Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen
Meldcode kindermishandeling PO-Raad: visie op het jonge kind Culturele diversiteit in de kleuterklas
Nr. 10 – Jaargang 46 – juni 2019
www.hjk-online.nl
ge ondheid
Handelen bij vermoedens
Meldcode kindermishandeling Volgens de cijfers zit in elke schoolklas gemiddeld één kind dat thuis te maken heeft met kindermishandeling. Als leerkracht kun je veel voor deze kinderen betekenen door ze te zien en te steunen. Daarnaast heb je volgens de wet de plicht om in actie te komen bij vermoedens.
Marike van Gemert is trainer en oprichter van Academie voor Praten met Kinderen (www.academiepratenmetkinderen.nl) Patries Worm (pworm@veiligthuisgz.nl) is kinderarts/vertrouwensarts bij Veilig Thuis GelderlandZuid (www.veiligthuis.nl)
Janiek komt vaak net te laat op school. Hij heeft regelmatig geen fruit of lunch bij zich. Ook ziet hij er moe uit. Als je ernaar vraagt, zegt hij ‘dat hij ’s nachts vaak wakker wordt doordat zijn babyzusje huilt’. Moeder zie je bijna nooit: Janiek loopt meestal met zijn oudere zussen mee naar school. Je kent Janiek als een aanwezige, beweeglijke jongen. De laatste tijd is hij veel stiller dan je van hem gewend bent. Je maakt je zorgen en wilt Janiek graag helpen, maar je wilt zijn ouders niet vals beschuldigen of tegen je in het harnas jagen. Wat kun je het beste doen?
Kindermishandeling in Nederland Jaarlijks hebben naar schatting 90.000 tot 127.000 kinderen in Nederland te maken met kindermishandeling (Alink et al., 2018). Daaronder vallen emotionele en fysieke verwaarlozing, emotionele en fysieke mishandeling en seksueel misbruik. De gevolgen van kindermishandeling zijn groot en vaak levenslang. Deze kinderen hebben een fors verhoogde kans om tijdens hun jeugd of volwassenheid psychische en andere gezondheidsproblemen te ontwikkelen en komen vaker in aanraking met verslaving, criminaliteit en uitval van school en werk.
4
HJK juni 2019
stadium in gesprek te gaan met kind en ouders. In zo’n geval is een gesprek vaak nog voor alle partijen laagdrempelig, in tegenstelling tot wanneer je al een tijd met vermoedens rondloopt. Het woord ‘kindermishandeling’ hoef je daarbij niet eens in de mond te nemen. Stel gewoon eens een vraag: ‘Hé Janiek, je bent de laatste tijd zo stil; hoe gaat het met je?’ Of aan ouders: ‘Het valt me op dat Janiek er de laatste tijd zo moe uitziet. Hoe gaat het thuis, sinds zijn zusje geboren is?’ Misschien blijkt er een logische verklaring te zijn voor de signalen die je hebt gezien. Bijvoorbeeld dat moeder het erg zwaar heeft, omdat de baby heel veel huilt en ze daardoor niet zo beschikbaar is voor haar andere kinderen. Moeder helpen om hulp in te schakelen, is dan een logische stap.
Wat als je zorgen niet afnemen? Soms word je door een eerste gesprek over signalen alleen maar ongeruster. Bijvoorbeeld als je van het kind te horen krijgt dat papa en mama ’s nachts hele erge ruzie maken, waardoor het kind niet kan slapen. Of wanneer je al voor de derde keer een alcohollucht ruikt bij moeder, terwijl ze ’s ochtends haar kind naar school komt brengen.
Hoe herken je kindermishandeling? Kindermishandeling is lang niet altijd gemakkelijk te herkennen. Door schaamte, schuld- en loyaliteitsgevoelens komen kinderen en ouders er meestal niet zelf mee naar buiten. En blauwe plekken, zindelijkheidsproblemen, een vermoeid kind, gedragsproblemen of een onverzorgd uiterlijk kunnen, naast op kindermishandeling, óók duiden op andere problemen. Wel helpt het om alert te zijn op (veranderingen in) gedrag, uiterlijk en gezinsomstandigheden, zodat je erop kunt doorvragen als je je zorgen maakt.
Word geen Sherlock Holmes Als leerkracht en als school hoef je niet vast te stellen of er sprake is van kindermishandeling. Dat is de taak van Veilig Thuis. Ga dus ook niet speuren naar ‘bewijs’ voor je vermoedens. Dat gaat ten koste van je objectieve blik en van het gesprek met kind en ouders. Wel ben je verplicht om bij vermoedens van kindermishandeling de stappen van de meldcode te volgen. Deze stappen (zie ook het kader ‘De stappen van de meldcode’) helpen je om zorgvuldig te handelen en te komen tot een afgewogen besluit: moet ik een melding doen bij Veilig Thuis?
Ga het gesprek aan Juist omdat kindermishandeling vaak verborgen blijft en het vaak al jaren speelt voordat er wordt ingegrepen, is het van belang om in een vroeg
Afwijken van de meldcode De volgorde van de stappen uit de meldcode is niet dwingend. Het kan nodig zijn om in acute situaties direct na stap 1 een melding te doen bij Veilig Thuis.
beleid
Inclusie van het jonge kind
Vroegsignalering doe je samen Bij het artikel ‘Inclusief werken: past dat wel?’ in een eerdere HJK werd een oproep gedaan om good practices te delen. Wiedi Hartveld en Nanda Bischoff van Sterk Huis delen de succesfactoren en uitdagingen die zij tegenkomen bij het realiseren van inclusie van het jonge kind in de preventieve samenwerking tussen jeugdhulp, kinderopvang en onderwijs.
Emilie Groot-Ketelaars (e.groot@ontwikkel-kracht.nl) werkt als hogeschooldocent en jonge kindspecialist bij Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg (OSO). Sinds 2015 heeft ze haar eigen adviesbureau Ontwikkelkracht in onderwijs en opvang Wiedi Hartveld (wiedihartveld@sterkhuis.nl) werkt als gedragscoach en Nanda Bischoff (nandabischoff@sterkhuis.nl) als gedragswetenschapper voor Sterk Huis en zij zijn betrokken bij het preventieproject Aandacht voor Basiskracht
S
terk Huis ondersteunt kinderen, ouders en professionals bij vragen en problemen op het gebied van veiligheid en ontwikkeling. In opdracht van de gemeente Goirle wordt sinds oktober 2013 samen met basisscholen, kinderdagverblijven en peuteropvang in de gemeente Goirle en Riel preventief samengewerkt in het project Aandacht voor Basiskracht. Door een sterkere verbinding te maken tussen kind en gezin, onderwijs- en zorgprofessionals ontstaat een ‘gouden driehoek’ (zie figuur 1) met een sterke basis. Gezamenlijke zorgen ‘We maken ons zorgen om een meisje dat sinds kort de peuteropvang bezoekt. Op de groep heeft ze moeite om samen te spelen en kan ze erg boos worden. Als de pedagogisch medewerker dit met de ouders bespreekt, geven zij aan met hun handen in het haar te zitten. Ook thuis heeft ze boze buien en weigert ze vaak te doen wat haar ouders van haar vragen. Dit herkent de pedagogisch medewerker ook. Het meisje wordt bijna 4 jaar en we houden allemaal ons hart vast. Want hoe moet dat nou in de kleuterklas?’
Kind en gezin
(Voor) school Figuur 1 – Gouden driehoek (Bron: Sterk Huis) 10
HJK juni 2019
Zorg
Hoe transitie nieuwe kansen creëert Sinds de jeugdzorg in 2015 is overgeheveld naar de gemeenten, dienen gemeenten zich in hun beleid onder andere te richten op preventie en vroegsignalering. Het tijdig bieden van de juiste hulp op maat en effectieve en efficiënte samenwerking rondom gezinnen brengt dilemma’s met zich mee. Welke expertise voor kind en/of ouder kan het best worden ingezet op welk moment en vanuit welke organisatie en budgetten? Sterk Huis is een organisatie met een rijke historie van meer dan een eeuw. Vraagstukken op het gebied van veiligheid, opgroeien en opvoeden worden bij Sterk Huis in een multidisciplinair team behandeld. De kracht van het multidisciplinair team vindt haar oorsprong in verschillende instellingen voor jeugdhulpverlening en vrouwenhulpverlening. In 2009 zijn Kompaan en De Bocht gefuseerd en in 2018 ging Kompaan en De Bocht verder als Sterk Huis. De rijke schat aan ervaring, ieder op eigen terrein, zorgt voor expertise waarmee een complete aanpak voor complexe problemen voor het hele gezin geboden kan worden. Succesfactor in de aanpak van Sterk Huis is de benadering van kind en gezin als een geheel. Interventies en ondersteuning richten zich zowel op het kind als op de ouder. Door in de ‘gouden driehoek’ (zie figuur 1) een verbinding te maken tussen hoog specialistische zorg en het onderwijs en kinderopvang wordt optimaal bijgedragen aan betere kansen voor alle kinderen. Sterk Huis voelt zich verantwoordelijk om samen met maatschappelijke partners te zoeken naar deze functionele samenwerking in een zo vroeg mogelijk stadium gericht op preventie. De mate waarin het gemeentelijk beleid deze preventieve ondersteuning faciliteert en in haar visie ondersteunt, is bepalend voor het moment en de wijze waarop bijvoorbeeld de specialistische kennis van een gedragscoach kan worden ingezet. Niet elke gemeente maakt hierin dezelfde keuzes.
taal
Goede mondelinge taalvaardigheid
Vroege mondelinge taalontwikkeling De eerste zeven levensjaren zijn van belang voor het ontwikkelen van een goede mondelinge taalvaardigheid. Maar wat is het belang hiervan en hoe kun je preventief werken met kleuters om zo hiaten in de taalontwikkeling te voorkomen?
Eveline Bogers (eveline.bogers@expertis.nl) is adviseur bij Expertis Onderwijsadviseurs. Zij richt zich vooral op de ontwikkeling van het jonge kind, rekenen en didactisch handelen
Meester Rob observeert Pim, Teun en Fien die aan het bouwen zijn in de bouwhoek. Hij luistert naar hen en kijkt wat ze bouwen. ‘Ik bouw een garage voor mijn brandweerauto’s’, zegt Pim. ‘Het dak moet hoog genoeg zijn voor de brandweerauto’s’, zegt Teun. ‘Ja!’, roept Fien. ‘En we moeten nog een dinges bouwen.’ Ondertussen wijst ze het deel voor de brandweerkazerne aan. Pim en Teun begrijpen niet wat Fien bedoelt. Meester Rob mengt zich voorzichtig in het spel, zodat hij het spel en de taal kan verrijken. Hij zegt al wijzend: ‘Ik zie dat deze bouwvakkers al een mooie brandweerkazerne hebben gebouwd. Fien, jij wijst naar de grond voor de brandweerkazerne. Wat wil je daar bouwen?’ Fien geeft aan dat de brandweerauto’s een weg nodig hebben om op te rijden. Zo’n weg hebben ze thuis ook. ‘Zo’n weg noemen we de oprit. Veel huizen hebben ook een oprit. Op de oprit staat de auto. Tatutatu, mijn brandweerauto rijdt over de oprit naar de …’, zegt meester Rob. ‘Teun, help me even. Ik ben vergeten hoe we dit gebouw noemen.’ ‘Een brandweerkazerne’, zegt Teun. ‘Ja, en voor de brandweerkazerne hebben we een oprit’, zegt Pim. ‘Heel goed. De brandweerkazerne heeft een oprit nodig, dus deze gaan jullie nu bouwen toch?’, reageert meester Rob. Tot slot laat meester Rob Fien tijdens het spel de twee woorden herhalen om te controleren of Fien het nu begrepen heeft.
Modelen krachtig didactisch middel Kinderen met een goede mondelinge taalvaardigheid kunnen gevoelens en emoties onder woorden brengen en verhalen vertellen over gebeurtenissen. Zo zag meester Rob dat Pim en Teun aangaven dat ze Fien niet begrepen. Naast zichzelf goed kunnen uitdrukken hoort er ook begrijpend luisteren bij. Kinderen met een goede mondelinge taalvaardigheid begrijpen vragen en korte instructies van anderen. Om goed te kunnen luisteren en zichzelf te kunnen uitdrukken, 16
HJK juni 2019
hebben kinderen een grote woordenschat nodig. In het verhaal van meester Rob zagen we dat Fien een kleinere woordenschat heeft dan Pim en Teun, maar ze heeft voldoende begrip om de spelenderwijze instructie van meester Rob te kunnen begrijpen. In de bouwhoek bij meester Rob zie je een krachtig didactisch middel terugkomen, namelijk modelen. Meester Rob denkt hardop na. Zijn uitleg ondersteunt hij door ernaar te wijzen of ermee te spelen. Jonge kinderen kunnen tijdens het modelen veel informatie imiteren (Panksepp, 1998).
Kinderen moeten getriggerd worden Onderzoek laat zien dat de vroege taalontwikkeling veel invloed heeft op de leesontwikkeling, spelling en begrijpend lezen. Mondelinge taalproblemen zorgen ervoor dat kinderen vijf keer zoveel risico lopen om leesproblemen te krijgen. Afwachten tot behoeften naar taal zich bij kinderen met taalproblemen ontwikkelen heeft geen zin, aangezien deze vaak niet vanzelf ontwikkelen (Van der Leij & Zijlstra, 2017). Vooral deze kinderen moeten getriggerd worden. Meester Rob mengt zich in het spel zodat hij al spelend het taalniveau van Fien kan verrijken. De preventieve en signalerende instructiekwaliteiten van meester Rob zullen de ontwikkeling van Fien vooruit leiden. Van der Wilt (2018) veronderstelt dat zo’n 40 procent van de kleuters wordt afgewezen door leeftijdgenoten wanneer goede mondelinge taalvaardigheden ontbreken. Gelukkig gingen Pim en Teun op Fien in en gaven ze aan dat ze haar niet begrepen, maar helaas zien we ook dat meisjes als Fien genegeerd worden vanwege onbegrip. Volgens Vygotsky (2006, geciteerd door Njiokiktjien) kunnen verbaal sterke kinderen ook beter problemen en ruzies oplossen, omdat zij door taal hun eigen gedrag kunnen reguleren. Kleuters uit taalarme milieus hebben vaak een zwakkere mondelinge taalvaardigheid. Wanneer de leerkracht het onderwijs versterkt
beleid
Interview Steven de Vries en Sarah Abbou
PO-Raad: visie op het jonge kind De PO-Raad publiceerde in 2016 de brochure Doorstroom van kleuters (Haarman, 2016). Wat doet de sectorraad nog meer voor het jonge kind en welke speerpunten zijn nu actueel? En wat is de visie van de PO-Raad op de doorgaande ontwikkellijnen van het jonge kind, met daarbij de focus op onderwijsachterstanden?
Anneke Elenbaas van Ommen (anelenbaas@gmail.com) is als onderwijspedagoog zelfstandig gevestigd onder de bedrijfsnaam Personal Development Schiedam en is redactielid van HJK
D
e Inspectie van het Onderwijs (2019) gaf een waarschuwing af in het rapport De Staat van het Onderwijs voor de afnemende prestaties bij taal en rekenen, toenemende laaggeletterdheid, groeiende segregatie, grote verschillen tussen scholen en grote kansenongelijkheid, die zich binnen het scholenveld dreigen te verdiepen.
Aanpak van laaggeletterdheid Inmiddels staat de aanpak van laaggeletterdheid landelijk en lokaal hoog genoteerd op de agenda om 2,5 miljoen laaggeletterden in Nederland te bereiken met scholing. Dit aantal lijkt nog steeds te groeien. Jaarlijks verlaat één op de tien kinderen onvoldoende lees- en schrijfvaardig de basisschool (Christoffels et al., 2017), die daardoor een grotere kans heeft op laaggeletterdheid. Bovendien hebben kinderen van ouders die laaggeletterd zijn een grotere kans om later laaggeletterd te worden. Om deze groei tegen te gaan, is een preventieve aanpak in het onderwijs dus onontbeerlijk. Het is belangrijk al aandacht te hebben voor de aanpak in de vooren vroegschoolse educatie (VVE), zodat laaggeletterdheid voorkomen kan worden. Er wordt al veel
Over Steven de Vries en Sarah Abbou Steven de Vries is werkzaam bij de PO-Raad als domeinregisseur School en Omgeving, dat thema’s behandelt als: passend onderwijs, huisvesting, doorgaande ontwikkellijnen, onderwijsachterstandenbeleid en gezonde leefstijl. Sarah Abbou is bij de PO-Raad werkzaam in het team School en Omgeving. Haar portefeuille heeft verschillende dossiers waar zij zich op richt, onder andere: de doorgaande leerlijn, passend onderwijs, sociale veiligheid en ouderbetrokkenheid.
22
HJK juni 2019
gedaan, zoals stimuleren van ouderbetrokkenheid, inzet van voor- en vroegschoolse programma’s in kinderopvang en basisonderwijs, training van professionals, maar er is ook een versnippering in het beleid. Een lappendeken van activiteiten en maatregelen. Er ontbreekt in dit kader een goede regie en een landelijke richtlijn waar je vanuit het onderwijsveld terecht kunt. De PO-Raad lijkt hierin een goed aanspreekpunt. Hoe kijken beleidsadviseurs Steven de Vries en Sarah Abbou, vanuit hun domein School en Omgeving, aan tegen het beleid van het jonge kind? Wat is de stip op de horizon? Is dat één basisvoorziening voor jonge kinderen, waarin ieder kind de kans krijgt zich optimaal te ontwikkelen? Wat zijn kansen en belemmeringen? Op welke wijze geeft de PO-Raad als belangrijke speler in het onderwijsbeleid hier vorm aan?
Basisvoorziening jonge kind De versnippering in het beleid voor het jonge kind is voor beide beleidsadviseurs van de PO-Raad heel herkenbaar. De Vries: ‘Je kunt er op meerdere manieren naar kijken. Wanneer je uitzoomt en naar het jonge kind kijkt, dan stellen we ons regelmatig de vraag over de manier waarop het onderwijs nu georganiseerd is. Stel, je zou nu helemaal opnieuw beginnen, zou je dit dan op dezelfde manier doen, zou je de knip dan bij 4 jaar leggen en is de huidige knip tussen basis- en voortgezet onderwijs bij 12 jaar wel logisch? Wat echt leidend zou moeten zijn, is de vraag: zijn we op dit moment in staat om het beste te doen voor kinderen in dit land? Beide vragen beantwoordend, is de huidige situatie niet de gewenste situatie, dat wil zeggen zoals die nu is: groep 1/2 tot en met groep 8 en de voorschoolse periode voorafgaand aan de basisschool. Wanneer je meer inzoomt op de voorschoolse periode, dan is de kinderopvang traditioneel vooral ingericht vanuit het arbeidsmarktparticipatieprincipe, zodat moeders kunnen werken en de kinderen opgevangen worden. Langzamerhand zijn er wel kwaliteitsaspecten
sociaal-emotioneel
In gesprek over huidskleuren
Culturele diversiteit in de kleuterklas Al op jonge leeftijd maken baby’s en kinderen onderscheid in huidskleur. Ook ontwikkelen ze al vroeg sociale voorkeuren en ontstaan er vooroordelen gebaseerd op ras. Hoe kan je hier als leerkracht in de kleuterklas op een juiste manier mee omgaan?
Yvette Westgeest (yvette.westgeest@hetnoorderlicht.unicoz.nl) staat als academisch geschoolde leerkracht voor groep 3 en volgt daarnaast de master Onderwijs en Innovatie aan de VU in Amsterdam
‘Hé, mijn Oreo-koekje is dezelfde kleur als jouw huid!’ Toen ik deze uitspraak een aantal jaar geleden door de kleuterklas hoorde gaan, wist ik mij even geen houding te geven. In principe was het een simpele observatie van een kleuter: waarschijnlijk zonder onderliggende gedachte. De kleuter over wie het ging, schoot echter gelijk in de verdediging en voelde zich zichtbaar gekwetst. Ik besloot dat het op dat moment niet handig was om op de uitspraak in te gaan: ik wist niet goed welke boodschap ik de kinderen mee wilde geven en wilde mij voorafgaand aan een gesprek eerst goed voorbereiden. Wel deed deze uitspraak mij besluiten om de komende tijd het thema diversiteit bespreekbaar te maken in mijn klas.
Kleurenblind Er bestaat een mythe waarbij wordt gedacht dat kinderen op jonge leeftijd geen besef hebben van verschil in huidskleur. Dat kinderen een leeg canvas zijn en dat zolang ouders en omgeving geen vooroordelen ten opzichte van mensen met een andere huidskleur laten zien, kinderen ook geen vooroordelen laten zien. Een gevolg van
Habituatie Habituatie, ook wel gewenning genoemd, is een manier die onderzoekers regelmatig bij baby’s gebruiken om te zien of zij het verschil tussen bepaalde prikkels kunnen waarnemen. Dit doen zij door te kijken naar de aandachtspanne die een baby heeft voor een prikkel; meestal een object of een persoon. Houdt een baby zijn of haar aandacht lang vast, dan ziet de baby een object of persoon als iets nieuws. Houdt een baby zijn of haar aandacht maar kort vast, dan is de baby gewend aan het soort object of persoon en is deze niet nieuw meer. In het onderzoek naar habituatie bij baby’s rondom mensen met verschillende huidskleuren bleek dat baby’s vanaf 6 maanden langer keken naar mensen met een andere huidskleur dan naar mensen met dezelfde huidskleur. Huidskleur was in de ogen van baby’s iets nieuws (Katz & Koflin, 1997).
28
HJK juni 2019
deze mythe is dat veel ouders en leerkrachten een gesprek over huidskleur, en dus over ras en etniciteit, met jonge kinderen het liefst mijden. Uitspraken die door jonge kinderen gedaan worden over mensen met een andere huidskleur worden vaak onder tafel geschoven. Onderzoek (Katz & Koflin, 1997), waarbij gebruikgemaakt wordt van habituatie, wijst echter uit dat baby’s al vanaf zes maanden onderscheid kunnen maken tussen mensen met een verschillende huidskleur.
Sociale voorkeuren Niet alleen maken baby’s en kinderen onderscheid in huidskleur. Ze ontwikkelen op jonge leeftijd ook al sociale voorkeuren. Zo blijkt uit onderzoek van Mesman (2017) dat wanneer 150 blanke kinderen, aan de hand van afbeeldingen van onbekenden, werd gevraagd met wie ze het liefst zouden willen spelen het overgrote deel van hen de voorkeur gaf aan het spelen met een blank kind. Wanneer op dezelfde manier werd gevraagd met wie ze liever niet zouden willen spelen, koos de meerderheid voor een gekleurd kind. Goed voorbeeld doet volgen? De vraag is of het de taak van de school is om aandacht te besteden aan diversiteit en het voorkomen van deze sociale voorkeuren. Is het niet gewoon zo dat goed voorbeeld doet volgen? Dat wanneer ouders thuis het juiste voorbeeld geven, kinderen dit automatisch overnemen? Hier zit een kern van waarheid in. Het is voor kinderen zeker van belang dat ze een goed rolmodel hebben wat betreft het omgaan met diversiteit. Kinderen die een ouder of leerkracht bijvoorbeeld ongemakkelijk zien reageren op een persoon met een andere etniciteit, blijken deze etnische groep in zijn geheel minder aardig te vinden dan kinderen die een vriendelijk voorbeeld hebben (Mesman, 2017). Toch blijkt dat de attitude van kinderen van 3 tot 5 jaar ten opzichte van etniciteit lang niet altijd overeenkomt met die van ouders (Aboud, 2005; Hirschfeld, 2008). Het lijkt er dus op dat
Verwacht in HJK Engels voor de kleutergroepen
Tegenwoordig wordt er op steeds meer basisscholen in Nederland al vanaf jonge leeftijd Engels aangeboden. Volgens Nuffic zijn dat op dit moment ruim 1150 scholen. Deze scholen geven vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto). Is dat zinvol? Zo ja, hoe geef je het vorm?
HJK (De wereld van het jonge kind) bestaat al meer dan 45 jaar en is het bekendste vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen. HJK biedt actuele en betrouwbare vakinformatie en maakt daarbij een koppeling tussen theorie en praktijk.
© Axel Scheffler
Niets missen?
Fijne zomervakantie!
HJK wenst je alvast een fijne zomervakantie en ziet je graag in het nieuwe schooljaar weer terug! Dan bieden we je graag weer inspirerende artikelen en rubrieken met een vertaalslag naar de praktijk om het onderwijs aan het jonge kind te verbeteren.
Neem dan een combi-abonnement op HJK én JSW (dé basis voor het basisonderwijs) en betaal slechts € 119,50. www.hjk-online.nl/abonneren
© Pixabay
Op de hoogte blijven van de ontwikkelingen rondom het jonge kind?
Neem een abonnement op HJK Ontvang 10 x HJK
Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen
45 jaar!
Krijg toegang tot het digitaal archief
HJK lezen op 45 jaar! tablet en pc via Schooltas
45 jaar!
45 jaar!
45 (>1.000 jaar!
artikelen)
Zintuigenverhaal: ervaar het verhaal
special :
spelen
Grijp je als leerkracht in of niet?
Spelend vechten
Bewegingsonderwijs
Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen
nr 8 april 2019
Leren leren de school in Klassenopstelling centraal Interview Claire Boonstra
Signalen als basis voor handelen
Voor elkmet een kind Kijken een betere bril handreiking Kinderboekenweek: vriendschap
Claire Boonstra Interview centraal Klassenopstelling de school in Leren leren
handreiking kind een Voor elk
Nr. 1 – Jaargang 46 – sept. 2018
www.hjk-online.nl
Z
oals de meeste kleuterleerkrachten al in de praktijk ervaren hebben, is agressief spel of gedrag in de kleuterklas geen uitzondering. Agressief gedrag en rollenspel komen sowieso veel voor bij twee- tot zesjarigen. Peuters en kleuters worstelen op deze leeftijd met enerzijds zelfstandig willen zijn, terwijl ze ook tegemoet willen komen aan de verlangens en de opgelegde regels en afspraken op school en thuis. Dit veroorzaakt een vorm van stress, die zich kan uiten in agressief gedrag (Fehr & Russ, 2013). Maar terwijl dit soort agressief gedrag in kinderen wordt ontmoedigd, bestaat er controverse over het effect van ‘speelse’ agressie binnen rollenspel, iets wat zich onder andere uit als spelend vechten (Fehr & Russ, 2013).
Studenten ontvangen
Schieten met geweren Wanneer kleuters spelend vechten of ‘schieten met geweren’ beschouwen volwassenen dit doorgaans ook als agressief en problematisch gedrag, eerder dan als ontwikkelingsspel. Maar waar ligt het verschil tussen beide? Is spelend vechten problematisch? Is het een voorspeller van agressief gedrag? Spelen jongens en meisjes even vaak stoeispel of vechtend rollenspel? En zo niet, hoe kunnen we dit verschil verklaren? Om voorgaande vragen te kunnen beantwoorden, moeten we als auteurs, voordat we bruikbare handvatten geven voor in je eigen praktijk, eerst verduidelijken wat we bedoelen met spelend vechten onder jonge kinderen. Voor ons is dit veelzijdig. Het gaat van spelgedrag waarbij kleuters zowel verbaal als fysiek samenspelen, van stoeien tot oorlogsspel, van superhelden- tot boevenspel. Een terugkomend element is het vrijwillige en plezierige karakter, met tegelijkertijd het gebruik van geweld of agressie in één of andere vorm. De kleuters spelen hierbij echt samen, ze overleggen dus over het spelverloop tijdens het spelend vechten (Hart & Tannock, 2013).
50% Kinderen die meer spelend vechten zijn doorgaans minder fysiek of verbaal agressief in de klas
korting 4
HJK januari 2018
Boef Lola en Mick (allebei 5 jaar) spelen ‘boef’ in de klas. Lola rent achter Mick aan, met haar wapen in de aanslag. ‘Mick, wacht nu even. Toen moest jij voor mij wegrennen, omdat ik van de politie was.’ Mick antwoordt: ‘Ja, maar ik ging dan proberen om jou te laten struikelen, maar dat lukte niet. En ik verstopte me achter het muurtje.’ Lola reageert: ‘Ja, dat is goed. En dan doen we dat ik daarna jou neerschoot en jij viel dan neer, maar je was niet echt dood. Oké?’
Spelend vechten en plezier Het onderscheid tussen spelend vechten en echte agressie blijkt voor volwassenen moeilijker te maken dan voor kinderen (Hellendoorn & Harinck, 2000). Hierdoor geven ouders en leerkrachten soms tegenstrijdige boodschappen aan kinderen over spelend vechten. Het ene moment laat men het toe, op andere momenten wordt het streng verboden, evenals alle varianten hiertussen. Dit zorgt natuurlijk voor verwarring bij kinderen. Is het slecht om te spelen dat je een ander kind neerschiet? Als je speelstoeit met je vriendje? Door het onderscheid en de noodzaak van dit spel in te zien, kun je er als leerkracht beter op inspelen (Hart & Tannock, 2013). Ook voor kleuters is het belangrijk om het verschil te leren zien en ervaren tussen échte agressie en fantasie-/spelend geweld. Het verschil tussen beide moet ervaren worden om herkend te worden, in de klas en daarbuiten (Hart & Tannock, 2013). Het belangrijkste verschil is het doel van het gedrag: bij echte agressie hebben kinderen de intentie om een ander pijn te doen of om iets kapot te maken. Ze zijn daarbij eerder gespannen en ze zijn zich doorgaans bewust van het feit dat ze iets doen wat eigenlijk niet mag. Bij spelend vechten hebben kleuters niet de intentie om elkaar opzettelijk pijn te doen. Ze zijn eerder ontspannen, ze gaan op in het spel. Ze lachen veel en het spel is onschuldig, ondanks het vechtelement dat ze uitvoeren. Het spel is coöperatief en vrijwillig. Ze zullen weleens een blauwe plek of bult oplopen, maar die ‘wonden’ ontstaan door de aard van het spel, niet opzettelijk. Kinderen blijken overigens goed in staat dit
• Foto’s: Tom van Limpt
Op het schoolplein pakken Jo en Sam dikke takken van de grond. Ze houden die voor zich en richten de geïmproviseerde wapens op elkaar. ‘PAF! Jij bent dood!’, roept Jo naar Sam. Juf Larissa ziet het gebeuren en twijfelt. Moet ze ingrijpen of niet?
Astrid Koelman en Eva Dierickx zijn beiden lector pedagogiek aan de Artesis-Plantynhogeschool te Antwerpen. Zij bloggen geregeld op www.kleutergewijs.be
Hoe creëer je ouderbetrokkenheid?
Om spelend vechten alle kansen te geven, kan het zinvol zijn om hiervoor samen met de kinderen regels op te stellen
verschil zelf onder woorden te brengen. Ze geven bijvoorbeeld aan dat vechtspel ‘leuk’ is, terwijl ze bij echt vechten boos op elkaar worden en het spel afbreken (Hellendoorn & Harinck, 2000). Ondanks dit duidelijke verschil blijft er onder leerkrachten en ouders ongerustheid over de gevolgen van spelend vechten op lange termijn. Zou spelend vechten kunnen leiden tot agressief gedrag, ondanks dat de kinderen zelf goed beseffen dat ze ‘alleen maar spelen’? Er blijkt geen verband te zijn tussen gewelddadig rollenspel bij jonge kinderen en agressief gedrag daarbuiten. Ook het aanbieden van oorlogsspeelgoed zet niet of nauwelijks aan tot agressie. Het wordt vooral gebruikt om te spelen, met veel fantasieagressie, een hoge mate van betrokkenheid en veel spelplezier (Hellendoorn & Harinck, 2000).
Spelend vechten leidt tot minder vechten Er lijkt een positief verband te zijn tussen spelend vechten en minder vechten. Kinderen die meer spelend vechten zijn doorgaans minder fysiek of verbaal agressief in de klas. Kinderen die hun agressie in het rollenspel kunnen uiten, zijn doorgaans ook socialer in de omgang met hun klasgenoten, buiten dit spel. De hypothese is dat kinderen die hun frustraties, zorgen en andere negatieve emoties kunnen uiten binnen een afgebakende, veilige zone daar geen behoefte aan hebben buiten het spel. Je zou kunnen stellen dat dit spel helpt bij de zelfregulatie van de kinderen (Fehr & Russ, 2013; Pellis & Pellis, 2007).
Ninja Meester Gerd observeert op het schoolplein een groep kleuters. Ze spelen ninja en rennen wild heen en weer. Takken worden ingezet als speciale zwaarden en er wordt ook veel geschreeuwd, terwijl er wilde sprongen worden gemaakt naar elkaar. Op een bepaald moment merkt meester Gerd op dat Rani angstig wegduikt, terwijl twee jongens op hem afspringen met een gestrekt been. Hij gebruikt dit spelmoment als leermoment en roept de twee ninja’s tot de orde. ‘Stop mannen, even goed kijken nu. Kijk eens naar Rani. Ziet hij eruit alsof hij nog graag meespeelt?’ Door de jongens te wijzen op Rani’s reactie zorgt meester Gerd ervoor dat het spel veilig blijft, zonder het af te keuren. De kleuters leren om beter naar elkaar te kijken en grenzen goed aan te geven. Rani is blij, de anderen ook. Ze spelen weer verder, en even later ziet meester Gerd hoe ook Rani zich waagt aan een grote ninjasprong.
Nr. 4 – Jaargang 45 – dec. 2017
www.hjk-online.nl
Spelend vechten geeft kinderen de kans om grote thema’s een plaats te geven en te verwerken. Dood, eenzaamheid, zorgen en verzorgd worden, goed en kwaad en macht(eloosheid). Dit zijn thema’s waar kinderen (in hun eigen omgeving, door media of verhalen) al op jonge leeftijd mee in aanraking komen. Door hun beperkte woordenschat en cognitieve mogelijkheden zijn zij niet altijd in staat om deze thema’s goed te kunnen plaatsen. Tijdens het spelend vechten kunnen kleuters hier >>
www.hjk-online.nl HJK januari 2018
5
Nr. 4 – Jaargang 45 – dec. 2017
ouderbetrokkenheid? Hoe creëer je
www.hjk-online.nl
Nr. 1 – Jaargang 46 – sept. 2018
Betaal voor een combi-abonnement met JSW slechts € 119,50 per jaar
Bewegingsonderwijs
special :
voor slechts €79,95 per jaar
Meer weten? Ga naar www.hjk-online.nl of bel 088-2266691 34
HJK juni 2019
Actief aan de slag met taal en rekenen voor groep 1, 2 en 3 Werkmap Fonemisch bewustzijn
HERZIEN
Fonemisch bewustzijn staat voor ‘het bewustzijn van klanken in woorden’ en bestaat onder meer uit analyseren (hakken), synthetiseren (plakken) en vaardigheden rondom letters. Fonemisch bewustzijn is een belangrijk onderdeel van beginnende geletterdheid, dat bijdraagt aan een goede leesstart in groep 3. Met deze werkmap kun je gestructureerd en didactisch verantwoord werken aan het fonemisch bewustzijn van kinderen in groep 1 en 2. Met de komst van de SLO aanbodsdoelen en recente wetenschappelijke ontwikkelingen is de werkmap grondig herzien. De herziene werkmap bevat nieuwe, geactualiseerde en geheel herziene activiteiten. Prijs: € 99,95 Bestelnummer: 32426 | Sector: po
Werkmap Begrijpend luisteren en woordenschat Hoe zorgt u er voor dat jonge kinderen (nog) beter worden in begrijpend luisteren? Het format in deze werkmap helpt u daarbij. Naast een theoretisch deel bevat de map ook aanwijzingen en tips voor de praktijk én 38 uitgewerkte activiteiten. Zo kunt u zonder al te veel voorbereiding direct in de praktijk oefenen. Bestemd voor pedagogisch medewerkers van peutercentra en leerkrachten van groep 1, 2 en 3 van het basisonderwijs. Prijs: € 99,95 Bestelnummer: 32388 | Sector: vve/po
Werkmap Gecijferd bewustzijn Deze werkmap biedt leerkrachten in groep 1 en 2 naast achtergrondinformatie veel activiteiten om gecijferdheid van kleuters te ontwikkelen en eventuele achterstand tijdig te signaleren. Onderzoek heeft uitgewezen dat vroegtijdig signaleren en interveniëren rekenproblemen kan voorkomen. Uitgangspunt voor deze geheel herziene vierde druk zijn de (allernieuwste) tussendoelen voor beginnende gecijferdheid van SLO. Deze zijn onderdeel van het Referentiekader taal en rekenen. Prijs: € 99,95 Bestelnummer: 32417 | Sector: po
Toetspakket Beginnende geletterdheid Met dit toetspakket kunnen leerkrachten van groep 1 tot en met 3 kinderen opsporen die uitvallen op het gebied van beginnende geletterdheid en actie ondernemen om hier iets aan te doen. Zij kunnen zodoende leesproblemen voorkomen, want beginnende geletterdheid is een belangrijke voorwaarde voor een goede leesstart.
Prijs: € 79,95 Bestelnummer: 32324 | Sector: po
Bestel deze en meer CPS-uitgaven op www.cps.nl/uitgeverij