dat jullie toegankelijke poëzie schrijven. Is dat een vereiste als stadsdichter?

22

DAVID TROCH: ‘ALS HOGERE BOOM VANG JE MEER WIND’

1

“Ik kreeg op 27 februari telefoon van Annelies Storms, de Gentse schepen van Cultuur. Ze vroeg me of ik stadsdichter wilde worden en vertelde me hoe de selectie verlopen was. Verschillende mensen uit het culturele veld hadden een lijstje opgemaakt. Blijkbaar was ik de enige die op elk lijstje voorkwam.”

2

“Ja, heel erg. Ik had op de site van Annelies gezien aan welke voorwaarden de nieuwe stadsdichter moest voldoen. Eerst dacht ik dat ik er wel aan beantwoordde: ze zochten iemand die bereid was om met andere kunsttakken aan de slag te gaan, die dingen op poten durft te zetten en vertrouwd is met het podium. Tot ik het woord ‘debutant’ las, toen dacht ik dat ik nooit in aanmerking zou komen. Maar ze zochten blijkbaar niet specifiek iemand die nog niet gedebuteerd was. Wel iemand die nog niet zo heel bekend was en een duwtje in de rug kon gebruiken.”

3

“Door het stadsdichterschap word je sowieso een hogere boom en die vangen meer wind. Veel mensen zullen klaar staan om een tak of de hele stam weg te hakken. Er zal kritiek komen op mijn poëzie of mijn initiatieven, maar ik ga mij daardoor zeker niet laten leiden.”

4

“Een eerste stadsgedicht heb ik gepresenteerd op de Werelddag van de Poëzie. Met het tweede hebben we echt afgetrapt. Begin mei was er een rondetafelgesprek waarop een vijftigtal Gentse dichters waren uitgenodigd, van Miriam Van Hee en Christophe Vekeman tot mensen uit de slamwereld, met de bedoeling om een tegengewicht te vormen voor de sterke groepsvorming die er in Antwerpen plaatsvindt. Dat ontbreekt in Gent nog een beetje. We gaan zien wat dat oplevert. Er beweegt hier wel een en ander maar we moeten beter van elkaar weten wát er beweegt. Zo wil ik graag naar de verschillende deelgemeenten gaan om daar geregeld literair spreekuur te houden. Ik wil niet alleen maar gedichten schrijven voor een boekje of een website, ik wil de poëzie in de hele stad brengen.”

‘Om toegankelijk te zijn, hoef je geen karamellenverzen te schrijven’

5

“Ik woon hier zelf nog maar vijf jaar, maar daardoor kan ik ook wel met andere ogen naar de stad kijken. Als je verliefd bent, schrijf je vaak geen goede liefdesgedichten. Ik zou het moeilijker hebben om over mijn geboortedorp Bonheiden te schrijven, als ik daar nog zou wonen. Dan zou ik er te veel van mezelf in stoppen.”

6

“Sommige mensen kunnen blijkbaar lachen met wat ik schrijf terwijl ik nu toch niet bepaald gierend van de pret aan mijn schrijftafel zit. Ik denk dat het ook te maken heeft met de manier waarop ik op een podium sta. In de acceptatiespeech heb ik wel bewust humor gestopt en dat werd gesmaakt.”

7

“Ik wil zo veel mogelijk lagen van de bevolking bereiken, al eens met de poëzie naar een café gaan en zo. Om toegankelijk te zijn, hoef je geen karamellenverzen te schrijven. Je probeert er dubbele bodems in te stoppen, maar op een manier dat mensen die anders niet met poëzie in aanraking komen er toch wat in zien. Als stadsdichter krijg je de kans om een ruim publiek te bereiken en op plekken te komen waar je anders nooit zou komen.”

23


STIJN VRANKEN: ‘NU KAN IK WEER TUSSEN DE MENSEN LANDEN’

PROFITEER NU! profiteer n

u:

1

”Ik werd rond Kerstmis gebeld door Michaël Vandebril van Antwerpen Boekenstad met de vraag om eens langs te komen. Ik ken Michaël vrij goed, dus door dat formeel verzoek voelde ik wel ‘nattigheid’. Toen de vraag uiteindelijk kwam, hoefde ik er niet lang over na te denken.”

gratis verzendin g Bezoek www.createmybooks.com en www.shopmybooks.com

DOSSIER

2

Ja, zeker omdat de procedure normaal gezien al een maand eerder was afgerond. Met de wissel van het stadsbestuur heeft dat nu wat langer geduurd. Uiteraard had ik voordien over het stadsdichterschap al wel eens van gedachten gewisseld, maar ik had niet verwacht zelf gekozen te worden.”

3

“Niet echt, omdat het toevallig op een ideaal moment kwam. Ik had net mijn derde bundel afgewerkt, waarin ik de mensheid als vreemde diersoort nogal afstandelijk benader en waardoor ik in een ietwat misantrope cocon had gezeten. Door het stadsdichterschap kon ik weer tussen de mensen ‘landen’, de voeten weer op de grond zetten. En van commentaar lig ik niet wakker, je weet dat je die toch gaat krijgen.”

4

“In de eerste maanden komt er veel op je af. Ik had ook weinig voorbereidingstijd, zodat mijn eerste stadsgedicht pas in mei verschenen is. Maar er staan al wel wat andere dingen op stapel. Zo komt er weldra een project op het Eilandje en had ik al een vergadering in de gevangenis om iets te laten doen door de gedetineerden. Blijkbaar wordt er in de gevangenis naast misdaadromans vooral poëzie gelezen Algemeen wil ik deze twee jaren ophangen aan het thema ‘licht’, een gegeven dat ook sterk in mijn eerste stadsgedicht zit, en plan ik iets rond de Burendag, die in 2015 tien jaar bestaat.”

5

“Ik ben op mijn zeventiende als student vanuit Leuven naar Antwerpen gekomen. Betrokkenheid moet er uiteraard zijn, maar ik vind niet dat die voortdurend politiek moet gebruikt worden. Het hangt ervan af hoe je in het leven staat. Ik denk dat het moeilijk is als schepper van iets om niét maatschappelijk bewust te zijn. Maar het is wat te gemakke-

24

‘Het Antwerpse spanningsveld zal me zeker inspireren. Maar ik wil niet voortdurend met een getrokken zwaard rondlopen.’

Bestel nu je favoriete boek en ontvang je bestelling gratis!

Create My Books en Shop My Books bezorgen je een compleet nieuwe ervaring!

lijk om te zeggen: ik schrijf er af en toe iets over, dus ik ben geëngageerd. Mensen die hun hele bestaan in de waagschaal leggen om de maatschappij waar nodig uit te deuken, dié zijn geëngageerd. Nu is de context in Antwerpen sowieso nogal geladen, ik bevind me met dit stadsbestuur enigszins in een gedoogpositie. Het spanningsveld zal me zeker inspireren. Maar ik wil niet voortdurend met een getrokken zwaard rondlopen, zo zit ik niet in elkaar. Ik ben liever vóór iets dan tégen iets.”

6

“De term hofnar is al vaker geopperd en die klopt ergens ook wel in die zin dat de stadsdichter een vrije spreker is. De humor komt soms vanuit een bepaalde insteek en zoekt dan zijn weg, maar is zelden echt de bedoeling vooraf. “

7

“Toegankelijkheid mag je niet verwarren met gemakkelijkheid. Toegankelijk betekent dat iemand het moet kunnen lezen zonder de hele literatuurgeschiedenis of de biografie van de dichter achter de kiezen te hebben. Dat geldt voor elke vorm van kunst, vind ik. Liever spreek ik over ‘onontkoombaarheid’, je mag er niet aan kunnen ontsnappen.”

P registreer gratis P creëer snel een boek P deel met vrienden, familie of wereldwijd P publiceer en verkoop via onze webshop P netwerk van betrouwbare partners Geef bij bestelling via www.createmybooks.com of www.shopmybooks.com de onderstaande code in en ontvang je gratis verzending*.

9v5pbyqz * Actie ‘gratis verzending’ geldig van 1 juli tot 30 september 2014 en met afleveradres België.

25


Interview met Carl De Strycker, directeur van het Poëziecentrum

‘POËZIE HEEFT DE TOEKOMST MEE’ DOSSIER

Twee jaar geleden werd Carl De Strycker de nieuwe directeur van het Poëziecentrum. Sindsdien is hij niet alleen hoofdredacteur van de Poëziekrant, maar stuurt hij ook de uitgeverij van het Poëziecentrum aan. Die nieuwe jas zit hem als gegoten: “De voorbije twee jaar zijn ontzettend snel gegaan.”

Door Sofie Rycken

D

e enige voorganger van Carl De Strycker was Willy Tibergien, die de Poëziekrant oprichtte in 1976 en het Poëziecentrum in 1980. We vroegen ons af hoe het voelt om in zo’n voetsporen te treden? Welke koers wil De Strycker graag varen? En hoe kijkt hij terug op de afgelopen jaren? Als directeur promoot hij samen met zijn team ook het documentatiecentrum, runt hij de Poëzieshop én coördineert hij tientallen literaire en educatieve activiteiten.

De missie van het Poëziecentrum is om een breed publiek de kans te bieden om van poëzie te proeven. Wanneer sloeg bij u de vonk over?

Het Poëziecentrum op de Gentse Vrijdagmarkt

26

“In onze officiële schoolagenda’s stonden destijds tientallen gedichtjes. Ik las die wel, maar was er eigenlijk niet van onder de indruk. “Dat kan ik beter,” dacht ik. Rond m’n vijftiende begon ik zelf gedichten te schrijven en zo kwam ik bij de organisatie Jeugd en Poëzie terecht. Blijkbaar kon ik er toch wel wat van, ik heb zelfs een aantal prijzen gewonnen. In 2003 is mijn debuut gepubliceerd bij een

Amsterdamse uitgeverij: Bladstad gaat over liefde, over taal en over de relatie tussen literatuur en realiteit. Ik studeerde toen al aan de universiteit - Germaanse Talen - en koos resoluut voor vakken die met poëzie te maken hadden.”

Carl De Strycker (directeur Poëziecentrum):

‘Alle manieren om mensen en poëzie bij elkaar te brengen zijn goed. Ik heb thuis ook placemats en kussenslopen met gedichten. Ik vind dat niet vies.’ contract liep af. Ik had verder de academische route kunnen volgen, aan een andere universiteit, maar toen kwam net deze post vrij. Ik was al redactielid van Poëziekrant en heb me kandidaat gesteld. Bij de sollicitatieprocedure hoorde ook een gesprek bij een bedrijfspsychologe. Die was bang dat ik “te veel een dichter” was, en “te weinig manager”. Ten eerste heb ik vooral over poëzie geschreven en ten tweede vind ik dat zo’n gruwelijk cliché: oei, iemand die poëzie schrijft, dat zal wel iemand zijn die met z’n hoofd in de wolken leeft en geen team kan leiden of een budget kan beheren. En Jan Lauwereyns dan? Een dichter én een gerespecteerde neurowetenschapper! Ik dacht dat mijn kans op de job verkeken was, maar ik was zo geïrriteerd dat ik mijn kandidatuur toch vurig heb verdedigd. En blijkbaar was ik overtuigend.”

Wat leest u zelf het liefst?

En intussen zijn we twee jaar verder.

“Ik ben een eclectische lezer. Ik houd van verschillende soorten poëzie en uiteenlopende genres, wat me in de hoedanigheid van recensent niet altijd in dank is afgenomen. Ik moet toegeven dat ik wel gefascineerd ben door de Vijftigers en de Pink Poets - voor een deel ook door de romantiek van hun verhaal, met die spannende anekdotes die je doen denken “was ik daar maar bij geweest!”. Met mijn studenten heb ik altijd Gezelle en Van de Woestijne gelezen, dat vind ik van het allerbeste dat er is.”

“De voorbije twee jaar zijn ontzettend snel gegaan. Omdat er altijd veel te doen is: het is als een soort steen die rolt en blijft rollen. De Poëziekrant verschijnt acht keer per jaar. En dat is maar één aspect: intussen zijn we boeken aan het uitgeven, organiseren we activiteiten, zijn we bezig met het documentatiecentrum. Het staat nooit stil. Er gaat ook veel tijd naar dossiers, beleidsplannen, aanvragen van projectsubsidies….. Sommige mensen denken dat we hier hele dagen rustig gedichten zitten te lezen. Maar dat is heel ver van de waarheid. Aan lezen voor mijn plezier kom ik helaas amper nog toe.”

Voor u in het Poëziecentrum startte, werkte u inderdaad als docent aan de universiteiten van Wenen en van Gent. Wat trok u aan in deze vacature? “Ik was toen assistent Letterkunde aan de Universiteit hier in Gent en dat

Dat klinkt niet als een nine-to-five job? “Het is een job die me zeven dagen op zeven opslorpt. Ons team is niet zo groot,

als je kijkt naar hoeveel balletjes we in de lucht houden, maar tegelijk werken alle mensen hier voor twee. Uit liefde voor de poëzie. Dat is geen reclamepraa tje, ik sta daar echt versteld van. Hier werken geweldige mensen, met ongelooflijk veel goesting en energie.”

Welke koers had u twee jaar geleden voor ogen? “Het Poëziecentrum stond op de kaart. Dat is de grote verdienste van Willy Tibergien, die dat met bloed, zweet en tranen voor elkaar heeft gekregen. Ik had dus helemaal niet het gevoel dat er een ommezwaai moest plaatsvinden. We hebben vooral aan de zichtbaarheid gewerkt: we hebben de deuren opengegooid, we zijn veel samenwerkingen aangegaan en we zijn aanweziger op het internet. In mijn ogen is de essentie dat we poëzie in de kijker plaatsen, dat we het via zoveel mogelijk kanalen aanbieden. Iedereen die iets met poëzie wil doen, iedereen die er van wil proeven, moet die mogelijkheid hebben. Het gaat misschien maar om een relatief kleine groep gepassioneerde mensen, maar iedereen moet de kans krijgen om tot die groep te behoren.”

En dat kan zowel via uitdagende poëziecursussen als via de vrolijke postkaartjes die in jullie winkel te koop zijn? “Absoluut. Alle manieren om mensen en poëzie bij elkaar te brengen zijn goed. Ik heb thuis ook placemats en kussenslopen met gedichten, ik vind daar niets vies aan. Dat is net onze kracht: we werken zowel voor een gespecialiseerd publiek als voor een breder publiek. Er waren onlangs twee hedendaagse Berlijnse dichters op be-

zoek. Je weet dat je daar geen grote zaal mee vult, maar het blijft belangrijk om dat werk te tonen. En aan de andere kant van het spectrum hebben we dus posters en kaartjes en leuke gadgets. Dat is ook poëzie. En als iemand door zo’n postkaartje voor het eerst in z’n leven een gedicht leest, met plezier, en zich daar vanalles bij kan voorstellen, dan is dat toch geweldig?”

Zoeken jullie dat evenwicht ook op in de uitgeverij? Hoe beslissen jullie welke auteurs aan bod komen? “Ook daar zoeken we een evenwicht tussen meer en minder commerciële projecten, ja. We hebben bijvoorbeeld de haiku’s van Herman van Rompuy uitgegeven. Hij is een fantastische ambassadeur voor de poëzie, en zijn werk genereert natuurlijk veel media-aandacht. En met de winst die we met die publicatie maken, kunnen we weer andere uitgaves financieren. Toch blijft ons beleid in de eerste plaats om marktcorrigerend te werken. Wij pikken auteurs en bundels op waar grote uitgeverijen zich niet aan wagen. Zo zetten we in op debuten, om mensen een eerste kans te geven. Ook vertaalde poëzie is iets waar we bewust voor kiezen. Een dure zaak, want je betaalt vertaalrechten, een vertaler én je hebt dubbel zoveel bladzijden nodig. Maar het is cruciaal voor de diversiteit van je literaire veld, je moet tonen wat er leeft. Zo brengen we binnenkort werk uit van de Roemeense Linda Maria Baros. Een derde segment dat je bij ons terugvindt zijn verzamelde werken. Er is een heel segment van dichters die historisch erg belangrijk zijn, maar van wie het werk intussen moeilijk te vinden is. Die willen wij weer bereikbaar

27


Carl De Strycker over de Poëziekrant:

‘Het is een poëzie-krant, en kranten moeten breed berichten, zonder vooringenomenheid, over allerlei soorten poëzie.’

f e i ct e l l o c s r e v j i r h c S e s Het Gent Te huur: een bende schrijvers

maken. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de overleden Michel Bartosik, een Antwerpse dichter met Poolse roots die lid was van de pink poets.”

DOSSIER

Dat lijkt me niet altijd eenvoudig om te promoten. “Klopt. Een presentatie en enkele recensie-exemplaren zijn het beproefde recept, maar daar proberen we op te variëren. Een leuk project was De dood van Empedokles, een theatertekst in verzen van Friedrich Hölderlin. We werkten samen met Theater Zuidpool, die volgend jaar met het stuk op tournee gaan. Wij nemen hun voorstelling mee in onze communicatie, en omgekeerd kan het publiek na elke voorstelling een exemplaar van het boek kopen.”

Kruisbestuiving is de toekomst. “Samenwerken is essentieel, zowel met minder voor de hand liggende partners - een lokale muziekvereniging, bijvoorbeeld - als met meer traditionele partners. Als er een buitenlandse dichter in residentie is in PassaPorta dan komt die altijd hier op bezoek en publiceren we werk van hem in de Poëziekrant. Als het Poetry International is in Rotterdam, dan verwijzen we daarnaar in de Poëziekrant. Omgekeerd vinden de bezoekers van dat festival ons blad daar terug, lezen ze er iets in over de dichters die ze net live hebben gezien en leren ze zo ons blad kennen. Dat soort matches probeer ik wel heel actief te maken, zonder slaaf te worden van de actualiteit. Poëzie is nu eenmaal een traag genre.”

Is de Poëziekrant de afgelopen twee jaar getransformeerd? “Neen. Het is een poëzie-krant, en kranten moeten breed berichten, zonder

28

vooringenomenheid, over allerlei soorten poëzie. Een aantal gedichten van interessante nieuwkomers, interviews, recensies, rubriekjes. Dat was het uitgangspunt van de publicatie en zo moet het blijven. Wel heb ik de groep mensen die voor het blad schrijft, proberen uit te breiden. Ik heb een ander netwerk dan de vorige hoofdredacteur en ik vond dat we dat konden gebruiken. Het is mijn ambitie om de beste pennen over de beste poëzie te laten schrijven, om de beste critici binnen te halen. Ik denk dat dat aan het lukken is.”

Zijn er plannen om de Poëziekrant digitaal te maken? “Het is nog veel te vroeg om de papieren versie overboord te gooien. We zouden een heel aantal lezers in de kou laten staan door alles enkel online aan te bieden. Het is ook geen boekje dat mensen van A tot Z doorlezen en dan bij het oud papier gooien: mensen houden de nummers lang bij. Anderzijds besef ik dat er een nieuwe generatie is die zich bijna uitsluitend online informeert. Daarom bieden we een selectie van onze artikels ook online aan, via eLinea.”

Die nieuwe generatie is dus wel te bereiken, als je het goed aanpakt? “Natuurlijk. In het spoor van de VSBprijs zijn er de Poëzierevues van School der Poëzie. Jongeren worden aangespoord door hun leerkrachten om zelf gedichten te schrijven, geïnspireerd door de VSB-genomineerden. Ik was jurylid op een Antwerpse school met een multiculturele mix van leerlingen en ik heb daar een hoop jongeren gezien die met veel plezier en présence hun eigen werk brachten. Zoiets stemt me absoluut hoopvol. We hebben dit jaar

ook voor het eerst een Scriptieprijs uitgereikt, vanaf nu tweejaarlijks.”

Een ander nieuw initiatief is de Dichter des Vaderlands. “In januari 2014 is Charles Ducal onze eerste Dichter des Vaderlands geworden, een initiatief van verschillende literaire organisaties uit Vlaanderen, Wallonië én Brussel. Toch is het geen politiek statement, maar een poëziepromotieproject. Ducal schrijft gedichten die opgehangen zijn aan bepaalde gebeurtenissen, zoals de Dag van de Arbeid. Het is een concept dat veel media-aandacht genereert. Met als hoogtepunt een volledige minuut in het Journaal: dat is een eeuwigheid! Intussen wil een Zwitsers tijdschrift werk van Ducal publiceren en is er interesse van een Franse uitgeverij. En dankzij het project “Dichter des Vaderlands nodigt uit” kan Ducal op zijn beurt andere, minder bekende dichters van over de taalgrens in het spotlicht zetten.”

In stukken en brokken of compleet, voor een uur, een dag, een week, vergezeld van een muzikant of omringd door stilte. Een verhaal uit onze doos of een vertelling op maat, literaire portretten van u en uw genodigden, verhaaltjes voor het slapengaan, bij het aperitief of bij de koffie, we hebben het allemaal – en wat nog beter is – we brengen het bij u thuis, in uw vereniging, op uw feest.

Inlichtingen, prijzen, afspraken? www.hetgentseschrijverscollectief.be/contact Tel. 0477 26 67 71

De toekomst ziet er goed uit voor de poëzie in Vlaanderen, als ik u zo hoor. “Volmondig: ja. Het niveau van de Nederlandstalige poëzie is bijzonder hoog. Mensen zijn vaak te gefixeerd op verkoopcijfers - die overigens in stijgende lijn gaan - terwijl het om veel meer draait dan dat. Waarom niet kijken naar dichters die door Vlaanderen toeren en zalen uitverkopen? En naar populaire poëziefestivals en evenementen? Het is niet omdat mensen minder cd’s kopen dat ze ook minder naar concerten gaan en minder naar muziek luisteren. Wel, met poëzie is het precies hetzelfde.”

29


POËZIE OP HET INTERNET Gedichten publiceren met een paar muisklikken Tot en met de jaren ‘80 was het literaire tijdschrift dé plek bij uitstek waar uitgevers op zoek gingen naar nieuw poëzietalent. In de jaren ’90 verschoof de plek voor vernieuwing naar het podium. Vanaf de jaren ’00 lijkt de kweekvijver opnieuw een ander biotoop te hebben gevonden: het internet. Maar waar kan je het best terecht met je gedichten?

DOSSIER

Door Kila Van der Starre

Een oceaan aan poëzie “Wat poëzie betreft heeft het internet van de literaire kweekvijver een oceaan gemaakt”, stelde hoogleraar Yra van Dijk een paar jaar geleden. Er bestaan ontelbaar veel websites met poëzie: werk van oude dichters, poëzie van hedendaagse grootheden, gedichten voor speciale gebeurtenissen en veel meer. Op veel van zulke websites is het mogelijk om ook eigen gedichten te plaatsen en op andermans poëzie te reageren, zonder dat er een redactie naar kijkt. [1] Het aanmaken van een account is genoeg om gedichten online te plaatsen en reacties achter te laten. Sommige poëziesites worden onderhouden door een groep vrijwilligers die een selectie maakt uit de geüploade poëzie. Zo maakt de populaire website www.gedichten.nl een onderscheid tussen “Netgedichten: gedichten die bezoekers van de site zelf kunnen plaatsen met een redelijk literair niveau” en “Hartenkreten: de redactie is minder kritisch bij de toelating van deze gedichten”. Toch blijft de kwaliteit van de poëzie op dit soort websites zeer gevarieerd.

Selectie Poëziewebsites die een vaste redactie hebben en strengere selectiecriteria hanteren, waarborgen een hoger kwaliteitsniveau. Dit soort websites vertonen vaak de kenmerken van een

30

literair tijdschrift in plaats van een open forum. Het bekendste voorbeeld is e-zine Meander, dat al sinds 1995 bestaat. [2] Meander heeft vaste rubrieken waarin jonge dichters en gerenommeerde dichters geïnterviewd worden en poëzie online publiceren. Daarnaast besteedt het internettijdschrift aandacht aan vertaalde poëzie en ‘klassiekers’ uit de Nederlandse poëziegeschiedenis, recenseert het poëziebundels en reikt het een prijs uit. Iedereen die wil kan drie gedichten insturen ter beoordeling. Een poëziewebsite die kort geleden is opgericht is Samplekanon. [3] Dit digitale tijdschrift kent twee rubrieken: ‘Sample’, waarin gedichten, korte verhalen, essays, beeldend werk en interviews worden gepubliceerd. En ‘Kanon’, waaronder de oprichters aan themanummers werken. Voor beide rubrieken kan je poëzie insturen.

Het Gezeefde Gedicht Het allernieuwste online poëzie-initiatief is Het Gezeefde Gedicht. [4] De oprichters en redactieleden zijn niemand minder dan Roel Richelieu van Londersele, de voormalige eerste stadsdichter van Gent, en Charles Ducal, de eerste Dichter des Vaderlands van België. De twee dichters hebben de website gestart omdat ze constateerden “dat jonge dichters minder kansen krijgen om te publiceren dan vroeger en dat debutanten die op het net onvoorbereid op zoek gaan naar poëzie

vaak terecht komen bij minderwaardig werk dat geen voorbeeld kan zijn.” De opzet van Het Gezeefde Gedicht is nieuwe dichters een publicatiekans aanbieden, een website creëren met uitsluitend waardevolle gedichten, nieuwe dichters een ontmoetingsplaats en een podium aanbieden op een jaarlijkse poëziedag en kleine, opbouwende tips geven aan talentvolle dichters over gedichten die de selectie net niet haalden.

Online tijdschriften Nog een plek waar poëzie online gevonden kan worden zijn websites van literaire tijdschriften. Veel tijdschriften moeten het tegenwoordig vooral hebben van hun online identiteit. Revisor krijgt sinds 2013 bijvoorbeeld enkel subsidie voor hun website, waarop ze wekelijks of tweewekelijks nieuw werk plaatst [5], Raster publiceert haar wereldpoëzie sinds 2008 enkel nog online [6], Terras verschijnt slechts twee keer per jaar op papier maar benut de vele aspecten van het internet door een multimediaal literair platform te zijn [7] en De Gids heeft vaste onlinepoëzierubrieken zoals ‘Gedichten’, ‘Lees & Luister’ en ‘Vertaalgedicht’. [8] Het digitale karakter van tijdschriften brengt voordelen met zich mee. Achter de computer gezeten is alles binnen enkele seconden te vinden. Vaak kunnen oude nummers makkelijk doorzocht worden in digitale archieven. Bovendien is een abonnement optioneel en gratis. Ten slotte is het insturen van gedichten na enkele muisklikken gebeurd, al is de redactie net als bij papieren tijdschriften streng in hun selectie.

Een eigen stek Nog een troef van het internet is het zeer democratische karakter van het medium. Iedereen met een computer en internetverbinding kan zijn of haar teksten de wereld insturen. Veel dichters maken hier gebruik van door op een persoonlijke website of weblog poëzie te plaatsen. Veelgebruikte platforms hiervoor zijn Wordpress [9] en Tumblr [10]. Via beide websites kan je gratis en gemakkelijk een eigen weblog bouwen, teksten, afbeeldingen en filmpjes plaatsen en reacties ontvangen. Wie het serieuzer wilt aanpakken koopt een eigen domeinnaam en bouwt daarmee een eigen website. Een makkelijkere optie is het aanmaken van een schrijversprofiel bij Azertyfactor. [11] Hier kan je eigen werk plaatsen zonder dat een redactie een selectie maakt. Een handig overzicht van ‘schrijfkansen’ en ‘schrijfwedstrijden’ maakt het bovendien mogelijk om via je schrijversprofiel mee te doen aan wedstrijden.

Social media

een Facebookaccount kan je je gedichten gemakkelijk met het wereldwijde web delen. Een groot voordeel is dat je poëzie via dit kanaal makkelijk een groot publiek bereikt. Als je een gedicht op jouw Facebookpagina plaatst, komt het vanzelf in de news feed van jouw Facebookvrienden; lezers hoeven niet, zoals bij een weblog of website, speciaal naar jouw online plek te surfen. Bovendien kent Facebook vele groepen waarin je je gedichten kwijt kunt, zoals de pagina van het Poëziecircus [12], Over Poëzie [13], Poëzie in Vlaanderen [14], Schrijvers, Dichters, Songwriters & Aanverwanten [15], Het Poëzie Café [16] en PoëzieJeZie [17]. Opties genoeg dus voor jouw poëzie op het wereldwijde web. Nu nog kiezen welk kanaal het best bij jouw werk past.

LINKS [1] www.gedichten.nl/ www.gedichtennet.nl/ www.lettertempel.nl/ www.poezietuin.be/ www.leesgedichten.nl/ www.gedichten-freaks.nl www.dichters.nl/ www.schrijfzolder.be/ www.onzegedichten.nl/ www.1001gedichten.nl/ www.poetryalive.nl/ www.dichtenmaar.nl/ www.jouwgedichten.nl/ [2] www.meandermagazine.net/ [3] www.samplekanon.com/ [4] www.hetgezeefdegedicht.be/ [5] www.revisor.nl/ [6] www.tijdschriftraster.nl/ [7] www.terrasterras.nl/ [8] www.de-gids.nl/ [9] wordpress.org/ [10] www.tumblr.com/ [11] www.azertyfactor.be [12] www.facebook.com/groups/112829732088515/ [13] www.facebook.com/groups/426160687466379/ [14] www.facebook.com/groups/poezie.vlaanderen/ [15] www.facebook.com/groups/197136006991910/ [16] www.facebook.com/groups/hetpoeziecafe/ [17] www.facebook.com/groups/107576560596/

Voor dichters die het bouwen en onderhouden van een weblog of website niet zien zitten, biedt social media een uitweg. Via

31


POËZIE UITGEVEN IS EEN STIEL

DOSSIER

Een ronde langs de poëzie-uitgevers in Vlaanderen en Nederland

werpen) heeft een klein maar eigenzinnig poëziefonds, met een voorkeur voor frivoler experiment.

Uitgeverijen die zich specifiek richten op poëzie zijn niet zo dik gezaaid. Toch zijn er een paar dappere, kleinere uitgevers die het genre een warm hart toedragen en ook jonge auteurs publicatiekansen bieden. Een kleine inventaris.

bergen, monsteroplages of een nooit eindigende aandachtswave. Wees realistisch in je verwachtingen en ga ervan uit dat je je tijd moet nemen. In die zin is publiceren in literaire tijdschriften, op gespecialiseerde internetsites of je affirmeren op een podium nog steeds de beste manier om in het vizier van een uitgever te raken.

Maar misschien zijn ook de specifieke poëzie-uitgeverijen interessant en niet alleen als springplank. Naast het Poëziecentrum (zie de toelichting van hun werkwijze in het interview met Carl De Strycker) heb je in Vlaanderen en Nederland een paar uitgeverijen die zich uitsluitend richten op gedichtenbundels en bloemlezingen. Kleine uitgevers hebben wel hun beperkingen: ze geven uiteraard minder bundels uit en zijn dus kritischer in hun selectie.

Door Dirk Leyman

Bij de grotere spelers kun je terecht bij uitgeverijen als onder meer De Arbeiderspers, De Bezige Bij, J.M. Meulenhoff, Querido en uitgeverij Van Oorschot. Zij hebben een gereputeerd poëziefonds, met elk hun eigen accenten. Bestudeer best vooraf eens de website om te bekijken of je in hun straatje past. Schrijf je eerder ‘hermetische poëzie’ of slam poetry? Het is natuurlijk een wereld van verschil en elke uitgeverij heeft een andere inhoudelijke koers, afhankelijk ook van de redacteur die zich erover ontfermt. Ook uitgeverij Podium en Lebowksi publiceren geregeld poëzie en kiezen daarbij wel eens voor de hippere jonge garde. Ook Voetnoot Publishers (gevestigd in Ant-

Zo is er de Leuvense uitgeverij P, opgericht en geleid door Leo Peeraer. Zij hebben sinds jaar en dag een breed geschakeerd poëziefonds, met veel vertalingen. “Een herenhuis met poëzie als lustprieel”, zo omschreef Paul Claes Uitgeverij P in een hommage voor haar twintigjarig bestaan. Ze omschrijft zichzelf “als haven voor nieuw talent, voor gevestigde waarden en buitenlandse coryfeeën die hun Nederlandse stem vonden.” Uitgeverij P brengt ook de grote klassieke roergangers van de poëzie in bijzondere tweetalige edities. De teller staat intussen op meer dan 330 uitgaven. En, zo verzekert P, de uitgaven “treden regelmatig de scheiding der kunsten met de voeten”: “Waar

J

e hebt altijd een stapje voor als je je als aankomend auteur even rustig en diepgaand oriënteert in het uitgeverslandschap. Zeker als je de sprong wil wagen naar de grote, landelijke uitgevers en je je niet houdt bij printing on demand of een uitgave in eigen beheer. Dat garandeert een grotere distributie, meer mogelijke aandacht in de pers en algemene airplay. Maar verwacht als beginnend poëzie-auteur geen gouden

32

dichters en kunstenaars dansen met woord en beeld, ontstaan esthetische verklankingen van een veranderlijke werkelijkheid.” Soms treedt er enige wisselvalligheid in het fonds, maar hun inzet voor de poëzie staat buiten kijf. Naast uitgeverij P is er ook de Aalsterse uitgeverij Het Balanseer, die naast proza en essayistiek ook een gerenommeerd poëziefonds aan het uitbouwen is, en daarbij ook werkt met co-producties. Opgericht in 2007 door Kris Latoir gaf ze onder meer poëzie uit van Els Moors, Sandrine Verstraete, Peter Smink en Willy Roggeman en besteedt veel aandacht aan de vormgeving, goed voor een aantal prijzen voor Best Vormgegeven Boeken. Maar wees wel gewaarschuwd: “We ontvangen op dit moment veel meer manuscripten dan wij kunnen behandelen. Daarom hebben we besloten in 2014 geen nieuwe manuscripten in ontvangst te nemen.”

Van Dale = betrouwbaar taaladvies! De Van Dale Taalhandboeken Nederlands, Engels en Spelling zijn er voor al je taalvragen! Plezier met taal en ondersteuning van het creatieve schrijfproces staan centraal. Verwacht dus naast de soms pittige, technisch-inhoudelijke passages ook afwisseling met teksten. Of het gaat om stijl, grammatica, spelling of punten en komma’s, in deze boeken vind je altijd wat je zoekt.

Taalhandboek Nederlands of Engels

In Nederland brengt tenslotte ook nog de uitgeverij Passage en uitgeverij De Kleine Uil poëzie, maar Vlaamse auteurs komen daar zelden aan de bak. Ook de uitgeverij De Contrabas van Chrétien Breukers serveert uitsluitend poëzie. De laatste tijd staat de werking op een laag pitje.

€ 34,99

INFO De Arbeiderspers – www.arbeiderspers.nl De Bezige Bij – www.debezigebij.nl Querido – www.querido.nl Atlas/Contact – www.atlascontact.nl J.M. Meulenhoff – www.meulenhoff.nl Uitgeverij Podium – www.uitgeverijpodium.nl Poëziecentrum – www.poëziecentrum.be Voetnoot – www.voetnootpublishers.nl Uitgeverij P – www.uitgeverij-p.be Uitgeverij Kleine Uil – www.kleineuil.nl Het Balanseer – www.balanseer.be De Contrabas – www.decontrabas.com

Taalhandboek Spelling

€ 14,99 Verkrijgbaar bij de boekhandel of via www.vandale.be

We geven je ons woord Taaltrainingen

|

Vertaalbureau

|

Van Dale Online

|

33

Woordenboeken


‘DICHTERS ZIJN DE TESTPILOTEN VAN DE TAAL’ Ezra Pound omschreef de dichter T.S. Eliot ooit als de betere vakman – ‘il miglior fabbro’. Het is een eretitel die ook past bij dichter Peter Theunynck. Na een poëtische avond in het gezelschap van James Joyce, Pablo Neruda, W.H. Auden en Hugo Claus fiets ik naar huis met concrete tips om de Messi van de poëzie te worden. Of is het de nieuwe Vettel?

DOSSIER

Door Yves Joris

H

et beeld dat ik me gevormd heb van de dichter, klopt perfect. Gedempt licht tekent zachte schaduwen op de muren. De dichter nodigt me uit aan de lange eettafel, schenkt ons een glas rode wijn uit. Achter mij troont een wand vol boeken waaruit hij de hele avond bundels tevoorschijn tovert om een bewering kracht bij te zetten, of om de schoonheid van een versregel te illustreren. Theunynck debuteerde in 1997 met Berichten van de Panamerican Airlines & C° en is sindsdien een vaste waarde in poëtisch Vlaanderen. Als voormalig stadsdichter van Brugge, copywriter en (ex-)docent creatief schrijven is het geschreven woord nooit ver weg in het leven van deze 54-jarige germanist. Ter gelegenheid van het Antwerpse Felix Poetry Festival in 2013 schreef hij het essay Moet de poëzie gered worden dat je nu ook integraal terugvindt op de website van Creatief Schrijven. Dit essay zou de basis vormen voor concrete poëzietips. Wanneer ik twee uur later afscheid neem, is deze missie volbracht.

Leer voetballen als Messi, kijk naar voetbal. Leer dichten, lees dichters. Theunynck walst een laatste maal de rode wijn in zijn glas alvorens van wal

34

te steken. “De vriend van mijn dochter voetbalt in derde provinciale. Zo vaak hij kan, kijkt hij naar wedstrijden uit de Champions League. Met zijn ogen steelt hij de bewegingen van Messi en Ronaldo en hij probeert ze tijdens de week uit op het voetbalveld. Zo werkt ook poëzie. Wie poëzie wil schrijven, moet eerst en vooral lezen. W.H. Auden, T.S. Eliot en Gerrit Kouwenaar: hun versregels verrassen.” Hij citeert Paul Celans gedicht Sirene: “Zwarte melk van de vroegte we drinken haar ’s avonds / we drinken haar ‘s middags en ‘s morgens we drinken haar ’s nachts”. Een dergelijk beeld beklijft door onverwachte tegenstelling van woorden. Theunynck verwijst naar zijn essay waarin hij poëzie vergelijkt met formule 1. “Dichters zijn de testpiloten van de taal. De poëzie is hun racewagen. Ze rekken de taal uit of krimpen haar in. Ze monteren achtervleugels op hun zinnen. Ze leggen de taal in waanzinnige bochten, ze optimaliseren haar om met minder brandstof verder te komen. In drie woorden kunnen ze soms een hele wereld oproepen, zoals er ook hoogtechnologische motoren bestaan die met 1 liter benzine 100 km afleggen. Dichters testen woordvolgordes uit en sleutelen aan de grammatica. Ze laten de motoren van de taal brullen of

fluisteren.” Op dat moment komt de docent bovendrijven. “Weet je welke oefening ik mijn studenten vroeger gaf? Ik liet ze een gedicht op rijm schrijven. Vervolgens moesten ze alle rijmwoorden proberen te schrappen en deze te vervangen door synoniemen. Schrappen en polijsten.”

Haast is een slechte dichter We leven in een haastmaatschappij. Nieuwe technologie zorgt ervoor dat we emoties binnen de kortste keren via Facebook, Twitter en andere sociale media kunnen delen. Deze snelheid is een grote valkuil. We sturen snel geuite emotie de wereld in die zo geen kans meer krijgt om te rijpen. Om zijn woorden kracht bij te zetten schenkt Theunynck nog een beetje wijn bij. “Net zoals wijn moet poëzie rusten. Leg daarom elk gedicht een tijdje weg. Bekijk het enkele weken of maanden later opnieuw. Dan is je blik veranderd van schrijver in lezer. Persoonlijk had ik het gevoel tot mijn 36ste alleen maar karamellenverzen te hebben geschreven, omdat mijn gedichten vooral uit direct geuite emoties bestonden. Op dat moment maakte ik kennis met het werk van Panamarenko. Zijn werken waren voor mij metaforen, zelfstan-

dige beelden. Door over die werken en over de pioniers van de luchtvaart te dichten, plaatste ik een scherm tussen mijn emoties en mijn gedichten. Ik leerde in beelden schrijven. Op deze manier drukte ik mijn gevoelens op een indirecte, veel universelere manier uit. Deze afstand is ook nodig om een zelfkritisch vermogen te ontwikkelen.”

Gooi nooit woorden weg Op mijn vraag of er meerdere versies bestaan van zijn gedichten, antwoordt hij positief. “Soms ben ik pas na tien versies voldoende tevreden om mijn gedicht los te laten. Dichten is recycleren, uitproberen. Ik denk hierbij aan de metafoor die ik in mijn essay gebruikt heb. Heel veel technieken die we terugvinden in hedendaagse auto’s kennen hun oorsprong in de racesport: autogordels, tractiecontrole, stuurbekrachtiging, zelfs de achteruitkijkspiegel. Begin daarom te schrijven, laat je in een eerste fase niet beperken door rijmwoorden, kromme beeldspraak of haperend ritme. Daag grammatica uit en als je geen woord vindt dat een bepaalde emotie bij een beeld beschrijft, neem dan je toevlucht tot een neologisme. Je eerste fase is de sprokkelfase waarbij je beeld en emotie op papier zet. Leg daarna je werk een paar dagen opzij. Herlees dan wat je geschreven hebt. Herwerk. Schrap en polijst. Maar vooral: gooi nooit zinnen weg. Bewaar ze. Wie weet kan een versregel die je momenteel zwak vindt in een andere woordomgeving openbloeien.” Er ontspint zich een pittige discussie over het ideale gedicht waarbij Theunynck getuigt van zijn poëziekennis. Hij declameert gedichtflarden die hem getroffen of zelfs beïnvloed hebben. ‘Some say love’s a little boy,/ And some say it’s a bird,/ Some say it makes the world go around,/ Some say that’s absurd,/’. Hij savoureert de openingsverzen van W.H. Audens ‘O Tell Me The Truth About Love’ alsof de smaak van elke syllabe de goedkeuring van zijn papil-

len moet krijgen. Theunynck vat de discussie als volgt samen: “Diep in het hoofd van de meeste mensen zit het ideale gedicht en ze hopen dat ooit te kunnen schrijven. Ik vergelijk dit gedicht met een huis bij schemerlicht. In dit huis staan deuren op een kier. Telkens je door dit huis wandelt, word je verrast door andere details. Dat is de kracht van poëzie: telkens weer iets anders ontdekken bij een nieuwe lezing. Het gedicht maakt zijn schrijver overbodig.’

Foto: Kristof Ghyselinck

Peter Theunynck over de finesses van poëzie

Peter Theunynck:

‘Herwerk, schrap en polijst, maar vooral: gooi nooit zinnen weg.’

Zoek en vind gelijkgezinden Hoe vaak heb ik tijdens interviews de vraag gesteld of je kunt leren om poëzie te schrijven? Ik weet het intussen niet meer. Wellicht is de vraag zelf een cliché geworden. Theunynck grijpt terug naar zijn beeld van Messi. “Basistalent moet aanwezig zijn om door te stoten tot de top, maar daarnaast is discipline heel belangrijk. Wie wil schrijven, moet zichzelf een ambitieniveau stellen en dan dagelijks trainen om dit te bereiken. De meeste mensen kunnen lezen en schrijven. Daarom denken ze dat er geen extra inspanning nodig is om poëzie te schrijven. Vanuit die gedachte is het interessant om een schrijfcursus te volgen. Zo ontmoet je gelijkgestemden die gefundeerde kritiek op je werk geven. (Lees)ervaring

speelt immers een belangrijke rol om te kunnen groeien. Je collega-dichters worden tegelijkertijd mentor en sparringpartner. Ze zullen je wijzen op clichés in je metaforen of rijmdwang aan de kaak stellen, en je herinneren aan je ambitieniveau.” Het regent wanneer ik met een hoofd vol goede raad huiswaarts fiets. Ik denk opnieuw aan de postbode die van Pablo Neruda leert dat een goede dichter nooit zou schrijven dat het regent, maar dat de hemel weent. Ik vraag me af hoe aspirant-dichters deze regen zouden beschrijven.

35


LETTERFABRIEK

LETTERFABRIEK

Hoe schrijf je een fantastisch kinderverhaal?

BUITEN DE LIJNTJES KLEUREN “Schrijf een fantastisch kinderverhaal”, zo luidde deze keer de schrijfuitdaging. “En treed in het voetspoor van Roald Dahl”. Jeugdschrijfster Begga Dom bekeek de binnengelopen inzendingen met het vergrootglas.

Door Begga Dom

E

en eenzaam kind en een hippe oma. De inhoud van deze schrijfopdracht is ontstaan vanuit een outof-the-box gedachte, maar roept toch heel wat clichébeelden op. In meer dan de helft van de ingezonden verhalen bezit de hippe oma een combinatie van twee of meer van de volgende eigenschappen: ze draagt gebloemde of fel gekleurde kledij. Ze draagt puntschoenen. Ze heeft een speciale, opvallende bril. Ze heeft een grijze vlecht, rode haren óf een grijze vlecht met rode lokken. Ze zingt, danst en kookt vreemde zaken. Ze heeft een excentriek huis met planten en zelfgemaakte spullen. Ze heeft sterretjes in de ogen, keveroogjes of pretoogjes. Ze heeft een roze auto of roze bromfiets, waarop ze ‘wegscheurt’. Ze verschijnt uit het niets, gedraagt zich ongemanierd en neemt het kind mee op vakantie. Het eenzame kind zit alleen thuis, heeft geen broers of zussen, en lijdt onder het ‘workoholic’ gedrag van de ouders, of wordt op school gepest.

Krachtige beelden

(...) Vele (stiefmama’s) zijn lief en zorgen voor hun stiefkind als een echte mama. Maar er zijn er ook die ronduit gemeen zijn. Het zijn er niet veel, maar je zal maar het ongeluk hebben om zo’n mens te treffen. Lotte had zo’n enge stiefmoeder. (...) Lottes vader leek wel betoverd door zijn tweede vrouw. Hij geloofde alle kwade leugens die ze over zijn dochter vertelde. Je kan je wel voorstellen dat Lotte zich ongelukkig en onbegrepen voelde, thuis. Bij haar vrienden kon ze niet terecht, want ze had geen echte vrienden. Lotte voelde dat ze anders was dan anderen. Maar ze wist niet juist waarom. Gelukkig was er oma. Zij was de allerbeste en allercoolste oma die Lotte zich kon indenken. Ze woonde aan zee. Lotte ging er vaak logeren. Ze reden dan in een go-cart. Ze zongen, dansten en likten ijsjes op de dijk. En ze gingen zwemmen tot heel diep in de zee. Lotte was dol op de zee. Oma ook. Haar mama ook, zei oma. Lottes mama was al lang dood. Zo lang dat Lotte zich niets van haar herinnerde. ‘Je lijkt heel erg op je moeder.Wacht maar tot je 8,5 jaar oud wordt. Of beter: 111 manen. Dat zijn 444 weken. Dan zal alles duidelijk worden,’ zei oma vaak raadselachtig.

Maak het niet te ingewikkeld. Kom meteen tot de essentie. Want alles moet een functie hebben.

Probeer nog meer buiten de lijntjes te denken. Haak niet vast aan het eerste beeld dat zich in je hoofd vormt. Klassieke, clichématige voorstellingen van hippe oma’s en eenzame kinderen zijn op zich geen probleem. Vanuit zulke elementen kunnen goede kinderverhalen opgebouwd worden. Het leverde alvast enkele krachtige beelden op, zoals in ‘Sams droom’ (door Percheron), waar Sam op de zevenentwintigste verdieping van een verder kinderloos flatgebouw woont: ‘Honderden mensen woonden er in dat gebouw, maar geen enkel ander kind.’ Wat ik echter mis in elk van deze verhalen, is de link tussen ouders en grootouders. Hoe was het voor moeder of vader om op te groeien bij deze oma? Wat heeft moeder of vader ertoe bewogen om zich anders te gedragen dan zijn of haar moeder? Wat is er gebeurd waardoor het kind geïsoleerd opgevoed wordt? Hoe komt het dat oma maar één keer in het jaar langskomt en dan weer verdwijnt, of hoe komt het dat het kind oma zelfs al die tijd niet gekend heeft? Als je op zoek gaat naar deze link, en dit weet te vertalen naar wat een achtjarige kan begrijpen (en achtjarigen kunnen veel begrijpen), dan wordt het echt interessant.Dan krijgt je verhaal diepte. Een krachtig voorbeeld is de Harry Potter reeks, waar de familiegeschiedenis van Harry in stukjes en beetjes doorheen de romans wordt ontrafeld. Maar ook in een kortverhaal is

36

het mogelijk en zelfs noodzakelijk om linken te leggen met de familiegeschiedenis van het kind. Er moet een reden zijn waarom oma zo hip is (geworden?) en waarom dit eventueel een contrast vormt met de leefwereld van het kind. In ‘Lotte’ (door Katelijne V) wordt rekening gehouden met deze factoren:

Wie verder leest, ontdekt dat Lotte en haar oma afstammen van zeemeerminnen. De uitdaging om in de voetsporen van Roald Dahl te treden door een ‘grappig, vreemd, onvoorspelbaar, griezelig en misschien een tikkeltje sadistisch verhaal’ te schrijven, inspireerde heel wat auteurs tot het creëren van fantasiewerelden. Tijdens het lezen van de ingezonden fragmenten maakte ik naast zeemeerminnen, ook kennis met vreemde koninkrijken, tovenaars, elfen, trollen, piraten, spoken en schoorsteenvolkeren. Fantasiewerelden bieden heel wat mogelijkheden, maar ze mogen niet uit het niets verschijnen. Ook voor achtjarigen moeten fantasiewerelden een logica volgen. Niets mag zomaar gebeuren. Niets mag uit de lucht vallen. Lezersharten, minder- of meerderjarig, gaan pas sneller slaan als er een


LETTERFABRIEK

reden is voor het bestaan, het kennen of het geheim houden van de fantasiewereld. Ook jonge hartjes houden enkel van fantasiewerelden als er een link is met de emoties uit hun eigen leefwereld. Hoe fantastisch deze werelden ook zijn, ze moeten in zekere zin ook ‘geloofwaardig’ gemaakt worden voor de lezer.

Een mooi voorbeeld vinden we in ‘Het zachtste land: Ruberia.’ (door Emmetje): In de toren zat prinses Bloem voor zich uit te staren. Ze pulkte nog een snoepje uit de pot die ze van een bezoeker had gekregen. Ze kauwde er langzaam op. Intussen bekeek ze alle zachte dingen. Zachte dingen was ze zo beu! Ze zag de rubberen poort waarachter Argus alles niet in de gaten hield. Ze zag wespen vliegen met enorme kurken aan hun angeltje. Ze zag katten met slofjes aan. Ze zag rozenstruiken vol watten. Haar kamer zelf was bedekt met vilt. Op haar bed lag een schapenwollen deken. De hoeken van haar bureautje waren met rubber bedekt. Zelfs haar kroontje had pomponnetjes op de punten. Niets was scherp! Alles was saai! Niets was spannend. Ze zuchtte en blies een bel van haar kauwgom. ‘Wanneer zou oma nog eens komen?’ dacht ze. Ondertussen zat de koning in de tuin de krant te lezen. Hij hield de krant in de éne hand en streelde met de andere hand Fluffie. Fluffie was het zachtste hondje dat hij had kunnen vinden. Het nieuws dat zijn moeder op bezoek zou komen had hem in de war gebracht. Zijn moeder zou toch wel iets geleerd hebben uit het vorige bezoek? Hij maakte zich wat zorgen om Bloem. Die was toen nog heel klein geweest. In de handen van oma was ze zeker niet veilig. Toen Bloem geboren werd hadden hij en de koningin alles zacht laten maken. Bloem moest goed beschermd worden. Zij was een heel zacht meisje. Het zachte land van prinses Bloem is een prachtige metafoor voor het overbeschermende gedrag van sommige ouders. Achtjarige lezertjes zullen smullen van dit verhaal, omdat het aansluit bij hun leefwereld.

38

LETTERFABRIEK

Vat de lezer bij de kraag Zeker bij het schrijven over fantasiewerelden, maar ook bij andere verhalen, geldt de regel: maak het niet te ingewikkeld. Kom meteen tot de essentie! Alles moet een functie hebben. Vermijd passages die niet slaan op het hoofddoel van je tekst. Vraag je na het schrijven van je eerste versie af: wat wil ik met dit verhaal vertellen? Zoek naar de krachtigste zin in je tekst. Probeer eens om met deze zin te beginnen. Vaak zal blijken dat het hele stuk dat eraan vooraf ging, geschrapt kan worden. Laat je lezer onmiddellijk weten waar het in dit verhaal om draait, of geef je lezer dadelijk een beeld van de aard van je personage. Zo vat je je lezer bij de kraag en motiveer je hem om verder te lezen. In de eerste scene van ‘Ruberia’ wordt een heel boeiend personage ten tonele gebracht: de bewaker Argus, de ‘zachtste bewaker ooit’. Argus heeft echter geen echte functie in dit kortverhaal. De onvoorbereide lezer moet verschillende elementen bij elkaar puzzelen, voor hij weet waar het verhaal over gaat. Waarom niet starten met: ‘Niets was scherp. Alles was saai.’? Een mooi uitgewerkt thema vind ik terug bij ‘Oma’s truc tegen pesten’ (door Henriette), waarin oma aan Mijke leert hoe ze anders met pesters kan omgaan. ‘Ik kan niets veranderen aan hoe anderen doen. Ik kan alleen zelf anders doen. Als je anders doet, voelt het ook anders.’ Het verhaal is mooi opgebouwd rond deze gedachte en het wijkt niet af van dit thema. Kinderen die dit lezen zullen er dadelijk iets uit leren, omdat het herkenbaar en helder is geschreven. Knap! Een pakkend begin én een verrassend einde vind ik terug bij het sterk geschreven ‘Mijn oma is even oud als ik’ (door Boekenworm) Oma zei me dat ik driemaal linksom de heuvel moest komen om binnen te komen. Driemaal tegenwijzerzin zei ze eerst, ze bedoelde de wijzers van een horloge maar de mijne is digitaal. We wandelden in het bos vlak bij ons vakantiehuisje.

Mama kon niet meekomen. Haar baas was aan de telefoon. ‘Ik heb vakantie nodig en een week mijn baas niet zien. Zalig,’ had ze gezegd. Ze zag hem niet maar ze hoorde hem wel: elke dag. Dombo, noemde oma hem. Mama lachte toen ze het hoorde, maar ze bleef toch aan de lijn. Het vakantiehuisje en het bos waren saai. Bomen, struiken, en hier en daar gras. Geen computer, geen tablet, geen internet, niks werkte, Na een halve dag verveelde ik me al steendood. Het enige wat we konden doen was wandelen. En wandelen vind ik niet leuk.

Simon kijkt vragend. ‘Wat is het enternet dan?’ ‘Wel, ga uit de weg, dan kan ik het je laten zien.’ Even later wordt Simon het scherm ingezogen naar een verborgen wereld via het ‘ENTER’-NET!!! Zulke ideeën maken mij echt blij, en het zijn zulke ideeën die er mee voor zullen zorgen dat jouw lezertjes straks jouw verhaal worden ingezogen.

Een mooie afwisseling tussen dialoog en beschrijving wordt in het hele verhaal volgehouden. Het einde is verrassend en gedurfd. De elfen- en trollenwereld die plots verschijnt is wel wat overweldigend. Hier mis ik een reden van oma’s eerdere

Fantasiewerelden bieden heel wat mogelijkheden, maar ze mogen niet uit het niets verschijnen bezoeken aan de elfen, en waarom zij daar al lange tijd niet meer geweest is. Het hoofdpersonage in deze tekst lijkt wat ouder te zijn dan acht. Hij gedraagt zich als een beginnende puber. Dit is net waar achtjarige lezertjes naar zullen opkijken. Indien je schrijft voor achtjarigen, is het best om, zoals in dit verhaal, een personage te kiezen dat niet te kinderlijk overkomt. De inhoud telt, maar als je een tekst de wereld instuurt, is het toch best om even de spelling te checken. ‘Hij gild’, ‘vroeg ze beleeft’, en ‘hij hadt’ – dit zijn voorbeelden uit drie verschillende inzendingen – is er echt ‘óver’, en kan ook een zeer vergevingsgezinde lezer storen. Waar leestekens uitblijven, zinsconstructies niet meer kloppen, én tegenwoordige en verleden tijd in één zin door elkaar worden gegooid, haakt deze zeer milde lezer misschien wel helemaal af, en dat is jammer voor een prachtig verhaal-idee zoals dat van ‘Simon in een verborgen wereld’ (door Hind). Oma zegt: ‘Ik heb onlangs het enternet ontdekt.’ ‘U bedoelt internet Oma?’ ‘Nee hoor, dat ken ik toch al lang,’ zegt oma. ‘Dit is het enternet.’

DE NIEUWE SCHRIJFUITDAGING WEES TOEGANKELIJK, DAAG JE PUBLIEK UIT. Dit najaar staat spoken word centraal tijdens het Belgisch Kampioenschap Poetry Slam en Frappant TXT. Wij dagen je uit om te schaven aan je tekst op papier zodat die ook werkt op een podium. De basics - het gebruik van klank, ritme en van goed gekozen beelden - blijven overeind, maar de live context beïnvloedt je schrijven. Wil je een succesvolle podiumdichter zijn, werk dan zeker aan de toegankelijkheid van je gedichten. Zorg dat je het publiek vanaf de eerste regel mee hebt. Mensen verwachten van een gedicht dat je live brengt ook meer dan een verhaaltje of een anekdote. Ze vallen voor een gevatte formulering, een klankspel. Ook gekke associatieve sprongen werken soms net beter in een voordracht dan op papier, net omdat jij als performer je publiek gidst in jouw gekke, onlogische wereld. Je schenkt je toeschouwers niet alleen een tekst, maar een hele gebeurtenis. We zijn benieuwd naar jouw podiumcreatie. Inspiratie vind je ook op pagina 12 in het artikel over Slam Poetry. Een aantal teksten verschijnen met feedback van Carmien Michels in het volgende nummer van VERZIN.

39


LOCATIE IN DE KIJKER

CURSUS IN DE KIJKER

SCHRIJVEN OP DE TAALGRENS IN ROSARIO Wie graag een keer wil doorschrijven aan zijn of haar manuscript en daarvoor op zoek is naar een geschikte plek, kan terecht in de bijzondere B&B Rosario, een voormalig klooster in hartje Bever, op de grens van het Pajottenland en de Vlaamse Ardennen.

Door Joey Brown

S

tilte, rust en creativiteit gaan hier hand in hand. Behalve biologische maaltijden en een grote tuin met daarin een ecologisch zwembad vind je er een stilteruimte en een bibliotheek. De eigenaar, Johan Vriens, is een fervent verzamelaar van muziek, literatuur en kunst. Vooral die twee laatste troeven – ruimte voor meditatie en de aanwezigheid van leesvoer - overtuigden me om mezelf een weekje schrijfverblijf te boeken. Schrijven in een inspirerende omgeving gaat altijd net dat tikje vlotter, toch? Het tamelijk hoge prijskaartje nam ik er bij. Het is middag wanneer ik arriveer. Gastvrouw Sofie wenkt me de kloostergang in en toont me de lichte, uitnodigende eetruimte. “Hier kan je zo meteen aanschuiven aan de lange kloostertafel.” Een volgende deur leidt naar de ‘leefruimte’ of bibliotheek: ik zie een open haard, brede zitbanken, een lange tafel waaraan ik mag schrijven en een gigantische collectie boeken, waarin ik naar believen mag grasduinen. Op mijn vraag of ze ook draadloos internet hebben, is het antwoord positief. Altijd handig als ik tijdens het schrijven de gaten in mijn geheugen wil vullen. Mijn kamer is op de bovenverdieping van het klooster: een sobere, maar met antieke meubels smaakvol ingerichte kamer, inclusief tafel en stoel, voor als ik op mijn kamer wil schrijven. Heel anders dan de twee kamers die ik voorbij wandel: meer dan een bed en een wastafel staat er niet in. Zowat overal ligt er tapijt, om het geluid te dempen. Weer beneden, word ik via de tuin weer een nieuwe deur ingeleid: de stilteruimte! Zitkussens langsheen hoge witte

40

wanden nodigen uit voor meditatie. Dagelijks start ik hier mijn dag, een uurtje voor het ontbijt, samen met 2 andere gasten. Ik ontdek ook dat er vlakbij een stiltegebied is (lees: natuur- en wandelgebied). Ideaal voor mijn stramme schrijfbenen. Sofie luidt de kloosterbel. Tijd voor de lunch. Vanuit alle hoeken van de tuin zie ik plots andere gasten verschijnen. Hoe komt het dat ik hen niet eerder zag? “Johan heeft in de tuin een aantal verborgen zithoekjes gecreëerd”, lacht ze. En inderdaad, wat later ontdek ik dat achter zowat elke grote struik of netjes gesnoeide haag een ander privé- of schrijfplekje is gecreëerd. Mijn favoriete schrijfplek wordt een zitbank in de schaduw van een notenboom. Het lunchmenu bestaat de eerste dag uit een koude groentesoep en een ovenschotel met pompoen en tofu. Eenvoudig en gezond. Op het eind van mijn verblijf ben ik echter teleurgesteld wanneer ik voor de zoveelste keer een pompoengerecht voorgeschoteld krijg. Het ontbijt is, in tegenstelling tot de lunch en het avondmaal, ontzettend rijk en gevarieerd: verschillende soorten brood, kazen, ei, fruitsappen, vers fruit, yoghurt, noten en allerlei smeerbaars. Vanaf de derde nacht kom ik, rustzoeker, echter bedrogen uit: net wanneer ik er verblijf – eind augustus – vindt de jaarlijkse dorpskermis plaats. Luide jengelmuziek tot diep in de nacht. En neen, kloosterkamers in het midden van het dorp ontsnappen hier niet aan. En mijn humeur ook niet. Goed om vooraf te weten.

Kamerprijzen tussen €52 en €80 p/nacht. Incl. ontbijt, lakens, handdoeken en vrij gebruik van leefruimte, stilteruimte en tuin. Voor een warm avondmaal betaal je €25. Tijdens de week kun je verblijven aan verlaagd tarief! Rosario, Poreel 10A, 1547 Bever www.rosario.be, info@rosario.be

41


Kruip in je pen voor momenten die ertoe doen!

SCHRIJFWERK

SCHRIJFTIPS

Het huisvandeMens is op zoek naar vrijwillige creatievelingen.

e k nMd Oor Pas

m Lerboenselijk Contact

V send Afscheid Autehrbon ent de iek n

ma t

enanvisenndsevnehrehidaHleienrnLu ukis Le

m s i e n a M m a o n u C t a c k H selimj e Maatwert Verat

um uthen inn ernheidAuA- eVrMijzainantigieHk M ig c aals Vrijz

42

Beluister op de website van Creatief Schrijven het interview met Ruth Aerts die haar boek in eigen beheer uitbracht en Rudy Vanschoonbeek van Uitgeverij Vrijdag.

e

4

5 6

me

VerbHuma ond nis en h

e

1 2 3

Is dit de juiste uitvoering voor mijn boek? Vraag je eerst af of POD het juiste kanaal is. Elke schrijver droomt ervan om zijn eigen gedrukte boek in handen te houden, maar aan deze ijdelheid hangt een prijskaartje. De kostprijs voor een gedrukt boek is hoger dan voor een e-boek en je bent gebonden aan de technische vereisten van de drukker. Misschien is een e-boek voor jou een goed alternatief. Zorg voor een goede eindredactie. Laat je boek nalezen en verbeteren door meerdere personen. Mooie zinnen zonder schrijffouten overtuigen je toekomstige lezers om het boek te kopen. Een goede opmaak is het halve werk. Denk na over het lettertype en de lay-out die je gebruikt. Hoe regel je de indeling in hoofdstukken? Vergeet niet om de pagina’s te nummeren. Ook je cover vertelt een verhaal en zet de lezer aan tot kopen. Wees dus niet te snel tevreden. Kijk eens in een boekenwinkel voor inspiratie en vraag je af waarom een cover je aantrekt. Je verhaal vertellen is een ding, je boek verkopen is even belangrijk. Met welke POD-uitgever ga ik in zee? Wees eerlijk met jezelf. Je boek wordt gedrukt en daar betaal je voor. Zorg ervoor dat je bij je zoektocht steeds rationeel te werk gaat. Welke mogelijkheden biedt je uitgever? Verzorgt hij enkel het drukwerk of biedt hij ook andere diensten aan zoals re-

dactiewerk? Op welk formaat kan je je boek laten drukken? Is er een verplichte minimumafname? Kan je achteraf nog losse exemplaren bestellen? Hoe lang duurt het alvorens je je boek in handen hebt? Surf op het internet naar feedback van andere schrijvers over hun ervaringen met POD-uitgevers. In Vlaanderen zijn Shop My Book en Uitgeverij Het Punt de belangrijkste spelers op de markt. Is dit nu wat ik wil? Ga niet overhaast te werk. Probeer verschillende POD-uitgeverijen. Laat je werk drukken in een kleine oplage en vergelijk. In deze fase is het beter om iets meer geld uit te geven dan een boek te moeten verkopen dat je zelf niet 100% geslaagd vindt. Nu nog verkopen. Wanneer je je boek eindelijk in handen hebt, moet je het verkopen, liefst in een mooie oplage. Hierbij kan je Uitgeverij in Eigen Beheer helpen. Dikwijls heeft zij een eigen webshop waarop je je boek al dan niet gratis mag uitstallen in het virtuele uitstalraam. Wees kritisch. Hoe is de kwaliteit van de andere boeken? Wil je je boek tussen dit aanbod? Oogt de website professioneel? Krijgt ze een hoge ranking in de zoekresultaten? Biedt de website voldoende ruimte om je boek te promoten? Mensen surfen gericht. Wanneer de website boeken oplijst zonder de mogelijkheid een genre aan te duiden, verdwijnt je werk wellicht in de grote massa. Een groot aanbod op de website is meestal een garantie dat de uitgeverij goed werk levert, zeker als zij meerdere boeken van eenzelfde auteur aanbiedt. Schrijvers keren niet terug naar een uitgever die hun levenswerk genadeloos verminkt heeft.

Me

Vrijzinnig

on d e n h e

V

ia een uitgave in eigen beheer treedt je zelf in de voetsporen van de uitgeverij. Niet alleen opmaak, redactie, omslag en drukkosten zijn voor eigen rekening, maar je moet er bovendien voor zorgen dat je boek verkoopt. Met de volgende zes tips in het achterhoofd bespaar je in elk geval veel tijd en geld.

tact

ei

Door Yves Joris

e alsheiVdnHseielijrknCuomnaals

nd maawerk Levensvig H c nuMeaMaHataietrwnuemrkaaLlsevVerinjzsinvneigrhHaulemnaneLisurishteal u m d m

Wil je je familieverhaal uitgeven voor je nabije familieleden? Schreef je een kinderboek of gedichtenbundel? Als de kans dat een reguliere uitgever je werk publiceert, eerder klein is, kun je er voor kiezen om uit te geven in eigen beheer bij een Printing on Demand-uitgever. Yves Joris verzamelde zes concrete tips.

bovernendrijzOinnoigr HumanisHieter re

erb Pass id s V Oor Passenend A Hi nd Oor ls Vrijzinnd Afs fs

Zes tips om je boek de wijde wereld in te sturen

thentiekM u A k d i e L h e r u n i s e e t w ndsverhalen Luis ere n

tw u id m hemanLiusoirsPtaerskrsLeeennvdednAsfvseOcrhheaoliedrAutherkV n n L d Oaatwe uistenti e er e ren Mm

DE DO’S EN DONT’S VAN UITGEVEN IN EIGEN BEHEER

In het huisvandeMens verzorgen we plechtigheden vanuit een vrijzinnig humanistische levensvisie. De mens en zijn verhaal staat centraal. Die plechtigheden schrijven we telkens op maat. Dat doen we natuurlijk niet alleen.

Al jaar en dag bouwen we een bloeiende vrijwilligerswerking uit. Een werking waar jij ook deel van uit kan maken! Spreekt dit engagement je aan? Neem gerust contact op met een huisvandeMens in jouw buurt: HuisvandeMens Antwerpen Jan Van Rijswijcklaan 96 2018 Antwerpen Tel.: 03/259 10 80 antwerpen@deMens.nu

HuisvandeMens Herentals Lantaarnpad 20 2200 Herentals Tel.: 014/85 92 90 herentals@deMens.nu

HuisvandeMens Mechelen Hendrik Consciencestraat 9 2800 Mechelen Tel.: 015/45 02 25 mechelen@deMens.nu

HuisvandeMens Turnhout Begijnenstraat 53 2300 Turnhout Tel.: 014/42 75 31 turnhout@deMens.nu

HuisvandeMens Mol Laar 2 bus 3a 2400 Mol Tel.: 014/31 34 24 mol@deMens.nu

HuisvandeMens Lier Begijnhofstraat 4 2500 Lier Tel.: 03/488 03 33 lier@deMens.nu

43


CURSUS IN DE KIJKER

CURSUS IN DE KIJKER

Isabelle Rossaert over ‘De Schrijfbare Stad’

INFO OVER DE CURSUS

ZOEKEN NAAR DE VERHALEN IN JE ONDERBEWUSTE

De Schrijfbare Stad vindt plaats in Hasselt, Brussel, Leuven en Oostende en loopt van juni tot september. Deelnemersbijdrage: 95 euro (lunch niet inbegrepen) Meer info op: www.deschrijfkaravaan.be

trouwens ook waar. Als je een heel goed boek leest, gaat de blik van de schrijver bepalen hoe je naar de wereld kijkt.”

Naast schrijfster en journaliste ben je ook psychologe. Op welke manier beïnvloedt dat je cursussen?

Wat is dat precies, ‘de schrijvershouding’? Hoe graaf je als schrijver het best in je herinneringen en puur je de verhalen uit je onderbewuste? Hoe loop je door de stad terwijl je je zintuigen aan het werk zet? Vragen die aan bod komen in ‘De Schrijfbare Stad’, een schrijfcursus van Isabelle Rossaert.

“Ik denk dat schrijven sowieso therapeutisch werkt. En helend. Vorig jaar was er bij de Schrijfbare Stad een man die zei: ‘Als ik aan zee ben, dan voel ik me altijd zo bevrijd. Ik weet niet waarom.’ We vroegen hem of dat gevoel ook een herinnering vertegenwoordigde. Zo bleek dat hij als jonge kerel voor de eerste keer alleen op stap mocht op het strand. Hij kon van de ene badstad naar de andere wandelen. En dat gaf hem het gevoel z’n eigen baas te zijn. Als hij die herinnering effectief beschrijft, kan hij dat gevoel meenemen naar situaties waar hij zich normaal gezien minder vrij voelt. En dat heeft wel een effect.”

Door Julie Putseys

S

amen met de cursisten gaat Isabelle Rossaert op verkenning in een Belgische stad. Onderweg houden ze pauzes en schrijven korte stukjes tekst. Het resultaat? “De cursisten zijn vaak heel verbaasd over wat ze neerschrijven. Het zijn echt hele mooie tekstjes”, vertelt Isabelle. “En dat komt net omdat je de setting creëert waarbij ze echt in hun inspiratie gaan staan.”

Zijn de beste schrijvers dan enkel diegenen die putten uit hun herinneringen en onderbewuste? beginnen we met de observatie en het inzetten van je verschillende zintuigen. Maar ook je emoties, herinneringen, verbeelding en inlevingsvermogen komen aan bod. Op het einde van de dag verbinden we dat allemaal met reflectie. Ik geef een gelijkaardige cursus – de Karavaanserai – en die loopt over een volledige week. Dan is er nog meer tijd om te oefenen en elkaar feedback te geven. Tegen het einde van de cursus schrijven de cursisten een kortverhaaltje.”

Wat leer je de cursisten zoal aan tijdens ‘De Schrijfbare Stad’? Isabelle Rossaert: “Je kan een schrijfcursus geven waar je mensen een interessant personage of een goede dialoog leert schrijven. Maar voor mij gaat daar nog iets aan vooraf, namelijk de ziel van je verhaal vinden, je inspiratie. Uiteindelijk is schrijven voor mij putten uit je verbeelding, je inlevingsvermogen, het vinden van verhalen die onbewust in jou zitten.” “De Schrijfbare Stad is zowel opgevat als een aangename vakantiedag als een schrijfdag. Het programma is opgebouwd rond diverse aspecten van de schrijvershouding. Uiteraard

44

Welke opdrachtjes krijgen de cursisten dan? “Vorig jaar in Oostende namen we het bootje van de visserskaai naar de vuurtorenwijk. Iedere deelnemer kreeg toen één zintuig toegewezen waarop ze zich specifiek moesten concentreren. En dan merk je dat ze een heleboel dingen opmerken die hen normaal ontgaan. Een ander voorbeeld: wanneer we over het strand wandelden in Oostende, moesten ze zich concentreren op het gevoel dat in hen naar bovenkwam. En welke herinneringen daaraan verbonden zijn. Tijdens de Karavaanserai gingen we een dag

naar het Begijnhof in Hasselt. Daar kregen de cursisten de opdracht zich in te beelden dat ze een Begijntje waren. Ik liet ze dan een monoloog schrijven als Begijntje. En eigenlijk kwamen daar hele mooie verhalen uit.”

Vorig jaar gaf je de cursus in Mechelen en Oostende. Welke reacties leverde dat op? “In Mechelen waren er tamelijk wat Mechelaars die vonden dat ze hun stad helemaal anders hadden leren kennen. Doorgaans zijn er vaak mensen die zeggen: ‘Ik loop nu heel anders rond.’ Dat is voor mij mission accomplished. Dat mensen veel bewuster – niet als halve zombies – door het leven lopen. Dat ze alle leuke dingen zien en alle potentiële verhalen. Dat ze veel meer geraakt worden. Zelf vind ik dat het meest fantastische aan het schrijverschap. Het leven krijgt meer diepte, vind ik. Je moet niet per se gepubliceerd worden om dat effect te verkrijgen. Je bent bezig aan een verhaal en alles wat je in je leven overkomt, kan inspiratie bezorgen. Zo ervaar je alles dubbel. Het omgekeerde is

“Ik maak een onderscheid tussen buikschrijvers en hoofdschrijvers. Ik ben zelf een buikschrijver en ik houd ook van buikschrijvers. Hoofdschrijvers zijn de intellectuele auteurs. Die heel spitsvondige dingen kunnen schrijven, dikwijls ook heel grappig en met een hele knappe stijl. Dan denk je ‘Jaja, knap geschreven, maar so what?’ Je hebt ook schrijvers die je bij de lurven pakken omdat het zo écht is, zo diep doorvoeld en zo juist. Dat zijn mijn favoriete schrijvers. David Grossman, bijvoorbeeld, is iemand die echt heel gevoelig is en ook zo schrijft. Hij kan de menselijke ziel tot in het diepste peilen.”

Welke auteurs behoren nog tot je favorieten? “Ik ben altijd een hele grote fan van Gabriel Garcia Marquez geweest. Lisa St. Aubin de Terán lees ik ook heel graag. Mijn nieuwste ontdekking is Gerbrand Bakker, een Nederlandse schrijver die ook op wereldniveau prijzen verzamelde. Om één of andere reden is hij nog te weinig tot Vlaanderen doorgedrongen.”

45


NIEUWS

INTERVIEW

Zomertournee De Sprekende Ezels DELUXE

Schrijfwandeling Watou

Ook deze zomer gaan De Sprekende Ezels weer op tournee door Vlaanderen. Met een exquise selectie uit het seizoen 2013-2014 draaien we ook dit keer weer een ongezien grappige, poëtische en muzikale voorstelling in elkaar. Jong en onbekend talent dat staat te trappelen om de wereld te veroveren. En die wereld begint bij u! Op 26 juli staan we op het podium in Vrijstaat O (Oostende), op 27 juli maken we het poëziefestival in Watou onveilig, en op 1 augustus zijn we te gast op het M-idzomerfestival in museum M in Leuven. Komt dat zien!

Het Kunstenfestival Watou laat je deze zomer opnieuw genieten van beeldende kunst en poëzie. Het uitgelezen moment om door de tentoonstelling te trekken met pen en papier. Tijdens de schrijfwandeling op zondag 17 augustus 2014 verzamel je indrukken en woorden en filter je ze tot jouw eigen tekst. Je experimenteert met snelle beeldende technieken en puzzelt alles aan elkaar in een uniek Moleskine-boekje dat je ter plaatse ontvangt. Docente Evelien Verhegge coacht je door dit schrijfavontuur. Inschrijven kan via www.creatiefschrijven.be

Gouden Meeuw 2015

Na een succesvolle editie 2014 – met als winnaar Marijke L.J. Declercq – start Creatief Schrijven met de voorbereidingen van een nieuwe editie van de Gouden Meeuw 2015, de prijs voor het beste Nederlandstalige boek in eigen beheer. Gaf je onlangs met eigen middelen een boek uit? Bij deze editie komen kinder- en jeugdverhalen aan bod. De prijs wordt uitgereikt tijdens de Schrijfdag 2015 te Oostende. Meer details vind je binnenkort op de website van Creatief Schrijven, www.creatiefschrijven.be

Ben je gepassioneerd door jeugdliteratuur? Droom je van een carrière als jeugdauteur?

Grijp nu je kans! Schrijf het beste jeugdboek, win € 5.000 en breng je boek tot bij je lezers!

De Zoute Zoen bekroont in 2016 het beste manuscript voor een jeugdboek in het Nederlandse taalgebied. De winnaar mag een belangrijke geldprijs van 5.000 euro in ontvangst nemen. Bovendien wordt zijn boek tot bij zijn lezers gebracht. Maar niet enkel de winnaar wordt beloond: de 5 finalisten mogen op een exclusief schrijversbootcamp! De Zoute Zoen is daarmee de belangrijkste manuscriptenprijs in Vlaanderen en Nederland. De winnaar wordt gekozen door een gemengd Vlaams-Nederlandse vakjury. De jury bestaat dit jaar uit: Toin Duijx, John Schrijnemakers, Michael de Cock en Jozefien van Beek.

COLOFON juli/augustus/september 2014 Jaargang 9, nummer 3 Verschijnt vier keer per jaar. Oplage: 1000 exemplaren Uitgever: Creatief Schrijven vzw Hoofdredacteur: Yves Joris Eindredactie: Dirk Leyman en Creatief Schrijven vzw Redactieraad: Barbara Delft, Yves Joris, An Leenders, Michiel Leen, Dirk Leyman en Sofie Rycken

46

Werkten ook mee aan dit nummer: Dimitri Bontenakel, Joey Brown, Begga Dom, Peter Mangel Schots, Wendy Marijnissen, Julie Putseys, Sascha Reunes, Katrien Steyaert, Kila Van der Starre Vormgeving: Albino {www.albino.be} Druk: EPO drukkerij Redactieadres: [e] redactie@creatiefschrijven.be [w] www.creatiefschrijven.be [t] +32 3 229 09 90 [a] Waalsekaai 15 – 2000 Antwerpen Abonnementen 15 euro (voor 4 nummers) met factuur 17 euro – buitenland 30

euro. Over te schrijven op rekening BE06 7310 3181 1022 met vermelding 'abo VERZIN' + adresgegevens Losse nummers: 5 euro VERZIN is te koop in de betere boekhandels. Copyright berust bij Creatief Schrijven vzw. Overname van de teksten is toegelaten mits bronvermelding en voorafgaand akkoord van de uitgever. Iedere medewerker/inzender is verantwoordelijk voor zijn of haar bijdrage. Creatief Schrijven vzw is het aanspreekpunt voor iedereen die schrijven niet laten kan. De vzw

adviseert, ondersteunt en begeleidt niet-professionele schrijvers en literaire verenigingen. Advertentiemogelijkheden en -tarieven op aanvraag: barbara@creatiefschrijven.be

De ingestuurde teksten worden anoniem beoordeeld door de jury. Nieuw talent heeft dus evenveel kans als gevestigde waarden!

Hoe deelnemen?

Stuur je manuscript anoniem en in zesvoud op naar Zoute Zoen, Davidsfonds Uitgeverij, Blijde-Inkomststraat 79, 3000 Leuven. Manuscripten inzenden kan tot 31 januari 2015. Het wedstrijdreglement en verdere info vind je terug op

www.zoutezoen.be

EEN INITIATIEF VAN Gemeentebestuur Knokke-Heist en Davidsfonds Uitgeverij 47


AGENDA

kunst enfes tival WatOu 2 0 1 4

Zin in literatuur? Wil je zelf schrijven?

Een uitgebreid overzicht van cursussen en wedstrijden vind je op www.creatiefschrijven.be of in de SCHRIJF-brochure.

DE SPREKENDE EZELS

INFO: www.wisper.be/literatuur

WAT: een laag podium voor jonge dichters, spoken-wordkunstenaars, muzikanten, filosofen op speed en stand-uppers. WAAR: Antwerpen, Gent, Leuven, Brussel, Turnhout, bijna elke week INFO: www.desprekendeezels.be

DE KLEINE LETTERTJES

UITGELEZEN APRIL

WAT: jonge boekenwurmen (en hun ouders) maken in woord en beeld kennis met hun favoriete schrijvers en illustratoren. WANNEER: 27/04 WAAR: Antwerpen, Auditorium Permeke INFO: www.begeerte.be

WAT: het panel bestaat uit Els Dottermans, Jos Geysels en Anna Luyten. Met Fien Sabbe als moderator bespreken zij verschillende boeken. WANNEER: 22/04 WAAR: Gent, Vooruit, Sint-Pietersnieuwstraat 23 INFO: www.vooruit.be

POËZIE EN BEELD

HET ULTRAKORTE VERHAAL

BOZAR BOOK CLUB

WAT: David Troch leert je ultrakorte verhalen schrijven die niet langer zijn dan een A4-pagina WANNEER: vanaf 23/04 WAAR: De Spitaal Wisper Gent / loge ORGANISATIE: WISPER INFO: www.wisper.be/literatuur

WAT: onder de deskundige begeleiding van Corinne Boulangier, Geert Buelens & Benjamin Moser, praten literatuurliefhebbers een avond lang over een boek. WANNEER: 29/04, 20/05, 10/06 WAAR: Brussel, Paleis voor Schone Kunsten INFO: www.bozar.be

WAT: schrijfcursus waarbij je poëzie en beeld tot een onlosmakelijke geheel leert mixen. WANNEER: vanaf 28/04 WAAR: Antwerpen, De Veerman ORGANISATIE: WISPER INFO: www.wisper.be/literatuur

verzamelde verhalen #6

05/07/14 — 31/08/14

Over klein geluk in tijden van OvervlOed

DE LEESKAMER: DE FAVORIETE BOEKEN VAN …

WAT: elke maand interviewt Radio 1-stem Barbara Rottiers een bekende Vlaming over zijn of haar favoriete boeken. Op 24 april komt Hilde Van Mieghem langs en op 22 mei is het de beurt aan Bent Van Looy. WANNEER: 24/04 en 22/05 WAAR: Brussel, Muntpunt INFO: www.muntpunt.be/content/ leeskamer

EEN WARME BOEKENAVOND IN ’T WERKHUYS: GERDA DENDOOVEN WAT: auteur Gerda Dendooven vertelt over haar leesleven. WANNEER: 30 april 2014 WAAR: Borgerhout, ’t Werkhuys, Zegelstraat 13 ORGANISATIE: De Dagen i.s.m. ’t Werkhuys en vzw Recht-op INFO: www.werkhuys.be

WEEK VAN DE AMATEURKUNSTEN

BASISJAAR LITERAIR SCHRIJVEN STALT UIT

WAT: in heel Vlaanderen staan amateurkunsten 10 dagen lang in de spotlights. Het thema van de WAK 2014 is ‘De Groote Kunst’: Wat betekent kunst in oorlogstijd? En hoe reflecteert oorlog in de kunst? WANNEER: 25/04 – 4/05 WAAR: overal in Vlaanderen INFO: www.wak.be

WAT: de deelnemers van het Basisjaar Literair Schrijven tonen de eindresultaten van hun literaire workshops WANNEER: 1/05 WAAR: Borgerhout, ’t Werkhuys, Zegelstraat 13 INFO: http://creatiefschrijven.be/ activiteit/basisjaar-literair-schrijven-stalt-uit/

SLAM POETRY

LEZING HERMAN BRUSSELMANS

in totaal. Vanavond leest hij voor uit eigen werk. Stel hem achteraf vragen en wacht af wat hij ermee doet. WANNEER: 09/05 WAAR: Gistel, Sport- en cultuurcentrum Zomerloos, Sportstraat 1 INFO: www.gistel.be

PROEVERSDAG: VERHALEN SCHRIJVEN EN AUTOBIOGRAFISCH SCHRIJVEN WAT: kennismaking met verhalen schrijven en autobiografisch schrijven. WANNEER: 10/05 WAAR: Herentals, Stationsplein 7 INFO: www.aagvernelen.be

EEN AVOND VOL VERHALEN WAT: het Gentse Schrijverscollectief vergast je op fragmentjes uit de verhalen waaraan ze bezig zijn, biedt je een blik achter de schermen en zorgt zelfs voor een streepje muziek. WANNEER: 13/05 WAAR: Gent, De Schrijfzolder INFO: www.ingridverhelst.be

GOUD OP SNEE WAT: Erik Jan Harmens, Menno Wigman en Ellen Deckwitz onthullen hun favoriete gedichten en dito dichters en springen in de bres voor het belang van de poëzie. Friedl’ Lesage is scheidsrechter. WANNEER: 15/05 WAAR: Antwerpen, Auditorium Permeke, De Coninckplein 25 INFO: www.begeerte.be

WAT: workshop WAT: schrijver, opiniemaker, mediWANNEER: vanaf 26/04 afiguur en enfant terrible. Herman WAAR: Leuven, OPEK Brusselmans is het allemaal. Dertig ORGANISATIE: WISPER jaar al schrijft hij romans, meer dan 50 v.u. jan mOeYaert / vzW kunst | © Pascale marthine taYOu, manY manY (PeOPle), 2011. cOurtesY Of fOndaziOne lettera27 Onlus & galleria cOntinua, san gimignanO / beijing / les mOulins. cc bY-sa.

48

WWW.kunstenfes tivalWatOu.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.