HJK mei 2018

Page 1

Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen

45 jaar!

Kleuterbouw­ verlenging of toch niet? Ik wou dat ik kon lezen! Verrijking door gezamenlijke studie Nr. 9 – Jaargang 45 – mei 2018

www.hjk-online.nl

45 jaar!


beleid

Harde knip tussen groep 2 en 3 voorkomen

Kleuterbouwverlenging of toch niet? Menig kleuterleerkracht zal het dilemma herkennen: is deze kleuter klaar voor het formele leren in groep 3 of is kleuterbouwverlenging gewenst? Jaar in jaar uit stoeien ook leerkrachten van Stichting Optimus Primair Onderwijs met deze vraag. Optimus heeft in haar koersplan de toekomstwens opgenomen om in 2021 een kennisintensieve lerende organisatie te zijn waarbij praktijkgericht onderzoek centraal staat en verbindingen worden gelegd met kennisinstellingen in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs. Praktijkgericht onderzoek kan helpen om een goed onderbouwde keuze te maken.

Nadie Pittens is leerkracht van groep 6 op basisschool De Waai in Cuijk en begeleidde een praktijkgericht onderzoek naar het beter afstemmen op de onderwijsbehoeften van kinderen die overgaan van groep (1/)2 naar groep 3

P

raktijkgericht onderzoek wil zeggen dat onderzoek uitgaat van een probleem in de dagelijkse praktijk waarbij op systematische wijze en met erkende methoden gegevens worden verzameld, geanalyseerd en op basis daarvan conclusies worden getrokken. Het gaat om kleinschalig onderzoek dat bruikbaar is voor de eigen praktijk. Niet geheel toevallig werd binnen Optimus dan ook een onderzoeksgroep opgericht bestaande uit vijf leerkrachten onder leiding van Aleid Beets Kessens (specialist jonge kind bij Fontys) en Nadie Pittens (procesbegeleider en leerkracht). In eerste instantie was de onderzoeksgroep voornemend een checklist te ontwikkelen om kleuterbouwverlenging beter te kunnen onderbouwen.

Schoolrijp of niet? Kleuteronderwijs volgt, observeert en bereidt jonge kinderen voor op onder andere het formele leren in groep 3. Hiervoor dient de kleuter schoolrijp te zijn. Wanneer in de kleutergroepen blijkt dat de kleuter onvoldoende schoolrijp is, en daarmee niet toe is aan het formele leren in groep 3, volgt meestal verlenging. Kleuterbouwverlenging betekent dat een kind groep 2 overdoet (Brouwers-Timmermans, 2011). In de periode tussen 1994 en 2003 is er longitudinaal onderzoek verricht in Nederland naar kleuterbouwverlenging. Op basis van gegevens uit het onderzoek bleek dat bij ongeveer 10 procent van de leerlingen in de kleutergroepen kleuterbouwverlenging wordt toegepast (Roeleveld & Van der Veen, 2007). Kleuterbouwverlenging komt ook binnen Optimus voor. Kleuterbouwverlenging kent op de lange termijn echter nauwelijks positieve effecten (Karweit, 1992; Pameijer & Van Minderhout,

Het voorkomen van een 'harde knip' tussen een kleuterklas en groep 3 vraagt om afstemmen

4

HJK mei 2018

2016). De voorsprong verdwijnt en leidt in enkele gevallen zelfs tot sociale, cognitieve en emotionele problemen bij de leerling. Roeleveld en Van der Veen (2007) stelden op basis van hun cohortanalyse zelfs dat leerlingen met een verlengde kleuterbouw in hun verdere onderwijsloopbaan in vergelijking met doorstromers vaker opnieuw blijven zitten of eerder worden verwezen naar het speciaal basisonderwijs.

Literatuuronderzoek Op basis van het literatuuronderzoek concludeerde de onderzoeksgroep dat het aandacht verdiende om terughoudender te zijn met kleuterbouwverlenging. Er ontstond onder de leerkrachten dan ook minder de behoefte aan een checklist als hulpmiddel bij de verantwoording tot kleuterbouwverlenging. Bovendien is een checklist moeilijk realiseerbaar aangezien meerdere factoren een rol spelen bij de beslissing of kleuterbouwverlenging noodzakelijk is (onder andere cognitieve ontwikkeling, sociale ontwikkeling, cognitieve functies, taalachterstand). Uit de publicatie van Mulder et al. (2016) bleek dat kleuters baat hebben bij een soepele overgang tussen groep 2 en 3 in tegenstelling tot het verlengen van de kleutertijd. Gedurende het onderzoek kreeg de groep leerkrachten dan ook meer en meer de behoefte om op zoek te gaan naar handvatten om de doorgaande lijn tussen de kleutergroepen en groep 3 te versterken. Hoe verklein je de kloof tussen kleuteronderwijs en het formele leren in groep 3? Tijd voor actie Volgens Brouwers-Timmermans (2011) benadeelt het huidige veelal klassikale onderwijssysteem van traditionele kleutergroepen 1/2 en een homogene groep 3 de doorstromende kleuter. Gemiddeld is het brein van de jonge leerlingen pas rond de leeftijd van 6 Ă 7 jaar in staat om


motoriek

De Writing Readiness Inventory Tool In Context (WRITIC)

Klaar om te schrijven? Moeilijkheden met het schrijven hebben vaak negatieve gevolgen voor de schoolprestaties en het zelfvertrouwen van een kind (Ratzon, Efraim, & Bart, 2007). Daarom is het belangrijk om vroegtijdig te evalueren of een kind klaar is voor het schrijfonderwijs in groep 3. Dat was de reden om een meetinstrument te ontwikkelen om te beoordelen of kinderen klaar zijn om te leren schrijven: de Writing Readiness Inventory Tool In Context (WRITIC) (Van Hartingsveldt & De Vries, 2016). Margo van Hartingsveldt is lector Ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam en Liesbeth de Vries is ergotherapeut. Samen hebben zij WRITIC ontwikkeld

D

e WRITIC draagt bij aan het opsporen van kinderen met risico op het ontwikkelen van schrijfmoeilijkheden. Als een kind op basis van de WRITIC nog niet klaar is voor het schrijfonderwijs, geeft de WRITIC handvatten om het kind te stimuleren bij de papier- en pentaken.

Schrijven Schrijven is een vaardigheid die kinderen in groep 3 leren en die zij gedurende hun hele schoolloopbaan toepassen. Met schrijven wordt taal aan het papier toevertrouwd, het schrijven laat een spoor na en wordt ‘taal met de hand’ (language by hand) genoemd (Berninger et al., 2006). Schrijven met de hand blijft belangrijk in het onderwijs, ook in deze digitale tijd met een toenemend gebruik van computers, tablets en smartphones.

• Dreumes ontdekt dat een potlood een spoor nalaat. • Dreumes onderzoekt gebruik van kleurpotlood door krabbelen.

➭ • Peuter leert met het potlood anderen te imiteren door losse horizontale en verticale lijnen te maken. • Peuter leert met het potlood diagonale lijnen en cirkels te imiteren. • Peuter leert met het potlood eenvoudige vormen die bestaan uit rechte en cirkelvormige lijnen te imiteren.

➭ • Kleuter leert motorische beheersing van het potlood door punten in tekening te verbinden, binnen de lijnen te blijven in doolhoven en lettervormen over te trekken. • Kleuter leert volwassenen te imiteren door vormen van letters te maken.

➭ • Kind in groep 3 leert vormen van letters correct te kopiëren. • Kind in groep 3 kan namen van alle letters opnoemen wanneer deze in willekeurige volgorde worden gegeven. • Kind in groep 3 schrijft uit het hoofd gedicteerde letters op. • Kind in groep 3 schrijft uit het hoofd alle letters van het alfabet op. Figuur 1 – Ontwikkeling van het schrijven (Berninger et al., 2006) 10

HJK mei 2018

De vraag die vaak wordt gesteld, is of het nog nodig is dat kinderen leren schrijven. Deze vraag is met een volmondig ‘ja’ te beantwoorden. Schrijven is een belangrijke activiteit voor kinderen in de eerste schooljaren en is van essentieel belang voor het meedoen op school (Bommel-Rutgers, Van Hartingsveldt, & Overvelde, 2015). Het schrijven met de hand is een onderdeel van het curriculum van de basisschool en is voorlopig nog een belangrijke manier waarop de leerlingen hun kennis laten zien. Het schrijven met de hand speelt een belangrijke rol bij het leren lezen en spellen (Longcamp et al., 2008). Uit onderzoek blijkt dat er duidelijke verbanden bestaan tussen de hersenprocessen voor lezen en schrijven. Bij het gelijktijdig leren lezen en schrijven wordt het motorische programma van de letter aan het beeld van de leesletter gekoppeld. Het leren schrijven met de hand vraagt van kinderen om van elke letter de karakteristieke vorm te leren maken door het juiste bewegingspatroon van de letter te doorlopen. Leren schrijven bevordert zo het leren lezen bij jonge kinderen (James & Engelhardt, 2012). Fijnmotorische en cognitieve vaardigheden spelen beide een rol in het complexe proces van het leren schrijven. In groep 3 leren kinderen de schrijfwijze van de letters en hebben zij hun aandacht nog volop nodig bij de motorische kant van het schrijven. Het automatiseren van schrijfbewegingen vraagt veel tijd aan schrijftraining. Pas wanneer de motorische handeling van het schrijven automatisch verloopt, kunnen kinderen hun aandacht volledig richten op de inhoud van datgene wat ze willen opschrijven (Peverly, 2006). Steeds meer kinderen hebben moeite met schrijven. Schrijfmoeilijkheden komen voor bij 5 tot 30 procent (Overvelde et al., 2011) van de kinderen en bestaan uit een onleesbaar handschrift, te langzaam schrijven of pijn in de hand tijdens het schrijven.

Ontwikkeling van het schrijven De ontwikkeling van het schrijven bestaat uit vier fasen (zie figuur 1 hiernaast). De eerste twee fasen bevatten taken die dreumesen en peuters over het algemeen uitvoeren, de derde fase bestaat uit taken die kleuters meestal uitvoeren en de vierde fase bevat taken die kinderen leren in groep 3 (Berninger et al., 2016).


kunst & cultuur

Leesplezier in het Kinderboekenmuseum

Ik wou dat ik kon lezen! Dat je niet vroeg genoeg met (voor)lezen kunt beginnen, is inmiddels onomstotelijk bewezen. Zelfs de kleuters van De Strandwacht, een basisschool voor speciaal onderwijs, zijn daarvan al overtuigd. Haas leest Kikker voor. ‘En … wat gebeurt er als je heel veel leest?’, vraagt de museumdocent. ‘Dan word je wijzer’, zegt de een. ‘Ja, dan word je hééééél slim’, roepen de anderen in koor. De groep is op bezoek bij het Kinderboekenmuseum in Den Haag en volgt het programma ‘Blij, boos, bang met Kikker’ waarin de wereldberoemd geworden dierfiguren van Max Velthuijs centraal staan. Melissa de Vreede is specialist cultuureducatie bij het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) en netwerklid van HJK

H

et Kinderboekenmuseum heeft voor jonge kinderen een aantal presentaties en programma’s waarvan niet alleen scholen, maar ook de buitenschoolse opvang en ouders, grootouders, oppassers en – vooral – peuters en kleuters kunnen profiteren. ‘Het Kinderboekenmuseum begon in 1994 als een van de allereerste musea voor de jeugd’, vertelt Anouk van Dijk, die als coördinator educatie werkzaam is bij het museum. ‘Er was toen een interactieve kindertentoonstelling voor kinderen in de basisschoolleeftijd. Na een grootschalige renovatie heropenden we in 2010 met de vaste tentoonstellingen ‘Papiria’ voor kinderen vanaf 7 jaar en ‘Kikker’, de voorloper van de huidige Kikker-expositie. We brachten ook diverse tijdelijke tentoonstellingen en in 2013 breidden

De tentoonstelling moet de fantasie prikkelen en verhalen uitlokken

16

HJK mei 2018

we uit met de vaste tentoonstelling ‘ABC met de dieren mee’. Aan de hand van allerlei bekende dieren, zoals Dikkie Dik, nijntje, Elmer, Kleine IJsbeer en Rupsje Nooitgenoeg, leren kinderen spelenderwijs de letters van het alfabet kennen. Het gaat ons er daarbij vooral om dat kinderen worden geprikkeld om verhalen te bedenken. Ik wil graag dat ze met nieuwe verhalen weer naar buiten gaan.’ Gezien de grote belangstelling voor de tentoonstellingen voor de allerjongsten, besloot het museum de succesvolle Kikker-expositie uit te bouwen en te verplaatsen naar de tweede verdieping, naast ‘ABC met de dieren mee’. Het museum beheert het archief van Max Velthuijs, en hoewel de originele tekeningen te kwetsbaar zijn om te gebruiken in een tentoonstelling voor kleuters, alle afbeeldingen en teksten in de tentoonstelling werden er direct aan ontleend en zijn dus voor iedereen herkenbaar. Bij de presentaties voor kinderen streeft het museum ernaar dat je als het ware het prentenboek instapt. Van Dijk zegt daarover: ‘We bedenken: wat hebben we in onze collectie, wat wordt veel gelezen en hoe kunnen we de figuren het beste presenteren? We gaan altijd uit van de hoofdrolspelers en hun belangrijkste eigenschappen. In dit geval zijn dat natuurlijk Kikker zelf, Rat die goed kan klussen, Varken die graag taarten bakt en Haas die vaak verstandig is. Dan gaan we bedenken hoe we de presentatie zo levendig mogelijk kunnen maken. Het moet speels en tactiel zijn. Kinderen moeten van alles kunnen doen en ervaren. En de tentoonstelling moet de fantasie prikkelen. Verhalen uitlokken.’

Bekende figuren Voor de gecombineerde groep 1 en 2 van basisschool De Strandwacht zijn Kikker en zijn vrienden bekende maatjes. De kinderen kunnen niet wachten met antwoord geven op de vragen die de museumdocent hen aan de hand van een serie afbeeldingen stelt. ‘Wie zien we hier zitten onder de appelboom?’ ‘Varkentje!’ ‘En wat kan die heel goed?’ ‘Appeltaart bakken!’ ‘En is er iets speciaals met dit tweetal aan de hand?’ Ook dat is bekend: ‘Kikker en Eend zijn verliefd.’ Maar het antwoord op het laatste plaatje moeten de leerlingen


Trends in de wereld van het jonge kind

Verrijking door gezamenlijke studie Onderwijs vraagt voortdurende vernieuwing als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen, maar ook als gevolg van nieuwe inzichten. Enerzijds kunnen nieuwe inzichten leiden tot sterkere legitimering van wat we al doen, anderzijds kunnen zij ook leiden tot verandering van de praktijken in de groep. Voor opvoeders die met jonge kinderen werken, is het van belang om geregeld (samen) na te denken over hun praktijken en over hoe die verbeterd en onderbouwd kunnen worden met nieuwe theoretische inzichten en onderzoeksuitkomsten. Bert van Oers is bijzonder hoogleraar cultuurhistorische onderwijspedagogiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam

G

ezamenlijke reflectie op vernieuwingen zouden we een van de 21e eeuwse vaardigheden van pedagogisch medewerkers kunnen noemen. Dat betekent ook weer niet dat we de rust van routines of een vertrouwde aanpak altijd moeten laten varen en elke dag op zoek moeten gaan naar hoe het anders kan. Soms krijgen we uit de literatuur toch ook nieuwe ideeën aangereikt die de moeite van het proberen waard zijn. Soms ook ondersteunen ze de visie van de school of speelzaal, en geven de pedagogisch medewerkers een steun in de rug in de uitleg van hun visie aan ouders of beleidsmakers. In de praktijk worstelen velen met problemen als de inzet van spel en de rol van instructie en hoe om te gaan met culturele diversiteit in de groep. Zit er misschien nog meer in de visie van Fröbel, Malaguzzi of Montessori dan we tot nu toe dachten? Wat betekent het breinonderzoek nu voor mijn praktijk? En wat wil die onderzoeker nu eigenlijk precies van je en waarom pakt hij het onderzoek zo aan? Voor het bepalen van een standpunt in deze en andere praktische en theoretische kwesties, is het van belang om literatuur bij te houden en samen te bespreken. In het recent verschenen tweedelige International Handbook of Early Childhood Education (Fleer & Van Oers, 2017) wordt een veelzijdige verzameling beschrijvingen gepresenteerd van theorieën en praktijken in het domein van het jonge kind, met hoofdstukken van auteurs uit eerste-, tweede- en derdewereldlanden. Alles bij elkaar geven de hoofdstukken een gigantische diversiteit aan denkbeelden weer, die door reflecties van de editors Marilyn Fleer (Monash University, Melbourne) en Bert van Oers (Vrije Universiteit Amsterdam) geïntegreerd worden om belangrijke trends in de diversiteit zichtbaar te maken. Enkele van die trends worden in het vervolg van dit artikel beschreven. Dit artikel wil

Leren is belangrijk voor kinderen, aangezet door een behoefte om mee te kunnen doen in de praktijken van hun gemeenschap

22

HJK mei 2018

lezers een handreiking geven om zich daarin te oriënteren en er eventueel ook thema’s uit te pakken voor een teambespreking.

Trends in onderzoek en praktijk Het handboek bestaat uit twee delen, waarbij het eerste deel ingaat op ontwikkelingen in theorie en methodologie, en op populaire topics in onderzoek en praktijk in diverse regio’s van de wereld. Het is opmerkelijk om te zien wat een overweldigende diversiteit er al is tussen de regio’s wat betreft de topics die daar de gemoederen bezighouden. In West-Europa komen dan thema’s naar voren als breinontwikkeling in relatie tot onderwijs en opvoeding voor jonge kinderen, schoolrijpheid en verschoolsing, onderwijs aan achterstandskinderen en professionele ontwikkeling; in de Scandinavische landen gaat het veel over buitenspelen en de democratische ontwikkeling van kinderen, terwijl in de Aziatische landen (bijvoorbeeld in China of Vietnam) de aandacht is gericht op de invloed van de centrale overheid, de invloed van westerse voorbeelden en de overgang naar een meer kindgecentreerde pedagogiek. Het tweede deel gaat meer in op praktijkgerelateerde kwestie, zoals onderwijsprogramma’s voor jonge kinderen met hoofdstukken over Piramide (Nederland), Golden Key (Groot-Brittannië), Narrative play pedagogy (Finland), Te Whāriki (Nieuw-Zeeland), Tools of the Mind (Verenigde Staten) en Basisontwikkeling (Nederland). Er is ook uitgebreid aandacht voor curriculum en testen/ beoordeling (ook weer vanuit een divers wereldomvattend perspectief), verschillende pedagogische benaderingen (waaronder Fröbel, Montessori en Malaguzzi) en de rol van families en gemeenschap. Eens te meer blijkt uit deze diversiteit hoe belangrijk het is om steeds onze eigen beelden en vooronderstellingen te vergelijken met andere en eventueel te verrijken met nieuwe dimensies. Dit is geen pleidooi voor modieus eclecticisme, maar eerder een aansporing om consistent met de eigen uitgangspunten het eigen denken en het


taal

Promotie Chiel van der Veen

Uitdagende gesprekken voeren Op 28 november 2017 promoveerde Chiel van der Veen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij is redactielid van HJK sinds 2015. Van der Veen werkte na het afronden van de pabo (in 2008) als leerkracht op verschillende basisscholen en haalde zijn master Onderwijspedagogiek in 2010, voordat hij in 2012 besloot om zijn dissertatie te schrijven bij prof. dr. Bert van Oers en prof. dr. Sarah Michaels (Clark University). Sinds die tijd is hij werkzaam bij de sectie Onderwijswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam.

Anneke Elenbaas van Ommen is als onderwijspedagoog zelfstandig gevestigd onder de bedrijfsnaam Personal Development Schiedam en is redactielid van HJK

I

n dit artikel wordt teruggekeken op de verdediging van het proefschrift Dialogic classroom talk in early childhood education waar Van der Veen op promoveerde aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Allereerst volgt een samenvatting van de dissertatie. Daarna wordt ingegaan op de indruk van de verdediging van het proefschrift. Tenslotte wordt bij Van der Veen nog eens doorgevraagd op thema’s uit zijn proefschrift, die voor de lezers van HJK belangrijk zijn bij het optimaal omgaan met jonge leerlingen in de klas.

Aanleiding voor de dissertatie De probleemstelling voor de studies waarop Van der Veen promoveerde was de constatering dat interactie tussen leerkracht en leerlingen toch vaak eenzijdig is. Het is vooral de leerkracht die het woord heeft en houdt en dat met de beste bedoelingen natuurlijk: zij weet meer dan de leerlingen en wil graag haar kennis overdragen. Toch is het ook van belang dat leerlingen wel praten met de leerkracht, dat ze mee kunnen zoeken naar een mogelijk antwoord, dat ze mee mogen denken. Het gaat om het voeren van uitdagende gesprekken waarin kinderen en leerkracht hun ideeën delen, serieus naar elkaar luisteren, samen redeneren en voortbouwen op elkaars ideeën (Van der Veen & Van Oers, 2016). Van der Veen (2016) noemt dit ‘dialogische gesprekken’, en uit internationaal onderzoek blijkt dat kinderen daar veel van opsteken: ze leren beter communiceren en redeneren, ze gebruiken meer woorden, en doen veel kennis op (zie Resmick, Asterhan, & Clarke, 2015). Van der Veen verdiepte zich daarom eerst in de al beschikbare literatuur. Hij concludeert dat bij dialogische gesprekken, ook wel productieve gesprekken genoemd, sprake moet zijn van een

Het voeren van een dialogisch gesprek vergt veel oefening

28

HJK mei 2018

onderwerp dat de leerkracht en de kinderen delen: alle deelnemers aan het gesprek moeten iets over dit onderwerp kunnen én willen zeggen. Het onderwerp moet dus uit de leefwereld van het kind komen, zoals bijvoorbeeld het thema ‘Dieren’. Vervolgens moet het gesprek letterlijk ruimte geven aan de kinderen: ze moeten de kans krijgen om hun gedachten onder woorden te brengen, ideeën te opperen en met elkaar na te denken. Soms weet de leerkracht meer, maar het kan ook in een boek staan en dan kunnen de kinderen zelf antwoorden zoeken. Van der Veen bespreekt in zijn dissertatie voorbeelden van dialogische gesprekken en illustreert zo hoe zulke gesprekken leiden tot de eigen ‘stem’ van het kind. Hij benadrukt dat het voeren van een dialogisch gesprek veel oefening vergt. Aan de hand van deze grondige verkenning van de theorie en de onderwijspraktijk zijn twee studies gedaan (deel 1 van het proefschrift is met name conceptueel van aard. Deel 2 betreft de beschrijving van empirische studies). Deze worden een voor een beschreven en vervolgens in een overkoepelende discussie besproken.

Belangrijkste bevindingen In de ontwerpstudie werd een interventie ontwikkeld, geïmplementeerd en geëvalueerd waarmee leerachten werden ondersteund om dialogische gesprekken met kinderen te voeren. Gedurende een periode van achttien weken werd er intensief samengewerkt met vier leerkrachten van twee verschillende basisscholen. Voor- en nametingen van groepsgesprekken lieten zien dat de deelnemende leerkrachten in staat waren om de interactie in hun klas meer dialogisch te maken. De 92 kinderen die deelnamen, lieten een significante vooruitgang zien in hun mondelinge communicatieve competentie. Ze gingen ook meer woorden per beurt gebruiken. Aan de quasi-experimentele studie naar de effecten van dialogische gesprekken in klassen op de mondelinge communicatieve competentie


Verwacht in HJK Pedagogische opdracht

Op dinsdag 6 maart 2018 vond in Driebergen een symposium plaats rond de vraagstelling van professor Luc Stevens: wat houdt de boel ten diepste bij elkaar? Dit ter gelegenheid van zijn afscheid als wetenschappelijk directeur van NIVOZ, het Nederlands Instituut voor Onderwijs en Opvoedingszaken. Hij heeft NIVOZ mede opgericht met als doel om professionals te sterken in hun pedagogische opdracht.

HJK (De wereld van het jonge kind) bestaat al 45 jaar en is het bekendste vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen. HJK biedt actuele en betrouwbare vakinformatie en maakt daarbij een koppeling tussen theorie en praktijk.

Alle dagen doen-alsof!

Symbolisch spel, verbeeldend spel, illusief spel, rollenspel, creatief spel, mimicry. Al deze begrippen hebben veel raakvlakken met elkaar. Ze gaan allemaal over doen-alsof, voor-de-nep of ‘zogenaamd’ spelen. Maar wat is nu wat en in welke volgorde in de ontwikkelingslijn kunnen we ze plaatsen?

• Ted van Aanholt

Niets missen? Neem dan een combi-abonnement op HJK én JSW (het vakblad voor de midden- en bovenbouw) en betaal slechts € 119,50. www.hjk-online.nl/abonneren

Een koffer vol schatten

De kleuters van de Aloysiusschool in Baarn zitten gespannen te wachten. Ze krijgen bezoek: ene Charlie heeft zijn komst aangekondigd. Hij stuurde een brief waarin hij om hulp vroeg. Hij raakte laatst zijn koffer kwijt in de buurt van de school en hoorde dat die gevonden is. Wat zou er in de koffer zitten?

• Dorien Wijtsma

Los nummer

Voor jezelf of als cadeau! Vakblad voo en onde r ontwikkeli ng rwijs aa n jonge , opvoeding kinderen Vakblad voor ontwik en onderw kel ijs aan jon ing, opvoeding ge kinder en

• Ontbreekt er een nummer van HJK in je collectie? • Een interessant artikel gezien dat je wilt lezen, maar heb je geen abonnement? • Op zoek naar een cadeautje voor je collega?

Spe óók len: groe in p 3!

Samen ve

rhalen veLrt eln ledn ere spelen

De inze groep 3

in

prenStenb t van oepe oe leke spelcont o n in exten vergang van gr

Bestel een los nummer voor € 10,-

oep 2 na

ar

3 WetSp ensc p en enha is ta technoello a l le re gie n in de

terklas Nrkl . 8eu - Ja argang 42 – ap ril 2015 www.h Nr. 9 - Ja jk argang 42 -online.nl – mei 20 15 www.hj HJK15_HR

XXXXXX

HJK15_HR1

5042101_TD

k-online.

XX_TDS_N

nl

R8_2015.i

ndd 1

S_NR9 2015.i

ndd 1

01-04-15 30-04-15

Ga naar www.hjk-online.nl/abonneren of bel 088-2266691 34

HJK mei 2018

15:44

14:48


roep 1-4

ls voor g e g n E e d o h t e ale lesm

DĂŠ digit

g Native speakin co-teachers via het digibord 6 5 1

2

3

4

Vraag een gratis n op proeicentie aa sy.nu a e t i e k a .t w w w

7

8

7


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.