HJK mei 2019

Page 1

Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen

Spelbegeleiding vanuit drieslagmodel Aanloop naar schoolrijpheid Ontwerpend onderwijs en taaldenken

Nr. 9 – Jaargang 46 – mei 2019

www.hjk-online.nl


rekenen

Rekenwiskundige ontwikkeling

Spelbegeleiding vanuit drieslagmodel Het spel in de themahoek is van grote waarde voor de ontwikkeling van de ontluikende gecijferdheid. Die kun je in beeld brengen aan de hand van het handelingsmodel, wat handelen in werkelijkheidssituaties inhoudt (Quinten, 2018). Het spel van jonge kinderen zorgt voor de betekenisvolle context en lokt het informeel handelen uit. De rekenwiskundige ontwikkeling van een jong kind is ook te benaderen vanuit het drieslagmodel.

Lisanne Quinten (l.quinten@oversteekliempde.nl) is redactielid van HJK, specialist jonge kind en leerkracht van groep 3 bij speelleercentrum de Oversteek in Liempde

H

et protocol Ernstige RekenWiskundeproblemen en Dyscalculie (ERWD) (Van Groenestijn, Borghouts, & Janssen, 2011) geeft aan dat kinderen in de onderbouw zich ontwikkelen door te doen, te kijken, te experimenteren en daarover met elkaar in gesprek te gaan. De basis voor het rekenwiskundig handelen wordt ook wel ontluikende of beginnende gecijferdheid genoemd. Het handelingsmodel en drieslagmodel bieden didactische aanknopingspunten voor het volgen, observeren en analyseren van deze ontwikkeling.

Betekenisvol en functioneel Volgens het protocol ERWD heeft het rekenwiskundeonderwijs het doel om kennis en vaardigheden te ontwikkelen die door kinderen functioneel ingezet kunnen worden. Gecijferdheid moet functioneel zijn, dat wil zeggen dat kennis en vaardigheden die opgedaan worden, bruikbaar moeten zijn om te kunnen functioneren in de maatschappij. Vaardigheden zijn niet zozeer technisch van aard, maar vooral adequaat en zelfstandig in te zetten in praktische, dagelijkse situaties. Hiervoor is nodig dat kinderen in deze situaties rekenwiskundige aspecten herkennen. Ze weten welke acties ze moeten ondernemen, passen hun handelen aan en reflecteren vervolgens op hun handelen. Betonvloer betegelen Bas en Bouchra spelen samen in de bouwhoek. Met de grote, houten blokken maken ze eerst de betonvloer voor hun huis. Daarna worden op de metsel- en tegelstenen oude keukentegeltjes gelegd, die de meester onlangs aan de bouwhoek heeft toegevoegd. Passend en metend zijn Bas en Bouchra bezig om de betonvloer te betegelen. Twee van de oude keukentegels passen precies op één metselsteen. ‘Dat komt,' legt Bouchra aan Bas uit, ‘omdat één tegeltje net zo groot is als een houten tegelsteen. En die houten tegelsteen is precies de helft van een metselsteen.’ 4

HJK mei 2019

In deze praktijksituatie is het reflectief vermogen van Bouchra te herkennen. Bouchra weet bij het pakken van de oude keukentegels exact hoeveel tegels ze iedere keer nodig heeft. Ze legt in eigen woorden aan Bas uit wat de situatie is, hoe ze dit moeten doen en controleert tot slot of het goed uitgevoerd is.

Probleemoplossend handelen In het dagelijks leven is het rekenen altijd ingebed in authentieke en functionele situaties. Om in de situatie te kunnen handelen, moet de situatie eerst geanalyseerd worden. Wat is er aan de hand? Welke (getalsmatige) informatie is aanwezig? Wat is de betekenis hiervan? Wanneer dit helder is, wordt bepaald wat er met de informatie gedaan gaat worden. Vanuit de rekenwiskundige bril bekeken, moet er vaak iets uitgerekend worden. De actie volgt. Na de actie wordt beoordeeld of deze verstandig is geweest. De stappen die Bouchra zet om te komen tot het meten en leggen van de tegels, zijn duidelijk terug te zien in het drieslagmodel (zie figuur 1). Aan de hand van onderstaande stappen kan probleemoplossend geanalyseerd worden: • Context: de context is een dagelijkse en voor de kinderen herkenbare situatie. In deze situatie wordt een beroep gedaan op kennis en vaardigheden rondom rekenen en wiskunde. Bouchra meet thuis regelmatig haar lengte op met haar tweelingbroer. Ze staan met de ruggen tegen elkaar om te kijken wie het langst is. Deze informatie gebruikt Bouchra bij het meten van de tegels. Ze weet dat je aan het randje kan voelen om te controleren of er een stukje tegel uitsteekt. • Bewerking: vanuit de context wordt betekenis gegeven aan de informatie en getallen die opgedaan zijn. Ook wordt vastgesteld welke bewerking uitgevoerd moet gaan worden. Bouchra legt Bas uit hoe het zit met de tegels. Een metselsteen is twee keer zo groot als een tegelsteen. En de oude keukentegeltjes van


spelen

Vierde landelijk congres Jonge kind AOb en HJK

Spelend verbinden op vele manieren Op 3 april 2019 vond het vierde landelijk congres over onderwijs aan het jonge kind plaats. Het werd georganiseerd door de Algemene Onderwijsbond (AOb) en het vakblad De wereld van het jonge kind (HJK). Het congres bestond uit inspirerende workshops en lezingen rond het thema ‘Spel verbindt’.

Sietske Nota (sietskenota@hotmail.com) is 5,5 jaar kleuterleerkracht geweest en is nu masterstudent ‘Onderwijs en Innovatie’ (Vrije Universiteit) Nelske van Ginkel-Baan (nelskebaan@gmail.com) heeft de pabo afgerond en volgt de master ‘Onderwijs en Innovatie’ (Vrije Universiteit)

H

et thema van het congres maakt nieuwsgierig, maar roept ook vragen op. Hoe hangen de woorden ‘spel’ en ‘verbinding’ samen? Tijdens het congres kregen de woorden betekenis en werd de samenhang tussen beide concepten duidelijk.

Verbondenheid als antwoord Het congres wordt geopend met de lezing ‘Verbondenheid als antwoord’ van Marcel van Herpen. Ruim 400 leerkrachten en andere onderwijsprofessionals nemen plaats in de zaal in theateropstelling. Van Herpen creëert een verbondenheid tussen de mensen door middel van grappige anekdotes en herkenbare situaties. Regelmatig klinkt een instemmend geluid of hard gelach door de zaal. Tijdens de lezing noemt Van Herpen een aantal keren de zin: ‘Als jij in verbinding kan komen met jezelf, kunnen de kinderen in verbinding komen met jou, daardoor met zichzelf en zij kunnen vervolgens in verbinding treden met de wereld.’ Kinderen willen weten wie de leerkracht is. Wanneer wordt de leerkracht bijvoorbeeld boos? Als de leerkracht boos wordt op een ander kind, wordt de leerkracht dan ook boos op mij? Pas als de kinderen weten wie jij bent, weten ze hoe ze zich tot jou kunnen verhouden. Het is daarom ten eerste van belang om als leerkracht dicht bij jezelf te blijven. Zo geeft Van Herpen het voorbeeld van een kleuterleerkracht die zong bij elke overgang die plaatsvond gedurende de schooldag. In gesprek met de leerkracht bleek dat ze dit alleen deed, omdat ze het gevoel had dit te moeten doen. Eigenlijk paste deze manier niet bij haar en dat voelden meerdere kinderen aan. Toen ze het voortdurende zingen losliet en ging begeleiden op een manier die bij haar paste, verliep het contact tussen de leerkracht en kinderen soepeler. De leerkracht was rustiger en de leerlingen daardoor ook.

Een kind heeft spelervaringen nodig om een plek in de wereld te vinden

10

HJK mei 2019

Het is volgens Van Herpen ten tweede van belang om erop te letten dat het kind in verbinding kan treden met het spel. Misschien is de situatie van het volgende kind herkenbaar: een kind doet alsof hij de postbode is en de betrokkenheid tijdens het spel is zichtbaar. Blaadjes worden in een tas gestopt en aan verschillende kinderen uitgedeeld. De afspraak is dat kinderen na twintig minuten wisselen van hoek en in een andere hoek moeten spelen. Als de twintig minuten voorbij zijn, wordt het kind uit zijn spel gehaald en het kind moet zich weer verbinden met spel in een andere hoek. Dergelijke gebeurtenissen kunnen ervoor zorgen dat kinderen zich uiteindelijk nauwelijks meer durven en kunnen verbinden met het spel. Om dit te voorkomen, moet je erop letten dat kinderen voldoende tijd krijgen om te spelen in een hoek, zodat ze echt op kunnen gaan in hun spel. Ook kun je als leerkracht, met de beste bedoelingen, het kind uit zijn spel halen door vragen te stellen. Een voorbeeld van een dergelijke vraag is: ‘Wat ben je aan het doen?’ In plaats van deze vraag aan het kind te stellen, kun je beter aan jezelf de vraag stellen wat het kind aan het doen is. Doe hierbij bewust een stapje terug: observeren – observeren – observeren. Vervolgens kun je je handelen op het kind en zijn of haar spel afstemmen. Ten derde is het van belang om je te realiseren dat kinderen door middel van spel ervaringen op kunnen doen. Zo kan een kind gevoel krijgen voor hoeveel een kilo is als het een kilo getild heeft. Het is ook mogelijk om een plaatje te bekijken van een kilo, maar het is voor het kind dan lastig om zich te verbinden met het gewicht. Een kind heeft dus spelervaringen nodig om een plek in de wereld te vinden. Het is ten slotte cruciaal dat leerkrachten zich verbinden met de kinderen en met collega’s. Wij kunnen ons namelijk alleen verbinden met onszelf als wij ons ook verbinden met anderen. Deel daarom in het team wat je vindt en waarom.

Digitale middelen als verrijking van spel Waar Van Herpen de nadruk legt op het fysiek ervaren van spel, geeft Sander Gordijn een


sociaal-emotioneel

Van gedeelde aandacht naar reflexiviteit

Aanloop naar schoolrijpheid Een kritische instelling ten opzichte van het eigen denken en dat van anderen doen jonge kinderen op door ervaring en stimulans van volwassenen én leeftijdgenoten. We noemen dit ‘reflexiviteit’. Het proces hiertoe verloopt in verschillende fasen en vormt een belangrijk onderdeel van de aanloop naar schoolrijpheid.

Wilna Meijer (w.a.j.meijer@rug.nl) is universitair hoofddocent aan de Rijksuniversiteit Groningen en houdt trends in het onderwijs kritisch tegen het licht van klassieke pedagogische inzichten

R

eflexiviteit is het ‘terugbuigen’ op jezelf, op de eigen gedachten en ideeën en aannames. Het is de menselijke mogelijkheid om eigen ideeën kritisch te bekijken en waar nodig te herzien. Met andere woorden: de menselijke mogelijkheid van een kenkritische instelling – niet alleen ten aanzien van wat anderen denken –, maar ook ten aanzien van het eigen denken en de eigen gedachten. Naast bijvoorbeeld taakbesef maakt reflexiviteit deel uit van schoolrijpheid. Onderwijs bevordert deze houding van reflexiviteit door waar mogelijk kritische reflectie te stimuleren. Maar jonge kinderen ontdekken de mogelijkheid van dergelijke (zelf)kritiek door eigen ervaring – ervaring die ze opdoen in de dagelijkse omgang en conversatie met anderen die altijd zo hun eigen gedachten en ideeën hebben (other minds). Deze ontwikkeling begint in het eerste jaar met het ontstaan van gedeelde aandacht.

Abe: ‘Did you see the clouds?’ Adult: ‘That was smoke left over from the fireworks.’ Abe: ‘You thought that, but I thought they was clouds.’

Een nieuw boek Het boek Psychologie en pedagogiek van het jonge kind (Imelman, Goorhuis-Brouwer & Meijer, 2019) gaat over kinderen van 0 tot en met 9 jaar. Tien hoofdstukken schetsen de ontwikkeling van het jonge kind van 0 tot 6 jaar en van kinderen van 6 tot 9 jaar, als de schoolleeftijd net is begonnen. Met deze tweedeling nemen de auteurs afstand van wat in het huidige Nederlandse onderwijs gangbaar is. De Nederlandse wet laat het basisonderwijs beginnen met 5 jaar, feitelijk is 4 jaar gangbaar. 16

HJK mei 2019

Dat past in psychologisch en pedagogisch opzicht het jonge kind niet goed. De kleuterschool had beter kunnen blijven bestaan, of zo in de basisschool opgenomen moeten worden dat het ontwikkeling-volgende karakter van de kleuterschool met alle ruimte voor vrij spel er gegarandeerd was. Om nog maar te zwijgen over de, vooral in grote steden stevig doorgebroken, trend van de voorschool voor nog jongere kinderen. Expliciet gestuurd, in leerlijnen geprogrammeerd schools leren wordt op steeds jongere leeftijd geïntroduceerd. Dat door het jonge kind veel wordt geleerd en volop cultuur wordt verworven, staat buiten kijf. De manier waarop is niet de schoolse van instructie, verwerking en toetsing. Het boek presenteert recente inzichten samen met wat onverminderd actueel en bruikbaar is in de pedagogische traditie over het jonge kind. Sieneke Goorhuis-Brouwer schetst de ontwikkeling van het jonge kind en van het kind in de aanvankelijke schooljaren. Bij het jonge kind – baby, dreumes, peuter en kleuter – laat zij zien hoe passend en stimulerend op de groei ‘van binnen naar buiten’ kan worden ingegaan. Jan Dirk Imelman geeft een pedagogisch-filosofisch kader aan de praktijkgerichte hoofdstukken van Goorhuis-Brouwer. Hij gaat dieper in op de rol van cultuur in alle ontwikkeling en opvoeding en op de eerste tekenen van zelfreflectie bij kinderen in de kleuterleeftijd. Ook geeft hij in alle beknoptheid een schoolpedagogiek, die voor kinderen vanaf 6 jaar relevant is. Wilna Meijer bekijkt de ontwikkeling van 0 tot 6 jaar vanuit een cultuurpedagogisch en -psychologisch perspectief, sinds de laatste decennia beeldbepalend voor het denken over het jonge kind. Het betreft de ontwikkeling van gedeelde aandacht in het eerste jaar naar het eerste begin van de kenkritische instelling van reflexiviteit bij de kleuter.

Gedeelde aandacht In de onderzoekstraditie van Jerome Bruner (1915-2016) is veel interessants aan het licht gebracht over de cultuurverwerving door het jonge


kunst & cultuur

Positieve ervaringen opdoen

Muziek voor verse oren De laatste paar jaar is er – mede dankzij landelijke programma’s als Méér Muziek in de klas – extra aandacht voor muziek in het basisonderwijs. Het belang daarvan wordt onder meer onderstreept door de veronderstelling dat het aanleren van muziek positieve effecten zou hebben op andere vakgebieden, met name rekenen en wiskunde. Tijdens de tweedaagse masterclass die de bekende Amerikaanse psycholoog Howard Gardner vorig jaar in Nederland verzorgde, werd deze argumentatie onderuitgehaald.

Melissa de Vreede (melissadevreede@lkca.nl) is specialist cultuureducatie bij het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) en netwerklid van HJK

‘H

eb jij ooit gehoord van een musicus die koos voor muziek, omdat hij zo graag goed in wiskunde wilde zijn?’, vroeg Gardner met een guitig gezicht toen hij benadrukte dat je volgens hem nooit het ene zou moeten doen om iets anders te bereiken. In dit geval dus muziek beoefenen om bepaalde delen in je brein te ontwikkelen. Volgens de theorie die Gardner begin jaren 80 ontwikkelde (Gardner, 2008), beschikt ieder mens over dezelfde acht intelligenties. Een van die intelligenties is de muzikaal-ritmische. Personen die op dit vlak bovenmodaal zijn toegerust, leren het liefst via hun gehoor. Zij genieten van het luisteren naar en het maken van muziek en houden van herhaling. Maar iemand die vooral muzikaal-ritmisch intelligent is, beschikt ook in meerdere of mindere mate over de andere zeven intelligenties. ‘Je moet die intelligenties beschouwen als een set computers in je hoofd’, aldus Gardner. Je bepaalt zelf welke computer je gebruikt en verder ontwikkelt. Wat hem betreft heeft muziekeducatie geen legitimatie nodig. Artur Jaschke, die onlangs op dit onderwerp promoveerde (Jaschke, 2019), is het wat dat betreft met Gardner eens. Ook hij constateert dat er geen harde bewijzen zijn dat muziek positieve effecten heeft op taal en rekenen. Maar muziek is op zichzelf belangrijk genoeg, of anders gezegd heeft intrinsieke waarde. Als leerkracht heb je de taak om te bepalen wat jij belangrijk vindt om te onderwijzen. Gardner pleit daarbij voor een thematische aanpak, omdat die zich er het beste toe leent diverse vakgebieden aan bod te laten komen en vooral ook verschillende hersendelen te prikkelen. Voor de ene leerling is het fijn om geconfronteerd te worden met feiten en cijfers, de ander luistert graag naar verhalen en weer een ander is goed in staat de verkregen informatie in een tekening, theaterstuk of muzikale compositie te verwerken. In de onderbouw van het basisonderwijs is vaak sprake van een

Volgens de theorie van Howard ardner beschikt ieder mens over dezelfde acht intelligenties

22

HJK mei 2019

dergelijke vorm van thematisch onderwijs en daarbij mag muziek niet ontbreken.

Opera voor kleuters ‘De oren van jonge kinderen zijn nog vers en onbevooroordeeld’, zegt Anneke Wensink wanneer zij toelicht waarom zij en een aantal collega-musici ervoor hebben gekozen vooral voor 0- tot 7-jarigen te spelen. ‘Deze doelgroep heeft echt ons hart gestolen. Je hoeft niet met rode neuzen en konijnenoren rond te lopen om hen toch te boeien. Je kan heel abstract zijn. En wat mooi is voor die kleintjes, vinden hun ouders en grootouders vaak ook mooi. Je neemt ze allemaal mee in muziek en beweging.’ Een aantal musici, onder wie Wensink, heeft zich verenigd in een productiehuis van muziek voor jonge kinderen: Muziekvoorstelling.nl. Zij spelen in verschillende samenstellingen in theaters en op festivals in binnen- en buitenland, en hebben een aanbod voor de leeftijd 0+, 1+, 2+ en 4+. In De Kubus in Lelystad komen kleuters van scholen uit de hele omgeving bij elkaar om naar een 4+-voorstelling te kijken: ‘Het Boompje’. Voor het eerst waagde het gezelschap zich aan een opera voor deze jonge doelgroep. De kinderen hebben van tevoren samen met de juf of meester het gelijknamige boek van Loek Koopmans gelezen. Op dit verhaal baseerde de Utrechtse dichter en librettist Ruben van Gogh zich voor deze kleuteropera: een kleine naaldboom voelt zich ongelukkig tussen alle grote loofbomen. Zij vindt die prikkende naalden maar niks en wil graag bladeren aan haar takken. Liefst van goud, zodat ze schittert en opvalt tussen de andere bomen. Maar zodra haar wens in vervulling gaat, slaat het noodlot toe. Rovers stelen de gouden bladeren en laten een verdrietig boompje achter. Haar nieuwe wens is: bladeren van glas. Ook dat blijkt geen succes. Glas is breekbaar. Dus wenst zij zich gewone loofblaadjes, zoals haar buurbomen hebben. Maar die verse groene blaadjes hebben grote aantrekkingskracht op hongerige geiten. Uiteindelijk blijken die naalden toch zo gek nog niet. Vooral in de winter, wanneer alle andere bomen kaal zijn


natuur & techniek

Verankeren in onderwijsaanbod

Ontwerpend onderwijs en taaldenken Zijn kleuters niet te jong voor ontwerpend en onderzoekend leren? Welke praktische handvatten kunnen leerkrachten in de onderbouw toepassen om ontwerpend en onderzoekend leren een plek te geven in hun onderwijsaanbod?

Anne van der Kruk-Smit (anne_smit@live.nl) is leerkracht in groep 1/2 en deed in het kader van haar afstudeeronderzoek aan de pabo onderzoek naar hoe je ontwerpend onderwijs een plaats kunt geven in het onderwijsaanbod

Laura en Sem zitten in de bouwhoek en bouwen een toren. Elke keer als ze ongeveer tien blokjes op elkaar hebben gestapeld, valt de toren om. Juf Anne vraagt: ‘Hoe zou het komen dat de toren elke keer omvalt?’ Laura zegt: ‘De blokjes liggen niet recht genoeg op elkaar.’ Juf Anne reageert instemmend en stimuleert ze om het nog eens te proberen, maar dan met de blokjes zo recht mogelijk op elkaar. Laura en Sem proberen het, maar ze blijven niet verder komen dan tien. Juf Anne stelt een nieuwe vraag: ‘Kunnen jullie de blokken ook op een heel andere manier opstapelen, zodat de toren steviger wordt?’ Laura en Sem overleggen samen en komen met het idee om de blokjes trapsgewijs op elkaar te stapelen. Dan hebben ze meer blokjes nodig om een hogere toren te bouwen, maar wordt de toren misschien wel steviger. Laura en Sem gaan aan de slag en uiteindelijk lukt het ze om de toren vijftien blokjes hoog te krijgen. Juf Anne complimenteert de leerlingen en stelt ten slotte de laatste vraag: ‘Hoe komt het dat deze toren niet omvalt, maar die andere wel terwijl die lager was?’ Laura en Sem denken even na en geven aan dat ze de tweede toren op een andere manier gebouwd hebben. Juf Anne vraagt ze wat er dan anders was aan de tweede toren. Laura zegt dat de blokjes anders opgestapeld waren en Sem vult aan dat hij daarna minder snel omviel. De juf sluit het gesprek af met de conclusie dat ze bedoelen dat de tweede toren dus steviger gebouwd was. Laura en Sem mogen de toren laten staan en later presenteren aan de rest van de klas.

Vanuit de overheid Ontwerpend en onderzoekend leren wordt verplicht gesteld om op te nemen in het curriculum. Voormalig staatssecretaris Sander Dekker heeft in zijn plan van Platform Onderwijs2032 de 21e eeuwse vaardigheden, waaronder ontwerpend en onderzoekend leren valt, een belangrijke plaats gegeven (Platform Onderwijs2032, 2016). 28

HJK mei 2019

Inmiddels is door de voormalig staatssecretaris de curriculumherziening goedgekeurd en zijn negen ontwikkelteams bezig om na te denken over concrete inhouden daarvan. Ontwerpend onderwijs heeft een plek gekregen binnen het ontwikkelgebied ‘mens & natuur’. Er is ook kritiek gekomen op het plan van Platform Onderwijs2032. Volgens Paul Kirschner, universiteitshoogleraar onderwijspsychologie aan de Open Universiteit, is het idee achter Platform Onderwijs2032 geen didactiek of onderwijspsychologie, maar een ideologie (ScienceGuide, 2017). Hij had liever gezien dat er in het plan meer aandacht zou zijn voor het leren van relevante basiskennis. In het plan van Platform Onderwijs2032 wordt wel benoemd dat er een vaste basis aangeboden moet worden aan de leerlingen die ten minste nodig is om in het vervolgonderwijs en de maatschappij te kunnen functioneren. Vakoverstijgend leren en kennis uit vakken met elkaar in verband brengen, is daarbij een belangrijk uitgangspunt (Platform Onderwijs2032, 2016).

Gericht onderzoek doen Ontwerpend leren hangt nauw samen met onderzoekend leren. In internationale termen wordt het ‘inquiry based science learning’ genoemd (Coe, 2000). Bij onderzoekend leren gaan de kinderen vanuit een onderzoeksvraag of probleemstelling gericht onderzoek doen om antwoorden te krijgen. Het proces van ontwerpend leren start met het verkennen van een probleem of een ontwerpvraag. In het geval van de bouwhoek is dit een probleem dat door de leerkracht gesignaleerd en aangedragen wordt: de toren valt elke keer om en wordt niet hoger. Vervolgens wordt er dan een ontwerpschets gemaakt, het ontwerp wordt gerealiseerd, getest en bijgesteld en vervolgens gepresenteerd. Bij kleuters is het maken van een ontwerpschets niet altijd haalbaar en soms te abstract. Het is daarom beter om dit samen met de kinderen te doen of zoals in het geval van de bouwhoek direct over te gaan tot het realiseren van het ontwerp en deze


Verwacht in HJK BoekIndruk: Breinhelden

Het boek Breinhelden staat vol met leuke activiteiten die je als leerkracht best eens een keer in je groep zou kunnen aanbieden en dat is misschien wel hoe je deze publicatie zou moeten gebruiken, als een ideeënboek!

HJK (De wereld van het jonge kind) bestaat al meer dan 45 jaar en is het bekendste vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen. HJK biedt actuele en betrouwbare vakinformatie en maakt daarbij een koppeling tussen theorie en praktijk.

Vroegsignaleren doe je samen

Sterk Huis investeert in de begeleiding van kinderen, ouders en professionals. Welke succesfactoren en dilemma’s kun je tegenkomen bij het realiseren van inclusie van het jonge kind in de preventieve samenwerking tussen jeugdhulp, kinderopvang en onderwijs?

© Bazalt

Niets missen? Neem dan een combi-abonnement op HJK én JSW (dé basis voor het basisonderwijs) en betaal slechts € 119,50. www.hjk-online.nl/abonneren

Kindermishandeling signaleren

Volgens de cijfers zit in elke schoolklas gemiddeld één kind dat thuis te maken heeft met kindermishandeling. Als leerkracht kun je veel voor deze kinderen betekenen door ze te zien en te steunen. Daarnaast heb je volgens de wet de plicht om in actie te komen bij vermoedens. Hoe moet je als leerkracht handelen?

• Chantal van Tuijl

Op de hoogte blijven van de ontwikkelingen rondom het jonge kind?

Neem een abonnement op HJK Ontvang 10 x HJK

Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen

45 jaar!

Krijg toegang tot het digitaal archief

HJK lezen op 45 jaar! tablet en pc via Schooltas

45 jaar!

45 jaar!

45 (>1.000 jaar!

artikelen)

Zintuigenverhaal: ervaar het verhaal

special :

spelen

Grijp je als leerkracht in of niet?

Spelend vechten

Bewegingsonderwijs

Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen

nr 8 april 2019

Leren leren de school in Klassenopstelling centraal Interview Claire Boonstra

Signalen als basis voor handelen

Voor elkmet een kind Kijken een betere bril handreiking Kinderboekenweek: vriendschap

Claire Boonstra Interview centraal Klassenopstelling de school in Leren leren

handreiking kind een Voor elk

Nr. 1 – Jaargang 46 – sept. 2018

www.hjk-online.nl

Z

oals de meeste kleuterleerkrachten al in de praktijk ervaren hebben, is agressief spel of gedrag in de kleuterklas geen uitzondering. Agressief gedrag en rollenspel komen sowieso veel voor bij twee- tot zesjarigen. Peuters en kleuters worstelen op deze leeftijd met enerzijds zelfstandig willen zijn, terwijl ze ook tegemoet willen komen aan de verlangens en de opgelegde regels en afspraken op school en thuis. Dit veroorzaakt een vorm van stress, die zich kan uiten in agressief gedrag (Fehr & Russ, 2013). Maar terwijl dit soort agressief gedrag in kinderen wordt ontmoedigd, bestaat er controverse over het effect van ‘speelse’ agressie binnen rollenspel, iets wat zich onder andere uit als spelend vechten (Fehr & Russ, 2013).

Studenten ontvangen

Schieten met geweren Wanneer kleuters spelend vechten of ‘schieten met geweren’ beschouwen volwassenen dit doorgaans ook als agressief en problematisch gedrag, eerder dan als ontwikkelingsspel. Maar waar ligt het verschil tussen beide? Is spelend vechten problematisch? Is het een voorspeller van agressief gedrag? Spelen jongens en meisjes even vaak stoeispel of vechtend rollenspel? En zo niet, hoe kunnen we dit verschil verklaren? Om voorgaande vragen te kunnen beantwoorden, moeten we als auteurs, voordat we bruikbare handvatten geven voor in je eigen praktijk, eerst verduidelijken wat we bedoelen met spelend vechten onder jonge kinderen. Voor ons is dit veelzijdig. Het gaat van spelgedrag waarbij kleuters zowel verbaal als fysiek samenspelen, van stoeien tot oorlogsspel, van superhelden- tot boevenspel. Een terugkomend element is het vrijwillige en plezierige karakter, met tegelijkertijd het gebruik van geweld of agressie in één of andere vorm. De kleuters spelen hierbij echt samen, ze overleggen dus over het spelverloop tijdens het spelend vechten (Hart & Tannock, 2013).

50% Kinderen die meer spelend vechten zijn doorgaans minder fysiek of verbaal agressief in de klas

korting 4

HJK januari 2018

Boef Lola en Mick (allebei 5 jaar) spelen ‘boef’ in de klas. Lola rent achter Mick aan, met haar wapen in de aanslag. ‘Mick, wacht nu even. Toen moest jij voor mij wegrennen, omdat ik van de politie was.’ Mick antwoordt: ‘Ja, maar ik ging dan proberen om jou te laten struikelen, maar dat lukte niet. En ik verstopte me achter het muurtje.’ Lola reageert: ‘Ja, dat is goed. En dan doen we dat ik daarna jou neerschoot en jij viel dan neer, maar je was niet echt dood. Oké?’

Spelend vechten en plezier Het onderscheid tussen spelend vechten en echte agressie blijkt voor volwassenen moeilijker te maken dan voor kinderen (Hellendoorn & Harinck, 2000). Hierdoor geven ouders en leerkrachten soms tegenstrijdige boodschappen aan kinderen over spelend vechten. Het ene moment laat men het toe, op andere momenten wordt het streng verboden, evenals alle varianten hiertussen. Dit zorgt natuurlijk voor verwarring bij kinderen. Is het slecht om te spelen dat je een ander kind neerschiet? Als je speelstoeit met je vriendje? Door het onderscheid en de noodzaak van dit spel in te zien, kun je er als leerkracht beter op inspelen (Hart & Tannock, 2013). Ook voor kleuters is het belangrijk om het verschil te leren zien en ervaren tussen échte agressie en fantasie-/spelend geweld. Het verschil tussen beide moet ervaren worden om herkend te worden, in de klas en daarbuiten (Hart & Tannock, 2013). Het belangrijkste verschil is het doel van het gedrag: bij echte agressie hebben kinderen de intentie om een ander pijn te doen of om iets kapot te maken. Ze zijn daarbij eerder gespannen en ze zijn zich doorgaans bewust van het feit dat ze iets doen wat eigenlijk niet mag. Bij spelend vechten hebben kleuters niet de intentie om elkaar opzettelijk pijn te doen. Ze zijn eerder ontspannen, ze gaan op in het spel. Ze lachen veel en het spel is onschuldig, ondanks het vechtelement dat ze uitvoeren. Het spel is coöperatief en vrijwillig. Ze zullen weleens een blauwe plek of bult oplopen, maar die ‘wonden’ ontstaan door de aard van het spel, niet opzettelijk. Kinderen blijken overigens goed in staat dit

• Foto’s: Tom van Limpt

Op het schoolplein pakken Jo en Sam dikke takken van de grond. Ze houden die voor zich en richten de geïmproviseerde wapens op elkaar. ‘PAF! Jij bent dood!’, roept Jo naar Sam. Juf Larissa ziet het gebeuren en twijfelt. Moet ze ingrijpen of niet?

Astrid Koelman en Eva Dierickx zijn beiden lector pedagogiek aan de Artesis-Plantynhogeschool te Antwerpen. Zij bloggen geregeld op www.kleutergewijs.be

Hoe creëer je ouderbetrokkenheid?

Om spelend vechten alle kansen te geven, kan het zinvol zijn om hiervoor samen met de kinderen regels op te stellen

verschil zelf onder woorden te brengen. Ze geven bijvoorbeeld aan dat vechtspel ‘leuk’ is, terwijl ze bij echt vechten boos op elkaar worden en het spel afbreken (Hellendoorn & Harinck, 2000). Ondanks dit duidelijke verschil blijft er onder leerkrachten en ouders ongerustheid over de gevolgen van spelend vechten op lange termijn. Zou spelend vechten kunnen leiden tot agressief gedrag, ondanks dat de kinderen zelf goed beseffen dat ze ‘alleen maar spelen’? Er blijkt geen verband te zijn tussen gewelddadig rollenspel bij jonge kinderen en agressief gedrag daarbuiten. Ook het aanbieden van oorlogsspeelgoed zet niet of nauwelijks aan tot agressie. Het wordt vooral gebruikt om te spelen, met veel fantasieagressie, een hoge mate van betrokkenheid en veel spelplezier (Hellendoorn & Harinck, 2000).

Spelend vechten leidt tot minder vechten Er lijkt een positief verband te zijn tussen spelend vechten en minder vechten. Kinderen die meer spelend vechten zijn doorgaans minder fysiek of verbaal agressief in de klas. Kinderen die hun agressie in het rollenspel kunnen uiten, zijn doorgaans ook socialer in de omgang met hun klasgenoten, buiten dit spel. De hypothese is dat kinderen die hun frustraties, zorgen en andere negatieve emoties kunnen uiten binnen een afgebakende, veilige zone daar geen behoefte aan hebben buiten het spel. Je zou kunnen stellen dat dit spel helpt bij de zelfregulatie van de kinderen (Fehr & Russ, 2013; Pellis & Pellis, 2007).

Ninja Meester Gerd observeert op het schoolplein een groep kleuters. Ze spelen ninja en rennen wild heen en weer. Takken worden ingezet als speciale zwaarden en er wordt ook veel geschreeuwd, terwijl er wilde sprongen worden gemaakt naar elkaar. Op een bepaald moment merkt meester Gerd op dat Rani angstig wegduikt, terwijl twee jongens op hem afspringen met een gestrekt been. Hij gebruikt dit spelmoment als leermoment en roept de twee ninja’s tot de orde. ‘Stop mannen, even goed kijken nu. Kijk eens naar Rani. Ziet hij eruit alsof hij nog graag meespeelt?’ Door de jongens te wijzen op Rani’s reactie zorgt meester Gerd ervoor dat het spel veilig blijft, zonder het af te keuren. De kleuters leren om beter naar elkaar te kijken en grenzen goed aan te geven. Rani is blij, de anderen ook. Ze spelen weer verder, en even later ziet meester Gerd hoe ook Rani zich waagt aan een grote ninjasprong.

Nr. 4 – Jaargang 45 – dec. 2017

www.hjk-online.nl

Spelend vechten geeft kinderen de kans om grote thema’s een plaats te geven en te verwerken. Dood, eenzaamheid, zorgen en verzorgd worden, goed en kwaad en macht(eloosheid). Dit zijn thema’s waar kinderen (in hun eigen omgeving, door media of verhalen) al op jonge leeftijd mee in aanraking komen. Door hun beperkte woordenschat en cognitieve mogelijkheden zijn zij niet altijd in staat om deze thema’s goed te kunnen plaatsen. Tijdens het spelend vechten kunnen kleuters hier >>

www.hjk-online.nl HJK januari 2018

5

Nr. 4 – Jaargang 45 – dec. 2017

ouderbetrokkenheid? Hoe creëer je

www.hjk-online.nl

Nr. 1 – Jaargang 46 – sept. 2018

Betaal voor een combi-abonnement met JSW slechts € 119,50 per jaar

Bewegingsonderwijs

special :

voor slechts €79,95 per jaar

Meer weten? Ga naar www.hjk-online.nl of bel 088-2266691 34

HJK mei 2019


Sproet en de Straathaaien VVN Voorlees- en doeboek voor de schoolbieb of thuis José, moeder van Joep (4 jaar):

Boek bestellen?

‘Het grappige is dat je door samen te lezen en de platen te

Ga naar verkeersouders.nl/Sproet. Vul de code

bekijken, spelenderwijs van alles met je kind ontdekt. Waarom

HJK2019 in en betaal slechts € 9,95 per boek!

een helm, hoe ga je naar school, hoe reis je met de trein?’

VVN Verkeerspakket Veilig Oversteken, leuk voor in de gymzaal en op het plein

Meer weten of een pakket bestellen?

Dit verkeerspakket bevat praktische oversteeklessen

Bel 088 524 88 00 of mail

met handige tips voor thuis. Speciaal voor het jonge

naar verkeersouders@vvn.nl

kind van groep 1 tot en met 4. Met opdrachtkaarten en een handige instructie is de actie zo geregeld!

Wij helpen je graag!


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.