HJK mei 2016

Page 1

Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen

Leren argumenteren door onenigheid

Tijdreizen met

historische thema’s Juf, mag ik een pufje

pakken?

Nr. 9 - Jaargang 43 – mei 2016

www.hjk-online.nl


taal

Beter samen problemen oplossen

Leren argumenteren door onenigheid Onenigheid wordt op school vaak als vervelend ervaren. Ook kleuters denken dat onenigheid, synoniem aan ruzie, voorkomen moet worden. Onenigheid is juist de basis voor leerzame argumentatieve gesprekken tussen kleuters bij het oplossen van problemen. Vanuit het lectoraat Taalgebruik & Leren van de NHL Hogeschool wordt, samen met leerkrachten, onderzoek gedaan naar de manier waarop kleuters verschillende perspectieven bespreken en beredeneren als ze samenwerken en hoe dit in de kleuterklas gestimuleerd kan worden.

Frans Hiddink werkt bij het lectoraat Taalgebruik & Leren en de pabo van de NHL Hogeschool te Leeuwarden

O

p zeven basisscholen hebben leerkrachten kleuters gestimuleerd om samen te werken en beter te overleggen. Gedurende het onderzoeksproject wisten leerkrachten dit steeds beter te organiseren met als gevolg dat de discussies steeds complexer werden. Daarbij formuleerden kleuters steeds vaker zelf discussiepunten en bespraken die uitvoeriger, juist rondom onenigheid.

Argumenteren in interactie Interactie is de basis voor leren. De groeiende aandacht hiervoor laat zien dat er niet alleen gekeken moet worden naar de taal-, maar ook naar de denkmogelijkheden van kinderen in gesprekken (Damhuis, 2008). Tegelijkertijd benadrukt Bereiter (2002) dat we in het onderwijs kinderen al op jonge leeftijd moeten leren samen aan problemen te werken om kennis te ontwikkelen. Samenwerking kan positieve effecten hebben op

1. Aanleiding

2. Reactie

3. Vervolg

Mogelijke handeling

Voorbeeld

Bewering

‘Er kan maar één zon getekend worden.’

Beschrijving

‘Wow, dit is echt gevaarlijk.’

Voorstel

‘Zullen we deze doen?’

Instemming

‘Ja, want...’

Afwijzing

‘Nee, niet zo, want...’

Tegenbewering

‘Nou, ik vind deze beter.’

Variatie van weinig tot zeer complex

Figuur 1 – Structuur argumentatieve gesprekken

4

HJK mei 2016

de denkontwikkeling van kinderen, maar vooral als zij hun standpunten beargumenteren en wanneer ze kritisch voortbouwen op elkaars ideeën. Mercer en Littleton (2007) ontdekten dat kinderen die zo samen overleggen en praten ook beter individueel problemen oplossen en zelfs hogere intelligentiescores halen. Hun onderzoek geeft aan dat we aandacht moeten hebben voor de manier waarop kleuters verschillende perspectieven bespreken en beredeneren als ze samenwerken. Vanuit het lectoraat Taalgebruik & Leren wordt, samen met leerkrachten, onderzocht hoe dit in de kleuterklas kan worden gestimuleerd. Daarvoor moet eerst geanalyseerd worden hoe kleuters gezamenlijk argumenteren. In dit artikel wordt beschreven hoe zij dit doen en welke rol onenigheid daarbij speelt voor de taalvaardigheidsontwikkeling. Ook wordt besproken hoe je die onenigheid in samenwerking kunt ontlokken.

Meest complexe argumentatie Er blijkt een grote variatie te zitten in argumentatieve gesprekken tussen kleuters. Ze verschillen in duur, lengte en wijze van afronding. Tegelijkertijd is er een verschil in complexiteit tussen de gesprekken: gesprekken waarin kleuters alleen argumenten leveren ter ondersteuning voor de eigen stelling of gesprekken waarin zij de geldigheid van elkaars argument of bewering ter discussie stellen. Binnen overlegactiviteiten van circa twintig minuten in de kleuterklas ontstaan verschillende discussiepunten, waarin kleuters argumenteren over elkaars beweringen, beschrijvingen en voorstellen. Ze gebruiken argumenten rondom verschillende manieren van reageren (zie figuur 1 ‘Structuur argumentatieve gesprekken’ hiernaast). De variatie in reactiewijze blijkt belangrijk te zijn voor het vervolg en de complexiteit van zo’n bespreking. Kinderen kunnen argumenten leveren


• Foto’s: Femke van den Heuvel

Als kleuters hun standpunten beargumenteren en met elkaar samenwerken, bouwen zij voort op elkaars ideeën

rondom een instemming, afwijzing of tegenbewering. Als kinderen het eens zijn met elkaar duurt het overleg vaak niet langer dan twee beurten. Wanneer een kind het voorstel van een ander afwijst, zien we veelal besprekingen die niet langer duren dan vier beurten, waarbij slechts één kind complexe taalhandelingen inzet. De meest complexe argumentatie zien we echter vooral wanneer kleuters reageren met een tegenbewering. Dan ontstaat er onenigheid, waarbij twee verschillende standpunten worden ingenomen. Vaak zien we dat beide kleuters meerdere argumenten leveren en ook complexere argumentatieve handelingen verrichten om deze cognitieve onenigheid op te lossen. De tegenbewering blijkt dus een erg belangrijke aanleiding te zijn voor een discussie, die profijtelijk is voor de taalvaardigheidsontwikkeling. Figuur 2 (op p. 6) laat een voorbeeld zien van zo’n complex argumentatief gesprek rondom een tegenbewering: beide kleuters leveren (meerdere) argumenten tegen elkaars bewering en bediscussiëren de geldigheid van de argumenten. Het fragment is een onderdeel van een verhalend ontwerp, waarin de klas meedenkt met agent De Vries, die zijn pet kwijt is. Juf Renske werkt aan het verhalend ontwerp waarin agent De Vries centraal staat. Hij is zijn politiepet

verloren en nu neemt niemand hem meer serieus. Willen de kinderen meedenken over oplossingen? Een mogelijkheid kan komen uit een koffer die gevuld is met allerlei hoeden, petten en mutsen. Kleuters moeten in tweetallen beslissen welk hoofddeksel het beste kan zijn voor hem. Doordat er heel veel verschillende opties zijn, waarvoor allemaal wel iets te zeggen valt, pakken kinderen elke keer een alternatief (tegenbewering) en beargumenteren ze deze keuze, zoals te lezen valt in onderstaande casus en in figuur 2 op de volgende pagina. Inge en Myrte overleggen welk hoofddeksel het beste is. Het gesprek begint met het voorstel van Myrte om de cowboyhoed te kiezen (2). Inge wijst dit af en levert hiervoor een argument, gebaseerd op veiligheid in het politiewerk. Ze verplaatst zich hiermee nadrukkelijk in de schoenen van agent De Vries en redeneert vanuit zijn perspectief. Ze beschouwt de cowboyhoed als onveilig wanneer hij hard moet rennen. De basis van dit argument functioneert tegelijkertijd als basis voor haar tegenbewering. De brandweerhelm is veilig, ‘want dan doet-ie zich niet pijn’ (3 en 4). De tegengestelde posities >> zijn duidelijk ingenomen wanneer Myrte en Inge HJK mei 2016

5


kunst & cultuur

Historisch ontluikend tijdsbesef in groep 1/2

Tijdreizen met historische thema’s Op de meeste scholen in Nederland start het geschiedenisonderwijs pas in groep 5, terwijl jonge kinderen al enorm geboeid kunnen zijn door historische thema’s, zoals ‘Ridders en kastelen’. Ze kunnen aandachtig luisteren naar historische verhalen en vragen stellen over historische onderwerpen die ze zien op televisie of tijdens een bezoek aan een museum. Op basisschool De Wieken in Vught is in een themaweek gewerkt met het thema ‘Tijdmachine’.

Marjan de Groot-Reuvekamp is docent geschiedenis aan de pabo van Fontys in ‘s-Hertogenbosch en werkt bij de Universiteit van Amsterdam aan een promotieonderzoek over het bevorderen van historisch tijdsbesef bij leerlingen in het basisonderwijs Patrick Jansen is student aan de pabo van Fontys in ‘s-Hertogenbosch

V

oor haar promotieonderzoek werkt Marjan de Groot-Reuvekamp aan het bevorderen van historisch tijdsbesef bij leerlingen in het basisonderwijs. Door historisch tijdsbesef kunnen leerlingen gebeurtenissen in een tijd plaatsen, zich er een voorstelling bij maken en verschillende tijden met elkaar en met ‘nu’ vergelijken. Dit is niet alleen belangrijk voor geschiedenisonderwijs, maar ook voor het begrijpen van de huidige samenleving, waarin kinderen al van jongs af aan via moderne media voortdurend met beelden en informatiestromen worden geconfronteerd. Om leerkrachten te ondersteunen bij hun onderwijs in historisch tijdsbesef heeft De Groot-Reuvekamp (2015) een model ontwikkeld met drie niveaus: ontluikend historisch tijdsbesef, aanvankelijk historisch tijdsbesef en voortgezet historisch tijdsbesef (zie tabel 1 op p. 13). Met dit model is Patrick Jansen, een van haar studenten op Fontys Pabo in ’s-Hertogenbosch, aan de slag gegaan met het

De gebruikte materialen tijdens een themaweek met het thema ‘Tijdmachine’: een tijdmachine, prentenboeken en een klassikale tijdbalk

10

HJK mei 2016

ontwikkelen van een themaweek voor de kleuters van zijn stagegroep. ‘Ik was erg benieuwd naar de ontwikkeling van het historisch tijdsbesef bij jonge kinderen. In vorige stages had ik al gezien dat leerkrachten werken met thema’s, zoals ‘Het kind als baby’, maar onderwerpen over historische periodes was ik nog niet vaak tegengekomen. Dat was dan ook de grootste uitdaging van dit project: uitdagende geschiedenisonderwerpen selecteren voor kleuters’, legt Jansen uit waarom hij met het thema ‘Tijdmachine’ aan de slag is gegaan. ‘Omdat het thema ‘Dinosaurussen’ al het hele schooljaar leefde, besloot ik hiermee te starten en daarna met de kleuters door de tijd te reizen naar de tijd van ridders en kastelen, de tijd van opa en oma en de tijd van nu. Om de verschillende tijden bij de kleuters te introduceren, maakte ik een tijdmachine: een kartonnen doos, versierd met aluminiumfolie, met een gleuf waar iets uit kan komen en een oud computertoetsenbord.’

Doelen historisch tijdsbesef Met dit thema wordt gewerkt aan een aantal doelen voor onder andere taal, rekenen, geschiedenis, dans, muziek en beeldende vorming. In dit artikel wordt vooral ingegaan op de doelen voor historisch tijdsbesef (zie tabel 1 op p. 13). In de tabel worden doelen op drie niveaus onderscheiden. Niveau A, het ontluikend historisch tijdsbesef, is het niveau dat past bij de kleuterleeftijd. Voor jou als leerkracht biedt dit schema houvast om doelgericht te kunnen werken aan de ontwikkeling van historisch tijdsbesef. Tijdens de themaweek is gewerkt aan het toepassen van tijdsaanduidingen (doel 1), doordat de kinderen de begrippen het langst geleden, heel lang geleden, lang geleden en nu gebruiken. Een eenvoudige klassikale tijdbalk, die duidelijk zichtbaar in het lokaal hangt, dient als middel om kinderen daarbij te ondersteunen. Op de klassikale tijdbalk wordt elke dag


•Foto’s: Patrick Jansen

Tijdens de afsluiting van de themaweek kwamen de behandelde tijdvakken aan bod middels liedjes en dansen

een afbeelding toegevoegd van het tijdvak waar op dat moment aandacht aan besteed wordt. Daarmee wordt gewerkt aan zowel doel 3 als aan doel 2 (gebeurtenissen plaatsen op een tijdlijn en deze in chronologische volgorde plaatsen). Van de aangeboden tijdvakken zijn kenmerkende aspecten (doel 4) naar voren gekomen en daarbij wordt ook gewerkt aan de uitbreiding van de woordenschat met begrippen als planteneters en vleeseters, kastelen, ophaalbrug, gracht en museum. Ook is steeds gekeken wat er door de tijd heen veranderd is of hetzelfde is gebleven (doel 5). De tijdmachine introduceren Op een ochtend stond er een tijdmachine in de hoek van het lokaal. De kleuters waren meteen bij binnenkomst erg nieuwsgierig wat dit zou zijn. Toen duidelijk werd dat het een tijdmachine was en dat er een gleuf in zat, ontdekten ze dat er iets in lag. Er kwam een prentenboek uit over dinosaurussen: Gigantosaurus van Jonny Duddle (2015). Dit prentenboek is in de kring gelezen, waarbij de prachtige, gedetailleerde prenten veel reacties uitlokten. Van tekenfilms en speelgoed kenden sommige kinderen al enkele dinosaurussoorten die in het boek voorkomen, zoals de Diplodocus en de Stegosaurus. Ze wilden graag laten horen wat ze al wisten, zoals dat een dinosaurus vegetariër was of kon vliegen. Bij het introduceren van de dinosaurustijd werd al snel duidelijk dat er niet gesproken werd over iets dat pas net is afgelopen. De kinderen beseften dit goed: ‘Het is echt héél, héél lang geleden.’ Door dit expliciet te bespreken, werd er

gewerkt aan de doelen over tijdsaanduidingen en chronologische volgorde. Ook het doel van het leren kennen van de kenmerkende aspecten van de tijd van de dinosaurussen kwam aan bod in het kringgesprek, zoals er waren nog geen mensen, dinosaurussen waren heel groot en sterk en dinosaurussen eten planten en/of dieren. Deze aspecten kwamen ook naar voren tijdens de muzische activiteit waarbij de kinderen lijfelijk ervaren hebben dat een dinosaurus groot, sterk en gevaarlijk was. Kinderen maakten hun nek langer en zeiden: ‘Ik ben een Diplodocus!’ Ze maakten van hun handen scherpe klauwen en toverden een gevaarlijke gezichtsuitdrukking op hun gezicht. De grootte van de dinosaurussen werd de kinderen vooral duidelijk bij de rekenactiviteit, waarbij deze gemeten zijn en gekeken is hoeveel kinderen er in de lengte van een dinosaurus passen. Vragen over vroeger stellen Op een andere dag tijdens de themaweek kwam er een briefje uit de tijdmachine met de mededeling dat er vandaag grootouders in de klas zouden komen die graag wilden vertellen over vroeger. Twee oma’s van kinderen werden verwelkomd in de kring en de kinderen mochten vragen stellen. Bij deze activiteit is vooral gewerkt aan doelen voor continuïteit en verandering uit het model voor historisch tijdsbesef. In het gesprek met de oma’s is bewust gevraagd wat er voor de kinderen nu nog hetzelfde is als toen de oma’s klein waren en wat er veranderd is. Aan de vragen van de kinderen was >> HJK mei 2016

11


spelen

Congres ‘Het jonge kind op het juiste spoor’

Spelend onderweg naar morgen Tijdens het congres ‘Het jonge kind op het juiste spoor’ van de Algemene Onderwijsbond (AOb) en De Wereld van het Jonge Kind (HJK) stond de vraag centraal hoe leerkrachten het onderwijs aan jonge kinderen zo goed mogelijk kunnen vormgeven. Er zijn veel interessante onderwerpen aan bod gekomen tijdens de lezingen en workshops. In een terugblik worden enkele inzichten van deze dag besproken die de centrale vraag proberen te beantwoorden.

S

pel is een belangrijke context waarbinnen jonge kinderen leren. Tijdens de opening van het congres ‘Het jonge kind op het juiste spoor’ op 6 april jl. in de Rijtuigenloods in Amersfoort wordt dit door Aleid Beets Kessens, redactievoorzitter van HJK, benadrukt met de slogan ‘spelen = ontwikkelen = leren’. Beets Kessens klinkt overtuigend als ze uitlegt dat uit zinvol spel mooie leerervaringen ontstaan. Ze spoort leerkrachten aan om kinderen daarbij te helpen. Terwijl haar publiek aandachtig luistert, stelt Beets Kessens dat we het kind al spelend op het juiste spoor krijgen: spelend onderweg naar morgen. Ook Elly Singer, pedagoog en kinderpsycholoog en spreker tijdens het congres, benadrukt het belang van spelend leren. Singer geeft aan dat de allereerste communicatie van jonge kinderen met hun buitenwereld verloopt via het spelen. Het is een manier van contact leggen, waardoor er een gezamenlijke wereld

• Irma Smegen

Maud van Renswouw is masterstudent Onderwijs­ pedagogiek en Klinische Ontwikkelingspsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam

Elly Singer gaf de boodschap ‘zorg voor een speels creatief pedagogische cultuur’ mee

16

HJK mei 2016

ontstaat. Kinderen hebben creativiteit en speelsheid nodig. Singer sluit af met een boodschap aan haar publiek: zorg voor een speels creatief pedagogische cultuur. Op deze manier krijgen we het kind spelend op het juiste spoor.

Help kinderen de wereld ontdekken Kinderen proberen al spelend de wereld om zich heen te begrijpen. Veel van wat zij doen, komt voort uit een drang om de wereld te snappen. Op deze manier ontdekken zij niet alleen het onbekende, maar oefenen ze ook het bekende. Door activiteiten, zoals ‘keukentje spelen’, herhalen kinderen handelend de vaardigheden en kennis die ze al hebben. Deze herhaling versterkt de neurale netwerken en stimuleert de cognitieve ontwikkeling, zo stelt Singer. Singer geeft aan dat zolang een kind iets blijft herhalen, hij hierover nog meer kennis opdoet. Houdt hij ermee op, dan heeft hij de vaardigheid verwerkt. In haar onderzoek bestudeert Singer de rol van de leerkracht in relatie tot spelbetrokkenheid. Haar onderzoek laat zien dat wanneer een leerkracht tijdens de spelactiviteiten nabij is, maar op een vaste plek blijft, de kans op hoge spelbetrokkenheid van de kinderen groter is. Kinderen kunnen zo zelf kiezen hoe dicht ze bij de leerkracht willen komen en worden zo niet onnodig gestoord in hun spel. Bied een veilige basis Leerkrachten fungeren naast ouders als belangrijke hechtingsfiguren voor schoolgaande kinderen. De rustige betrokkenheid van de leerkracht waar Singer van uitgaat, kan dienen als veilige basis van waaruit kinderen al spelend de wereld kunnen ontdekken. Deze veilige basis komt voort uit de goede relatie van een kind met zijn hechtingsfiguren. Dat is essentieel om te leren over de omgeving (Schuengel, 2000). De veilige basis moet


• Irma Smegen

Aan de slag tijdens een workshop: hoe creëer je een rijke leeromgeving met alledaagse materialen?

voor het kind aanvoelen als een onvoorwaardelijke toewijding van de leerkracht. Steven Pont, ontwikkelingspsycholoog en gezinstherapeut, definieert leren als ‘de onveiligheid opzoeken’. Wanneer je iemand iets leert, breng je hem in een situatie die hij nog niet kent. Het is dan van belang dat het kind weet dat jij achter hem blijft staan en dat die veilige basis stabiel is. De ontwikkeling van kinderen is gevoelig voor de reacties die zij krijgen vanuit hun omgeving. Het is daarom belangrijk te letten op de reacties die we kinderen geven in bepaalde situaties, zoals tijdens spelactiviteiten. Door kinderen een veilige basis te bieden in hun spel, kunnen mooie leerervaringen ontstaan. Geef de juiste klei In een onderbouwklas zijn de kinderen aan het tekenen. Een meisje heeft haar tekening af en loopt naar haar juf om hem te laten zien. De juf bekijkt de tekening en zegt vol afschuw: ‘Dit is echt een heel lelijke tekening, hoe durf je die aan mij te geven?’ De kans dat dit meisje nog een keer naar de tekenkast loopt om aan een nieuwe tekening te beginnen is klein. Nu een andere situatie. Hetzelfde meisje loopt met dezelfde tekening naar haar juf. De juf reageert als volgt: ‘Oh, wat een mooie tekening! Mag ik hem meenemen? Dan kan ik hem thuis ophangen!’ De kans dat dit meisje aan een nieuwe tekening begint is een stuk groter.

Hetzelfde meisje, dezelfde tekening, maar een andere reactie. Met dit voorbeeld benadrukt Pont het belang van de reacties van ouders en leerkrachten op kinderen. Een reactie is ‘de klei die je als opvoeder meegeeft aan een kind’. Het beeld dat de kinderen kleien, met de klei die wij hen geven, is hun zelfbeeld. Zij kunnen die klei niet zelf maken. Daar zijn opvoeders voor. Bekijk het volgende filmpje en zie hoe het kind kleit met de reactie van de volwassene: https://youtu.be/7FC4qRD1vn8. Hoe het komt dat kinderen zo vatbaar zijn voor de reacties van leerkrachten en ouders, verklaart Pont aan de hand van een gedachte-experiment. Stel, je zet een hamster net na de geboorte alleen in een afgesloten hokje, uiteraard met voldoende voedsel en water. Als je dit hokje na drie of vier maanden openmaakt, wat zie je dan? Juist, een hamster. Wanneer je dit experiment zou herhalen met een pasgeboren baby en je doet na acht of negen maanden het deurtje weer open, zou je het kind niet meer herkennen als mens. Waarin zit dat verschil? Het gedrag van de hamster is voor 98 procent instinctief en slechts voor 2 procent aangeleerd. Bij de mens is dat anders. Ons gedrag wordt voor een groot deel aangeleerd: mensen worden gemaakt als mens. Met de kleimetafoor geeft Pont aan dat de reacties die wij geven op kinderen hun zelfbeeld vullen. Zelfvertrouwen is >> HJK mei 2016

17


ge ondheid

Achtergrond en verschijnselen van astma

Juf, mag ik een pufje pakken? Jasper heeft astma, welke impact heeft een chronische ziekte als astma op een kind? Het gaat niet alleen om het ziekteverzuim als hij een benauwdheidsaanval heeft, maar ook over de klachten die hij (iedere dag) zou kunnen hebben, zoals bij het buitenspelen. Daarvoor heeft hij medicatie nodig, maar veel kinderen durven hun medicijnen niet te gebruiken in de klas. Als leerkracht kun je een belangrijke rol spelen bij het herkennen van de klachten, evenals bij het in de groep bespreekbaar maken van de ziekte wanneer er medicijnen nodig zijn.

Marianne Brouwer is kinderarts-pulmonoloog bij het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ) Petra Stevens is kinderastmaverpleegkundige bij het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ)

K

lachten van benauwdheid en piepen komen veel voor. Circa 20 procent van de peuters heeft astmasymptomen. Dit getal neemt af met de leeftijd tot circa 12 procent bij kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 14 jaar. Meestal zijn dit incidentele klachten. Ongeveer 10 procent van de kinderen heeft astma doordat er een diagnose is gesteld door een dokter. Deze getallen zijn afkomstig uit de PIAMA-studie (Caudri et al, 2009), waarin een Nederlands geboortecohort is gevolgd. Dit betekent dat er in een gemiddelde schoolklas van vijfentwintig tot dertig kinderen twee tot drie kinderen met astma zitten. Vaak weten ze dat niet van elkaar. Astmamedicatie Als Jasper 3 jaar is, komt hij voor het eerst bij de huisarts, omdat hij benauwd is. Als baby kwam hij er vaker, omdat hij eczeem had en daarvoor zalven voorgeschreven kreeg, maar de laatste twee jaar heeft de huisarts hem niet gezien. Nu is Jasper verkouden. Hij hoest veel en heeft een piepende ademhaling als hij rent. Als de huisarts naar zijn longen luistert, hoort hij een piepende ademhaling. Hij geeft Jasper twee inhalaties met salbutamol en luistert na een kwartier nog eens naar zijn longen, dan gaat het al veel beter. De huisarts schrijft salbutamol met

Salbutamol: inhalatiemedicijn Astmamedicatie wordt meestal toegediend in de vorm van inhalatiemedicijnen, zodat het medicijn direct in de luchtwegen terechtkomt. Het pufje moet ingeademd worden. Omdat het lastig is om dat op het goede moment te doen, wordt het in een voorzetkamer gespoten en kan het kind met een aantal ademteugen achter elkaar alle medicijnen inademen. Het medicijn salbutamol ontspant de spieren in de luchtwegen, waardoor de luchtwegen ruimer worden. Het kind kan hierdoor gemakkelijker ademen en is minder benauwd.

22

HJK mei 2016

een voorzetkamer voor, en zijn ouders kunnen dat thuis geven als hij benauwd is (zie het kader ‘Salbutamol: inhalatiemedicijn’ op deze bladzijde voor informatie over dit medicijn).

Astma bij jonge kinderen Kinderen presenteren zich vaak op jonge leeftijd met benauwdheidsklachten bij een virusinfectie. Op dat moment is het meestal moeilijk om een goede diagnose te stellen. Bij veel peuters zijn de klachten tijdelijk, we noemen dat ‘episodisch viraal piepen’. Er is sprake van prikkelbare luchtwegen die reageren op virusinfecties. Meestal is behandeling tijdens de benauwdheidsepisodes voldoende, maar soms verlopen de aanvallen zo ernstig dat er onderhoudsbehandelingen of ziekenhuisopnames nodig zijn. Episodisch viraal piepen gaat meestal over als het kind 6 jaar is, maar soms houden de klachten langer aan. Als er sprake is van frequenter piepen (door andere prikkels, zoals dieren, stof, inspanning, et cetera), een kind allergisch is en in het gezin astma, hooikoorts of eczeem voorkomt, dan wordt de kans groter dat er sprake is van een eerste presentatie van astma. In de loop van de tijd wordt dat duidelijk. Definitie van astma Astma is een chronische ziekte met episodes van luchtwegvernauwing als gevolg van inflammatie (een ontstekingsreactie) in de luchtwegwand. De benauwdheidsperiodes worden uitgelokt door prikkels. Dit kunnen aspecifieke prikkels zijn, zoals infecties, inspanning, rook, weersomstandigheden, lachen en huilen, of luchtjes, zoals parfum, baklucht of uitlaatgassen. De prikkels kunnen ook specifiek (of allergisch) zijn, zoals huisstofmijt, huidschilfers van huisdieren, pollen van grassen, bomen of onkruid of schimmels. Specifieke allergische prikkels leiden tot een reactie van het immuunsysteem, dat de ontsteking en prikkelbaarheid


• Richard Martens

Tijdens een inhalatie-instructie leert een kind hoe een pufje met een voorzetkamer werkt

uitlokt. Niet-specifieke prikkels lokken vooral een prikkelbaarheidsreactie uit. Deze bestaat uit het samentrekken van de spiertjes in de luchtwegwand, waardoor de luchtwegen nauwer worden (zie figuur 1 hieronder voor een schematische weergave). De ontstekingsreactie leidt tot prikkelbaarheid, maar ook tot een zwelling in de luchtwegwand en slijmvorming. Klachten die passen bij astma zijn piepen, hoesten en kortademigheid of benauwdheid. De klachten keren steeds weer terug, ontstaan in reactie op allergene of aspecifieke prikkels en zijn ‘s nachts het ergst. Vaak is er sprake van allergische klachten (astma, hooikoorts, eczeem of voedselallergie) in de familie en heeft een kind zelf ook een allergische aandoening in de voorgeschiedenis. Belangrijk is dat de klachten verbeteren als er luchtwegverwijders worden gegeven.

Figuur 1 – Een open luchtweg (links) en een astmatische luchtweg (rechts)

Extra zuurstofbehoefte Jasper reageert goed op de pufjes en gaat hiermee naar huis. De huisarts maakt met zijn ouders de afspraak om over twee weken te kijken hoe het gaat. In de periode daarna heeft Jasper regelmatig pufjes nodig. Daarom schrijft de huisarts ook een ontstekingsremmer voor en geeft hij voorlichting over het vermijden van prikkels, zoals sigarettenrook. Ondanks het dagelijks gebruik van de ontstekingsremmer wordt Jasper een jaar na het eerste bezoek aan de huisarts nog een keer ernstig benauwd. Hij reageert onvoldoende op de pufjes salbutamol en wordt verwezen naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Hier blijkt dat hij ook extra zuurstofbehoefte heeft. Hij krijgt medicijnen via een vernevelaar (prednison, een sterke ontstekingsremmer) en wordt opgenomen. Tijdens de opname knapt hij gelukkig goed op.

Astmabehandeling kinderarts Wanneer kinderen onvoldoende reageren op de standaardbehandeling voor astma worden ze doorverwezen naar de kinderarts. Dan wordt de diagnose opnieuw gesteld. Soms blijkt er geen sprake te zijn van astma, maar is er iets anders aan de hand. Om de diagnose te stellen wordt de anamnese (het verhaal van de patiënt en de ouders en de bevindingen van de huisarts) en lichamelijk onderzoek gebruikt. Aanvullend

>>

HJK mei 2016

23


natuur & techniek

Creativiteit stimuleren met behulp van de natuur

Wat doe jij met konijnenkeutels? Creatief zijn met natuurlijke materialen is een geschikte manier van kennis opdoen over de seizoenen en de natuur. Dit geeft het naar buiten gaan een nieuw doel: het verzamelen van materialen om mee aan de slag te gaan en de creativiteit van je leerlingen mee te stimuleren.

Saskia Koper (www.koperstudio.nl) is kunstzinnig therapeut, kunstenaar en leerkracht Barbara Rijpkema is bioloog, projectleider en auteur

I

n groepen op scholen wordt vaak gewerkt met de seizoenen. De natuur is een grote bron van inspiratie en van materialen. Ieder seizoen is anders: per seizoen zijn er buiten andere dingen te vinden, te zien en te doen. De bomen hebben andere kleuren, de lucht ruikt anders en er liggen andere dingen op de grond. De zintuigen worden volop ‘aangezet’. De ervaring leert dat als je kinderen zelf hun materialen laat verzamelen, je al begint met het creatieve proces. Door na het verzamelen met de betreffende materialen aan de slag te gaan, gaat de beleving nog een stapje verder. De materialen worden nauwkeurig bekeken, betast en gerangschikt. Op deze manier leren kinderen creëren en bedenken. Je zult merken dat de concentratie bij het werken dan ook groter is, omdat ze hun zelfbedachte plan gaan uitvoeren.

• Saskia Koper

Van buiten naar binnen Creatief bezig zijn gaat veel verder dan poppetjes tekenen of knippen en plakken. Kinderen zijn continu de wereld aan het ontdekken en

Los dilemma’s op: zorg ervoor dat bladeren niet breken als je ze opplakt

28

HJK mei 2016

zijn nieuwsgierig. Creativiteit heeft niet zozeer te maken met wat je doet, maar meer met de manier waarop je iets doet: vernieuwing is waardevol (Einon, 2002). Alles wat geprobeerd en gemaakt wordt, is nieuw en kun je beschouwen als kleine experimenten. Wat doet het materiaal en wat kan het kind ermee? Het laat de manier van denken en doen van een kind zien. Kan het kind zelf iets bedenken? Wat doet het als zijn plan niet lukt? Durft het zijn eigen ideeën te laten zien? Door creatief aan de slag te gaan, oefent het kind verschillende vaardigheden: • Creëren (een idee hebben: waar begin ik en hoe zet ik iets in elkaar?); • Concentratievermogen; • Leren een proces te doorlopen (beginnen, doorzetten en afmaken); • Waarnemen; • Probleemoplossend denken en/of handelen (het lukt niet, en nu?); • Ruimtelijk inzicht; • Motorische vaardigheden. In een onderzoek van de Gezondheidsraad (2004) kwam naar voren dat de natuur een kalmerende invloed heeft op de hartslag en de spierspanning, dat agressief gedrag bij kinderen afneemt en dat iemand met ADHD zich langer kan concentreren dan normaal na activiteiten in een natuurlijke omgeving. De natuur kan daarom een behulpzame bron zijn bij het stimuleren van de creativiteit. Het zet kinderen, en volwassenen, ‘aan’. Het mooie van het combineren van creatief werken en de natuur is dat buiten veel inspiratie te vinden is. Er zijn zoveel verschillende materialen, kleuren en vormen dat het kinderbrein al snel geprikkeld wordt. Daarmee creëer je een grote kans op een succeservaring. Heeft het kind konijnenkeutels gevonden? Laat de leerling het spoor volgen, naar andere tekens en signalen kijken en onderzoeken waar en hoe de konijnen wonen. Daarna kan het kind schilderen vanuit de beleving en de wereld van het konijn. Of maak eens een kleurenwiel en


• Rianne Schoemaker

Kinderen zien werken met natuurlijke materialen als kleine experimenten

laat de kinderen materialen in de juiste kleuren zoeken. In de natuur komen zij alle kleuren van de regenboog tegen. En hoe kun je als leerkracht en leidster ervoor zorgen dat het verzamelen en werken met deze materialen een succes wordt?

Samen op pad Het verzamelen van de materialen is de helft van het plezier. Dat kan best een onderneming zijn, dus zorg voor een goede voorbereiding: • Zorg dat de kleding van de leerlingen past bij de zoektocht. Een regenpak en laarzen in de herfst en zonnebrand en een zonnehoedje in de zomer. Een lange broek is handig in het bos om stekels van planten en tekenbeten te voorkomen; • Neem een tas mee die stevig is en vies mag worden. Extra plastic zakjes of doosjes maken het gemakkelijk om gevonden materialen soort bij soort te bewaren. Bladeren bij bladeren en schelpen bij schelpen; • Een loeppotje of vergrootglas om onderweg de vondsten te bekijken is heel waardevol, evenals een verrekijker; • Neem dingen mee die op de grond liggen. Pluk geen bladeren of vruchten van de bomen (uitgezonderd bramen en bessen, die kun je beter plukken als ze nog aan de plant zitten); • Laat wat over. Pluk niet alle bloemen in het veld, maar laat wat achter voor de vlinders. Neem niet alle takken mee, maar laat wat over voor de

vogels om een nestje mee te bouwen. Leer de kinderen dat de dieren ook gebruikmaken van de natuur en dat we hen die kans moeten geven.

Aan de slag Als de kinderen aan de slag gaan met de nieuwe materialen staan beleving en ontdekken voorop. Hiermee kunnen experimenteren is leerzamer dan het resultaat van het werk. Iets namaken of alle kinderen dezelfde werkjes laten maken, gaat om iets anders. Allemaal hetzelfde knippen is prima als je oefent op knipvaardigheden, maar het levert geen bijdrage aan de ontwikkeling van Voorzichtig zijn met gevaarlijke materialen Niet alle materialen zijn geschikt om mee te nemen. Pas op met onderstaande materialen: • Giftige bessen en bloemen (zoals bessen van een klimop, kamperfoelie of vuurdoorn en bloemen van vingerhoedskruid); • Paddenstoelen: sommige paddenstoelen zijn giftig. Gebruik een paddenstoelengids of ga op pad met een expert; • Kwallen: ook aangespoelde kwallen kunnen nog steken; • Brandharen of stekels: brandnetelplekken kun je deppen met spuug of een beetje azijn; • Breng ouders op de hoogte van de wandeling en geef het advies om de kinderen op teken te controleren. Een tekenbeet kan vervelende gevolgen hebben. De huisarts en de apotheekmedewerkers hebben hier meer informatie over. Vraag ze dus gerust om advies. >>

HJK mei 2016

29


Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen

Leren argumenteren door onenigheid

Tijdreizen met

historische thema’s Juf, mag ik een pufje

pakken?

Nr. 9 - Jaargang 43 – mei 2016

www.hjk-online.nl


Kiene kleuters in de klas Een kleuter met een ontwikkelingsvoorsprong wordt soms onterecht aangezien voor een kind met een gedragsstoornis. Hoe herkent u kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong? Wat zijn oorzaken en kenmerken van onderpresteren bij kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong? En hoe stimuleert u de sociaal-emotionele ontwikkeling van deze kleuters? Zorg dat u kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong herkent en begeleidt!

Begeleiden van kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong

dt dint a a r 82% gres aa con

Datum: Dinsdag 4 oktober 2016 Locatie: Antropia, Driebergen www.medilexonderwijs.nl/ontwikkelingsvoorsprong

Van groep 2 naar groep 3 Kleuters te vroeg of te laat naar groep 3 laten gaan kan stagnatie of andere problemen in de ontwikkeling veroorzaken. Wat zijn voorwaarden voor een kind om rijp te zijn voor groep 3? En hoe laat u de opbrengsten van de kleutergroep aansluiten bij de overgang naar groep 3? Waarborg een doorgaande ontwikkeling van groep 2 naar groep 3!

Een warme overgang van Speels naar schools leren

ities d e e g ocht! Voriv rk uit e

Datum: Donderdag 8 december Locatie: Leerhotel Het Klooster www.medilexonderwijs.nl/van2naar3

Medilex Onderwijs - Congressen en cursussen voor het onderwijs

T. 030 - 700 12 20

E. info@medilexonderwijs.nl


Inhoud

Colofon nr 9 - mei 2016

4

taal

Frans Hiddink

Leren argumenteren door onenigheid Kleuters ervaren onenigheid vaak als vervelend, omdat zij dit linken aan ruzie. Onenigheid is echter ook de basis voor leerzame argumentatieve gesprekken tussen kleuters om problemen op te lossen. Hoe stimuleer je kleuters om vanuit verschillende perspectieven te redeneren?

10

kunst & cultuur

Marjan de Groot-Reuvekamp en Patrick Jansen

Tijdreizen met historische thema’s

Op de meeste scholen start het geschiedenisonderwijs pas in groep 5, terwijl jonge kinderen al enorm geboeid kunnen zijn door historische thema’s, zoals ‘Ridders en kastelen’. Hoe kun je werken aan het ontluikend historisch tijdsbesef in groep 1 en 2 met het thema ‘Tijdmachine’?

16

spelen

Maud van Renswouw

Spelend onderweg naar morgen HJK en AOb organiseerden op 6 april jl. het congres ‘Het jonge kind op het juiste spoor’: 500 onderwijsprofessionals deden inspiratie op tijdens allerhande workshops. Hoe kun je als leerkracht het onderwijs aan jonge kinderen zo goed mogelijk vormgeven?

ge ondheid

22

Marianne Brouwer en Petra Stevens

Juf, mag ik een pufje pakken? Het is voor jou als leerkracht niet altijd gemakkelijk om astmaklachten te herkennen bij jonge kinderen. Je moet weten hoe astma zich presenteert, maar veel kinderen zijn er heel handig in geworden om klachten te vermijden. Hoe kun je hierbij met ouders en artsen samenwerken?

Rubrieken

... en verder 28 34

Saskia Koper en Barbara Rijpkema – Wat doe jij met konijnenkeutels? Verwacht in HJK

Vanaf nu kun je HJK lezen op tablet en pc via Schooltas. Elke maand vind je op deze plek de code die je daarvoor nodig hebt. Met deze code kun je ook in het digitaal archief waar je als abonnee exclusieve toegang toe hebt. Voor het meinummer van HJK is dat: enqwbgmmcngsbdjj. Via www.hjk-online.nl/hjk-schooltas lees je hoe je Schooltas installeert en gebruikt.

9 14 15 26 32 33

Aan de slag! BoekIndruk Donderstenen PrentenboekIndruk Prentenboek van de maand

HJK De wereld van het jonge kind Onafhankelijk vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen. Jaargang 43, nummer 9/2016 © 2016 – ISSN 0165-4772 Uitgave ThiemeMeulenhoff, Amersfoort Abonnementenadministratie HJK Abonneeservice Postbus 2238 5600 CE Eindhoven [T] 088 2266 691 [E] hjk@mijntijdschrift.com Abonnementsprijzen Regulier abonnement: Studentenabonnement: Proefabonnement (3 nummers): Los nummer: Extra jaarabonnement: Combi-abonnement HJK en JSW:

€ 75,€ 45,€ 10,€ 10,€ 50,€ 117,50

Alle prijzen zijn incl. BTW en porti binnen Neder­land. Woont u in het buitenland? Neem dan contact op met abonnementenbeheer. Abon­ne­ menten kunnen op elk gewenst moment ingaan. Opzeggingen uiterlijk 1 maand voor het aflopen van het abonnementsjaar. Bij niet tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch verlengd. Het abonnement dient schriftelijk opgezegd te worden bij de abonnementenadministratie (zie hierboven voor de contactgegevens). Hoofdredacteur Iris Nonkes-van den Berg Bureau- en webredacteur Twan Epe Redactie Aleid Beets Kessens (voorzitter), Denise Bontje, Chiel van der Veen, Anneke Elenbaas van Ommen, Ad van der Heijden, Henrike van den Hurck Redactieadres HJK Postbus 400 3800 AK Amersfoort [T] 033 448 34 54 [F] 033 448 3 999 [E] hjk@thiememeulenhoff.nl [I] www.hjk-online.nl Netwerkleden Diny van der Aalsvoort, Annerieke Boland, Ingrid van Bommel-Rutgers, Kees Both, Kim Freriks, Ruben Fukkink, Sanne Huijbregts, Bea Pompert, Ben Semmekrot, Elly Singer, Dirk van der Straaten, Marianne Verhallen, Peter de Vries Omslagfoto Femke van den Heuvel Ontwerp lay-out en vormgeving FIZZ reclame + communicatie – Meppel Druk Drukkerij Wilco Advertentie-exploitatie Joop Slor (joop@recent.nl) / Ray Aronds (ray@recent.nl) Postbus 17229 1001 JE Amsterdam [T] 020 330 89 98 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2016 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

Journaal

HJK mei 2016

3


taal

Beter samen problemen oplossen

Leren argumenteren door onenigheid Onenigheid wordt op school vaak als vervelend ervaren. Ook kleuters denken dat onenigheid, synoniem aan ruzie, voorkomen moet worden. Onenigheid is juist de basis voor leerzame argumentatieve gesprekken tussen kleuters bij het oplossen van problemen. Vanuit het lectoraat Taalgebruik & Leren van de NHL Hogeschool wordt, samen met leerkrachten, onderzoek gedaan naar de manier waarop kleuters verschillende perspectieven bespreken en beredeneren als ze samenwerken en hoe dit in de kleuterklas gestimuleerd kan worden.

Frans Hiddink werkt bij het lectoraat Taalgebruik & Leren en de pabo van de NHL Hogeschool te Leeuwarden

O

p zeven basisscholen hebben leerkrachten kleuters gestimuleerd om samen te werken en beter te overleggen. Gedurende het onderzoeksproject wisten leerkrachten dit steeds beter te organiseren met als gevolg dat de discussies steeds complexer werden. Daarbij formuleerden kleuters steeds vaker zelf discussiepunten en bespraken die uitvoeriger, juist rondom onenigheid.

Argumenteren in interactie Interactie is de basis voor leren. De groeiende aandacht hiervoor laat zien dat er niet alleen gekeken moet worden naar de taal-, maar ook naar de denkmogelijkheden van kinderen in gesprekken (Damhuis, 2008). Tegelijkertijd benadrukt Bereiter (2002) dat we in het onderwijs kinderen al op jonge leeftijd moeten leren samen aan problemen te werken om kennis te ontwikkelen. Samenwerking kan positieve effecten hebben op

1. Aanleiding

2. Reactie

3. Vervolg

Mogelijke handeling

Voorbeeld

Bewering

‘Er kan maar één zon getekend worden.’

Beschrijving

‘Wow, dit is echt gevaarlijk.’

Voorstel

‘Zullen we deze doen?’

Instemming

‘Ja, want...’

Afwijzing

‘Nee, niet zo, want...’

Tegenbewering

‘Nou, ik vind deze beter.’

Variatie van weinig tot zeer complex

Figuur 1 – Structuur argumentatieve gesprekken

4

HJK mei 2016

de denkontwikkeling van kinderen, maar vooral als zij hun standpunten beargumenteren en wanneer ze kritisch voortbouwen op elkaars ideeën. Mercer en Littleton (2007) ontdekten dat kinderen die zo samen overleggen en praten ook beter individueel problemen oplossen en zelfs hogere intelligentiescores halen. Hun onderzoek geeft aan dat we aandacht moeten hebben voor de manier waarop kleuters verschillende perspectieven bespreken en beredeneren als ze samenwerken. Vanuit het lectoraat Taalgebruik & Leren wordt, samen met leerkrachten, onderzocht hoe dit in de kleuterklas kan worden gestimuleerd. Daarvoor moet eerst geanalyseerd worden hoe kleuters gezamenlijk argumenteren. In dit artikel wordt beschreven hoe zij dit doen en welke rol onenigheid daarbij speelt voor de taalvaardigheidsontwikkeling. Ook wordt besproken hoe je die onenigheid in samenwerking kunt ontlokken.

Meest complexe argumentatie Er blijkt een grote variatie te zitten in argumentatieve gesprekken tussen kleuters. Ze verschillen in duur, lengte en wijze van afronding. Tegelijkertijd is er een verschil in complexiteit tussen de gesprekken: gesprekken waarin kleuters alleen argumenten leveren ter ondersteuning voor de eigen stelling of gesprekken waarin zij de geldigheid van elkaars argument of bewering ter discussie stellen. Binnen overlegactiviteiten van circa twintig minuten in de kleuterklas ontstaan verschillende discussiepunten, waarin kleuters argumenteren over elkaars beweringen, beschrijvingen en voorstellen. Ze gebruiken argumenten rondom verschillende manieren van reageren (zie figuur 1 ‘Structuur argumentatieve gesprekken’ hiernaast). De variatie in reactiewijze blijkt belangrijk te zijn voor het vervolg en de complexiteit van zo’n bespreking. Kinderen kunnen argumenten leveren


• Foto’s: Femke van den Heuvel

Als kleuters hun standpunten beargumenteren en met elkaar samenwerken, bouwen zij voort op elkaars ideeën

rondom een instemming, afwijzing of tegenbewering. Als kinderen het eens zijn met elkaar duurt het overleg vaak niet langer dan twee beurten. Wanneer een kind het voorstel van een ander afwijst, zien we veelal besprekingen die niet langer duren dan vier beurten, waarbij slechts één kind complexe taalhandelingen inzet. De meest complexe argumentatie zien we echter vooral wanneer kleuters reageren met een tegenbewering. Dan ontstaat er onenigheid, waarbij twee verschillende standpunten worden ingenomen. Vaak zien we dat beide kleuters meerdere argumenten leveren en ook complexere argumentatieve handelingen verrichten om deze cognitieve onenigheid op te lossen. De tegenbewering blijkt dus een erg belangrijke aanleiding te zijn voor een discussie, die profijtelijk is voor de taalvaardigheidsontwikkeling. Figuur 2 (op p. 6) laat een voorbeeld zien van zo’n complex argumentatief gesprek rondom een tegenbewering: beide kleuters leveren (meerdere) argumenten tegen elkaars bewering en bediscussiëren de geldigheid van de argumenten. Het fragment is een onderdeel van een verhalend ontwerp, waarin de klas meedenkt met agent De Vries, die zijn pet kwijt is. Juf Renske werkt aan het verhalend ontwerp waarin agent De Vries centraal staat. Hij is zijn politiepet

verloren en nu neemt niemand hem meer serieus. Willen de kinderen meedenken over oplossingen? Een mogelijkheid kan komen uit een koffer die gevuld is met allerlei hoeden, petten en mutsen. Kleuters moeten in tweetallen beslissen welk hoofddeksel het beste kan zijn voor hem. Doordat er heel veel verschillende opties zijn, waarvoor allemaal wel iets te zeggen valt, pakken kinderen elke keer een alternatief (tegenbewering) en beargumenteren ze deze keuze, zoals te lezen valt in onderstaande casus en in figuur 2 op de volgende pagina. Inge en Myrte overleggen welk hoofddeksel het beste is. Het gesprek begint met het voorstel van Myrte om de cowboyhoed te kiezen (2). Inge wijst dit af en levert hiervoor een argument, gebaseerd op veiligheid in het politiewerk. Ze verplaatst zich hiermee nadrukkelijk in de schoenen van agent De Vries en redeneert vanuit zijn perspectief. Ze beschouwt de cowboyhoed als onveilig wanneer hij hard moet rennen. De basis van dit argument functioneert tegelijkertijd als basis voor haar tegenbewering. De brandweerhelm is veilig, ‘want dan doet-ie zich niet pijn’ (3 en 4). De tegengestelde posities >> zijn duidelijk ingenomen wanneer Myrte en Inge HJK mei 2016

5


Naam

Transcript

1

Inge

Maar we moeten één kiezen.

2

Myrte

Zullen we deze doen (heeft een cowboyhoed op)?

1. Voorstel.

3

Inge

Nah (heeft een ontevreden blik), nah, als een politie hard moet rennen kan-ie niet zo, zo, zo veilig vallen (en tikt een paar keer met haar hand op haar hoofd).

2. Afwijzing met een argument tegen het voorstel.

4

Inge

Maar bij deze kan-ie wel veilig vallen, want dan doet-ie zich niet pijn (en doet de brandweerhelm op).

Een tegenbewering met een argument.

5

Myrte

Maar hij kan toch met deze wel?

Herhaling van het voorstel.

6

Inge

Nou, ik vind deze beter, want als hij struikelt en op zijn hoofd valt, doet-ie zich gewoon pijn.

Herhaling van de tegenbewering met een argument.

7

Myrte

Ja, maar als-ie holt zonder pet heeft en hij, en hij, uh, valt heel hard op zijn hoo-oofd, dan heb hij wel een hersenschudding.

Argument tegen de tegenbewering.

8

Inge

Ja, dan heb hij wel een hersenschudding, ja. Maar met die kan-ie ook een hersenschudding hebben.

Erkennen geldigheid van het argument, maar dat geldt ook voor het voorstel.

9

Myrte

Maar dan zegt iedereen tegen die brandweer: ‘Oh ik heb geen brand, oh ik heb geen brand, ik heb brand, ik heb brand.’

Nieuw argument (2) tegen de tegenbewering.

10

Inge

Maar dan zeggen ze tegen jou iets anders hè? Tegen jou zeggen ze ook weer wat, maar ik weet niet wat.

Erkennen geldigheid van het argument, maar dat geldt ook voor het voorstel.

11

Myrte

En als (pakt een groene pruik en doet de pruik op haar hoofd) deze nou eens doet?

Voorstel voor een alternatief.

(Vervolgens bediscussiëren ze dit alternatief en start een nieuw argumentatief gesprek.)

3. Vervolg.

12

Figuur 2 – Gesprek over een nieuwe pet voor agent De Vries

Do’s & don’ts bij argumenteren • Introduceer klassikaal de problemen van een hoofdpersoon (per post, per mail, per telefoon of per video). Dit werkt vooral als de kinderen de persoon willen helpen, de situatie zich in hun belevingswereld bevindt en er meerdere oplossingen mogelijk zijn; • Laat dit dan ook de opmaat vormen voor het overleg in groepjes: de oplossing moet niet te gesloten zijn (bedenk bijvoorbeeld hoe een warm land eruitziet), maar open (bijvoorbeeld een robot voor de koningin ontwerpen, zie het kader ‘Good practice ontwerpprobleem’ op de volgende pagina voor een voorbeeld); • Reflecteer met kinderen op hun overleg en formuleer samen gespreksregels; • Observeer en luister of beide kleuters een argument geven voor hun standpunt. Zo niet, toon interesse in de gedachte en de onderbouwing van de andere kleuter; • Deel materialen niet direct uit, maar laat de leerlingen eerst samen overleggen; • Beperk het materiaal, teveel daarvan kan leiden tot ‘naast elkaar werken’; • Materiaal moet ruimte bieden voor aanpassingen (tekenen op papier zorgt er bijvoorbeeld voor dat de uitkomst sneller vaststaat en biedt dus weinig ruimte voor aanpassing).

6

HJK mei 2016

Toelichting

de eigen ideeën herhalen. In het vervolg geeft Inge nog een argument tegen de suggestie van Myrte. De basis voor dit argument is hetzelfde, maar ze benoemt nu een andere situatie waarin de cowboyhoed niet zo veilig is (5 en 6). Myrte reageert op het tegenargument van Inge door – moeilijk geformuleerd – een situatie te schetsen die nog erger kan uitpakken voor de agent: als hij geen pet op heeft, holt en vervolgens valt, dan loopt hij zelfs een hersenschudding op. Nu hebben beide kleuters een argument gegeven voor het eigen standpunt, wat vaak leidt tot een complex vervolg, zo ook nu. Inge erkent dat de agent dan een hersenschudding kan hebben, maar ze stelt dat hij dat ook kan krijgen met een cowboyhoed (7 en 8). Zij neemt het argument van Myrte dus over en gebruikt het (opnieuw) als een argument tegen haar voorstel. Dan formuleert Myrte een nieuw tegenargument tegen het idee van Inge, vanuit het perspectief van anderen (9): ze suggereert dat er een misverstand zou kunnen ontstaan als de agent een brandweerhelm gaat dragen. Inge stelt dat een soortgelijk misverstand ook zou kunnen ontstaan bij de keuze van Myrte (10). Daarmee erkent ze tegelijkertijd dat het argument deugt. Myrte stelt dan een alternatief (een groene pruik) voor om het geschil op te lossen (11), waarop ze verder ingaan (12).


Taalvaardigheidsontwikkeling Figuur 2 (op p. 6) is een weergave van een fragment van twee minuten uit een zeer complexe discussie tussen kleuters, die in totaal vijftien minuten duurde en waaraan de leerkracht niet heeft deelgenomen. Dit illustreert dat samenwerking heel geschikt kan zijn voor de taalvaardigheidsontwikkeling van kleuters. Als ze de ruimte krijgen, stellen ze zelf verschillende problemen aan de orde die meer of minder complex besproken worden. Eerder bleek al dat leerkrachten het gesprek flink sturen, waardoor kleuters weinig ruimte hebben om mee te denken (Hiddink, 2014). Deze studie laat echter zien dat je als leerkracht vooral eerst moet luisteren en leerlingen de ruimte moet geven als je wilt ingrijpen. Ook laat het onderzoek zien dat bepaalde problemen meer of minder geschikt zijn voor leerzame discussies. Vooral problemen met ruimte voor tegenbeweringen en het in twijfel trekken van elkaars gedachten blijken complexe discussies te ontlokken (zie het kader ‘Do’s en don’ts bij argumenteren’ op p. 6). Onenigheid ontlokken In de loop van de studie, waarin leerkrachten vijf projecten hebben uitgevoerd in 2,5 jaar, is de variatie in de gesprekken tussen de kleuters toegenomen. Ze discussiëren vaker en uitgebreider met elkaar, waarbij ze gezamenlijk complexer redeneren en ze strategieën (bijvoorbeeld een alternatief) inzetten om het geschil op te lossen. Niet alleen de mogelijkheden in hun taalgebruik zijn gedurende het onderzoek toegenomen, kleuters hebben ook meer verschillende mogelijkheden opgebouwd om samen na te denken. Het zal gedeeltelijk het gevolg zijn van een natuurlijk rijpingsproces, maar leerkrachten hebben ook beter geleerd gezamenlijke probleemoplossingsgesprekken te faciliteren en te evalueren. Om dit te bevorderen is met hen samengewerkt om zo het kader te scheppen waarbinnen jonge kinderen de ruimte krijgen om te discussiëren. De videobeelden van elk project zijn nabesproken en er zijn formats ontwikkeld om leerkrachten te ondersteunen om stimulerende gesprekken binnen een verhalend ontwerp te voeren. Binnen de Schotse methodiek van Verhalend Ontwerpen doorloopt de klas aan de hand van de belevenissen van een hoofdpersoon een verhaal, vergelijkbaar met het Sinterklaasjournaal. Deze persoon loopt vaak tegen problemen aan, waarbij kleuters de ruimte krijgen om oplossingsgericht mee te denken. Zo worden ze aangesproken op wat ze kunnen en krijgen ze de ruimte voor eigen beslissingen en het nemen van initiatieven. Het is een mooie manier om te beginnen met samenwerkend leren in de kleuterklas. Tijdens het project bleek dat leerkrachten zo toch een gevoel van ‘controle’ hadden over een project van drie weken, terwijl kleuters de ruimte kregen voor hun eigen inbreng. De ontwikkelde formats, inclusief

Good practice ontwerpprobleem Juf Baukje werkt een verhalend ontwerp uit rondom professor Knowhow. Hij raakt geblesseerd, zijn laboratorium ontploft en hij heeft het heel druk. Op een zeker moment vraagt hij de hulp van de kleuters: de koningin heeft hem gevraagd een robot te ontwerpen, maar hij heeft geen tijd. In drietallen ontwerpen de kleuters een robot. Eerst moeten ze samen een beslissing nemen wat voor soort robot ze willen maken. Pas daarna wordt het materiaal uitgedeeld door de juf. Zo dwingt ze overleg af en voorkomt ze dat de kinderen gelijk dingen gaan doen. Na het gezamenlijke besluit mogen de leerlingen aan het werk met verschillende (wat betreft kleur en vorm) papiertjes en lijm. Dit zorgt ervoor dat ze gedurende de gehele activiteit tegenbeweringen doen door de papiertjes te verschuiven. Dit lukt minder wanneer ze het ontwerp moeten tekenen en de gemaakte keuzes blijvend zijn. ondersteuning voor leerkrachten, zijn gratis toegankelijk op www.taalgebruikinonderzoek.nl. In de loop van de tijd slaagden de leerkrachten er beter in om jonge kinderen ‘problemen’ binnen het kader van Verhalend Ontwerpen voor te leggen, met voldoende ruimte voor overleg rondom de ontwerp- en besluitproblemen, waarin zij tegenbeweringen konden formuleren. In ieder geval is duidelijk dat jonge kinderen – met ruimte en ondersteuning – zijn toegerust voor de maatschappij van de toekomst, waarin het samen oplossen van problemen en onenigheid een belangrijke vaardigheid is.

De koning is zijn kroon kwijt: welk hoofddeksel is een goed alternatief?

Literatuur • Bereiter, C. (2002). Education and mind in the knowledge age. Toronto: Ontario Institute for Studies in Education of the University of Toronto. • Damhuis, R. (2008). Gesprekken zijn de spil van onderwijs. Taalbeleid in uitvoering. Utrecht: Marnix Academie. • Hiddink, F. (2014). Gesprekken tussen leerlingen onderling en gesprekken met de leerkracht: een vergelijking. Tijdschrift Taal voor opleiders en onderwijsadviseurs, 8 (5), 23-31. • Mercer, N., & Littleton, K. (2007). Dialogue and the development of children’s thinking: a sociocultural approach. Londen: Routledge.

HJK mei 2016

7


Wil je op de hoogte blijven van de ontwikkelingen rondom het jonge kind? Neem nu een abonnement op HJK

Wil je niets missen, neem dan een abonnement op HJK én JSW en betaal slechts €117,50 per jaar

Ontvang 10 x HJK HJK lezen op tablet en pc via Schooltas

Krijg toegang tot het digitaal archief

Studenten ontvangen

40% korting

Samen voor €75,- per jaar Meer weten? Ga naar www.hjk-online.nl of bel 088-2266691


Aande slag!

In deze rubriek staat steeds een boek centraal waaruit leerkrachten ideeën kunnen putten die aansluiten bij hun week- of maandthema

Tentoonstelling Karel Appel Naar aanleiding van de overzichtstentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag hebben Imme Drost en Harrie Geelen een prachtig prentenboek gemaakt, waarin het leven van Karel Appel op een toegankelijke manier wordt verbeeld.

Het prentenboek Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat bestaat uit twintig vierregelige versjes en beschrijft chronologisch het leven van de schilder Karel Appel, wiens vader een kapperszaak had in de Dapperstraat te Amsterdam. Het was de bedoeling dat hij deze zou overnemen en dus zelf kapper zou worden. Maar Karel Appel leeft om te schilderen en tegen de wens van zijn ouders in gaat hij zijn droom achterna. Van zijn oom Karel leert hij schilderen en zo ontwikkelt hij zich van een berooide kunstenaar tot een van de beroemdste en rijkste kunstenaars van de wereld.

© Karel Appel Foundation

In eerste instantie wordt zijn werk niet serieus genomen en afgedaan als kinderwerk, maar juist de authenticiteit die je ook bij het werk van kinderen aantreft, raakt steeds meer mensen en wordt al tijden wereldwijd door velen gewaardeerd. Harrie Geelen verstaat de kunst om illustraties te maken waarmee hij trouw blijft aan zichzelf, maar tegelijkertijd een ode brengt aan het werk van Karel Appel. Kortom: een uitnodiging om snel zelf aan de slag te gaan. Laat de kinderen eerst goed naar de prenten kijken, terwijl je de tekst op rijm voorleest. Je kunt het hebben over kunst en het volgen van je dromen. Stel kijkvragen over de figuren en de attributen die in het boek voorkomen: kinderen, dieren en kappersgereedschappen worden gestileerd weergegeven. Naast het beeldaspect vorm speelt kleur ook een belangrijke rol in het werk van Karel Appel. En omdat hij in het begin van zijn carrière zo arm was, werkte hij op allerlei kosteloze materialen die voorhanden waren. Zo is op een van de afbeeldingen in het boek een lege doordrukstrip te zien waar overheen geschilderd is. De afbeelding waarop hij dakloos en moederziel alleen wordt afgebeeld, lijkt wel geschilderd op een stuk karton. Zorg voor een diversiteit aan materialen en laat de kinderen vormen schilderen op bijvoorbeeld inpakpapier. Voor de betekenis kun je ook gebruikmaken van de onderwerpen van de kunstenaar. Kijk daarvoor bijvoorbeeld ook naar het echte werk van Karel Appel, zoals spelende kinderen en de vele vogels die hij heeft geschilderd. Met behulp van plakkaatverf en kwasten worden de afbeeldingen op papier geschilderd en nadat ze zijn opgedroogd weer uitgeknipt. Vervolgens kunnen de uitgeknipte vormen weer op een andere ondergrond worden

Erica van de Kerkhof

© Leopold

(ehj.vandekerkhof@avans.nl) en Karen Leenaerts (cjgm.leenaerts@avans.nl) zijn beiden docent beeldende vorming aan de pabo van Avans Hogeschool in Breda

geplakt, zoals op een stuk karton. Daarna kan het kunstwerk verder worden uitgewerkt door andere kosteloze materialen toe te voegen en er weer overheen te schilderen. Als afsluiting kan de groep zelf een overzichtstentoonstelling organiseren, net als in een echt museum!

• Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat, Imme Dros en Harrie Geelen, Amsterdam: Leopold, ISBN 9789025868703, € 14,99

HJK mei 2016

9


kunst & cultuur

Historisch ontluikend tijdsbesef in groep 1/2

Tijdreizen met historische thema’s Op de meeste scholen in Nederland start het geschiedenisonderwijs pas in groep 5, terwijl jonge kinderen al enorm geboeid kunnen zijn door historische thema’s, zoals ‘Ridders en kastelen’. Ze kunnen aandachtig luisteren naar historische verhalen en vragen stellen over historische onderwerpen die ze zien op televisie of tijdens een bezoek aan een museum. Op basisschool De Wieken in Vught is in een themaweek gewerkt met het thema ‘Tijdmachine’.

Marjan de Groot-Reuvekamp is docent geschiedenis aan de pabo van Fontys in ‘s-Hertogenbosch en werkt bij de Universiteit van Amsterdam aan een promotieonderzoek over het bevorderen van historisch tijdsbesef bij leerlingen in het basisonderwijs Patrick Jansen is student aan de pabo van Fontys in ‘s-Hertogenbosch

V

oor haar promotieonderzoek werkt Marjan de Groot-Reuvekamp aan het bevorderen van historisch tijdsbesef bij leerlingen in het basisonderwijs. Door historisch tijdsbesef kunnen leerlingen gebeurtenissen in een tijd plaatsen, zich er een voorstelling bij maken en verschillende tijden met elkaar en met ‘nu’ vergelijken. Dit is niet alleen belangrijk voor geschiedenisonderwijs, maar ook voor het begrijpen van de huidige samenleving, waarin kinderen al van jongs af aan via moderne media voortdurend met beelden en informatiestromen worden geconfronteerd. Om leerkrachten te ondersteunen bij hun onderwijs in historisch tijdsbesef heeft De Groot-Reuvekamp (2015) een model ontwikkeld met drie niveaus: ontluikend historisch tijdsbesef, aanvankelijk historisch tijdsbesef en voortgezet historisch tijdsbesef (zie tabel 1 op p. 13). Met dit model is Patrick Jansen, een van haar studenten op Fontys Pabo in ’s-Hertogenbosch, aan de slag gegaan met het

De gebruikte materialen tijdens een themaweek met het thema ‘Tijdmachine’: een tijdmachine, prentenboeken en een klassikale tijdbalk

10

HJK mei 2016

ontwikkelen van een themaweek voor de kleuters van zijn stagegroep. ‘Ik was erg benieuwd naar de ontwikkeling van het historisch tijdsbesef bij jonge kinderen. In vorige stages had ik al gezien dat leerkrachten werken met thema’s, zoals ‘Het kind als baby’, maar onderwerpen over historische periodes was ik nog niet vaak tegengekomen. Dat was dan ook de grootste uitdaging van dit project: uitdagende geschiedenisonderwerpen selecteren voor kleuters’, legt Jansen uit waarom hij met het thema ‘Tijdmachine’ aan de slag is gegaan. ‘Omdat het thema ‘Dinosaurussen’ al het hele schooljaar leefde, besloot ik hiermee te starten en daarna met de kleuters door de tijd te reizen naar de tijd van ridders en kastelen, de tijd van opa en oma en de tijd van nu. Om de verschillende tijden bij de kleuters te introduceren, maakte ik een tijdmachine: een kartonnen doos, versierd met aluminiumfolie, met een gleuf waar iets uit kan komen en een oud computertoetsenbord.’

Doelen historisch tijdsbesef Met dit thema wordt gewerkt aan een aantal doelen voor onder andere taal, rekenen, geschiedenis, dans, muziek en beeldende vorming. In dit artikel wordt vooral ingegaan op de doelen voor historisch tijdsbesef (zie tabel 1 op p. 13). In de tabel worden doelen op drie niveaus onderscheiden. Niveau A, het ontluikend historisch tijdsbesef, is het niveau dat past bij de kleuterleeftijd. Voor jou als leerkracht biedt dit schema houvast om doelgericht te kunnen werken aan de ontwikkeling van historisch tijdsbesef. Tijdens de themaweek is gewerkt aan het toepassen van tijdsaanduidingen (doel 1), doordat de kinderen de begrippen het langst geleden, heel lang geleden, lang geleden en nu gebruiken. Een eenvoudige klassikale tijdbalk, die duidelijk zichtbaar in het lokaal hangt, dient als middel om kinderen daarbij te ondersteunen. Op de klassikale tijdbalk wordt elke dag


•Foto’s: Patrick Jansen

Tijdens de afsluiting van de themaweek kwamen de behandelde tijdvakken aan bod middels liedjes en dansen

een afbeelding toegevoegd van het tijdvak waar op dat moment aandacht aan besteed wordt. Daarmee wordt gewerkt aan zowel doel 3 als aan doel 2 (gebeurtenissen plaatsen op een tijdlijn en deze in chronologische volgorde plaatsen). Van de aangeboden tijdvakken zijn kenmerkende aspecten (doel 4) naar voren gekomen en daarbij wordt ook gewerkt aan de uitbreiding van de woordenschat met begrippen als planteneters en vleeseters, kastelen, ophaalbrug, gracht en museum. Ook is steeds gekeken wat er door de tijd heen veranderd is of hetzelfde is gebleven (doel 5). De tijdmachine introduceren Op een ochtend stond er een tijdmachine in de hoek van het lokaal. De kleuters waren meteen bij binnenkomst erg nieuwsgierig wat dit zou zijn. Toen duidelijk werd dat het een tijdmachine was en dat er een gleuf in zat, ontdekten ze dat er iets in lag. Er kwam een prentenboek uit over dinosaurussen: Gigantosaurus van Jonny Duddle (2015). Dit prentenboek is in de kring gelezen, waarbij de prachtige, gedetailleerde prenten veel reacties uitlokten. Van tekenfilms en speelgoed kenden sommige kinderen al enkele dinosaurussoorten die in het boek voorkomen, zoals de Diplodocus en de Stegosaurus. Ze wilden graag laten horen wat ze al wisten, zoals dat een dinosaurus vegetariër was of kon vliegen. Bij het introduceren van de dinosaurustijd werd al snel duidelijk dat er niet gesproken werd over iets dat pas net is afgelopen. De kinderen beseften dit goed: ‘Het is echt héél, héél lang geleden.’ Door dit expliciet te bespreken, werd er

gewerkt aan de doelen over tijdsaanduidingen en chronologische volgorde. Ook het doel van het leren kennen van de kenmerkende aspecten van de tijd van de dinosaurussen kwam aan bod in het kringgesprek, zoals er waren nog geen mensen, dinosaurussen waren heel groot en sterk en dinosaurussen eten planten en/of dieren. Deze aspecten kwamen ook naar voren tijdens de muzische activiteit waarbij de kinderen lijfelijk ervaren hebben dat een dinosaurus groot, sterk en gevaarlijk was. Kinderen maakten hun nek langer en zeiden: ‘Ik ben een Diplodocus!’ Ze maakten van hun handen scherpe klauwen en toverden een gevaarlijke gezichtsuitdrukking op hun gezicht. De grootte van de dinosaurussen werd de kinderen vooral duidelijk bij de rekenactiviteit, waarbij deze gemeten zijn en gekeken is hoeveel kinderen er in de lengte van een dinosaurus passen. Vragen over vroeger stellen Op een andere dag tijdens de themaweek kwam er een briefje uit de tijdmachine met de mededeling dat er vandaag grootouders in de klas zouden komen die graag wilden vertellen over vroeger. Twee oma’s van kinderen werden verwelkomd in de kring en de kinderen mochten vragen stellen. Bij deze activiteit is vooral gewerkt aan doelen voor continuïteit en verandering uit het model voor historisch tijdsbesef. In het gesprek met de oma’s is bewust gevraagd wat er voor de kinderen nu nog hetzelfde is als toen de oma’s klein waren en wat er veranderd is. Aan de vragen van de kinderen was >> HJK mei 2016

11


Kinderen maakten zelf tijdbalken door plaatjes van de behandelde tijdvakken in de goede volgorde te plakken

te merken dat ze dit heel graag wilden weten. De kinderen formuleerden verrassend goede vragen. ‘Hadden jullie vroeger pannenkoeken?’ ‘Hadden jullie vroeger frietjes?’ ‘Hoe speelden jullie vroeger spelletjes als je geen computer had?’ De kinderen vonden het leuk om te horen dat de oma’s vroeger ook frietjes en pannenkoeken aten en ze vonden het heel moeilijk om zich voor te stellen dat zij geen computers en tablets hadden.

Werken met een tijdbalk Het werken met tijdsaanduidingen en chronologische volgordes kwam vooral aan bod bij de activiteit waarbij de kleuters zelf tijdbalken maakten. Tijdbalken zijn bij geschiedenisonderwijs een goed hulpmiddel om het zo abstracte begrip ‘tijd’ te visualiseren. Daarom is bij het model met de drie niveaus voor historisch tijdsbesef bij ieder niveau een tijdbalk ontwikkeld (zie www.historischtijdsbesef.nl/tijdbalk). De eenvoudigste tijdbalk is een balk zonder jaartallen, die het verloop van de geschiedenis weergeeft met

Kerndoel 56 over cultureel erfgoed Tussendoelen voor groep 1/2 bij kerndoel 56: ‘De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed. Centraal staan onderwerpen uit de directe en de nabije omgeving, waarmee de leerlingen kennismaken via objecten uit het verleden, rituelen en gebruiken, verhalen en de kunstzinnige disciplines.’ Voorbeelden zijn: • Voorwerpen uit de eigen geschiedenis van kinderen (bijvoorbeeld kleding, speelgoed en foto’s); • Gebouwen, monumenten en objecten uit het verleden in de wijk van de school (bijvoorbeeld huizen, boerderijen, torens en bruggen); • Verhalen van vroeger van de leerkracht, ouders en grootouders bij voorwerpen en monumenten (zoals oude huizen en oude steden).

12

HJK mei 2016

vier aanduidingen: het langst geleden, heel lang geleden, lang geleden en onze tijd. Deze balk, die ook bij de tijdbalken voor de hogere groepen steeds onder de tijdbalk met de tijdvakken en de jaartallen is opgenomen, is gebruikt bij het thema ‘Tijdmachine’. De balk hing duidelijk zichtbaar in het lokaal en gedurende de themaweek werden allerlei platen opgehangen en voorwerpen onder de balk gelegd die pasten bij het tijdvak dat die dag aan de orde was. Gedurende de week hebben de kinderen ook zelf tijdbalken gemaakt aan de hand van een halve cirkel, die verdeeld is in de vier aangeboden tijdvakken. De kinderen mochten zelf de plaatjes in de goede volgorde plakken en er een pijl bij maken, zodat het tijdvak aangewezen kon worden. De meeste kinderen konden deze tijdbalk zelfstandig maken en plakten de plaatjes in de goede volgorde. Daarbij werd aan ze gevraagd steeds expliciet te benoemen wat het langst geleden, heel lang geleden, lang geleden en nu was. Sommige kinderen hadden bij deze activiteit steun aan de klassikale tijdbalk. De kinderen wilden de zelfgemaakte tijdbalken graag ophangen bij de weeksluiting voor de ouders.

Rondom tijdvakken werken Het voorbeeld van de tijdmachine laat zien dat geschiedenisonderwijs met jonge kinderen heel goed mogelijk is, bijvoorbeeld binnen een thema, zoals het thema ‘Tijdmachine’. Een andere mogelijkheid is om een aantal weken rondom één tijdvak te werken met een thema, zoals ‘Ridders en kastelen’ of ‘De tijd van opa en oma’, waarbij kinderen langer en diepgaander met een tijdvak bezig kunnen zijn. De kenmerkende aspecten van een tijdvak kunnen dan diepgaander worden uitgewerkt, waarbij ook een mooie koppeling kan worden gemaakt met woordenschatontwikkeling. Daarnaast is het werken aan historisch tijdsbesef vanuit de doelen in het model (zie tabel 1 op p. 13)


Doelen

Niveau A Ontluikend historisch tijdsbesef

Niveau B Aanvankelijk historisch tijdsbesef

Niveau C Voortgezet historisch tijdsbesef

1. Tijdsaanduidingen Toepassen van aanduidingen van tijd en tijdsindeling

Toepassen van onbepaalde tijdsaanduidingen, zoals het langst geleden, heel lang geleden, lang geleden en nu.

Toepassen van de namen van de tijdvakken die het meest recent en het langst geleden zijn, zoals de tijd van de televisie en de computer, de wereldoorlogen, stoommachines, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen.

Toepassen van de namen van de tien tijdvakken en de aanduidingen Prehistorie, Middeleeuwen en Gouden Eeuw.

Het herkennen van jaartallen na Christus.

Toepassen van jaartallen voor Christus en na Christus en de relatie tussen jaartallen en eeuwen.

2. Chronologische volgorde Voorwerpen, situaties, gebeurtenissen en personen uit verschillende tijdvakken in chronologische volgorde plaatsen

In chronologische volgorde plaatsen van afbeeldingen van voorwerpen en situaties van het dagelijks leven, zoals levenswijze, kleding, bouwstijl en vervoer.

In chronologische volgorde plaatsen van een aantal tijdvakken (doel 1) en afbeeldingen van bekende personen en concrete gebeurtenissen, zoals uitvindingen.

In chronologische volgorde plaatsen van gebeurtenissen, personen en tijdvakken.

3. Tijdbalk Voorwerpen, situaties, gebeurtenissen en personen op een tijdlijn plaatsen

Gebruiken van een eenvoudige tijdbalk met een tijdsverloop van (heel) lang geleden tot nu.

Gebruiken van een tijdbalk met de namen van tijdvakken (doel 1).

Gebruiken van een tijdbalk met jaartallen voor Christus en na Christus.

4. Kenmerkende aspecten Kenmerkende aspecten in plaatjes en teksten gebruiken en herkennen om voorwerpen, situaties, gebeurtenissen en personen in de juiste tijd te plaatsen

Gebruiken en herkennen van kenmerkende aspecten van het dagelijks leven van tijdvakken uit het verleden (levenswijze, kleding, bouwstijl en vervoer).

Gebruiken en herkennen van sociale en culturele kenmerkende aspecten van een aantal tijdvakken (doel 1).

Gebruiken en herkennen van sociale, culturele, economische en politieke kenmerkende aspecten van de tien tijdvakken in de nationale geschiedenis, de Europese geschiedenis en de wereldgeschiedenis.

5. Continuïteit en verandering Verschillende tijdvakken met elkaar vergelijken met als doel het herkennen van overeenkomsten en verschillen in de levenswijze van mensen binnen een tijdvak en tussen verschillende tijdvakken

Herkennen van verschillen in het dagelijks leven van mensen uit het heden en het verleden in concrete voorbeelden uit verschillende tijdvakken en gerelateerd aan de generaties van ouders en grootouders.

Herkennen van veranderingen, verschillen en overeenkomsten in de levenswijze van mensen tussen verschillende tijdvakken.

Herkennen van veranderingen, verschillen en overeenkomsten in de levenswijze van mensen tussen verschillende tijdvakken en binnen een tijdvak.

Tabel 1 – Model met de doelen voor historisch tijdsbesef op drie niveaus

ook te integreren in thema’s die niet specifiek over een historische periode gaan, zoals ‘Speelgoed’, ‘Wonen’, ‘Mijn familie’, ‘Ons dorp’, ‘Het station’, ‘Feesten’, ‘Uitvindingen’, et cetera. Binnen dergelijke thema’s kunnen ook verbindingen gemaakt worden met de kunstzinnige disciplines door aan te sluiten bij het kerndoel 56 voor cultureel erfgoed van SLO (zie het kader ‘Kerndoel 56 over cultureel erfgoed’ op p. 12). Voor werkvormen en leeractiviteiten kun je dan denken aan het werken met verhalen, met drama, met voorwerpen en visueel materiaal, gastsprekers in de klas halen en excursies naar historische plaatsen.

Literatuur • Duddle, J. (2015). Gigantosaurus. Baarn: Uitgeverij De Fontein. • Groot-Reuvekamp, M.J. de, Boxtel, C. van, Ros A., & Harnett, P. (2014). The understanding of historical time in the primary history curriculum in England and the Netherlands. Journal of Curriculum Studies, 46 (4), 487-514. • Groot-Reuvekamp, M.J. de, Ros, A., Boxtel, C. van, & Oort, F. (2015). Primary school pupils’ performances in understanding historical time. Cheadle: Education 3-13 - International Journal of Primary, Elementary and Early Years Education.

HJK mei 2016

13


Boekindruk

In deze rubriek bespreekt Jan de Bas iedere maand drie vakboeken

Jan de Bas is opleidingsdocent bij de pabo van Hogeschool INHolland Den Haag en Dordrecht

Leerkracht Arie de Bruin bezocht een aantal Afrikaanse landen. Hij maakte over deze reis de bundel Honderd ogen, duizend vragen met 35 gedichten over verschillende onderwerpen, zoals kinderen, armoede, doorzettingsvermogen, vrede, onderwijs, kansen, spelen en tradities. Meerdere verzen zijn goed te gebruiken in de onderbouw. Zoals het ontroerende en schattige gedichtje Blauw jurkje (p. 36) met de volgende openingszin: ‘Een blauw jurkje, ze heeft er één’. Over het gedicht is een klassengesprek te voeren, bijvoorbeeld over welvaart en kleding. Een gesprek kan ook worden gevoerd over Evenwicht (p. 41), een versje over vrouwen die zonder hun handen te gebruiken een emmer water op hun hoofd dragen. Kinderen kunnen ook zelf gedichten maken naar aanleiding van de verzen uit deze bundel, zoals bij Handje (p. 9) en Drijfnat (p. 30). De dichter gaf de bundel een voorwoord (p. 2) waarin een onderwijsimpressie is opgenomen, een impressie die stemt tot nadenken: ‘Zo’n klas met tachtig kinderen in een lokaal, zonder digibord en soms zelfs zonder bankjes. Een school waar kinderen ook spelen, vrolijk en Arie de Bruin nieuwsgierig zijn en idealen hebben’. Amersfoort: Edukans 978905788461 € 7,95

Beeldend kunstenaar en illustrator Sylvia van Ommen maakte een boek over een konijn en een kat, Os en Jo. Het boek staat vol met portretten, momentopnamen en statements. Het zijn plaatjes met een begeleidende tekst. Plaatjes die zich in de klas lenen voor praatjes. Os en Jo bevinden zich in tientallen situaties. De afbeeldingen staan op zichzelf. De prenten vormen, in combinatie met de teksten, een mooie opmaat voor een gesprek of een opdracht. Ze kunnen prima functioneren als stimuli voor een filosofisch gesprek of een discussie over maatschappelijke vragen, sociale vragen of psychologische vragen. Een paar voorbeeldteksten: ‘Waarom ben ik hier?’ staat bij een prent waarop konijn Os voor de koelkast staat. Bij Os en Jo voor een kunstwerk staat deze tekst: ‘Dat had ik anders gedaan’. Of lees het volgende fragment bij Jo en Os op de bank: ‘Nee! Ik ga geen tv-programma kijken. Dit weekend ga ik zelf leven’. Veel teksten zijn humoristisch en gaan over het spanningsveld tussen het leven en de wil om iets anders te gaan doen. De prenten kunnen leerkrachten en leerlingen bewegen tot achtzaamheid of, zoals Sylvia van Ommen de titel suggereert, tot mindfulness. Rotterdam: Lemniscaat 9789047707790 € 9,95

Jaap Robben schreef een bundel met gedichten voor alle leeftijden. De bundel telt 23 verzen. Titels zijn: Vergeten gezichten (p. 9), Kwijt (p. 15), Jij was zoiets als kwijt (p. 27), Verloren liefs (p. 37), Als ik niet meer thuis kom (p. 45) en ’s Nachts verdwijnt de wereld (p. 47). Ze geven aan dat ‘aanwezigheid’ en ‘afwezigheid’ belangrijke thema’s zijn in deze bundel. Dit zijn voor jonge kinderen herkenbare thema’s. Het vers Kwijt bestaat uit een lange zin die verdeeld is over drie regels: ‘Hoe kwijt kan iets zijn, wanneer ik het met dichte ogen, nog steeds kan zien?’ Een prachtige zin om met kinderen over te filosoferen. Dat kan ook goed aan de hand van het gedicht Tsjilp (p. 23). Dit gedicht gaat over een overleden vogel. Het dier kan niet meer vliegen, maar ‘vliegt’ uiteindelijk toch: ‘Het was een dag, om weg te vliegen, en dat heeft ze ook gedaan’. Het vers kan worden besproken naast het bekende gedicht De mus van Jan Hanlo. Het thema van het gedicht is de dood. Robben schrijft somber, vrolijk en toegankelijk, maar soms ook dubbelzinnig. Hij stelt vragen die kinderen ook Jaap Robben en Merel Eyckerman geregeld hardop stellen, zoals op p. 32: ‘Is al Breda: De Geus het water ooit verdriet geweest?’ 978904453573 € 15,00

14

HJK mei 2016


Column Donderstenen Aleid Truijens laat haar gedachten gaan over de wereld van het jonge kind. Over pedagogische en didactische idealen, ouderlijke verwachtingen en politieke bemoeienis. Maar vooral over het fascinerende opgroeien van kleine, nieuwe mensen.

Aleid Truijens is journalist, columnist en schrijver. Ze heeft een wekelijkse column in de Volkskrant

Kinderen zijn probleemoplossers

• Isabel Nabuurs Fotografie

Opgroeien is onttovering. Een van de grootste desillusies uit mijn jeugd is de ontdekking dat de hoofdpersonen uit het tijdschrift Donald Duck, mijn ‘vrolijk weekblad’, geen mensen waren, maar dieren. De Zware Jongens, met hun boeventronies en zwarte neus, dat waren dus honden! Dat kon toch niet? Pluto is een hond, maar Goofy? En is Donald een eend? Hij heeft een snavel en draagt geen broek om zijn donzige onderlijf, maar wel een matrozenjasje. Hij heeft een huis met een ijskast en een tv, en roostert graag een kippetje op de barbecue. Hij woont in Duckstad, zoals iedereen eigenlijk. Daarom is hij een mens. Jarenlang is het verhaal sterker dan de feiten, dat is het mooie aan de geest van jonge kinderen. In hun magische fase denken ze nog dat ze onzichtbaar zijn als ze hun handen voor hun ogen houden. Of dat hun moeder verdwijnt achter een stoel, totdat zij – kiekeboe! – tevoorschijn komt. Zelfs peuters die Sinterklaas helpen aankleden weten zeker dat hij, als hij zijn tabberd aan heeft en de baard is opgeplakt, Sinterklaas is, en niet de vader die onder die baard zit. Ik kan nog steeds terugverlangen naar die wereld waarin de verbeelding heerste, in plaats van de teleurstellende werkelijkheid. Maar het is niet anders, ooit begint de grote ontmaskering: sprookjes bestaan niet. Opgegeten geitjes springen niet ongeschonden tevoorschijn uit een wolvenbuik, een fee tovert je overleden oma niet terug en Sinterklaas bestaat niet. Sommigen slagen er hun leven lang in om in God te blijven geloven, maar de meesten niet. Die zijn overgeleverd aan het barre hier en nu. Daarom is het zo belangrijk om kinderen te begeleiden in de overgang van magie naar ratio. Om ze te leren dat eenieder de werkelijkheid op een eigen manier ziet. Iedereen heeft andere ervaringen, andere gevoelens en andere meningen. Je leert dat het niet de bedoeling is dat je een klasgenootje dat het anders ziet hardhandig laat voelen dat hij fout zit. Dat je niet hoeft te Je leert dat je niet hoeft te schrikken van die andere mening, dat een verschil van mening niet betekent dat je nu ruzie met elkaar hebt. Je merkt dat het handig is schrikken van de mening om een ander te laten weten waarom je iets vindt, en die ander jou. van een ander Het is een vorm van empathie, maar een pure soft skill is het niet. Je traint er, zoals het openingsartikel (op p. 4) in dit nummer toont, ook stevig je hersenen mee. Kinderen van een jaar of 6, 7 zijn vaak al geweldige probleemoplossers. Een zevenjarig kind deed eens een praktische oplossing aan de hand voor de droogte in Afrika die, zo had zij op tv gezien, oogsten liet verdorren en mensen liet verhongeren. Zij nam zich voor om, als het bij ons vroor, grote blokken ijs weg te zagen, die in vrieskisten te doen en naar Afrika te vliegen, waar ze dan weer ontdooid zouden worden. Van het water dat overbleef nadat de akkers waren besproeid, bedacht ze, konden de kinderen daar lekker limonade maken. Goed idee. Argumenteren, luisteren en discussiëren, eigenlijk zijn het geen schoolvakken. Je oefent dat als het goed is vanzelf, thuis en op school. Toch schrik ik weleens hoe weinig mensen, jong en oud, soms met elkaar praten. Zo’n gezin dat samen gezellig bij de pizzeria eet, in volkomen stilzwijgen, omdat elk van hen op zijn telefoontje met anderen communiceert of een filmpje kijkt. Een moeder in de tram die geen oog heeft voor de peuter in het kinderwagentje die haar iets duidelijk probeert te maken, omdat ze een bericht heeft. Natuurlijk zet die peuter het dan op een krijsen. Práát nou toch met elkaar, denk ik dan. Wees het oneens, begin een verhitte discussie, schreeuw desnoods, maar praat. Dat maakt mensen mensen, en geen honden of eenden.

Argumenteren, luisteren en discussiëren zijn geen schoolvakken; je oefent dat vanzelf, thuis en op school

HJK mei 2016

15


spelen

Congres ‘Het jonge kind op het juiste spoor’

Spelend onderweg naar morgen Tijdens het congres ‘Het jonge kind op het juiste spoor’ van de Algemene Onderwijsbond (AOb) en De Wereld van het Jonge Kind (HJK) stond de vraag centraal hoe leerkrachten het onderwijs aan jonge kinderen zo goed mogelijk kunnen vormgeven. Er zijn veel interessante onderwerpen aan bod gekomen tijdens de lezingen en workshops. In een terugblik worden enkele inzichten van deze dag besproken die de centrale vraag proberen te beantwoorden.

S

pel is een belangrijke context waarbinnen jonge kinderen leren. Tijdens de opening van het congres ‘Het jonge kind op het juiste spoor’ op 6 april jl. in de Rijtuigenloods in Amersfoort wordt dit door Aleid Beets Kessens, redactievoorzitter van HJK, benadrukt met de slogan ‘spelen = ontwikkelen = leren’. Beets Kessens klinkt overtuigend als ze uitlegt dat uit zinvol spel mooie leerervaringen ontstaan. Ze spoort leerkrachten aan om kinderen daarbij te helpen. Terwijl haar publiek aandachtig luistert, stelt Beets Kessens dat we het kind al spelend op het juiste spoor krijgen: spelend onderweg naar morgen. Ook Elly Singer, pedagoog en kinderpsycholoog en spreker tijdens het congres, benadrukt het belang van spelend leren. Singer geeft aan dat de allereerste communicatie van jonge kinderen met hun buitenwereld verloopt via het spelen. Het is een manier van contact leggen, waardoor er een gezamenlijke wereld

• Irma Smegen

Maud van Renswouw is masterstudent Onderwijs­ pedagogiek en Klinische Ontwikkelingspsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam

Elly Singer gaf de boodschap ‘zorg voor een speels creatief pedagogische cultuur’ mee

16

HJK mei 2016

ontstaat. Kinderen hebben creativiteit en speelsheid nodig. Singer sluit af met een boodschap aan haar publiek: zorg voor een speels creatief pedagogische cultuur. Op deze manier krijgen we het kind spelend op het juiste spoor.

Help kinderen de wereld ontdekken Kinderen proberen al spelend de wereld om zich heen te begrijpen. Veel van wat zij doen, komt voort uit een drang om de wereld te snappen. Op deze manier ontdekken zij niet alleen het onbekende, maar oefenen ze ook het bekende. Door activiteiten, zoals ‘keukentje spelen’, herhalen kinderen handelend de vaardigheden en kennis die ze al hebben. Deze herhaling versterkt de neurale netwerken en stimuleert de cognitieve ontwikkeling, zo stelt Singer. Singer geeft aan dat zolang een kind iets blijft herhalen, hij hierover nog meer kennis opdoet. Houdt hij ermee op, dan heeft hij de vaardigheid verwerkt. In haar onderzoek bestudeert Singer de rol van de leerkracht in relatie tot spelbetrokkenheid. Haar onderzoek laat zien dat wanneer een leerkracht tijdens de spelactiviteiten nabij is, maar op een vaste plek blijft, de kans op hoge spelbetrokkenheid van de kinderen groter is. Kinderen kunnen zo zelf kiezen hoe dicht ze bij de leerkracht willen komen en worden zo niet onnodig gestoord in hun spel. Bied een veilige basis Leerkrachten fungeren naast ouders als belangrijke hechtingsfiguren voor schoolgaande kinderen. De rustige betrokkenheid van de leerkracht waar Singer van uitgaat, kan dienen als veilige basis van waaruit kinderen al spelend de wereld kunnen ontdekken. Deze veilige basis komt voort uit de goede relatie van een kind met zijn hechtingsfiguren. Dat is essentieel om te leren over de omgeving (Schuengel, 2000). De veilige basis moet


• Irma Smegen

Aan de slag tijdens een workshop: hoe creëer je een rijke leeromgeving met alledaagse materialen?

voor het kind aanvoelen als een onvoorwaardelijke toewijding van de leerkracht. Steven Pont, ontwikkelingspsycholoog en gezinstherapeut, definieert leren als ‘de onveiligheid opzoeken’. Wanneer je iemand iets leert, breng je hem in een situatie die hij nog niet kent. Het is dan van belang dat het kind weet dat jij achter hem blijft staan en dat die veilige basis stabiel is. De ontwikkeling van kinderen is gevoelig voor de reacties die zij krijgen vanuit hun omgeving. Het is daarom belangrijk te letten op de reacties die we kinderen geven in bepaalde situaties, zoals tijdens spelactiviteiten. Door kinderen een veilige basis te bieden in hun spel, kunnen mooie leerervaringen ontstaan. Geef de juiste klei In een onderbouwklas zijn de kinderen aan het tekenen. Een meisje heeft haar tekening af en loopt naar haar juf om hem te laten zien. De juf bekijkt de tekening en zegt vol afschuw: ‘Dit is echt een heel lelijke tekening, hoe durf je die aan mij te geven?’ De kans dat dit meisje nog een keer naar de tekenkast loopt om aan een nieuwe tekening te beginnen is klein. Nu een andere situatie. Hetzelfde meisje loopt met dezelfde tekening naar haar juf. De juf reageert als volgt: ‘Oh, wat een mooie tekening! Mag ik hem meenemen? Dan kan ik hem thuis ophangen!’ De kans dat dit meisje aan een nieuwe tekening begint is een stuk groter.

Hetzelfde meisje, dezelfde tekening, maar een andere reactie. Met dit voorbeeld benadrukt Pont het belang van de reacties van ouders en leerkrachten op kinderen. Een reactie is ‘de klei die je als opvoeder meegeeft aan een kind’. Het beeld dat de kinderen kleien, met de klei die wij hen geven, is hun zelfbeeld. Zij kunnen die klei niet zelf maken. Daar zijn opvoeders voor. Bekijk het volgende filmpje en zie hoe het kind kleit met de reactie van de volwassene: https://youtu.be/7FC4qRD1vn8. Hoe het komt dat kinderen zo vatbaar zijn voor de reacties van leerkrachten en ouders, verklaart Pont aan de hand van een gedachte-experiment. Stel, je zet een hamster net na de geboorte alleen in een afgesloten hokje, uiteraard met voldoende voedsel en water. Als je dit hokje na drie of vier maanden openmaakt, wat zie je dan? Juist, een hamster. Wanneer je dit experiment zou herhalen met een pasgeboren baby en je doet na acht of negen maanden het deurtje weer open, zou je het kind niet meer herkennen als mens. Waarin zit dat verschil? Het gedrag van de hamster is voor 98 procent instinctief en slechts voor 2 procent aangeleerd. Bij de mens is dat anders. Ons gedrag wordt voor een groot deel aangeleerd: mensen worden gemaakt als mens. Met de kleimetafoor geeft Pont aan dat de reacties die wij geven op kinderen hun zelfbeeld vullen. Zelfvertrouwen is >> HJK mei 2016

17


• Suzanna Segenhout

Een kind met weinig zelfvertrouwen zal weinig initiatief tonen tijdens het spelen en niet goed durven om al spelend de wereld te verkennen

HJK-redactievoorzitter Aleid Beets Kessens organiseerde de workshop ‘Aan de slag met ontwikkelingsmaterialen!’

het resultaat van het vertrouwen dat anderen in jou hebben. Kinderen kunnen er niet voor kiezen om de negatieve stukjes klei weg te laten in hun beeld. Ze moeten kleien met alle stukjes die ze van ons hebben gekregen. Een kind met weinig zelfvertrouwen zal weinig initiatief tonen tijdens het spelen. Hij zal niet goed durven om al spelend de wereld te verkennen.

Voer een productief gesprek De onvoorwaardelijke veilige basis is dus het essentiële startpunt. Wanneer deze veilige basis in de klas is gegarandeerd, kun je kijken wat nog meer kan bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen. Het voeren van een goed gesprek is bij kinderen een belangrijke basis voor het leren (Van 18

HJK mei 2016

der Veen et al., te perse). Maar wat is een goed gesprek en hoe kunnen we dit bereiken met jonge leerlingen? Chiel van der Veen, promovendus, universitair docent en redactielid van HJK, onderzoekt in het MODEL2TALK-project het verschil tussen productieve en niet-productieve gesprekken. De leerkrachten in de interventiegroep van het onderzoek zetten zogenaamde ‘Productive Talk Tools’ in tijdens kringgesprekken over verschillende dieren. Het effect van deze productieve gesprekstechnieken bleek significant. De kinderen in de interventiegroep laten in vergelijking met de controlegroep betere communicatieve vaardigheden zien. Zij praten meer en langer. Daarnaast lijkt het er ook op dat deze kinderen elkaar steeds vaker proberen te begrijpen doordat de leerkracht


• Irma Smegen

Uit zinvol spel ontstaan mooie leerervaringen en dat gold ook voor leerkrachten tijdens het congres

hen uitdaagt om op hun communicatieve uitingen te reflecteren.

Samen spelen, samen leren Bij het onderzoek van Van der Veen is ook een sociogram afgenomen. Hiermee werd gekeken of er een verband is tussen het niveau van de communicatieve vaardigheden en de mate van sociale acceptatie door klasgenootjes. Deze relatie blijkt inderdaad te bestaan: kinderen met betere communicatieve vaardigheden liggen beter in de groep. Wanneer de communicatieve vaardigheden van kinderen al op jonge leeftijd verbeteren, kan dat dus ook invloed hebben op hun sociale ontwikkeling. Die sociale ontwikkeling en de sociale acceptatie door klasgenootjes is ook weer bevorderlijk voor het spel. Singer geeft aan dat wanneer kinderen samen spelen, het spel op een hoger niveau is dan wanneer ze alleen spelen. Kinderen praten met elkaar, ze leren van elkaar en ze lachen met elkaar. Dit punt brengt ons weer terug naar het begin van het artikel: jonge kinderen leren al spelend. Wanneer ze dit samen met andere kinderen doen, zal de leerervaring dus nog intenser zijn. Terugkijkend op de vraag hoe we het onderwijs aan jonge kinderen zo goed mogelijk kunnen vormgeven, is het vooral van belang dat we hen een stabiele en veilige basis aanbieden. Op die manier kunnen de kinderen op leerkrachten bouwen en zo al spelend de wereld leren kennen.

Fotoverslag congres HJK blikt terug op het congres ‘Het jonge kind op het juiste spoor’ middels een fotoverslag. Dit verslag geeft je een impressie van het verloop van het congres. Kijk voor het fotoverslag op de website van HJK: www.hjk-online.nl/congres-hjk. In dit blad vind je op p. 20 tweets naar aanleiding van het congres en op p. 21 geven een aantal bezoekers van het congres handreikingen door de vraag ‘hoe zet jij jouw kleuters op het juiste spoor?’ te beantwoorden.

Literatuur • Veen, C. van der, Mey, L. de, Kruistum, C. van, & Oers, B. van (revised & re-submitted). The effect of productive classroom talk and metacommunication on young children’s oral communicative competence and subject matter knowledge: An intervention study in primary education schools. Learning and Instruction. • Schuengel, C. (2000). Een veilige basis voor de orthopedagogiek. Amsterdam: VU Boekhandel.

HJK mei 2016

19


Twitter Twitterverslag congres Bezoekers van het congres ‘Het jonge kind op het juiste spoor’ deden inspiratie op bij verschillende lezingen en workshops. HJK verzamelde een aantal tweets over het congres.

Lezing Elly Singer druk bezocht Het Jonge Kind @HJK_online Congres Het jonge kind op het juiste spoor is begonnen met een lezing door Elly Singer!

Het congres leverde inspiratie op Joyce @Joyce1977 @HJK_online @AObtweets Thuis met een hoofd vol informatie en inspiratie. Kan niet wachten om het morgen met collega’s te delen. Ik wil aan de slag!

Obs ’t Koppel @t_Koppel Juf Lydia en juf Linda zijn weer thuis met veel inspiratie! Congres Het jonge kind op het juiste spoor. @HJK_online @AObtweets

Er waren twee workshoprondes Het Jonge Kind @HJK_online HJK-redactievoorzitter Aleid Beets Kessens geeft de workshop Aan de slag met ontwikkelingsmaterialen! #HJK #Congres

Terugblikken met acht foto’s Het Jonge Kind @HJK_online Het drukbezochte congres Het jonge kind op het juiste spoor leverde prachtige plaatjes op. Blik nog een keer terug: www.hjk-online.nl/congres-hjk.

Chiel van der Veen @ChielvanderVeen 32 kleuterleerkrachten in een grote kring. Workshop #MODEL2TALK tijdens conferentie @HJK_online en @AObtweets.

20

HJK mei 2016

Je vindt ons @HJK_online! Tot snel!


Inspiratie Tijdens het congres ‘Het jonge kind op het juiste spoor’ konden leerkrachten hun collega’s inspireren door de volgende vraag te beantwoorden: Hoe zet jij jouw kleuters op het juiste spoor? HJK koos een aantal ideeën uit die voor jou als leerkracht een inspiratie kunnen vormen om direct mee aan de slag te gaan!

‘Ik zet mijn kleuters op het juiste spoor door de inzet van prentenboeken over een bepaald onderwerp. Ik introduceer het boek zonder een toelichting te geven, maar door de kinderen zelf met vragen en ideeën te laten komen.’

‘Kleuters die even ontsporen, help ik op weg door een ander mee te laten kijken. Blijf niet hangen in je eigen kijk, maar deel met anderen!’

Cecilia van der Zeijden, De Damiaanschool

Liesbeth van Dijk, RKBS De Springplank

Kringgesprek ‘Er komt een nieuwe leerling in de klas die Engels spreekt. Twee andere kleuters spreken van huis uit Engels. Mijn vraag: “Hoe komt het dat jullie zo goed Engels kunnen? Eten jullie Engelse boterhammen? Of drinken jullie Engelse melk?” De kinderen lachen en denken mee. Dan zegt een kleuter: “De Engelse taal moet je leren.” Er volgde een heel gesprek over leren.’ Janneke Schrijver, OBS De Nude

‘Ik zet bij veel dingen alle zintuigen in en zing heel veel met de kinderen. Daarnaast doe ik veel met poppenspel, bijvoorbeeld door taalpoppen in te zetten.’ Jeanette Hamerling, De Damiaanschool

‘Ik zet mijn kleuters op het juiste spoor door de kinderen eigenaar te laten zijn van hun eigen leerproces. Ik laat de kleuters dus kiezen.’ Jolande van Oers, Neptunes

Landelijk Congres

over het onderwi

js aan jonge kinderen

Het jonge kind op het juiste spoor Woensdag 6 april Piet Mondriaanp 2016, Rijtuigenloods, lein 61, Amersfoort Het jonge kind op het juiste spoor is hét congres onderbouw. Voor leerkrachten, bouwcoördinator over de directies. Pedagoog en en Elly Singer opent met een lezing over invloed van spelen de op leren. Daarna: 28 praktijkworkshop lezingen, debatten s, en een informatiemarkt . Download het complete programmaboek je op www.hjk-online. nl of www.aob.nl/jong ekind • Schrijf je nu in op www.aob.nl/jong ekind • Kortingsprijs AOb-leden en HJK-abonnees • Normale prijs € 195 € 225 • De prijs is inclusief lunch en slotborrel

Vraag de kosten

terug op school!

In de cao primair onderwijs is voor elke fulltime baan 500 euro aan budget beschikbaar voor individuele nascholing. Ook heeft iedere leerkracht recht op twee uur voor individuele scholing opsparen voor conferenties per week, die je kan of een opleiding. daar gebruik van! Maak

De conferentie wordt aangemeld voor punten voor het lerarenregister. Na afloop ontvang je een certificaat van deelname met daarop de toegekende punten.

Locatie

De Rijtuigenloods is uitstekend bereikbaar per openbaar vervoer, direct achter station Amersfoort. Kom je toch met de auto: gratis parkeren direct bij de Rijtuigenloods.

HJK mei 2016

21


ge ondheid

Achtergrond en verschijnselen van astma

Juf, mag ik een pufje pakken? Jasper heeft astma, welke impact heeft een chronische ziekte als astma op een kind? Het gaat niet alleen om het ziekteverzuim als hij een benauwdheidsaanval heeft, maar ook over de klachten die hij (iedere dag) zou kunnen hebben, zoals bij het buitenspelen. Daarvoor heeft hij medicatie nodig, maar veel kinderen durven hun medicijnen niet te gebruiken in de klas. Als leerkracht kun je een belangrijke rol spelen bij het herkennen van de klachten, evenals bij het in de groep bespreekbaar maken van de ziekte wanneer er medicijnen nodig zijn.

Marianne Brouwer is kinderarts-pulmonoloog bij het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ) Petra Stevens is kinderastmaverpleegkundige bij het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ)

K

lachten van benauwdheid en piepen komen veel voor. Circa 20 procent van de peuters heeft astmasymptomen. Dit getal neemt af met de leeftijd tot circa 12 procent bij kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 14 jaar. Meestal zijn dit incidentele klachten. Ongeveer 10 procent van de kinderen heeft astma doordat er een diagnose is gesteld door een dokter. Deze getallen zijn afkomstig uit de PIAMA-studie (Caudri et al, 2009), waarin een Nederlands geboortecohort is gevolgd. Dit betekent dat er in een gemiddelde schoolklas van vijfentwintig tot dertig kinderen twee tot drie kinderen met astma zitten. Vaak weten ze dat niet van elkaar. Astmamedicatie Als Jasper 3 jaar is, komt hij voor het eerst bij de huisarts, omdat hij benauwd is. Als baby kwam hij er vaker, omdat hij eczeem had en daarvoor zalven voorgeschreven kreeg, maar de laatste twee jaar heeft de huisarts hem niet gezien. Nu is Jasper verkouden. Hij hoest veel en heeft een piepende ademhaling als hij rent. Als de huisarts naar zijn longen luistert, hoort hij een piepende ademhaling. Hij geeft Jasper twee inhalaties met salbutamol en luistert na een kwartier nog eens naar zijn longen, dan gaat het al veel beter. De huisarts schrijft salbutamol met

Salbutamol: inhalatiemedicijn Astmamedicatie wordt meestal toegediend in de vorm van inhalatiemedicijnen, zodat het medicijn direct in de luchtwegen terechtkomt. Het pufje moet ingeademd worden. Omdat het lastig is om dat op het goede moment te doen, wordt het in een voorzetkamer gespoten en kan het kind met een aantal ademteugen achter elkaar alle medicijnen inademen. Het medicijn salbutamol ontspant de spieren in de luchtwegen, waardoor de luchtwegen ruimer worden. Het kind kan hierdoor gemakkelijker ademen en is minder benauwd.

22

HJK mei 2016

een voorzetkamer voor, en zijn ouders kunnen dat thuis geven als hij benauwd is (zie het kader ‘Salbutamol: inhalatiemedicijn’ op deze bladzijde voor informatie over dit medicijn).

Astma bij jonge kinderen Kinderen presenteren zich vaak op jonge leeftijd met benauwdheidsklachten bij een virusinfectie. Op dat moment is het meestal moeilijk om een goede diagnose te stellen. Bij veel peuters zijn de klachten tijdelijk, we noemen dat ‘episodisch viraal piepen’. Er is sprake van prikkelbare luchtwegen die reageren op virusinfecties. Meestal is behandeling tijdens de benauwdheidsepisodes voldoende, maar soms verlopen de aanvallen zo ernstig dat er onderhoudsbehandelingen of ziekenhuisopnames nodig zijn. Episodisch viraal piepen gaat meestal over als het kind 6 jaar is, maar soms houden de klachten langer aan. Als er sprake is van frequenter piepen (door andere prikkels, zoals dieren, stof, inspanning, et cetera), een kind allergisch is en in het gezin astma, hooikoorts of eczeem voorkomt, dan wordt de kans groter dat er sprake is van een eerste presentatie van astma. In de loop van de tijd wordt dat duidelijk. Definitie van astma Astma is een chronische ziekte met episodes van luchtwegvernauwing als gevolg van inflammatie (een ontstekingsreactie) in de luchtwegwand. De benauwdheidsperiodes worden uitgelokt door prikkels. Dit kunnen aspecifieke prikkels zijn, zoals infecties, inspanning, rook, weersomstandigheden, lachen en huilen, of luchtjes, zoals parfum, baklucht of uitlaatgassen. De prikkels kunnen ook specifiek (of allergisch) zijn, zoals huisstofmijt, huidschilfers van huisdieren, pollen van grassen, bomen of onkruid of schimmels. Specifieke allergische prikkels leiden tot een reactie van het immuunsysteem, dat de ontsteking en prikkelbaarheid


• Richard Martens

Tijdens een inhalatie-instructie leert een kind hoe een pufje met een voorzetkamer werkt

uitlokt. Niet-specifieke prikkels lokken vooral een prikkelbaarheidsreactie uit. Deze bestaat uit het samentrekken van de spiertjes in de luchtwegwand, waardoor de luchtwegen nauwer worden (zie figuur 1 hieronder voor een schematische weergave). De ontstekingsreactie leidt tot prikkelbaarheid, maar ook tot een zwelling in de luchtwegwand en slijmvorming. Klachten die passen bij astma zijn piepen, hoesten en kortademigheid of benauwdheid. De klachten keren steeds weer terug, ontstaan in reactie op allergene of aspecifieke prikkels en zijn ‘s nachts het ergst. Vaak is er sprake van allergische klachten (astma, hooikoorts, eczeem of voedselallergie) in de familie en heeft een kind zelf ook een allergische aandoening in de voorgeschiedenis. Belangrijk is dat de klachten verbeteren als er luchtwegverwijders worden gegeven.

Figuur 1 – Een open luchtweg (links) en een astmatische luchtweg (rechts)

Extra zuurstofbehoefte Jasper reageert goed op de pufjes en gaat hiermee naar huis. De huisarts maakt met zijn ouders de afspraak om over twee weken te kijken hoe het gaat. In de periode daarna heeft Jasper regelmatig pufjes nodig. Daarom schrijft de huisarts ook een ontstekingsremmer voor en geeft hij voorlichting over het vermijden van prikkels, zoals sigarettenrook. Ondanks het dagelijks gebruik van de ontstekingsremmer wordt Jasper een jaar na het eerste bezoek aan de huisarts nog een keer ernstig benauwd. Hij reageert onvoldoende op de pufjes salbutamol en wordt verwezen naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Hier blijkt dat hij ook extra zuurstofbehoefte heeft. Hij krijgt medicijnen via een vernevelaar (prednison, een sterke ontstekingsremmer) en wordt opgenomen. Tijdens de opname knapt hij gelukkig goed op.

Astmabehandeling kinderarts Wanneer kinderen onvoldoende reageren op de standaardbehandeling voor astma worden ze doorverwezen naar de kinderarts. Dan wordt de diagnose opnieuw gesteld. Soms blijkt er geen sprake te zijn van astma, maar is er iets anders aan de hand. Om de diagnose te stellen wordt de anamnese (het verhaal van de patiënt en de ouders en de bevindingen van de huisarts) en lichamelijk onderzoek gebruikt. Aanvullend

>>

HJK mei 2016

23


allergologisch onderzoek (zoals bloedonderzoek of een huidpriktest) kan het vermoeden op astma ondersteunen. Als kinderen groter zijn, wordt er ook een longfunctieonderzoek verricht. Als de diagnose bevestigd is, wordt de astmabehandeling meestal samen met de kinderlongverpleegkundige gedaan. Zij heeft een specifieke rol in de behandeling als het gaat om educatie en instructie.

De kinderen op deze foto hebben geen relatie tot de inhoud van dit artikel

• Wilbert van Woensel

De kinderlongverpleegkundige Op de kinderpolikliniek van het CanisiusWilhelmina Ziekenhuis (CWZ) komt het RAAcKteam (Regionaal Astma- en Allergiecentrum voor Kinderen) in aanraking met kinderen met luchtwegproblemen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar en hun ouders. De luchtwegen worden zo goed als mogelijk behandeld. Bij hele jonge kinderen heb je vooral de observatie van ouders nodig. Op de leeftijd van 3 tot 4 jaar kan het kind vaak al vertellen hoe hij zich voelt op het moment dat het goed gaat en wat hij voelt als het niet goed gaat. Kunnen ze nog goed rennen zonder te hoesten, zijn ze vaak wakker of vallen ze niet goed in slaap, omdat ze moeten hoesten of het ademhalen niet fijn voelt? De meeste kinderen hebben als ze op de polikliniek komen al salbutamol om te gebruiken bij aanvallen of bij een verkoudheid. De kinderarts bespreekt het medicijngebruik met de ouders en de kinderlongverpleegkundige controleert de techniek van het inhaleren en legt nog een keer uit wanneer welke medicatie gebruikt moet worden. Daarbij krijgen ze vaak medicijnen om dagelijks in de ochtend en in de avond te inhaleren, zodat ze bij een verkoudheid of bij allergische reacties minder heftig reageren. Als de benauwdheid niet door een kind herkend wordt, is het belangrijk dat dit door ouders of

Kinderen met astma durven hun medicijnen niet altijd te gebruiken voor het buitenspelen, waardoor ze sneller moe worden tijdens het buitenspelen

24

HJK mei 2016

andere volwassenen, bijvoorbeeld door jou als leerkracht, herkend en benoemd wordt. Drukker worden, een piepende ademhaling, stilletjes in een hoekje zitten en blijven kuchen zijn hier voorbeelden van. Op die momenten is het belangrijk dat je als ouder of als leerkracht benoemt wat je ziet of hoort, handelt door salbutamol te geven volgens voorschrift, na maximaal tien minuten teruggaat en tegen het kind zegt hoe je vindt dat het gaat. Hoe gewoner je hiermee omgaat, hoe fijner het is voor het kind. Op jonge leeftijd krijgt het dan meer vertrouwen in zijn lijf en in de medicijnen die hij krijgt. Door de klachten te herkennen en op tijd te starten met de medicatie mist het kind zo min mogelijk en kan het zoveel mogelijk meedoen met de andere kinderen. Het inhaleren van de medicijnen wordt altijd gecontroleerd bij elk polibezoek. De kinderen weten dan hoe dat moet. Het inhaleren op een rustige plek in de klas voorkomt dat de kinderen denken dat dit op het toilet moet gebeuren, zodat niemand het ziet. Op de leeftijd van 5 tot 6 jaar starten de kinderen met blazen van een longfunctie op de kinderpolikliniek. Aanvankelijk is dat echt oefenen, pas na een aantal keren kunnen ze betrouwbaar en herhaaldelijk hetzelfde blazen. De computeranimaties worden gebruikt om dit gemakkelijker en leuker voor ze te maken. Met een grote longposter wordt aangegeven hoe de medicijnen je longen ingaan als je goed inhaleert. Kinderen komen soms speciaal naar het spreekuur, omdat ze een spreekbeurt voorbereiden over astma. Soms lenen de kinderen voorbeelden van puffers om te laten zien in de klas. Het is belangrijk om dat te stimuleren, omdat ze dan ook hun eigen medicijnen laten zien.

Effect van medicatie Er zijn heel veel verschillende astmamedicijnen, voor bijna elk kind is geschikte medicatie te vinden. Als het medicijn goed gebruikt wordt en prikkels worden vermeden, dan is bij 98 procent van de kinderen astma goed onder controle te krijgen. Daarmee wordt bedoeld dat de kinderen weinig klachten hebben, weinig aanvalsmedicatie gebruiken, zich goed kunnen inspannen, niet beperkt worden, ‘s nachts niet wakker worden van astma, geen ernstige aanvallen hebben en een goede longfunctie hebben. Nieuwe school Inmiddels is Jasper 8 jaar, hij zit in groep 4 en is verhuisd. Zijn ouders hebben op de nieuwe school gemeld dat hij astma heeft. Jasper is niet vaak benauwd en gebruikt zijn salbutamol vooral voor het sporten. De nieuwe leerkracht weet dat Jasper astma heeft, maar ziet vrijwel nooit dat hij er last van heeft. Het is hem wel opgevallen dat Jasper een rustig ventje is en bij de gymles vaak als eerste getikt wordt. Tijdens het tienminutengesprek vertelt de leerkracht


Kind in de klas met astma Uit het verhaal van Jasper blijkt dat het niet altijd eenvoudig is om astmaklachten te herkennen bij kinderen. Allereerst moet bekend zijn hoe astma zich presenteert, maar veel kinderen zijn er heel handig in geworden om klachten te vermijden, en zodoende geen medicatie te hoeven gebruiken waar anderen bij zijn. Het is echter heel belangrijk dat ze zich hiervoor niet schamen. Bij benauwdheid is het nodig dat er zo snel mogelijk medicatie wordt gebruikt om te voorkomen dat de aanval steeds ernstiger wordt en kinderen zo benauwd zijn dat ze niet meer kunnen inhaleren. Als leerkracht heb je een belangrijke rol in het bespreekbaar maken van astma in de klas. Daarnaast kun je afspraken maken met het kind (en de ouders) over de medicatie, waar de puffer ligt, wie de puffer geeft, hoe het kind meldt dat hij iets nodig heeft en van wie de ouders een terugkoppeling krijgen. Andere klachten die in de klas worden gezien zijn hoesten, met name een droge hoest, en vermoeidheid. Kinderen die ‘s nachts wakker worden van hun astma zijn overdag meer vermoeid, dat geldt ook voor kinderen die slecht slapen door een verstopte neus bij hooikoorts. Begrip voor de vermoeidheid helpt hen. Het is goed dit signaal aan ouders te melden, omdat de dokter de behandeling kan aanpassen. Meestal lopen de contacten met het behandelteam via de ouders. Soms is de schoolarts hierbij betrokken, maar het kan zinvol zijn als er direct contact is tussen het behandelteam en de school als het op een andere manier niet lukt om de klachten die er zijn onder schooltijd goed onder controle te krijgen.

Handreikingen voor de leerkracht • Vraag aan de ouders welke klachten het kind heeft (bijvoorbeeld hoesten, druk gedrag, snel ademen of piepen) en hoe er dan gehandeld moet worden; • Zorg dat je op de hoogte bent van het medicijngebruik van het kind en stimuleer het kind de medicijnen te gebruiken als dat nodig is. Ze denken er vaak zelf niet aan; • Jonge kinderen hebben hulp nodig bij het gebruik van de inhalator. Vraag aan de ouders hoe de inhalator toegediend moet worden; • De inhalatie-instructie staat heel duidelijk op de website www.inhalatorgebruik.nl. Op deze site kan ook een instructieblad geprint worden (zie de afbeelding hieronder voor een voorbeeld); • Zorg ervoor dat astma en medicijngebruik bespreekbaar zijn in de klas.

Gebruiksaanw

Voorzetkamer

ijzing

Space Chambe ® r

Voorzetkamer Mondstuk

Achterstuk

Inhalator (puff er)

*Voorbereiding bij nieuwe inha lator (puffer), zie volgende pag ina.

Ventielsysteem

/klepjes

Opening

Stap 1. Zorg dat uw mond leeg is. Stap 2. Haal de beschermdop van uw inhalator (puffer). Stap 3. Schud de inhalator (puff er) krachtig. Als u de inhalato r 1 week of lang er niet heeft gebruikt, spuit dan 1 puf weg.

Stap 4. Stap 5.

Plaats de inhalato r (puffer) met de opening naar beneden in de voorzetkam er.

Houd de voorzet kamer met het mondstuk naar u toe (hor izontaal). Ga rechtop zitt en of staan, hou d uw hoofd iets achterover. Neem het mondstu k tussen uw tand sluit uw lippen en en eromheen. Stap 7. Adem uit door de voo rzetkamer. Doe dit langzaa m en volledig. Stap 6.

Stap 8. 9a

Druk de inhalato r (puffer) 1 kee r in terwijl u tegelijkertijd lang zaam inademt.

9b

10 sec.

Stap 9a. Adem in 1 keer rustig en zo diep mog elijk in en houd daa rna tenminste 10 seconden uw adem vast of zolang als u kun Stap 9b. Als in t. 1 keer inademe n niet lukt: ade m 5 keer rustig in en uit door de voorzet kamer. De klepjes bij het mondstuk gaan tijde ns het in- en uitadem en open en dich t. Stap 10. Heeft uw arts meer dan 1 pufje per kee r voorgeschreven , haal dan de inha lator (puffer) uit de voorzetkam er. Herhaal stap 3 t/m 9. Spuit niet meer dan één pufje per kee r in de voorzetkam Stap 11. Haal de er. inhalator uit de voorzetkamer. Stap 12. Spoel uw mond en kee l met water: het eerste slokje gorgelen en uits pugen, het tweede slok je doorslikken.

Longfonds

dit aan zijn ouders. Zij zijn hier verbaasd over, omdat Jasper met voetbal juist heel fanatiek is. Voordat hij aan een wedstrijd of training begint, gebruikt hij zijn salbutamol. Op school doet hij dit niet. Uit gesprekjes met Jasper door zijn ouders en de astmaverpleegkundige blijkt dat hij in zijn nieuwe klas niet verteld heeft dat hij astma heeft. Als hij geen pufje gebruikt, wordt hij benauwd van het rennen, dus laat hij zich snel tikken, zodat hij even kan uitrusten. Zo ook op het schoolplein, daar is hij vaak de keeper van het voetbalteam. Jasper begrijpt dat het gemakkelijker voor hem is als hij gewoon zijn pufje durft te gebruiken op school. Samen met de leerkracht bedenkt hij hoe hij dit in de kring gaat vertellen. Hij leent daarvoor voorbeelden van de astmaverpleegkundige om het goed uit te kunnen leggen. Dan blijkt dat er in de klas nog twee kinderen zijn die pufjes gebruiken. Het helpt hem enorm om te weten dat hij niet de enige is met astma. In de weken na het kringgesprek blijkt hoe enthousiast hij mee kan doen als hij voor de gymles zijn salbutamol gebruikt. Daarnaast wordt zijn onderhoudsmedicatie aangepast, zodat hij ook tijdens de pauzes op het schoolplein beter mee kan doen.

Literatuur • Caudri et al. (2009). Predicting the long-term prognosis of children with symptoms suggestive of asthma at preschool age. J Allergy Clin Immunolo, 124 (5), 903-913.

HJK mei 2016

25


Prentenboekindruk

Deze maand bespreekt Suzan van B

Eten en drinken Waar denken je leerlingen aan als je het thema ‘Eten en drinken’ met ze wilt bespreken? Roepen de kinderen in koor dat ze graag patatjes eten of eten ze liever groente en fruit? Er is steeds meer aandacht voor het bevorderen van gezond gedrag, vanwege de toename van overgewicht bij kinderen. Het is belangrijk om kinderen te vertellen over het tegengaan van voedselverspilling, omdat zij in een wereld leven waarin steeds meer monden gevoed moeten worden. Samen eten is gezellig en boeken staan vol met lekkere gerechten!

Grrroentosaurus T-rex Boo houdt niet van een steak of kippenbouten, maar is dol op groente en fruit. Boo vindt winterpenen, prei, knoflook, peren en mango’s het lekkerst. De dinosaurus valt daardoor erg op en zijn vader vindt het maar vreemd dat zijn zoon geen vlees wil eten. Hij is per slot van rekening een vleeseter! Zijn vriendjes lachen hem uit en pesten hem weg uit het dorp. Boo pakt zijn boeltje en gaat op zoek naar een dinosoort die groente eet in plaats van vlees. Hij ziet een groep Bronto’s en probeert hen na te doen. Het loeien klinkt echter als brullen en het grazen wil ook niet lukken. Met flinke stappen rent Boo naar de herbivoren, maar die gaan er van schrik snel vandoor. Ondertussen missen zijn vrienden Boo ontzettend en gaan ze naar hem op zoek. Maar Boo redt zijn vrienden door een rotsblok op te vangen. Door groente en fruit te eten is hij heel sterk geworden! Eenmaal thuis wordt er een groentefuif georganiseerd voor Boo, omdat hij een held is. Het is het beste feest in eeuwen! Imme Dros vertaalde dit vrolijke boek. Moeilijke woorden worden niet geschuwd. In rijmvorm komen veel groente- en fruitsoorten aan bod. Een boek dat ‘lekker’ past binnen een thema dat met eten en drinken te maken heeft. Daarnaast gaat het over anders zijn en geaccepteerd worden zoals je bent. De kleurrijke en vrolijke illustraties laten dit boek heerlijk smaken! Billy en Bonnie op avontuur Op een kleine, zonnige plantage in Zuid-Amerika hangen twee verliefde bananen aan een boom: Billy is stoer en Bonnie is sierlijk. Op een dag worden ze geplukt en komen ze in aparte kisten terecht, want Billy heeft een paar bruine vlekjes en wordt afgekeurd voor de reis naar een supermarkt in Europa. Maar Billy en Bonnie zijn zo verliefd op elkaar dat ze ervoor zorgen dat Billy er netjes uitziet, zodat hij bij Bonnie in de bananenkist

26

HJK mei 2016

kan. Ze vallen in slaap en maken een reis over de oceaan. Als Billy wakker wordt, ligt hij naast Bonnie in de supermarkt. Hun geluk is echter van korte duur. Een supermarktmedewerker vindt dat Billy rare bruine vlekken heeft en hij wordt in de afvalbak gegooid. Hij ontmoet daar allerlei groente- en fruitvriendjes die er niet netjes uitzien, maar eigenlijk nog heel lekker zullen smaken. Billy weet zich uit de afvalbak te bevrijden en zorgt er met een list voor dat Bonnie samen met hem in de afvalbak belandt. ’s Avonds worden ze gered door meneer Bert: hij weet wel raad met dat heerlijke fruit. Voor zijn kinderen maakt hij een gezonde milkshake: ‘Eind goed al goed’, roepen Billy en Bonnie in koor! Het verhaal van Billy en Bonnie heeft genoeg aanknopingspunten voor een gesprek over voedselverspilling. Want het is niet alleen jammer dat eetbare groente- en fruitsoorten worden weggegooid, maar er wordt © Uitgeverij Les Iles

Suzan van Brussel (sjm.vanbrussel@avans.nl) is docent aan de pabo van Avans Hogeschool in Breda


Brussel vier prentenboeken rond het thema Eten en drinken

Berelekker Het boek is één van de boeken uit een box van vijf boeken met tien verhalen over multiculturele gezinnen uit de wereld van nu. Berelekker vertelt het verhaal van Aïsha, die samen met haar vader boodschappen doet. In de supermarkt kopen ze couscous en bij meneer Mehmet eieren, noten en munt. Aïsha is er niet zeker van dat ze alles ‘berelekker’ vindt, want misschien wil papa wel spinaziespruitjespuree maken terwijl ze juist van zoet houdt! Gelukkig mag Aïsha samen met haar vader het eten klaarmaken. Daarnaast mag ze zelf het toetje bedenken. De hele keuken zit onder de klodders, maar mama vindt het gelukkig het lekkerste toetje dat ze ooit heeft gegeten. En papa? Hij is trots dat berelekker ook gezond kan zijn. Wil je het toetje zelf maken en opeten? Het recept staat in het boek. Heel gezellig én lekker om samen te maken. Kans maken op deze titel? Doe mee aan de lezersactie op pagina 32. Prinses Pien wil altijd zoet Prinses Pien is een verwend prinsesje en ze woont op Kasteel Krakeling. Ze heeft alles wat haar hartje begeert en doet alleen waar ze zin in heeft. Jeroen, de kok van het kasteel, kookt voor haar wat ze maar wil. Dat ze geen gezonde keuzes maakt, blijkt wel uit haar ontbijt: een stuk chocoladetaart met een dot slagroom. Haar vriendjes Babs, Molly, Dikkie en Vic kiezen juist voor een gezonde start van de dag. Ook de tussendoortjes van haar vriendjes zijn veel gezonder

© Clavis

ook energie verspild aan het produceren ervan. En we wonen met steeds meer mensen op de aarde, dus het is van groot belang dat we zuinig met ons voedsel omgaan. Met wie kunnen we dat besef beter bespreken dan met kinderen? Laat die kans dus niet liggen!

dan de donuts van Prinses Pien. Eigenlijk gaat het de hele dag zo door, totdat Pien op haar verjaardagsfeestje ongelooflijk veel buikpijn krijgt. Haar vriendjes weten hoe ze beter kan worden en geven haar fruit. Prinses Pien knapt gauw weer op en dankzij haar vriendjes heeft ze geleerd dat gezond eten ook heel lekker kan zijn. Appels bijvoorbeeld: heerlijk zoet! Wat vinden je leerlingen lekker?

• Prasadam-Halls, S., & Manolessou, K. (2015). Grrroentosaurus: de dino die het liefst worteltjes eet! Amsterdam: Leopold. • Segers, G. (2014). Het grote avontuur van Billy en Bonnie: een smakelijk verhaal rond voedselverspilling. Elzele: Uitgeverij Les Iles. • Vanderheyden, T. (2014). Prinses Pien wil altijd zoet. Amsterdam: Clavis. • Vervloet, L., & Janssens, L. (2015). Berelekker. Ekeren: Studio Sesam.

HJK mei 2016

27


natuur & techniek

Creativiteit stimuleren met behulp van de natuur

Wat doe jij met konijnenkeutels? Creatief zijn met natuurlijke materialen is een geschikte manier van kennis opdoen over de seizoenen en de natuur. Dit geeft het naar buiten gaan een nieuw doel: het verzamelen van materialen om mee aan de slag te gaan en de creativiteit van je leerlingen mee te stimuleren.

Saskia Koper (www.koperstudio.nl) is kunstzinnig therapeut, kunstenaar en leerkracht Barbara Rijpkema is bioloog, projectleider en auteur

I

n groepen op scholen wordt vaak gewerkt met de seizoenen. De natuur is een grote bron van inspiratie en van materialen. Ieder seizoen is anders: per seizoen zijn er buiten andere dingen te vinden, te zien en te doen. De bomen hebben andere kleuren, de lucht ruikt anders en er liggen andere dingen op de grond. De zintuigen worden volop ‘aangezet’. De ervaring leert dat als je kinderen zelf hun materialen laat verzamelen, je al begint met het creatieve proces. Door na het verzamelen met de betreffende materialen aan de slag te gaan, gaat de beleving nog een stapje verder. De materialen worden nauwkeurig bekeken, betast en gerangschikt. Op deze manier leren kinderen creëren en bedenken. Je zult merken dat de concentratie bij het werken dan ook groter is, omdat ze hun zelfbedachte plan gaan uitvoeren.

• Saskia Koper

Van buiten naar binnen Creatief bezig zijn gaat veel verder dan poppetjes tekenen of knippen en plakken. Kinderen zijn continu de wereld aan het ontdekken en

Los dilemma’s op: zorg ervoor dat bladeren niet breken als je ze opplakt

28

HJK mei 2016

zijn nieuwsgierig. Creativiteit heeft niet zozeer te maken met wat je doet, maar meer met de manier waarop je iets doet: vernieuwing is waardevol (Einon, 2002). Alles wat geprobeerd en gemaakt wordt, is nieuw en kun je beschouwen als kleine experimenten. Wat doet het materiaal en wat kan het kind ermee? Het laat de manier van denken en doen van een kind zien. Kan het kind zelf iets bedenken? Wat doet het als zijn plan niet lukt? Durft het zijn eigen ideeën te laten zien? Door creatief aan de slag te gaan, oefent het kind verschillende vaardigheden: • Creëren (een idee hebben: waar begin ik en hoe zet ik iets in elkaar?); • Concentratievermogen; • Leren een proces te doorlopen (beginnen, doorzetten en afmaken); • Waarnemen; • Probleemoplossend denken en/of handelen (het lukt niet, en nu?); • Ruimtelijk inzicht; • Motorische vaardigheden. In een onderzoek van de Gezondheidsraad (2004) kwam naar voren dat de natuur een kalmerende invloed heeft op de hartslag en de spierspanning, dat agressief gedrag bij kinderen afneemt en dat iemand met ADHD zich langer kan concentreren dan normaal na activiteiten in een natuurlijke omgeving. De natuur kan daarom een behulpzame bron zijn bij het stimuleren van de creativiteit. Het zet kinderen, en volwassenen, ‘aan’. Het mooie van het combineren van creatief werken en de natuur is dat buiten veel inspiratie te vinden is. Er zijn zoveel verschillende materialen, kleuren en vormen dat het kinderbrein al snel geprikkeld wordt. Daarmee creëer je een grote kans op een succeservaring. Heeft het kind konijnenkeutels gevonden? Laat de leerling het spoor volgen, naar andere tekens en signalen kijken en onderzoeken waar en hoe de konijnen wonen. Daarna kan het kind schilderen vanuit de beleving en de wereld van het konijn. Of maak eens een kleurenwiel en


• Rianne Schoemaker

Kinderen zien werken met natuurlijke materialen als kleine experimenten

laat de kinderen materialen in de juiste kleuren zoeken. In de natuur komen zij alle kleuren van de regenboog tegen. En hoe kun je als leerkracht en leidster ervoor zorgen dat het verzamelen en werken met deze materialen een succes wordt?

Samen op pad Het verzamelen van de materialen is de helft van het plezier. Dat kan best een onderneming zijn, dus zorg voor een goede voorbereiding: • Zorg dat de kleding van de leerlingen past bij de zoektocht. Een regenpak en laarzen in de herfst en zonnebrand en een zonnehoedje in de zomer. Een lange broek is handig in het bos om stekels van planten en tekenbeten te voorkomen; • Neem een tas mee die stevig is en vies mag worden. Extra plastic zakjes of doosjes maken het gemakkelijk om gevonden materialen soort bij soort te bewaren. Bladeren bij bladeren en schelpen bij schelpen; • Een loeppotje of vergrootglas om onderweg de vondsten te bekijken is heel waardevol, evenals een verrekijker; • Neem dingen mee die op de grond liggen. Pluk geen bladeren of vruchten van de bomen (uitgezonderd bramen en bessen, die kun je beter plukken als ze nog aan de plant zitten); • Laat wat over. Pluk niet alle bloemen in het veld, maar laat wat achter voor de vlinders. Neem niet alle takken mee, maar laat wat over voor de

vogels om een nestje mee te bouwen. Leer de kinderen dat de dieren ook gebruikmaken van de natuur en dat we hen die kans moeten geven.

Aan de slag Als de kinderen aan de slag gaan met de nieuwe materialen staan beleving en ontdekken voorop. Hiermee kunnen experimenteren is leerzamer dan het resultaat van het werk. Iets namaken of alle kinderen dezelfde werkjes laten maken, gaat om iets anders. Allemaal hetzelfde knippen is prima als je oefent op knipvaardigheden, maar het levert geen bijdrage aan de ontwikkeling van Voorzichtig zijn met gevaarlijke materialen Niet alle materialen zijn geschikt om mee te nemen. Pas op met onderstaande materialen: • Giftige bessen en bloemen (zoals bessen van een klimop, kamperfoelie of vuurdoorn en bloemen van vingerhoedskruid); • Paddenstoelen: sommige paddenstoelen zijn giftig. Gebruik een paddenstoelengids of ga op pad met een expert; • Kwallen: ook aangespoelde kwallen kunnen nog steken; • Brandharen of stekels: brandnetelplekken kun je deppen met spuug of een beetje azijn; • Breng ouders op de hoogte van de wandeling en geef het advies om de kinderen op teken te controleren. Een tekenbeet kan vervelende gevolgen hebben. De huisarts en de apotheekmedewerkers hebben hier meer informatie over. Vraag ze dus gerust om advies. >>

HJK mei 2016

29


• Rianne Schoemaker Aardappelen zijn geschikt om op te verven en mee te stempelen

creativiteit. Met name op scholen zien we, mede door het huidige onderwijssysteem, dat in de klas snel gegrepen wordt naar de standaardtechnieken, zoals plakken en kleurplaten inkleuren. Zonde, want daardoor wordt de ontwikkeling in creativiteit geremd. En dat terwijl het creatief denken, ‘leren over grenzen te denken’, één van de vijf kenmerken is van de nieuwe visie op toekomstgericht onderwijs (Platform Onderwijs2032, 2016). Kleine experimenteren met creatieve materialen dragen bij aan het beoefenen van de 21e eeuwse

Wat werkt om de creativiteit van kinderen te stimuleren? • Loslaten. Tel iets vaker tot tien voordat je het werkje wilt ‘verbeteren’. Creativiteit gaat om het doen, en nee, niet om het eindresultaat; • Combineren. Kinderen zijn creatief, maar hebben een korte spanningsboog. Vaak zijn werkjes in enkele minuten af. De kunst zit hem niet in het iedere keer een ander materiaal te bedenken, maar materialen te combineren. Klaar met wasco? Pak er een materiaal als waterverf bij; • Natuurlijke elementen gebruiken. Heeft een kind een mooie tekening of schildering gemaakt? Er kunnen natuurlijke elementen opgeplakt worden, de vleugels van de vogel bijvoorbeeld. En laat kinderen de rand versieren met mooie takjes, grassprieten of mos; • Werk vernieuwend. Schilderen doen we meestal met een kwast, maar het kan ook met de handen of met takken. Kinderen vinden het fantastisch! Zo leren ze ook andere materialen te gebruiken.

30

HJK mei 2016

vaardigheden. Het is voor veel kinderen nieuw om te stempelen met bladeren of groenten, of om steentjes te verven in plaats van op papier te verven. Een kind weet nog niet wat werkt en wat niet. Stop dan ook niet direct als iets niet lukt, maar help het kind net zo lang totdat het begrijpt wat het materiaal doet. Hoe voelt het om zand met lijm te combineren, of schelpen met klei? Hoe lijm je handig een kastanje? Of hoe zorg je ervoor dat de bladeren niet breken als je ze opplakt? Pas als een kind vrij is met het materiaal, kan het daarna creëren wat het zelf heeft bedacht. Geef een beetje ruimte aan de creativiteit van kinderen.

3D-werken Als je natuurlijke materialen gebruikt in plakwerken, kun je reliëf en diepte creëren. Je kunt er later zelfs weer overheen verven. Denk hierbij eens aan besjes, zaaddozen van een dovenetel of een juffertje in het groen, rozenbottels, schermen van fluitenkruid of elzenproppen. Bloemen, zoals kamille, klaver en madeliefjes, mos en gedroogde pluimen van gras. Pitjes van fruit of peulvruchten als kapucijners of gedroogde bonen. Mogelijkheden te over! Ook uit de voorraadkast kun je allerhande materialen pakken als je geen zoektocht kunt of wilt ondernemen. Pastaschelpjes, spaghetti, stof, wol en draadjes, ongekookte rijst en (zandbak)zand lenen zich ook heel goed voor creatieve processen.


Maak een zonnevanger

• Saskia Koper

Een zonnevanger is een bloemenkunstwerkje om voor het raam te hangen (zie de afbeelding hiernaast). Om dit werkje door je leerlingen te laten maken heb je onderstaande materialen nodig (ga naar buiten en zoek mooie bloemen, blaadjes, veertjes en takjes, of doe dit samen met de kinderen): • Papieren bordjes (of stevig karton); • Mooie bloemen, blaadjes en veertjes; • Touw; • Een schaar; • Plakband (het liefst zo breed mogelijk).

En nu aan de slag! Laat je leerlingen onderstaande stappen doorlopen of doorloop de stappen samen met je leerlingen om de zonnevanger gezamenlijk te maken: 1. Knip de binnenkant van het bordje er voorzichtig uit, zodat je alleen de rand overhoudt. De rand wordt het ‘frame’ (de lijst) voor de zonnevanger; 2. Draai de lijst om en beplak het gat met plakband, met de plakzijde naar de binnenkant. Pas op dat het niet aan de tafel blijft plakken; 3. Draai de lijst weer om. De binnenkant kun je ‘beplakken’ met wat je gevonden hebt. Leg bloemen en veertjes op het plakband en druk ze goed aan; 4. Maak een gaatje boven in de rand en hang de zonnevanger aan een touwtje voor het raam. Je kunt met deze creatieve opdracht variëren door natuurlijke materialen te gebruiken: zo kun je zelf een koord vlechten van sterke plantenstelen (met boterbloemen, zuring of gedroogde grassprieten uit je verzameling). Dit kun je als touw gebruiken om de zonnevanger aan op te hangen. Of je kunt de lijst van de zonnevanger er mooi mee versieren. Vlecht de stelen dan om de rand van het bordje voordat je verdergaat met stap 2.

Stempelen Veel natuurlijke materialen laten zich ook goed als stempel gebruiken. Kijk eens naar het effect van verschillende soorten stempels: • Vruchten, zoals appels en citroenen, of een doorgesneden bleekselderij in een bosje gebonden; • Takken en blaadjes laten prachtige nerfstructuren of jaarringen zien. Of maak afdrukken van eikeldopjes; • Bloemen zijn allemaal verschillend. Sommigen hebben vijf blaadjes, anderen wel tien. Leer je leerlingen over de verschillen tussen bloemen, of maak een prachtig bloemenveld van verschillende afdrukken; • Aardappelen zijn zeer geschikt om in allerlei vormen te snijden en mee te stempelen. Gebruik bijvoorbeeld koekjesvormen of kleivormen om de stempels uit te steken. Spiegelen Natuurlijke materialen lenen zich er ook goed voor om het visuele waarnemingsvermogen te stimuleren. Objectief kijken naar wat je ziet begint bij jonge kinderen al bij het observeren van de lucht: zijn de wolken wit en is de lucht blauw? In de natuur zijn veel uiteenlopende structuren die uitdagen om eens goed naar te kijken: bomen met ronde ringen, de mandala-achtige vorm van een

spinnenweb of geografische vormen in bijvoorbeeld een bijenraat. Je kunt deze structuren goed gebruiken om te ‘spiegelen’. Knip of snijd een blad, bijenraat of dennenappel doormidden en laat het kind de andere helft tekenen. Is het materiaal niet geschikt om door te snijden? Ga dan samen met kinderen op zoek naar structuren in de natuur en maak foto’s die je vervolgens kunt printen en doormidden kunt knippen.

Dit artikel is gebaseerd op het boek Tekenen met Takken (2015), dat is geschreven door Saskia Koper en Barbara Rijpkema en is uitgegeven door KNNV Uitgeverij

Literatuur • Einon, D. (2002). Het creatieve kind. Londen: Cantecleer. • Berg, A.E. van den (2011). Natuur als therapie bij ADHD. Wageningen: Alterra. • Gezondheidsraad & RMNO (2004), Natuur en gezondheid. Den Haag: GR&RMNO. • Eindadvies Platform Onderwijs2032 (2016). Den Haag: Ons Onderwijs2032. • Boogmans, J. (2010). Rupsen horen poepen. Zeist: KNNV Uitgeverij. • Donkelaar, M., Rooijen, M. van (1998). Het hele jaar rond. Rotterdam: Lemniscaat. • Weterings, A., Plamper, S. (2012). Begrijpen met je handen. Houten: Springer Media.

HJK mei 2016

31


Prentenboek van de maand Win Berelekker!

10x gratis!

Uitgeverij Studio Sesam en HJK geven tien exemplaren weg van het prentenboek Berelekker!

Vandaag mag Aïsha papa helpen met koken. Eerst doen ze de boodschappen. Aïsha doet haar berenmuts op en is er helemaal klaar voor. In de supermarkt draagt zij het mandje, want ze is beresterk. Ze pakt de spaghetti uit het rek. ‘Papa, papa, ik weet het al! We eten natuurlijk een slangennestje vanavond.’ Maar papa zwaait met een ander pakje. ‘Nee, we eten couscous.’ Aïsha maakt liever een berengerechtje, maar gelukkig mag zij het toetje klaarmaken. Het recept van dit heerlijke fruitgerechtje is in het boek te vinden. Leuk om samen te maken (en op te eten)!

Extra!

Studio Sesam Berelekker ISBN 9789082345506 € 12,95

© Studio Sesam

Sla het prentenboek om en ontdek een ander verhaal: Een goal voor Imane!

Maak kans op een van de tien exemplaren van Berelekker! Surf naar de website www.hjk-online.nl/lezersactie en vul vóór 7 juni 2016 het digitale formulier in. Lees de recensie van Berelekker op pagina 26. ADVERTENTIE

de vorige 100% van raadt deze deelnemers ! cursus aan

ciaalSensomotorische, so ve itie gn emotionele en co s er ut kle ontwikkeling van Locatie:

Cursus: Ontwikkeling van kleuters Een kind maakt in de kleuterperiode een gigantische ontwikkeling door. Aan u als onderbouwleerkracht de taak om ontwikkelingsfases te (her)kennen en te stimuleren bij elke individuele leerling. Volg de vijfdaagse cursus met een kleine groep, een excellente docent en een ruime afwisseling tussen theorie en praktijk.

t

Regardz La Vie, Utrech

Datum: rtdatum 14 september

Vijfdaagse cursus | Sta

Inschrijven: g

ijs.nl/kleuterontwikkelin

www.medilexonderw

Medilex Onderwijs - Congressen en cursussen voor het onderwijs 32

MEDIKB_HJK_170x126_100516.indd 1 HJK mei 2016

T. (030) - 700 12 20

E. info@medilexonderwijs.nl 22-4-2016 11:48:35


Journaal

Deze rubriek houdt je op de hoogte van onderwijsnieuws, websites en publicaties. nieuwe producten en congressen

Pinokkio komt opnieuw tot leven! Wie kent Pinokkio nu niet? De ondeugende houten pop met zijn wonderlijke neus weet jong en oud te betoveren. De houten pop wordt door een fee tot leven gebracht en om een echte jongen te worden moet hij goede daden verrichten. Het jongetje Japie biedt zich aan om dienst te doen als het geweten van de pop. Als Pinokkio liegt, groeit zijn neus. Het leuke © Uitgeverij Unieboek sprookje heeft een plaats gekregen in het Efteling Sprookjesbos, maar heeft ook een eigen musical gekregen. De Efteling en uitgeverij Van Goor brengen Pinokkio opnieuw tot leven: op 23 mei 2016 komt het prentenboek Pinokkio, de ondeugende pop uit. Hoewel het boek nog niet verschenen is, geeft HJK je alvast een inkijkje via bovenstaande spread! www.unieboekspectrum.nl

Vaardigheden leren met behulp van Deugdenvriendjes Levensvaardigheden zijn misschien wel net zo belangrijk als kernvakken, zoals taal en rekenen. Verschillende initiatieven, zoals Platform Onderwijs2032 en het ontwikkelen van de 21e eeuwse vaardigheden, zijn erop gericht om het opdoen van dit soort vaardigheden meer in het onderwijs te verankeren. We willen kinderen graag zelfvertrouwen en een mooi karakter meegeven. Met de kaartenset Deugdenvriendjes kun je ook met de allerkleinsten praten over zaken als eerlijkheid, samenwerken en vriendelijkheid. De set Deugdenvriendjes bestaat uit 52 kaarten. Aan de ene kant staat een plaatje van een vrolijk gekleurd wezentje dat een deugd toont, zoals humor, idealisme, samenwerking of openheid. Aan de andere kant staat de omschrijving van de eigenschap met voorbeelden en uitleg hoe de deugd bruikbaar is. www.hetdeugdenspel.nl

agenda

Annemieke Bastiaans schreef drie logopedische prentenboeken. Het nieuwste boek is Bauke de nieuwsgierige hond. De boeken hebben een vaste opbouw en brengen balans in het leren en spelen. De boekenserie kent de volgende onderdelen: een voorleesverhaal, pictozinnen die kinderen zelf kunnen lezen, liedjes en taaldenkvragen. In het proces van het maken en schrijven zijn de boeken getest door deze alvast met kleuters uit te proberen. Mede door het enthousiasme van de kinderen zijn de boeken tot stand gekomen. De kleuters komen dankzij klankliedjes in aanraking met letters en via het zingen en het verhaal werken zij ongemerkt aan klankletterkoppeling. De pictozinnen zijn geschikt voor kleuters die niet kunnen wachten om zelf te leren lezen en voor kinderen uit groep 3 en 4 die veel moeite hebben met lezen. www.voicejoy.nl

Annemieke Bastiaans

Prentenboeken met pictozinnen

• 18 mei 2016 Workshop Omgaan met pesten www.hco.nl • 19 mei 2016 Cursus Kleutertaal www.medilexonderwijs.nl • 24 mei 2016 Cursus De jongens tegen de meisjes www.medilexonderwijs.nl • 27 september 2016 Cursus Jonge kind voor directies www.onderwijsadvies.nl • 4 oktober 2016 Studiedag Spel en spelbegeleiding www.cps.nl

HJK mei 2016

33


Verwacht in HJK © Pixabay

PrentenboekIndruk: vakantie!

De zomer is voor kinderen hét buitenspeelseizoen: het is ’s avonds langer licht en je mag lekker ‘met zonder’ jas en in korte broek naar school! Activiteiten zoals waterspelletjes en picknicken worden met gejuich ontvangen. Hoog tijd dus voor het thema ‘Vakantie’ in PrentenboekIndruk.

HJK (De wereld van het jonge kind) bestaat al ruim 40 jaar en is het bekendste vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen. HJK biedt actuele en betrouwbare vakinformatie en maakt daarbij een koppeling tussen theorie en praktijk.

‘Ik ben ook een mens’

In BoekIndruk wordt onder andere het boek ‘Ik ben ook een mens’ besproken. Is een kind al een mens of moet het er nog een worden? En wat betekenen de antwoorden voor ons huidige onderwijsstelsel?

Niets missen? Neem dan een combi-abonnement op HJK én JSW en betaal slechts € 117,50.

© Phronese

Kleuterverlenging

Tijdens het congres ‘Het jonge kind op het juiste spoor’ op 6 april jl. is een debat gevoerd over kleuterverlenging. Veel leerkrachten uitten hun zorgen over kleuters die nog onvoldoende gerijpt naar groep 3 gaan. Hoe kun je met ouders de dialoog aangaan over kleuterverlenging?

Proefabonnement HJK Ook leuk voor thuis! Vakblad voo en onde r ontwikkeli ng rwijs aa n jonge , opvoeding kinderen Vakblad voor ontwik en onderw kel ijs aan jon ing, opvoeding ge kinder en Vakblad voor ontwik keling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen

Spe óók len: groe in p 3!

3x HJK magazine,

de online versie én toegang tot het digitale archief

voor €10,-*

Samen ve

rhalen veLrt eln ledn ere spelen

Abonnement stopt automatisch!

Werken met De groep 3 kind ineren zet va=n sampr Betrek ouders bij

2 nummers gratis!

in

enw enSte erk onb oe epen e leke spelcont o n in exten vergang van gr oep 2 na het ar

3 tegeng Wet aan en van Sp hap en elsc en te chten pes nologiisetaal leren in de terklas Nrkl . 8eu - Ja argang Rekenontwik 42 – ap kel ril 2015 ww w.hing jk-o : besefNr. 9 van-hoe Jaarg vee an lheden nline. g 42 – me

i 2015

www.hjk-

HJK15_HR

Nr. 10 - Jaargang XXXXXX

XX_TDS_N

nl

online.nl

42 – juni 2015 R8_2015.i

ndd 1

www.hjk-online. nl

HJK15_HR1

5042101_TD

S_NR9 2015.i

ndd 1

01-04-15

HJK 10.indd 1

* De vermelde abonnementsprijzen zijn geldig t/m augustus 2016

30-04-15

28-05-15 16:33

Meer weten? Ga naar www.hjk-online.nl of bel 088-2266691 34

HJK mei 2016

15:44

14:48


Kleuterpakket Wil je kleuters voorbereiden op rekenonderwijs? Dat kan. Voor groep 1 en 2 van het basisonderwijs heeft Alles telt een volledig kleuterpakket. Het pakket bestaat uit een kleuterideeĂŤnmap, kleutervertelplaten en digibord- en oefensoftware. Hiermee bereid je kleuters op een speelse manier voor op de rekenlessen in groep 3.

Feit

Nieuwsgierig naar dĂŠ rekenmethode Alles telt? Vraag de zichtzending vandaag nog aan via www.thiememeulenhoff.nl/allestelt

ThiemeMeulenhoff Postbus 400 | 3800 AK Amersfoort T 033 448 3800 I

www.thiememeulenhoff.nl/allestelt

E po@thiememeulenhoff.nl


roep 1-4

ls voor g e g n E e d o h t e ale lesm

DĂŠ digit

g Native speakin co-teachers via het digibord 6 5 1

2

3

4

Vraag een gratis p o n a a ie t n e ic  e pro sy.nu a e t i e k a .t w w w

7

8

7


Verwacht in HJK © Pixabay

PrentenboekIndruk: vakantie!

De zomer is voor kinderen hét buitenspeelseizoen: het is ’s avonds langer licht en je mag lekker ‘met zonder’ jas en in korte broek naar school! Activiteiten zoals waterspelletjes en picknicken worden met gejuich ontvangen. Hoog tijd dus voor het thema ‘Vakantie’ in PrentenboekIndruk.

HJK (De wereld van het jonge kind) bestaat al ruim 40 jaar en is het bekendste vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen. HJK biedt actuele en betrouwbare vakinformatie en maakt daarbij een koppeling tussen theorie en praktijk.

‘Ik ben ook een mens’

In BoekIndruk wordt onder andere het boek ‘Ik ben ook een mens’ besproken. Is een kind al een mens of moet het er nog een worden? En wat betekenen de antwoorden voor ons huidige onderwijsstelsel?

Niets missen? Neem dan een combi-abonnement op HJK én JSW en betaal slechts € 117,50.

© Phronese

Kleuterverlenging

Tijdens het congres ‘Het jonge kind op het juiste spoor’ op 6 april jl. is een debat gevoerd over kleuterverlenging. Veel leerkrachten uitten hun zorgen over kleuters die nog onvoldoende gerijpt naar groep 3 gaan. Hoe kun je met ouders de dialoog aangaan over kleuterverlenging?

Proefabonnement HJK Ook leuk voor thuis! Vakblad voo en onde r ontwikkeli ng rwijs aa n jonge , opvoeding kinderen Vakblad voor ontwik en onderw kel ijs aan jon ing, opvoeding ge kinder en Vakblad voor ontwik keling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen

Spe óók len: groe in p 3!

3x HJK magazine,

de online versie én toegang tot het digitale archief

voor €10,-*

Samen ve

rhalen veLrt eln ledn ere spelen

Abonnement stopt automatisch!

Werken met De groep 3 kind ineren zet va=n sampr Betrek ouders bij

2 nummers gratis!

in

enw enSte erk onb oe epen e leke spelcont o n in exten vergang van gr oep 2 na het ar

3 tegeng Wet aan en van Sp hap en elsc en te chten pes nologiisetaal leren in de terklas Nrkl . 8eu - Ja argang Rekenontwik 42 – ap kel ril 2015 ww w.hing jk-o : besefNr. 9 van-hoe Jaarg vee an lheden nline. g 42 – me

i 2015

www.hjk-

HJK15_HR

Nr. 10 - Jaargang XXXXXX

XX_TDS_N

nl

online.nl

42 – juni 2015 R8_2015.i

ndd 1

www.hjk-online. nl

HJK15_HR1

5042101_TD

S_NR9 2015.i

ndd 1

01-04-15

HJK 10.indd 1

* De vermelde abonnementsprijzen zijn geldig t/m augustus 2016

30-04-15

28-05-15 16:33

Meer weten? Ga naar www.hjk-online.nl of bel 088-2266691 34

HJK mei 2016

15:44

14:48


roep 1-4

ls voor g e g n E e d o h t e ale lesm

DĂŠ digit

g Native speakin co-teachers via het digibord 6 5 1

2

3

4

Vraag een gratis p o n a a ie t n e ic  e pro sy.nu a e t i e k a .t w w w

7

8

7


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.