![](https://assets.isu.pub/document-structure/200602161123-0f77a83bb7d18200726f0051e3a5a88d/v1/1ee5e14c18d3f5964c4d5aa26a93a8a8.jpg?width=720&quality=85%2C50)
11 minute read
Niet over één nacht ijs
tekst Liza van den Dijssel illustratie Olga van Zeijl
“We hebben puur geluk gehad”, zegt Emma* (49) over de weg die zij volgde om als hiv-positieve vrouw twee kinderen te adopteren. Maar dat doet geen recht aan de weloverwogen wijze waarop zij en haar man te werk gingen, in een tijd dat het hebben van hiv een streep door de adoptierekening betekende.
Advertisement
DAT ZIJ KINDEREN wilde, stond voor Emma al vroeg vast. Toen ze twintig was, werd haar toenmalige vriend ernstig ziek in het ziekenhuis opgenomen. Met nog maar één CD4-cel overleed hij korte tijd later. Naast het verdriet leverde dit Emma ook een dilemma op: moest zij zichzelf laten testen? De kans dat ook zij hiv had opgelopen, was erg groot, maar begin jaren negentig was er nog geen goede medicatie, en inzicht in haar status zou niets aan haar gezondheidstoestand verbeteren. De enige reden dat Emma zich toch liet testen, was omdat ze wilde weten of ze nog wel kinderen kon krijgen.
Jaren later strijken Emma en haar nieuwe man neer in een keurige woonwijk. Emma is inmiddels begin 30, doet het goed op haar medicijnen en voelt zich sterk en gezond. Zij en haar hiv-negatieve man willen samen kinderen. Een nieuw dilemma dient zich aan:
willen zij zelf zwanger worden of kinderen adopteren? “Die vraag was wel een worsteling, omdat ik ook aan mijn kind moest kunnen verantwoorden waarom ik als moeder met hiv deze keuze had gemaakt. Het traject er naartoe leek me ingewikkeld. De huidige kennis over n=n was er toen nog niet, dus de kans leek aanwezig dat ik het mijn kind zou overdragen.
Ook over de langere-termijnef- fecten van medicatie wisten we nog niet veel; dat speelde ook een grote rol.” Ze besluiten een kind te willen adopteren, ook omdat ze kinderen uit andere delen van de wereld een kans willen geven. Emma kiest er ook voor om in haar nieuwe omgeving wat min- der open over haar hiv te zijn: “Als het eenmaal op tafel ligt, kun je niet meer terug. Het leek me al moeilijk genoeg om in onze witte woonwijk een gezin met donkere kinderen te zijn.”
Deze weg naar het ouderschap is niet minder ingewikkeld, besef- fen Emma en haar man: als hivpositieve vrouw komt Emma niet direct in aanmerking als adoptieouder. “Met de voorwaarden in die tijd hield het voor mij eigen- lijk direct op”. Maar het stel gaat niet over één nacht ijs. Emma belt anoniem met diverse adoptiebe- middelingsbureaus om te vragen wat de mogelijkheden zijn om als vrouw met hiv een hiv-positief kind te adopteren. “We hadden het er natuurlijk over gehad dat we ook graag een kindje met hiv zouden willen adopteren. Des- tijds golden die kinderen nog niet als ‘adoptabel’. Er was toen nog geen enkel kind met hiv naar Nederland gekomen.” Bij één bureau, dat bemiddelt voor meerdere landen, lijkt er een kleine kans te zijn. Maar voordat ze zich als wensouder kunnen aanmelden, moet er een andere belangrijke horde worden genomen: ze moeten een begin- selverklaring krijgen (zie artikel op pagina 16). Dat lijkt met haar hiv, vrijwel onmogelijk. Maar dat iemand haar op de man af naar haar status zal vragen, lijkt Emma ook onwaarschijnlijk. Slapeloze nachten volgen, waarin Emma en haar man een goede balans pro- beren te vinden tussen openheid en kinderwens. “Die regels zijn er natuurlijk niet voor niets, maar ik voelde me kerngezond en was er zelf van overtuigd dat het geen belemmering was, dus waarom open zijn? Aan de andere kant: als ík er mijn mond niet over open zou doen, veranderden de regels ook niet. Ik ben recalcitrant en wil best op de barricades, maar het zou mijn kansen wel aanzien- lijk verkleinen. Bovendien zou ik, als ik helemaal open kaart zou spelen en het zou niet lukken, het mijn kinderen ook ontnemen om hier op te groeien.” Ze besluiten te proberen haar hiv erbuiten te laten en zo de beginselverklaring te krijgen.
Mazzel
Emma en haar man gaan naar een arts die hun gezondheid moet beoordelen. En dat mag niet hun eigen huisarts zijn. “Dat was geluk, want onze eigen huisarts wist natuurlijk wel van mijn status. Ook het feit dat deze arts niet zo erg doorvroeg, was maz- zel voor ons”. Hij heeft eigenlijk maar één vraag: of ze gezond zijn. Dat kan Emma zonder gewetens- bezwaren met ‘ja’ beantwoorden. Ziek is ze nooit. “Feitelijk heb ik niets verkeerd gedaan, ze hebben er niet naar gevraagd. Maar ik heb er wel vaak wakker van gelegen. Is het wel okay wat ik doe? Hiv
was destijds nog zo beladen, je voelt wel aan dat ze dat willen weten. En ik heb het achtergehou- den. Dat wringt.” Bij de volgende etappe, de ge- sprekken met Raad voor de Kin- derbescherming, gaat het vooral om het perspectief van de ouders en de special needs van het kind: mag het een handicap hebben, hoe oud mag het zijn, past een kind in dit gezin? Vragen waar Emma en haar man ook al goed over hebben nagedacht. Ze krij- gen de beginselverklaring. Met zweethandjes geven ze bij het adoptiebemiddelingsbureau aan dat kinderen met hiv bij hen wel- kom zijn, bang dat er misschien wordt doorgevraagd. Ook kruisen ze uit de lange lijst enkele andere special needs aan. En weer zit het mee: er worden net op dat moment ouders gezocht voor een meisje met een van die special needs. Binnen zes maanden na het verkrijgen van de beginselver- klaring reizen Emma en haar man af naar Afrika om hun dochter Safiya op te halen. Enkele jaren later staan er wél kinderen met hiv op de lijst. “Er was in de tussentijd veel veran- derd. Toen wij Safiya kregen, wer- den er nog geen kinderen met hiv bemiddeld. Toen wij ons tweede kind kregen, kwam je alleen in aanmerking als je openstond voor een kind met hiv.”
Nooit gelogen
Emma’s kinderen weten wel dat ze hiv heeft, maar ze wil dat ze voorzichtig zijn om dit aan an- deren te vertellen. “Ik heb het aangepakt zoals met Sinterklaas. Daarover heb ik ook nooit gelogen tegen mijn kinderen. Maar ik heb wel altijd gezegd dat het niet leuk is als ze andere kinderen vertel- len dat Sinterklaas niet bestaat. Zo bespreek ik ook mijn hiv met ze: ze weten iets van mama, maar het is míjn verhaal, en dat moeten ze niet aan iedereen vertellen. Als ze het echt met iemand willen bespreken, moeten ze dat eerst met mij overleggen.” Als haar hiv al een rol speelt in het gezin, is dat vooral een posi- tieve, denkt Emma. “Door mijn hiv kwam ik in aanraking met zo veel nieuwe en andere mensen, dat heeft mijn leven enorm verrijkt. Ik ben er minder bevooroordeeld door geworden. Ik hoop en denk dat ik dat ook aan mijn kinderen kan overbrengen. Onze gesprek- ken zijn anders, misschien wel dieper. Het gaat wel ergens over. En ik heb strontgeluk, ik voel me goed en gezond.”
Supertrots
Nog steeds worstelt Emma met de manier waarop zij haar kinderen heeft gekregen.
“Ik had destijds als wensouder met hiv graag een voortrekkersrol willen nemen, maar dan had ik nu vrijwel zeker geen kinderen gehad. Ook als je een kind via adoptie krijgt, wil je het wel van de daken schreeuwen. Wij zijn ouders geworden! Dit is ons kind! Bij mij wrong dat een beetje, omdat ik toch niet helemaal trots ben op ons traject. Ik heb niet gelogen, maar ik ben ook niet helemaal open geweest over mijn hiv. Wel sta ik achter onze keuze om het zo te doen; ik kan die voor mezelf en mijn kinderen verantwoorden. Ik weet ik dat mijn kinderen bij mij op de goede plek zitten, en ik ben supertrots op ze!”
tekst Rick Meulensteen fotografie Christopher de Gast
Wilford (41) heeft hiv en wil graag vader worden. Via stichting Meer dan Gewenst heeft hij een vrouw gevonden die de toekomstige moeder is van hun kind. Een gesprek over hiv en wensouderschap. “Blijf bij jezelf!”
“SPEEDDATEN IS SUPERGAAF, en supergrappig!” Er verschijnt een grote glimlach op het gezicht van Wilford Sloterwijk. In het voorjaar van 2019 klopte Wilford aan bij Meer dan Gewenst, een stichting voor roze ouderschap. Het brengt homoseksuele mannen en vrouwen met elkaar in contact, om een kinderwens in vervulling te kunnen laten gaan. En om een goeie match te kunnen vinden, wordt er gespeeddatet. Wilford wist twintig jaar geleden al dat hij vader wilde worden. Het kwam er echter niet van. “Het is altijd bespreekbaar geweest in de relaties die ik heb gehad, maar we kwamen altijd gezamenlijk tot de conclusie ‘nu niet’, het paste op dat moment niet in ons leven.” Toen zijn laatste relatie uitging, vorig jaar, kwam zijn vaderwens weer sterk bovendrijven. “Toen dacht ik: ik wil er nú iets mee doen, ik ga niet meer wachten. Het is nu mijn keuze, en een toekomstige vriend moet daar maar mee dealen.”
Acht minuten
Voor de Amsterdammer was het speeddaten een openbaring. Alleen al omdat hij er een andere kant van de samenleving zag. “Ik leef in m’n eigen, Amsterdamse wereld. Hier zag ik heterovrouwen wiens nieuwe partner geen of niet nog meer kinderen willen, en daarom bij Meer dan Gewenst aankloppen. Of lesbische vrouwen van het platteland die een donor zoeken.” Veel tijd om de vrouwen te leren kennen, was er tijdens het speeddaten niet: elke date duurde maximaal acht minuten. Voor Wilford was het dus belangrijk om te weten waar hij zelf naar op zoek was. “Dat ik waarden en normen deel met de toekomstige moeder van mijn kind is het belangrijkst. Er moet het gevoel zijn dat we op hetzelfde level staan.” Ook was de klik belangrijk − en die was er, met een vrouw die hij tijdens een speeddate in het voorjaar ontmoette.
“Ik ga niet meer
Doorslaggevend in de keuze voor haar was de waarde die ze hechtte aan de relatie met haar eigen ouders, de toekomstige grootouders van Wilfords kind. “Mijn ouders leven niet meer, maar toen ik opgroeide, had ik vier opa’s en oma’s. Zij leefden een ander leven, hadden andere normen en waarden, inzichten. Ik heb enorm veel geleerd van ze,
wachten”
en ik hoop ook voor mijn toekomstig kind dat hij of zij die kans krijgt.”
Geen must
Door de wensouders die bij Meer dan Gewenst aankloppen, zijn er tal van afspraken te maken over de opvoeding van het kind. Sommigen willen het kind gezamenlijk opvoeden, anderen willen een ouderschap op afstand, of juist dat de ander ouder op afstand is. Voor Wilford is volledig co-ouderschap geen must, maar hij wil wel betrokken blijven bij de opvoeding. Met de toekomstige moeder van zijn kind is het dus nodig om het een en ander te bespreken. “Op dit moment hebben we beiden uitgesproken wat we willen en wat we verwachten. Maar bedenk ook dat veel afhankelijk is van hoe het gaat lopen. Om te beginnen met de zwangerschap: het is aan haar om te bepalen wanneer zij het wil gaan proberen, zij moet het kind immers dragen. Ik wil dat niet forceren. En als het kindje geboren is, zal het veel bij de moeder zijn natuurlijk, en dat betekent dat ik vaak bij hen zal zijn, om te helpen.” In de jaren daarna zal er een half-om-half-constructie komen, en daarna? Wilford lacht. “We hebben besloten dat we nog niet het hele leven van het kind gaan plannen. We gaan het dus per levensfase bekijken.”
Superrelaxed
Sinds 2011 leeft Wilford met hiv. Was dat iets wat hij heeft gemeld bij Meer dan Gewenst toen hij begon met speeddaten? “Nee, zeker niet, ik heb me gewoon gemeld als Wilford”, zegt hij resoluut. Tijdens het speeddaten heeft hij het ook niet in het gesprek met de vrouwen laten vallen. “Ik heb nooit problemen gehad met mijn hiv, echt iedereen weet het. Maar je laat in een speeddate niet het achterste van je tong zien. Het is acht minuten showtime. Pas bij vervolg-dates laat je meer zien wie je echt bent, en leer je elkaar beter kennen.” De toekomstige moeder van Wilfords kind reageerde goed. “Ze reageerde echt super-relaxed, niet veroordelend, ze heeft ook geen moment getwijfeld over het voortzetten van het traject.” In zijn contact met Meer dan Gewenst heeft Wilford weinig informatie gezien over wensouderschap en hiv − “maar ik heb er eerlijk gezegd ook niet actief naar gezocht”. Hij pleit ervoor dat die informatie wordt aangeboden. Niet eens zozeer voor de wensouder(s) met hiv, maar voor de andere partijen. “Er bestaat natuurlijk nog veel stigma rond hiv, en het is goed om dat tegen te gaan.”
Geen geheim
Als je leeft met hiv en wensouderschap overweegt, dan heeft Wilford nog wel een tip voor je: “Blijf bij jezelf. Ook al knapt iemand daarop af, en is je hivstatus een dealbreaker voor haar of hem: maak er geen geheim van, op geen enkele manier.” Dat is ook de reden dat Wilford graag zijn verhaal wilde doen. “Hopelijk neem ik met dit interview een beetje stigma weg. Ik wil laten zien dat het anno 2019 mogelijk is om een gezond kind op de wereld te zetten met iemand die hiv heeft. Ik ben ook enorm dankbaar dat we in Nederland zo’n goede gezondheidszorg hebben, en dat er een organisatie bestaat als Meer dan Gewenst. Toen ik twintig jaar geleden uit de kast kwam, was het eerste wat mijn moeder zei: ‘Oh, dan word ik geen oma’. Nu leven we gelukkig in een andere tijd.”