JSW oktober 2016

Page 1

Nummer 2, jaargang 101, oktober 2016

w ww.jsw -o n lin e .n l Jeugd in School en Wereld Vakblad voor het basisonderwijs, speciaal onderwijs en opleiding

Lerarenregister: betere leerkracht? Zet conceptcartoons en denksleutels in Eigenaarschap en het doelenbord Help leerlingen zichzelf te sturen


Professionalisering

Discussie over verplichten van lerarenregister

Lerarenregister: betere leerkracht? In 2012 deed het lerarenregister zijn intrede. Hoewel toetreden tot het register nu nog vrijwillig is, gaat dit in 2017 veranderen. Iedere bevoegde leerkracht moet zich verplicht inschrijven in het lerarenregister. Het is deze verplichting die voor heel wat discussie zorgt. Mark van der Veen is leerkracht in het primair onderwijs, eigenaar van OnderWijzer (www.onderwijzercentraal.nl) en onderwijskundige in opleiding

Veel leerkrachten weten niet goed waar het register over gaat en hoe het werkt

6

JSW 2 oktober 2016

A

rtsen en advocaten werken al veel langer met een register. Hiermee onderhouden zij hun vakkennis en bekwaamheid. Als patiënt in het ziekenhuis geeft het een veilig gevoel dat die professionals hun vakkennis up-to-date hebben. Wie zou zich prettig voelen bij een arts die al jaren niets meer heeft geleerd en dus niet op de hoogte is van de nieuwste medicatie en technieken? En nu volgt dus het lerarenregister voor het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs, waarin min of meer hetzelfde idee ontstaat: de beste leerkrachten voor de kinderen zijn zij die hun eigen ontwikkeling onderhouden. Het klinkt logisch, maar vormt slechts het vertrekpunt van de discussie. Want zorgt het register niet voor nog meer werkdruk en maakt het bijhouden van professionalisering in een register de leerkracht echt beter? Het lerarenregister in vogelvlucht Voordat verder op de discussie wordt ingegaan, is het goed om in grote lijnen stil te staan bij het lerarenregister zelf. De praktijk leert namelijk dat veel leerkrachten niet goed weten waar het register over gaat en hoe het werkt. Om te beginnen is het register een onderdeel van een wetsvoorstel, waarin het beroep van de leerkracht wordt omschreven. In het kort bepaalt deze wet wanneer iemand zich een leerkracht mag noemen en is de wet bedoeld om leerkrachten uiteindelijk meer zeggenschap (terug) te geven over de beroepsstandaard. Dit geldt ook voor het register. Leerkrachten bepalen zelf de invulling en eisen die aan leerkrachten worden gesteld. De Onderwijscoöperatie hanteert in dit kader de leus ‘van, voor en door de leraar’. Het was dezelfde Onderwijscoöperatie die met het initiatief kwam om een register voor leerkrachten te starten. Deze organisatie wordt gevormd door vijf lidorganisaties, waaronder

Beter Onderwijs Nederland en de vakbonden CNV en AOb. Het register ging in de lucht in 2012. Leerkrachten die in het register staan, laten zien hun professionalisering en kwaliteit van onderwijs serieus te nemen, zo is het idee. In 2017 wordt het register dus verplicht gesteld door het ministerie en is het overkoepelende idee dat het onderhouden van professionaliteit een hogere kwaliteit van onderwijs oplevert. Om in het register te mogen staan, moet een leerkracht allereerst bevoegd zijn. Als de leerkracht staat ingeschreven, moet hij of zij iedere vier jaar voldoen aan 160 uur scholing, die door middel van het register wordt bijgehouden. Dit aantal uur geldt overigens voor zowel fullals parttimers. Iedere vier jaar volgt een herregistratie. Voldoet de leerkracht aan de gestelde normen, dan blijft de registratie van kracht. Zo niet, dan wordt de leerkracht uit het register geschrapt en mag deze persoon geen les meer geven. De lesbevoegdheid zelf verliest de leerkracht overigens niet, maar hij of zij moet eerst weer aan de gestelde normen voldoen om weer voor de klas te mogen staan. Het kan voor de leerkracht grote juridische gevolgen hebben als hij of zij onbevoegd lesgeeft. Voor het register zijn er veel activiteiten die als geldig worden gezien. Niet alleen cursussen en conferenties, maar ook bijvoorbeeld het lezen van boeken, deelname aan verbeterprojecten en het schrijven van een artikel voor een onderwijsvakblad mogen als activiteit worden opgegeven. Leerkrachten kunnen in het register kiezen uit een lijst van aanbieders die zich hebben laten registreren, maar dit is niet verplicht. Het gaat er vooral om dat leerkrachten aannemelijk kunnen maken dat een activiteit bijdraagt aan het eigen onderwijs. Verantwoording afdragen over activiteiten gebeurt overigens op vergelijkbare wijze als bij de Belastingdienst. Leer-


Foto’s: Vincent van den Hoogen

k­ rachten worden namelijk willekeurig geselecteerd om bewijsmateriaal en/of verslagen aan te leveren. Voor het bepalen van de inhoud en de kwaliteitseisen worden verschillende commissies in het leven geroepen waar iedere leerkracht zich voor aan kan melden. De overheid controleert of geregistreerde leerkrachten voor de groep staan en bemoeit zich niet met de inhoud. Het inschrijfjaar is vastgesteld op 2017. Van 2018 tot 2022 volgt een proefperiode zonder consequenties. Van 2022 tot 2026 is er sprake van de eerste periode waarbij leerkrachten naderhand ook echt uit het lerarenregister geschrapt kunnen worden.

Discussiepunten genoeg • Voorstanders van het lerarenregister noemen de argumenten die hiervoor al enigszins werden beschreven: meer autonomie voor leerkrachten, een hogere onderwijskwaliteit en een sterkere beroepsgroep. Dat is toch wat we in het onderwijs al jarenlang willen? De leerkracht krijgt eindelijk meer zeggenschap over het eigen vakgebied. Naast de kwaliteit verbetert dit ook het aanzien van het beroep. • Toch hebben ook tegenstanders van het lerarenregister zich inmiddels in de discussie gemengd. Zij uiten zorgen over het ontstaan van een angst- en afrekencultuur. Het leraren-

nregister Zorgt het lerare voor een hogere it en meer onderwijskwalite de autonomie voor iet? leerkracht of n

JSW 2 oktober 2016

7


Passend onderwijs

Executieve functies ontwikkelen

Help leerlingen zichzelf te sturen Voor sommige kinderen is het heel moeilijk om hun gedrag te reguleren, op te letten en door te werken. Ze kunnen zichzelf niet goed aansturen en lopen het risico om een negatief zelfbeeld en/of een leerachterstand te ontwikkelen. Hoe help je kinderen met zo’n zwakke zelfsturing (zwakke executieve functies) en hoe vergroot je hun zelfvertrouwen? Wijnand Dekker is GZpsycholoog, orthopedagoog generalist en onderwijsadviseur (www.dekkerdooyeweerd.nl)

Tom speelt in de pauze graag met andere kinderen. Hij moet dan zijn energie ontladen, hij rent rond en is vrolijk en actief. Toch maakt zijn juf zich zorgen over hem. Hij is in de klas vergeetachtig, raakt zijn spullen kwijt en begint als laatste met zijn werk. Sarah, die bij Tom in de klas zit, houdt erg van tekenen en knutselen, maar ze is vaak betrokken bij conflicten met andere kinderen. Ze wordt snel boos of verdrietig om kleine dingen. Als haar emoties zijn gezakt, merk je in een gesprekje met haar dat ze heel vaak andere kinderen de schuld geeft van een conflict. Ze kan nog niet goed nadenken over haar eigen gedrag en de reactie van anderen daarop. Veel kinderen vinden het niet meer zo fijn om met haar te spelen. Casper kan goed

Elf executieve functies • Responsinhibitie: het vermogen om niet op alle prikkels te reageren, maar eerst na te denken voordat je iets gaat doen. Dit voorkomt impulsief handelen. • Werkgeheugen: het vermogen om informatie in het geheugen vast te houden; vooral bij taken die meer dan één stap vereisen, zoals het onthouden van instructies of het maken van hoofdrekensommen. • Emotieregulatie: het vermogen om emoties onder controle te houden. • Volgehouden aandacht: het vermogen om aandacht te blijven schenken aan een situatie of taak, ondanks afleiding, vermoeidheid, en dergelijke. • Taakinitiatie: het vermogen om op tijd en op een efficiënte wijze aan een taak te beginnen. • Planning/prioritering: het vermogen om te werken volgens een

12

JSW 2 oktober 2016

rekenen, maar hij heeft moeite met opletten en doorwerken (volgehouden aandacht). Een koptelefoon en een rustige werkplek helpen hem onvoldoende. Hij presteert onder zijn niveau en als hij in tijdnood komt, raffelt hij zijn werk af. Kinderen zoals Tom, Sarah of Casper kom je in elke schoolklas tegen. Ze hebben problemen met hun uitvoerende (executieve) functies, waardoor ze zichzelf onvoldoende kunnen sturen in gedrag en emoties. Wat zijn executieve functies? Executieve functies hangen samen met neuropsychologische processen (de ontwikkeling van ons brein). Onze executieve functies bevinden zich in het voorste gedeelte van onze hersenen. Dit wordt ook wel de frontaalkwab genoemd.

plan, om op een effectieve manier een doel te halen. • Organisatie: het vermogen om geordend te werken en ook geordend op te ruimen. • Timemanagement: besef dat tijd belangrijk is en hoe je het in kunt delen. Het vermogen om je benodigde tijd goed in te schatten. • Doelgericht gedrag: betreft vooral doelgericht doorzettingsvermogen. Direct verder kunnen gaan na onderbrekingen. Ook moeilijke taken vol kunnen houden. • Flexibiliteit: de vaardigheid om plannen te herzien, nieuwe oplossingen te proberen als dit nodig is en je open te stellen voor instructie. Je aanpassen aan veranderingen. • Metacognitie: zelfmonitoring en zelfevaluatie. Nadenken over hoe je een probleem aanpakt. Hoe heb ik het gedaan? Wat kan anders, wat kan beter? Hoe moet ik dit dan vormgeven?


Foto’s: Tom van Limpt

Executieve functies zijn vaardigheden die je in staat stellen om jezelf te sturen in doen, denken en emoties. Door een goede ontwikkeling van executieve functies zijn we beter in staat om impulsen te beheersen, controle te houden op onze emoties, planmatig te werken, ons geheugen goed te gebruiken, na te denken over ons gedrag en indien nodig ons gedrag bij te stellen. Een belangrijke executieve functie bij jonge kinderen (peuters en kleuters) is bijvoorbeeld impulscontrole. Vanaf groep 3 zie je dat andere executieve functies zich verder ontwikkelen, zoals volgehouden aandacht, planning en cognitieve flexibiliteit (het vermogen om een probleem op verschillende manieren op te lossen). Aanvankelijk werd gesproken over elf executieve functies (zie het kader ‘Elf executieve functies’ op p. 12) (Dawson & Guare, 2010). In recente literatuur (Van der Donk et al., 2015) worden voor het leerproces vooral vijf belangrijke executieve functies genoemd: 1. Gerichte aandacht: je aandacht vasthouden, ondanks afleiding. 2. Planning en initiatie: een doelgericht plan kunnen bedenken om je werk goed uit te voeren. Op tijd kunnen starten met je werk. 3. Verdeelde aandacht en werkgeheugen: informatie beschikbaar houden in je geheugen bij het uitvoeren van een complexe taak, bijvoorbeeld redactiesommen of begrijpend lezen.

4. Doel- en taakgericht gedrag: door kunnen gaan met je taak, ook als het moeilijker wordt. 5. Metacognitie/controleren: weten of je het goed hebt gedaan. En hierover vragen stellen aan jezelf. Coach van zichzelf Uit onderzoek blijkt dat er een duidelijke relatie is tussen executieve functies en emotie. Lees hierover bijvoorbeeld in Breinsleutels (Marald Mens et al., 2013). In ons brein zijn netwerkverbindingen tussen hersengebieden die executieve functies aansturen en hersengebieden die te maken hebben met emoties. Als een situatie een emotionele reactie oproept, gaat er automatisch meer aandacht naartoe. De informatie is moeilijk te negeren en neemt ruimte in die concurreert met de capaciteit van je werkgeheugen. In ons dagelijks leven hebben we allemaal weleens te maken met een dergelijke situatie. Je vermogen om je gedrag te reguleren en je motivatie zijn dan van belang om rustig te blijven en je niet uit je evenwicht te laten halen. Voor sommige kinderen geldt dat ze extra kwetsbaar zijn voor situaties en gebeurtenissen die een emotionele reactie oproepen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij kinderen met gedragsproblemen voortkomend uit ADHD of autisme. Juist deze kinderen hebben dan rustige en voorspelbare volwassenen nodig die vertrouwen uitstralen en hun eigen emoties goed onder controle kunnen houden. Kinderen

ies zijn Executieve funct ie je in vaardigheden d jezelf staat stellen om n, te sturen in doe es denken en emoti

JSW 2 oktober 2016

13


Volg jij JSW al op Twitter? Je leest alles over de nieuwste editie, congressen, cursussen, trainingen, inspirerende websites of tools en het laatste onderwijsnieuws, maar JSW volgen op Twitter betekent ook:

Extra (les)tips… JSW @JSW_online

Virtual Reality-app: spel met zes kinderboeken in de hoofdrol: http://bit.ly/2dvmic9. #Kinderboekenweek

Laten weten waar je blij van wordt… Veronique Keek @VeroniqueKeek

@JSW_online Ik doe al drie weken mijn best dat stapje terug te doen in mijn groep 8, maar het wordt alleen maar gezelliger in de klas.

JSW @ JSW_online

etrek leerlingen actief bij hun leerproces en B bied hun keuzeruimte. Laat ze werken met een doelenkaart: http://ow.ly/1siA3047wsO. #JSW

Inspirerende blogs… Je ervaringen delen met anderen… Marcel Schmeier @Onderwijsgek

We stellen hoge doelen, omdat alle kinderen, los van hun cognitieve vermogens, goed kunnen leren lezen. @JSW_online www.jsw-online.nl/blog-pieken Yvonne @YvonneSneekes

@JSW_online Daar draait het om bij leiderschap wat mij betreft: vrijheid en eigenaarschap, vertrouwen en steun. http://bit.ly/2djvam1

JSW @JSW_online

Je vindt ons @JSW_online! Tot snel! Tips van andere onderwijsprofessionals…

Schoolleider @EvaNaaijkens van @A_TuringSchool schreef voor #JSW een blog over pieken en buitengewoon presteren: www.jsw-online.nl/blog-pieken. JSW @JSW_online

Blog @meesterlezer naar aanleiding van open brief in Trouw over Onderwijs2032: http://bit.ly/2cECbLI. #JSW

Eva Naaijkens @EvaNaaijkens

Iedere dag zou je moeten werken aan Sociale Veiligheid door bijvoorbeeld #SPBS #onderwijs (artikel @JSW_online).

JSW 2 oktober 2016

11


Oriëntatie op mens en wereld

Na twee jaar vier maanden meer leerwinst

Springend rekenen en taal leren Leerlingen die al springend en joggend taal- en rekenles krijgen, presteren beter op spelling en rekenen. Na twee jaar boeken zij vier maanden meer leerwinst ten opzichte van leeftijdsgenootjes die taal- en rekenlessen op de reguliere manier volgen. Dat blijkt uit het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen naar het programma Fit & Vaardig op school (Hartman et al., 2015). Bovendien kunnen kinderen zich beter concentreren op een taak die direct volgt op zo’n ‘bewegingsles’. Verder zijn de lessen goed voor hun gezondheid: ze blijven op gewicht. Simone Barneveld is wetenschaps- en onderwijsjournalist

Kinderen maken en tijdens het spell een bij iedere letter armbeweging

K

inderen uit groep 4 staan naast hun tafeltje te springen. Even daarna zie je hen boksbewegingen maken. Het gebeurt wel vaker dat leerkrachten hun leerlingen laten bewegen – even een rondje rennen door de klas – om de drukte uit hun lijven te halen. Maar in dit geval dient het bewegen ook een cognitief doel. Bij de Fit & Vaardig-lessen leren kinderen taal en

Wilbert van Woensel

rekenen terwijl ze fysiek actief zijn. En dat heeft beduidende voordelen, ondervonden de onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen. Zij ontwikkelden het programma Fit & Vaardig op school. In een tweejarig onderzoek in groep 4 en 5 van twaalf scholen in Noord-Nederland is gekeken naar de effecten van het lesprogramma op de schoolprestaties. Dat onderzoek werd gedaan in het kader van Onderwijs Bewijs, een project van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) waarin via wetenschappelijke experimenten kennis wordt verzameld over wat wel en niet werkt. De kinderen in de experimentele groep volgden de Fit & Vaardig-lessen, de controlegroep volgde het reguliere taal- en rekenonderwijs. In het eerste jaar gaven speciaal getrainde leerkrachten de bewegingslessen. In het tweede jaar deden de eigen leerkrachten dit na een training. Betere leerprestaties Kinderen kunnen zich onmiddellijk na een Fit & Vaardig-les beter concentreren op een taak. Als een kind zich beter kan concentreren, kan het de lesstof beter onthouden en dat heeft positieve effecten op de leerresultaten op langere termijn. Leerlingen die aan het programma meededen, gingen meer vooruit op rekenen en spelling dan hun leeftijdsgenootjes. Zij hadden na twee jaar een extra leerwinst van vier maanden. Ook op hun gewicht hadden de lessen een positieve invloed. De BMI van de kinderen uit de experimentele groep bleef na één jaar gelijk, terwijl die van de controlegroep toenam. De lessen bleken geen effect te hebben op de fysieke fitheid. Omdat leerlingen beter spellen na de Fit &

JSW 2 oktober 2016

19


Passend onderwijs

Maak leerlingen betrokken

Eigenaarschap, zo simpel! Eigenaarschap is tegenwoordig een veelbesproken term in het onderwijs. Kinderen moeten verantwoordelijk gemaakt worden voor hun eigen leerproces. Van consument naar participant. Maar wat is eigenaarschap nu eigenlijk? Hoe stimuleer je dit in kinderen? Wat vraagt dit van de leerkracht? En hebben we daar wel tijd voor?

Martijn Deleij (m.deleij@reigerbos.nl) is leerkracht groep 7/8 en hoogbegaafd­heidscoördinator op OBS ‘t Reigerbos in Zevenhuizen

Kinderen kunnen goed aangegeven of zij voor het be­ halen van het doel van de les (extra) instructie nodig hebben 32

JSW 2 oktober 2016

H

et werken met groepsplannen heeft leerkrachten bewuster gemaakt van de verschillen tussen kinderen. We zijn er echter nog niet. Vaak is het nog steeds de leerkracht die bepaalt wat een kind moet leren, zonder het kind zelf hierbij te betrekken. Het gevolg: kinderen zijn consumenten, zij leunen achterover terwijl de leerkracht werkt. We willen graag dat kinderen actief betrokken worden bij hun eigen leerproces, zij moeten eigenaarschap ontwikkelen. Dit om hen voor te bereiden op een maatschappij waarin zij moeten blijven leren. Daarnaast tonen diverse studies naar het zelf stellen en naleven van doelen aan dat het verhogen van het eigenaarschap van leerlingen leidt tot hogere resultaten (Duckworth, 2009). Hoe maken wij kinderen eigenaar van hun eigen leerproces? En wat is eigenaarschap eigenlijk? Definitie eigenaarschap De term eigenaarschap wordt veel gebruikt zonder een duidelijke, eenduidige definitie. Toch is het geen nieuwe term, in de jaren 90 kwam Hans Zimmerman met zijn theorie rond self-regulated learning, waarin hij eigenaarschap definieert als ‘Students taking ownership of their own learning, a proces that has become known as self-regulated learning’. Zimmerman (1990) stelt dat eigenaarschap bestaat uit vier componenten (trainbare vaardigheden) die voor alle leerlingen eigen te maken zijn (zie ook het kader ‘In de praktijk’ op de volgende pagina): 1. Eigen doelen stellen: leerlingen moeten, binnen het methodedoel dat de leerkracht stelt, de ruimte krijgen om eigen doelen te stellen. Wat willen zij aan het einde van de les beheersen? Hierdoor is een leerling volledig gefocust op het doel, waardoor

hij dit doel zelf wil behalen, in plaats van dat alleen de leerkracht wil dat de leerling zijn doel haalt. Ook Marzano stelt dat hierdoor het eigenaarschap toeneemt en de resultaten stijgen (Marzano, 2008). 2. Zelfevaluatie: leerlingen moeten voor zichzelf in staat worden gesteld om te evalueren op hun eigen leerproces. Hierbij is het belangrijk dat zij evalueren op zowel het proces als het product. Waarom hebben zij hun eigen gestelde doel wel of niet gehaald? Wat voor gevolgen heeft dit voor het doel van de volgende les? Door het onderkennen van eigen fouten en mogelijkheden neemt het eigenaarschap toe (Duckworth, 2009). 3. Zelfmonitoring: leerlingen moeten hun eigen resultaten op een duidelijke, meetbare manier bijhouden. Dit kan bijvoorbeeld door het noteren van het percentage goede opdrachten/antwoorden en dit te verwerken in een grafiek. Zij zien zo hun eigen vooruitgang en voor hen wordt duidelijk wat het effect is van hun inspanning (Zimmerman, 1990). 4. Zelfinstructie: leerlingen kunnen zelf aangeven welke instructie zij nodig hebben en of zij een bepaald doel al beheersen. Dit neemt de regie gedeeltelijk weg bij de leerkracht, maar stimuleert juist het verantwoordelijkheidsgevoel van de leerling (Zimmerman, 1990). Uit onderzoek blijkt dat dit trainbare vaardigheden zijn. Jonge kinderen kunnen hier reeds in begeleid worden. Door het gericht trainen op deze vaardigheden neemt het eigenaarschap, en de resultaten, van de leerlingen toe. Uit


Martijn Deleij

meerdere studies is gebleken dat dit effect in alle gevallen optreedt (Duckworth, 2009). Doelgericht werken Op ’t Reigerbos, een basisschool in Zevenhuizen, is in schooljaar 2014/2015 gestart met een pilot waarbij kinderen bij het vak rekenen niet langer in een vaste instructiegroep gezet werden, maar per blok, per doel vooraf getoetst wordt of de kinderen dit doel al beheersen. Het doel hiervan is om het eigenaarschap van de leerlingen te verhogen. Zij hoeven niet langer mee te doen met stof die al beheerst wordt en die kinderen krijgen enkel nog instructie bij niet voldoende behaalde doelen. Daarnaast houden de kinderen zelf bij welke doelen zij al beheersen en welke nog niet, en wat hun voortgang hierin is tussen de vooruit- en de eindtoets. Deze doelen zijn voor iedereen gedurende het hele blok zichtbaar op een doelenbord in de klas. De doelen worden overgenomen uit de methode, waardoor ze voor de leerkracht ook niet moeilijk te vinden zijn. Hiaten worden aangepakt via subgroepen en vallen buiten deze studie. Kinderen die doelen al beheersen krijgen extra tijd om te werken aan rekenverrijking. Om te controleren of dit echt zou leiden tot een verbetering in eigenaarschap, zoals door de theorie voorspeld, is gekeken in hoeverre de vier pijlers van eigenaarschap, door deze manier van werken, zijn toegenomen. Dit is gedaan door de leerlingen van de

groepen waar het doelenbord ingevoerd ging worden een stellingenvragenlijst voor te leggen, waarin alle vier de pijlers aan bod kwamen. Hier kwam uit dat de kinderen op deze vier vaardigheden hoger scoren met het doelenbord dan zonder (zie ook figuur 1 op p. 34). Daarnaast gaven de kinderen aan door deze manier van werken rekenen leuker en uitdagender te vinden. Het werken met het doelenbord werd door hen gemiddeld met een 8,5 beoordeeld. Tijdens het onderzoek bleek dat de kinderen niet alleen binnen hun kennis van de doelen groeiden, maar dat zij ook voor zichzelf nieuwe doelen stelden. Zo gaven kinderen aan dat zij voor

: ieder Het doelenbord doel een kind krijgt per score, waardoor zelfinstructie, valuatie monitoring en e mogelijk wordt

In de praktijk:

Maak kinderen makkelijk eigenaar van hun eigen leerproces met onderstaande tips. • Eigen doelen stellen: laat kinderen voordat zij met een toets of dictee beginnen zelf een inschatting maken: hoeveel sommen/woorden willen zij goed hebben? • Zelfevaluatie: vraag aan het einde van een rekenles aan kinderen om aan elkaar te omschrijven welke som zij lastig vonden en hoe ze deze toch hebben opgelost. • Zelfmonitoring: laat kinderen een grafiek bijhouden met daarin hun eigen prestaties, bijvoorbeeld bij de automatiseringssommen bij rekenen. • Zelfinstructie: kinderen kunnen vaak zelf uitstekend aangeven of zij voor het behalen van het doel van de les (extra) instructie nodig hebben, geef kinderen de keuze om wel of niet de verlengde instructie te volgen.

JSW 2 oktober 2016

33


Oriëntatie op mens en wereld

Hulpmiddelen bij onderzoekend leren

Conceptcartoons en denksleutels Een manier om leerlingen vanuit hun eigen nieuwsgierigheid te laten leren, is door ze onderzoekend te laten leren. Ze gaan dan vanuit hun eigen vragen en interesses zelfstandig op onderzoek uit. Maar hoe zorg je er als leerkracht voor dat leerlingen vragen gaan stellen en nieuwsgierig worden? Lana Goossens is projectleider bij het Wetenschapsknooppunt Radboud Universiteit Sanne Dekker is projectmanager van het Wetenschapsknooppunt Radboud Universiteit Marieke Peeters is redactielid

A

ls je in de klas met een project onderzoekend leren bezig bent, wil je dat de leerlingen een vraag gaan onderzoeken waar ze zelf nieuwsgierig naar zijn. De leerlingen leren dan vanuit intrinsieke motivatie en dat heeft een positief effect op de leeropbrengsten (Ryan & Deci, 2000). Je kunt kinderen op verschillende manieren prikkelen en met het onderwerp in aanraking laten komen, waardoor ze ideeën krijgen voor een onderzoeksvraag.

van JSW en programmaleider onderwijs en onderzoek bij de HAN Pabo

Een conceptcartoon bij het thema ‘Intelligentie’

40

JSW 2 oktober 2016

Afbeeldingen: Lana Goossens en Sanne Dekker

Andere rol bij onderzoekend leren Wanneer je als leerkracht met je groep aan de slag gaat met onderzoekend leren vraagt dit een andere manier van werken; je bent nu veel meer een procesbegeleider dan alleen maar de inhoudelijke expert. De leerlingen gaan namelijk vanuit hun eigen vraag, door middel van het opzetten en uitvoeren van een onderzoek, op zoek naar het antwoord op die vraag. Dit doen ze volgens de zeven fasen van de onderzoekscyclus (Van Graft & Kemmers, 2007). Dit betekent overigens niet dat je als leerkracht helemaal geen kennis meer mag overdragen, de leerlingen hebben immers eerst inhoudelijke kennis nodig om vragen over een onderwerp te kunnen stellen. Het overdragen van kennis kan juist heel goed in de eerste twee fasen van de cyclus: de introductie en verkenning. Daarnaast begeleid je de leerlingen bij hun leerproces en stuur je bij wanneer je merkt dat de leerling de verkeerde kant op gaat of vastloopt. Beide rollen van de leerkracht, de inhoudelijke expert en de procesbegeleider, komen tijdens het onderzoekend leren naar voren. Er zijn verschillende manieren en verschillende hulpmiddelen die je kunnen helpen om leerlingen te begeleiden tijdens het onderzoekend leren. In eerdere artikelen, verschenen in het mei- en decembernummer van JSW (2014), hebben we al stilgestaan bij het begeleiden van leerlingen bij het opstellen van een goede onderzoeksvraag en het invullen van het onderzoeksplan. Nog weinig is er geschreven over de begeleiding van de eerste twee fasen van de onderzoekscyclus: de introductie- en de verkenningsfase. In dit artikel beschrijven wij twee hulpmiddelen die je als leerkracht kunt gebruiken om de nieuwsgierigheid van de leerlingen tijdens deze fasen te stimuleren: conceptcartoon en denksleutels.


Figuur 1 - Conceptcartoon over genen

Conceptcartoons Het eerste hulpmiddel dat je kunt inzetten zijn de ‘conceptcartoons’. De conceptcartoons zijn in 1991 voor het eerst ontwikkeld door Brenda Keogh en Stuart Naylor, met als doel om misconcepten van leerlingen over bepaalde wetenschappelijke onderwerpen te herkennen en aan te pakken (Keogh & Naylor, 2000). Misconcepten ontstaan doordat je op zoek bent naar logische verklaringen voor wetenschappelijke verschijnselen. Soms ontstaat er door bijvoorbeeld verkeerde informatie een onjuist denkbeeld en zoiets noemen we dan een misconcept. Een conceptcartoon (zie figuur 1 ‘Conceptcartoon over genen’ voor een voorbeeld) laat verschillende figuren zien die argumenteren over het antwoord op een vraag of met elkaar in discussie zijn over een wetenschappelijk verschijnsel (Keogh & Naylor, 1993). Conceptcartoons kunnen vanaf groep 5 bij onderzoekend leren gebruikt worden om de discussie te stimuleren voor, tijdens of aan het einde van een onderzoek. Door leerlingen te laten discussiëren over hun ideeën en denkbeelden, zul je als leerkracht ook sneller achter hun misconcepten komen.

de leerlingen. Hierin staat altijd een wetenschappelijk onderwerp centraal. Zo is dat bij de conceptcartoon in figuur 1 het onderwerp ‘genen’. De vraag die hierbij gesteld wordt is: wat bepaalt of een nieuwe baby een jongen of een meisje wordt? De verschillende personen in de afbeelding geven allemaal een ander antwoord hierop. Hierbij is het zo dat er vaak niet maar één antwoord goed is. Door deze verschillende uitspraken ontstaat er een cognitief conflict bij de leerlingen: wie zouden er allemaal gelijk kunnen hebben? Hierdoor gaan ze dieper nadenken over de vraag uit de cartoon. Vervolgens kun je de leerlingen stimuleren om met elkaar over het onderwerp in discussie te gaan en een onderzoek op te zetten en uit te voeren om te ontdekken welke van de uitspraken juist is. Wanneer je een project onderzoekend leren gaat voorbereiden, zoek je passend bij het thema van het project een conceptcartoon. Deze zijn voor bepaalde onderwerpen, zoals voor ‘genen’, gemakkelijk te vinden op internet. Kun je geen geschikte conceptcartoon vinden? Dan is er ook de optie om er zelf een te maken. Zelfontworpen conceptcartoon met als thema ‘Rood haar’

Een conceptcartoon beeldt een situatie uit die herkenbaar is voor

JSW 2 oktober 2016

41


Wil jij op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in het basisonderwijs? Neem nu een abonnement op JSW

Wil je niets missen, neem dan een abonnement op HJK én JSW en betaal slechts €119,50 per jaar

Ontvang 10 x JSW

JSW lezen op tablet en pc via Schooltas

Krijg toegang tot het digitaal archief

Studenten ontvangen

40% korting

Samen voor €78,- per jaar Meer weten? Ga naar www.jsw-online.nl of bel 088-2266692


Verwacht in JSW Special: Brein en leren

Wat kunnen we leren van breinonderzoek voor in de klas? Wat betekent breinonderzoek voor het onderwijs? In deze special wordt de achtergrond van breinonderzoek belicht, maar vind je ook een tegengeluid in de vorm van neuromythen. Wat is nu het belang van breinonderzoek?

Special B

rein e n leren

JSW informeert je over de laatste ontwik­ kelingen in het basisonderwijs met een focus op de midden- en bovenbouw, en vertaalt deze naar de praktijk. Met iedere maand interessante vakinformatie, praktische tips, prikkelende columns, recensies en kant-enklare lessen.

Achtergrond breinonderzoek

Hersenen vormen zich door de ervaringen die je opdoet en hersenen spelen een rol in hoe je je gedraagt. Maar wat je doet, bepaalt ook hoe de hersenen zich ontwikkelen. Hersenonderzoek bevestigt vaak wat je ziet in gedrag of geeft nieuwe inzichten. Wat is de impact van feedback?

Niets missen?

Open boek: lezen verbreint

Pixabay

Neem dan nu een combi-abonnement op JSW én HJK (het vakblad voor de onderbouw) en betaal slechts € 119,50 per jaar! Meer informatie: www.jsw-online.nl/ abonneren.

Er is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de werking van het brein waarmee je als leerkracht je voordeel kunt doen. Kinderen moeten voor hun ontwikkeling boeken lezen. In Open boek geeft Jelle Jolles tien redenen waarom je kinderen moet stimuleren veel te lezen.

Los nummer

Voor jezelf of als cadeau! Nummer Nummer

• Ontbreekt er een nummer van JSW in je collectie? • Een interessant artikel gezien dat je wilt lezen, maar heb je geen abonnement? • Op zoek naar een cadeautje voor je collega?

8, jaargan

7, jaarga

ng 99,

maart 201

5

g 99, apri

l 2015

www .j sw -o n li n e Jeu .n l Schoo w w w.jVakblagdd in Werel sw voo het basl en d speciaal -or nl inisondernl ond wijs, erwijs en e. Jeugd in opleid Sch

ool en We Vakblad reld voor het basisond speciaal erwijs, onderwijs en opleidin g

Bestel een los nummer voor € 10,-

ing

Special

De cre atieve Lee Duu srzm le ameo(te t aiv m)oa ie sti eurlekracht C ntwtik re Zo vergroatief den ot je betken: ess keling dom or crearen Z ro o e k zo tiviteit kenh nei Voorlichtin rg je d tiedel vo Creatief denken

binnoen at feed g geven: r jejeleteer hoe prbaa am ack Daag ex lingen t jewov erer cellente kt sek s? leerling en uit JSW1502

2602_TDS

JSW_HR15

040306_TDS

_nr7_201

5.indd

1

_NR8 2015.i

ndd 1

19-03-15 16-04-15

Ga naar www.jsw-online.nl/abonneren of bel 088-2266692 50

JSW 2 oktober 2016

08:32

15:02


steengoed resultaat lees met letters

Lijn 3 is dĂŠ nieuwe methode voor aanvankelijk lezen in groep 3. Bijzonder aan Lijn 3 is dat de letter centraal staat en niet een kapstokwoord. En dat werkt! De leesresultaten van scholen die met Lijn 3 werken, liggen boven het landelijk gemiddelde. Meer weten of gratis uitproberen? www.lijn3-malmberg.nl.

AANVANKELIJK LEZEN

Ontdek lezen met letter


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.