VERZIN jaargang 10, nummer 2 (2015)

Page 1

toelating gesloten verpakking 2030 - Antwerpen X - P602624

INTERVIEW

JEROEN BROUWERS ‘Een roman is als een suikerspin’

N° 2015

J a a rg a ng 1 0

HET TIJDSCHRIFT DAT JE AAN HET SCHRIJVEN ZET

5 euro

01

JANUARI-FEBRUARI-MAART

Driemaandelijks tijdschrift van

CREATIEF SCHRIJVEN VZW

DOSSIER KORTVERHALEN De opmars van de short story

KINDERBOEKEN MET EEN KLEURTJE Sesam-project mikt op superdiversiteit

TAALGOEROE STEVEN PINKER Het belang van stijl


COLUMN GEEN MARATHONLOPER Dimitri Bontenakel

L

ees even mee. Bob werkt in een witwasbar in Brooklyn. Op een dag vindt hij een mishandelde puppy in de vuilnisbak van een jonge vrouw. Hij adopteert de hond en denkt erover na de vrouw eveneens in huis te nemen. Tot op een dag de dierenbeul in haar plaats in zijn woonkamer staat en de poppen aan het dansen gaan. U herkent vast de pitch van The Drop, de eerste Amerikaanse prent van Michaël R. Roskam. De misdaadlezer in u weet ook dat de film gebaseerd is op een kortverhaal van Dennis Lehane. En deze. Twee seizoensarbeiders hoeden schapen in het Wyoming van 1963. Ze groeien naar elkaar toe en ook al scheiden hun wegen na de zomer en bouwen ze elk een eigen leven op, toch blijven ze elkaar ontmoeten, twintig jaar lang. Brokeback Mountain is niet alleen een langspeelfilm met de betreurde Heath Ledger in een hoofdrol, het is ook een kortverhaal uit Close Range: Wyoming Stories van Annie Proulx.

Nog eentje om het af te leren. Een stel vrienden gaat kamperen in de bergen. In de kofferbak van hun 4x4: visgerei, een voorraadje pils en hun goed humeur. Bij aankomst ontdekken ze het lijk van een jonge vrouw in de Naches River. Ze stierf een gewelddadige dood. Opdat ze niet zou wegdrijven, binden ze de vrouw bij de enkel vast, vissen en drinken vrolijk verder en doen pas na afloop aangifte bij de politie. U kan So Much Water So Close To Home lezen in een verhalenbundel van Raymond Carver. (Lees achteraan het aangrijpende A Small, Good Thing en u bent reddeloos verloren.) Nadien kan u dankzij Netflix naar Jindabyne kijken. De regisseur van deze film verhuisde de locatie niet alleen naar de Australische outback, hij voegde er ook een raciaal element aan toe door het dode meisje Aboriginal van origine te maken.

Doe zoals Raymond Carver. Neem een binnenweg.

Omdat u niet van gisteren bent, hebt u de boodschap reeds begrepen. Een schrijver die stiekem van een Hollywoodverfilming droomt, of hoopt op een telefoontje van Erik Van Looy, hoeft geen marathonloper te zijn. U hoeft dus niet per se het voorbeeld te volgen van die dikke Amerikaan met zijn pet en zesduizend pagina’s volschrijven over draken, dwergen en blote koninginnen. Doe zoals Carver. Neem een binnenweg. Schrijf een – prachtig – kortverhaal. Over binnenwegen gesproken: Short Cuts van Robert Altman. En zo kun je nog een tijdje doorgaan.

INTERVIEW

16

Jeroen Brouwers: ‘Ik schrijf de romans die ik zelf wil lezen’

SCHRIJFWERK

4

De openingszin als eye-opener

12

Een goeroe tegen de goeroes: Steven Pinker over het belang van stijl

32

Diane Broeckhoven over haar schrijfverblijf in de VS

36

Letterfabriek

38

‘Schrijven in de woestijn’ met Hilde Keteleer


16

40

DOSSIER KORTVERHALEN

EN VERDER

24

Zes cracks van het kortverhaal

8

SESAM: kinderboeken met een kleurtje

26

Meer dan vaardige vingeroefeningen: het kortverhaal in de Lage Landen

40

PAROL: papier wint van steen

41

Recensie ‘De Boekendokter’ van Thomas Blondeau

42

Nieuws

44

Agenda

30

Workshop kortverhaal

24 30 3


SCHRIJFWERK

Een goed begin is het halve werk

DE OPENINGSZIN ALS EYE-OPENER “Op een dag las ik een boek en heel mijn leven veranderde.” Toen Orhan Pamuk deze zin neerpende als openingszin voor zijn roman Het nieuwe leven (1999) putte hij wellicht uit eigen ervaring. Toch wekken deze woorden vooral nieuwsgierigheid op. Het belang van een openingszin en -alinea is dan ook onschatbaar.

Door Anneleen Winten - Foto Zsuzsanna Kilian

4


SCHRIJFWERK

O

ver openingszinnen wordt nooit lichtjes heen gegaan: ze zetten aan tot verder lezen. Weliswaar krijgen we, zodra we de term ‘openingszinnen’ intikken in Google, ook tal van sites met tips over niet-literaire openingszinnen. Zinnen om je geliefde te strikken, bijvoorbeeld. Maar algauw kom je terecht op verschillende sites met wedstrijden over de ‘beste openingszin aller tijden’, de ‘mooiste zin’, de ‘saaiste zin’ en ga zo maar door. De vraag waarom openingszinnen nu toch zo belangrijk zijn, dringt zich op.

Een tipje van de sluier Een van de best gekende, en ook meest gerenommeerde openingszinnen aller tijden is afkomstig van de hand van Gabriel Garcia Márquez: Vele jaren later, staande voor het vuurpeloton, moest kolonel Aureliano Buendia denken aan die lang vervlogen middag, toen zijn vader hem meenam om kennis te maken met het ijs. Deze zin komt uit Márquez’ meesterwerk Honderd jaar eenzaamheid (1967). Márquez is wereldberoemd geworden dankzij dit boek, waarvan miljoenen exemplaren zijn verkocht. De openingszin heeft zijn werk gedaan. Zodra we in schrijfcursussen of blogs kijken naar het precieze geheim van zo’n openingszin, dan stuiten we steeds op het volgende feit: zorg dat de lezer nieuwsgierig wordt naar het vervolg. Eerste zinnen kunnen onze twijfel om het boek aan te schaffen onderuit halen of net bevestigen. Eerste zinnen van een boek kun je vergelijken met een eerste indruk die een persoon kan maken: je krijgt maar één kans. Om deze kans niet te vergallen, is het best om bij een openingszin op verschillende paarden te wedden. In de eerste plaats is het belangrijk om ervoor te zorgen dat je lezer na het schrijven van een openingszin met vragen blijft zitten waar hij antwoorden op wil vinden. Deze antwoorden bevinden zich in het boek. Kijk maar eens naar de volgende openingzin van Stephen King: Dit is wat er gebeurd is. Dit is de beginzin van de novelle The Mist uit Dark Forces (1980), het zorgt ervoor dat de lezer meteen bij zichzelf denkt: wat is er in ’s hemelsnaam gebeurd, wat wil dit personage mij vertellen? Daarenboven is er de Amerikaanse horrorscene die systematisch met King gelinkt wordt waardoor elke Kinglezer weet dat er iets gruwelijks of toch alleszins bloedstollend spannends moet volgen. In de eerste zin liggen

de zogenaamde W-vragen verborgen: waar, wie, wanneer en waarom. De trigger tot deze vragen hoort naar boven te komen in de eerste zin van een boek. Het belang van een eerste zin is dus groot, op dit cruciale punt wordt er beslist of de lezer zich dag en nacht zal opsluiten met het boek om een antwoord te vinden op al zijn bedenkingen of de antwoorden niet eens de moeite waard vindt.

Stijlvolle personages Het belang van de openingszin ligt niet alleen in het opwekken van nieuwsgierigheid. Er is meer. Via de openingszin of de openingsalinea krijgen we vaak een korte blik op het hoofdpersonage en vooral ook de stijl van de auteur. Op deze manier weten we meteen of het boek in ons boekenimperium een plaats mag innemen of dat het net iets te veel afwijkt van de naturalistische roman die we bijvoorbeeld graag lezen. Een goede en zeer interessante openingszin is de volgende: Als je het echt allemaal wil horen, dan wil je waarschijnlijk eerst weten waar ik geboren ben en wat een waardeloze jeugd ik heb gehad en wat mijn ouders allemaal gedaan hebben voordat ze mij kregen en meer van dat soort sentimentele gelul, maar eerlijk gezegd heb ik geen zin om het daarover te hebben. Menig verwoed lezer zal deze zin direct herkennen als de woorden van Holden Caulfield uit The Catcher in the Rye (1951). Hoe komt dit? Simpel, de eerste zinnen maken direct duidelijk dat de vertelinstantie een verbitterde man of vrouw moet zijn (de leeftijd speelt nog even geen rol) Verbitterde, verwaarloosde en lichtelijk gestoorde personages doen het nu eenmaal goed in de literatuur. Via deze openingszin heeft de lezer meteen voeling met het hoofdpersonage en zal hij wederom willen weten wat er dan nog belangrijker is om te vertellen dan de ‘waardeloze jeugd’ die Caulfield kende en komt er misschien toch de voorzichtige hoop dat het personage ook hierover zal spreken. Iedereen is nu eenmaal verlekkerd op dramaverhalen. De openingsalinea of eenvoudigweg het eerste hoofdstuk maken nog duidelijker wat doorslaggevend is om het boek verder te lezen: de stijl van de auteur. De ene schrijver houdt ervan om ellenlange zinnen te schrijven die misschien zelfs een hele pagina in beslag nemen. Neem bijvoorbeeld het werk van Louis Paul Boon Mijn kleine oorlog (1946): Een kleine schrijver schrijft zijn kleinen oorlog maar welke groote schrijver gaat er nu opstaan om ons Zijn-Boek-Over-

5


SCHRIJFWERK

Den-Grooten-Oorlog- allemaal met hoofdletter- aan te bieden? En aanbieden, het is een veel te fatsoenlijk woord voor zoo een boek. Ons in het gelaat slingeren, ons in het ontstelde geweten smijten, dat ware dichter bij de waarheid, dit is, bij de welvoeglijkheid. Daarna komt een zin komt die maar liefst 25 regels lang is. De scherpe toon die eveneens meteen wordt aangemeten, zet de toon voor het vervolg van deze roman. Natuurlijk heb je ook andere voorbeelden, zoals het nieuwste werk van Saskia De Coster Wij en ik (2014): Niemand komt zomaar op de berg. Vrienden kondigen hun bezoek altijd ruim op voorhand aan. Altijd, zonder uitzondering. Het is een van die vele ongeschreven wetten in de verkaveling op de berg. Onverwacht bezoek zou wel eens voor een gesloten deur kunnen staan, heet het dan, en zou dan onverrichterzake moeten terugkeren, wat een zonde. Ook hier krijgen we al de ironische ondertoon die De Coster zal voortzetten in de rest van haar werk. Het is waar, we krijgen hier geen introductie van personages, maar we weten wel vanaf de eerste zin dat ‘de berg’ een belangrijk gegeven zal zijn in de roman. Je merkt het: schrijvers zullen proberen om met allerhande slimme technieken de lezer bij zich te houden. Over het begin van een boek wordt intens nagedacht, want elke potentiële lezer volgt het principe: use me or lose me vanaf die eerste alinea.

6

Er was eens … een openingszin Iedereen kent het overbekende openingszinnetje ‘er was eens’. Zodra we deze drie simpele woorden horen, weet elke lezer direct dat hij mee zal genomen worden in een verhaal over prinsen en prinsessen die op het einde nog lang en gelukkig zullen leven – op enkele uitzonderingen na. Dit is dan ook de kracht van het sprookje. Een openingszin is dus duidelijk niet alleen maar een introductie tot stijl of personages, maar eveneens ook een inleiding tot herkenning. Dat dit het handelsmerk is van het sprookje, kunnen we zien aan het feit dat deze ene zin in alle talen terugkomt: ‘er was eens’, ‘once upon a time’, ‘érase una vez’, ‘il était une fois’.

De zin als begin Een verhaal wordt dus eigenlijk al gemaakt of gekraakt bij de eerste letters. Een openingszin is van cruciaal belang om in de eerste plaats lezers vast te grijpen en ervoor te zorgen dat zij zin krijgen om het verhaal te lezen. “Een mooie openingszin schrijven omvat elke schrijversdroom”, hoort men weleens. Ongetwijfeld schuilt hier een bron van waarheid in. Om dit artikel te eindigen, schrijf ik graag mijn persoonlijke favoriet neer. Deze is afkomstig uit het werk L’Etranger van de Franse schrijver Albert Camus en is de opmaat naar een staaltje ijzersterke literatuur. Aujourd’hui maman est morte. Ou peut-ëtre hier, je ne sais pas.


Win

10

boeken Heb jij schrijverstalent? Dan is deze schrijfwedstrijd zeker iets voor jou! Kies één van de onderstaande covers, verzin een mooie titel en schrijf de eerste paragraaf van jouw boek. Een deskundige jury beoordeelt de inzendingen en duidt de winnaar aan. Wat kan je winnen? 1e prijs: 10 exemplaren van jouw eigen boek twv max. €300 2e prijs: 5 exemplaren van jouw eigen boek twv max. €150 3e prijs: 3 exemplaren van jouw eigen boek twv max. €100

o

Surf snel naar:

www.createmybooks.com/BE/nl/verzin en neem deel aan onze wedstrijd! *

* zie www.createmybooks.com/BE/nl/verzin voor algemene voorwaarden

7

Corporate Headquarters Peleman Industries nv I Rijksweg 7 I 2870 Puurs I België I info@createmybooks.com I info@shopmybooks.com


SCHRIJFWERK

SESAM GEEFT KINDERBOEKEN EEN KLEURTJE

Intercultureel participatieproject krijgt vleugels Als je aan een Vlaams kind van Marokkaanse origine vraagt een verhaal te verzinnen, zou je wel eens verbaasd kunnen staan over het resultaat. Het hoofdpersonage in het verhaal zal niet Fatima, Fouad of Mohammed heten, maar Jan, Klaas of Lotte. Dat ontdekte VerbalVision Vzw tijdens het vooronderzoek van SESAM. Dit interculturele participatieproject wil het (voor)lezen en uitgeven van ‘superdiverse’ kinderboeken stimuleren.

Door Julie Putseys

J

e kunt er niet omheen: het aanbod jeugdboeken in Vlaanderen heeft een wel erg blank gezicht. Misschien ook logisch dat kinderen met een niet-Vlaamse achtergrond toch met op en top Vlaamse verhaaltjes op de proppen komen. Blijkbaar vindt de uitgeverswereld het niet zo interessant om cultureel en sociaal diverse kinderboeken op de markt te brengen. Daarbij komen het merendeel van gepubliceerde schrijvers uit de middenklasse. Ze halen hun mosterd uit hun directe omgeving en die is meestal niet zo divers. Het resultaat? De literatuur is allesbehalve een spie-

Ingrid Tiggelovend (SESAM):

gel van de samenleving. “Hoogstens een handspiegeltje waar schrijvers zichzelf in bewonderen”, spotte Fikry El Azzouzi op de studie- en debatnamiddag van SESAM. El Azzouzi is een Marokkaans-Belgisch schrijver die in 2010 debuteerde met de roman Het Schapenfeest en publiceerde onlangs Drarrie in de nacht. SESAM wil aantonen dat meer diversiteit in boeken een grote maatschappelijke meerwaarde met zich meedraagt. Dat het cruciaal is dat boeken aansluiten bij de leefwereld van de lezers. Ingrid Tiggelovend, het brein achter SESAM, was verontwaardigd door de resultaten van het vooronderzoek in Vlaamse klassen. “Het trof me dat de kinderen lachten wanneer er sprake was van een zwarte prinses”, vertelde ze. “Het

“Het trof me dat de kinderen lachten wanneer er sprake was van een zwarte prinses” 8

lijkt ons aangewezen om in kinderboeken een correcte weerspiegeling van de samenleving te tonen. Als de eigen leefwereld op een positieve manier in beeld komt, versterkt dat het gevoel van eigenwaarde van ieder kind.” Kinderboeken horen voor alle kinderen te zijn.” Op dit moment stelt men vast dat er nog steeds een kloof in geletterdheid is tussen kinderen mét en zonder migratieachtergrond. Door meer diversiteit in kinderboeken te brengen, zou dat ongetwijfeld veranderen. Ook voor kinderen zonder migratieachtergrond, zijn diverse boeken waardevol. Als ze meer over andere culturen lezen, kunnen ze zich beter verplaatsen in de ander. Het project bracht cultureel diverse schrijvers en illustrators samen en coachte hen voor een periode van twee jaar. Samen namen ze deel aan een uitgebreid vooronderzoek. Ze luisterden


SCHRIJFWERK

naar de verhalen, bekommernissen en voorkeuren in multiculturele klassen en kwetsbare wijken. Het creatief talent werd opgedeeld in duo’s die elk samen aan een superdivers kinderboek werkte. De resulterende boeken worden gepresenteerd op het SESAM-festival van 9 maart 2015.

Ik wil niet naar Marokko Laïla Koubaa en Tinne Van den Bossche Laïla Koubaa en Tinne Van den Bossche vormen één van SESAM’s creatieve duo’s. Ze zijn het bonkende hart achter Ik wil niet naar Marokko, een boekje dat het thema van de vervreemding aankaart. “Het verhaal gaat over een jongetje genaamd Omar die jaarlijks op terugreis gaat naar Marokko om zijn familie te bezoeken. Maar hij vindt dat eigenlijk niet zo leuk. Hij zou liever thuis blijven om met z’n beste vriend Jef te spelen”, legde het duo uit. Laïla kwam op het idee door haar eigen ervaringen als Tunesisch-Belgische. “Van m’n 7e tot mijn 22e ging ik elk jaar twee maanden naar Tunesië. Het was fantastisch om m’n familie terug te zien, om met m’n nichtje en neefje elke dag naar de zee te gaan. Maar twee maanden is natuurlijk een lange periode. Als ik terugkwam was er heel veel Ik wil niet naar Marokko

Laïla Koubaa:

“Ik vind het enorm belangrijk dat alle kinderen kunnen dromen en zich herkennen in verhalen. Boeken en pennen zijn onze krachtigste wapens”

gebeurd waar ik ‘t fijne niet van wist. Ik had het gevoel dat ik twee maanden uit een bepaalde geschiedenis was getrokken. Daarna moest ik de puzzelstukjes terug bijeen zoeken.” Tinne en Laïla ontdekten dat het thema van vervreemding erg herkenbaar was, voor zowel kinderen als volwassenen. “Bij volwassenen gaat de reïntegratie na zo’n familiebezoek misschien nog trager dan bij kinderen”, vertelde Laïla. “Sommige mensen voelen de vervreemding heel fel en voelen zich in geen enkel land meer thuis. Het valt hen dan te zwaar om telkens terug te keren. Maar de reden dat mensen stoppen met het jaarlijkse familiebezoek kan ook financieel zijn. Deze spanning wou ik weergeven in het figuur van ‘Tante Zina’ die al vijf jaar niet meer terugkeerde naar Marokko. Volgens haarzelf omdat ze het te druk heeft, maar de echte reden laten we over aan de fantasie van de lezers.” Voor zowel Laïla als Tinne gaat het inleven in de wereld van kin-

deren bijna automatisch. “Ik ben voor een stuk zelf nog kind”, grapte Tinne. Laïla heeft zelf twee jonge kindjes met schrijver Bart Koubaa. Toch leerden beiden tijdens het project nog heel veel bij over de voorkeuren van jonge koters. Zo ontdekte Laïla dat de jeugd enorm veel belang hecht aan humor in de verhaallijn. “Ik vind humor ook heel belangrijk, want naast plezier brengen, kan het ons binden”, getuigde Laïla. Wat Tinne voornamelijk opviel was de ruimdenkendheid van kinderen. “Kinderen hebben een hele grote openheid tegenover diversiteit. Dat vind ik zo mooi aan hen. Dat zouden we moeten behouden”, pleitte ze. Beide creatieve talenten werkten al voordien rond het thema van diversiteit. Het ligt hen nauw aan het hart. Tinne was eerder betrokken in een project over kinderen met holebi-ouders. Laïla debuteerde met het jeugdboek Azizi en de kleine blauwe vogel, een parabel over hebzucht en hoop dat refereert aan de Jasmijnrevolutie in Tunesië. “Ik vind het enorm belangrijk dat alle kinderen kunnen dromen en zich herkennen in verhalen. Boeken en pennen zijn onze krachtigste wapens, zoals Malala Yousafzai het zo mooi verwoordde. Door elkaar verhalen te vertellen en naar elkaar te luisteren, begrijpen we elkaar beter. Het SESAM-project wil een wij-gevoel creëren, wil vermijden dat men steeds over ‘wij-zij’ spreekt. Dergelijke projecten zijn enorm belangrijk om de integratie te doen slagen”, aldus Laïla.

9


Salim, Sabah en de huissnuiver en De broccolireus Atilla Erdem, Mylo Freeman en Peggie De Sager

Safia en de droombellen

Safia en de droombellen Asma Ould Aissa en Annemarie Vermaak Van alle SESAM-verhalen spreekt het concept achter Safia en de droombellen van AsmaOuldAissa en Annemarie Vermaak het meest tot de verbeelding. “Het verhaal gaat over een Marokkaans meisje, Safia, dat na het eten van een zoete briouette [een Marokkaans bladerdeeggebakje] dromen kan doen uitkomen”, vertelde illustratrice Annemarie. Safia en de droombellen gaat in wezen over vriendschap, samenwerking en onbaatzuchtigheid. Asma schreef, Annemarie tekende. De twee hadden al snel een goede klik. “Het is heel fijn hoe wij elkaar aanvullen en uitdagen het verhaal zo goed mogelijk neer te zetten. Ik heb het gevoel dat het ‘ons’ verhaal is. Ik ben erg blij met onze samenwerking. Naast het feit dat Asma heerlijk schrijft, heeft ze een sprankelende en positieve persoonlijkheid”, getuigde Annemarie. Ook Asma liet liet zich enthousiast uit over Annemarie, en niet alleen over haar “met schwung en zelfs wat ondeugende” illustratiestijl. “Annemarie is spontaan, ze is niet het type illustrator dat wacht op een verhaal en dan begint te schetsen. Ze denkt voortdurend mee

10

na en geeft suggesties en ideeën.” Dat er meer diversiteit in kinderboeken hoort te zijn, vinden Asma en Annemarie vanzelfsprekend. Is dat niet logisch als er maar negen procent van de wereld blank is, stelde Annemarie de vraag? Asma spiegelde het hoofdpersonage aan haar eigen ervaringen als Marokkaans-Belgische met Berberse roots. Uiteraard hoopt ze wel dat alle kinderen, van welke origine ook, zich kunnen identificeren met Safia.

Salim, Sabah en de huissnuiver en De broccolireus

Atilla Erdem was al thuis in het onderwerp ‘jeugd en diversiteit’ voordat hij aan SESAM deelnam. Eerder schreef hij het jeugdboek Maankinderen dat vertelt over de typische ervaringen van Vlaamse kinderen van Turkse komaf. In het kader van SESAM nam hij twee boeken voor zijn rekening: Salim, Sabah en de huissnuiver en De broccolireus. Salim, Sabah en de Huissnuiver, met illustraties van Peggie De Sager, gaat over een eenzame man die op zoek gaat naar gezelligheid. “Ik heb ooit eens een dakloze gezien die onder een brug leefde, maar zijn plekje toch gezellig had ingericht. Met grote kartonnen dozen, een tapijtje, een kaarsje, een dekentje, wat hapjes, een fles wijn… Dat was heel inspirerend voor mij.” De verhalen van schoolkinderen uit multiculturele klassen vormden de basis van De broccolireus. Dit boek gaat over een reus die enkel broccoli eet en tijdens een schooltripje de juffen ontvoert. De schoolkinderen moeten vervolgens verhalen vertellen om de juffen vrij te krijgen. De Nederlands-Amerikaanse Mylo Freeman die rond het personage Arabella, een zwart prinsesje, een succesvolle boekenreeks leven in blies, verzorgde de illustraties.


SCHRIJFWERK

Het is geen toeval dat beide boekjes over eenzaamheid gaan, verklapte Atilla. “Mijn werk als psychotherapeut beïnvloedt mijn leven op heel wat gebieden, ook in het schrijven. Ik zie en hoor heel wat cliënten die zich eenzaam voelen. Ook ik kan me soms heel eenzaam voelen.” Atilla vindt diversiteit in kinder- en jeugdboeken heel belangrijk omdat elk kind leuke kijk- en leeservaringen hoort op te doen. “Er is een grote groep kinderen en ouders die we met ‘gewone boeken’ niet kunnen bereiken. Er zijn nog steeds gezinnen waar niet gelezen wordt, waar ouders voor hun kinderen geen verhalen voorlezen voor het slapengaan. Als ik zie hoe mijn zoontje er zo van kan genieten, vind ik dat triest. Het is de plicht van elke ouder om samen met je kind de boekenwereld te verkennen.”

SESAM-FESTIVAL Ontdek alle SESAM-kinderboeken, -auteurs en -illustrators op het SESAM-festival in de Roma op 9 maart 2015. De SESAM-kinderboeken (Vanaf maart te koop op de website, www.sesamopenu.be) worden voorgesteld op het SESAM-festival. In de voormiddag vinden er zestien workshops plaats over het superdiverse kinderboek.

PRAKTISCH: Organisator: Studio Sesam Workshops door o.m. Malikka Bouaissa (Al.arte.magazine), Stijn Callewaert (Vlaamse Gemeenschapscommissie), Eva de Vos (Stichting Lezen) en Marijke Lambrechts (De Boekenkaravaan), Barbara Van den Eynde (Creatief Schrijven). Datum: 9 maart 2015 Inschrijven: op de website van SESAM Prijs: 45 euro, inclusief lunch en namiddagvoorstelling Locatie: Borgerhout: De Roma, ’t Werkhuys, De Keerpunt en het Districtshuis Borgerhout

11


DOSSIER

EEN GOEROE TEGEN DE GOEROES Psycholingu誰st Steven Pinker over het belang van stijl Steven Pinker: fijn, scherp gezicht met fel oplichtende oogjes. Prettig zelfzeker. Duidelijk iemand die weet wat hij kan. En ook, belangrijk: wat hij niet kan en zich niet te beroerd voelt om dat toe te geven. Eind november was Pinker te gast op een taalcongres in Antwerpen. Yves Van Durme was erbij en las zijn nieuwste boek.

Door Yves Van Durme

12


SCHRIJFWERK

D

oor Pinker is psycholinguïst en experimenteel psycholoog, een regelrechte Harvard-star. Hij kent de geheimen van het brein en is op de hoogte van wat daar allemaal gebeurt als wij spreken of schrijven. Daarover schreef hij al indrukwekkende boeken, zoals Hoe de menselijke geest werkt en Het Taalinstinct. Daarin volgt Pinker braafjes het denkspoor van Charles Darwin, u weet wel die van On the Origin of Species, die verkondigde dat elk mens geboren wordt met een instinct voor taal, en voor spreken in het bijzonder. Maar niet voor koken, bouwen of, aha, schrijven. En dat is nu net waarover Pinker het uitgebreid heeft in zijn recentste boek The Sense of Style. Een boek met een ronkende ondertitel zoals alleen Amerikanen die uit hun rechterhersenhelft kunnen wringen, namelijk ‘The thinking person’s guide to writing in the 21st century!’. “The thinking person”: dit boek is een schrijfgids voor de nadenkende mens van de 21ste eeuw. Handig van Pinker want meteen bewierookt hij zo de lezer van zijn boek. Hij schreef het boek voor auteurs van wetenschappelijke en zakelijke teksten. Maar omdat ook schrijvers van fictie hard nadenken, kunnen we toch een en ander meepikken uit dit werk.

Steven Pinker:

“Doe het beter dan de klassieke handboeken over stijl. Neem ze zeker door, want een basiskennis blijft onontbeerlijk. Maar focus niet alleen op taal volgens de regeltjes.”

Weg met juist/fout lijstjes Neen, dat boek is niet de zoveelste schrijfhandleiding met lijstjes waarin je aantreft welke technieken je beter niet gebruikt, of wat de “do’s and don’ts” van schrijven zijn. Pinker gruwt van dit soort klassieke handboeken zoals er, vooral in Amerika, dertien in een dozijn van bestaan. Dat maakte hij duidelijk tijdens de voordracht die hij in november gaf op een internationaal congres in Antwerpen over heldere taal. Talrijk zijn de bijnamen die Pinker afvuurt als hij verwijst naar taalwetenschappers met puriteinse trekjes: puriteinen, spraakkunstjunkies, “Grammar Nazis” … Die lui vergroten nog meer de kloof tussen spreken en schrijven. Met hun regeltjes maken ze het onnatuurlijke van schrijvennog onnatuurlijker. En toch geeft Steven Pinker toe dat hij soms ook wel een goeroe is die graag vertelt wat een schrijver beter vermijdt. Met die vaststelling maait de slimmerd handig het gras voor de voeten van zijn critici weg.

Onzekerheid of nuanceringsdrift? Een goed geschreven boek verruimt de blik op de wereld en doet de lezer zelfs twijfelen. Denk aan het zwart-witbeeld uit de psychologieboeken waarin je ofwel twee gezichten ofwel een sierlijke vaas ziet. Zorg ervoor dat niet de stijl van het boek de lezer verwart en ga na of je boodschap helder is. De CIA ken je. Maar veel schrijvers doen ook aan CYA: cover your anatomy. Ze verstoppen zich achter een muur van woor-

den, begrippen en moeilijk uitgelegde redeneringen. Pinker pleit voor een helder betoog gebaseerd op een goed gefundeerde argumentatie, niet gericht op mensen maar wel op uitgewerkte ideeën. Een betoog ook dat op zijn hoede is voor valse tegenstellingen. En dat de persoonlijke anekdotes niet verheft tot algemene waarheden. Eens je zover bent, kan je een wetenschappelijk artikel schrijven. Dat geldt misschien ook voor een schrijver van romans of verhalen. Heb je het gemerkt? Ik heb het woord ‘misschien’ gebruikt. Wellicht ben ik het niet zeker. Nu duikt het woord ‘wellicht’ op. Dat belooft hier een knap saaie tekst te worden vol nuanceringen en onzekerheden. Weg met die woorden die de indruk wekken dat de schrijver zich wil verstoppen achter de haag nadat hij iets lelijks geroepen heeft naar de buurman. En wat vangt een lezer aan met woorden als ‘overwegend’, ‘blijkbaar’ en ‘vermoedelijk’? Die woorden verdienen een uppercut want ze spuiten tot op zekere hoogte mist in het verhaal. Tot op zekere hoogte? Inderdaad, schrap maar die uitdrukking, tenzij ze in een dialoog opduikt waarbij de auteur de onzekerheid van een personage wil suggereren.

Dan toch even nuanceren? Pinker snoeit met genoegen vastgeroeste overtuigingen weg. De digitalisering en het internet hebben onze taal niet verarmd. Jongeren springen niet roekeloos om met de taal. Toen Sumeriërs hun tabletten vol spijkerden, klaagden de ouderen al dat hun taal aan het verloederen was. En dat is al meer dan 5.000 jaar geleden. Neen, het klopt niet dat alle moeilijk leesbare teksten geschreven zijn door gefrustreerde betwetertjes die met moeilijke woorden en kromme zinnen willen indruk maken op de lezer. Er zijn, aldus Pinker, heel wat uitstekende wetenschappers die er, helaas, niet in slagen om helder te schrijven. En zo zijn er ook heel wat creatieve geesten die er toch niet in slagen om een literair overtuigend verhaal op papier te krijgen. Teksten die bol staan van een academisch of juridisch vakjargon (Pinker spreekt over ‘academese’ and ‘juridese’) geven de indruk niet geschreven te zijn om te lezen. Sommige ingezonden verhalen voor wedstrijden ook niet.

13


SCHRIJFWERK

Steven Pinker:

“Lezen betekent ook luisteren. Oscar Wilde had het over het ‘ongrijpbare oor’ van de ervaren schrijver.” Hoe schrijf je dan leesbaar? “Ha, boeken met stijladvies,” hoor ik je denken. Tja, ook hier haalt Pinker het hakmes boven, want vele boeken geven advies dat heel klassiek is, en dus, verouderd. Het uitgangspunt van vele taalpuristen is dat taal- en stijlregels onveranderlijk zijn. Je hoort Pinker komen: leve de taalgeleerden die de ontwikkelingen van een taal alleen beschrijven, niet voorschrijven. Maar Pinker is te veel wetenschapper om de taalvoorschrijvers genadeloos neer te sabelen. Hij nuanceert. Alweer. Het conflict tussen voorschrijvend en beschrijvend vindt hij een opgeschroefde tegenstelling, want beide disciplines leren van elkaar en dragen bij tot een completer beeld van een taal die leeft. Doe het gewoon beter dan de klassieke handboeken over stijl. Neem ze zeker door, want een basiskennis blijft onontbeerlijk. Maar focus niet alleen op een taal volgens de regeltjes. Prikkel je brein en leer je in te beelden wat de lezer van je tekst verwacht. Als je de lezer toch wil wegjagen, schrijf je maar hermetisch en produceer je bladzijden die bol staan van ingewikkelde woorden, lekker aangebakken jargon, aangevuld met een smeuïge cocktail van afkortingen. Als je toch van goede wil bent en je probeert de lezer te boeien, bezwijkt je tekst misschien toch aan ‘The Curse of Knowledge’. Klinkt episch in het Amerikaans. Door de vloek van het weten, van de voorkennis van de schrijver, haken lezers af omdat ze niet echt begrijpen waarover de schrijver het heeft. Denk aan kinderen die moeiteloos jongleren met de woordenschat van computerspelletjes en hard moeten lachen met de onwetendheid van hun ouders.

Is schrijven schrappen? Natuurlijk is dat een huizenhoog cliché. Nu maar hopen dat de eindredacteur iets uitdagender woorden gevonden heeft voor ‘schrappen’ en ‘huizenhoog’. Soms is het veiliger om te kiezen voor een duidelijk cliché in plaats van een vergezocht beeld dat dreigt te botsen met een ander beeld. Zoals in de bewering dat er nog geen condoom op de markt is dat je van je sokken blaast. Hier komen die sokken toch wel wat nadrukkelijk in het zicht, vind je niet? Zoveel mogelijk passiefvormen schrappen: dat wordt ons aangeleerd op diverse schrijfcursussen. Jawel, ik heb daarnet zelf een passiefvorm

14

gebruikt. Met opzet, wat dacht je. Want door die zinsbouw staat het belangrijkste vooraan. Pinker nuanceert het verbod op passiefvormen, net om het effect van de woordvolgorde een kans te geven.

En dan zijn er de aanhalingstekens. Sommige schrijvers gebruiken de aanhalingstekens om te zeggen dat een kandidate voor een job echt “bekwaam” is? Is ze toch niet bekwaam, misschien? Of wil de auteur niet de verantwoordelijkheid nemen om duidelijk te maken dat ze wel bekwaam is?

Vergeet je niet te lezen? In interviews geven auteurs dikwijls toe dat ze ook veel lezen. Er zijn schrijvers die het werk van een filosoof als inspiratiebron gebruiken voor een gelaagde en geslaagde roman. Pinker bewierookt schrijvers die erin slagen om non-fictie binnen te smokkelen in hun romans. Lezen betekent ook luisteren. Oscar Wilde had het over het ‘ongrijpbare oor’ van de ervaren schrijver, dat stilzwijgende gevoel voor stijl dat je niet kan aanleren, maar zelf moet ontwikkelen. De betere woorden beschrijven niet alleen treffend een gedachte, maar ze blijven ook nagalmen door de manier waarop ze klinken. Er bestaat zelfs een website: Phonesthetics (fonesthetica ), die op zoek gaat naar woorden met klankcombinaties die “de tong doen dansen”. En ja, klassieke auteurs lees je ook beter, niet om na te volgen maar wel om er die eigenschappen uit te puren die voor je stijlontwikkeling bruikbaar zijn. Klassieke stijl vergelijkt Pinker met een televisiekok: het vuile werk in de keuken is al gebeurd voor de uitzending begint. De klassieke stijl wekt de indruk dat de gedachten van de schrijver al volledig uitgewerkt waren vooraleer ze op papier verschenen. Niets is minder waar, want terwijl je schrijft, lijken je hersenen wel een pop-upwinkel.

Laat je nalezen? Pinker laat zijn teksten altijd nalezen, zowel door collega’s als door leken. Soms laat hij zijn teksten ook een tijdje rusten. Als hij ze later opnieuw leest, is hij soms verwonderd wat voor ‘crap’ hij allemaal geschreven heeft. Als je de tekst laat nalezen vraag dan zeker aan de lezers om in je tekst aan te duiden waar ze twijfelden en de aandacht losten. En hopelijk ontdekken die eerste lezers dat je een van die echte schrijvers bent: schrijvers die hun passie niet verbergen en die moeten schrijven omdat zij iets belangrijks mee te geven hebben aan de bestemmeling van hun boek: de lezer.


Tentoo is fiere sponsor van de schrijvers, vertellers, performers en slammers van Frappant txt

BI NN EN GE HA AL D?

N

G DA IN SS LO OP

DE

ZI T ? A ENL DA rk DT GE A R e BIE IN T EX rw N e pi pa

JE

sc E hr EN T ijf OF F

op E dr ac ht

SCHRIJFWERK

Alle voordelen van het freelancen ĂŠn de zekerheid van een bediendestatuut? Kijk op www.tentoo.be.

15


JEROEN BROUWERS VIJFTIG JAAR SCHRIJVER:

“IK SCHRIJF DE ROMAN DIE IK ZELF ZOU WILLEN LEZEN”


INTERVIEW

“Jeroen Brouwers schrijft een boek/hij weet hoe dat moet”, zongen de vaderlandse rockers van De Mens jaren geleden al. De schrijver van meesterwerken als ‘De Zondvloed’, ‘Bezonken Rood’ en ‘Geheime kamers’ heeft zijn ernstige opvatting over het schrijversmetier nooit onder stoelen en banken gestoken. Reden genoeg om een van de grootste schrijvers uit ons taalgebied om schrijfadvies te vragen.

Door Michiel Leen Foto’s Wendy Marijnissen

A

anleiding voor het interview is het verschijnen van Brouwers’ elfde roman Het hout. Een meesterlijke vertelling die de problematiek van het kindermisbruik in jeugdinternaten in de jaren vijftig messcherp fileert. Maar de roman is evengoed een mijlpaal in Brouwers oeuvre: het boek verschijnt 50 jaar na Brouwers officiële debuut in de letteren.

Staat u zelf stil bij dat jubileum? “Er wordt bij stilgestaan, zoals bij een vijftigste huwelijksverjaardag: iets dat je viert met taart of een borrel. Verder zou je er ook gewoon overheen kunnen stappen. Al is het ook een gelegenheid om terug te kijken. “Bij God, ik ben 50 jaar aan het schrijven!” Op de trap naar de werkkamer staan de kasten met alle edities van mijn werk. Als ik daar langskom zie ik mijn levenswerk. Dan vraag ik me af of het allemaal goed is wat daar staat, of het waarde heeft en kwaliteit. Over het algemeen ben ik voldaan, al zit er soms een minder werk tussen. Niet dat ik die oefening dagelijks maak, hoor. Ik loop ook vaak voorbij die kast met afgewend gezicht, maar als ik erin kijk, schieten die afwegingen toch even door mijn hoofd. Tegelijk dringt zich de vraag op: “Heb ik mijn leven wel goed besteed?” Op mijn leeftijd heeft die vraag weinig zin, want dat leven is besteed, je kunt er niets meer aan veranderen. Ik heb gedaan wat ik kon: schrijven. Iets anders kon ik niet. Tegelijk is zo’n uitspraak onzin, ik had bijvoorbeeld ook bankdirecteur kunnen worden. Een levensinvulling die je in staat stelt om gerieflijk te leven. Niettemin zeg ik: ja, ik heb mijn leven goed besteed.”

U hebt steeds resoluut voor het schrijverschap gekozen? “Niet helemaal: ik ben begonnen als uitgeversmedewerker bij Manteau, en dat heb ik twaalf jaar gedaan. Toen bereikte ik het punt waarop ik me moest afvragen: is dit nu de manier waarop ik mijn leven wil vullen? Door de drukte in de uitgeverij kwam ik amper nog aan schrijven toe. Toen heb ik een keuze gemaakt. Ik had best uitgever kunnen blijven, ik zou een goede uitgever geweest zijn. Het schrijven drong zich echter op, zoals liefde dat ook doet. Op een bepaald moment moet je gewoon kiezen.”

Wanneer begon u te schrijven? “Op mijn zestiende-zeventiende, al bestond dat schrijven niet uit literatuur: het was eerder een ernstig dagboek. Vroeger, als schooljongen van een jaar of dertien, was ik me beginnen af te vragen welke zin ik mijn leven kon geven. Toen besefte ik, zonder ergens een sjoege van te hebben, dat het iets in de kunst moest zijn. Schilder misschien? Had ik het talent niet voor. Componist? Dat idee liet ik al snel vallen. Acteur dan? Regisseur? Ik had misschien wel aanleg voor die dingen, maar te weinig om er ver in te komen. Uiteindelijk bleef het schrijven over. Schrijven kan iedereen. Papier en een pen, meer heb je niet nodig.”

Zo eenvoudig kan het toch niet zijn? “Toch wel. Wie kunstschilder wil worden, dient zich op een academie te bekwamen. Wie componist wil worden, moet naar het conservatorium. Schrijven is echt het eenvoudigste kunstmetier dat je je kunt voorstellen. Waardoor iedereen natuurlijk denkt: schrijven, jaja, dat kan ik ook wel. Cursusje volgen en daarna ben je een groot schrijver. Da’s toch onzin! Het begint er natuurlijk mee dat je iets te vertellen hebt. Niet iedereen heeft zoveel levenservaring dat hij meteen weet wat zijn onderwerp is. Vervolgens moet je het

“Vergeet het idee dat je met schrijven plezier kunt beleven. Het is een doodernstig vak.”

17


“Waar heb je inspiratie voor nodig, in godsnaam? Mijn garagehouder heeft toch ook geen inspiratie nodig om in de garage te staan? “

vak onder de knie krijgen. Dat kun je enkel jezelf bijbrengen. Je moet jezelf steeds zien te vernieuwen en beter te maken, tot je een graad van meesterschap bereikt. Dat heb ik gedaan, wetende dat ik het zelf moest doen, dat niemand me daarbij kon helpen.” “Wanneer je eerste werken verschijnen, onthoud je de scherpste kritieken het langst. En je begint je af te vragen: waarom vindt die vent mijn boek niet goed? Heeft hij een punt? Je moet niet de verwaandheid hebben om er je schouders voor op te halen. Natuurlijk, op het moment zelf voel je je vooral een miskend genie. Maar bestudéér de kritiek op je werk grondig, dat draagt ook bij tot de ontwikkeling van het metier.”

Schrijven is een bloedernstige bezigheid? “Natuurlijk, wat dacht je dan? Alles wat van waarde is in je eigen leven, dient met grote ernst te worden gedaan. Je kunt niet fluitend uit het raam zitten kijken en af en toe een zinnetje schrijven. Iedere schrijver is een autodidact. Daarom geloof ik niet dat je het kunt leren, schrijven. Ik stel me voor dat men in zo’n schrijfcursus opstellen schrijft, die door een of andere leraar worden beoordeeld en in de klas worden voorgelezen. Waarop de leraar zegt: deze zin klopt niet. Nou, dat kun je zelf toch ook wel ontdekken? Ik kan me wel voorstellen dat je af en toe suggesties doet, een woord dat zin en zegswijze spannender maakt. Gebruik geen clichés in godsnaam, verzin iets anders in

de plaats. Schrijven doe je zo, zoals jij schrijft is het niet goed, je kunt het verbeteren door dit en dit en dit te veranderen. Op die manier zou ik een cursus geven! Ik zou het zelf niet nodig hebben gehad, ik kon dat zelf wel. Bij iedere zin die ik schrijf, nog steeds, vraag ik mij af of elk woord daar op de juiste plaats staat. Is het ritme van de zin goed, zit er muziek in? Je ziet: alle kunstvormen die ik daarnet opnoemde, komen terug in mijn werk. Het is muzikaal en beeldend. Kijk naar wat iemand als Dirk Roofthooft doet, die zet Bezonken Rood zo op het toneel.”

Bent u als auteur altijd even bewust van de invloeden die u ondergaat? “Op mijn zestiende wist ik niets, had ik nooit iets gelezen. “Een boek schrijven, dat doe ik wel even,” dacht ik. Ik moest wel op zoek naar voorbeelden, schrijvers waarin ik mezelf herkende. Ik stapte naar de bibliotheek en begon bij de letter A. Alles, alles las ik wat daar stond, alles door elkaar, rijp en groen, rotzooi en grote literatuur. Ik wilde leren hoe je gedachten overbrengt, hoe anderen dat deden. Later begon ik gerichter te lezen, van bepaalde schrijvers las ik het hele oeuvre. Het

“Bestudéér de kritiek op je werk grondig, dat draagt ook bij tot de ontwikkeling van het metier.”

18


INTERVIEW

“Je kunt niet fluitend uit het raam zitten kijken en af en toe een zinnetje schrijven.”

werk van Bomans heeft ongetwijfeld invloed gehad. Bomans wist voortreffelijk te schrijven. Wat hij schreef was gelul, maar de manier waarop hij dat deed was voortreffelijk. Zijn invloed heb ik duidelijk opgepikt. Daarna kwamen Hermans, Mulisch, Reve, Boon, Claus, allemaal om te zien hoe zij schreven, wat hun trucs waren. Idem voor Herman Teirlinck. Prachtig, hoe die man schrijft, maar zo prachtig dat het je geen zak meer interesseert waar het over gaat. Niettemin erg leerzaam. Om maar te zeggen: uit al dat werk neem je invloeden mee, waar ik erg dankbaar voor ben. Maar om zomaar te zeggen: ik ben beïnvloed door die of die, dat kan ik niet. Sowieso komt er ook een moment waarop je, in alle bescheidenheid, vaststelt dat je het werk van de meester overtroffen hebt. Ik heb een dergelijke ervaring gehad met het werk van Mulisch, die voor veel schrijvers van mijn generatie een na te volgen voorbeeld was.”

Eenmaal u besloot te gaan schrijven, legde u een voorliefde aan de dag voor de romanvorm. U bent geen dichter geworden? “Ik ben geen dichter, neen. Frutselenderwijs heb ik weleens geprobeerd een gedichtje te schrijven, maar dat beviel me niet. Een gedicht is zo afgemeten, een grote gedachte in een kleine vorm. Ik heb ruimte nodig. Die grote gedachte zal ik wel eens even op vijf bladzijden uitsmeren. (lacht).”

Je zou ook kunnen zeggen: poëzie is nu bij uitstek de discipline waar elk woord op zijn juiste plaats moet staan. Dat zou dan toch een mooie uitdaging zijn? “Ik heb het weleens geprobeerd, maar ik geef het gewoon toe: ik kan het niet.”

Een spaarzaam schrijver bent u niet: de taal is gedragen, soms barok. Hoe weet u dat u er niet over gaat? “Daar kan ik ook geen antwoord op geven. Je meet het alleszins niet af met een liniaaltje. Je voelt het aan, zoals je ook aanvoelt wanneer je overdrijft. Het gebeurt dat je een hele bladzijde moet schrappen. Soms ben je te zuinig met de taal, dan moet er een woord, een beeld, een metafoor bij. Zo krijg je, naar mijn idee, een roman die in ieder geval mij bevalt. Ik schrijf de roman die ik zelf zou willen lezen. Die oefening helpt bij het schrijven: niet als schrijver blijven piekeren, maar je voorstellen hoe het overkomt bij de lezer.”

Hebt u vaak momenten van killyourdarlings? “Zeker! Schrappen, wreed zijn voor jezelf desnoods. Woorden eruit gooien, zo! Buitengewoon kritisch.”

Hoe ziet uw schrijfdag eruit? “Ik schrijf niet meer aan één stuk door zoals ik dat op mijn dertigste deed. Nu begin ik om een uur of twee ’s middags en schrijf aan de tafel in de woonkamer, de trap naar de werkkamer kan ik niet meer op. Dan werk ik tot vier uur, half vijf. Mijn schrijfhand is grotendeels verlamd geraakt. Voor iemand die steeds met pen en papier schrijft, is dat natuurlijk een probleem. Ik schrijf nog wel, maar die hand raakt snel uitgeput. Doordat je moeite moet doen om die hand aan het werk te houden, raak je zelf uitgeput. Maar ik ga niet zielig doen. We hebben het over het maken van een oeuvre. En hoe je dat doet, nou zoek het maar uit.”

Het is alleszins niet zo dat u pas in actie schiet wanneer de inspiratie eraan komt? “Ik heb nooit inspiratie. Dit is een vak. Ga zitten, pak een pen en begin te schrijven. Hou in je achterhoofd waar je mee bezig bent. Eens je voor ogen hebt wat voor boek het wordt en waar het verhaal naartoe zal gaan, begin je te schrijven. Waar heb je dan inspiratie voor nodig, in godsnaam? Mijn garagehouder heeft toch ook geen inspiratie nodig om in de garage te staan? Nou, op diezelfde doodgewone manier schrijf ik. Je moet je voor ogen blijven houden waar je mee bezig bent, zeg ik met nadruk. Dan kun je elke dag opnieuw aan je tafel gaan zitten en verder schrijven aan die roman.”

Waar komt dan telkens het idee voor een volgende roman vandaan? “Oh, dat dringt zich vanzelf op.”

Maar zo’n moment mag geen inspiratie heten? “Een idee valt je te binnen tijdens een wandeling door het bos, bijvoorbeeld. Er maalt van alles door je hoofd, en plots: “Ting! Een idee.” Hoe de roman dan verder tot stand komt, is een ander verhaal. Het idee, ideetje, moet verder ontwikkeld worden tot een voldragen werk. Het zou een verhaal kunnen worden. Waarover dan? Welke personages komen erin voor? Waar komen ze vandaan? Wat doen ze? Wat is hun achtergrond? Daar heb je je handen mee vol, hoor. Een roman schrijven heeft iets van een suikerspin maken: je gooit suiker in

19


INTERVIEW

“Een roman is een avontuur om te schrijven, een doolhof. Een essay is duidelijker afgebakend en wil vooral een punt maken.” een draaiende ton, houdt daar een stokje in en ziet hoe de suiker in een steeds grotere bol rond dat stokje komt te zitten.” Eenmaal je die elementen bij elkaar hebt, kun je aan een plot beginnen, een dramaatje. Je moet naar een drama toe schrijven, naar het einde van het boek waar tàk!- het gebeurt. Doorgaans is het zo dat ik eerst het einde moet kennen, voordat ik begin te schrijven. Al mijn romans eindigen met een klap, met vuurwerk. In Het hout loopt het hoofdpersonage op het einde het klooster uit. Dat wist ik van tevoren. Hij loopt dat klooster uit. Maar waarom dan? Hoe zal hij eruit raken? Hij kent een vrouw buiten het klooster? Hoe heeft hij haar leren kennen? Wat gebeurt er tussen die twee, zodat hij op het einde naar buiten durft te lopen? Dat hele verhaal ontstaat uit één ideetje. De kunst bestaat eruit om dat uit te vouwen.’

Ik bleef bij die kloosterling die zich richt tot die knaap. De uiteindelijke roman is iets heel anders geworden dan die liefdesbrief, maar de figuur van de opperschoft Mansuetus, die zich aan de jongetjes vergrijpt, doet dat niet uitsluitend uit lust of seksuele aberratie. Kampt die man niet met eenzaamheid, worstelt hij niet met zijn seksualiteit en kan hij zich enkel afreageren op die jongetjes of zijn medebroeders? Die toestanden worden gezien vanuit de ogen van Bonaventura, de verteller. Op die manier kun je alle misdaden beschrijven, gezien door de ogen van iemand die daar niets mee te maken wil hebben en enkel kan zwijgen.”

Kunt u zich voorstellen wat er gebeurd zou zijn als u dertig jaar geleden over die toestanden geschreven had? “In De Zondvloed gaan hele hoofdstukken over een jongen die probeert te ontsnappen uit de kostschool, wat niet lukt. In Het hout komt een jongen voor die hetzelfde van plan is, maar het niet durft. In De Zondvloed staat dus al beschreven wat de jongen in Het Hout niet durft. Leuke spiegeling, toch?”

Het paste destijds niet om die misbruikkwesties in de roman binnen te smokkelen?

Beleeft u daar plezier aan? “Oh God, nee. Vergeet in godsnaam het idee dat je met schrijven plezier kunt beleven. Het is een doodernstig vak. Je kunt weleens glimlachen om een formulering. Maar plezier, neen. Als je besloten hebt schrijver te worden, is het een noodzaak dat je schrijft. En vergeet maar dat je dat fluitend kunt doen.’

Waaruit haalt u dan de motivatie om het vol te houden? “Mijn motivatie is: ik heb besloten schrijver te worden, dus ik schrijf, punt. Uitsluitend schrijven, dat is mijn vak.”

Met Het hout belanden we opnieuw in de kostschool. Anders dan in De Zondvloed of Het Verzonkene is ditmaal een broeder het hoofdpersonage, en niet een scholier. Uit welk ideetje ontstond die roman dan? “Sinds enkele jaren is er, ook in Nederland, heel wat te doen rond kindermisbruik in de kloosters en internaten. Ik begon me af te vragen wat ik me eigenlijk nog herinnerde uit mijn kostschooljaren. Ongeveer terzelfder tijd nodigde een radioprogramma schrijvers uit om een liefdesbrief te schrijven. Ik probeerde me voor te stellen hoe een kloosterling een liefdesbrief schreef naar een leerling. Dat ideetje vond ik te mooi om zomaar op de radio te brengen: er viel veel meer mee te doen, en elementen ervan zijn in Het Hout terug te vinden.

20

“Het zou niet in het opzet van De Zondvloed gepast hebben, en bovendien wist ik indertijd nergens van. Ik heb wel zeven jaar op zo’n kostschool gezeten, maar ik heb nooit iets van het seksuele misbruik gemerkt. Nooit. Niks. Die jongetjes vertellen dat niet aan elkaar, uit schaamte. Zelfs als ik het dertig jaar geleden wel geweten had, was het er nog niet in gekomen, hoor. De Zondvloed ging over iets heel anders. Ik ga een roman niet gebruiken als een vehikel voor maatschappelijk protest. Dan kun je beter een pamflet of een polemiek schrijven.”

Schrijf je een polemiek op dezelfde manier als een roman? “Een roman is een avontuur om te schrijven, een doolhof. Een essay is duidelijker afgebakend en wil vooral een punt maken. Maar ook een essay of polemiek moet goed van taal zijn. Een polemiek gaat, wat dat betreft, de kant van de roman op. Je moet je hele arsenaal in stelling brengen voor een maximaal effect. Ik beweer dat ik de kunst in de polemiek heb gebracht. Mijn polemieken zijn wat anders dan die van Hermans, Lodewijk Van Deyssel of Potgieter. In de mijne zitten veel narratieve elementen, steeds met het knallen van de zweep en het vuurwerk op de achtergrond. Schelden alleen volstaat niet. Jaaah, het hoort er wel bij, maar je moet ook argumenten hebben.”

:


“Je hebt geen raad nodig, van niemand. De enige die je raad kan geven, ben jijzelf.”

In die stukken valt ook meer te lachen dan in de romans. “Polemiek is een kunstvorm die het moet hebben van dat soort vuurwerk, kermis, knaleffecten. De kern van de zaak blijft ernst, maar je kunt wel lachen. Dat vind ik prima, als je maar onthoud waar ik het over heb! De Nederlandse lezers hebben mij eind jaren ’70 eindelijk leren kennen via mijn polemieken. Hoewel ik al in 1964 was gedebuteerd bij het Vlaamse Manteau, had in Nederland nog nooit iemand van mij gehoord. Een Hollander die bij een Vlaamse uitgeverij publiceerde was verdacht. Wat deed die daar? Vond die mislukkeling dan geen Hollandse uitgever? (lacht) Ik ben pas bekend geworden met de polemiek De Nieuwe Revisor, tegen de toenmalige Nederlandse literatuur. Nou, toen wisten ze het wel!”

Stoort het u dat mensen in de interpretatie van uw boeken heel snel de link leggen tussen wat u schrijft en wat u zelf zou hebben meegemaakt? “Is dat autobiografisch? Is dat echt gebeurd, meneer?” En dan? Wat moet ik daarop antwoorden? Een roman is fictie, literatuur. Bezonken Rood gaat over mijn kleuterherinneringen aan het Jappenkamp. Daarop verschenen grote stukken in de krant om te betogen dat de kampen anders waren dan ik ze beschreef. Dat heeft mij nooit een greintje geïnteresseerd.

Zo wou ik het nu eenmaal beschreven hebben. De waarheid is zoals ze in dat boek staat. Dat is wat anders dan de historische werkelijkheid. Je moet het zo geloofwaardig schrijven dat de mensen het geloven zoals het in het boek gebeurd is.”

Voelt u verwantschap met schrijvers van vandaag? “Verwant voel ik me niet, met niemand. Sympathie voor bepaalde oeuvres voel ik wel. Dimitri Verhulst, die het woord voerde bij de presentatie van Het Hout is zo iemand. Ach, wat moet ik antwoorden? “Leest u nog weleens wat, meneer Brouwers?” Ja, ik ben goed op de hoogte. Maar om het nu over verwantschappen te hebben…”

Hebt u een raad voor onze schrijvende lezers? “Maak dat je uit die schrijfcursus wegkomt en begin voor jezelf te schrijven. Je hebt geen raad nodig, van niemand. De enige die je raad kan geven, ben jijzelf. Als je het ernstig meent met je schrijverschap weet je ten slotte zelf wel wat goed is en wat niet, en waarom dat zo is.”

21


Kruip in je pen voor momenten die ertoe doen! Het huisvandeMens is op zoek naar vrijwillige creatievelingen. In het huisvandeMens verzorgen we plechtigheden vanuit een vrijzinnig humanistische levensvisie. De mens en zijn verhaal staat centraal. Die plechtigheden schrijven we telkens op maat. Dat doen we natuurlijk niet alleen.

rnumist a

snismeverhalenwerk Ler n e a ns nheid Hie Lu e

Ve ssend Afscheid Authrbon ent de r Pa M o iek n k nd O

e

m Levrbeoennsdeleijk Contact

m

e

Me

me

VerbHuma ond nis en h

m eid

e

he anLiuirsPtaesrsLeeennvdednAsfvseOcrhheoidrAu erk m a l e n Lutishent V enrendMmOaoatwerk ter ie

nisme Ma a m Hu elijk CMoanattact V at

s Vrijzinnig

e alsheiVdnHseielijrknCuomnataaclt

ndnd OmoaawlesrkVLriejzveinnnsvigAHfsc fs nuMeaMaHataietrwnuemrkaaLlsevVerinjzsinvneigrhHaulemnaneLisurishteal u

bovernendrijzOinnoigr HumanisHieter re

nd e n erbo Pass heid s V Oorr Passenednd A Hi

thentiekM u A k r nrhhealiedn LLuiste en e e d uis re w n sve

um uthen inn ern eid uA- Vrijzinntigiek M ig h c id A sme Maatw Hu aals Vrijz

Al jaar en dag bouwen we een bloeiende vrijwilligerswerking uit. Een werking waar jij ook deel van uit kan maken! Spreekt dit engagement je aan? Neem gerust contact op met een huisvandeMens in jouw buurt: HuisvandeMens Antwerpen Jan Van Rijswijcklaan 96 2018 Antwerpen Tel.: 03/259 10 80 antwerpen@deMens.nu

HuisvandeMens Herentals Lantaarnpad 20 2200 Herentals Tel.: 014/85 92 90 herentals@deMens.nu

HuisvandeMens Mechelen Hendrik Consciencestraat 9 2800 Mechelen Tel.: 015/45 02 25 mechelen@deMens.nu

HuisvandeMens Turnhout Begijnenstraat 53 2300 Turnhout Tel.: 014/42 75 31 turnhout@deMens.nu

HuisvandeMens Mol Laar 2 bus 3a 2400 Mol Tel.: 014/31 34 24 mol@deMens.nu

HuisvandeMens Lier Begijnhofstraat 4 2500 Lier Tel.: 03/488 03 33 lier@deMens.nu


DOSSIER KORTVERHALEN

DOSSIER

EEN GENRE MET TOEKOMST Z

ijn kortverhalen de stiefkinderen van de literatuur? Het genre wordt wel eens veronachtzaamd en niet helemaal op zijn waarde geschat. Of is het slechts een voorschot op de roman? Toch zijn het meer dan de zoveelste vingeroefeningen van auteurs, zoals wel eens geringschattend wordt gezegd. Sommige schrijvers hebben er wel degelijk hun speerpunt van gemaakt. Denk maar aan Guy De Maupassant, F. Scott Fitzgerald, Anton Tsjechov of vooral Raymond Carver. En ook in de Nederlandse literatuur zijn er sterkhouders, met Annelies Verbeke, Sanneke van Hassel, J.M.A. Biesheuvel (naar wie onlangs een nieuwe kortverhalenprijs is genoemd) en recent Thomas Heerma van Voss. Met de Nobelprijs voor Literatuur voor Alice Munro vorig jaar, heeft het kortverhalengenre een impuls ĂŠn volwaardige erkenning gekregen. In dit dossier gaan we nader in op de troeven van het kortverhaal. Want als jonge auteur is het een goeie manier om je met een kortverhaal een plaats te verwerven in een literair tijdschrift. Wie zijn de cracks van het kortverhaal? Hoe ziet de situatie eruit in Vlaanderen en Nederland? Welke diverse uitgeversinitiatieven bestaan er? En er is ook een workshop om zelf mee aan de slag te gaan

23


6

CRACKS VAN HET KORTVERHAAL

Het kortverhaal heeft een lange traditie. We stellen dan ook graag enkele grootmeesters (en meesteressen) uit het genre voor. Stuk voor stuk kampioenen op de korte baan, fijne observators die vaak aan één woord genoeg hebben om hun punt te maken. Wie weet vind je in hun werk wel inspiratie voor je eigen kortverhalen?

Door Michiel Leen

Guy de Maupassant (1850-1893)

alleen al verschenen bij leven minstens vijftien bundelingen, maar verder ook verschillende romans, reisverhalen en theaterstukken.

Anton Tsjechov (1860 – 1904)

Guy de Maupassant

De Fransman Guy de Maupassant bevond zich als kortverhalenschrijver in goed gezelschap. Samen met tijdgenoten als Théophile Gautier en Prosper Mérimée geldt hij als een van de absolute kampioenen op de korte afstand. Vandaag is de Maupassant nog steeds een van de meest gelezen auteurs in Frankrijk. Hij hield er een vrij intuïtieve schrijfopvatting op na, wat zich vertaalde in een sobere stijl, waarmee hij zich nogal wat kritiek van de precieuzere Franse schrijvers op de hals haalde. Maar effect had het wel, en Maupassants sensationele en erotische verhalen kenden een wijdverspreid schandaalsucces. Maupassant was ook een veelschrijver: van zijn kortverhalen

24

De Russische schrijver Anton Tsjechov wordt beschouwd als een van de grondleggers van het kortverhaal. En met reden: de Rus heeft enkele honderden kortverhalen achter zijn naam staan, waarvan ‘Zaal 6’, ‘Een trieste geschiedenis’ en ‘De Dame met het Hondje’ waarschijnlijk de bekendste zijn. Tsjechov is een van die auteurs die het korte verhaal hanteert als uiterst geschikt vehikel voor de milde kritische observatie van zijn burgerlijke milieu. Tsjechov had ook een strenge kijk op de functie van verschillende elementen in het verhaal: elk element dat in een verhaal wordt opgevoerd, moet functioneel zijn voor het verloop van de plot, anders moet het worden weggelaten. Of, zoals hij (volgens de overlevering) het zelf uitdrukte: “Wanneer je in het eerste hoofdstuk schrijft dat er een geweer aan de muur hangt, moet dat geweer in het tweede of derde hoofdstuk absoluut afgaan. Als er niet mee geschoten wordt, hoeft het daar niet te hangen.” Deze conventie,

Anton Tsjechov

“het geweer van Tsjechov”, is een begrip bij scenarioschrijvers. Opvallend: Tsjechov mocht dan wel uitgroeien tot de meester van het kortverhaal, een roman van betekenis heeft de Rus nooit geschreven. Dit bewijst meteen dat de twee prozadisciplines niet zomaar in elkaars verlengde liggen.

Raymond Carver (1938-1988) De Amerikaanse schrijver en dichter vatte de reden waarom hij zich toespitste op kortverhalen ooit laconiek samen: Ik had geen geld en we moesten de hele tijd werken en onze twee kinderen opvoeden. Het was simpelweg onmogelijk om iets te beginnen dat twee of drie jaar werk zou vergen. Kortverhalen en gedichten kun je tenminste schrijven in één zitting. Car-


vers kortverhalen zitten hun auteur dicht op de huid, met hun trefzekere portrettering van het leven in de Amerikaanse working class. Post Alcoholic Blue-Collar Minimalist Hyperrealism noemden kritische de spaarzame stijl waarmee Carver school maakte. Een stijl die misschien niet helemaal zijn eigen verdienste is: de manuscripten van de bundels Will You Please Be Quiet, Please? en What We Talk About When We Talk About Love werden stevig onder handen genomen door Gordon Lish, een man die nadrukkelijk het adagium ‘schrijven is schrappen’ toepaste op de toch al niet erg bloemrijke taal van Carver. In het verhaal ‘Mr. Coffee and Mr. Fixit’ zou Lish 70% van de woorden uit het manuscript geschrapt hebben. Deze zwaar bewerkte teksten zetten

sche blik. In veel van haar verhalen grijpt ze ook terug naar haar eigen armoedige jeugd in de streek rond de Canadese stad Ontario. Munro kreeg de Nobelprijs voor literatuur in 2013.

Annelies Verbeke (°1976)

Lydia Davis

DOSSIER

meters, wat niet verhindert dat veel van Davis werk iets dromerigs, of zelfs sprookjesachtigs heeft. Geen klassieke verhaaltjes met een begin, een midden en een einde voor Davis. Voor de Amerikaanse schrijfster bestaat de uitdaging er duidelijk in, om elk woord, of sterker nog, elke lettergreep, te laten tellen. In 2013 ontving Lydia Davis de Man Booker International Prize. Als professor in creative writing kon ze sowieso niet in dit rijtje ontbreken.

Een Vlaamse schrijfster die het kortverhaal duidelijk in de vingers heeft, is Annelies Verbeke. Meer nog, met twee veelgeprezen verhalenbundels op haar actief, mag Verbeke gelden als een voorvechtster van het genre in de hedendaagse Nederlandse letteren. In de bundel Groener Gras etaleert Verbeke haar talent voor verrassingseffecten, zowel in stijl als in verhaalverloop. Veronderstellingen grossiert in absurde personages, van hooggehakte traves-

Alice Munro (°1931)

Raymond Carver

Carver op de kaart, maar zorgden er ook voor dat de machtsverhouding tussen schrijver en redacteur veranderde: bij latere bundels als Cathedral stond Carver slechts een lichte redactie toe, waardoor het latere werk iets wijdlopiger is, zonder ooit echt verbeus te worden.

De Canadese schrijfster Alice Munro geldt als de meester van het moderne kortverhaal. Net zoals Lydia Davis zweert ook Munro bij een even spaarzame als effectieve verteltrant. Stilistisch opteert Munro voor een sobere woordenschat en ingetogen stijl. ‘Next door language’ noemt de schrijfster het zelf. Die hang naar uitgepuurde soberheid in het proza verhindert echter niet dat Munro als geen ander weet hoe ze complexe realiteiten en heftige emoties kan vatten in een panorami-

Lydia Davis (°1947) Wie zijn verhalen graag ultrakort heeft, kan terecht bij de Amerikaanse schrijfster Lydia Davis. Haar verhalen, soms niet langer dan één bladzijde, vaak slechts ter omvang van een alineaatje, zijn oefeningen in terloopse observatie. Anekdotes en impressies lijken zich af te spelen op enkele vierkante centi-

Annelies Verbeke

tieten tot honden met een Jezuscomplex. Door op gezette tijden een vooruit- en terugverwijzing in te bouwen, suggereert Verbeke ook een onderlinge samenhang tussen de verschillende verhalen, zonder dat de bundel zich echter zou laten lezen als een roman. Verbeke stelde in samenwerking met Sanneke Van Hassel ook de bloemlezing Naar de stad samen, een bundeling van 39 korte verhalen die zich allemaal afspelen in de moderne grootstad. Daarnaast levert Verbeke ook bijdragen aan andere bundels, zoals het verhaal ‘Bobby Simson’ voor de opmerkelijke bundel De Karavaan. Tien verhalen uit de Bijbel opnieuw verteld.

Alice Munro

25


MEER DAN VAARDIGE VINGEROEFENINGEN Het kortverhaal in de Lage Landen: een round-up In de Angelsaksische wereld geniet de short story status en aanzien. In de Lage Landen hebben we er amper een gemeenschappelijke benaming voor. In Nederland spreekt men over het ‘korte verhaal’, in Vlaanderen is de term ‘kortverhaal’ nog altijd in zwang. Maar er zijn gelukkig auteurs die onvermoeibaar aan de kar trekken. Het genre heeft veel te bieden aan de meerwaardezoeker.

Door Peter Mangel Schots

E

en status questionis als deze mag niet van start gaan met gezeur. Het is een parafrasering van de eerste zin die Annelies Verbeke uitsprak bij de opening van het evenement Hotel Van Hassel, vier jaar geleden in Amsterdam. Op uitnodiging van de Nederlandse schrijfster Sanneke van Hassel kwam een aantal Europese auteurs bijeen om hun visie te geven op het genre van het korte verhaal. Verbeke begon haar ouverture als volgt: “Wat openingstoespraken betreft, lijkt één regel me vast te staan: ze mogen niet van start gaan met gezeur. Daarom weiger ik Hotel Van Hassel te openen met de vaststellingen dat korte verhalen nog steeds weinig worden gelezen, slecht verkopen en te vaak worden beschouwd als een onvolmaakt aanloopje naar de roman. Nee, zo ga ik niet beginnen.”

Het antwoord daarop blijkt niet zo eenduidig te zijn. En toch: als je gaat vergelijken met bijvoorbeeld de Verenigde Staten, dan komt het Nederlandstalige korte verhaal er bekaaid af. Maar is dat wel een eerlijke vergelijking? “Amerika kent een traditie van goed, grootschalig schrijfonderwijs. Wat leent zich beter als oefenstof dan een kortverhaal? Het leverde beroemde auteurs van het korte verhaal op”, legde Ton Rozeman uit in een interview met Joost van Velzen. Ton Rozeman is zelf een korteverhalenschrijver en hij doceert het genre aan de Schrijversvakschool van Amsterdam. Ook Joost Zwagerman blikt even over de grote plas in het voorwoord van zijn lijvige bloemlezing De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen (2005), ook weleens ‘De dikke Zwagerman’ genoemd. Hij verwijst naar het standaardwerk The Lonely Voice (1963) van Frank O’Connor. O’Connor zegt daarin dat de short story het genre is waarin de Amerikaanse schrijver bij uitstek excelleert. De Amerikanen hebben zodanig sterke korte verhalen geschreven dat O’Connor het uitroept tot een nationale kunstvorm. “We kunnen in elk geval concluderen,” zo stelt Zwagerman “dat men in de VS in gelijke mate hecht aan The Great American Novel als aan The Perfect Short Story.”

Vingeroefeningen Het was een boutade die kon tellen. Verbeke spendeerde vervolgens de rest van haar toespraak aan een apologie van het korte verhaal. Is die dan echt nodig? Is het korte verhaal in onze contreien het ondergeschoven kindje van de literatuur?

26

Dat is nogal wat om mee te concurreren. Het heeft dan ook geen zin dat de Nederlandstalige korteverhalenschrijvers as over hun hoofd strooien. Het korte verhaal doet het niet


slecht bij ons, het kan wel altijd beter. Een echte bloeiperiode is er in Vlaanderen en Nederland nooit geweest, vindt Annelies Verbeke. Zelf houdt ze van het werk van Remco Campert, maar ook die keek hunkerend naar het westen. “Ik herinner me dat ik hem er enkele jaren geleden over interviewde”, vertelt Verbeke. “Hij zei dat hij vijftig jaar geleden al hoopte op een Nederlandse variant van The New Yorker, waarin korte verhalen van grote auteurs wekelijks een volwaardige plaats krijgen, maar dat het toen al om onduidelijke redenen niet bleek te kunnen, en dat hij moest vaststellen dat die negatieve houding tegenover het genre in Nederland en Vlaanderen nooit is veranderd.”

Ton Rozeman:

“Wat leent zich beter als oefenstof dan een kortverhaal?”

Daar is de laatste tijd wel gevoelig verbetering in gekomen. Zo mag Annelies Verbeke maandelijks in de Standaard der Letteren promotie maken voor ‘De verhalenbundel van de maand’. Ze prijst dan een internationale bundel aan die bij haar in de smaak is gevallen.

Overtuigingskracht Het woordje ‘internationaal’ in de vorige zin klinkt enigszins omineus. Ja, er wordt aandacht geschonken aan het korte verhaal, maar blijkbaar worden er onvoldoende Nederlandstalige bundels uitgegeven om ze op regelmatige basis te kunnen bespreken. Willen onze uitgevers niet aan het korte verhaal? “Uitgevers zijn er voorzichtig mee en dat is niet volstrekt onbegrijpelijk”, zegt Verbeke, die de bundels Groener Gras (2007) en Veronderstellingen (2012) uitbracht. “Ook uitgevers moeten, zeker de laatste jaren, heel goed oppassen met de keuzes die ze maken om financieel te kunnen overleven. Ik heb het geluk dat Uitgeverij De Geus mijn verhalenbundels wil uitgeven, maar ik weet dat ik hen er niet blij mee zou maken mocht ik daarnaast geen romans meer schrijven.” Eenzelfde geluid horen we bij de jonge Nederlandse auteur

Libris En dan worden ze ook nog eens gediscrimineerd bij de literaire prijzen. Nadat in 2008 de weinig bekende (en intussen overleden) schrijfster D. Hooijer de Libris-literatuurprijs won met haar verhalenbundel Sleur is een roofdier en Bernard Dewulf dat twee jaar nadien overdeed met Kleine dagen, besloot de organisatie het reglement aan te passen. Verhalenbundels zouden voortaan niet meer meedingen. Sanneke van Hassel fulmineerde daar met het nodige sarcasme tegen in een open brief in De Volkskrant: “Het bestuur geeft als argument dat het ‘maximale duidelijkheid’ wil verschaffen. Een lezer mocht eens in verwarring raken welk genre hij nu eigenlijk aan het lezen is en daar dan met een andere lezer over gaan discussiëren, zoiets is inderdaad afschuwelijk. Volgend argument was dat ze in Engeland voor de Bookerprize alleen romans selecteren. Natuurlijk, als ze het in Engeland doen, moeten wij dat ook doen. Hier is geen speld tussen te krijgen. Verder merkte het Librisbestuur op dat de prijs toch al meestal naar een roman ging. Tsja, een snelle blik op de fondslijsten van uitgeverijen leert: er verschijnen ook veel meer romans dan verhalen.”

DOSSIER

Dat is geen loos geweeklaag. In de inleiding op zijn bloemlezing van 250 korte verhalen geeft Joost Zwagerman enkele voorbeelden van critici, wetenschappers en bloemlezers die in hun terminologie impliciet aangeven dat het genre minderwaardig is aan andere: “C.J. Aarts en M.C. van Etten noemden in het voorwoord van hun verhalenbloemlezing Kort (1993) het korte verhaal zelfs ‘het stiefkind van de Nederlandse literatuur’. (…) De veronachtzaming van het korte verhaal als volwaardig genre klinkt regelmatig door in de literaire kritiek. In de besprekingen van verhalenbundels hebben recensenten zo hun eigen platitudes ontwikkeld: ‘interessante vingeroefeningen’; ‘een staalkaart van zijn kunnen’. Met die ‘vingeroefeningen’ wordt dan bedoeld: een oefening voor de roman.”

Thomas Heerma van Voss, die in september 2014 de bundel De derde persoon publiceerde: “Toen ik ruim twee jaar geleden het idee opperde een verhalenbundel uit te brengen was mijn uitgeverij Thomas Rap niet heel enthousiast. Het kostte enige overtuigingskracht. Daarbij moet wel worden gezegd dat het vooral de overtuigingskracht van de verhalen zelf was: ik kon zeggen wat ik wilde, als de mensen bij Rap de verhalen niet de moeite waard hadden gevonden, hadden ze die niet gepubliceerd. Een interessante vraag is echter of ze dat ook hadden gedaan als het mijn debuut geweest was. Dat betwijfel ik. De reden hiervoor is hoofdzakelijk commercieel: verhalenbundels verkopen nu eenmaal minder goed dan romans.”

Thomas Heerma van Voss pleit voor een prijs voor de beste korte verhalenbundel: “Dit lijkt mij een zeer wenselijk initiatief, zeker zolang bundels niet kunnen meedoen aan bijvoorbeeld de Libris.” En hij gaat verder: “Het lijkt me ook een goede zaak als reeds gevestigde auteurs zich bij tijd en wijle ook volledig richten op een verhalenbundel – niet alleen als vormoefening, ook om te zorgen voor meer populariteit voor het genre.”

27


Dat laatste mag als een oproep beschouwd worden. En er is geen reden waarom die gevestigde auteurs daar geen gevolg aan zouden geven. In zijn bloemlezing De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen haalt Zwagerman voorbeelden aan van befaamde Nederlandse auteurs die bij uitstek excelleerden in hun korte verhalen: Anna Blaman, Belcampo, F. Bordewijk, zelfs Willem Frederik Hermans. Hij vraagt zich af of ‘De binocle’ niet tot het sterkste behoort wat Louis Couperus ooit geschreven heeft en citeert Hugo Brandt Corstius die ooit opmerkte dat Harry Mulisch beter presteerde in zijn verhalen dan in zijn romans. Een tijdschrift als The New Yorker zou het genre dus effectief een boost kunnen geven, al vindt Heerma van Voss dat de

Nederlandstalige tijdschriften erg hun best doen: “Revisor, Tirade, Das Magazin, Hollands Maandblad, noem ze maar op. In elk nieuw nummer staan toch talloze korte verhalen? Die tijdschriften zijn juist een van de weinige plekken waar verhalen nog gepresenteerd worden.” Verbeke treedt hem bij en merkt op: “Ze doen hun best, maar literaire tijdschriften hebben het zelf moeilijk om stand te houden op ‘de markt’ zoals die is.” Zo blijkt. Het Nederlandse literaire tijdschrift Kort Verhaal – zoals de titel laat vermoeden geheel gewijd aan het genre – sneuvelde vorig jaar onder de moker van de besparingen die de Nederlandse regering in de cultuursector doorvoerde.

DOSSIER

Zwartromantische criminelen

GROEIENDE BELANGSTELLING VOOR HET KORTVERHAAL Ook al kan het korte verhaal qua populariteit bij ons nog niet de vergelijking met de roman doorstaan, de belangstelling voor het genre groeit. Denk maar aan de bloemlezing De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen van Joost Zwagerman of het festival Hotel van Hassel. Enkele andere initiatieven van de laatste jaren: Zwagerman publiceerde in 2006 nog een tweede bloemlezing: De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 60 lange verhalen In 2012 was er in het Flageygebouw ‘De lange nacht van het korte verhaal’ met gereputeerde binnen- en buitenlandse auteurs. De nacht sloot aan op de Schrijfdag van Creatief Schrijven. Bij uitgeverij Wereldbibliotheek verscheen in december 2013 de eerste van de reeks Novellen van Nederlandstalige auteurs. Dirk Leyman verzorgde voor uitgeverij Voetnoot de Belgica-reeks met vijftien korte verhalen van Belgische Franstalige en Vlaamse schrijvers waaronder Stefan Hertmans, Jan Van Loy, Bart Koubaa, Franz Hellens, Georges Eekhoud, Leen Huet, Gust Gils, Paul van Ostaijen e.a. Ianka Fleerackers en Rosemie Callewaert begonnen dit jaar met de website iStoires.be waar verhalen prijken van onder anderen Kristien Hemmerechts, Saskia De Coster, Walter Van den Broeck en Christophe Vekeman. Ton Rozeman stichtte de website ShortStory.nu, met daarop onder meer besprekingen van bundels en interviews met auteurs. Daarnaast bestaat er, net als voor poëzie, een hele waaier aan websites met korte verhalen van meer en minder gereputeerde schrijvers.

28

Het gekke is: het korte verhaal biedt net alles wat de lezer van onze tijd en in onze contreien zou moeten aanspreken. Wanneer auteurs van bij ons het over het korte verhaal hebben, dan keren telkens kenmerken terug als ongebondenheid, eigenzinnigheid en vrijheid. Zowel Verbeke als Zwagerman refereren aan het eerder al geciteerde The Lonely Voice. Frank O’Connor noemt daarin het korte verhaal een genre voor loners in fictie, voor buitenbeentjes, zonderlingen, eenzamen en verstotenen, voor onverbeterlijke fantasten, psychopaten, eenzelvigen, contactgestoorde dromers, zwartromantische criminelen en andere antihelden. Of in de woorden van Verbeke: “De eenzamen die men vandaag de dag misschien als ‘losers’ dreigt samen te vatten, maar die hoe dan ook pijnlijk veel condition humaine uitstralen.” Het thema van haar verhalenbundel Groener gras luidt trouwens: ‘winnaars en verliezers’. Zou je dan niet verwachten dat het genre bij uitstek populair is in Vlaanderen? De anarchistische Einzelgänger die wars van conventies zijn eigen gedacht uitwerkt, dat is toch een beetje het alter ego van de Belg. En vooruit, laten we dat snuifje surrealisme er ook maar aan toevoegen door de grote vormvrijheid die het korte verhaal heeft. Als je de definities leest, moet je bijna concluderen: dat genre is ons op het lijf geschreven. En met ons een hoop nieuwe Belgen – en nieuwe Nederlanders – want het genre van de vreemde en de eenzaat is onvermijdelijk ook het genre van de migrant. “In het korte verhaal krijgt de vreemdeling niet de tijd om in te burgeren, de psychiatrische patiënt geneest niet, de eenzame gaat er meestal niet bij horen”, stelt Verbeke. Ze noemt Rachida Lamrabet als een van Vlaanderens korteverhalenauteurs en merkt op dat er in de bloemlezing Naar de stad, die ze samen met Sanneke van Hassel maakte, ook heel wat migranten staan. Zwagerman heeft het in zijn inleiding over Abdelkader Be-


nali en Hafid Bouazza. Die twee schrijvers van vreemde komaf staan tussen de vijf meest recente auteurs in zijn bloemlezing, een teken aan de wand. In onze multiculturele migratiesamenleving kan het korte verhaal niet anders dan bloeien.

Dompelbad Behalve geschikt voor onze veelkleurige maatschappij is het korte verhaal ook op maat geschreven van de moderne mens die kampt met tijdsgebrek. Zo’n kort verhaal, dat hapt toch lekker weg – of niet? “Je zou inderdaad denken dat de tijd er nu rijp voor is,” vertelde Zwagerman aan Joost van Velsen, “maar ‘kort’ is in dit genre niet hetzelfde als ‘gemakkelijk’. Een goed kort verhaal grijpt de lezer meteen bij de keel. Het houdt de lezer vast, maar niet vanzelf. Die moet er ook iets voor doen.” Literatuur voor de meerwaardezoeker, zoiets. Maar dat houdt vaak ook in: redelijk wat aandacht, veel lof, maar een

Joost Zwagerman:

“Een goed kortverhaal grijpt de lezer meteen bij de keel.” beperkte commerciële impact. “Over de verkoop moeten we ons geen illusies maken”, zegt Ton Rozeman in het eerder al aangehaalde interview. “Het korte verhaal is immers keihard werken voor de lezer. Een kort verhaal is geen warm bad, maar meer een soort dompelbad. Je wordt erin geduwd en er plots weer uitgehaald. Het is veel suggestie, veel weglaten. Inzicht krijgen in een klein moment.” Zo leunt het korte verhaal in sommige van zijn verschijningsvormen zelfs dicht aan bij de poëzie. Tot die vaststelling komen verschillende auteurs. En ook bij poëzie heb je die spreidstand: hoewel de verkoopcijfers bedroevend zijn, is er wel meer dan ooit belangstelling voor het genre. Poëzie is hip, het korte verhaal is hip. Veel beoefenaars zijn ook hip.

29


WORKSHOP KORTVERHAAL

IK ZAL HET KORT HOUDEN Kun je in een workshop op papier korte verhalen leren schrijven? En als dat kan, waar werk je dan aan? Hoe kom je op verhaal? Waar begin je? Docent creatief schrijven Peter van der Graaf geeft een aantal tips.

Door Peter van der Graaf

“I

k schrijf je een lange brief, want ik had geen tijd voor een korte.” Het is een uitspraak van de Franse wiskundige en filosoof Blaise Pascal. Wat voor de brief van Pascal geldt, gaat ook op voor het korte verhaal. Een paar jaar geleden vroeg een Centrum voor de Kunsten in Nederland me of ik een workshop van een uur kon verzorgen over het schrijven van een Kort Verhaal. Zoiets korts als een kort verhaal zal ook wel in een korte workshop passen, was hun idee. Alsof je dus een roman zou kunnen leren in twee of drie van deze workshops. Niet dus. Personages en karakters, ruimte en tijd, taal en stijl, opbouw van spanning, conflicten, het werken aan je dialogen, flashbacks, vertelperspectieven, levendig taalgebruik, humor en satire, de schematische opzet voor een verhaal. Als je alleen al vertelt wat er allemaal bij een kort verhaal komt kijken, is de halve workshop al voorbij. Toch zijn er wel tips die het schrijven van een kort verhaal op gang helpen en op gang houden.

Lezen is schrijven Belangrijke tip voor het schrijven van korte verhalen is: lees korte verhalen. Het lijkt een tip met een vrij hoog opendeurgehalte – en dat is ook zo – maar dat maakt hem niet minder waardevol. Je kiest je favoriete korteverhalenschrijver en bij gebrek daaraan vind je

30

in dit dossier voldoende suggesties. Je nestelt je met de korteverhalenbundel in de zetel en gaat lezen. Geniet ervan. Vervolgens ga je het korte verhaal herlezen. Je vraagt je af: Wat ervaar ik als ik dit verhaal lees? Welke emoties voel en beleef ik? Voel je spanning? Word je er vrolijk van of juist boos? Vervolgens vraag je je af hoe het komt dat je deze emoties ervaart. Is het de manier waarop het verhaal opgebouwd is? Is het de inhoud? Zijn het de personages en wat is het dat die personages zo aansprekend maakt? Op deze manier analyseren, leert je veel over wat en hoe ‘echte schrijvers’ schrijven.

Op verhaal komen Vandaag ga ik een kort verhaal schrijven. Uit ervaring weet ik dat je juist op dat soort momenten spontaan last kunt krijgen van een ernstige vorm van ideeënloosheid. Waar je een dag eerder nog borrelde van de onderwerpen voor een hele serie korte verhalen – maar geen tijd – is je ideeënbron nu je wel tijd hebt totaal opgedroogd. Wat in zo’n geval bij mij werkt, is de oefening die ik van een collega-schrijfdocent kreeg. Bedenk de titels van vijftig verhalen die je zou kunnen schrijven. 1. Onder de toonbank. 2. Het gesprek met de vis. 3. Mis. 4. De wolven komen.5. Mijn kamp. 6. De getallendriehoek. 7. … Schrijf door tot je vijftig titels hebt. Waarschijnlijk haal je dat niet omdat je

halverwege al begonnen bent aan het schrijven van een van je titelverhalen.

Met de deur in huis ‘Volgens Al was er maar één oplossing. Hij moest de hond buiten medeweten van Betty en de kinderen zien kwijt te raken.’ Zo begint het verhaal Jerry en Molly en Sam van Raymond Carver. In twee zinnen zit je in een verhaal waarvan je weet dat er ellende van komt. Beginzinnen zijn altijd belangrijk, in een roman, in een gedicht, als versiertruc, maar zeker in een kort verhaal moet je met je beginzin je lezer bij de strot grijpen en ‘m vervolgens niet meer loslaten. Lees een aantal beginzinnen van korte verhalen. Kijk hoe ze werken. Roepen ze een wereld op? Sluimert er onheil en ellende in?

Kennismaken… Leer jij je personages schrijvende weg kennen of maak je eerst kennis met ze voor dat je gaat schrijven. In het eerste geval kun je direct gaan schrijven. Ik hou ervan om eerst wat kennis te maken met de personen die mijn verhalen gaan bevolken. Hoe heten ze? Waar houden ze van? Waar hebben ze een hekel aan? Schrijf voor je twee belangrijkste personages eens een cv. En ga dan een stap verder. Welke eigenaardigheden hebben ze? Waar heb-


ben ze een hekel aan? Wat is hun grote geheim, hun duistere kant? Hebben ze een spraakgebrek of een stopwoordje? Houden ze van tuinbonen, is hun huisdier een marmot of een hangbuikzwijn, drinken ze wijn, bier of water?

Kruip in de huid van

Da’s nou typisch Als je je personage door en door kent, ben je als schrijver beter in staat om in enkele woorden of zinnen zo’n persoon te typeren, te kenschetsen. Juist door dingen niet te schrijven, vertel je alles over die persoon. Kijk naar de cv’s van je personages. Kies van een van beide een karaktereigenschap of een eigenaardigheid. De vader van m’n eerste vrouw kon bijvoorbeeld eindeloos over kleinigheden doorzagen. Probeer in enkele zinnen die persoon en z’n karaktertrek treffend neer te schrijven zonder dat je de eigenschap, of woorden die daar mee samenhangen, direct noemt.

Geen enkel verhaal kan bestaan zonder spanning. Het is daarom de taak van de schrijver, zegt Arnon Grunberg, ‘om ervoor te zorgen dat de lezer de bladzijde omslaat, omdat hij wil weten hoe het verder gaat’. Dat willen weten hoe het verder gaat, waarom het gebeurt en hoe het afloopt, is de spanning. Vaak is een conflict het vertrekpunt voor de spanningsboog. Een min of meer evenwichtige situatie is verstoord geraakt en de pogingen van je personage(s) om weer in evenwicht te komen en de tegenwerkingen die daarbij opdoemen, vormen het conflict en dus je verhaal. Het is goed om je te realiseren dat conflict iets anders is als confrontatie, hoewel de confrontatie wel voort kan vloeien uit het conflict. Schrijf in enkele woorden en zinnen een eenvoudige verhaallijn. Je kiest natuurlijk zelf een verhaallijn, maar in dit voorbeeld is de verhaallijn: een man rijdt na zijn avondcursus naar huis. Dat is de min of meer evenwichtige situatie. Schrijf dit verhaal in vijftien tot twintig regels, van enig moment onderweg tot thuis. Voeg er nu een conflictelement aan toe. Een man rijdt na zijn avondcursus naar huis. In het donker staat iemand op de pechstrook te wenken. Schrijf ook dit verhaal, eveneens in maximaal twintig regels. Voeg nu weer een element aan de verhaallijn toe: …De man besluit te stoppen. De persoon die stond te wenken, blijkt een vrouw met autopech. Ook dit verhaal schrijf je weer in twintig regels. Zo bouw je door aan je verhaal. Het is belangrijk om steeds kleine conflictstapjes te nemen. Bij de eerste tien conflictstappen hou je de maximale lengte van je verhaal op twintig regels. Bij de volgende tien stappen geef je jezelf vijf extra regels cadeau. Na tien conflictstappen hoeft het verhaal niet meer per se onderweg te beginnen of thuis te eindigen. Als je deze oefening

zorgvuldig en in niet te grote stappen doet, levert het je verschillende dingen op. Je oefent om over weinig veel te schrijven, maar tijdens de oefening verschuift dat naar over veel weinig schrijven. Je ontdekt dat als je het begin en einde van je oorspronkelijke verhaal mag loslaten, je korte verhaal als een soort uitsnede, een venster over een groter verhaal heen komt te liggen. In het venster – jouw korte verhaal – bouw je de spanning op.

Wanneer begint je verhaal? Even an end has a start zingen The Editors, maar waar start je precies met je verhaal? Zeker in een kort verhaal is ook het moment waarop je het verhaal laat beginnen, van groot belang. In een roman kun je langzaam aan beginnen en de spanning beetje bij beetje opvoeren. In een kort verhaal heb je die ruimte niet. Je verhaal scherp aansnijden is dus cruciaal. Ton Rozeman geeft op zijn geweldige site over korte verhalen, www.korteverhalenschrijven.nl, (zoek naar: waar begin je je verhaal) een mooi voorbeeld.

DOSSIER

Als je je personages op papier in de verf hebt gezet, kruip dan in hun huid. Loop rond zoals het personage zou lopen. Houd je hoofd zoals hij of zij het hoofd zou houden. Ga zitten zoals hij of zij zou gaan zitten. En doe al die handelingen ook eens zoals je personage ze zou doen in een boze bui of juist blij of verdrietig. Om je personage echt ‘aan den lijve’ te leren kennen, kun je een middag of avond acteren als Wilbert, een werkloze paardenfluisteraar, Donna, die net haar tirannieke vriend is ontvlucht of Veerle die een afspraakje heeft met haar leraar op de humaniora. Probeer consequent in de rol van je personage te blijven. Noteer je ervaringen. Het verdient de aanbeveling om je huisgenoten in te lichten dat je deze oefening gaat doen. Aan de andere kant, als je het niet doet, levert dat waarschijnlijk enorm veel stof tot schrijven op.

Conflict en spanning

Kijk nog eens naar je verhaal uit de oefening met de conflictstappen. Bepaal van dat verhaal waar je wilt beginnen. In mijn voorbeeld van de man die na een cursusavond naar huis rijdt, bij de geboorte van de hoofdpersoon? Bij de eerste cursusbijeenkomst? Tijdens de rit naar huis? Of zit de vrouw met autopech al bij hem in de auto op weg naar een wilde erotische nacht of naar haar onherroepelijke einde? Met deze oefeningen kun je een start maken met je korte verhaal. Hoe kort of lang je korte verhaal wordt, wat er in gebeurt en waar en hoe het eindigt? Dat is aan jou. Veel succes en hou het kort! Peter van der Graaf is schrijfdocent, meer info via www.schrijvenenschrappen.nl

31


OP SCHRIJVERSRESIDENTIE IN NEW YORK Diane Broeckhoven over haar verblijf in Ledig House

32


SCHRIJFWERK

Van half april tot half mei 2014 verbleef de Vlaamse schrijfster Diane Broeckhoven in de USA. In het stadje Ghent (New York Upstate) aan de Hudsonrivier schreef ze een heel boek(je) bij elkaar. Het schrijvers-/residentiehuis ‘Ledig House’ wordt er ieder voor- en najaar bevolkt door auteurs en vertalers uit alle windstreken: prille beginners en gevestigde namen. Voor VERZIN schrijft Diane Broeckhoven haar ervaringen neer in de Verenigde Staten.

Door Diane Broeckhoven Foto: Doug Kerr

T

oen ik eind 2012 de laatste hand legde aan mijn nieuwe roman De Poppendokter, vond ik een uitnodiging voor een schrijversresidentie in mijn mailbox. Het internationaal schrijvershuis Passa Porta in Brussel organiseert deze residenties in samenwerking met het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL) en biedt zo aan schrijvers de gelegenheid om zich een tijdlang ongestoord op hun werk te storten. Amsterdam, waar mijn Poppendoktersverhaal zich afspeelt, was één van de bestemmingen. Meteen had ik een droom: ik zou er de laatste hand leggen aan mijn manuscript en er nog enige research verrichten. Ik solliciteerde, maar de residentie werd aan een collega weggegeven. Op eigen gelegenheid begaf ik me in januari 2014 naar Amsterdam voor een laatste onderzoekstocht en leverde kort daarna de roman in bij uitgeverij Vrijdag. Enkele dagen later kreeg ik een telefoontje van Passa Porta: of ik belangstelling had voor een schrijversresidentie in New York? Qua troostprijs kon dat tellen! Ik had echter een probleem: ik mag dan wel een productieve auteur zijn - 35 gepubliceerde boeken in 35 schrijversjaren na het intensieve schrijfproces van De Poppendokter was ik nog lang niets aan iets nieuws toe. Wel had ik een opdracht: het schrijven van een Wablieft-boek (klare taal, goed verhaal). Deze boekjes richten zich tot zwakke lezers en anders-

“Het blijft een wonder dat je een maand lang met wildvreemde mensen kunt samenleven als een hechte familie zonder dat er irritaties of conflicten losbarsten.”

taligen-met-leeshonger maar met een beperkt taalniveau. Terecht wil men deze doelgroep niet afschepen met eenlettergrepige kinderboekjes, maar hen volwassen literatuur op maat aanbieden en daarmee bijdragen aan het opwekken van hun leeslust en -liefde. Ik besloot mijn Wablieft-boek te schrijven tijdens de residentie. En aldus geschiedde. Op vrijdagavond 18 april 2014, de sterfdag van Gabriël Márquez, arriveerde ik na een lange reis en overmand door een kleine cultuurshock in het Omi-Arts Centrum in Ghent, waarvan het Ledig house een onderdeel is. Het ligt zo’n twee treinuren ten noorden van New York City. De dag erna maakte ik mijn gloednieuwe laptop operationeel in mijn writers-room with a view, en begon te schrijven. Op 14 mei, de dag voor mijn vertrek, typte ik in een lichte staat van euforie de slotzin. Het was volbracht. Om in de sfeer te blijven gaf ik het verhaal een Engelse titel: Johnny Stalker, een woordspeling op Johnny Walker van de whisky, maar vooral op de naam van de hoofdpersoon: Johnny Verstappen. Het boekje verscheen half november.

Ledig House Het huis waar Johnny Verstappen tot leven werd gewekt, heet ‘Ledig House’, naar de Duitse schrijver/publicist Heinrich Maria Ledig-Rowohlt. Het bood al onderdak aan schrijvers en vertalers uit meer dan vijftig landen, maar ledigheid – des duivels oorkussen - is er beslist niet aan de orde. Zeven dagen per week wordt er door een steeds wisselende constellatie van acht, negen residenten geschreven, vertaald, herschreven, nagedacht, geschrapt en geschaafd aan verhalen, gedichten, teksten in vele talen. Vooral het ongestoord, non-stop kunnen werken, zonder al de beslommeringen die je thuis verleiden en afleiden, wordt tijdens een schrijversre-

33


SCHRIJFWERK

“Vooral het ongestoord en nonstop kunnen werken, zonder de beslommeringen van thuis, ervaart iedereen als een ongekende luxe.”

sidentie door iedereen als een ongekende luxe ervaren. Sommige residenten, waaronder ik, krijgen zo’n schrijfmaand cadeau voor aan de literatuur bewezen diensten. Anderen hebben ernaar gesolliciteerd en zijn uitverkoren om één tot vier weken in het prachtige natuurgebied aan de Hudson te verblijven. Deze schrijvers dragen de reiskosten – van Bolivia tot Qatar, van New York City tot Berlijn - zelf, maar verblijven kosteloos in het gastvrije Ledig-House met zijn rijkelijk gevulde keukenkasten en alle faciliteiten voor een luxeleven. Iedere avond kookt de onovertroffen Portugese chef-kok Rita voor haar schrijfgezin: culinair verantwoord én met liefde. Op het Omi-Arts domein bevinden zich, naast het statige Ledig House-met-porch, twee houten huizen waar de residenten hun eigen werk/slaapruimte hebben. In de heuvels staat een bezoekerscentrum waar regelmatig kunstzinnige evenementen plaatsvinden. In het uitgestrekte beeldenpark, een soort Middelheim in het kwadraat, is de inspirerende stilte weldadig. Waggelende groundhogs – een groot model marmot-, hele hertenfamilies en de altijd nijvere chipmonks – mini-eekhoorntjes- kruisen het pad van de schaarse wandelaars. Ik zie er voor het eerst kolibries in het wild: zoemend als helicoptertjes hangen ze boven de ontluikende azaleastruiken. De lente is hier veel later ingezet dan in België, waardoor ik het geluk heb twee voorjaren na elkaar te mogen beleven. Stichter en weldoener van het Omi-kunstencentrum, is Francis Greenburger. Tegenwoordig is hij literair agent en voorzitter/sponsor van Omi-arts. In zijn jongere jaren woonde hij op het domein en beleefde hij er een grote tragedie. Eén van de prominente beelden in het park is een grafmonument voor zijn zoontje Alexander, dat op tweejarige leeftijd verdronk. Ook de moeder van het jongetje is er begraven: ze overleefde haar zoon slechts negen jaar. Het grafmonument heeft de vorm van een schelp met een opening tussen de twee helften, waarin je op een bankje kunt verpozen. In het marmer is een teder gedicht gehouwen voor de kleine Alleyboy, die van 27 mei 1988 tot 19 augustus 1990 zijn korte leventje leidde. “Alexanders birth was our birth. Each step of his

34

growth was our growth. Before he died he had learned to say ‘I love you’, ‘please’, ‘thank you’ and ‘I’m sorry’ ”. Op de rug van het bankje staat een kort gedicht voor Judith Elaine Willows (1948-1999), de moeder. Her light burns bright as ever. Het is een plek waar je vanzelf stil en nederig wordt. Tijdens een weekend-barbecue in het kunstencentrum, voorafgegaan door een korte lezing uit eigen werk door de residenten, ontmoet ik Francis Greenburger: een zeventiger in een keurig pak en met het obligate Amerikaanse petje op zijn hoofd. Er hangt melancholie om hem heen en ondanks onze korte social talk straalt de onbenaderbaarheid van hem af.

Optreden met en voor de residenten Lezingen, optredens en ontmoetingen met celebrities uit de wereld van de letteren behoren tot de geplogenheden van het weekend en doorbreken de ‘sleur’ van het dagelijkse schrijven. De director van Ledig House, D.W. Gibson -diedubbeljoe voor intimi - woont in NYC maar zoekt zijn writers trouw elk weekend op. Altijd welgezind zorgt hij voor een aanbod van cultuur voor de residenten en waakt hij als een vader over ieders persoonijke welzijn. Meestal arriveert hij op vrijdag in de late namiddag en is hij vergezeld van een aantal mensen uit het boekenvak American style. Het zijn agents, editors, scouts, veelal tussenpersonen tussen schrijver en uitgever. Tijdens het diner vertellen ze over hun functies en ervaringen en wij residenten over de onze. Als ik een keer opmerk dat wij deze tussenpersonen niet kennen en dat schrijvers bij ons rechtstreeks met hun uitgever onderhandelen, roept een New Yorkse ongelovig uit: ‘But how do you know that you can trust your publisher?’ Tja, dat weten wij gewoon. Soms maken we culturele uitstapjes, met zijn allen schoolreisgewijs in twee grote auto’s gepropt en met DW als reisleider. In het nabijgelegen stadje Chatham bijvoorbeeld, één straat groot en drie boekhandels rijk, is een poëzie-avond gepland waar de meeste residenten aan deelnemen. De bedoeling is dat iedereen een lievelingsgedicht in zijn/haar eigen taal leest en eventueel in het Engels vertaalt. Het wordt een mooie, multiculturele avond. Groot is mijn ontroering als de in mijn ogen typisch Amerikaanse eigenares van de winkel, Nicole, van wal steekt met ‘De Vlaamse taal is wonderzoet, voor wie haar geen geweld aandoet,’ van Guido Gezelle. Haar kauwgomaccent neem ik er graag bij: ze woont al meer dan 40 jaar als Nederlandse in de USA. Later bezoek ik haar nog eens op haar verzoek: ze wil zo graag nog eens Nederlands praten. Ik geef haar De Buitenkant van meneer Jules cadeau. Daar lees ik bij de lezingen of culturele evenementen uit voor: in het Nederlands voor de show, en in het Engels – A day with Mr. Jules- voor de verbondenheid.


SCHRIJFWERK

“Wat vooral een band schept, is dat we dezelfde taal spreken. Boekentaal.”

Big Brother Het blijft een wonder dat je een maand lang met wildvreemde mensen kunt samenleven als een hechte familie zonder dat er irritaties of conflicten losbarsten. Ik herinner me taferelen uit de televisie-Big Brotherhouses van weleer, waar de wet van de sterkste gold en waar wrede machtsspelletjes werden uitgevochten. In Ledig House heerst harmonie, hoe verschillend we ook zijn. Iedereen brengt respect op voor de eigenaardigheden van de ander en is oprecht geïnteresseerd in de schrijvende medemens. Ik voel me vanaf het eerste moment geaccepteerd en rol, als oudste resident, vanzelf in de rol van de mater familias. Over de groepsdynamiek hebben we boeiende gesprekken. Misschien heeft de ontspannen sfeer te maken met de steeds wisselende groepsconstellatie? Bij aankomst heb je als nieuweling de hulp van de habitués nodig bij het zoeken naar koffie en het ontcijferen van een telefoonkaart, een week later ben jij degene die een nieuwe gast uitlegt hoe het fornuis werkt en waar de autosleutels liggen. Als iemand vertrekt, wordt er gehuild en een traantje weggepinkt. Als een nieuweling arriveert, staat iedereen paraat om hem of haar wegwijs te maken. Maar wat vooral een band schept, is dat we dezelfde taal spreken. Boekentaal. Na een hele dag werken in de beslotenheid van de eigen kamer of bibliotheek, kijkt iedereen uit naar dat gezamenlijke moment van het diner, waar de vragen en verhalen losbarsten. Het gespreksonderwerp heeft altijd met de schone letteren te maken.’Did you find your voice today?’ vraagt de Iraaks-Italiaanse dichter me een van de eerste dagen. We informeren naar elkaars vooruitgang en plannen, we vergelijken onze werkwijze, we kijken elkaars werk in dat op de buffetkast in de eetkamer is uitgestald, we praten hoofdzakelijk over schrijven en lezen, vertalen en hertalen. Voortdurend is iedereen op zoek naar die eigen stem, we vinden ze door ook met aandacht naar die van de anderen te luisteren. Onze ongestoorde dagen in Ledig House zijn geteld. Een schrijvende resident heeft geen tijd te verliezen. Dat resulteert in een ongekende werklust en productiviteit.

DIANE BROECKHOVEN Diane Broeckhoven (1946) schreef totnogtoe een omvangrijk oeuvre van zo’n 35 boeken bij elkaar. De eerste 20 waren vaak bekroonde kinder- en jeugdboeken, de laatste 15 zijn romans voor volwassenen. Met de intimistische novelle De Buitenkant van Meneer Jules (2001) zette ze zichzelf op de wereldkaart: van het boek zijn wereldwijd meer dan 250.000 ex. verkocht en het is in 16 talen vertaald. Er is net een vijfde druk verschenen bij uitgeverij Vrijdag. Haar meest recente roman is De Poppendokter (Vrijdag, oktober 2014) dat zich in Amsterdam afspeelt. Broeckhoven, die in de loop der jaren een trouw lezerspubliek heeft opgebouwd, is vooral bedreven in het oproepen van sferen.

35


LETTERFABRIEK

POËZIE DIE DE LEZER TE SLIM AF IS TEKSTEN MET EEN ‘AZERTYFACTOR’ Sinds 2013 kan aanstormend talent terecht op Azertyfactor, het online schrijversplatform van Creatief Schrijven vzw. Op Azertyfactor speuren we naar nieuwe of minder nieuwe schrijvers met een stevige portie x-factor. Je kunt er een schrijversprofiel aanmaken en je teksten publiceren. En op die manier word je makkelijker opgemerkt door het brede publiek of wie weet een uitgever of literair tijdschrift. In deze Letterfabriek selecteren we uit het uitdijende aanbod twee jonge inzenders. Met commentaar van literaire specialisten. Ditmaal geven Stijn Vranken en Sandrine Lambert uitleg bij twee door hen gekozen gedichten.

Olifanten (door Shari Van Goethem) ze heft olifanten de muur op hangt vogels met bomen aan het raam zij is zelf een vogel met een boom waar ze niet van los komt ze blinkt de laatste spiegels op plaatst ze in de hoeken om achter kasten te kijken haalt daarna de dag uit haar kleren daar houdt ze van ze hoort hem al ‘s nachts speelt hij piano met de klinkers hij klinkt dan tot boven hij klinkt dan tot haar binnen zij laat zo lang het licht op rood

Commentaar van Stijn Vranken: “Een intrigerende tekst die je meteen meevoert. De tekst voelt eenvoudig maar verwarrend tegelijk. De lezer wil het ietwat surreële tafereel begrijpen, en zoekt hiervoor houvast in de vaak heldere taal en beeldspraak. Maar de taal lijkt de lezer net wat te slim af. Je blijft gefascineerd maar verweesd achter.” Stijn Vranken is Stadsdichter van Antwerpen en oprichter van het experimenteel vrij podium De Sprekende Ezels.


LETTERFABRIEK

Standbeeld van het weerwoord (door Jessica Van Opstal) Haar hoofd schudt al van ja Als een toetsenbord met de verkeerde instelling Vergis je niet ’t is misleidend Ze drukt a maar geeft een q Ze wil zus maar krijgt zo En daar begint de boze stroom van nee’s en ge zijt zot Ziet ge ’t niet Ik ben kapot Help haar dan zeg toch iets En voor je ’t goed en wel beseft is haar moment voorbij En staan we daar te staan Ver weg van de grens

Commentaar van Sandrine Lambert: “De titel lijkt me eerst wat zwaar, maar het beeld van het Azerty / Qwerty toetsenbord biedt meteen zoveel herkenning dat ik graag mee in het gedicht stap. Bij ‘En daar begint de boze stroom’ voel ik die stroom ook bijna, als bij eb en vloed. Heen en weer getrokken worden door geloofwaardige tegenstellingen. Dat eb en vloed zie ik ook in de vorm van het gedicht, heen en weer geslingerd worden vormt hier echt de essentie. De schrijver komt terug op die ‘a’ van het toetsenbord waar het gedicht mee begon, ook dat is sterk. De tekst bevat spreektaal naast eerder formele woorden, alsof er gezocht werd naar een evenwicht. Als ik na het lezen van de laatste regel opnieuw naar de titel kijk, voel ik die klik: jawel, die titel klopt wel.” Sandrine Lambert is auteur en illustrator. In 2001 verscheen haar eerste kinderboek “Versjes op mijn buik” bij Uitgeverij Clavis. Daarna verschenen er nog 19 kinderboeken en 4 boeken voor volwassenen van haar hand.

Waar geen mens nog ziet Waar a moest zijn in plaats van dit En daar stopt de boze stroom van Nee’s en zijt ge zot Ziet ge’t niet We zijn kapot Daar staat ze dan Alleen in een massa Haar blik overtreft al die zwijgen Als een standbeeld van het weerwoord Vergis je niet ’t is misleidend We zeggen ja maar geven niets We gaan vooruit maar willen terug

In het volgende nummer van VERZIN maken we opnieuw een selectie uit teksten op de Azertyfactor. Dan gaan specialisten ook kijken naar het taalgebruik en ook uitgebreider de plus- en minpunten van je tekst blootleggen. Een reden te meer om je verhaal, column of gedicht de komende weken te posten op www.azertyfactor.be.


SCHRIJVEN IN DE WOESTIJN Hilde Keteleer gaat back to basics

Met haar cursus ‘Schrijven in de woestijn’ tast Hilde Keteleer de limieten af op een aparte locatie. In een Egyptische oase verzamelt ze schrijfliefhebbers die er het onderste uit de kan halen.

Door Anneleen Winten Foto Marlies Van Gelder

D

e cursus van schrijfster Hilde Keteleer is ongetwijfeld een vreemde eend in de bijt. In de eerste plaats omdat het eigenlijk geen cursus is, maar een vakantie waarvan schrijven de hoofdcomponent vormt. Keteleer wil met haar schrijvers verre oorden opzoeken en de limieten overschrijden op allerlei vlakken. Daarom koos ze voor een oase in de woestijn van Egypte, Bahariya, waar een groepje schrijvers een week kan verblijven om hun inkt rijkelijk te laten vloeien. Of hoe een mens zijn mentale grenzen ontmoet in een gebied waar geen fysieke grenzen zijn. Keteleer is een drukbezette dame: ze doceert aan de SchrijversAcademie van Antwerpen, vertaalt Duitse en Franse romans, was gedurende tien jaar redactrice bij het literaire tijdschrift Deus Ex Machina en daarbovenop schrijft ze zelf ook nog eens romans en poëzie. Zo

38

bracht ze bij Vrijdag zojuist Omheind (2014) uit en schreef ze Puinvrouw in Berlijn (2010), dat de longlist van de Gouden Uil 2010 bereikte. Telkens is er een internationale context in haar boeken aanwezig, met personages die de reismicrobe te pakken hebben.

Logische vraag: hoe kwam u op het idee om naar de woestijn van Egypte te trekken om daar met een achttal personen te gaan schrijven? “Ik vind de woestijn een zeer inspirerende plek. Toen ik in Jordanië verbleef, had ik het gevoel dat er ontzettend veel ruimte was, waar ik destijds intens van genoot. Die ruimte mis ik hier. Ik heb altijd stilte nodig om te schrijven en kan me inbeelden dat andere schrijvers dat ook wenselijk achten. In de woestijn is die stilte overvloedig aanwezig, je hoort er enkel het geluid van de wind. Een echo van die

stilte vind je in Omheind. Ik ben vorig jaar met een aantal yogavrouwen voor het eerst naar Egypte vertrokken. Ik kon toen al heel veel schrijven en bedacht dat de ervaring daar erg fijn zou zijn om te delen.” “Ik ben net terug van een reis naar diezelfde woestijn in Egypte met vijf personen. Zij konden daar helemaal hun eigen ding doenIk gaf hun enkel de ruimte om feedback te vragen aan mij. Dat is de hele opzet: het is in een bepaald opzicht een toeristische vakantie. Maar we hollen niet van de ene toeristische trekpleister naar de andere. We gebruiken de leegte om inspiratie op te doen.”

U spreekt nadrukkelijk over een schrijfvakantie en niet over een schrijfcursus. Mikt u vooral op een ongedwongen sfeer?


CURSUS IN DE KIJKER

“Ja, inderdaad. Iedereen mag er zijn eigen ding doen. Sommigen kiezen ervoor om elke dag feedback op hun teksten te krijgen, anderen hadden hun teksten al op voorhand doorgestuurd en nog anderen stuur ik slechts heel af en toe. Ik heb vaak eenvoudigweg een gesprek met de schrijvers over waar ze precies naartoe willen met hun tekst. Hen geef ik tips. Anderen willen liever advies op detaillistisch niveau.”

Hoe ziet zo’n dag eruit in de woestijn? “Dat is afhankelijk van de groep. Er is wel een programma met uitstappen voorbereid, maar niemand is verplicht om hieraan deel te nemen. We zijn erg flexibel. Als je in het kamp wil blijven terwijl de anderen vertrekken, is dat geen enkel probleem.” “Als we aankomen in Cairo moeten we eerst nog vijf uur in een busje door het zand rijden om op de plaats van bestemming aan te komen. Die tocht lijkt vermoeiend, maar is vooral noodzakelijk: zo komt iedereen los van de bewoonde wereld en in de sfeer van de stilte. De eerste nacht slapen we in een hotel om de daaropvolgende dagen in een tent door te brengen. De eerste dag gaan we meestal op verkenningstocht en vanaf de tweede dag merk je dat de mensen beginnen te schrijven.” “Alles is mogelijk, mensen die willen gaan wandelen, kunnen gaan wandelen. Terwijl andere personen liever de hele dag schrijven. Alles staat iedereen vrij. Behalve de maaltijden, die nemen we allemaal samen. Enerzijds heb je dus de ruimte om je eigen ding te doen, maar anderzijds heb je ook de opvang van de groep in de latere uren. Die combinatie van vrijheid en groepssfeer zorgt heel vaak voor een mooi evenwicht. Zo zijn er ’s avonds altijd kampvuren, wordt er gezongen, verhalen verteld en zijn we bijvoorbeeld dit jaar in een warmwaterbron gekropen

met twaalf vrouwen om naar de sterren te kijken. Een ervaring die je altijd bijblijft.”

Reizen staat vaak centraal in je proza. Hoe vindt dat een bedding in deze cursus? “Het gaat mij vooral over de afstand die je kan nemen van het dagelijkse leven, waarin je overspoeld wordt met mails en vragen Op reis kun je dit loslaten. Een goed voorbeeld hiervan is dat wij deze vakantie nog alles met de hand schreven. Back to basics, pen en papier, meer niet. En zo wordt vroeg of laat iedereen met zichzelf geconfronteerd.”

Merkt u dat zo’n reis mooie schrijfresultaten oplevert? “Jazeker. Als je de meegereisde mensen na afloop van de woestijnvakantie zou hebben gezien, zou je meteen opmerken dat zij echt gelukkig waren met de voorbije reis. Twee dichteressen deden er inspiratie op. Een andere prozaschrijver pende er een heel schriftje vol, ik ben ontzettend benieuwd naar het resultaat. De inspiratie komt ook van beide kanten: het is niet enkel zij die geïnspireerd geraken, maar ook ik vind inspiratie terug bij hen. Ik blijf gemiddeld nog een extra weekje omdat ik hier ook ontzettend veel ervaring en gedachten uit put.”

Het klinkt allemaal fraai maar desondanks blijft de bestemming de mensen misschien angst inboezemen. Bahariya ligt in het hart van het Midden-Oosten. “Er is geen enkele reden tot angst. Waar wij heen gaan, zijn er geen aanslagen, maar het is waar, veel mensen kunnen het Midden-Oosten niet meer in één adem uitspreken zonder het woord ‘gevaar’. Maar ik kan iedereen geruststellen: er wordt zeer goed voor de schrijvers gezorgd. Wij nemen dan ook geen enkel risico. Ik doe het ook voor

Hilde Keteleer: “We gebruiken de leegte om inspiratie op te doen.” de mensen die in Bahariya wonen, het zijn stuk voor stuk hartverwarmende personen. De enige inkomsten van deze mensen zijn toeristen, het zou zonde zijn om zo’n prachtig gebied links te laten liggen terwijl er geen dreiging is.”

Gelooft u heus dat iedereen zijn schrijftalenten kan ontwikkelen en schrijver kan worden? “Nee, maar iedereen moet op zijn eigen niveau wel de mogelijkheid krijgen om wat hij in zich heeft te kunnen ontwikkelen. Ik vind schrijven geen therapie, maar het is wel belangrijk dat mensen die de behoefte hebben om te schrijven de kans krijgen om hierin te groeien. In mijn cursus Literaire Creatie komt diezelfde insteek terug. De meeste Bahariya-reizigers zijn ex-cursisten en hebben dus al een klein schrijverszieltje in zich dat nog groter kan worden. Die kans wil ik hun graag geven. Je moet leren om je eigen grenzen te overschrijden. Dat is wat me zo in de woestijn aantrekt.”

PRAKTISCHE INFO: De cursus ‘Schrijfvakantie in de woestijn’ georganiseerd door Hilde Keteleer vindt plaats van 15 februari tot en met 22 februari 2015. Er zijn nog plaatsen vrij. Locatie: Bahariya, Egyptische oase Leeftijd: + 16 Prijs: 1300 euro (vlucht, verblijf, maaltijden en vervoer inbegrepen) Meer info: hilde.keteleer@telenet. be of 0473/73 23 29

39


NIEUWS

PAPIER WINT VAN STEEN PAROL! expo in Bibliotheek van Dendermonde Gedetineerden x Kunstenaars Beter een kaars aansteken dan te zitten in het donker dat ik u na regen steeds zonneschijn zal wensen een eindeloos vergeten, herinneren, vergeten en herinneren want het is liefde die over ons waakt (en als je je slecht voelt, naar de dokter gaan, een voorschrift vragen voor zuinige vriendschap en lenige liefde) Mag ik dan naar je luisteren, maar vooral naast je vertoeven in ver voerende ontroering (mag je vergeten? terugtrekken? openstaan en luisteren fluisteren en grappig zijn?) Wij zijn een puzzeltoekomst Getekend door het verleden Nu geleerd opnieuw gewoon Het masker afgezet In de spiegel gekeken beter beter Gedicht op muurpaneel binnen de muren op de wandelkoer van de Rijksgevangenis Dendermonde. Literaire creatie van de workshop ‘Muren vertellen...’ begeleid door woordkunstenaar Lotte Dodion en beeldend kunstenaar Peter Verbruggen. Rijksgevangenis Dendermonde | Juli 2013 | Daders x slachtoffers x burgers

40

Ontdek deze en andere creaties van zinnen, tekeningen, collages, videobeelden en nog meer literair en beeldend werk van gedetineerden in de bibliotheek van Dendermonde tijdens de expo ‘Papier wint van steen’ die loopt van 22 januari tot en met 21 februari 2015. We nodigen je graag uit op de feestelijke opening op 22 januari vanaf 19 uur, met onder meer de officiële onthulling van een PAROL! kunstwerk aan de buitenmuren van de gevangenis. Beeldend kunstenaar Peter Verbruggen en docente Lotte Dodion vertellen over hoe dit kunstwerk tot stand kwam. Waar? Gevangenis van Dendermonde, St.-Jacobstraat 26 & Stedelijke Openbare Bibliotheek van Dendermonde, Kerkstraat 111 Je bent ook welkom op de Europese slotexpo van PAROL! die loopt van 5 maart t/m 4 april in Muntpunt/Brussel.


RECENSIE

KOMT EEN SCHRIJVER BIJ DE (BOEKEN)DOKTER De leesremedies van Thomas Blondeau In het recent verschenen ‘De Boekendokter’ bundelt Roderik Six de beste literaire recepten van de vorig jaar overleden schrijver en ‘boekendokter’ Thomas Blondeau Voor elk (schrijf)kwaaltje, van vermoeidheid tot thrillerhaat, bestaat er wel een remedie in de wereldliteratuur.

Door Yves Joris

E

nkele jaren geleden dook tijdens de Boekenbeurs een mysterieuze dokter op. Het concept was even eenvoudig als ingenieus: in een fictief kabinet beantwoordde dokter Blondeau vragen waarmee een lezer worstelde. De dokter luisterde aandachtig en schreef iedere ‘patiënt’ een boek voor om de kwaal aan te pakken. Voor De Bezige Bij bundelde Roderik Six de beste literaire voorschriften van Blondeau. De Boekendokter is echter veel meer geworden dan een verzameling recepten. Het is ook een afscheid van een schrijver die veel te vroeg overleed. Het boek opent dan ook met de zin ‘Dood is waar de taal faalt’. Op geniale wijze verweeft Six het afscheid van de boekendokter met diens beste voorschriften. Victor Watt, het alter ego van Six, gaat initieel gebogen onder het literaire succes van dokter Blondeau. Wanneer deze Watt aanstelt als zijn assistent, verandert de jaloezie snel in bewondering voor zijn erudiete jeugdvriend. De assistent trekt in bij Blondeau in zijn Amsterdamse kabinet dat tot de nok gevuld is met boeken. Met een eenvoudig ‘Wie de pen hanteert, hoe knullig ook, bedrijft geen ander kwaad’, lacht Blondeau deze boekenoverdaad weg. Tussen de alledaagse gebeurtenissen in de dokterspraktijk presenteert Six de lezer een bloemlezing van Blondeaus beste recepten. Aan een alledaagse observatie zoals de trend dat mensen steeds dikker worden, koppelt hij het verhaal van SmithsonIde. Dit 140 kilo wegend hoofdpersonage uit McLarty’s boek De geheugenloper, zuipt en rookt zich te pletter.Tijdens zijn uitzichtloos fabrieksbaantje steekt hij GI Joe-poppetjes in elkaar. Wanneer Smithsons zus overlijdt, vertrekt hij op zijn oude kinderfiets naar de andere kant van Amerika. Kilometer na kilometer smelt zijn vet weg en deelt

de lezer in zijn avonturen. Uitgevers stonden niet te wachten op het verhaal van McLarty, dat veel parallellen vertoont met David Lynchs film The Straight story. Dagelijks schrijft hij door in een kelder waarvan de muren behangen zijn met afwijzingsbrieven van uitgevers. Op een dag hoort Stephen King op audioboek het verhaal. De rest is geschiedenis. Na decennia van afwijzing breekt McLarty door. Dit is slechts een van de vele voorbeelden waarbij realiteit en recept elkaar doorheen het boek aanvullen. Hoort De boekendokter thuis in een rubriek van schrijfboeken? Volmondig ja. We gaan de discussie niet voeren dat lezers betere schrijvers zijn, want daarover zijn tientallen boeken volgeschreven. De kracht van dit boek is dat boekendokter Blondeau op eenvoudige manier lees-, en dus ook, schrijftips aanreikt. Wil je weten hoe je een dikke man met uitzichtloze baan transformeert in een karakter dat je lezer aanspreekt? Lees De geheugenloper van Ron McLarty. Wil je een detectiveverhaal schrijven en heb je schrik om in een poel van clichés te verzanden? Lees dan Eigen gebrek van Thomas Pynchon. Bij eerste lectuur lijkt dit boek geen enkel cliché over detectives uit de weg te gaan, maar onderhuids geeft Pynchon snoeiharde kritiek op het hippiegedachtengoed dat in die tijd heerste. De boekendokter is een bron van tips op vragen waarmee een lezer worstelt. Voor schrijvers biedt dit boek de mogelijkheid om te anticiperen op deze vragen. Het mooie verhaal van Roderik Six over de vriendschap met de gestorven Thomas Blondeau krijgt u er gratis bij. Thomas Blondeau, ‘De boekendokter’ (sam. Roderik Six), De Bezige Bij.

41


NIEUWS

Finale Frappant TXT

Treed binnen in de wereld van Frappant TXT. De acht finalisten van deze text-on-stagewedstrijd laten je alle hoeken van de bibliotheek zien. Hun woorden houden je aan je stoel gekluisterd. Laat je overmeesteren door poëtische bespiegelingen, humoristische acts en ingetogen performances. Wie van hen wordt dé frappante ontdekking van 2015 en treedt in de voetsporen van vroegere finalisten als Maarten Inghels, Maud Vanhauwaert en Sylvie Marie? De Provincie en de Stad Antwerpen en Creatief Schrijven vzw verwelkomen je graag op zaterdagavond 28 februari 2015 in bibliotheek Permeke in Antwerpen. www.frappanttxt.be

Fakeboek

Fakeboek is een nieuw fictief sociaal netwerk waar schrijvers personages en verhalen kunnen creëren door middel van statusupdates, linkjes, foto’s, video’s en direct messages. Ivo Victoria en Carmien Michels schrijven er het verhaal Cinque Terre Blues. Ook aspirant-schrijvers experimenteren momenteel met de nieuwe vorm. Ben je benieuwd? Lees de verhalen op www. fakeboek.com en geef commentaar op je favoriete statusupdates. www.fakeboek.be

Finale Frappant TXT

COLOFON januari/februari/maart 2015 Jaargang 10, nummer 1 Verschijnt vier keer per jaar. Oplage: 1000 exemplaren Uitgever: Creatief Schrijven vzw Hoofdredacteur: Yves Joris Eindredactie: Creatief Schrijven vzw Redactieraad: Barbara Delft, Yves Joris, An Leenders, Michiel Leen, Dirk Leyman en Sofie Rycken.

42

Werkten ook mee aan dit nummer: Dimitri Bontenakel, Diane Broeckhoven, Peter Mangel Schots, Wendy Marijnissen, Julie Putseys, Peter Van der Graaf, Yves Van Durme, Anneleen Winten. Vormgeving: Albino {www.albino.be} Druk: EPO drukkerij Redactieadres: [e] redactie@creatiefschrijven.be [w] www.creatiefschrijven.be [t] +32 3 229 09 90 [a] Waalsekaai 15 – 2000 Antwerpen Abonnementen 15 euro (voor 4 nummers) met factuur 20 euro – buitenland 32

Schrijfdag 2015

De Schrijfdag is de jaarlijkse literaire hoogdag voor en door schrijvers. Zoek je de ideale gelegenheid om je schrijfpeil op te krikken? Dan ben je er best bij op 25 april 2015 in De Grote Post in Oostende. We beloven een verrassend programma met o.a. workshops voor beginners en gevorderden, een literair spreekuur met uitgevers en mogelijkheid tot feedback op je teksten. Zowel auteurs, uitgevers, schrijfdocenten als aspirant-schrijvers verzamelen die dag aan de Belgische kust. www.creatiefschrijven.be

Schrijfdag 2015

euro. Over te schrijven op rekening BE06 7310 3181 1022 met vermelding 'abo VERZIN' + adresgegevens Losse nummers: 5 euro VERZIN is te koop in de betere boekhandels. Copyright berust bij Creatief Schrijven vzw. Overname van de teksten is toegelaten mits bronvermelding en voorafgaand akkoord van de uitgever. Iedere medewerker/inzender is verantwoordelijk voor zijn of haar bijdrage. Creatief Schrijven vzw is het aanspreekpunt voor iedereen die schrijven niet laten kan. De vzw

adviseert, ondersteunt en begeleidt niet-professionele schrijvers en literaire verenigingen. Advertentiemogelijkheden en -tarieven op aanvraag: barbara@creatiefschrijven.be


Ontdek

Ons Erfdeel Vlaams-Nederlands cultureel tijdschrift 4 keer per jaar 200 bladzijden per nummer www.onserfdeel.be Wie wil weten wat er in Vlaanderen en Nederland leeft op het vlak van literatuur en taal, cultuur en maatschappij, kan niet om Ons Erfdeel heen. Diepgaand, goed geformuleerd en met zin voor nuance: deze richtlijnen hanteren we voor al onze artikelen. Of ze nu gaan over recente fenomenen of historische onderwerpen, taalpolitiek of strips, poëzie of popmuziek. Onze uitgebreide boekenrubriek (25 recensies per nummer) onderscheidt zich door haar brede blik en oog voor detail. Wie nu een jaarabonnement (€ 65) neemt, ontvangt een geschenk. Er is keuze uit: • Twee nummers uit jaargang 2014 van Ons Erfdeel. Artikelen over Rudi Rotthier, Maarten ’t Hart, H.H. ter Balkt, A.L. Snijders, Bart Moeyaert, Arnon Grunberg, Christophe Vekeman, Herman Koch en Anne Vegter. • Het juiste spoor. Treinverhalen tussen Nederland, België en Frankrijk. Bijdragen van Geert van Istendael en Luc Devoldere, en een bloemlezing van gedichten en proza. • The Low Countries 22, een Engelstalig jaarboek over cultuur en maatschappij in de Lage Landen. Het thema van deze editie is ‘The Great War 1914-1918’. Meteen abonneren? Dat kan via: www.onserfdeel.be/abonnementen Eerst kennismaken? Gratis proefnummer: www.onserfdeel.be/verzin

Volg ons ook online: •

blog.onserfdeel.be

facebook.com/onserfdeel

twitter.com/onserfdeel

43


AGENDA

Zin in literatuur? Wil je zelf schrijven?

Een uitgebreid overzicht vind je op www.creatiefschrijven.be of in SCHRIJF, het overzicht van alle schrijfwedstrijden en –cursussen in Vlaanderen en Brussel.

DE SPREKENDE EZELS WAT: experimenteel laagdrempelig vrij podium voor poëzie, woord, muziek, comedy. WAAR: Gent, Antwerpen, Brussel, Turnhout, Leuven WANNEER: elke week op een andere locatie INFO: www.desprekendeezels.be

TOAST LITERAIR 2015 WAT: de grootste taal- en leesbrunch in Vlaanderen voor literatuurliefhebbers. Literaire evenementen gekoppeld aan ontbijt, brunch of aperitief. WANNEER: 18/01 WAAR: op zo’n 180 plaatsen in Vlaanderen INFO: www.davidsfonds.be/toastliterair

POËZIEWEEK + GEDICHTENDAG 2015 WAT: Gedichtendag is de start van de Poëzieweek. In heel Vlaanderen en Nederland vinden tal van activiteiten plaats, en dat een hele week lang. WANNEER: 29/01 - 4/02 WAAR: Vlaanderen en Nederland INFO: www.poezieweek.com

BEHOUD DE BEGEERTE: SAINT AMOUR WAT: Saint Amour presenteert binnen- en buitenlandse namen die verlangen, smart en lust kunnen kanaliseren tot pure extase. WANNEER: 5/02 - 19/02 WAAR: op verschillende locaties in Vlaanderen INFO: www.begeerte.be

UITGELEZEN WAT: maandelijks boekenprogramma. Per editie nestelen bekende figuren uit de media, cultuur of politiek zich in de zetel van het Uitgelezen salon. WANNEER: 20/01, 24/02, 31/03 WAAR: Gent, Vooruit INFO: www.vooruit.be

FINALE FRAPPANT TXT WAT: de acht winnaars van de voorrondes strijden om de hoofdprijs tijdens de finale van de text-on-stagewedstrijd Frappant TXT. WANNEER: 28/02 WAAR: Antwerpen, Bibliotheek Permeke INFO: www.frappanttxt.be

PAROL! EXPO INSIDE X OUTSIDE WAT: expo van het Europees cultuurproject PAROL!, writing and art beyond walls, beyond borders, in de gevangenis van Dendermonde. Posters met beeldgedichten, haiku, senryu en collage. WANNEER: 22/01 - 21/02 WAAR: gevangenis van Dendermonde INFO: www.parol-art.eu

MIND THE BOOK 2015

UITREIKING HERMAN DE CONINCKPRIJS

WAT: Gedetineerden uit veertien gevangenissen in België, Griekenland, Italië, Polen en Servië werken van juni 2013 tot april 2015 samen met schrijvers, beeldend en performance kunstenaars. Deze samenwerking resulteert gaandeweg in exposities, ontmoetingen, lezingen en publicaties. PAROL! European Exhibition is de Europese overzichtstentoonstelling.

WAT: jaarlijkse prijsuitreiking voor poëzie. Naast een debuutprijs en een juryprijs is er ook een publieksprijs. WANNEER: 27/01 WAAR: Antwerpen, Arenbergschouwburg INFO: www.boek.be

44

WAT: boekenfestival: literatuur en actualiteit. WANNEER: 5/03 - 8/03 WAAR: Antwerpen, deSingel INFO: www.mindthebook.be

PAROL! EXPO EUROPEAN EXHIBITION

WANNEER: 5/03 - 4/04 WAAR: Brussel, Muntpunt INFO: www.parol-art.eu

BOEKENWEEK 2015 WAT: de 80ste Boekenweek krijgt als thema waanzin, onder het motto: te gek voor woorden. WANNEER: 7/03 - 15/03 WAAR: Nederland en Vlaanderen INFO: www.boekenweek.be

TOMMY WIERINGA, DIMITRI VERHULST, ILJA LEONARD PFEIJFFER & BL!NDMAN WAT: drie literaire tenoren buigen zich over het recht op het streven naar geluk: ‘The Pursuit of Happiness’. WANNEER: 7/03 - 26/03 WAAR: op verschillende locaties in Vlaanderen INFO: www.begeerte.be

JEUGDBOEKENWEEK 2015 WAT: het grootste kinderboekenfestival van Vlaanderen WANNEER: 14/03 - 29/03 WAAR: verschillende locaties in Vlaanderen INFO: www.jeugdboekenweek.be

SCHRIJFDAG 2015 WAT: de Schrijfdag is de jaarlijkse literaire hoogdag voor en door schrijvers. Een verrassend programma met o.a. workshops voor beginners en gevorderde schrijvers, een literair spreekuur met uitgevers en mogelijkheid tot feedback op je teksten. WANNEER: 25/04 WAAR: Oostende, cc De Grote Post INFO: www.creatiefschrijven.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.