![](https://assets.isu.pub/document-structure/200602161123-0f77a83bb7d18200726f0051e3a5a88d/v1/5a7c35d77991e538a681d9077cf674f2.jpg?width=720&quality=85%2C50)
12 minute read
Je hebt hiv en een kinderwens
tekst Inês Brito
Er zijn tegenwoordig veel mogelijkheden als je hiv hebt en ouder van een kind wilt worden. Een goed begin is contact te leggen met mensen met hiv die zelf vader of moeder zijn geworden in de afgelopen jaren. In de groepen Posidivas, Poz&Proud en Positive Families van de Hiv Vereniging zijn er mensen met inspirerende verhalen over moeder- en vaderschap. Je kunt via het Servicepunt van de vereniging contact opnemen met deze groepen.
Advertisement
Om een kind te krijgen, is voor de meeste mensen met hiv in Nederland bevruchting via de natuurlijke weg - seks dus - de beste optie. Omdat de meeste mensen met hiv een niet detecteerbare viral load hebben, geld het principe n=n (niet detecteerbaar = niet overdraagbaar) ook bij de conceptie. De partner zonder hiv kan het virus niet oplopen door onbeschermde seks. Bij mannen die wel een decteerbare viral load hebben, moet het sperma ‘gewassen’ worden in een gespecialiseerd ziekenhuis. De zaadcellen worden gescheiden van het zaadvocht en de eicel wordt via kunstmatige inseminatie verwekt. Vroeger was dit de enige optie voor mannen met hiv die vader wilden worden. Bij een ouderschapswens is het van belang met de internist en hiv-consulent te overleggen. Vrouwen met hiv worden doorverwezen naar een in hiv gespecialiseerde gynaecoloog. In sommige gevallen wordt vrouwen geadviseerd om op andere medicatie over te stappen tijdens de zwangerschap. De zwangerschapscontroles en bevalling vinden in het ziekenhuis plaats. Met een goede medische begeleiding draagt een moeder met hiv het virus niet
over. Desondanks krijgt volgens medisch protocol de baby de eerste maand voor de zekerheid hivremmers in de vorm van drankjes. Het kindje wordt meteen bij de geboorte en vervolgens nog eens
binnen de eerste drie maanden op hiv getest. Een derde test wordt gedaan als het kind anderhalf is. Na deze testen is de hiv-status van het kind definitief volgens protocol vastgesteld. Het wel of niet geven van borstvoeding is een persoonlijke keuze die besproken wordt met de hivbehandelaar. De gezondheid van de moeder, CD4-cellen, viral load, eventuele gevoeligheid voor tepelkloven, wens voor een sterkere band met de baby of angst voor ongewenst vragen van familie en vrienden spelen hierbij een rol. van het kind niet belemmeren of beïnvloeden. Bij een levensbedreigende ziekte wordt daarom geen medische verklaring afgegeven. Volgens Stichting Adoptievoorzieningen is het hebben van hiv geen grond meer voor afwijzing. Bij de Raad voor de Kinderbescherming is dat ook landelijk doorgedrongen. Hoe landen van herkomst van adoptiekinderen er tegenover staan, is minder duidelijk en varieert van positief tot negatief. Stichting Adoptievoorzieningen adviseert aspirant-adoptieouders met hiv dit rechtstreeks aan de bemiddelingsbureaus te vragen.
Adoptie
Stellen van verschillend geslacht, stellen van hetzelfde geslacht en alleenstaanden (tot 45 jaar) komen in Nederland in aanmerking voor adoptie. Voor stellen het is niet van belang of ze getrouwd zijn. De aspirant-ouders moeten wel aantonen dat zij tenminste drie jaar samenwonen. Er moet aan meerdere voorwaarden zijn voldaan en er is een aantal stappen nodig om een kind te kunnen adopteren. Een van de stappen is een gezinsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. Dit rapport wordt ook in het buitenland gebruikt om te bepalen welk gezin het meest geschikt is. Per jaar komen in Nederland heel weinig kinderen beschikbaar voor adoptie; de meeste adoptiekinderen komen dus uit het buitenland. Wat in Nederland geen probleem is, kan in andere landen wel zo zijn. Bijvoorbeeld als stellen van hetzelfde geslacht een kind willen adopteren of ziekten bij een wensouder. In het gezinsonderzoek wordt een medische verklaring gevraagd aan de aspirant-ouder(s), waarin staat dat de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de aanvrager(s) geen bezwaar is voor een adoptie. Als een wensouder een chronische aandoening heeft, mag dat geen stressfactor zijn voor het adoptiekind; het mag de verzorging en opvoeding
Donorschap
Als zelf verwekken als stel of adoptie niet bij jou passen, zijn er andere mogelijkheden. Een aantal formele en informele platformen helpt aspirant-ouders hiermee, zoals de stichting Meer dan Gewenst. Zo is er donorschap waarbij een vrouw een zaaddonor zoekt en een man als donor wil fungeren. Er zijn meerdere varianten, zoals anonieme donoren of bekende donoren, zoals vrienden.
Co-ouderschap
Bij een co-ouderschap is er sprake van een gedeelde opvoedingsverantwoordelijkheid. De vorm van co-ouderschap wordt samen bepaald. Hier zijn allerlei constellaties mogelijk: vrouwen-stel en mannen-stel; alleenstaande man met alleenstaande vrouw; alleenstaande vrouw met mannenstel; alleenstaande man met vrouwenstel. Voor de wet mag het kind niet meer dan twee ouders hebben. Wetgeving om dit te veranderen in meerouderschap werd dit jaar door het kabinet afgehouden.
Draagmoederschap
Draagmoederschap houdt in dat een vrouw (de draagmoeder) voor een ander (de wensouder) zwanger wordt en bevalt van een kind. De draagmoeder staat het kind dan af en de opvoeding en juridisch ouderschap van het kind gaan dan volledig naar de wensouders. Dit moet wel goed bij een notaris worden vastgelegd, want het is nu nog zo dat de draagmoeder automatisch juridisch ouder is. Er is wetgeving in de maak, waarbij de wensouders al vóór de conceptie van het kind de juridische ouders kunnen worden.
Pleegouderschap
Terwijl er weinig kinderen in Nederland voor adoptie in aanmerking komen, zijn er veel kinderen die voor een korte of langere tijd niet bij hun ouders kunnen wonen. Om hen een warme en veilige plek te geven, kun je pleegouder worden. Er zijn meerdere varianten en Pleegzorg Nederland biedt alle nodige informatie.
MEER INFORMATIE VIND JE HIER:
Hiv Vereniging Nederland: hivvereniging.nl en het Servicepunt: (020) 6892577 (ma, di, do, van 14-22 uur) of via
servicepunt@hivvereniging.nl
Stichting Adoptievoorzieningen:
adoptie.nl
Infolijn: (030) 2330340 (9-14 uur)
Stichting Meer dan Gewenst:
meerdangewenst.nl
Pleegzorg Nederland:
pleegzorg.nl
tekst Leo Schenk fotografie Linelle Deunk
Celicia Jansz (37) en haar man hebben allebei hiv. Zes jaar geleden werd hun dochtertje Meske geboren. “Niemand van mijn familie en vrienden had er moeite mee toen ik vertelde dat ik zwanger wilde worden. Natuurlijk vroegen ze of het wel kon en hoe het dan zou gaan. En of het kindje geen hiv kon krijgen. Die vraag had ik natuurlijk ook.”
“TOEN IK NEGEN jaar geleden hoorde dat ik hiv heb, zat ik al in een achtbaan met mijn man. Hij kreeg namelijk zijn hiv-diagnose eerder al te horen, maar mijn uitslag was toen nog negatief. Er werd wel bij verteld: ‘Het kan zijn dat je te vroeg bent getest, dus over een maandje willen we het nogmaals doen.’ Die test kwam inderdaad positief terug. Natuurlijk wilde ik het niet hebben, maar ik had ook zoiets van: gelukkig maar dat ik het ook heb, want dan hebben we het samen. In eerste instantie heb ik het op aanraden van mijn hiv-consulent alleen aan mijn ouders verteld. Zij zei tegen mij dat ik selectief moest zijn in aan wie ik het vertel, want je kunt niet meer terug als je het eenmaal verteld hebt. Het voelde voor mij alsof ik gevangen was in mijn eigen leugen. Na drie maanden was ik het zat. Als ze me gaan afkeuren of afwijzen, zijn het geen goede vrienden, dacht ik. De reacties van familie en vrienden waren gelukkig allemaal lief en begripvol.”
Alarmbellen
“Ik had al een zoon die toen vijf was, en we wilden samen nog één kindje. Niemand van mijn familie en vrienden had er moeite
“Maak je vooral
geen zorgen”
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200602161123-0f77a83bb7d18200726f0051e3a5a88d/v1/ce2d8b4d3f63ced47eed443239e0cbde.jpg?width=720&quality=85%2C50)
mee toen ik vertelde dat ik zwanger wilde worden. Natuur- lijk vroegen ze of het wel kon en hoe het dan zou gaan. En of het kindje geen hiv kon krijgen. Die vraag had ik natuurlijk ook. De artsen zeiden me dat er al vijftien jaar geen kindjes met hiv in het ziekenhuis waren geboren. Dat gaf me zó’n gerust gevoel, wat ik weer kon overdragen aan mijn familie en vrienden. Het scheelde dat we allebei hiv hebben, want hierdoor was er geen angst om de ander te infecteren. De begeleiding vanuit het zieken- huis was super. Toen ik zwanger was van mijn zoon ging ik gere- geld langs bij de verloskundige; nu moest langs bij de gynaeco- loog. Samen met mijn man had ik besloten om een nekplooi-meting te doen. Dan gaan ze kijken hoe dik de nekplooi is van het onge- boren kind. Als die dikker is dan drie millimeter, is de kans groot op een afwijking bij het kind.
Je moet dan denken aan het syn- droom van Down of aan Asperger. Als ze dit vroeg ontdekten, zou- den we de zwangerschap afbre- ken en het opnieuw proberen. De alarmbellen rinkelden inderdaad toen de nekplooi dikker dan drie millimeter was. Uiteindelijk is er nog een vruchtwaterpunctie gedaan. Dan nemen ze met een grote naald dwars door de buik heen wat vruchtwater af, dat ze vervolgens gaan onderzoeken. Ook werd er bloed van mijn man en mij afgenomen om extra testen te doen. Ik had het eigenlijk al opgegeven en had afscheid geno- men van de zwangerschap. Dat was een moeilijke periode. Maar na twee weken kwam de uitslag en bleek alles goed te zijn. Ik kon gelijk de knop omzetten en genie- ten van de zwangerschap.”
Wegwezen
“De zwangerschap verliep uitste- kend, net als bij mijn zoon. Op het einde wilde ik nog lekker genie- ten van het gewiebel in mijn buik. Maar mevrouw kwam negen da- gen te vroeg en dat was een beetje een domper. In de ochtend voelde ik van alles in mijn buik, maar ik maakte mezelf wijs dat het voor- weeën waren en dat ze vanzelf weer weg zouden ebben. Maar de weeën werden steeds erger. Ik ben die dag nog in de auto naar mijn oude werk op het tankstati- on gegaan om een bakkie te doen met een oud-collega. Zij vroeg me hoe het ging. ‘Om eerlijk te zijn’, zei ik, ‘zat ik in de auto op de klok te kijken en ik heb om de drie minuten weeën die een minuut duren.’ Mijn collega schrok en zei: ‘Wegwezen jij! Straks valt de baby hier op de grond.’
Ik ben toen toch maar naar huis gegaan en heb mijn man gebeld. Die reed als een achterlijke en moest ook nog stoppen voor een open brug. Hij kon zijn stuur wel opeten. Ik had ook mijn ouders gebeld, want die wilden er ook bij zijn. Toen ik uiteindelijk in het ziekenhuisbed lag, zei de zuster dat ik dat ik al acht centimeter ontsluiting had. Bij tien centi- meter mag je al persen, dus dat schoot op. Toen ik begon met per- sen, kwam ze binnen een kwar- tier naar buiten.”
Opgelucht
“Om zeker te zijn dat ze geen hiv zou hebben, kreeg mijn dochter na de geboorte vier weken vloei- bare hiv-remmers. We hadden een heel schema gemaakt, want we moesten om de zes uur die medicijnen geven. Een keer ging ik om twaalf uur naar bed nadat ik haar twee spuitjes met vloei- stof had gegeven. Een uur later werd ik wakker gemaakt door mijn man die vroeg of ik nu één of twee spuitjes had gegeven. Op het moment dat ik ‘twee’ zei, dacht ik ‘shit!’. We raakten in pa- niek; wat moesten we nu doen? We belden met het ziekenhuis, maar er was niemand die ons raad kon geven. Ik probeerde toen mijn hiv-consulente te bellen. Ik had haar nummer niet maar wel haar achternaam en wist dat ze in Haarlem woonde. Ik heb alle mensen met die achternaam in Haarlem uit hun bed gebeld. Gelukkig waren het er maar vijf, maar de consulente kreeg ik niet te pakken. Uiteindelijk heb ik het AMC gebeld. Daar konden ze ons ook niet helpen, maar we zouden om zes uur terugbellen omdat er dan iemand van het hiv-team zou zijn. Die zei dat we gewoon door moesten gaan met het toedienen van het medicijn. Het was niet erg dat ze te veel had gekregen. We waren enorm opgelucht. Wat me wel opviel, was dat ze in de vier weken dat we haar die hivremmers gaven heel suffig was en veel sliep. Als ik dat mijn zoon vergelijk, was dat echt een groot verschil. Naar mijn gevoel had ze geen medicatie hoeven krijgen. Je stopt toch veel van die troep in de baby, terwijl ik het idee had dat ze toch geen hiv had.”
Kraamtranen
“Na de geboorte kwam ik in een postnatale depressie terecht. Je hebt enorm veel hormonen in je lichaam tijdens de zwanger- schap, en daarna zakt dat als het goed is weer naar het normale niveau. Maar bij een postnatale depressie schiet de hoeveelheid hormonen te veel naar beneden. Bijna iedere vrouw heeft na de bevalling last van kraamtranen. Je moet dan om iedere scheet huilen. Dit kan een of twee da- gen duren en daarna is het weer weg. Ik bleef erin. Ik maakte me overal druk over en had totaal geen energie. Het is een hel die je niemand toewenst. Je hebt een baby waar je van wilt genieten, maar in die tijd hield ik helemaal niet van haar. Als mijn man thuis- kwam van zijn werk, gaf ik hem gelijk het kind. Zo van: hier is je baby, zoek het zelf maar uit. Ik wilde er vaak niet aan toegeven. Dan zei ik tegen mezelf: ‘Gewoon je baby pakken, bij je leggen en dan hardop zeggen ‘ik hou van jou’.’ Op een gegeven moment ben ik antidepressiva gaan slikken, want je wordt gek van je eigen gedachten. Daarna knapte ik langzaam op.
Onze dochter heet Meske, wat in het Vlaams meisje betekent. Ze is bijna zes en een enorme schat. Laatst hadden we een tienminu- tengesprek op haar school en de juf zei dat ze zo meelevend en meedenkend is. Ze helpt graag iedereen en is heel spontaan en vrolijk. Ze kan soms wel tegen- draads zijn, dat is ook haar ka- rakter. Tegen mensen met hiv die een kinderwens hebben zeg ik: ‘Gewoon doen!’ Het is eigenlijk net als iedere andere zwangerschap, alleen krijgt je kind medicatie na de geboorte. Maak je vooral geen zorgen, want het kind krijgt toch geen hiv.”
![](https://assets.isu.pub/document-structure/200602161123-0f77a83bb7d18200726f0051e3a5a88d/v1/39b586f74acfc498be857f6704142fcb.jpg?width=720&quality=85%2C50)