Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen
Observeren
kern van opvoeden De kracht van het
Kleuterlab
Zelfsturing in spel stimuleren
Nr. 2 – Jaargang 44 – okt. 2016
www.hjk-online.nl
Verbind je met wat het kind beweegt
Observeren kern van opvoeden Sylvie Rayna is een Franse onderzoekster van jonge kinderen in de crèche. Ze vertelt mij tijdens een interview over een sleutelervaring die zij zo’n 40 jaar geleden opdeed. Ze deed destijds onderzoek naar het handelend denken van baby’s: hun ‘logica-in-actie’ (Sinclair et al., 1989). De pedagogisch medewerkers vonden dat interessant en kwamen met een verzoek. Konden de onderzoekers Vicky (2 jaar) filmen? Vicky had lang in het ziekenhuis gelegen en de pedagogisch medewerkers maakten zich zorgen over haar ontwikkeling.
Elly Singer (www.speelsleren.nl) is kinderpsycholoog, pedagoog, senior onderzoeker en netwerklid van HJK
N
et als de andere kinderen in het onderzoek kreeg Vicky verschillende materialen aangeboden: stokjes, buizen, kubussen en balletjes klei van verschillende groottes. De onderzoekers filmden, zoals gevraagd, wat Vicky met de materialen deed. Wat ze zagen was verbazingwekkend. Rayna vertelt dat Vicky minutenlang niets lijkt te doen. Ze raakt geen voorwerp aan en kijkt alleen maar naar de materialen. De pedagogisch medewerkers zagen tijdens het observeren al dat hun angstige vermoedens bevestigd werden.
Werkelijkheid ordenen Maar dan opeens … Vicky pakt doelgericht uit de materialen alle kubussen en alle balletjes klei. Ze zet de kubussen in een rij naast elkaar en doet in iedere kubus een balletje. Nadat ze dit heeft gedaan, stopt ze. Vicky was destijds precies 2 jaar oud, en ze deed precies wat Piaget beschrijft over hoe kinderen van die leeftijd de werkelijkheid ordenen. Al die minuten deed Vicky niets zichtbaars. Daardoor ontstond de indruk dat er niets interessants gebeurde. Maar Vicky dacht abstract. Ze deed de handelingen in haar hoofd, in plaats van handelend uitproberen, iets wat heel uitzonderlijk is voor een kind van haar leeftijd. Deze ervaring was een ‘eyeopener’ voor de pedagogische staf. Als er geen video van haar was gemaakt, hadden ze haar zwaar onderschat. Ze leerden om ‘logica’ en ‘wiskunde’ te zien in de manier waarop baby’s en peuters voorwerpen ordenen. Bovendien leerden ze hoe belangrijk het is om kinderen de tijd te geven. Als ze eerder hadden ingegrepen bij Vicky, dan hadden ze haar gestoord en het haar onmogelijk gemaakt om na te denken. Deze
Veel pedagogen dachten tot in de jaren 80 dat baby’s alleen rust, reinheid, regelmaat en liefde van hun moeder nodig hadden
4
HJK oktober 2016
ervaring met Vicky en andere kinderen in het onderzoek hebben ertoe geleid dat onderzoekers steeds meer zijn gaan samenwerken met pedagogisch medewerkers. Door samen te praten over observaties – door elkaar vragen te stellen als ‘Wat zie jij?’ en ‘Wat zie ik?’ – werden zowel de wetenschappelijke als professionele inzichten in het leren van jonge kinderen verdiept en verrijkt.
Verwonderen en leren kijken Het interview met Rayna deed ik in het kader van een historisch onderzoek naar dertig pedagogische pioniers die een stempel hebben gedrukt op de ontwikkeling van de jonge kinderpedagogiek in Europa, Australië, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten (Singer & Wong, 2015). Ik heb Rayna geïnterviewd, omdat ze gestudeerd heeft bij Piaget en een van de grondleggers is van de Franse ‘interactieve pedagogiek’. Ze heeft nauw samengewerkt met onderzoekers van Reggio Emilia en Pistoia in Noord-Italië. Uit onze interviews blijkt dat veel mensen die onderzoek hebben gedaan naar jonge kinderen situaties kunnen beschrijven waarin hun ogen opengingen en waarbij ze getroffen werden door het eigene van heel jonge kinderen. Namelijk door hun enorme leervermogen, intelligentie, optimisme, creativiteit en positieve en welwillende houding tegenover andere kinderen en opvoeders. Deze ervaringen van ‘geraakt worden’ hebben ze gemeen met grote pedagogen en ontwikkelingspsychologen als Pestalozzi, Fröbel, Montessori, Malaguzzi en Vygotsky (David, Goouch & Powell, 2016). Malaguzzi (1920-1994), inspirator van de pedagogiek die is ontwikkeld in het Italiaanse stadje Reggio Emilia, laat ons zijn fascinatie voor jonge kinderen meebeleven door hen in hun kracht en creativiteit te beschrijven. Hij heeft het over ‘100 talen van kinderen’. Deze talen verstaan, is niet voorbehouden aan wetenschappers. Ouders, pedagogisch medewerkers en
Foto’s: Femke van den Heuvel
Grijp niet direct in bij het spel als een kind niet direct het gewenste gedrag vertoont, maar geef het kind de ruimte om zelf te ontdekken
leerkrachten kunnen zich evenzeer verbinden met wat hun kind en kinderen beweegt. Evenals Rayna pleit hij voor samenwerking van ouders, professionals en wetenschappers om niet vast te roesten in ‘eigen gelijk’ en de openheid naar het kind niet te verliezen.
Calculerend observeren Ik vroeg tijdens het interview aan Rayna: ‘Hoe komt het dat de pedagogisch medewerkers niet eerder het logisch denken van baby’s hebben waargenomen?’ Volgens Rayna was dat omdat de Franse crèches in die tijd uitsluitend waren gericht op hygiëne en verzorging. De pedagogisch medewerkers waren bezig met regelen, schoonmaken en organiseren. Daardoor zagen ze dingen als ‘een poepluier’, ‘tijd voor een fles’ en ‘tijd om te gaan slapen’, maar wat de kinderen bezighield zagen ze niet. Bovendien dachten veel psychologen tot in de jaren 80 dat baby’s alleen rust, reinheid en regelmaat nodig hadden, evenals
liefde van hun moeder. Toen baby’s en peuters naar crèches gingen, bleken die aannames niet te kloppen. De pedagogisch medewerkers zagen dus dingen waarvan de deskundigen zeiden dat die niet konden bestaan. Dan moet je behoorlijk eigenwijs zijn om vast te houden aan wat je ziet. Dus leerden veel pedagogisch medewerkers af om te kijken hoe jonge kinderen communiceren en spelenderwijs nadenken. Deze ervaring van Rayna komt overeen met mijn ervaringen als onderzoeker in de kinderopvang. Wij moesten als onderzoekers ook op een andere manier leren kijken om te zien hoe baby’s communiceren en samenspelen. Zolang je uitgaat van hoe kleuters samenspelen, hoor je alleen een soort oerwoudgeluiden en zie je alleen gegraai naar elkaars speelgoed. We leerden om imitatiespelletjes te herkennen. Bijvoorbeeld door achter elkaar aan te rennen in de ruimte. Of door ritmisch met de voeten tegen de bank te trappen, hetgeen door >> andere peuters wordt overgenomen, zodat een HJK oktober 2016
5
ouders
Effectief samenwerken met ouders
Gebruik een gemeenschappelijke taal Ouders een rol geven in het onderwijsleerproces, kan dat? En als je dat doet, wat betekent dat voor de leerling, de ouders, de leerkracht en de klas? Lopen ouders en leerkrachten elkaar dan niet voor de voeten? De zeven eigenschappen, ook wel de zeven gewoonten genoemd, van Stephen Covey kunnen een bijdrage leveren aan de samenwerking tussen leerkrachten en ouders door deze als gemeenschappelijke taal te gebruiken.
Cor Verbeek (c.verbeek@cps.nl) werkt als adviseur en trainer bij adviesbureau CPS
O
p GBS De Poort in Ten Boer worden de zeven eigenschappen van Covey gebruikt als taal voor schoolontwikkeling. De zeven eigenschappen vormen een gemeenschappelijke taal die helpt om het beste uit de kinderen te halen. Schooldirecteur Pim Holsappel: ‘Niet alleen de kinderen leren de taal van de zeven eigenschappen, maar ook de ouders.’ Tijdens een oudercursus zegt een ouder: ‘Ik wil mijn dochter begrijpen. Zij praat over ‘proactief zijn’ en ‘win-windenken’ en kan dat ook uitleggen. Ik wil daar als ouder erg graag meer van weten.’
Samen aan het werk In de ideale situatie werken ouders en de school samen in het belang van het kind. Zij moedigen het kind aan, zodat hij of zij zich optimaal kan ontwikkelen. In de praktijk wordt er door leerkrachten soms wat gemopperd over ouders die lastig zouden zijn. Of ouders klagen over leerkrachten die alleen maar hun eigen gang gaan. Dit kan voorkomen worden door anders te communiceren. Door als ouders en leerkrachten samen een team te vormen, bereik je ‘synergie’. De school en ouders delen informatie en zoeken samen naar (nieuwe) vormen van samenwerking met een voor beide partijen helder einddoel: bijdragen aan het leren en het leven van het kind. Dit kan door te werken met de zeven eigenschappen van Covey.
De school en ouders delen informatie en zoeken samen naar (nieuwe) vormen van samenwerking met een helder einddoel
De zeven eigenschappen Veel leerkrachten en ouders hebben weleens gehoord van de zeven eigenschappen van Covey (Luycx, 2013), die hij in zijn boek De 7 eigenschappen van effectief leiderschap ook wel de zeven gewoonten noemt (Covey,
10
HJK oktober 2016
1989). Covey heeft zeven gewoonten beschreven die kunnen helpen om het beste uit jezelf te halen. Je zou kunnen zeggen dat het uitgangspunt van de zeven gewoonten is: verbeter de wereld en begin vooral bij jezelf. De zeven gewoonten (zie ook figuur 1 ‘De boom van de 7 gewoonten’ op de volgende pagina) zijn: • Gewoonte 1: wees proactief. Ik neem de verantwoordelijkheid voor mijn eigen leven, ik ben trots op mezelf en neem initiatief. • Gewoonte 2: begin met het einddoel voor ogen. Ik weet wat ik wil bereiken in het leven, mijn bijdrage in de klas doet ertoe. • Gewoonte 3: belangrijke zaken eerst. Ik doe de belangrijkste dingen eerst, ik maak een plan en volg dit plan. • Gewoonte 4: denk win-win. Ik ga ervan uit dat iedereen kan winnen en als er conflicten zijn, probeer ik die met respect voor iedereen op te lossen. • Gewoonte 5: eerst begrijpen, dan begrepen worden. Ik luister echt naar mensen, ik probeer zaken door verschillende brillen te bekijken en te begrijpen. • Gewoonte 6: creëer synergie. Ik werk samen met anderen, dan bereiken we meer, samen komen we tot andere oplossingsideeën (1 + 1 = 3, 10 of soms wel 100!). • Gewoonte 7: houd de zaag scherp. Ik doe regelmatig aan sport, eet gezond en breng tijd door met vrienden. Ik leer niet alleen op school, maar ook thuis en buiten.
Een boom als symbool Een boom is een sterk symbool voor de zeven gewoonten, want die staat voor leven, groei, bloei en ontwikkeling (in figuur 1 ‘De boom van de 7 gewoonten’ op p. 11 zijn de zeven gewoonten vormgegeven in een boom). De boom is stevig geworteld in de aarde, omhoog reikend naar
© CPS
de hemel. Maar de boom is ook een schuil- en speelplaats om in te klimmen en je ‘levensuitzicht’ te vergroten. De gewoonten werken van binnen naar buiten: je moet ze je eerst eigen maken en ze voorleven, voordat je ze aan anderen leert. Door met leerkrachten, leerlingen en ouders samen te werken vanuit de zeven gewoonten, probeer je het beste uit iedereen te halen. Meer dan vijftig basisscholen in Nederland gebruiken de gewoonten om te werken aan leerlingresultaten, vaardigheden en de cultuur van de school. Het werken met de gewoonten is geen programma of methode, het is een mindset. De gewoonten geven zelfinzicht en zorgen voor ruimte voor kernwaarden als verantwoordelijkheid, doelen stellen, integer zijn, respect hebben, empathie tonen en gemeenschapszin. Je vindt de gewoonten terug in alle
Figuur 1 – De boom van de 7 gewoonten
vakken, tijdens teambijeenkomsten, ouderavonden, in oudergesprekken of tijdens de kerstviering.
Start van het leertraject In ‘De boom van de 7 gewoonten’ zijn de wortels van de boom goed zichtbaar. Dat moet ook, want door de wortels staat de boom stevig, zodat die niet zomaar omvalt. Met de wortels begint dan ook het leertraject met de kinderen en de ouders. De eerste drie gewoonten gaan namelijk over jezelf. Ze betekenen: ‘werken aan jezelf’, ‘overwinningen op jezelf’ en ‘weten wat je wilt bereiken’. Met deze drie gewoonten in je rugzak word je zelf initiatiefvol en stevig, zodat je niet ‘zomaar omvalt’, onzeker wordt en bang of klagerig bent, maar grip krijgt op sociale situaties en je eigen verantwoordelijkheid en aandeel ziet. Zo gaan >> HJK oktober 2016
11
natuur & techniek
Het faciliteren van verwondering
De kracht van het Kleuterlab Een roep om kleuteronderwijs waar kinderen spelend leren met traditionele en vernieuwende materialen, heeft tot de oprichting van het Kleuterlab geleid. Met een actieplan kun je zelf direct aan de slag gaan en kleuters spelenderwijs leerervaringen laten opdoen.
Miriam Klamer is docent Pedagogiek aan de pabo van de Hogeschool van Amsterdam en eigenaar van SynergieAdvies (www. synergieadvies.nl)
K
Melina Fleurke is docent Onderwijsdidactiek en Pedagogiek aan de Universitaire Pabo van Amsterdam en Wetenschap & Techniek-coördinator bij Stichting Sirius
leuters zijn van nature jonge onderzoekers, die de wereld om hen heen vanuit een aangeboren nieuwsgierigheid willen ontdekken. Ze stellen vragen over wat ze zien en ervaren, maar ook over wat ze (nog) niet zien: ‘Waarom blijft mijn schaduw aan mij plakken?’ of ‘Hoe wordt een regenboog gemaakt?’ Het kan zijn dat ze een theorie hebben over hoe een schaduw ontstaat: ‘Dat komt doordat…’ Of ze hebben een idee hoe ze zelf een regenboog kunnen maken, waarna je ze ziet experimenten met licht en water. Verwondering, nieuwsgierigheid en de drang om al handelend te ontdekken en te onderzoeken zijn onlosmakelijk verbonden met de ontwikkelingspsychologie van kleuters. Het stimuleren van deze vaardigheden leidt tot creatief denken en een groter probleemoplossend vermogen.
Rijke leeromgeving Maria Montessori sprak in 1973 al over ‘de mathematische geest’, tegenwoordig ook onderdeel van de 21th century skills. Montessori benadrukte het belang van de zintuiglijke ontwikkeling als basis voor de cognitieve ontwikkeling en de belangrijke rol voor de leeromgeving hierbij, zij noemde dit de ‘voorbereide omgeving’. Zij baseerde haar ideeën onder andere op die van Jean Piaget. Piaget schreef in 1952 over de cognitieve ontwikkeling van het kind, waarbij hij stelde dat elk kind een aangeboren neiging heeft om actief met de omgeving om te gaan. Door interactie met die omgeving en door lichamelijke rijping (met name van de hersenen) ontstaan steeds complexere denkvaardigheden. Vygotsky betoogde dat het leren van kinderen met name afhankelijk is van de sociaal-culturele omgeving. Ook Malaguzzi, grondlegger van de pedagogische benadering Reggio Emilia, benadrukte het belang van een rijke leeromgeving. In een leeromgeving met rijke materialen wordt de
Kleuters ontdekken de wereld vanuit hun eigen lichaam en vanuit zichzelf
16
HJK oktober 2016
nieuwsgierigheid van kleuters geprikkeld en gaan zij vanuit intrinsieke motivatie op onderzoek uit. Het handelen met rijke, open materialen lokt uit tot het zelfstandig stellen van hypotheses, experimenteren, analyseren en oplossingen bedenken.
Het Kleuterlab Door een omgeving te creëren die past bij de ontwikkeling van de kleuter, zal deze – door zich vrij te bewegen en alle zintuigen te gebruiken – rijke leerervaringen opdoen. In zo’n rijke leeromgeving zal het kind ideeën (theorieën) gaan uitproberen, plannen maken en dieper gaan nadenken. Deze ervaringen leiden vaak tot vragen en ideeën en tot weer nieuwe exploraties. Onderzoekend en ontwerpend leren (OOL) bij het jonge kind gaat dus over ontdekken, experimenteren en spelenderwijs leerervaringen opdoen. Vanuit deze gedachtegang werken kleuters in het Kleuterlab. Een Kleuterlab bestaat uit één of meerdere ruimtelijk herkenbare plaatsen (hoeken) in het klaslokaal (of in een apart lokaal) waarin kleine groepen kleuters middels zelfstandig spel onderzoekende en/of ontwerpende activiteiten uitvoeren. Zowel de klassieke ontwikkelingsmaterialen als de recent ontwikkelde wetenschap & techniekmaterialen zijn in de ruimte aanwezig. Je kunt hierbij denken aan doorzichtige mozaïeken op een lichttafel of een zandtafel gevuld met verschillende zaden. Verwondering faciliteren Op basisschool De Nellestein heeft Max (5 jaar), die bij juf Friedel in groep 1/2 zit, de losse elementen van de houten knikkerbaan opgesteld. Hij heeft twee ‘heuvels’ gemaakt, en kijkt verbaasd naar de knikker die in het midden stilligt. Juf Friedel vraagt hem: ‘Hoe komt het dat de knikker niet verder rolt?’ Hierop antwoordt Max: ‘De knikker doet het nog niet.’ Rachid (5 jaar) komt er nieuwsgierig bij en zegt: ‘De knikker gaat alleen die kant op’, wijzend naar beneden. Ook Charity (4 jaar) vindt het spel interessant en zegt: ‘Je moet gewoon harder rollen.’ De leerkracht neemt nu
Foto’s: Katja Mali
Twee kleuters ontdekken dat de knikkers niet verder rollen: samen voeren ze experimenten uit en zoeken ze naar een oplossing
bewust op afstand het spelgedrag verder waar. Samen voeren de kleuters experimenten uit en gaan ze op zoek naar oplossingen. Juf Friedel blijft op afstand het drietal observeren om te kijken of zij zelfstandig verder komen of dat haar begeleiding nodig is. Hoe faciliteer je de verwondering van kleuters? Volgens ons, als mede-initiatiefnemers van het Kleuterlab, zijn de volgende actiepunten van belang (in dit artikel worden de punten één tot en met drie toegelicht. In een volgend artikel komen actiepunt vier en vijf aan bod): 1. Inzicht hebben in de ontwikkelingspsychologische kenmerken van kleuters, gekoppeld aan Wetenschap & Technologie (W&T). 2. Weten waarover kleuters zich verwonderen: de beginsituatie. Hiervoor zijn je eigen waarnemingen als leerkracht onmisbaar. 3. Een ontwerp maken voor een Kleuterlab, waarbij kleuters tot zelfstandig spelen en leren komen. 4. Kennis vergaren over de didactiek bij het Kleuterlab. 5. Observeren en evalueren.
1. Ontwikkelingspsychologische kenmerken koppelen aan Wetenschap & Technologie Er zijn verschillende ontwikkelingspsychologische kenmerken van kleuters waarmee je rekening kunt houden als je aan de slag wilt gaan met Wetenschap & Technologie in een Kleuterlab (Feldman, 2016; Piaget, 1952; Vygotsky, 1978; De Vaan & Marell, 2006): kleuters zijn van nature nieuwsgierig en hebben een onderzoekende houding. Kleuters leren incidenteel (in tegenstelling tot intentioneel), spelenderwijs. Zij verkeren in de pre-operationele fase waarbij ze leren door zoveel
mogelijk concrete ervaringen op te doen. Kleuters leren via zintuiglijke waarnemingen. Zij ontwikkelen hun zintuigen en cognitieve kennis over de wereld door met echte voorwerpen bezig te zijn. Een ander belangrijk kenmerk is het ‘magische denken’ van kleuters: het verwisselen van fantasie en werkelijkheid en het toekennen van menselijke eigenschappen aan andere organismen of levenloze dingen. Kleuters leven en leren in interactie met hun nabije omgeving. Ze zijn bezig de wereld te ontdekken, en doen dit vanuit hun eigen lichaam en vanuit zichzelf (egocentrisme). Kleuters ontdekken verschijnselen en objecten die onderhevig zijn aan veranderingen: een boom verandert gedurende de seizoenen, een appel die lang blijft liggen verrot. Ze gaan steeds meer onderscheid maken tussen levende organismen, dingen en verschijnselen en leren verbanden leggen, zoals: van vogels naar soorten vogels en tussen andere dieren die in de lucht leven.
2. Kijken en luisteren De start van een Kleuterlab begint bij jou als leerkracht. Denk eens na over wat je kleuters ziet doen in de klas: waarover verwonderen ze zich? Misschien stellen ze vragen als: ‘Waarom is de zon ‘s morgens rood en ’s middags geel?’ Of zie je ze experimenteren met zand en water? Al dit soort vragen en observaties geven belangrijke informatie over de beginsituatie van de kinderen in jouw klas. Zodra je weet wat hun belangstelling heeft, kun je actief op zoek gaan naar meer informatie. Het voeren van een kringgesprek kan helpen om erachter te komen wat de kinderen al weten en welke vragen ze hebben. Tijdens een kringgesprek komen vaak eigen verklaringen
>>
HJK oktober 2016
17
spelen
‘Juf, dat denk jij! Maar wij denken…’
Zelfsturing in spel Als ervaren leerkracht in groep 1/2 was ik, Bertha Scholte-de Vries, altijd al overtuigd van het belang van spel voor de ontwikkeling van jonge kinderen. Maar hoe kan ik het spel versterken? Wat hebben kinderen nodig in deze tijd? Via ontwerponderzoek ben ik de speelwerktijd in mijn groep gaan benutten om ook de zelfsturing van kinderen te stimuleren. Dat heeft geleid tot complexer spel, hogere betrokkenheid en toename van sociale cohesie.
Bertha Scholte-de Vries is Specialist Jonge Kind en werkzaam op OBS De Dennenkamp in Ommen
In mijn groep 1/2, op een kleine school in Ommen, spelen drie kinderen een week lang in de bouwhoek. Ze bouwen huizen, verbinden die aan elkaar en laten er mensen en dieren wonen. Andere kinderen komen langs om te kijken. Aan het eind van de week geven ze een ‘voorstelling’, zoals uitgebreid ‘terugkijken’ door de kinderen wordt genoemd. Cynthia neemt het heft in handen en begint. Na afloop zegt ze: ‘Dat is leuk, vertellen aan anderen!’ In de 38 jaar dat ik voltijd voor de klas sta, heb ik één ding altijd duidelijk gezien: kinderen die volop spelen, daar komt het goed mee! Ze doorlopen de basisschool in sociaal-emotioneel en cognitief
Aan het eind van de week geven de leerlingen een ‘voorstelling’, zoals uitgebreid ‘terugkijken’ door de kinderen wordt genoemd
22
HJK oktober 2016
opzicht zonder grote problemen. De trend van verschoolsing in groep 1/2 is mij dan ook een doorn in het oog. Ik voel me innerlijk in conflict, maar houd vast aan wat ik waardevol vind: kindinitiatief, zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid. De opleiding Specialist Jonge Kind, die bij ons bestuur wordt aangeboden door Hogeschool iPabo, grijp ik met beide handen aan. Ik wil mijn kennis versterken en ben nieuwsgierig en benieuwd naar wat komen gaat. De theorie die we lezen, blijkt mijn intuïtieve aannames over spelen te onderbouwen en ik voel me gesteund in mijn vertrouwen in kinderen. Het begrip zelfsturing, het vermogen om het eigen gedrag te sturen, sluit goed aan bij mijn visie op onderwijs en ik besluit te onderzoeken hoe ik de ontwikkeling van zelfsturingsvaardigheden in mijn groep kan versterken. Met behulp van spel.
Doelgericht handelen Vygotsky (1896-1934) stelt dat kinderen die hun eigen gedrag niet kunnen reguleren slaaf worden van hun omgeving. Kinderen die dat wel kunnen, handelen doelgericht en tonen initiatief: ze ontwikkelen autonomie en intrinsieke motivatie en voelen zich eigenaar van hun handelen. Kinderen met een goed ontwikkelde zelfsturing gaan met plezier naar school en zijn gemotiveerd voor leren. Zelfsturing is dan ook een belangrijke voorspeller voor schoolsucces, en voor een gelukkig leven als volwassene (Aarssen, Van der Bolt, Leseman, Davidse, De Jong, Bus & Mesman, 2010). Om zelfsturing te ontwikkelen, is het volgens Laevers, Bertrands, Declercq en Daems (2004) wenselijk dat kinderen de helft tot twee derde van de tijd op school zelf kunnen bedenken wat ze willen doen en hoe ze dat gaan doen. Immers, zelfsturing oefenen kinderen wanneer ze zelfsturing nodig hebben; niet wanneer de leerkracht alles voor hen stuurt. Met twee keer een uur speelwerktijd per dag bied ik eigenlijk onvoldoende tijd voor kindinitiatief. Ook beperk ik kinderen in hun keuzevrijheid door maximum aantallen te hanteren per hoek. In favoriete hoeken mogen kinderen alleen op toerbeurt spelen.
Foto’s: Bertha Scholte-de Vries
Ruimte voor spel De eerste verandering die ik doorvoer, is meer ruimte creëren voor kindinitiatief. Ik zorg dat kinderen langer kunnen spelen door ’s ochtends 90 en ’s middags 75 minuten te reserveren voor speelwerken. Daarvoor schrap ik grote kringmomenten en zorg ik voor soepelere overgangen in de dag. Ook creëer ik fysieke ruimte voor spel door tafels uit de klas te halen en aangrenzende ruimtes te benutten. Op verschillende speelplekken hoeven kinderen niet op te ruimen als ze er nog verder willen spelen. Na een week zijn de kinderen aan deze nieuwe regel gewend. Dierentuin Twee kinderen bouwen dagenlang aan een steeds groeiende dierentuin van Kapla. Andere kinderen spelen af en toe mee met het tweetal en blijven gedurende de week regelmatig ‘langskomen’, erover praten en hun mening geven. Wanneer er ruimtegebrek ontstaat, bedenken alle kinderen samen een oplossing: er worden tafels bijgezet en één afdeling van de dierentuin wordt verplaatst naar de bouwhoek.
Routines Als kinderen ruimte krijgen voor hun spel, doet dat een beroep op hun zelfsturing. Het vraagt om initiatief, planning, reguleren van gedrag en reflectie. Om de kinderen daarbij te ondersteunen, voer ik de routine ‘vooruitkijken-speelwerken-terugkijken’ in uit Actief leren (Homan & Weikart, 1995). Vooruitkijken is erop gericht om kinderen zich voor te laten stellen wat ze willen spelen en hun eigen ideeën te laten verwoorden. De ontwikkeling van plannen maken, verloopt van ‘plannen die alleen een indicatie geven’ bij peuters, naar ‘plannen voor een eerste stap’
De kinderen zijn initiatiefvol en vrij en ze genieten
tot ‘plannen die uit meerdere stappen bestaan’. Plannen maken geeft kinderen zelfvertrouwen en ze voelen zich eigenaar van wat ze gaan doen. Speelwerken is erop gericht om kinderen hun plannen uit te laten voeren en bij te laten stellen. Het is een gangbare term voor dat deel van het dagritme waar de kinderen spelen en/of activiteiten uitvoeren. Het spelen met materialen en met elkaar levert ervaringen op voor de brede ontwikkeling en kinderen leren problemen op te lossen in hun spel. Terugkijken heeft als doel om kinderen zich te laten herinneren wat ze hebben meegemaakt en daarover na te denken. Door met elkaar te praten, ontstaat grip op de ervaring: reflectie consolideert kennis (Epstein, 2003).
Vooruitkijken Na drie weken lukt het Cynthia om zelf aan te geven waar en wat ze wil gaan spelen. Voorheen volgde ze altijd haar vriendin. Na enige tijd maken de kinderen al bij binnenkomst plannen om te spelen. De routine van het vooruitkijken in de kring verloopt daarna als volgt: 1. Wie verder wil werken aan een plan, mag gaan staan en aangeven wat en met wie ze verder willen spelen. We bespreken wat ze nodig hebben en hoe ze dat aanpakken; 2. Wie aan wil sluiten bij de spelgroep, mag dat doen, na overleg; 3. Wie dan nog in de kring zit, komt bij mij staan en samen overleggen we welke spelmogelijkheden er zijn; 4. Als iedereen een speelplek heeft gevonden, ga ik bij een of twee spelgroepen langs om uitgebreider vooruit te kijken. Ik zet het zelfstandig werken-blok op rood, zodat anderen weten dat >> ze even geen beroep op mij kunnen doen. HJK oktober 2016
23
sociaal-emotioneel
Ontwikkelingsvoorsprong en sociale en emotionele behoeften
Doe ik wel wat hoort? Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong kun je herkennen aan hun intense manier van leven en reageren. Het is een uitdagende taak om dit te leren begrijpen, erop in te spelen en ervan te genieten. Hoe begeleid je deze kinderen? Wat zijn hun behoeften op sociaal-emotioneel gebied?
Mariken Althuizen is eigenaar van 2Wicked, Esther de Boer is adviseur bij KPC Groep en Nathalie van Kordelaar is eigenaar van Incontexto Orthopedagogen, en samen schreven zij Een andere kijk op hoogbegaafdheid en Een andere kijk op (onder)presteren
V
eel ouders en leerkrachten herkennen de intensiteit van kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. Het zijn kinderen met een tomeloze energie, een grote leerhonger en een intense beleving van de wereld. Juist deze alertheid en intensiteit bieden veel mogelijkheden om al vroeg een ontwikkelingsvoorsprong te herkennen (Althuizen, De Boer & Van Kordelaar, 2015). Aan ouders, opvoeders, begeleiders en leerkrachten de mooie, belangrijke én uitdagende taak om te leren begrijpen waarom deze kinderen op zo’n intense manier leven en reageren. En belangrijker: hoe daarop in te spelen en ervan te genieten. In dit artikel staat de begeleiding van deze kinderen centraal. Het omgaan met andere kinderen en volwassenen (de sociale ontwikkeling) en de verwerking van indrukken, contacten en prikkels (de emotionele ontwikkeling) spelen daarbij een belangrijke rol.
© Pieter Leenheer
Verschillende vaardigheden Vaak worden de sociale ontwikkeling en de emotionele ontwikkeling in één adem genoemd (de sociaal-emotionele ontwikkeling), terwijl het heel verschillende vaardigheden betreft die weliswaar met elkaar te maken hebben. Een goed begrip van de eigenschappen van kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong helpt bij de begeleiding van de sociale en de emotionele ontwikkeling van deze
kinderen (dit thema is in een eerder verschenen artikel in HJK behandeld, zie het kader ‘Leestip’ op bladzijde 31 voor een directe verwijzing naar dit artikel in ons digitale archief).
Het róde blokje! Veel jonge kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong vallen al snel op door een voorsprong in de taalontwikkeling en visueel-ruimtelijke ontwikkeling (getallen, vormen, et cetera). Waar de meeste kinderen van 2 jaar nog in korte zinnetjes (van twee tot drie woorden) spreken, kunnen sommige kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong al hele gesprekken voeren (Oldersma, 2011; Expertgroep Ontwikkelingsvoorsprong, 2016). Dit klinkt mooi, maar het kan ook moeilijkheden met zich meebrengen. Een peuter die al een grote woordenschat heeft en al erg goed kan praten, is voor zijn leeftijdgenoten niet altijd goed te volgen. Omdat dit kind meestal ook grote denksprongen maakt, is hij niet goed in staat om in eenvoudige bewoordingen uit te leggen wat hij bedoelt. Het referentiekader voor elk jong kind is zichzelf en zijn eigen ontwikkeling. Figuur 1 ‘Het róde blokje’ (hieronder) geeft een voorbeeld weer
Figuur 1 – Het róde blokje (LPC en SLO, 2011)
28
HJK oktober 2016
Niet begrepen Voor een kind met een ontwikkelingsvoorsprong kan het erg moeilijk zijn om zich in te leven in het gedachtegoed van zijn leeftijdgenoten (Webb, 2005; Althuizen, De Boer & Van Kordelaar, 2015). Leeftijdsgenoten begrijpen het kind met de ontwikkelingsvoorsprong niet, en dat is andersom ook zo. Dit bemoeilijkt de sociale omgang met leeftijdsgenoten. Het kind kan hierdoor onzeker worden en/of een negatief zelfbeeld ontwikkelen. De moeilijkheden rondom de sociale omgang komen niet doordat het kind een grote voorsprong heeft of bepaalde sociale vaardigheden niet zou bezitten, maar omdat het zich onbegrepen en afgewezen voelt. Sommige kinderen zullen zich gaan aanpassen en soortgelijk gedrag gaan vertonen als dat van hun leeftijdsgenoten om maar
De personen op de foto’s bij dit artikel hebben geen relatie tot de inhoud van dit artikel
Foto’s: Wilbert van Woensel
waarin de peuters elkaar niet begrijpen. De peuter met een ontwikkelingsvoorsprong vraagt om een rood blokje, terwijl de andere peuter de kleuren nog niet kent. In eerste instantie heeft het vragende kind geduld, maar bij de tweede keer reageert hij boos. Zijn geduld is op. De juf interpreteert dit als een achtergebleven sociale en emotionele ontwikkeling, terwijl dit kind juist eerder zijn impuls om meteen te reageren heeft uitgesteld. Bovendien kan hij nog niet begrijpen dat andere kinderen de kleuren wellicht nog niet kennen. En juist daar ligt een taak voor de leerkracht. Het is belangrijk dat het kind met een ontwikkelingsvoorsprong zijn eigen capaciteiten leert kennen, ook in vergelijking met die van anderen in zijn omgeving.
Een kind met een ontwikkelingsvoorsprong kan niet begrijpen dat andere kinderen kleuren nog niet kennen; help dit kind om zijn eigen capaciteiten te leren kennen
niet op te vallen. Een typisch voorbeeld hiervan is de kleuter die al koppoters tekent, maar omdat de andere kinderen in de groep dat nog niet kunnen, zelf ook weer gaat krassen. Vervelend, want zo begint het onderpresteren. Maar ook knap, want dit kind heeft sociaal gezien precies aangevoeld wat de norm is in de groep.
Anders voordoen Uit de praktijk blijkt dat ouders, begeleiders en leerkrachten (ongewild en onbedoeld) vaak een bepaald beeld hebben van wat een kind op een bepaalde leeftijd zou moeten kunnen of zou moeten laten zien qua gedrag. Zij vergelijken de ontwikkeling met andere kinderen van dezelfde leeftijd of met ontwikkelingsfasen die in boeken beschreven zijn. Wanneer een kind een voorsprong heeft in zijn ontwikkeling, is hij feitelijk ‘anders’ dan leeftijdgenoten en hierdoor kan het kind als ‘vreemd’ worden aangezien. Een kind voelt dit vaak feilloos aan. Kinderen (met een ontwikkelingsvoorsprong of niet) willen zich begrepen en geaccepteerd voelen en willen hiervoor veel doen. Soms houdt dit in dat ze voelen dat ze moeten voldoen aan het beeld dat veel mensen hebben van kinderen van hun kalenderleeftijd en gaan ze zich aanpassen. Dit houdt in dat dit kind zich (constant) anders voordoet dan het werkelijk is en zoals het zich werkelijk voelt. Doe ik het juiste? Om niet op te vallen moet het kind steeds nauwlettend de omgeving in de gaten houden. Is wat
>>
HJK oktober 2016
29
Wil je op de hoogte blijven van de ontwikkelingen rondom het jonge kind? Neem nu een abonnement op HJK
Wil je niets missen, neem dan een abonnement op HJK én JSW en betaal slechts €119,50 per jaar
Ontvang 10 x HJK
HJK lezen op tablet en pc via Schooltas
Krijg toegang tot het digitaal archief
Studenten ontvangen
40% korting
Samen voor €78,- per jaar Meer weten? Ga naar www.hjk-online.nl of bel 088-2266691
Verwacht in HJK Pixabay
Leer wat ze nog niet kennen
Als kleuterleerkracht moet je aansluiten bij de beginsituatie van je kleuters. De beginsituatie is een aanknopingspunt of de basis waarop je met hen verder bouwt naar een einddoel. Dit betekent niet dat je continu thema’s moet uitwerken die ze al kennen en die hen spontaan interesseren.
HJK (De wereld van het jonge kind) bestaat al ruim 40 jaar en is het bekendste vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen. HJK biedt actuele en betrouwbare vakinformatie en maakt daarbij een koppeling tussen theorie en praktijk.
Taalrijk bewegingsonderwijs
Niets missen?
Taalrijk bewegingsonderwijs? Moeten kleuters niet gewoon lekker bewegen? De pilot ‘De Taalkrachtige gymleerkracht’ toont aan dat taal de kwaliteit van het bewegingsonderwijs versterkt. Bewust bezig zijn met taal tijdens het gymmen is geen belemmering voor de les.
Neem dan een combi-abonnement op HJK én JSW (het vakblad voor de midden- en bovenbouw) en betaal slechts € 119,50. www.hjk-online.nl/abonneren
© Van Gorcum
BoekIndruk: Meer dan lezen
In BoekIndruk bespreekt Jan de Bas onder andere het nieuwe boek Meer dan lezen, dat gaat over geletterdheid, geletterdheidsontwikkeling en leesonderwijs. Meer dan lezen behandelt diverse onderwerpen: leesbevordering, het signaleren van laaggeletterdheid, de boekenhoek en interactief voorlezen in de onderbouw.
Los nummer
Voor jezelf of als cadeau! Vakblad voo en onde r ontwikkeli ng rwijs aa n jonge , opvoeding kinderen Vakblad voor ontwik en onderw kel ijs aan jon ing, opvoeding ge kinder en
• Ontbreekt er een nummer van HJK in je collectie? • Een interessant artikel gezien dat je wilt lezen, maar heb je geen abonnement? • Op zoek naar een cadeautje voor je collega?
Spe óók len: groe in p 3!
Samen ve
rhalen veLrt eln ledn ere spelen
De inze groep 3
in
prenStenb t van oepe oe leke spelcont o n in exten vergang van gr
Bestel een los nummer voor € 10,-
oep 2 na
ar
3 WetSp ensc p en enha is ta technoello a l le re gie n in de
terklas Nrkl . 8eu - Ja argang 42 – ap ril 2015 www.h Nr. 9 - Ja jk argang 42 -online.nl – mei 20 15 www.hj HJK15_HR
XXXXXX
HJK15_HR1
5042101_TD
k-online.
XX_TDS_N
nl
R8_2015.i
ndd 1
S_NR9 2015.i
ndd 1
01-04-15 30-04-15
Ga naar www.hjk-online.nl/abonneren of bel 088-2266691 34
HJK oktober 2016
15:44
14:48
roep 1-4
ls voor g e g n E e d o h t e ale lesm
DĂŠ digit
g Native speakin co-teachers via het digibord 6 5 1
2
3
4
Vraag een gratis p o n a a ie t n e ic  e pro sy.nu a e t i e k a .t w w w
7
8
7