Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen
Kinderen en ouders in ontwikkeling
special :
Mediaopvoeding Tijd om te groeien: van boon tot plant
Nr. 8 – Jaargang 46 – april 2019
www.hjk-online.nl
ouders
Levensvaardigheden
Kinderen en ouders in ontwikkeling Gravesteijn (2019) is eerder ingegaan op de ontwikkeling en levensvaardigheden van ouders tijdens de zwangerschap totdat hun kind 2 jaar is en wat dit kan betekenen voor leerkrachten in het basisonderwijs. Deze keer laat ze zien hoe dit eruitziet voor ouders met kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar en in de onderbouw.
Carolien Gravesteijn (gravesteijn.c@hsleiden.nl) is lector Ouderschap en Ouderbegeleiding bij Hogeschool Leiden
B
ij levensvaardigheden gaat het niet om opvoedvaardigheden, zoals positief belonen van gedrag of het geven van een time-out. Het zijn sociale en emotionele vaardigheden die ouders in staat stellen om met de verantwoordelijkheden en uitdagingen in het dagelijks leven om te kunnen gaan. De volgende levensvaardigheden zijn belangrijk: kritisch denken, creatief denken, zelfbewustzijn, empathie, zelfvertrouwen, maatschappelijke verantwoordelijkheid, relationele vaardigheden, probleemoplossend vermogen en omgaan met gevoelens en stress.
Fase 3: ondersteuner en vertrouweling (het kind is 2 tot 4 jaar) In deze fase staat het thema (gebrek aan) controle centraal. Door de interactie met het kind ervaren ouders dat zij niet de perfecte ouders kunnen en hoeven zijn en leren zij de grenzen van zichzelf en hun kind steeds beter kennen (Galinsky, 1987; Gravesteijn, 2010). Welzijn van ouders Voordat ouders in deze fase terechtkomen, hebben ze beelden van hoe zij als ouder van een peuter zullen zijn en hoe zij hun autoriteit in willen zetten. Vaak zijn deze gedachten niet realistisch, zoals: kinderen zijn altijd leuk, ik ben een slechte ouder, omdat ik mijn kind soms niet leuk vind, ik moet de perfecte ouder zijn of ik moet mezelf altijd onder controle hebben. Kinderen kunnen door woedeaanvallen ander gedrag bij ouders oproepen dan ouders van tevoren hadden bedacht. Ouders met peuters worden regelmatig op de proef gesteld. Zij weten niet altijd wanneer een ‘nee’ effectief is en wanneer niet. Er bestaat in ouderschap geen systeem waarin vastgelegd is wat wel en niet mag en geen gouden regels voor effectief opvoeden. Dit roept soms onzekerheid en schuldgevoelens
Er bestaat in ouderschap geen systeem waarin vastgelegd is wat gouden regels zijn voor opvoeden
4
HJK april 2019
op. Er zijn uiteraard ook de nodige beelden die wel uitkomen. Als dit het geval is, levert dit voldoening en tevredenheid bij ouders op. Ouders gaan zich in deze fase meer gescheiden voelen van hun kind en gaan zich realiseren dat hun kind niet een verlengde van henzelf is. Dit gaat soms gepaard met angst voor verlies.
Relatie met het kind Ouders staan voor twee grote uitdagingen: de verdeling van tijd voor zichzelf en voor het kind en een middenweg zien te vinden tussen het stellen van grenzen en loslaten. Kinderen gaan zich in een steeds wijdere omgeving begeven, bijvoorbeeld door het deelnemen aan de peuterspeelzaal, ze worden zich meer bewust van speelgoed of iets lekkers dat in de winkels ligt en dat ze willen hebben. Voor ouders is deze fase moeilijk, omdat ze moeten gaan nadenken en bepalen waar zij de touwtjes in handen hebben en houden, en in welke situaties niet of minder. Zij gaan ook ervaren dat het aangeven van grenzen tot gevolg kan hebben dat kinderen boos en gefrustreerd raken, hetgeen gevoelens van verdriet en onzekerheid bij ouders kan oproepen. Van ouders wordt in deze fase ook verwacht dat ze hun kind begrijpen door naar de signalen en de gebruiksaanwijzing van hun kind te kijken en mee te veranderen (probleemoplossend vermogen). Dit betekent dat ze in staat moeten zijn vanaf een afstand te kijken naar zichzelf en het kind, om kritisch en creatief na te denken over hun eigen gevoelens en gedachten, zich bewust te zijn van de veronderstellingen die zij hebben over hun kind en zich in te leven in het kind. Ook de relationele vaardigheden zijn in deze fase belangrijk; vinden ouders dezelfde regels belangrijk? Wanneer is het belangrijk om regels uit te leggen? In hoeverre mag een kind meebeslissen? Relaties met anderen Invloeden vanuit de buitenwereld kunnen positief of negatief van invloed zijn. Positief in de zin dat
• Foto’s: Tom van Limpt
Een taak van ouders is om uit te zoeken hoe zij willen omgaan met andere opvoeders van hun kind, zoals leerkrachten en leidsters van de crèche
ouders steun vinden bij anderen en dat zij zien dat hun kind zich ook in andere omgevingen goed ontwikkelt. Negatief in de zin dat storend gedrag van andere kinderen wordt overgenomen of dat andere opvoeders het in de ogen van de ouders niet goed genoeg doen. Een taak van ouders is dan ook om uit te zoeken hoe zij willen omgaan met andere opvoeders van hun kind, zoals grootouders, leidsters van de crèche en buren. Hoeveel verschil in opvoeden ten aanzien van hun eigen opvattingen is voor de ouder acceptabel en op welk moment worden deze verschillen verwarrend of kwetsend voor de ouder? Ten slotte is er ook nog de publieke ruimte, zoals de supermarkt en de buurt. Hoe reageert een ouder als het kind gemeen wordt behandeld of een ander kind kwetst? Wat doet een ouder met een advies van een leerkracht? Ouders hebben vaak, evenals beginnende werknemers, een mentorrelatie met ouders die al de nodige ouderschapservaring hebben. Zij leren van deze relatie en ervaren dat ze niet de enige zijn met ouderschapsproblemen. Als de kinderen naar de crèche of peuterspeelzaal gaan, is dit vaak het moment dat ouders hun ouderschap evalueren; heb ik mijn kind goed genoeg voorbereid op deze nieuwe uitdaging? hoe zal mijn kind het ervan afbrengen? hoe zullen leidsters mij als ouder zien? Ouders hebben sterk het
geloof dat hun kinderen hen representeren in de buitenwereld en dat zij verantwoordelijk zijn voor hun successen en tekortkomingen. Zij verwachten nu dat hun kind hun ambassadeur in de buitenwereld wordt.
Fase 4: interpretatiefase (basisschoolleeftijd onderbouw) In deze fase gaan ouders zich realiseren dat de kinderen snel groot worden. Ze houden zich bezig met de vraag wat voor indruk zij willen achterlaten bij hun kinderen. Welzijn van ouders Over deze fase is in de wetenschappelijke literatuur minder bekend dan over de overgang naar ouderschap. Een reden hiervoor kan zijn dat deze fase, in ieder geval in het begin, een relatief makkelijke fase in het ouderschap is. Een nieuw thema in deze fase is in hoeverre ouders bepaalde onderwerpen wel of niet met hun kind bespreken. Hoe ‘echt’ willen ouders zijn naar hun kinderen toe? Delen ouders de problemen die ze op hun werk hebben met hun kinderen of de ruzie die ze met een vriendin hebben (kritisch denken)? Ook gaan ouders beslissen welk gedrag en welke waarden zij aan hun kinderen willen overdragen (besluiten nemen). Van ouders wordt verwacht dat
>>
HJK april 2019
5
Mediaopvoeding
Hoe jonger kinderen worden begeleid in media, hoe meer baat ze daarbij hebben voor de rest van hun leven
Kijk op mediaopvoeding In juni 2011 stond het themanummer van HJK in het teken van de digitale wereld van het jonge kind. Apple had net een jaar daarvoor de iPad gelanceerd en de wereld waarin kinderen opgroeiden, was daarmee een stuk digitaler geworden. Onderzoekers, ontwikkelaars, gebruikers en beleidsmakers kwamen aan het woord. Zij spraken niet alleen over kansen en bedreigingen, maar gaven ook inzicht in hoe je kinderen wijzer kunt maken in een wereld die wellicht niet de jouwe is. Denise Bontje (denisebontje@hotmail.com) is taalkundige en theatermaker en redactielid van HJK. Ze is eigenaar van DmaakthetBont en verzorgt onder andere trainingen Anneke Elenbaas van Ommen (anelenbaas@gmail.com) is als onderwijspedagoog zelfstandig gevestigd onder de bedrijfsnaam Personal Development Schiedam en is redactielid van HJK
12
HJK april 2019
I
nmiddels zijn we acht jaar en verschillende ontwikkelingen verder. In deze special bouwen we voort op het themanummer van 2011. Wat is er inmiddels bereikt? Mary Berkhout (directeur Netwerk Mediawijsheid) blikt terug op het verleden en kijkt naar dat veranderende medialandschap. Drie jaar voor het themanummer (2008) was het Netwerk Mediawijsheid (toen nog Mediawijzer.net) opgezet, met als focus: wat is mediawijsheid precies, welke competenties horen daarbij en hoe kun je mediawijsheid meten?
Onbekend en nieuw begrip Berkhout: ‘In die eerste periode is het mediawijsheid-competentiemodel ontwikkeld in co-creatie met het netwerk. Toen dat helderder was, kwam de volgende vraag: hoe maak je anderen – en
dan met name kinderen in de leeftijd 10 tot 14 jaar – mediawijzer? Dat behelst een educatieve/ pedagogische vraag waarbij het aanleren van vaardigheden centraal staat, maar ook een opvoedingsvraag: hoe begeleid je mediagebruik, hoe stel je grenzen, vanuit welke opvoedvisie, normen en waarden? Kortom: hoe doe je aan ‘mediaopvoeding’? In 2011 (ten tijde van de special) was mediaopvoeding een onbekend en nieuw begrip. Er was nauwelijks goede (onderbouwde en gevalideerde) informatie over te vinden, terwijl ouders en professionals in onderwijs en opvoeding in de praktijk tegen flinke problemen aan liepen. Er waren veel vragen, zoals: wat is goede content, hoe zit het met schermtijd en de kans op verslaving? Er was ook nog maar weinig onderzoek beschikbaar, of visie vanuit het opvoedveld. Al heel
• Foto's: Tom van Limpt
Mediaopvoeding
Een zinvolle combinatie
Jonge kinderen en media De combinatie van media en peuters en kleuters hoeft helemaal niet schadelijk te zijn. Thuis niet en ook niet op school, de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf. Jonge kinderen kunnen veel plezier hebben en leren van beeldschermen. Met materiaal dat daarop aansluit kunnen ze die inhoud nogmaals beleven of verder verwerken, wat helpt bij het stimuleren van hun ontwikkeling. Peter Nikken (p.nikken@nji.nl) is lector jeugd en media bij Windesheim en senior adviseur bij Nederlands Jeugdinstituut op het gebied van mediagebruik en mediaopvoeding
L
eerkrachten, pedagogisch medewerkers of (groot)ouders moeten oog houden op wat jonge kinderen doen en op wat er naast het televisiekijken, gamen of internetten nog meer aan activiteiten gedaan wordt. Maar in de afgelopen jaren zijn er wel verschillende ontwikkelingen geweest, die interessant zijn om hierbij te betrekken. Bijvoorbeeld de snelle opkomst van nieuwe technologieën, nieuwe inzichten in wat media voor jonge kinderen betekenen, kennis over wat opvoeders doen of kunnen doen en aanpassingen van adviezen voor ouders en professionals.
Moderne media voor ukkies De afgelopen jaren hebben mobiele media een enorme vlucht genomen. Baby’s, peuters en kleuters kijken niet langer televisie via de oude 14
HJK april 2019
kinderzenders, maar zitten massaal op YouTube of Netflix. Filmpjes kijken kan nu de hele dag, op elk moment dat het de kinderen of hun ouders uitkomt. Volgens jaarlijks onderzoek (voor de Media Ukkie Dagen) van Netwerk Mediawijsheid zijn jonge kinderen tot 6 jaar nu gemiddeld per dag ruim twee en een half uur bezig met media, waarvan ongeveer veertig minuten met boekjes of strips lezen (Nikken, 2018). Volgens hun ouders kijken bijna alle jonge kinderen elke dag filmpjes of televisie. Daarnaast is ongeveer 40 tot 70 procent regelmatig bezig met educatieve applicaties, waarmee ze letters, woordjes of begrippen leren, puzzeltjes oplossen of hun geheugen aanspreken, en creatieve applicaties voor muziek, foto’s of filmpjes maken, of kleurplaten inkleuren. Tot slot doet een op de drie kinderen regelmatig actie- en
Mediaopvoeding
De leerkracht aan het woord
Waarom geen mediagebruik? Kleuters van nu groeien op in een digitale wereld en zijn onwetend dat er een tijd is geweest zonder vanzelfsprekend gebruik van internet in en buiten het onderwijs. Als school kun je er ook bewust voor kiezen om geen media te gebruiken. Hoe kun je dat vormgeven? Anneke Elenbaas van Ommen (anelenbaas@gmail.com) is als onderwijspedagoog zelfstandig gevestigd onder de bedrijfsnaam Personal Development Schiedam en is redactielid van HJK
I
n het themanummer ‘De digitale wereld van het jonge kind’ in 2011 hebben diverse pedagogen hun visie gegeven op welke wijze de volwassenen kinderen mediawijs kunnen opvoeden. In die tijd speelde met name de discussie over voorstanders en tegenstanders van ICT in de school. Hoe is dit anno 2019? Of is dit inmiddels een gepasseerd station vanwege de sterk verbeterde ontwikkeling van educatieve software en het gebruik van tablets en smartborden in de klas? Is er nog wel sprake van een tegengeluid over wel of geen gebruik van ICT? En zo ja, wat kunnen we daarvan leren?
Meerwaarde of niet? In steeds meer scholen is men enthousiast over de meerwaarde die media hebben als aanvulling op het onderwijs. Maar dat geldt wellicht niet voor alle scholen. Daarbij valt te denken aan de traditionele vernieuwingsscholen, die volgens een kenmerkend onderwijsconcept werken. Bijvoorbeeld de vrijescholen, die bij uitstek vanuit hun visie de verbinding van de kernwaarden in hun onderwijs goed aan willen laten sluiten op de maatschappij van de toekomst. De Dordtse Vrije School, waar Joep Eikenboom lesgeeft, is zo’n school. Volgens Eikenboom zijn er diverse vrijescholen in het land die gebruikmaken van media en ICT. Bijvoorbeeld in de vrijescholen in Delft en Rotterdam zijn er wel computers in de klas, maar dan alleen in de bovenbouw. Dit geldt niet voor de school waar Eikenboom werkt. Zijn school heeft bewust gekozen om hiervan geen gebruik te maken. Visie op digitale media Waarom deze keuze en op welke wijze geeft de school wel vorm aan mediagebruik en mediaopvoeding? Eikenboom is daar heel duidelijk Regeerakkoord Rutte II ‘De bedoeling is dat in 2017 scholen in het primair (en voortgezet) onderwijs gefundeerde keuzes kunnen maken over hoe ICT ingezet moet worden bij gepersonaliseerd leren. De belemmeringen in de markt en het systeem moeten zijn weggenomen. En voor scholen dient het duidelijk te zijn hoe ze de gemaakte (ICT-)keuzes kunnen implementeren.’
18
HJK april 2019
over: ‘Wij hebben geen computers en geven de kinderen ook geen computerles op school. Ik denk dat we daar wel aan zullen moeten, vanwege een toekomstige wettelijke verplichting (zie het kader ‘Regeerakkoord Rutte II’). Wij zijn van mening dat het echte gebruik pas in het voortgezet onderwijs aan de orde is. We kijken sterk naar de pedagogie, de fase van de ontwikkeling waar kinderen zich in bevinden. Wat voor hun ontwikkeling noodzakelijk is, bied je aan, maar wat nog niet in deze fase aan de orde komt, maar wat te vroeg is, geef je niet. Om even te chargeren, je legt een baby niet in de zon en geeft hem ook nog geen patat. Er niet aan toe zijn, betekent in onze visie dat het kind het nog niet kan verwerken. In de visie van de vrijeschool is dat wat je als lesstof brengt door de leerkracht vertaald wordt naar de kinderen toe. Met andere woorden: de leerkracht is de vertaler van de buitenwereld. Zowel in de onderbouw als de bovenbouw. Kinderen in de onderbouw verwerken vanuit hun fantasie de werkelijkheid. Op een vanzelfsprekende wijze wordt daar door de kleuterleerkracht op ingespeeld. Maar hoe ouder de kinderen worden, hoe meer in de bovenbouw de fantasie geprikkeld moet worden. Het is belangrijk dat de leerkracht vanuit de fantasie de eigen creativiteit van de kinderen helpt te ontwikkelen. Bijvoorbeeld in groep 6 geven we dierkunde. De lesstof over dierkunde moet in onze visie op een kunstzinnige wijze worden vertaald. Wanneer we in de biologieles kijken naar audiovisueel materiaal, dan zijn er prachtige natuurfilms, maar daar maken we bewust geen gebruik van. En waarom niet? Waar gaat het in de kern over: hoe eet het dier, hoe houdt hij zijn leven in stand en hoe plant het dier zich voort? Zelfs het voortplanten is eigenlijk nog helemaal niet aan de orde. Je hebt het wel over het dier, over de levensvorm en zijn leefomgeving. Maar daar kan je over tekenen, over dichten, verhalen over schrijven en over spelen. We richten ons vooral op de beleving van kinderen. Dat is een geheel andere aanpak dan bijvoorbeeld een natuurfilmpje bekijken en er vragen over maken. Want dat is dan waar je als leerkracht in terechtkomt. Ze krijgen dan wel de intellectuele informatie, maar de beleving en creativiteit blijven buiten beschouwing. Wij willen met onze aanpak
Mediaopvoeding
Visie op media vormen
Leerkracht en mediaopvoeding Wetzer-van Gils (2011) besprak in haar artikel ‘Spelen en computers, kan dat samen?’, in de special ‘De digitale wereld van het jonge kind’, het gebruik van ICT in de kleutergroepen. Hoort het er wel? En hoe dan? Wat is er veranderd in acht jaar tijd?
V
oor- en tegenstanders van gebruik van media in de onderbouw zullen er altijd blijven. Dat is niet gek. Je visie op onderwijs bepaalt in grote mate ook hoe je aankijkt tegen de inzet van digitale media. Feit is echter wel dat kinderen al op zeer jonge leeftijd met digitale media in aanraking komen. Mediaopvoeding staat daarom de laatste jaren steeds hoger op de agenda. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en dus ook voor de mediaopvoeding. Maar de realiteit is dat zij dit niet alleen kunnen. Pedagogisch medewerkers en leerkrachten zullen met ouders moeten samenwerken.
De visie van de leerkracht op onderwijs bepaalt in grote mate ook hoe die aankijkt tegen de inzet van digitale media
• Foto’s: Tom van Limpt
Denise Bontje (denisebontje@hotmail.com) is taalkundige en theatermaker en redactielid van HJK. Ze is eigenaar van DmaakthetBont en verzorgt onder andere trainingen
Definitie mediaopvoeding Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) beschrijft mediaopvoeding als ‘dat deel van de opvoeding dat erop gericht is kinderen bewust en selectief met het media-aanbod te laten omgaan en ervoor te zorgen dat ze de inhoud van dat aanbod kritisch kunnen beschouwen en op waarde weten te schatten’ (NJi, 2015).
Heldere keuzes maken Veel professionals kiezen er – vanuit ideologie en mogelijk ook onder druk van ouders – vaak voor dat zij jonge kinderen op de kinderopvang of op school totaal of liever niet in aanraking laten komen met schermen onder het mom van ‘dat doen ze thuis al zoveel’. Aan de andere kant van het spectrum zien we ook leerkrachten die alle technologische ontwikkelingen omarmen en inspringen op elke trend die voorbijkomt. Wat is nu wijsheid? Kinderen groeien nu eenmaal op in een digitaal tijdperk, dat valt niet te ontkennen. Aan de andere kant: is het zinvol om overal op in te springen? Technologische ontwikkelingen zijn immers continu in beweging en apparaten verdwijnen net zo snel als ze zijn gekomen. Het gebruik van dergelijke gadgets is niet nodig om ze voor te bereiden op de toekomst. De vraag is ook of alle technologische ontwikkelingen (denk bijvoorbeeld aan virtual reality) en content (zoals games en films en dergelijke) even geschikt zijn voor jonge kinderen onder 6 jaar. Met welk gedrag geef je als leerkracht zelf het goede voorbeeld en leg je de basis waarop je vervolgens met kinderen aan hun mediawijsheid kunt werken? Het is aan jou en je collega’s om daar heldere keuzes in te maken. Volg de ontwikkelingen met een kritische blik en bepaal welk voorbeeld jij aan kinderen (en aan hun ouders) wilt geven. MediaDiamant als richtingwijzer De MediaDiamant van het Netwerk Mediawijsheid (2017) geeft niet alleen ouders, maar ook professionals een goede denkrichting om mediaopvoeding vorm te geven. Er staan vijf pijlers centraal: • Inhoud – weet welke media geschikt zijn. • Samen – begeleid kinderen. • Veilig – voorkom risico’s. • Balans – zorg voor momenten met en zonder media. • Plezier – geniet van de mogelijkheden. Het is aan ouders om vorm te geven aan hun mediaopvoeding op basis van deze pijlers. Als leerkracht kun je op jouw beurt een bijdrage leveren in de klas. HJK april 2019
>>
21
• Tom van Limpt
Mediaopvoeding
Het draait bij bibliotheken al lang niet meer alleen om boeken. Je kunt er ook leren programmeren en educatieve spellen lenen
Bron van informatie
De rol van de bibliotheek Met de bibliotheekpas van school fietste ik – als jonge leerkracht – na schooltijd naar de dichtstbijzijnde vestiging van de bibliotheek om een stapel boeken te halen en laadde ik mijn fietstassen zo vol dat ik moest oppassen niet om te vallen. Informatieve boeken en verhalende prentenboeken over de seizoenen, dieren, gevoelens, kleuren en vormen. Van apps en geanimeerde prentenboeken had ik nog geen weet. Laat staan ‘mijn’ kleuters. Hoe anders is dat nu! Marloes Antens (m.antens@cubiss.nl) is adviseur bij Cubiss
D
e bibliotheek heeft intussen de rollen zo’n beetje omgedraaid. Leerkrachten hoeven niet meer per se naar de bibliotheek; de bibliotheek is naar de leerkrachten toe gekomen. Sterker nog, met de Bibliotheek op school heeft die zelfs een vaste plaats in de school ingenomen.
Plek voor mediaopvoeding Bibliotheken waren natuurlijk altijd al een bron van informatie, maar de rol van de bibliotheek is de afgelopen jaren wel veranderd. Het draait al lang niet meer alleen om boeken. De bibliotheek organiseert bijvoorbeeld allerlei activiteiten, zoals voorleesuurtjes voor de allerkleinsten, en workshops om kinderen te leren programmeren (VOBB, 2017). Je kunt er de meest actuele (vak) bladen lezen en je kunt er educatieve spellen lenen. De leesconsulenten kunnen lessen leesbevordering verzorgen en voor laaggeletterde ouders is er een compleet aanbod om beter Nederlands te leren. Daarnaast kun je ook nog advies inwinnen van mediacoaches, bijvoorbeeld op het gebied van mediaopvoeding (Toonen & Verheijen, 2016). 24
HJK april 2019
Media spelen een grote rol in het leven van jonge kinderen en dat maakt mediaopvoeding belangrijk. Mediaopvoeding vraagt om een gezamenlijke visie van ouders en alle organisaties die een adviserende rol hebben bij de opvoeding of het werken met jonge kinderen. Zoals de bibliotheek. De bibliotheek is een laagdrempelige organisatie waar ouders met kinderen komen en waar veel kinderopvangorganisaties en scholen mee samenwerken (Mediawijzer.net, 2018). Joëlle Bakx van de Bibliotheek VANnU: ‘We moeten mediaopvoeding niet zien als opvoeding, maar meer plaatsen in de rol van de bibliotheek; informatie geven, verbinden en naar de juiste plek verwijzen.’
Breder dan het woord Cubiss is een organisatie die zich (samen met onder andere scholen en bibliotheken) bezighoudt met vraagstukken rondom lezen, leren en informeren. Mediawijsheid is hierin al jaren een belangrijk thema. Het afgelopen jaar is Cubiss specifiek in de jongste doelgroep gedoken. Het
• Tom van Limpt
Mediaopvoeding
Te verwachten ... Per 1 januari 2019 is de naam van Mediawijzer.net veranderd in Netwerk Mediawijsheid. Op de eindejaarsbijeenkomst met leden van het netwerk is de nieuwe koers gepresenteerd. Wat is de nieuwe koers van Netwerk Mediawijsheid? Wat staat ‘ons’ te wachten?
Mary Berkhout, directeur Netwerk Mediawijsheid: ‘Er is nog flink wat werk aan de winkel. We gaan ons de komende vijf jaar hard maken voor het inbedden van mediawijsheid en mediaopvoeding in de beroepspraktijk van professionals in zorg, welzijn, opvoeding, onderwijs en mediamakers (de makers van op kinderen gerichte content). Dat betekent dat we in gesprek gaan met de mbo-, hbo- en wo-opleidingen en de na- en bijscholing voor professionals. Op beleidsniveau streven we verankering na in beroepskwalificaties, en opname in beleidsplannen van alle organisaties die met kinderen werken. We gaan de MediaDiamant verder
uitbouwen en sluiten aan op de vaardigheden digitale geletterdheid van Curriculum.nu. We bieden daarmee ons netwerk de tools om les- en leermateriaal te ontwikkelen en professionals te ondersteunen. We gaan bovendien speciale varianten bieden van de MediaDiamant voor extra kwetsbare kinderen. Denk aan kinderen met een verstandelijke of fysieke beperking, kinderen in armoede of kinderen die, om wat voor omstandigheden dan ook, extra hulp kunnen gebruiken bij het benutten van de kansen van media en het vorkomen van risico’s.’ Mediawijsheid en mediaopvoeding moeten op vanzelfsprekende wijze onderdeel uit gaan maken van de manier waarop professionals met kinderen omgaan. Begeleiders die daar moeite mee hebben, moeten de weg weten te vinden naar het netwerk van adviseurs, opleiders en ondersteuners om hen te helpen met training, informatie en praktische tips.
Meer informatie op: www.hjk-online.nl/specials
Kom dit voorjaar naar de rekenmiddagen
meld je aan op www.thiememeulenhoff.nl/po-rekenmiddagen