Addmagazine issue 9 by Hugo Puttaert

PAPYRUS addmagazine.eu

REINVENTION proﬁel/proﬁl

Pippo Lionni 6 De paradoxale onzegbaarheid van ‘Facts of Life’. Ou l’indicibilité paradoxale des ‘Facts of Life’ Siggi Eggertsson 24 Please, let Lawrence do the talking! Boy Vereecken 32 De zwaartepunten. Les centres de gravité. interview

Stefan Sagmeister 20 I feel that I would function less well without the rules and limitations of graphic design. de letterontwerpers/les typographes

Rod McDonald 18 Zeg zomaar niet ‘slap’ tegen een ‘slab’. Réﬂéchissez avant de dire ‘slab’! Stéphane de Schrevel 46 Good old school op/à Gent Zuid. jong talent/jeunes talents

Wesley Wolkman 40 De zoektocht naar WW! La quête de WW! recente boeken/livres récents

Pictoplasma 52 Een uil met ballen! Un hibou qui a des couilles! Shaping Voices 54 Het betere praaten denkwerk in boekvorm! Les meilleures expressions et réﬂexions réunies en volume! column

Alessio Leonardi & Jan Middendorp 56 What about burn out?

linkerpagina/page de gauche Pippo Lionni in zijn atelier/dans son atelier © foto door/photo par Nico Rein, 2010

cover/couverture Facts of Life 5 © Pippo Lionni, 2006 addmagazine.eu REINVENTION

4 editoriaal/éditorial

COLOFON Addmagazine wordt uitgegeven door Papyrus, Marketing Department. Addmagazine est une édition de Papyrus, Marketing Department.

EDITO Grafisch ontwerp is als discipline steeds nauw vervlochten geweest met de rocken muziekscène. Met al even controversiële groepen als ontwerpstudio’s tot gevolg. Kijk maar naar het huidige succes van o.a. Big Active in London. Sommige muzikanten bleken ook visionair. Zoals David Byrne, de legendarische zanger van ‘Talking Heads’: visionair als muzikant, visionair in zijn visie op het fenomeen ‘print’. Hij verwoordde het in de inleiding van David Carson’s boek ‘The end of print’ in 1995 als volgt: “I suppose a lot will be made of David’s work being the perfect example of McLuhan’s theory of sprung life – that when a means of communication has outlived its relevance, it becomes a work of art. That printbooks, magazines, newspapers will become icons, sculptures, textures – that they will be a means of communication of a different order, and that simple information transfer will be effected by some other (electronic) means. Print will no longer be obliged to simply carry the news. It will have been given (or will have taken, in this case) its freedom, and there is no going back. Print is reborn, resurrected, as something initially unrecognizable. It’s not really dead, it simply mutated into something else.”

En tant que discipline, le graphisme a toujours été très étroitement mêlé à la scène musicale et rock. Avec pour conséquence, des groupes tout aussi controversés que les agences de graphisme. Il suffit de voir, entre autres, le succès actuel de Big Active à Londres. Certains musiciens se sont également avérés être de véritables visionnaires. Comme David Byrne, le chanteur légendaire des ‘Talking Heads’: musicien visionnaire, mais également vision-naire dans sa perception du phénomène ‘imprimé’. D’ailleurs, dans la préface du livre de David Carson ‘The end of print’ en 1995, il l’exprimait comme suit: “I suppose a lot will be made of David’s work being the perfect example of McLuhan’s theory of sprung life – that when a means of communication has outlived its relevance, it becomes a work of art. That print-books, magazines, newspapers will become icons, sculptures, textures – that they will be a means of communication of a different order, and that simple information transfer will be effected by some other (electronic) means. Print will no longer be obliged to simply carry the news. It will have been given (or will have taken, in this case) its freedom, and there is no going back. Print is reborn, resurrected, as something initially unrecognizable. It’s not really dead, it simply mutated into something else.”

Intussen weten we dat de invloeden van de iPhone, de iPad en alle andere soortgenoten onomkeerbaar zijn en het communicatieen consumeergedrag grondig wordt gewijzigd maar toch doet dit niets af aan wat Janenrandoald recentelijk in hun boek bestempelden als: ‘Le plaisir de se voir imprimé!’ De passie, de hunkering waarmee jonge ontwerpers ‘hun creatieve drang’ weten te koppelen (artisanaal of niet) aan het gegeven ‘print’, zij het digitaal, zij het in de magische mix van inkt, papier en water… ‘Print en papier’, als triggers voor het creatieve brein. Het is een medium dat zich telkens opnieuw weet uit te vinden…

Entre-temps, nous savons que les influences de l’iPhone, de l’iPad et de tous leurs semblables sont irréversibles et que le comportement, en termes de communication et de consommation, s’est profondément modifié, mais cela n’enlève rien à ce que Janenrandoald qualifiaient récemment dans leur ouvrage comme étant: ‘Le plaisir de se voir imprimé!’ La passion, l’envie avec laquelle les jeunes graphistes parviennent à associer leur ‘impulsion créative’ (artisanale ou non) à la notion ‘d’imprimé’, que ce soit de façon numérique ou au travers du mélange magique d’encre, de papier et d’eau… ‘Imprimé et papier’, les déclencheurs du cerveau créatif. Il s’agit d’un média qui sait à chaque fois se réinventer…

Na een break in 2009 wil Addmagazine zich hier op richten. Reinvention. Steeds opnieuw. Underground of gevestigd maar nooit mainstream. Of hoe hedendaagse ontwerpers alle facetten van het ontwerpen printvak weten te ontrafelen om telkens met nieuwe en relevante oplossingen op de proppen te komen. Addmagazine wil de vinger aan deze pols houden en biedt hiermee een platform waar grafische ontwerpers, illustratoren, letterontwerpers & medialui zich kunnen aan spiegelen, waar ze inspiratie in kunnen vinden. Nu ook in Nederland. Heb je een suggestie? Dan horen we dat graag via info@addmagazine.eu. Of wens je één van de reeds verschenen nummers? Sommige nummers zijn wel uitgeput maar je kan wel steeds een extra exemplaar voor een collega aanvragen via www.addmagazine.eu.

PAPYRUS addmagazine.eu

Après une petite interruption en 2009, Addmagazine souhaite renaître. Se réinventer. Toujours recommencer. Underground ou confirmé, mais jamais mainstream. Ou comment les graphistes contemporains parviennent à effilocher toutes les facettes du graphisme et de l’imprimerie pour proposer à chaque fois de nouvelles solutions pertinentes. Addmagazine tient à suivre de près tous ces développements et le fait dorénavant aussi aux Pays-Bas. Papyrus souhaite ainsi offrir une plateforme où les graphistes, les illustrateurs, les typographes et les gens des médias peuvent prendre modèle, trouver l’inspiration. Une plateforme avec des projets et des visions qui élargissent le champ de la connaissance. Avez-vous une suggestion? Nous serons heureux de l’entendre à l’adresse info@addmagazine.eu. Ou souhaitez-vous obtenir un des numéros déjà parus? Toutefois, certains numéros sont épuisés, mais vous pouvez toujours demander un exemplaire supplémentaire pour un collègue sur le site www.addmagazine.eu.

PAPYRUS BELGIË - BELGIQUE NV/SA Internationalelaan - Boulevard International 55 b33 B-1070 Brussel - Bruxelles T + 32 2 529 85 11 - F + 32 2 520 26 65 info.be@papyrus.com - www.papyrus.com PAPYRUS GROEP NEDERLAND BV Bijsterhuizen Noord 22-02, 6604 LD Wijchen Postbus 62, 6500 AB Nijmegen T +31 88 65 65 222 - F +31 88 65 65 223 papyrus.nl@papyrus.com - www.papyrus.com info@addmagazine.eu - www.addmagazine.eu REDACTIEADRES - ADRESSE DE RÉDACTION visionandfactory - integrated design Rue de Rudderstraat 12, B-1080 Brussel - Bruxelles T/F + 32 2 217 81 58 info@visionandfactory.com - www.visionandfactory.com HOOFDREDACTIE/RÉDACTEURS EN CHEF Hugo Puttaert, Joris Lambert & Joyce Verhoef REDACTIE/RÉDACTION Anne Baudouin, Renaud Huberlant, Alessio Leonardi, Jan Middendorp, Hugo Puttaert & Dirk Seghers VERTALING/TRADUCTION Ines Adriaens & Anne Baudouin FOTOGRAFIE/PHOTOGRAPHIE Stéphane de Schrevel, Roger Laute & Nico Rein WERKTEN VERDER MEE AAN DIT NUMMER ONT COLLABORÉ À CE NUMÉRO Raffaella J. Cattaneo, Hilde De Ceukelaire, Clarisse de Cointet, Lars Denicke, Stéphane de Schrevel, Siggi Eggertsson, Inge Gobert Pippo Lionni, Stefan Sagmeister, Peter Thaler, Johan Van Looveren, Boy Vereecken & Wesley Wolkman. FONTS/POLICES De Egyptian Slate familie/la famille Egyptian Slate ontworpen door/conçus par Rod McDonald verkrijgbaar bij/disponible chez Monotype en/et FontShop. www.fonts.com - www.fontshop.be De Xylo 1-2 en Nora Subhead familie/les familles Xylo 1-2 et Nira Subhead ontworpen door/conçus par Stéphane de Schrevel. verkrijgbaar bij/disponible chez www.functionmatters.com CONCEPT EN DESIGN/CONCEPT ET RÉALISATION visionandfactory integrated design info@visionandfactory.com - www.visionandfactory.com DRUK EN AFWERKING/IMPRESSION ET FINITION cover/couverture zeefdruk/seriegraphie PMS 812 & wit/blanc & offset zwart/noir op/sur Specials - Fuego Floral yellow sunflower 250g/m 2 binnenwerk/intérieur katern 1 & 2/cahier 1 & 2 quadri op/sur Specials - Natural Evolution, white 120g/m 2 katern 3/cahier 3 quadri op/sur MultiDesign White Original 130g/m 2 katern 4/cahier 4 quadri op/sur Specials - Shiro Echo, Bright White, 120g/m 2 Shiro Een eigenzinnig assortiment, geproduceerd met behulp van ‘groene’ energie gewonnen uit wind, water en zonlicht. De basis ervan bestaat uit FSC gecertificeerde vezels, gerecycleerde vezels en algen uit Venetië. Une gamme récalcitrante fabriquée au moyen d’énergie ‘verte’ produite par le vent, l’eau et le soleil. La base est composée de fibres certifiées FSC, fibres recyclées et algues venant de Venise. Natural Evolution Papier met een speciale, bijna futuristische ‘touch’, dat geweldige drukresultaten en dito toepassingsmogelijkheden garandeert. Papier avec un toucher spécial, presque futuriste, qui garantit des impressions et des possibilités d’application merveilleuses. MultiDesign MultiDesign is Europa’s meest complete assortiment hoogwaardig ongestreken papier voor bedrijfs-communicatie en huisstijldrukwerk met een grote keuze wat betreft: tinten, oppervlakken, gramgewichten en enveloppen. En Europe, MultiDesign est la gamme la plus complète en papier non couché pour la communication professionnelle et les imprimés d’entreprise, avec un choix énorme en couleurs, surfaces, grammages et enveloppes. Het auteursrecht van de in dit magazine afgebeelde ontwerpen en foto’s behoort toe aan de oorspronkelijke ontwerpers en fotografen. Ze zijn telkens van de nodige credits voorzien. Niets in deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van de uitgever. Les droits d’auteur des images et des photos utilisées dans ce magazine, appartiennent aux créateurs et aux photographes originaux. Les illustrations sont prévues des notes requises. Aucun élément dans cette édition ne peut être repris sans autorisation écrite préalable de l’éditeur.

Pippo Lionni Elsewhere (Facts of Life 1) ÂŠ Pippo Lionni, 1999 addmagazine.eu REINVENTION

6 Pippo Lionni proﬁel/proﬁ l

proﬁel/proﬁl

PIPPO LIONNI

De paradoxale onzegbaarheid van ‘Facts of Life’

De Inuit hebben een jachtmethode ontwikkeld, die erin bestaat een vlijmscherpe springveer in een brok zeehondenvlees te verstoppen. Als er een onfortuinlijke ijsbeer in dit vlees bijt, klapt de veer open en wordt de beer dodelijke verwond in zijn muil. Er rest de jager alleen maar het bloederig spoor in de sneeuw te volgen tot aan de plek waar zijn bloedende buit zich heeft teruggetrokken. Deze zeer doeltreﬀende techniek, die in onze ogen wellicht wat al te wreed is, kunnen wij zien als een betekenisvolle metafoor voor een postkapitalistische samenleving die aan haar eigen gulzigheid ten onder gaat. Maar we kunnen ze ook interpreteren als een metafoor voor een kunstenaar die onder een ogenschijnlijke aantrekkelijke boodschap een veel donkerdere betekenis verstopt, die zich pas aan de toeschouwer openbaart wanneer die bij het zien van de aanlokkelijke verpakking gretig toehapt.

Dit geeft aan hoe van éénzelfde beeld eindeloze interpretaties mogelijk zijn, en daarmee begeven wij ons op de semantische jachtvelden waar Pippo Lionni actief is. Pippo Lionni ontwierp met zijn ‘Facts of Life’ een beeldtaal zonder grammatica of syntaxis. Ze bestaat uit de juxtapositie van zelf ontworpen pictogrammen die de toeschouwer alle ruimte laten voor eigen interpretatie of ‘vertaling’. Gewone ‘gebruikspictogrammen’ zijn per deﬁnitie éénduidig en bedoeld om de ‘basics’ van het bestaan te reguleren: ingang/uitgang/WC/ lift/trap/eten enz. Lionni daarentegen gaat zijn pictogrammen juist perverteren, zodat hun éénduidigheid verdwijnt en er een semantische gelaagdheid ontstaat die in tegenspraak is met

de oorspronkelijke functie van een pictogram. Door de nevenschikking van verschillende pictogrammen ontstaan spanningsvelden die nieuwe, onontgonnen betekenislagen genereren en zodoende de ons omringende realiteit opnieuw gaan betekenen. Daarmee refereren de pictogrammen van Lionni eerder aan niet-zichtbare concepten dan dat ze verwijzen naar concrete objecten. Zijn ‘Facts of Life’ peilen dus naar dieper liggende realiteiten, die door de ontoereikendheid van woorden slechts gebrekkig kunnen uitgedrukt worden, en die Lionni dus via spanningsvelden in beeldtaal gestalte tracht te geven. Lionni’s systeem is eindeloos moduleerbaar: de pictogrammen kunnen naar believen onderling gecombineerd worden. We kunnen ze roteren, uit elkaar rafelen, reeksen laten vormen… als een semantisch Lego-systeem. Zelfs aleatorische combinaties leveren verrassende connotaties op. Zijn antropomorfe figuurtjes maken geen geluid, ze krijgen nooit tekstballonnetjes. Hoewel ze soms onthoofd worden, verhakkeld of verminkt: ze zullen nooit klagen, nooit schreeuwen van pijn. Het is alsof elke individuele menselijke emotie hun vreemd is: daardoor behouden ze altijd een zekere sereniteit en krijgen ze een abstracte dimensie, die hen universeel maakt. Pippo Lionni (°1954) groeide op in New York in een familie van architecten, en studeerde wiskunde en fi losofie aan de Portland State University en de New York University. Hij ging naar Europa en vanaf de late jaren ’70 legde hij zich steeds meer toe op ‘design’ in de breedste zin (grafisch ontwerp, scenografie, objecten..). Hij stichtte achtereenvolgens enkele bureaus: Design Pippo Lionni (1984-89), Integral Concept (1989-95), Pippo Lionni et associés (1995-97) en Ldesign met Arik Levy (sinds 1997). Ldesign ontwerpt nu verpakkingen, lichtobjecten, juwelen, meubels, grafische identiteiten enz. Lionni was onder meer verbonden aan de Parsons School in Parijs (1986-91), de École Nationale Supérieure de Création Industrielle in Parijs (1991-98), de École de la Cambre in Brussel (1993-95) en de Polytecnico d’architettura in Milaan (1993). In 1998 gaf hij een eerste presentatie van zijn ‘Facts of Life’ op Typomedia 98 in Frankfurt. Facts of Life werd in 3 volumes gepubliceerd door Verlag Hermann Schmidt GmbH Co, Mainz, in 1999, 2001 en in 2002. Lionni heeft de rechten teruggekocht en wil deze 3 werken samen met andere onuitgegeven

PAPYRUS addmagazine.eu

throwing heads

volumes opnieuw uitgeven in een nieuwe, niet chronologische schikking. In 1997 werd hij lid van AGI en in 2001 werd hij onderscheiden als “Chevalier de l’Ordre des Arts et des Lettres”. Van de vele tentoonstellingen van zijn werk vermelden we alleen de meest recente: Caszuidas “Re-Animation” (Amsterdam, 2010) en Columbia University “Visions in New York City” (New-York, 2009).

van boven naar onder de haut en bas 100 W BBQ eetbare lamp/bulbe comestible © Pippo Lionni Facts of Life 1-2-3 fragmenten/extraits uitgegeven door/publié par Verlag Hermann Schmidt Mainz © Pippo Lionni, 1999, 2001, 2002

P: Wat in mijn leven altijd belangrijk voor mij is geweest, is dat ik een heleboel dingen tegelijk doe. Ik kom uit een familie van kunstenaars, designers en architecten voor wie het concept ‘kunst’ belangrijk was. Hoewel er een soort chronologische volgorde in mijn leven zit, gebeuren er altijd een heleboel dingen tegelijk, die elkaar beïnvloeden. Onlangs vond ik schilderijen terug die ik had gemaakt toen ik 13 jaar oud was. Op dat ogenblik werkte ik ook op bouwwerven voor mijn vader, die architect was. Toen ik na mijn secundaire school mocht studeren, wou ik zo ver mogelijk van architectuur en design wegblijven en koos ik voor filosofie en wiskunde, maar tegelijkertijd moest ik toch als ontwerper aan de slag om geld te verdienen. Toen ik de 30 naderde, groeide in mij het besef dat er in alles wat ik deed een onderstroom zat die te maken had met de essentie van kunst en ontwerp: ritme, ruimte, tonaliteit, betekenis, spanningen, punt versus contrapunt, politiek, abstractie of niet, compositie… Ik ben op dit moment een biografie van Marcel Duchamp aan het lezen en daarbij valt me op hoe belangrijk het ‘begeleidend verhaal’ is in hedendaagse kunst, het concept: je kan het kunstwerk niet meer zomaar ‘lezen’ aan de muur, je moet het concept kennen dat aan de grondslag ervan ligt. Kunst is niet meer vanzelfsprekend: je moet een combinatie maken van hetgeen je ziet en het basisidee dat aan de grondslag ligt van dat kunstwerk. Dus toen ik muziek maakte, was ik eigenlijk met exact dezelfde dingen begaan als wanneer ik nu ontwerp of schilder. Mijn grootvader gaf les over compositie in kunst, ongeacht wat de discipline was: dat is voor mij een essentieel gegeven. De dingen die ik tegelijk doe, zijn niet wederzijds exclusief, integendeel: ze beïnvloeden elkaar. A: Laten we het hebben over ‘Facts of Life’. Aan de basis van alle geschreven taal liggen pictogrammen van waaruit zich in een alfabetisch schrift ontwikkeld heeft (in China hebben zijn de twee systemen naast elkaar blijven bestaan). De laatste jaren zien we een groeiende belangstelling voor het ‘beeld’ eerder dan voor de ‘tekst’ (zie, bijvoorbeeld, beeldcultuur op internet en, bijvoorbeeld, iPhone) en de groeiende globalisering heeft de aandacht voor de introductie van pictogrammen in het straatbeeld en in luchthavens ook doen toenemen. Moeten we misschien stellen dat de geschreven taal terugkeert naar de oorsprong, namelijk naar de pictogrammen? Moeten we in deze context uw ‘Facts of Life’ interpreteren als ‘pictografisch esperanto’ voor een geglobaliseerde samenleving? addmagazine.eu REINVENTION

8 Pippo Lionni proﬁel/proﬁl

elsewhere

van boven naar onder/de haut en bas Autonomous thought (Facts of Life 1) Autonomous communication (Facts of Life 1) 40 force counter forceforse counter forse force et contre force Elsewhere (Facts of Life 1) Force counter force (Facts of Life 2) © Pippo Lionni, 1999-2001

rechterpagina/page de droite Animation: Workmore thinkless © Pippo Lionni, 2007 Soon to be thinking of us? … or of themselves thinking of us? (Facts of Life 1) © Pippo Lionni, 1999 Animation: Re-animation - Love spaces © Pippo Lionni, 2007

PAPYRUS addmagazine.eu

P: Eigenlijk is ‘Facts of Life’ net het tegenovergestelde. Ik zocht een manier om te spreken over het leven zelf. Voor mij bestaat de waarheid over het leven niet uit klaar omlijnde ideeën en dus zijn ‘Facts of Life’ altijd enigmatisch. Ze gaan over tegenstellingen, spanningen, dingen waarbij mensen zich niet op hun gemak voelen als ze erover spreken. Aanvankelijk stond ik voor de keuze: ofwel maak ik er een taal van om ‘alles’ te kunnen zeggen (maar het is onmogelijk om alles uit te drukken met een taal) en voeg ik er niet-evidente symbolen aan toe ofwel benader ik het meer vanuit een enigmatisch, artistiek standpunt en zeg ik er gewoon mee wat ik ermee wil zeggen. In een Angelsaksisch protestants perspectief zijn ‘Facts of Life’ de dingen waarover NIET gesproken wordt. Wanneer, bijvoorbeeld, een kind vraagt waarom het ’s avonds rare geluiden uit de slaapkamer van de ouders hoort, zal de vader zeggen “Dat vertellen we je later wel, dat zijn de dingen des levens (‘Facts of Life’)”. Maar wanneer puntje bij paaltje komt, vertelt niemand je precies wat die ‘Facts of Life’ zijn. Je moet ze zelf ontdekken. ‘Facts of Life’ zijn dus die fundamentele waarheden die niemand je ooit vertelt. In zekere zin is het dus het tegenovergestelde van een duidelijke gebruikstaal. Ik zoek altijd de perverse grens tussen wat verstaanbaar is en wat niet, tussen wat vanzelfsprekend is en wat onbegrijpelijk is. Wanneer mensen mij vragen wat ik met ‘Facts of Life’ wil zeggen, antwoord ik dat ‘Facts of Life’ een katalysator is: je kijkt ernaar en je verstaat ze vanuit je eigen ervaring en leefwereld, het is een spiegel van je eigen vragen en twijfels. Kinderen, bijvoorbeeld, hebben de meest uiteenlopende interpretaties van die pictogrammen: toen ik een presentatie gaf voor zesjarigen en ze zagen het beeld van iemand die een wereldbol droeg, zei er eentje “Die heeft macht! Die gast draagt de hele wereld!” en een andere zei “Ja, maar hij zit vast, hij kan nergens heen”. In kinderogen smelten het beeld van Atlas en dat van Sisyphus hier samen: dat illustreert voor mij perfect de evocerende kracht, de rijkdom en tegelijk de interessante contradicties van ‘Facts of Life’. Pictogrammen zijn voor mij niet vanzelfsprekend. In lezingen spreek ik dikwijls over het man/vrouw pictogram dat staat voor ‘WC’. Het is het meest gebruikte pictogram ter wereld en het is helemaal niet vanzelfsprekend: je ziet in het pictogram niet dat het betekent ‘plaats om te defeceren’. Een lopende mens met een vuur betekent ook niet vanzelfsprekend ‘nooduitgang’... die betekenissen zijn allemaal aangeleerd. Je moet elke betekenis van elk pictogram leren. Ik wijs gewoon op die ambiguïteit.

van New York en dus is geweld een deel van mijn jeugd. Afgezien daarvan denk ik ook dat we in een zeer gewelddadige wereld leven maar dat al dat geweld niet altijd expliciet getoond wordt. Het wordt gekanaliseerd, het is vaak onderhuids aanwezig en dat is precies een deel van die constante hypocrisie waar ik het over heb. A: Vooral in uw recente animatiefilms zie ik veel geweld en het valt daarbij op dat er geen ontkomen aan is: uw figuurtjes hebben geen enkele uitweg. Wat is uw concept van ‘hoop’ of ‘optimisme’ in die context? P: Wel, het gaat over geweld maar misschien nog meer over hysterie en over hectisch rondlopen. Veel van mijn animatiefilms handelen over mensen die vast zitten en heen en weer lopen of onderling van plaats verwisselen zonder dat er veel fundamenteels verandert aan hun situatie. A: Gaat het meer over schijnbare beweging aan de oppervlakte terwijl er aan de basis niets verandert? Een ogenschijnlijke dynamiek met een statische onderbouw? P: Daar zit een kern van waarheid in: in een boel van mijn beelden is er geen uitweg mogelijk. A: Dat brengt ons bij de Sisyphus-metafoor, die u al eerder vernoemde maar die blijkbaar essentieel is voor uw wereldbeeld. Is ons ondermaanse bestaan dan zo uitzichtloos of moeten we Sisyphus eerder –zoals Camus ooit schreef– zien als een gelukkige man? P: Wel, ik ben in wezen geen negatieve persoonlijkheid. ‘Facts of Life’ is voor mij een middel om tot kritische reflectie te komen en dus zijn er vele interpretaties mogelijk. Je kan ‘Linerunners’, bijvoorbeeld, op verschillende niveaus interpreteren: je kan zeggen dat de figuren heen en weer lopen en dat er uiteindelijk niets verandert maar je kan ook zeggen dat er beweging is en dat alles voortdurend beweegt. Het is zoals bij de evolutie van telecommunicatie: je kan nu iedereen overal opbellen maar wanneer je naar de inhoud van de gesprekken kijkt, zijn die niet noodzakelijk betekenisvoller geworden. Ofwel zie je die evolutie als positief, omwille van die explosieve groei, ofwel als negatief door dat gebrek aan inhoud. ‘Facts of Life’ heeft in wezen een kritische functie en zal dus eerder vragen opwerpen dan ze te beantwoorden.

A: Wat opvalt in uw beeldentaal is het gebruik van geweld: lichamen worden verhakkeld, onthoofd, bezoedeld; ze ontploﬀen, de ﬁguren slaan elkaar... Is geweld een essentieel ‘Fact of Life’? P: Mijn belangrijkste thema’s zijn: geweld, hypocrisie, ambiguïteit, zelfherhaling. Ik ben opgegroeid in een gewelddadig deel

A: De animatieﬁlms zijn een latere fase in uw werk maar ook in uw vroegste werk is die intentie al merkbaar om in een tweedimensionaal beeld de illusie van beweging te creëren door beelden te fragmenteren, door ze te laten ontploﬀen of door bijvoorbeeld vlammetjes of bliksemschichten aan te brengen… P: Dit is een zeer belangrijk punt: een statisch beeld kan op verschillende momenten waardevol zijn. Het is een kwestie van perspectief: wij veranderen ten opzichte van het beeld maar het beeld verandert ook ten opzichte van ons.

Ik ben geïnteresseerd in confrontatie en verandering. Vele van de pictogrammen hebben dus te maken met dynamiek. Ik probeerde aanvankelijk een aantal sequensen van beelden met pijltjes aan elkaar te koppelen om iets uit te drukken volgens een lineair verloop. Later bundelde ik dat hele verloop in één pictogram om zo meer dynamiek te creëren.

Ik heb nu een dubbel leven: ik ben hier in de ochtend om ervoor te zorgen dat dit bureau draait, en in de namiddag ga ik soms dagenlang voor die doeken zitten en... het is moeilijk, het is erg lastig.

A: In uw tekst ‘Cosmos of Crises’ refereert u aan sjamanisme en maskers uit de Inuit-cultuur. Maar is een sjamaan niet een brugﬁguur tussen onze wereld en een andere wereld, terwijl uw werk toch voornamelijk over deze wereld handelt? Hoe ziet u de rol van de kunstenaar in onze samenleving?

P: Ja, ik probeer van alles uit. Sommige dingen vallen samen, andere verdwijnen, komen later terug en krijgen dan pas een plaats en een betekenis. Nu wil ik bijvoorbeeld de animaties samenbrengen met het meer statische werk. Ik weet niet waarin de schilderijen thuishoren of hun plaats zullen vinden. Essentieel in het omgaan met een creatief proces is: iets maken en het vervolgens vernietigen, het systeem dat je gevonden hebt, het recept, de formule… vernietigen. Ik ben naar Italië gegaan om 8 uur per dag met schilderijen bezig te zijn en om te trachten precies dàt te doen. Het is een zeer moeizaam proces. Terwijl ik dat doe, luister ik bijvoorbeeld naar Ornette Coleman en probeer ik in één muzikale frase door te dringen, ik concentreer me op één frase en probeer te voelen wat er op dat moment gebeurt. Ik probeer dus niet Ornette Coleman of die frase te schilderen maar in mezelf te zoeken wat diezelfde spanning die in die frase lag, op papier teweegbrengt. Dat is zeer verschillend van ‘Facts of Life’. Maar in ‘Facts of Life’ is er ook een waaier van zeer eenvoudig, zeer puur (zoals één symbool) naar zeer ingewikkeld en complex (zoals de gefragmenteerde en ontploffende reeksen van betekenislagen in ‘Cosmos of Crises’). Ik weet dus niet waar het schilderen me heenvoert, maar ik ondervind de laatste dagen een gelijkaardige spanning als die ik daarnet beschreef: een spanning tussen een zeer pure, zeer duidelijke vorm en iets dat op ongecontroleerde wijze uiteenspat. Ik houd van die tegenstelling. In mijn werk zie je die contradictie: als grafisch ontwerpen maakte ik erg minimalistische ontwerper én heel wilde ontwerpen. Dat is precies wat er op dit ogenblik in mijn schilderijen gebeurt. Ik schilder elke dag. Soms zit ik dagenlang geblokkeerd en dan zit ik daar maar, te staren. Dan is het zeer belangrijk om los te komen van ideeën die plots opduiken en me influisteren “Hé, dat ziet er leuk uit!”. Daarvan moet je dan precies proberen los te komen, peilen naar wat dieper ligt; het is een proces om door te stoten naar de linker hersenhelft. Het wijst er voor mij op hoe belangrijk muzikale begrippen als ‘dissonantie’ en ‘oplossing’ of ‘punt’ en ‘contrapunt’ voor de visuele kunsten zijn. Dat is iets dat heel sterk wordt onderschat.

P: Ik zou het eerder omkeren en zeggen dat een sjamaan een brug is tussen verschillende werelden net zoals een kunstenaar dat is. Het doel van ‘Cosmos of Crises’ was die parallel zichtbaar te maken tussen de kunstenaar en de sjamaan, als vertaler tussen wat in één wereld gezien wordt en wat in een andere wereld gezien wordt. In ‘Cosmos of Crises’ reist een sjamaan door een hel – wat niet noodzakelijk iets negatiefs is. We reizen allemaal doorheen een hemel en een hel. Beide sferen hebben zowel positieve als negatieve connotaties en sommige mensen, zoals sjamanen of kunstenaars, vertalen gewoon wat ze zien. Ze vertalen niet noodzakelijk ‘De Waarheid’, maar gewoon wat ze zien. Dat is hun rol in deze samenleving. A: In het meest recente werk experimenteert u steeds meer met abstracte schildertechnieken in zwart-wit of kleur op doek. Technisch zeer verschillend van ‘Facts of Life’. Gaat u deze nieuwe richting verder uitdiepen? 10

soon to be thinking of us ?

...or of themselves thinking of us ?

P: Eigenlijk ben ik hier al een paar jaar mee bezig. Het gaat in wezen terug naar het begin van ons gesprek, toen we het hadden over muziek en compositie. Ik heb een tijdje in New York geschilderd aan een academie, maar ik haatte het en ben ermee gestopt. Onlangs ben ik opnieuw begonnen. Het heeft te maken met het creëren van een mentale ruimte voor mezelf waarin ik niet bezig moet zijn met computers, telefoons, klanten enz. Het is een andere soort berg die ik voor mezelf wil beklimmen, en wel één van de moeilijkst te beklimmen bergen. De installaties die ik gewoonlijk maak, hebben te maken met schaal, met productie en met een industrieel proces: ik heb een idee, werk het uit, onderwerp het aan een industrieel productieproces, verander het, herhaal het enzovoort. Hiermee vergeleken is schilderen één janboel: het maakt vlekken, het druppelt, je kan niets weglaten en opnieuw beginnen... schilderen heeft te maken met dingen die veel meer fundamenteel zijn, basaal. Vandaar de parallel met jazzmuziek: het IS betekenis maar het gaat niet OVER betekenis. Het ZIJN ideeën maar het gaat niet OVER ideeën. Het is iets anders en ik heb er niet het minste benul van in welke richting het zich zal ontwikkelen.

A: Er sluipen ook langzaamaan elementen uit de performance-wereld in uw werk.

interview door Dirk Seghers & Hugo Puttaert tekst door Dirk Seghers foto’s door Nico Rein www.lionni.com

addmagazine.eu REINVENTION

10 Pippo Lionni proﬁel/proﬁ l

van links naar rechts/de gauche à droite Rape (Facts of Life 3) Brothers (Facts of Life 3) In the name of life (Facts of Life 3) Disgust (Facts of Life 3) Life (Facts of Life 3) Spin blast (Facts of Life 3) The chosen few (Facts of Life 3) © Pippo Lionni, 2002

pagina’s 12-13/pages 12-13 Recognition - Cosmos of crises (3) digital print, 80 x 100 cm © Pippo Lionni, 2004

PAPYRUS addmagazine.eu

straight blast

addmagazine.eu REINVENTION

12 Pippo Lionni proﬁel/proﬁle

PAPYRUS addmagazine.eu

addmagazine.eu REINVENTION

14 Pippo Lionni proﬁel/proﬁ l

proﬁel/proﬁl

PIPPO LIONNI

Ou l’indicibilité paradoxale des ‘Facts of Life’

Les Inuits ont développé une méthode de chasse, utilisant un mécanisme à ressort tranchant, caché dans un morceau de viande de phoque. Lorsqu’un ours polaire malchanceux mord dans ce morceau de viande, le ressort saute et occasionne une blessure mortelle dans la gueule de l’ours. Il ne reste au chasseur qu’à suivre la trace sanglante dans la neige jusqu’à son butin. Cette technique –peut-être cruelle à nos yeux– est non seulement très efficace, mais elle est surtout pour nous une métaphore chargée de sens d’une société postcapitaliste qui cède à sa propre avidité. Cependant, la même image pourrait être interprétée comme la métaphore d’un artiste qui, au moyen d’un message apparemment charmeur, cache une signification beaucoup plus sombre qui ne se dévoile aux yeux de l’observateur que lorsque ce dernier succombe au charme du message. Nous voyons comment une même image peut avoir des interprétations infinies, ce qui nous conduit sur les terrains de chasse sémantiques de Pippo Lionni.

Avec ses ‘Facts of Life’, Pippo Lionni a développé un langage imagé, sans grammaire ni syntaxe. Il se compose d’une juxtaposition de pictogrammes de sa propre création, laissant à l’observateur tout l’espace pour une interprétation ou une ‘paraphrase’ personnelle. Les ‘pictogrammes à usage courant’ sont par définition univoques et destinés à réglementer les bases de l’existence: entrée/sortie/WC/ascenseur/escalier/manger, etc. Lionni va précisément pervertir ses pictogrammes, de sorte que leur univocité disparaisse et qu’une hiérarchie sémantique apparaisse, contradictoire avec la fonction initiale d’un pictogramme. L’assemblage de différents pictogrammes crée des zones de tension, lesquelles génèrent de nouvelles couches de signification PAPYRUS addmagazine.eu

inexploitées et redéfinissent dès lors la réalité qui nous entoure. Ainsi, les pictogrammes de Lionni font davantage référence à des concepts invisibles qu’à des objets concrets. Ses ‘Facts of Life’ scrutent donc des réalités plus profondes, que les mots ne peuvent exprimer que de manière bancale, en raison de leur insuffisance, et que Lionni tente d’éveiller par le biais de zones de tension dans le langage imagé. Son système est modulable à l’infini: les pictogrammes peuvent être combinés à souhait, vous pouvez les tourner, les effilocher, les répéter comme un jeu de Lego sémantique. Même les combinaisons aléatoires génèrent des connotations surprenantes. Ses figurines anthropomorphes n’émettent aucun son et ne sont jamais flanquées d’un phylactère. Bien qu’elles soient parfois décapitées, estropiées ou mutilées: elles ne se plaindront jamais, n’hurleront jamais de douleur. C’est comme si toutes les émotions humaines individuelles leur sont étrangères: de ce fait, elles conservent toujours une certaine sérénité et sont teintées d’une dimension abstraite qui les rend universelles. Pippo Lionni (°1954) a grandi à New York dans une famille d’architectes et a étudié les mathématiques et la philosophie à l’Université d’État de Portland et à l’Université de New York. Il s’installe en Europe et dès la fin des années ’70, se consacre de plus en plus au ‘design’ au sens le plus large (création graphique, scénographie, objets...). Il crée successivement les agences Design Pippo Lionni (1984-89), Integral Concept (198995), Pippo Lionni et associés (1995-97) et Ldesign avec Arik Levy (depuis 1997). Ldesign conçoit aujourd’hui des emballages, des objets lumineux, des bijoux, des meubles, des identités graphiques et autres. Il a travaillé, entre autres, à l’École Parsons à Paris (1986-91), à l’École Nationale Supérieure de Création Industrielle à Paris (199198), à l’École de la Cambre à Bruxelles (1993-95) et à l’École Polytechnique d’architecture de Milan, en Italie (1993). En 1998, il entame ses ‘Facts of Life’ par une première présentation à l’occasion de Typomedia 98 à Frankfort. Les ‘Facts of Life’ ont été publiés en 3 volumes par Verlag Hermann Schmidt GmbH Co, à Mainz, en 1999, 2001 et 2002. Lionni a racheté les droits et souhaite rééditer ces 3 ouvrages, avec d’autres volumes inédités, dans un nouvel agencement, nonchronologique. En 1997, il devient membre de l’AGI et est honoré en 2001 de la distinction de “Chevalier de l’Ordre des Arts et des Lettres”. Parmi les nombreuses expositions de son œuvre,

citons les plus récentes: l’écran Caszuidas “Re-Animation” (Amsterdam, 2010) et l’Université de Columbia “Visions in New York City” (New-York, 2009). P: Une chose qui a toujours revêtu une grande importance dans ma vie est le fait que je fais toujours un tas de choses à la fois. Je viens d’une famille d’artistes, de designers et d’architectes, au sein de laquelle le concept de ‘l’art’ était essentiel. Bien qu’il y ait une sorte de chronologie dans ma vie, beaucoup de choses se passent en même temps et s’influencent mutuellement. J’ai récemment retrouvé des toiles que j’avais peintes à l’âge de 13 ans, tout en travaillant sur des chantiers pour mon père qui était architecte. Lorsque j’ai pu poursuivre mes études après l’école secondaire, je voulais m’éloigner autant que possible de l’architecture et du design et j’ai opté pour la philosophie et les mathématiques, mais j’étais néanmoins obligé de créer pour gagner ma vie. Vers 30 ans, j’ai pris conscience du fait que tout ce que je faisais était parcouru par un courant sous-jacent en rapport avec l’essence même de l’art et de la création : il est toujours essentiellement question de rythme, d’espace, de tonalité, de sens, de tension, de point et contre-point, de politique, d’abstraction ou non, de composition. Pour l’instant je lis une biographie de Marcel Duchamp et je suis frappé par l’importance de ‘l’histoire accompagnatrice’ dans l’art contemporain, le concept: vous ne pouvez plus vous contenter de ‘lire’ simplement l’art sur les murs, vous devez connaître le concept qui en est à la base. L’art n’est plus une évidence: vous devez créer une combinaison entre ce que vous voyez et l’idée à la base de l’œuvre d’art. Donc, lorsque je fais de la musique, je suis en réalité touché par exactement les mêmes choses que lorsque je crée ou je peins. Mon grand-père enseignait la composition dans l’art, indépendamment de la discipline: c’est une donnée essentielle à mes yeux. Les choses que je fais simultanément ne sont pas exclusives, au contraire, elles influent les unes sur les autres. A: Parlons maintenant des ‘Facts of Life’. À l’origine de chaque langue écrite, nous retrouvons des pictogrammes, sur la base desquels une écriture alphabétique s’est développée (en Chine, ils utilisent les deux systèmes en parallèle). En constatant ces dernières années l’intérêt croissant pour ‘l’image’ plutôt que pour le ‘texte’ (voyez, par exemple, la culture de l’image sur internet et l’iPhone) et une plus grande attention accordée à l’introduction de pictogrammes dans la rue ou les aéroports, en raison de la mondialisation croissante, faut-il peut-être supposer que la langue écrite retourne à ses origines, à savoir, les pictogrammes. Dans ce contexte, devonsnous interpréter vos ‘Facts of Life’ comme un esperanto pictographique à destination d’une société mondialisée? P: En réalité, les ‘Facts of Life’ sont précisément l’inverse. Je recherchais une manière de parler de la vie elle-même. Selon moi, la vérité à propos de la vie n’est pas constituée d’idées

linkerpagina/page de gauche Pippo Lionni in zijn atelier/dans son atelier © Nico Rein, 2010 Pictorus (Facts of Life 2) Human as tube (Facts of Life 2) Cover/couverture (Facts of Life 3) © Pippo Lionni, 2001-2002

rechterpagina/page de droite Everlastingblast Adhesive wall installation Everlastingblast/adhesive wall installation/exhibition ‘Material Culture’, Max Lang/New York © Pippo Lionni, 2007 Divine zap (Facts of Life 3) In the name of God (2) (Facts of Life 3 ) © Pippo Lionni, 2002

addmagazine.eu REINVENTION

16 Pippo Lionni proﬁel/proﬁ l

clairement délimitées, dès lors les ‘Facts of Life’ sont toujours énigmatiques. Ils concernent les contradictions, les tensions, les choses qui mettent mal à l’aise lorsqu’elles sont abordées. Initialement, mon choix était le suivant: soit j’en fais une langue permettant de ‘tout’ dire (mais il est impossible de tout exprimer au moyen d’une langue) et j’y ajoute des symboles non-évidents, soit j’opte pour une approche plus énigmatique, artistique et je l’utilise pour dire ce que je veux dire. Dans une perspective protestante anglosaxonne les ‘Facts of Life’ sont les choses dont on ne parle PAS. Par exemple, lorsqu’un enfant demande pourquoi il entend des bruits étranges provenant de la chambre de ses parents, son père lui dira “Tu le sauras quand tu seras plus grand, ce sont les choses de la vie (‘Facts of Life’)”. Mais au moment décisif, personne ne vous raconte ce que sont précisément ces ‘Facts of Life’. Vous devez le découvrir par vous-même. Les ‘Facts of Life’ sont donc ces vérités fondamentales que personne ne vous raconte jamais. Dans un certain sens, il s’agit donc du contraire d’un langage usuel clair. Je cherche toujours la frontière perverse entre ce qui est compréhensible et ce qui ne l’est pas, entre ce qui est évident et ce qui est secret, et lorsque les gens me demandent ce que je veux dire avec les ‘Facts of Life’, je réponds que les ‘Facts of Life’ sont un catalyseur: vous les regardez et vous les comprenez de par votre expérience et votre environnement, il s’agit d’un miroir de vos propres questions et doutes. Les enfants, par exemple, ont les interprétations les plus divergentes de ces pictogrammes: lorsque je les ai présentés à des bambins de six ans et qu’ils voyaient l’image de quelqu’un qui porte un globe terrestre, il y en a un qui s’est exclamé “Il a de la force ! Cet homme porte le monde entier!” et un autre lui a répondu “Oui, mais il est coincé, il ne peut aller nulle part”. Vous obtenez ainsi, au travers des yeux des enfants, la fusion de l’image d’Atlas et de Sisyphe: pour moi, ceci illustre parfaitement la force évoquée, la richesse et en même temps les contradictions intéressantes des ‘Facts of Life’. Selon moi, les pictogrammes ne sont pas évidents. Lors de conférences, je parle souvent du pictogramme homme/femme, synonyme de ‘WC’. Il s’agit du pictogramme le plus utilisé au monde et il n’est absolument pas évident: en regardant le pictogramme, vous ne voyez pas qu’il signifie ‘endroit pour faire ses besoins’. Une personne courant avec des flammes ne signifie pas automatiquement ‘sortie’... ces significations ont toutes été apprises. Vous devez apprendre la signification de chaque pictogramme: je ne fais que relever cette ambigüité. A: Ce qui surprend dans votre langage imagé, c’est l’usage de la violence: les corps sont estropiés, décapités, souillés, explosés, les personnages se battent, etc. La violence est essentielle? P: Mes thèmes principaux sont: la violence, l’hypocrisie, l’ambigüité, l’autorépétition. J’ai grandi dans un quartier newyorkais enclin à la violence et la violence fait par conséquent partie de ma jeunesse. En outre, je pense aussi que nous vivons dans un monde très violent, mais PAPYRUS addmagazine.eu

cette violence n’est pas toujours explicite, elle est canalisée, elle est souvent présente de manière imperceptible et c’est précisément une partie de cette constante hypocrisie dont je parle. A: La violence est surtout présente dans vos films d’animation récents et on constate qu’il n’y a aucune échappatoire: vos petites figurines n’ont aucune issue. Dans un tel contexte, quelle est votre vision de ‘l’espoir’ ou de ‘l’optimisme’? P: En fait, il s’agit de violence, mais peut-être davantage encore d’hystérie et d’errance fiévreuse. Bon nombre de mes films d’animation traitent de personnes qui sont coincées et qui vont et viennent ou qui changent de place entre elles, sans qu’il y ait un quelconque changement fondamental dans leur situation. A: S’agit-il davantage d’un mouvement visible à la surface, alors qu’à la base rien ne change? D’une dynamique apparente ayant une fondation statique? P: Il y a du vrai dans ce que vous dites: dans bon nombre de mes images, il n’y a aucune issue possible. A: Voilà qui nous amène à la métaphore de Sisyphe, que vous avez déjà citée, mais qui semble être essentielle pour votre image du monde. Notre existence dans ce bas monde est-elle à ce point sans espoir ou devons-nous plutôt voir Sisyphe comme un homme heureux, comme l’écrivait jadis Camus? P: Vous savez, au fond, ma personnalité n’est pas négative. Les ‘Facts of Life’ sont pour moi un moyen de parvenir à une réflexion critique et de nombreuses interprétations sont dès lors possibles. Par exemple, vous pouvez interpréter les ‘Linerunners’ à différents niveaux: vous pouvez dire que les figures vont et viennent et qu’en fin de compte rien ne change, mais vous pouvez également dire qu’il y a du mouvement et que tout bouge constamment. C’est comme pour l’évolution des télécommunications: de nos jours, vous pouvez appeler tout le monde partout, mais lorsque vous analysez le contenu des conversations, elles ne sont pas devenues plus significatives. Donc, soit vous voyez cette évolution comme étant positive, en raison de sa croissance explosive, soit comme étant négative, en raison de son manque de contenu. Au fond, les ‘Facts of Life’ ont une fonction critique et soulèvent davantage de questions qu’ils ne donnent de réponse. A: Les films d’animation constituent une phase plus tardive de votre œuvre, mais dès la première heure, vous aviez déjà le souci de créer l’illusion de mouvement dans une image bidimensionnelle, en fragmentant les images, en les faisant exploser ou en y apportant des petits flammes, des éclairs, etc. P: C’est un point très important: une image statique peut être précieuse à différents moments. Il s’agit d’une question de perspective:

V Heat 63

V Heat 64

Eco Biker 137

Eco Biker 138

Schizowoman 141

Schizowoman 142

Rape 145

Rape 146

Fraglovers 149

Anonymous head 135

Anonymous head 136

Eco head 139

Eco head 140

Word pollution 143

Word pollution 144

Desintegration 147

Desintegration 148

Fraglovers 150

Kick head 151

Kick head 152

Kick phone 153

Kick phone 154

Kick PC 155

Kick PC 156

Perpetuation 99

Perpetuation 100

Selfdestruction 31

No parking head 134

Fire head 158

Selfdestruction 32

nous changeons par rapport à l’image, mais l’image change également par rapport à nous. Je m’intéresse à la confrontation et au changement. Bon nombre de pictogrammes ont donc un lien avec la dynamique. Initialement, j’ai essayé d’associer quelques séquences d’images au moyen de petites flèches afin d’exprimer quelque chose selon un déroulement linéaire. Plus tard, j’ai réuni tout ce déroulement dans un seul pictogramme, afin de créer davantage de dynamique.

des idées, mais ne traitent pas DES idées. C’est autre chose et je n’ai pas la moindre idée de la direction dans laquelle tout cela va évoluer. Je mène aujourd’hui une double vie: je suis ici la matinée et je fais en sorte que cette agence soit opérationnelle, alors que l’après-midi je m’installe devant ces toiles, parfois des journées entières, et… c’est difficile, très pénible.

A: Dans votre texte ‘Cosmos of Crises’ vous faites référence au chamanisme et aux masques de la culture inuit. Maintenant, un chaman est un intermédiaire entre ce monde et un autre monde, alors que votre œuvre aborde essentiellement ce monde, n’est-ce pas? Comment voyez-vous le rôle de l’artiste dans notre société?

P: Oui, j’essaie de tout. Certaines choses convergent, d’autres disparaissent, d’autres encore reviennent ultérieurement et ne se voient attribuer une place et une signification qu’à ce moment-là. Actuellement, par exemple, je souhaite joindre une œuvre plus statique aux animations. J’ignore comment les peintures y seront intégrées ou y trouveront leur place. Dans le cadre d’un processus créatif, il est essentiel de parvenir à quelque chose, pour ensuite détruire le système, la recette ou la formule que vous avez trouvé. Ainsi, je suis allé en Italie dans le but de m’occuper de peinture 8 heures par jour et de tâcher de le faire. C’est un processus très pénible. Pendant que je fais cela j’écoute, par exemple, Ornette Coleman et j’essaie de pénétrer une phrase musicale, je me concentre sur une phrase et j’essaie de sentir ce qui se passe à ce moment-là. Je n’essaie donc pas de dépeindre Ornette Coleman ni la phrase musicale, mais de chercher en moi-même ce qui provoque cette même tension, présente dans la phrase musicale, sur le papier. C’est très différent des ‘Facts of Life’. Mais dans les ‘Facts of Life’, il y a également un cercle, allant du très simple, très pur (comme un symbole) vers le très compliqué et complexe (comme les séries fragmentées et explosées de couches de significations dans ‘Cosmos of Crises’). J’ignore donc où me conduit la peinture, mais j’éprouve ces derniers temps une tension similaire à celle que je viens de décrire : une tension entre une forme très pure, très claire et quelque chose qui éclate de façon plutôt incontrôlée. J’aime cette contradiction. Cette contradiction se voit dans mon œuvre: en tant que graphiste, je créais des projets très minimalistes et d’autres très sauvages. C’est précisément ce qui se passe actuellement dans mes peintures. Je peins tous les jours. Parfois je suis bloqué des jours durant, et je reste assis là, les yeux perdus dans le vague. À ce moment-là, il est important de se détacher des idées qui soudain surgissent et qui me chuchotent ‘Eh, c’est sympa ça!’ C’est précisément de cela que vous devez tenter de vous détacher et scruter ce qui est plus profond, c’est un processus qui consiste à basculer vers l’hémisphère cérébral gauche. Pour moi, cela montre à quel point des concepts musicaux, tels que ‘dissonance’ et ‘solution’ ou ‘point et contrepoint’ sont importants pour les arts visuels. Ce phénomène est beaucoup trop sous-estimé.

P: Je renverserais plutôt les rôles et je dirais qu’un chaman est une passerelle entre différents mondes, au même titre qu’un artiste. Le but de ‘Cosmos of Crises’ est de faire un parallèle entre l’artiste en tant que chaman, en tant que traducteur des choses vues dans un monde et des choses vues dans un autre monde. Dans ‘Cosmos of Crises’, un chaman traverse un enfer – ce qui n’est pas nécessairement quelque chose de négatif. Nous parcourons seuls un paradis et un enfer, les deux sphères ayant des connotations tant positives que négatives et certaines personnes, telles les chamans ou les artistes, traduisent tout simplement ce qu’ils voient. Ils ne traduisent pas nécessairement ‘La Vérité’, mais simplement ce qu’ils voient. C’est leur rôle dans notre société. A: Dans votre œuvre la plus récente, vous expérimentez toujours plus les techniques abstraites de la peinture sur toile, en noir et blanc ou en couleurs. Très différent d’un point de vue technique des ‘Facts of Life’. Comptez-vous approfondir davantage cette nouvelle direction?

linkerpagina/page de gauche Cover/couverture (Facts of Life 2) © Pippo Lionni, 2001 Badges Mindless/Fragman/Schizoman © Pippo Lionni, 2010 Saigon 1963 (Facts of Life 3) © Pippo Lionni, 2002

rechterpagina/page de droite Badges new collection © Pippo Lionni, 2010 Protected (Facts of Life 3 ) © Pippo Lionni, 2002

P: En réalité, cela fait plusieurs années que j’explore cette technique. Au fond, cela se rapporte au thème abordé au début de notre entretien, à savoir la musique et la composition. Lorsque j’habitais New York, j’ai fréquenté quelque temps l’académie de peinture, mais je détestais ça, j’ai arrêté et récemment j’ai recommencé. Il s’agit de créer un espace mental pour moi-même lorsque je ne dois pas m’occuper d’ordinateurs, de téléphones, de clients, etc. C’est un autre type de montagne, probablement une des montagnes les plus difficiles à escalader, que je veux gravir pour moi-même. Mes installations ont toutes un rapport avec l’échelle, la production et un processus industriel: j’ai une idée, je la développe, la soumets à un processus de production industrielle, la change, la répète, etc. Comparé à cela, la peinture est un fouillis: ça fait des taches, ça dégouline, on ne peut rien enlever et recommencer... la peinture concerne des choses qui sont beaucoup plus fondamentales, basales. De là, le parallèle avec la musique jazz: la peinture EST la signification, mais ne traite pas DE la signification. Les toiles SONT

A: Des éléments du monde de la performance se glissent également peu à peu dans votre œuvre.

interview par Dirk Seghers & Hugo Puttaert texte par Dirk Seghers photos par Nico Rein www.lionni.com addmagazine.eu REINVENTION

18 Rod McDonald de letterontwerper/le typographe

de letterontwerper/le typographe

ROD MCDONALD

Zeg zomaar niet ‘slap’ tegen een ‘slab’ Réfléchissez avant de dire ‘slab’! Zoals elk ‘gewetensvol’ grafisch ontwerper ben ik geabonneerd op diverse typografische e-mail newsletters. Kwestie van ‘de vinger aan de typografische pols te houden’. Toen op 20 oktober 2009 één van die newsletters onder de titel: ‘New Superfamilies from Linotype’ de ‘Egyptian Slate’ van de Canadese letterontwerper Rod McDonald aankondigde, heb ik geen ogenblik geaarzeld en prompt de hele zwik besteld. Wie een zwak heeft voor een stevig uit de kluiten gewassen ‘slab’ kan ik verzekeren: dit is er één! Misschien wat minder tot de verbeelding sprekend of iets subtieler dan zijn beroemde voorlopers die al even suggestieve namen dragen, zoals ‘Aachen, Beton, Clarendon, Glypha, Lubalin, Rockwell of Stymie’… maar deze familie is niettemin net zo goed een prachtfamilie! Daarom werd dit nummer dan ook integraal in de ‘Egyptian Slate’ van Rod McDonald gezet.

Waarom kennen ‘slabs’ opnieuw zoveel succes? Ter info: een ‘slab’ onderscheidt zich van een ‘serif’ door zijn zeer uitgesproken hoekige en meer prominente schreef, die vaak even dik is als de stokbreedte. In het klassieke jargon worden ‘slabs’ ook ‘Egyptiennes’ genoemd. Diverse getalenteerde letterontwerpers ontwikkelden de laatste jaren zeer degelijke en functionele ‘slab type’. Bijvoorbeeld Lexia (Dalton Maag), Sentinel (Hoeﬂer & Frere-Jones), FF Fago & FF Zine (Ole Schäfer), Fairplex (Zuzana Licko), FF Oﬃcina (Erik Spiekermann, Just Van Rossum & Ole Schäfer) of de brede grimas met hoog ‘Sombrerogehalte’ van de FF Zapata (Erik van Blokland). De fascinatie voor de ‘slab’ heeft wellicht ook te maken met het feit dat deze lettervorm vaak meer ‘smoel’ heeft dan een klassieke ‘serif’ en hiertoe hebben de voorlopers zeker hun deel bijgedragen. Lang voor het digitale tijdperk waren Lubalin, Rockwell en Stymie, bijvoorbeeld, veelgebruikte klassiekers. Wist je overigens dat Stymie veruit de oudste is van dit trio? Al deze lettertypen werden door onder meer Linotype, Monotype, URW en Scangraphic verdeeld. ‘Slab type’ deemsterde wat weg in de jaren ’80 en ’90 maar is nu helemaal terug, al dan niet in diverse mengvormen met bv ‘serifs’. De FF Absara van Xavier Dupré PAPYRUS addmagazine.eu

(zie Addmagazine nr. 4) is daar –wat mij betreft– een mooi voorbeeld van. Canadese letterontwerpers zijn eerder onbekend dus onbemind in Europa, volledig ten onrechte overigens. Want er bestaat wel degelijk een Canadese typografische traditie, vooral in Toronto – voor zover bekend nog steeds de thuisbasis van Rod McDonald, al zou de man volgens Jan Middendorp momenteel ergens in Nova Scotia of Newfoundland verblijven. In het begin van zijn carrière, midden jaren zeventig, werkte McDonald vooral als grafisch ontwerper/lettertekenaar. Hij ontwierp allerhande ‘corporate type’ en woordmerken en was ook actief als pedagoog, historicus en schrijver. Zijn eerste volledige letterfamilie was een uiterst precieze en gevoelige actualisering van Carl Dair’s Cartier. Dit lettertype werd in 1967 ontworpen n.a.v. het Canadese eeuwfeest. Rod McDonald worstelde er jaren mee, tot hij er in slaagde om in de geest van het originele ontwerp een unieke en uitgebalanceerde eigentijdse, klassieke leesletter te ontwikkelen, die perfect geschikt was voor de complexiteit van hedendaags zetwerk. Rod McDonald kan niet bestempeld worden als een veelvraat, maar de door hem ontwikkelde lettertypen zijn stuk voor stuk absolute toppers: Smart Sans, Laurentian, ITC Handel Gothic, Slate en Egyptian Slate... Egyptian Slate werd afgeleid van de eerder door hem ontwikkelde en uitermate functionele ‘superfamilie’ Slate (2006). Deze ‘sans serif’ familie werd door collega Carl Crossgrove in 2007 aangevuld met 6 extra condensed gewichten. Al bij de eerste schetsen van de schreefloze Slate dacht McDonald aan een latere uitbreiding met een ‘slab’ versie. Deze kwam er dan ook in 2009, ook al in samenwerking met diezelfde Carl Crossgrove, die voornamelijk de ‘italics’ voor zijn rekening nam. Het resultaat is een ‘slab’ met een uitzonderlijke mate van leesbaarheid, wat voor een ‘slab’ geen evidentie is. En geef toe: de naam ‘Egyptian Slate’ (Egyptisch leisteen), die mede door Robert Bringhurst is bedacht, spreekt toch tot de verbeelding, niet? De Egyptian Slate Pro familie is beschikbaar bij Monotype en FontShop in 12 gewichten in OpenType formaat. door Hugo Puttaert www.fonts.com www.fontshop.be

Comme tout graphiste ‘consciencieux’, je suis abonné à diverses lettres d’information électroniques concernant la typographie. Question de ‘suivre les développements de la typographie à la lettre’. Lorsque le 20 octobre 2009, la police ‘Egyptian Slate’ du typographe canadien Rod McDonald était annoncée sous le titre: ‘New Superfamilies from Linotype’, je n’ai pas hésité une seconde et j’ai commandé toute la panoplie sur-le-champ. Pour quiconque a un faible pour une Égyptienne bien bâtie, en voici une! Même si elle frappe peut-être moins l’imagination ou si elle est quelque peu plus subtile que ses illustres prédécesseurs, dont les noms frappent tout autant l’imagination, tels que: ‘Aachen, Beton, Clarendon, Glypha, Lubalin, Rockwell ou Stymie’, cette famille est néanmoins une famille magniﬁque! Raison pour laquelle ce numéro a d’ailleurs intégralement été composé en ‘Egyptian Slate’ de Rod McDonald.

Pourquoi les polices ‘slabs’ ou ‘slab serifs’ connaissent-elles à nouveau un tel engouement? Pour info: une police ‘slab’ se distingue d’une police ‘serif’ par son empattement anguleux, très prononcé et plus éminent, souvent aussi épais que les jambages. Dans le jargon classique, les polices ‘slabs’ sont également dénommées les ‘Égyptiennes’. Différents typographes de talent ont développé ces dernières années des polices ‘slab’ de bonne qualité et très fonctionnelles, comme par exemple: Lexia (Dalton Maag), Sentinel (Hoefler & Frere-Jones), FF Fago & FF Zine (Ole Schäfer) Fairplex (Zuzanna Licko), FF Officina (Erik Spiekermann, Just Van Rossum & Ole Schäfer) ou encore la large grimasse très ‘Sombrero’ de la police FF Zapata (Erik van Blokland). La fascination pour les polices ‘slab’ est peut-être aussi liée au fait que ces caractères ont souvent plus de ‘gueule’ qu’une police ‘serif’ classique et –comme déjà indiqué dans l’introduction– leurs ancêtres y sont très certainement pour quelque chose. Bien avant l’ère numérique, les polices classiques, telles que, Lubalin, Rockwell et Stymie, par exemple, étaient fréquemment utilisées. Saviez-vous d’ailleurs que la Stymie est de loin la plus ancienne de ce trio? Toutes ces fontes de caractères ont été distribuées tant par Linotype, Monotype, URW, entre autres, que par Scangraphic. La police ‘slab’ s’est quelque peu fait oublier au cours des années ’80 et ’90, mais aujourd’hui elle est bel et bien de retour, dans diverses structures, mixtes ou non, avec p.ex. des ‘serifs’. La FF Absara de Xavier Dupré (voyez l’Addmagazine n° 4) en est –selon moi– un très bel exemple. Les typographes canadiens sont plutôt méconnus et donc impopulaires en Europe, totalement à tort du reste. Car il existe bel et bien une tradition typographique canadienne,

surtout notamment à Toronto, qui est toujours, pour autant que je sache, le port d’attache de Rod McDonald, bien que selon Jan Middendorp, il résiderait actuellement quelque part en Nouvelle-Ecosse ou à Terre Neuve. Au début de sa carrière, au milieu des années ’70, McDonald travaillait principalement en tant que graphiste et dessinateur de lettres. Il a créé diﬀérentes fontes ‘corporate’ et marques patronymiques et était par ailleurs également actif en tant que pédagogue, historien et écrivain. Sa première famille de polices complète était une actualisation très précise et sensible de la police Cartier de Carl Dair. Ce caractère fut créé en 1967 à l’occasion de la célébration du centenaire du Canada. Rod McDonald s’est débattu plusieurs années avant de parvenir à développer, dans l’esprit du concept original, un caractère de lecture contemporain, classique, unique et équilibré, parfaitement adapté à la complexité de la composition typographique actuelle.

Is this the real life? Egyptian Slate Pro Black, 72 pt

Is this just fantasy? Egyptian Slate Std Medium, 48 pt

Il ne faut pas considérer Rod McDonald comme un carcajou, mais les fontes qu’il a créées sont autant de sommités absolues, telles que par exemple: Smart Sans, Laurentian, ITC Handel Gothic, Slate et finalement Egyptian Slate.

Caught in a landslide

L’Egyptian Slate a été dérivée de la ‘super famille’ Slate (2006), hautement fonctionnelle, qu’il avait créée auparavant. Cette famille ‘sans serif’ a été complétée par son collègue Carl Crossgrove en 2007 avec 6 poids supplémentaires condensés. Dès les premières esquisses de la police linéale Slate, McDonald pensait déjà à une extension ultérieure, au moyen d’une version ‘slab’. Celle-ci a donc vu le jour en 2009, toujours en collaboration avec Carl Crossgrove, qui s’est principalement chargé des ‘italiques’. Le résultat de tout cela est une police ‘slab’ au degré de lisibilité exceptionnel, ce qui n’est par ailleurs pas une évidence pour une ‘slab’. Et avouons-le: son nom ‘Egyptian Slate’ (ardoise égyptienne), co-imaginé par Robert Bringhurst frappe aussi l’imagination, n’est-ce pas?

Egyptian Slate Std Book, 28 pt

La famille ‘Egyptian Slate Pro’ est disponible en 12 poids en format OpenType. par Hugo Puttaert www.fonts.com www.fontshop.be

No escape from reality Open your eyes Look up to the skies and see Egyptian Slate Pro Light, 24 pt

I’m just a poor boy (Poor boy) Egyptian Slate Pro Bold, 48 pt

I need no sympathy

Because I’m easy come, easy go Little high, little low

the wind blows Doesn’t me, to me… Any way

really matter to

addmagazine.eu REINVENTION

20 Stefan Sagmeister interview

interview

STEFAN SAGMEISTER

“I feel that I would function less well without the rules and limitations of graphic design” Laten we wel wezen: het belang van het werk van Stefan Sagmeister op het gebied van grafisch ontwerp gedurende pakweg de laatste 15 jaar kan moeilijk overschat worden. Het werk balanceert tussen no-nonsense en conceptueel, is veelal doorspekt met humor en resulteert altijd in een semantische gelaagdheid die als een splinterbom in het gelaat van de argeloze toeschouwer ontploft – en die soms nog lang na de initiële klap voor naschokken blijft zorgen. Van een uniforme ‘stijl’ is hier geen sprake, hooguit van een voorliefde voor een ‘artisanale’ aanpak, die misschien ‘Post-nucleair Primitivisme’ mag heten.

Stefan Sagmeister werd in 1962 geboren in Bregenz (Oostenrijk). In 1987 kreeg hij een Fulbright beurs voor het Pratt Institute (Brooklyn, USA). In 1991 verhuisde hij naar Hong Kong en daar publiceerde hij een jaar later voor de uitreiking van de reclameprijzen van 4As zijn bekende poster met 4 blote konten – een traditioneel Kantonees beeld. Na zijn terugkeer in New York in ’93 ging hij aankloppen bij M&Co, het bureau van Tibor Kalman. Toen deze laatste een paar maanden later besloot om naar Rome te verhuizen, opende Sagmeister zijn eigen studio. De rest is ‘graphic design history’: samenwerking met Lou Reed, met David Byrne, met Brian Eno, met de Rolling Stones,… Hij maakte in ’97 en ’99 de befaamde AIGA-posters (‘Kieken zonder Kop’ en ‘Gekerfde Lichaam’), in 2001 publiceerde hij ‘Sagmeister: Made You Look’, in 2003 de ‘Adobe Design Achievement Awards’ posters (helemaal gemaakt met papieren koffiekopjes, symbool voor de cafeïne waar zo velen op teren) en de poster voor Chaumont (met brood-typo en door amateurtekenaars gemaakte portretten van beroemdheden). Ook de grafische identiteit van het Casa da Musica (Rem Koolhaas) in Porto werd door hem bedacht (inclusief een systeem dat de kleuren voor hun concertposters kiest op basis van afbeeldingen van componisten), evenals meer ‘installatie’-gerichte projecten zoals een werk dat uit 7.200 bananen is gemaakt (Deitch Gallery 2008) en het grote reclamebord in Portugal waarvan de letters verdwijnen in het zonlicht. Steeds vaker zwermt zijn werk uit van ‘pure’ grafiek naar aangenaam hybride kruisingen met installatiekunst, industrieel ontwerp PAPYRUS addmagazine.eu

en film. Wij hebben hem ontmoet op ‘Integrated2009’ in Antwerpen, toen hij net terug was van een ‘sabbatical’ in Indonesië.

Lees het interview op pagina’s 20 en 21.

Ne nous racontons pas d’histoires: l’importance de l’œuvre de Stefan Sagmeister pour la création graphique au cours des 15 dernières années ne saurait être surestimée. L’œuvre se tient en équilibre entre pragmatisme et conceptualité, est généralement truffée d’humour et résulte toujours en une stratification sémantique, qui explose comme une bombe à fragmentation au visage du spectateur naïf et dont certaines charges génèrent encore des répliques bien après le choc initial. Il n’est pas question d’un ‘style’ uniforme, tout au plus d’une prédilection pour une certaine approche ‘artisanale’: ‘Primitivisme Post-nucléaire’?

Né en 1962 à Bregenz (Autriche), il décroche en 1987 une bourse Fulbright pour étudier au Pratt Institute (Brooklyn). En ’91, il déménage à Hong Kong (où il publie un an plus tard son célèbre poster représentant 4 culs nus –une image cantonaise traditionnelle– pour la remise du prix de la publicité de 4As) et dès son retour à New York en ’93, il frappe à la porte de M&Co, l’agence de Tibor Kalman. Lorsque quelques mois plus tard ce dernier décide de déménager à Rome, Sagmeister inaugure son propre studio. Le reste relève de la ‘graphic design history’: s’ensuivent des collaborations avec Lou Reed, David Byrne, Brian Eno, les Rolling Stones, il crée les célèbres posters AIGA en’97 et ’99 (le ‘Poulet sans tête’ et le ‘Corps entaillé’) et, aux côtés d’innombrables autres projets, il publie en 2001 son ouvrage ‘Sagmeister: Made You Look” et en 2003, les posters pour les ‘Adobe Design Achievement Awards’ –entièrement réalisés en tasses à café en papier, symbolisant la caféine dont bon nombre d’entre nous dépendent– et le poster pour Chaumont (en ‘broodtypo’ et dont les portraits de célébrités sont réalisés par des dessinateurs amateurs). En outre, il crée l’identité graphique de la Casa da Musica (Rem Koolhaas) à Porto (y compris un système qui sélectionne les couleurs des posters pour les concerts sur la base de représentations des compositeurs) et des œuvres davantage axées sur ‘l’installation’, telle que celle réalisée avec 7.200 bananes (Deitch Gallery 2008) ou un énorme panneau publicitaire au Portugal dont les lettres disparaissent au soleil. De plus en plus souvent, son œuvre se disperse et passe d’un graphisme ‘pur’ à des croisements agréablement hybrides, contenant des installations, des conceptions d’objets et des films. Nous le rencontrons à l’occasion de ‘Integrated2009’ à Anvers, peu après son retour de ‘congé sabbatique’ en Indonésie.

Vous pouvez lire l’interview sur les pages 20 et 21. addmagazine.eu REINVENTION

22 Stefan Sagmeister interview

A: Let’s hook up with something very recent: you have just returned from a sabbatical break in Bali. Now, for most people, a sabbatical is synonymous of a holiday whereas for you it seems to be a lot of work. What is for you the power of ‘time-off’? S: Well, I see ‘sabbatical’ in the true sense of the word. In the US, for instance, university professors can take a sabbatical but the same is true for certain companies that give their workers a percentage of their time to pursue their own interests. A famous example is Google, who has been doing this for years and Gmail is a direct result of one of these sabbaticals of a Google engineer. The chemical giant 3M gives their engineers 15 percent of their time to pursue whatever they want since the thirties. Extremely successful products like Post-it notes or Scotch tape were results of those sabbaticals. I see my sabbaticals in that tradition. A: A ‘non-productbound think tank’? S: Basically it is to pursue all the material that there is no time or no direct need to pursue during ‘regular’ studio time. I once talked to a professor graphic design who had wasted a sabbatical: he had spent his time to a house renovation and he was very bitter about this. For me, as a head of a graphic design studio, I could not afford to waste it. But what is ‘waste’: if my plan was to sit on a beach for one year and I would have done so, then I guess it was not wasted but that was not my plan. I simply do not have the desire to sit on the beach for a whole year. Considering that this was my second sabbatical, I had already learned a lot from the first one. During that first sabbatical I had –on purpose– made no plan. I thought I could leave time open to do what I wanted and that didn’t work out all because when I didn’t have a plan, my time was filled with requests from the outside: an interview, sending files over and forth. I basically became my own intern during the first weeks of my first sabbatical. Once I realized that I would just be busy and not really productive, I did make a plan: I decided during the next 7 years to make a list of things I wanted to pursue during the second sabbatical. In the plane towards Indonesia, I made a hierarchy in this list depending on importance and weekly working hours and classified it like a school schedule: Monday from 9 to 10 this, from 10 to 12 that etc. A: A self-imposed discipline in order to create? Funny, I have recently read that for his ‘Lazarus’record Nick Cave had rented a small office where he forced himself to go to from 9 to 5 in order to write songs. As if he needed the selfimposed structure to be creative. S: Absolutely. During my first sabbatical, moreover, I was most of the time alone. So at the end I had a full diary and a full sketchbook but it was frustrating in the sense that I didn’t execute anything. So, I decided that in my second sabbatical I would at least execute a part of the things I had in mind. In the end, maybe I executed too much stuff this time because execution is extremely time-consuming. So, in 7 years, for my third PAPYRUS addmagazine.eu

sabbatical, I have to find the right balance between executing ideas and not executing them. Ultimately it is more difficult to think or just start up ideas and when I have an inkling that they might work to leave them and start something else and maybe finish them during the coming seven years if something comes up where it would be appropriate to finish them. Since I have only returned a month ago from Bali, it is difficult to talk about results from this sabbatical but when I look at the results of the first sabbatical, I can say that almost every project that we have completed in those seven years have had some sort of influence from that first sabbatical. It is definitely very very worthwhile to do. A: One of the main themes in this sabbatical and indeed of your work the last two years was ‘the quest for happiness’. When I link this existential quest to one of your works in Amsterdam where you wrote in coins “Obsessions make my life worse but my work better” the question rises: is the pursuit of happiness hidden in the attempt to transcend the duality between life and work? In other words: when you look at life and work, it is not about ‘or’ ‘or’ but about ‘and’ ‘and’. S: Of course this is the most fundamental quest: to make my work ‘life’ and to make my life complete and fully realized. It may be a universal quest and it is definitely my own quest. In that sense the whole series of ‘Things I have learned in my life so far’ has to be seen: these are the things that I have found to be true during that quest. “A piece of graphic design will have to have a function, it will have to communicate something and if it doesn’t, it is just bad. There is no question about that.” A: A recent evolution in performing arts is that the most interesting moments arise in the combination of several disciplines on stage: live music combined with dance, with video, with speech, with plastic arts… Your work is also more and more a combination of graphic design with conceptual art, performance, installation art, object design, film: how do you see this evolve in the future? S: At the core of my work I still see myself as a graphic designer but with the freedom to move in all sorts of dimensions: graphic design simply very much allows this. For the next two or three years we will put a lot of time, energy and love in a movie-project ‘The Happy Film’ that should result in a full-length movie documentary. But in the end, even that film will be made from the point of view of a graphic designer. That means it will be very visual and it will work with the strategies and possibilities of a graphic designer. One of the wonderful things of graphic design is that the field is gigantic and it allows many different approaches. At the same time there is a certain structure to the field that I find comforting maybe in the same way that other people find the structure of religion comforting. There are certain rules, limitations, obstructions that are inherent to the field… I myself am not religious

but my feeling is that many people find it very satisfying to live under certain rules like ‘the ten commandments’ or Islamic law or whatever it might be. I feel that I would function less well without the rules and limitations of graphic design. For instance, the fact that you have a client, that your message has to function, that you have an audience that you have to talk to, that you need something to communicate. Compared to fine arts, it is different: fine arts has no such limitations. If a piece of art is not understood by anybody that does not necessarily mean that this piece of art is bad. It can just ‘be’ whether it is understood or not. A piece of graphic design will have to have a function, it will have to communicate something and if it doesn’t, it is just bad. There is no question about that. I find this very comforting that there is a clear measure in my head but also in the audience’s head. For instance, if I design a Rolling Stones cover and the Rolling Stones audience thinks it is a terrible cover, then it is a terrible cover. A: What is your parameter to say that your design ‘works’ or not? S: The feedback of the audience. It is less complicated than ‘like’ or ‘don’t like’. If for instance, we make a design that is meant to get 300.000 addresses for a political action group, then it is very easy: it either gets us those addresses or it doesn’t. If it gets us these addresses, then it is a good piece of design, if it doesn’t then it is a bad one. The technology of these results is much more measurable: the feedback is very direct. Of course most pieces that any designer is involved in are multifunctional. If I would make a chair, comfort could be one criterion or design could be another or, when a person sits down on it, something about the state of the world could be another criterion. Some chairs are not comfortable at all but they are still fantastic chairs. I as a designer will have to choose which one of these functions I take seriously for the design of that particular chair. Some of the Rietveld chairs are impossible to sit on but they are great innovations for their time and they still reflect the time that they were designed, like little landmarks in history. I assume that the few people who own Rietveld chairs will not use them as chairs now. If I minimize their functional aspect, I can still look at them as a sculpture and decide “Is it a good sculpture or a bad sculpture?”. Most pieces of art design from the last decades that are not functional anymore, are no great sculptures either. So if I would look at this piece as a sculpture, I would conclude that for its prize I would probably get a much better sculpture now. It is this shifting line in designing that always returns. A: Some of your work gets its strength out of its ephemerical aspect like the banana-wall or the Portugese newspaper. Is a vulnerable work a stronger work? S: In those two cases, the ephemere aspect is very much a part of the concept. I could talk an hour about the banana wall, its reasons and its influences. The concept of time was primordial:

we knew that we would have a five-week exhibition, we knew that we wanted a wall that would change within those weeks with a different look, a different feel and in this case, a different smell. The smell was very present from the moment you opened the door to the gallery although you could not see the wall from that angle. Some theories even say that banana-smell is happiness-inducing. A: Monkeys seem to be quite happy animals… S: Well I would love to have some scientific research about this but my common sense doubts it because if this theory would be true, everybody would have rotting bananas in their kitchens. But there are a lot of other elements important in this work to me: the fact that this Deitch Gallery was close to Warhol, Warhol who designed the banana for the Velvet Underground, the fact that he worked with Lou Reed, who of course was the singer of the Velvet, the banana being an extremely graphic design kind of fruit, with all its connotations and its colour… A yellow wall of banana is a stunning thing to see. There is also this whole ‘knitting’ connotation because it almost looks like a giant sweater. There is also that whole Alpine typography on sweaters, also present on those handstitched pillows typography in the back of the car. And there was also the text, the maxime about self-confidence written with it. Clearly all my maximes have been influenced by the little wooden signs you can buy in the Alps with ‘Home Sweet Home’ on it as well as by the work of my grandfather who painted signs for restaurants and their interior, which in the 19th century basically was the work of a graphic designer. Of course, I grew up with these signs, we had one saying “Mein Haus ist meine Welt” (My house is my world) and a larger one –that I hope I can convince my family to take it to New York– saying (in German, of course) “My home is mine and yet it is not mine/It won’t be from the second owner either/There will be a day that the third owner will be carried away/ My friend tells me: whose home is this?”. A: There are many links between your graphic work and music. One of the more interesting persons in popular music of the 20th century is musician, writer, composer, producer and theoretician of art Brian Eno who, among a lot of other interesting things, edited with Peter Schmidt in the seventies a set of cards called “Oblique Strategies”. S: Yes, I know them, actually, I own an original handsigned copy of them. A: The cards were designed as an aleatoric device to help a creative brain out of some sort of creative impasse: whenever you had the feeling that you were at some dead end during a creative process, you could pick one of these cards and the text would give you a hint or a direction in which you could continue. I would like to ask you to pick a few of these cards at random from the set I have brought here with me and explain how they could apply to your work in order to get a glimpse of what is most difficult to talk about in an interview: how the creative brain works.

S: Ok! (picks a card). Aha! This is an excellent one “Look closely at the most embarrassing details and amplify them”. This is probably true for parts of our first book ‘Made You Look’ which was clearly influenced by another important 20th century Brit: Quentin Crisp. When talking to my students once he said that everybody is interesting. Journalists said that this was not true and when he thought about it he replied “Anybody who is honest is interesting”. I think there is a huge interest in embarassement, this is proven daily by our newspapers. People are interested in embarassement, it is also true for me. I once was at a conference in India and had to listen to very boring speeches and engage in boring conversations like ‘How many people work in your studio?’ and I came up with the idea for an “Embarassement workshop” and suddenly my 6-person table came to life with people telling their most embarrassing moments in life and the table grew to a 30-persons table because of the noise and laughter and lively atmosphere and it finally turned out to be a very memorable evening. For me, a lot happened from that realization that if I’m trying to be really honest about how things really went, they are going to be interesting and when Quentin Crisp said this, it was like a ‘eureka’-moment for me. Because being honest is fairly easy whereas having a great idea is much more difficult. And this applied to my book: not only did it sell very well, it was also read. I got so many mails that proved that people had really read it. It is of course easier for me to talk about embarrassing moments if they are in the past than if they are more recent because in my own mind I can claim ‘I am not that person anymore’. So, this is a question that can cause some people to be really honest about certain things and at the other hand it can also easily shift into some talkshow-like revelations –specifically in the States but I assume that it happens in Europe too, where you feel that the revelation is made with the purpose to make this show sell. So, I guess that line has to be redefined with every project. (picks another card from the Oblique Strategies) “Be less critical more often”. Well I definitely think that self-censorship kills more good things than anything else. A: Is the designer the harshest judge of his own work? S: There is something of that in it but even more threatening are these assumptions that you make yourself like “It won’t work” or like “The client won’t go for it” or thoughts like “I’ve tried something like this before and it didn’t work so it won’t work again”. All these things make that I design better when I am far away from the studio because in the studio these assumptions are somehow heavier and more present. When I am in studio, the next thing is to make things happen whereas when I am in a hotel room in Alaska, I don’t really have to worry about how this thing will see the daylight and I can think more freely. There are several nice interpretations of that sentence: my generation in Europe grew up with the thought that critical thought was the pinnacle

of thinking. We would constantly question things with arguments. If I compare this to Asian thinking, it is much less critical. In Asia, from a designer point of view, it is about taking something existing and making it ever so slightly better. In Europe it would be much more about looking and negating and starting all over from scratch. When you apply this to innovation in product design for, let’s say, Japanese cars, evolution is slower because it is more about improving little elements of production than scrapping the line. On another much more personal level, I experience this same feeling in, for instance, discussions with friends in Austria: there is such a desire to prove one is wrong that discussions over beer can become really annoying. This constantly taking a different position I find just as boring as somebody who agrees with everything. But this takes us back to the card I picked because everybody constantly thinks that he is right. It is something deeply human. (picks another card) “Use an unacceptable colour”? That is a great one for me! A: When is a colour unacceptable? Is there such a thing as an unacceptable colour? S: Yes, I think so. Colour is really my weakness –well not my only one but definitely one of my weaknesses. And for a long time this weakness was covered by the fact that I was going out with a fashion designer (Annie Kuan) who for at least the last decade helped me with colour. If colour would play a role, I would always discuss it with her, specifically when it came to combinations and she would help me with picking colours. Of course, there are projects that want to be in a certain colour and probably because colour is my weakness, I then go in that colour that they want to be. A: You mean that the project dictates the colour? S: Yes. For instance, the Brian Eno/David Byrne project: we picked the colours that the project wanted to have. The project was a very generic middleclass house, somewhere in America and we gave it all the colours associated with it (house colour, proper colour of the lawn…). Now, if I would have picked this card from oblique strategies, I might have thought “What if I went in a completely different direction for the colours?”. I can say that because colour is not my strongest point, once I have found the colours that the projects wants to be in, I am already quite happy and leave them like that whereas it could still be an important element in the concept that I could push further if I would feel more comfortable in choosing colours. interview by Dirk Seghers picture by Roger Laute www.sagmeister.com

addmagazine.eu REINVENTION

24 Siggi Eggertsson proﬁel/proﬁ l

proﬁel/proﬁl

SIGGI EGGERTSSON

Please… Let Lawrence do the talking.

In onze digitaal genetwerkte wereld gaat informatie over nieuwe trends in design en illustratie de globe rond met de snelheid van het licht. Zodra een nieuwe benadering of manier van werken wordt bedacht, laten honderden anderen zich erdoor ‘inspireren’ om hetzelfde te doen op een net iets andere manier. Ilustratoren die zelfverzekerd een nieuwe stijl neerzetten en dat bovendien zo goed en eigenzinnig doen dat imitatoren nauwelijks een kans krijgen, zijn zeldzaam. Siggi Eggertsson is zo’n illustrator en hij is meer dan dat: je zou zijn activiteit ook kunnen omschrijven als ‘illustratief ontwerpen’.

Siggi Eggertsson woont momenteel in Berlijn, om precies te zijn in het stadsdeel Friedrichshain, waar het wonen nog betaalbaar is en waar nog ruimte is voor spontane experimenten op het gebied van theater, muziek en kunst. Zijn voorlopig deﬁ nitieve keuze voor Berlijn (hij woonde er een paar jaar geleden al een tijdje) is een nieuwe etappe op een zwerftocht langs de design-hoofdsteden van de wereld. Hij groeide op in Akureyri, een klein stadje in het noorden van IJsland. Op zijn achttiende toog hij naar Reykjavik om daar aan de kunstacademie te studeren. “Mijn moeder was kunstenares; tekenen en computers waren mijn grootste passies. Ik ontdekte dat je die dingen kon combineren in een vak dat graﬁsch ontwerpen heette. Ik had bovendien behoefte aan iets groters dan Akureyri. Om dezelfde reden wilde ik kort daarna uit IJsland weg.” Nog tijdens zijn studietijd toog hij naar New York voor een stage bij het IJslandsPAPYRUS addmagazine.eu

Duitse designduo Karlssonwilker, en bracht enige maanden in Berlijn door als uitwisselingsstudent aan de kunstschool Weißensee. “Het gaf me een ongeloofl ijk gevoel van vrijheid.” ‘Vrijheid’ was ook een sleutelwoord voor de manier waarop hij zijn studie aan de academie van Reykjavik vormgaf. “Tijdens mijn studie stelde ik mezelf voortdurend de vraag hoe en waarom ik me met ontwerpen bezig moest houden. Ik wist al hoe ik het liefst wilde werken. Als kind al hield ik ervan, de dingen visueel te simplificeren, en in mijn eerste studiejaar realiseerde ik me dat ik echt niets anders wilde.” Hij had zijn stijl gevonden en had op de academie nauwelijks verdere begeleiding nodig. “Ik werkte en leerde als student vooral in mijn eentje. Het was heel goed om daar drie jaar voor te kunnen uittrekken.” Na zijn studie verhuisde hij naar Londen, waar hij zich snel specialieerde als illustrator. Hij sloot een contract af met Big Active, een agentschap dat zich specialiseert in jonge, trendy illustratoren en grote merken als H&M, Nike, Coca-Cola en Readymade tot zijn klanten kan rekenen. Dankzij de contacten van Big Active werd Eggertsson in het wereldje van media en reclame al snel erkend als een ‘shooting star’, een groot talent met een heel eigen stijl en werkwijze. In een tijd waarin veel ontwerpers en illustratoren de charme van het handgemaakte ontdekken, is Eggertssons werk een uitzondering. Geen ruwe schetsen, penseelstreken of knipsels: alle vormen zijn clean en afgemeten, hij werkt met een beperkt aantal vaste kleurpaletten. Zijn enig gereedschap is de computer. “Ik gebruik een pen alleen om ideeën mee op te schrijven. Het maken van schetsen heeft voor mij weinig zin. Ik heb al in mijn hoofd hoe het werk eruit moet gaan zien. Ik werk dus volledig digitaal. Dat is ook logisch, omdat mijn grondvormen zuiver geometrisch zijn.” Vrijwel al zijn werk is opgebouwd uit patronen die te herleiden zijn tot cirkels en rechte lijnen. “Voor mij zien de dingen er gewoon beter uit wanneer je ze extreem simplificeert. Ik ben op een gegeven moment beginnen experimenteren met de combinatie van geometrische vormen en kleur. Ik heb het steeds verder ontwikkeld: het onderliggende grid werd simpeler en strenger en de vormen en kleuren werden zachter. Ik ben benieuwd hoe ver ik daarin kan gaan.” Zijn helden in de kunst zijn schilders als Picasso, Matisse en Léger, kunstenaars die een eigen visuele wereld schiepen op basis van vormen uit de werkelijkheid. “Ik doe geen moeite om de huidige trends in de kunst, design en illustratie en design te volgen. Integendeel: ik wil daar liever niet door beïnvloed worden en vind mijn inspiratie in andere dingen.” In navolging van de oude meesters ging hij met zijn schilderswerktuig naar buiten om heel direct het landschap vast te leggen.

van boven naar onder/de haut en bas Calendar illustratie/illustration © Siggi Eggertsson Get a Dog poster voor/pour ‘the If You Could project’ © Siggi Eggertsson

rechterpagina/page de droite Control illustratie voor/illustration pour Plastique Magazine © Siggi Eggertsson

addmagazine.eu REINVENTION

26 Siggi Eggertsson proﬁel/proﬁl

Het voornaamste verschil: hij gebruikte de computer, schilderde in Illustrator en moest een paar keer per dag terug naar huis om de accu op te laden. Voor zijn ongebonden projecten –het werk dat niet tot stand komt op grond van een speciﬁeke opdracht– zoekt hij de inspiratie het liefst dicht bij huis. “Ik werk graag voor mezelf en gebruik mezelf daarbij vaak als onderwerp. Mijn afstudeerproject bijvoorbeeld was een quilt van 2 op 2,5 meter gebaseerd op mijn eigen jeugdherinneringen. Ik heb het werk op de computer ontworpen, maar het leek me passend om het over te brengen naar een artisanale techniek.” Het resultaat was een patchwork van 10.000 aaneengenaaide analoge ‘pixels’ uit textiel. Hij voerde het niet zelf uit, maar huurde een naaister is om de klus voor hem op te knappen. Ze had er 300 uur voor nodig. Gezien zijn jonge leeftijd –26– heeft Eggertsson al een indrukwekkend aantal projecten voor belangrijke opdrachtgevers op zijn palmares. Hij ontwierp de visuals voor een reeks t-shirts van H&M Devided. CD-covers voor Gnarls Barkley en The Delays. Een in mozaiek uitgevoerd portret van de legendarische basketballer Patrick Ewing voor een Nike store in Harlem. Illustraties voor Eye, Print, Wallpaper, Wired en andere tijdschriften. Complete tentoonstellingen van zijn ‘vrije’ werk. Een onwaarschijnlijke productiviteit –doet hij dat allemaal in zijn eentje? “Yes, it’s just me. Al zou ik graag een assistent hebben, bijvoorbeeld om e-mails te beantwoorden.” Werken in opdracht is beduidend anders dan werken voor jezelf, zegt hij. “Bij grotere projecten ben je in dialoog met creative directors en art directors en gaat het beslist niet alleen over creativiteit en over mooie dingen maken. Je moet telkens een compromis vinden. In het begin was dat moeilijk, maar je gaat het gaandeweg accepteren. Soms is de samenwerking erg ﬁjn, en soms wat minder. Dat je werk in de publieke ruimte een rol gaat spelen kan heel bevredigend zijn. Maar na mijn project voor H&M was het ietwat bevreemdend om overal mensen te zien rondlopen met mijn prints op hun t-shirts en hoodies. Een carrière in de mode? Ik vond het boeiend, maar ik zou me nooit zo ver specialiseren. Ik vind het geen goed idee om maar voor één enkel medium te werken.” Sinds Eggertssons ster zo snel gestegen is, wordt hij steeds vaker als spreker gevraagd. Kort voordat ons gesprek plaatsvond was hij nog in Kaapstad –zonder die uitnodiging had hij Zuid-Afrika waarschjnlijk nooit bezocht. “It’s awesome!” zegt hij. “Het is niet alleen een prachtige kans om te reizen. Het is ook een goede aanleiding om over mijn werk na te denken, en er een paar dagen aan te ontsnappen.” Zijn enige handicap: hij spreek niet graag voor een publiek. Hij heeft er iets op gevonden. Wie in Antwerpen zijn presentatie tijdens Integrated2009 heeft gezien, weet hoe PAPYRUS addmagazine.eu

hij het heeft opgelost. “Ik vond op het internet een computerstem met een mooi Brits accent, en die heb ik gekocht.” De stem heet Lawrence en Lawrence is nu tijdens lezingen Eggertssons ‘official spokesperson’. In zijn lezingen vertelt hij ook hoe hij met typografie omgaat. “Ik heb mezelf verboden om op mijn computer lettertypen van anderen te installeren. Er staat alleen standaardsysteemfonts op, zoals Times New Roman en Arial. Dat dwingt me om voor mijn grafische ontwerpen telkens een nieuw lettertype te maken. Maar of ik nu een illustratie maak, of een grafisch ontwerp of een lettertype, het proces is grotendeels hetzelfde. Ik werk steevast met een onderliggend raster waar alle elementen in passen. Dat is de lijm die mijn werk samenhoudt.” Tenslotte: hoe bevalt Berlijn? Eggertsson keerde er in 2008 terug, na de zomer te hebben doorgebracht in een IJslands dorp. “Ik realiseerde me dat ik van alle steden waar ik gewoond heb, Berlijn het meest miste. Ik hou van de stad omdat hij enorm uitgestrekt is, niet zo compact als andere steden. Voor een grote Europese stad is Berlijn bovendien heel betaalbaar: je krijgt er een betere kwaliteit van leven voor hetzelfde geld. No stress. Maar ik vond de winter hier erg onaangenaam. Grijs en vochtig.” Van het befaamde Berlijnse uitgaansleven heeft hij nog niet veel geprofiteerd. “Ik blijf liever binnen om te werken. Ik denk dat ik overal zou kunnen wonen.” door Jan Middendorp www.siggieggertsson.com www.bigactive.com van boven naar onder/de haut en bas illustraties/illustrations Talknafjordur, landschap/paysage Colorful Dream, atomic bomb explosion Polar & Tiger Brock Lesnar, the scariest looking man on the planet © Siggi Eggertsson

rechterpagina/page de droite Patchwork Quilt graduation project The Iceland Academy of the Arts © Siggi Eggertsson, 2006

volgende pagina/page suivante Dennis Rodman illustratie/illustration ‘Athletes exhibition’ in/à Vallery gallery, Barcelona © Siggi Eggertsson, 2007

addmagazine.eu REINVENTION

28 Siggi Eggertsson proﬁel/proﬁle

PAPYRUS addmagazine.eu

addmagazine.eu REINVENTION

30 Siggi Eggertsson proﬁel/proﬁ l

proﬁel/proﬁl

SIGGI EGGERTSSON

Again, please: let Lawrence do the talking!

Dans notre monde numérique réseauté, les informations concernant les nouvelles tendances dans le design et l’illustration font le tour du monde à la vitesse de la lumière. Dès qu’une nouvelle approche ou méthode de travail est imaginée, des centaines d’autres s’en laissent ‘inspirer’ pour faire la même chose, de manière un tantinet diﬀérente. Les illustrateurs qui créent avec assurance un nouveau style et qui, en outre, le font si bien et de façon si personnelle que les imitateurs n’ont quasi aucune chance, sont rares. Siggi Eggertsson est un tel illustrateur, il est même plus que cela: son travail pourrait être décrit comme étant de la ‘création illustrative’.

Siggi Eggertsson réside actuellement à Berlin, plus précisément dans le quartier de Friedrichshain, où les logements sont encore abordables et où l’expérimentation spontanée dans les domaines du théâtre, de la musique et de l’art est encore possible. Son choix provisoirement déﬁ nitif pour Berlin (il y a déjà habité quelque temps dans le passé) est une nouvelle étape de son périple qui le conduit dans les capitales mondiales du design. Il a grandi à Akureyri, une petite ville au nord de l’Islande. À l’âge de dix-huit ans, il descend à Reykjavik pour y étudier à l’académie des arts. “Ma mère était artiste; le dessin et les ordinateurs étaient mes plus grandes passions. J’ai découvert qu’il était possible de combiner les deux dans une matière qui s’appelait le graphisme. En outre, j’avais besoin de quelque chose de plus grand qu’Akureyri. C’est d’ailleurs pour cette même raison que peu de temps après j’ai souhaité quitter l’Islande.” Il était encore aux études lorsqu’il PAPYRUS addmagazine.eu

a débarqué à New York pour un stage auprès du duo de design germano-islandais Karlssonwilker. Ensuite, il a séjourné quelques mois à Berlin dans le cadre d’un programme d’échange d’étudiants à l’école des beaux-arts Weißensee. “Cela m’a procuré un incroyable sentiment de liberté.” ‘Liberté’ est également un mot clé qui caractérise le parcours de ses études à l’académie de Reykjavik. “Pendant mes études, je me posais constamment la question de savoir comment et pourquoi je devais m’occuper de graphisme. Je savais déjà de quelle manière je voulais travailler. Lorsque j’étais enfant, j’aimais déjà ça, simplifier visuellement les choses, et au cours de ma première année d’études, je me suis rendu compte que je ne voulais vraiment rien d’autre.” Il avait trouvé son style et avait à peine besoin d’accompagnement à l’académie. “Pendant mes études, je travaillais et j’étudiais principalement seul. C’était formidable de pouvoir y consacrer trois ans.” Après ses études, il s’installe à Londres, où il s’est rapidement spécialisé en tant qu’illustrateur. Il signe un contrat avec Big Active, une agence spécialisée dans les jeunes illustrateurs branchés et qui compte parmi ses clients de grandes marques, telles que H&M, Nike, Coca-Cola et Readymade. Grâce aux contrats de Big Active, Eggertsson est rapidement reconnu dans le petit monde des médias et de la publicité comme une ‘étoile fi lante’, un grand talent avec une méthode et un style très personnels. À une époque où bon nombre de graphistes et d’illustrateurs découvrent le charme du faitmain, l’œuvre d’Eggertsson est une exception. Pas de croquis bruts, ni de coups de pinceaux ou de découpages: toutes les formes sont nettes et mesurées, il travaille avec un nombre limité et fi xe de palettes de couleurs. Son seul outil est l’ordinateur. “Je n’utilise un stylo que pour coucher des idées sur papier. Faire un croquis n’a que peu de sens pour moi. Dans ma tête, je sais déjà à quoi l’œuvre ressemblera. Je travaille donc exclusivement en numérique. C’est logique du reste, car mes formes fondamentales sont purement géométriques.” L’ensemble de son œuvre est pour ainsi dire constitué de modèles pouvant être ramenés à des cercles et à des lignes droites. “Pour moi, les choses sont tout simplement plus belles lorsqu’elles sont simplifiées à l’extrême. À un moment donné, j’ai commencé à expérimenter la combinaison de formes géométriques et de couleurs. J’ai poussé le développement toujours plus loin: la trame sous-jacente devenait plus simple et plus stricte, alors que les formes et les couleurs devenaient plus douces. Je suis curieux de voir jusqu’où je pourrai aller.” Dans le domaine de l’art, ses héros sont les peintres célèbres tels que Picasso, Matisse et Léger, des artistes ayant créé leur propre univers visuel sur la base de formes issues de la réalité. “Je ne fais aucun effort pour suivre les tendances actuelles dans l’art, le design et l’illustration. Au contraire: je préfère ne pas être influencé et je puise mon inspiration ailleurs.”

vorige pagina/page précédente Berlin illustratie/illustration © Big Active & Siggi Eggertsson

van boven naar onder/de haut en bas Polar & Tiger illustratie/illustration © Siggi Eggertsson Gianluigi Buffon illustratie/illustration ‘Athletes exhibition’ in/à Vallery gallery, Barcelona © Siggi Eggertsson 2007 Everythings The Rush illustratie/illustration - art direction voor/pour British pop band Delays © Big Active & Siggi Eggertsson

À l’exemple des anciens maîtres, il passait du temps en extérieur avec son outil de peintre pour fi xer le paysage dans l’instant présent. La principale différence: il utilisait un ordinateur, peignait en Illustrator et devait rentrer plusieurs fois par jour à la maison pour recharger la batterie. Pour ses projets libres –l’œuvre qui n’est pas le résultat d’une commande spécifique– il préfère trouver l’inspiration près de chez lui. “J’aime travailler pour moi et souvent je m’utilise comme sujet. Mon projet de fi n d’études, par exemple, était un quilt de 2 mètres sur 2,5 mètres, basé sur mes propres souvenirs d’enfance. J’ai créé l’œuvre à l’ordinateur, mais il me semblait opportun de la transférer vers une technique artisanale.” Le résultat était un patchwork de 10.000 ‘pixels’ analogiques en textile, cousus les uns aux autres. Il ne l’a pas exécuté lui-même, mais a engagé une couturière pour faire le boulot à sa place. Elle y a consacré quelque 300 heures. Vu son jeune âge –26 ans– Eggertsson a déjà un nombre impressionnant de projets à son actif pour d’importants clients. Il a créé les visuels d’une série de t-shirts pour H&M Devided. Des jaquettes de CD pour Gnarls Barkley et The Delays. Un portrait, réalisé en mosaïque, du légendaire joueur de basket Patrick Ewing pour un magasin Nike à Harlem. Des illustrations pour Eye, Print, Wallpaper, Wired et d’autres magazines. Des expositions entières consacrées à son œuvre ‘libre’. Une productivité invraisemblable –fait-il tout cela tout seul? “Oui, il n’y a que moi. Même si j’aimerais avoir un assistant, pour répondre aux courriels, par exemple.” Travailler sur ordre diffère considérablement de travailler pour soi, dit-il. “Dans le cadre de plus grands projets, vous négociez avec des directeurs créatifs et des directeurs artistiques et clairement il ne s’agit pas uniquement de créativité ou de faire de jolies choses. Il faut à chaque fois trouver un compromis. Au début, c’était difficile, mais au fi l du temps, on fi nit par l’accepter. Parfois, la collaboration est excellente, parfois elle l’est moins. Que votre œuvre joue un rôle dans l’espace public peut être très satisfaisant. Mais après mon projet pour H&M, c’était étrange de voir partout des gens se balader avec mes imprimés sur leurs t-shirts et leurs sweatshirts. Une carrière dans la mode? J’ai trouvé cela passionnant, mais je ne me spécialiserai jamais autant. Je ne trouve pas que ce soit une bonne idée de travailler pour un seul média.”

van boven naar onder/de haut en bas Andy Warhol’s Chelsea Girls poster/affiche © Siggi Eggertsson Fab magazine cover/couverture magazine © Siggi Eggertsson Brummell cover illustratie/illustration de couverture Brummell Magazine © Siggi Eggertsson

à Anvers lors d’Integrated2009, sait comment il a résolu la question. “J’ai trouvé sur internet une voix d’ordinateur avec un bel accent britannique et je l’ai achetée.” La voix s’appelle Lawrence et Lawrence est dorénavant le ‘porteparole oﬃciel’ d’Eggertsson lors des conférences. Au cours de ses conférences, il raconte également comment il aborde la typographie. “Je me suis interdit d’installer sur mon ordinateur des polices de caractères créées par d’autres. Je n’utilise que les fontes de base, telles que Times New Roman et Arial. Ce qui me force à créer une nouvelle police pour chaque création graphique. Mais que je fasse une illustration, un projet graphique ou une police de caractères, le processus est en grande partie identique. Je travaille toujours avec une trame sous-jacente, dans laquelle cadrent tous les éléments. Il s’agit du ciment qui maintient mon œuvre ensemble.” En somme: est-ce que Berlin vous plaît? Eggertsson y est retourné en 2008, après avoir passé l’été dans un village islandais. “Je me suis rendu compte que de toutes les villes où j’ai habité, Berlin était celle qui me manquait le plus. J’aime la ville, parce qu’elle est très étendue et moins compacte que d’autres villes. En outre, malgré son statut de grande ville européenne, Berlin reste très abordable: vous avez une meilleure qualité de vie pour le même prix. Pas de stress. Par contre, je trouve l’hiver par ici assez désagréable. Gris et humide.” Il n’a pas encore vraiment proﬁté de la célèbre vie nocturne berlinoise. “Je préfère rester chez moi pour travailler. Je pense que je pourrais habiter n’importe où.” par Jan Middendorp www.siggieggertsson.com www.bigactive.com

Depuis son ascension fulgurante, Eggertsson est souvent invité en tant qu’orateur. Peu avant notre entretien, il était encore dans la ville du Cap –sans cette invitation, il n’aurait probablement jamais visité l’Afrique du Sud. “C’est génial!” dit-il. “Il s’agit non seulement d’une superbe opportunité de voyager, mais également d’une excellente occasion de réﬂéchir à mon travail et d’y échapper quelques jours.” Son seul handicap: il n’aime pas parler en public. Toutefois, il a trouvé une parade. Quiconque a vu sa présentation addmagazine.eu REINVENTION

32 Boy Vereecken proﬁel/proﬁ l

proﬁel/proﬁl

BOY VEREECKEN

De zwaartepunten.

Het parcours van Boy Vereecken doet mij, vreemd genoeg, denken aan dat van Hans Castorp, maar dan in tegengestelde zin van het hoofdpersonage (hem ‘de held’ noemen is wellicht overdreven) van het monumentale werk de ‘Toverberg’ van Thomas Mann. Wellicht is dit ook een eigenaardige inleiding tot Boy Vereecken’s werk, want wie leest nog deze ‘Bildungsroman’ – die op de achtergrond het cataclysme van de Eerste Wereldoorlog aankondigt, een oorlog die de Europese keizerrijken deed instorten en het zwaartepunt van de wereld verplaatste naar de overkant van de Atlantische Oceaan.

Het vergaat deze zwaartepunten zoals het de continenten vergaat: ze verleggen zich. Na dit historische moment zou Europa haar toevlucht zoeken in het nationalistisch purisme, dat in zijn kielzog kunststromingen meesleepte, en waarvoor grafische vormgeving zich, in volle modernistische ontplooiing, na afloop van alle dada-manifestaties als voortrekker zou opwerpen. Vanwaar komt dan die parallel met Hans Castorp? Met die potsierlijke, maar innemende figuur, die zich ontdoet van zijn morele en professionele verplichtingen, niet kan kiezen of hij politiek of fi losofisch denkt, en zich alleen laat leiden door zijn gevoelens, zonder zich rekenschap te geven van de historische gebeurtenissen om hem heen. Dit in een totale tegenstelling met Boy Vereecken overigens, geëngageerd als hij is. Hij legde een fascinerend parcours af, waarvan elke etappe PAPYRUS addmagazine.eu

een stap lijkt te zijn in de richting van zijn actuele positionering. Na het behalen van het diploma DTP, trok hij naar Sint-Lucas Gent om er onder de leiding van o.a. Michaël Bussaer grafisch ontwerp/typografie te gaan studeren. Zoals eerder al met Michaël zelf was gebeurd toen hij daar studeerde, werd Boy helemaal ondergedompeld in deze typografische ketel en ontwikkelde hij een sterk gevoel voor de geschiedenis van deze discipline en voor de ingredienten die de Vlaamse grafische vormgeving zo typeren. Daarna volgde een periode waarbij Boy vooral platenhoezen, affiches en huisstijlen voor muziekgroepen ontwierp. Grafische vormgeving als een populaire kunst, samengaand met massacultuur, mainstream ook, een jonge cultuur die sinds haar libertijnse opkomst in het begin van de jaren ’50 in de Verenigde Staten, mede door grafische vormgevers tot volle bloei was gekomen. Even terug naar de historiek. Tussen de jaren 20 en de jaren 40 was Europa op zoek naar een nieuwe defi nitie van zichzelf en behept met een drang naar protectionisme, leidde dit naar een passende modernistische en functionele visuele woordenschat. Grafische vormgeving ontstond uit de defi niëring en formulering van nieuwe regels, die vervolgens werden onderwezen en gepropageerd in het hele continent. Het was een toegepaste kunst ten dienste van de industrie, die het beste gediend was met gestandaardiseerde, in serie gefabriceerde, anonieme en functionele vormen. De zuiverheid van deze vormen sloot aan bij de zuiverheid van de heersende mentaliteit. ‘Communicatie’ –een nieuw woord– drijft (net zoals de continenten) al gauw af van haar initiële doelstelling omdat ze zich laat recupereren door de propaganda. ‘Stijl’ wordt, naar het voorbeeld van de kunststromingen, een nationaal begrip. De kloof tussen landen wordt dieper. Duitsland richt het ‘Bauhaus’ op, maar deze moderne stroming is eerder Duitstalig dan Duits van aard. Nederland sticht de zo passend naamgegeven beweging ‘De Stijl.’ Frankrijk waagt zich nog niet aan deze moderniteit, een terughoudendheid die nog diepe sporen zal nalaten, en in Groot-Brittannië gaat men op zoek naar een ‘derde weg’. Zwitserland maakt reclame voor zijn bergen en België, dat geen eigen identiteit heeft maar op het trefpunt ligt tussen alle invloedssferen, eet van alle ruiven een beetje mee… We weten maar al te goed welke gevolgen de bestaande rivaliteiten –waarvan de grafische vormgeving aanvankelijk slechts de typografische neerslag was– voor Europa hebben gehad, namelijk de Apocalyps, versie 2.0 [WO II]… Iedereen werd slachtoffer en verliezer –de enige die als winnaar te voorschijn kwam, was dat nieuwe continent: Amerika, het enige mogelijke nieuwe zwaartepunt.

linkerpagina/page de gauche Julien De Smedt Architects Agenda © JDS Architects & Boy Vereecken, 2009 HAP, Objects of Vertu, Artist Instruments & Thingamajigs catalogus/catalogue © HAP, 2009 Vormat boek/livre een beknopt verslag van verbindingen door vorm en materie un résumé de connexions à travers la forme et la matière © Monitor Memex, 2010 Oase n° 76 tijdschrift voor architectuur/journal de l’architecture is samenwerking met/en collaboration de Karel Martens © NAI Publishers, 2008 Anne Holtrap Trail House catalogus/catalogue © Museum De Paviljoens, 2010

rechterpagina/page de droite Dig the Booty een transcriptie van een aforisme in het Latijnse, Cyrillische en Perzische alfabet une transcription d’un aphorisme en latin, cyrillique et l’alphabet persan Vacuum-formed plastic © Slaveandtatars, 2009 addmagazine.eu REINVENTION

34 Boy Vereecken proﬁel/proﬁl

Vele kunstenaars hebben de oversteek gewaagd, terwijl de grafische vormgevers even aan de kant bleven staan alvorens, naar het voorbeeld van Hans Castorp, op hun beurt de Zwitserse bergen te gaan verkennen. Ze verzilverden het erfgoed uit de smeulende Duitse puinhopen, brachten het grafische patrimonium onder op een veilige plek ergens tussen Zürich et Basel en schreven vervolgens de intresten over op de internationale markten, waar de ‘Zwitserse Stijl’ weldra hoogtij vierde. Van op deze Zwitserse hoogten wordt vanaf de jaren 50 een nieuwe strijd –van op afstand– gestreden. High tegen Low, ‘Cultuur’ met een hoofdletter die voortkwam uit het verbond tussen de abstractie, de typografische strengheid en de industrie, tegen de jongerencultuur, de massacultuur die uit de Verenigde Staten voortkwam en de Europese vlakten als een tsunami overspoelde. Het autoritaire van de oude generatie tegenover de tegencultuur van de jongeren. De zware industrie tegenover de vrijetijdscultuur, de fabrieksschoorsteen tegenover het strand, de kunst tegenover de cultuur, de elite tegenover de massa. De Angelsaksische visuele cultuur werd de norm. Alles werd Pop, en vervolgens werd alles Post, het einde van de geschiedenis wordt afgekondigd, de globalisering nadert met rasse schreden. Toch blijven, paradoxaal genoeg, de nationale stijlen in de grafische vormgeving bestaan –sterker nog: ze bieden stevig weerwerk. Zwitsers en Hollanders geven zich niet gewonnen en sluiten weer aan bij hun tradities. Nu wordt de beslissende strijd uitgevochten, met als inzet het verheffen van design tot de rang van ‘kunst’ om het definitief te verlossen uit de treurige vlaktes van entertainment en ontspanning. De theorie verbindt zich met de vorm en het boek wordt de voornaamste inzet van het grafische denkwerk, Werkplaats Typografie mag het licht zien en zal een concurrerend zwaartepunt worden. Na twee jaar eenzaamheid komt Boy Vereecken dit elitekamp vervoegen, dat zich in Arnhem heeft verschanst, en dat op tien jaar tijd een reputatie heeft opgebouwd als nieuwe ‘Internationale Stijl’, die een hele generatie inmiddels volwassen geworden ontwerpers tot zijn versie van neomodernisme heeft bekeerd. De kracht van WT berust in zijn vermogen om netwerken te weven. Bij het opzetten van zijn eigen netwerk richt Boy zich vooral naar het Oosten, waar hij deel uitmaakt van ‘Slavsandtatars’, een polemisch en intimistisch collectief dat zowel bestaat uit theoretici als uit niet-artistiek actieve kunstenaars. Slavsandtatars werkt op het terrein van de geglobaliseerde kunst. Het gevoelselement in hun interventies doet een beetje denken aan Hans Castorp, die verliefd was op de Eurazische Clawdia Chauchat. Maar vergis u niet: deze tijd van teruggetrokken reflectie blijft niet duren. Boy Vereecken kan zich evenmin als Hans Castorp eindeloos onttrekken aan de realiteit. Het ogenblik komt waarop hij weer moet afdalen naar de vlakte en naar de gevechten die daar geleverd worden. Thomas Mann laat zijn held achter op de mijnenvelden PAPYRUS addmagazine.eu

Julien De Smedt Architects Agenda, diverse spreads/des spreads divers © JDS Architects & Boy Vereecken, 2009

van de Eerste Wereldoorlog, maar Boy Vereecken wacht een andere strijd. Na zijn terugkeer naar België, tussen Brussel en Gent, kreeg Boy –na een intense samenwerking met de Poolse graﬁsche vormgever Kasia Korczak, die zelf lid was van Slavsandtatars– verschillende opmerkelijke opdrachten, zoals de opeenvolgende projecten voor Kiosk, de galerie van KASK (de academie voor schone kunsten in Gent), en de eigen uitgaven van de verantwoordelijke van die instelling, Dieter Roelstraete. Boy realiseerde soms met, soms zonder Kasia een aantal zeer bijzondere boeken, waarvan er meerdere gelauwerd werden met de Prix du livre Fernand Baudin. Zijn vermogen om een bestelling of een opdracht te integreren en een plaats te geven in de relationele balans tussen kunstzinnige of architecturale intenties en die van het medium boek zelf, is in België tamelijk uitzonderlijk. Bovendien aarzelt hij als polemist ook niet om te spelen met onconventionele, en zelfs extreme esthetische spanningen zoals zijn omslagen voor ‘Love, Love me Not’, ‘Objects of Vertu’ en ‘Agenda, JDS Architects’. Uitgaande van deze kwaliteiten legt hij zich in Sint Lucas in Antwerpen, waar hij onderzoeker in residence is, momenteel toe op het uitbouwen van een uitgeverij i.s.m. MER van Luc Derycke. Wie zich enerzijds terecht geen enkele illusie maakt over de toekomst die Hans Castorp te wachten stond op het slagveld waarop hij zich op geen enkele wijze had voorbereid, kan anderzijds absoluut niet twijfelen aan de toekomst van Boy Vereecken. Hij is ongetwijfeld diegene die het beste gewapend lijkt om zich goed uit de slag te trekken op het slagveld dat Europa in deze jaren van telkens weerkerende crises aan het worden is. door Renaud Huberlant www.slavsandtatars.com

addmagazine.eu REINVENTION

36 Boy Vereecken proﬁel/proﬁl

PAPYRUS addmagazine.eu

Julien De Smedt Architects Agenda, diverse spreads/des spreads divers ÂŠ JDS Architects & Boy Vereecken, 2009

addmagazine.eu REINVENTION

38 Boy Vereecken proﬁel/proﬁl

proﬁel/proﬁl

BOY VEREECKEN

Les centres de gravité. Le parcours de Boy Vereecken me fait étrangement songer à celui, mais à contresens, de Hans Castorp, personnage central à défaut d’en être le héros du monument qu’est ‘La Montagne Magique’ de Thomas Mann. Curieuse entrée en matière peut-être, car qui lit encore ce bildungsroman –roman de formation– dont l’arrière-plan, annonce le cataclysme de la Première Guerre mondiale, celle qui ﬁt s’eﬀondrer les Empires européens et déplacer le centre de gravité mondial vers l’autre côté de l’Atlantique.

Il en va des centres de gravité comme des continents: ils dérivent. À l’issue de ce moment historique, l’Europe se cherchera une nouvelle vertu dans le purisme nationaliste qui entraînera à sa suite les mouvements et disciplines artistiques dont le graphisme, en pleine définition moderniste, se fera le chantre dès la fin des dadaïsmes. Alors pourquoi Hans Castorp? Ce personnage falot, mais attachant, qui se libère de ses obligations tant morales que professionnelles, ne pouvant prendre parti qu’il soit politique ou philosophique, naviguant au seul compas de ses sentiments, ne prenant pas la mesure du moment historique qui se déroule à ses pieds. Tout le contraire, donc, de Boy Vereecken, engagé comme peu le sont, sur le théâtre des opérations contemporain. Parcours sans faille, dont chaque étape semble être une marche qui le mène peu à peu à prendre la mesure de la hauteur des enjeux actuels. Un diplôme technique de DTP en poche, il rejoint Sint-Lucas à Gand et s’inscrit dans la section ‘Typographie et de la recherche’ sous la houlette de l’excellent Michaël Bussaer. Tout comme pour Michaël en son temps, Sint-Lucas le plonge dans la marmite typographique et lui donnera le sens de l’histoire de son art et les recettes des réglages vernaculaires qui font toute la saveur du graphisme flamand. Commence ensuite une aventure en solo dont la musique sera le thème premier. Pochettes, affiches, visuels, identités pour groupes musicaux seront les premières réalisations hors école. À ce stade, le graphisme est vécu comme un art populaire accompagnant la culture de masse, mainstream. Une culture jeune à son apogée depuis son invention libertaire au début des années 50 aux États-Unis. Des années 20 aux années 40, l’Europe en quête de redéfinition et de protectionnisme s’est inventé un vocabulaire visuel, moderniste et fonctionnel. Le graphisme naît de la définition de règles nouvelles, établies d’abord, enseignées ensuite puis propagées sur le continent. PAPYRUS addmagazine.eu

Un art appliqué au service de l’industrie que rien ne sert mieux que des formes sérielles et standardisées, anonymes et fonctionnalistes. La pureté des formes rejoint celle des esprits. La communication, mot nouveau, subira rapidement comme les continents, une dérive en se faisant récupérer par la propagande. La notion de style, à la suite des mouvements artistiques, devient nationale. Les clivages entre pays se renforcent. L’Allemagne forge le Bauhaus, la voie moderne est germanophone plus que germanique, la Hollande le Stijl si bien nommé… Pendant que la France se refuse à la modernité, ce qui laissera des traces profondes, et que la Royaume-Uni se cherche une troisième voie, la Suisse fait de la réclame pour ses montagnes tandis que la Belgique, sans identité mais au centre des confluences, grignote à tous les râteliers. L’on ne connaît que trop bien ce que ces rivalités, dont le graphisme n’est évidemment que le générique, ont laissé derrière elles. L’apocalypse version 2.0 [WWII]. Tous victimes, tous vaincus, le seul vainqueur étant le nouveau continent, l’Amérique comme nouveau et seul centre de gravité possible. Si les artistes ont fait la traversée de l’Atlantique, les graphistes sont restés à quai avant de rejoindre, à l’instar de Hans Castorp, les montagnes suisses à leur tour. Capitalisant les héritages des décombres allemands, ils placent le patrimoine graphique en lieu sûr entre Zürich et Bâle et verseront les intérêts sur la place mondiale où règnera bientôt en maître le Style International Suisse. Des hauteurs suisses se noue dès les années cinquante un nouveau combat à distance. High contre Low, la haute culture européenne issue de l’abstraction et de la rigueur typographique alliée à l’industrie internationale contre la culture jeune et massifiée étatsunienne qui déferle en tsunami sur les plaines européennes. Autoritarisme des pères opposé à la contre-culture des fils. L’industrie lourde opposée à la société des loisirs, la cheminée contre la plage, l’art contre la culture, l’élite contre la masse. La loi du nombre règle vite le combat, la culture visuelle anglo-saxonne devient la norme. Tout est Pop puis Post, la Fin de l’Histoire est décrétée, la globalisation avance à marche forcée. Et pourtant, paradoxe, les styles nationaux dans le graphisme demeurent, rentrent même en résistance. Suisses et Hollandais ne s’avouent pas vaincus et renouent avec les traditions. Se joue maintenant la manœuvre décisive, celle d’élever le graphisme au rang d’art pour l’extraire définitivement des mornes plaines du divertissement. La théorie s’allie à la forme, le livre devient l’enjeu majeur de la pensée graphique, Werkplaats Typographie peut naître et devenir un contre centre de gravité. Après deux ans de solitude, Boy Vereecken rejoint ce camp d’élite retranché à Arnhem qui en dix ans s’est imposé comme nouveau Style International ralliant toute une génération

de graphistes devenus adultes à sa cause néo-moderniste. La force de WT réside dans sa capacité à tisser des réseaux. Boy crée le sien tourné vers l’Est et participe de la ‘faction polémique et intimiste consacrée à l’Eurasie’ qu’est Slavsandtatars. Ce collectif hybride composé de théoriciens et plasticiens non-artistes intervient sur le terrain de l’art globalisé. Le tournant sentimental de leurs interventions n’est pas sans rappeler Hans Castorp, amoureux de l’Eurasienne Clawdia Chauchat. Mais qu’on ne s’y trompe, ce temps du retrait n’a qu’un temps, Boy Vereecken comme Hans Castorp ne peuvent se soustraire indéﬁniment au réel. Vient le moment de rejoindre la plaine, et les combats qui s’y livrent. Thomas Mann abandonne son héros sur les champs minés de la Première Guerre, un autre combat attend Boy Vereecken. De retour en Belgique entre Bruxelles et Gand, Boy –après une collaboration assidue avec la graphiste polonaise Kasia Korczak, elle-même membre de Slavsandtatars– se livre à engager des commandes remarquées comme son travail récurrent pour Kiosk, la galerie de Kask, académie des beaux-arts de Gand, ainsi que les publications indépendantes du responsable du lieu, Dieter Roelstraete. Boy, avec et sans Kasia,

linkerpagina/page de gauche A thirteenth month against time boek/livre Permant collection MoMa NYC © Slavesandtatars, 2008

rechterpagina/page de droite Resist Resisting God spiegelmozaïek/miroir mosaïque © Slavesandtatars, 2009 Kidnap over-here gezeefdrukte poster/poster en sérigraphie © Slavesandtatars, 2008 Hip to be square uitnodiging/invitation zeefdruk op LP hoes Sérigraphie sur une pochette de disque © Slavesandtatars, 2010

réalise régulièrement des livres tous remarquables et régulièrement primés au Prix du livre Fernand Baudin. Sa capacité à intégrer la commande et à la déplacer vers des enjeux relationnels entre les intentions artistiques ou architecturales et celui du médium qu’est le livre lui-même est assez exceptionnelle en Belgique. De plus, en polémiste, il n’hésite pas à jouer avec les tensions esthétiques non conventionnelles voire extrêmes comme ses couvertures pour ‘Love, Love me Not’, ‘Objects of Vertu’ ou ‘Agenda, JDS Architects’. Fort de ces qualités, à Sint Lucas d’Anvers où il est chercheur en résidence, il s’apprête à constituer un pôle d’édition en lien avec MER, structure éditoriale de Luc Derycke. Si l’on ne se fait aucune illusion sur l’avenir de Hans Castorp sur le champ de bataille auquel il ne s’était nullement préparé, aucun doute n’est possible sur celui de Boy Vereecken. Il est, sans conteste, celui qui semble le mieux armé pour en découdre sur le champ de ruines que devient l’Europe en ces années de crises à répétition. par Renaud Huberlant www.slavesandtatars.com addmagazine.eu REINVENTION

40 Wesley Wolkman jong talent/jeunes talents

Cockfish Affiche voor/pour Theater Zuidpool Deze affiche won de Culturele affichewedstrijd Vlaanderen 2009. Cette affiche a remporté le concours d’affiches culturelles de Flandres en 2009. © Wesley Wolkman, 2008 WW1 Publicatie/publication, © Wesley Wolkman, 2008

jong talent/jeunes talents

WESLEY WOLKMAN

W.W. 7 Tony M A Mascot for Monty Big Catapult Stamp © Wesley Wolkman, 2009

De zoektocht naar WW!

Audioprinter Prototype voor een muziekinstrument/printer Prototype d’un instrument de musique/imprimante © Wesley Wolkman, 2010

mijn brein spoken en mijn benen bezoedelen? Misschien zijn zij de programmeurs van de almaar crashende hardware in mijn hersenen? Zou dat waar kunnen zijn? Mijn hoofd kraakt nu werkelijk vervaarlijk –het spat haast uiteen– en ik kan maar geen aanknopingspunt vinden, geen enkele herkenning…

Koortsachtig zoek ik in de boekenkast. Mijn benen lijken van karton en wiebelen vervaarlijk. Waar is dat bizarre boekje toch gebleven? Bestaat het wel? Of heb ik het gedroomd? Blijkbaar wordt mijn vertroebeld brein bevolkt door een veelheid aan figuren. Al weet ik niet zeker met hoeveel ze waren, het waren in ieder geval allemaal doctors. Misschien zelfs spin doctors… Ik herinner mij hun namen: B. Pesci, L. Spambeck, B. Van Endeckom en K. Gutierez. Tot zover is alles in mijn hoofd min of meer duidelijk en begrijpelijk, maar vanaf dat punt voel ik mij langzaam verglijden in een vermetele draaikolk van georkestreerde waanzin…

Zijn de figuren die deze nachtmerrie zo rijkelijk bevolken mijn demonen? Of droom ik dat ik droom? Sta ik nog wel op mijn benen? Het karton waaruit mijn onderste ledematen bestaan ruikt in elk geval wak. Ik zie dat het bedrukt is. Ik buig mij voorover om te kijken… Ik zie tot voor kort voor mij onbekende figuren zoals ‘Eyeball’ (in het dagelijkse leven beter bekend als Chris Waters), Carl Dilkington, Berend De Bakker, Xavier De La Rocha Fernandes Il Sancho di Castel al Forno (beter bekend als WW patient nr. 1) en zowaar zelfs een naamgenoot ‘Piotr Puttaert’, die op Google overigens onvindbaar is (Dat een zekere Piotr Arsenieyevich ooit Smirnoff begon te distilleren, wist ik eerder niet, nu wel). Ook Turbotrekker is er bij. Hij verbergt met zijn immense ronde tronie een zekere Samantha Wormendorst, een frivole graatmagere vrouw –anders dan haar naam zou doen vermoeden– met een missie. Zij is op zoek naar Dr. B. Pesci. Ze zegt: “Die domme Pesci gedraagt zich als een geïnterviewde die niet wenst geïnterviewd te worden. Daarom is hij ook geen geïnterviewde.” Misschien zijn al deze mensen de auteurs van die bizarre tekeningen die door PAPYRUS addmagazine.eu

Wacht, neen, toch! Daar is hij: Wesley! Wesley Wolkman? Is hij het echt? Ik probeer de man te benaderen –ach ik weet zelfs niet eens zeker of Wesley wel een man is– als er plots een vuilnisbak over mijn hoofd wordt gekieperd. Angstvallig klem ik de lippen op elkaar maar toch proef ik afval, in onduidelijke vormen zoals letters en worsten, en ik merk hoe er tergend langzaam zilverpapier tussen mijn tanden kruipt, zelfs tot op celniveau, althans dat gevoel heb ik. Mijn huidskleur varieert nu snel van felrood over paars naar blauw, als in een mooie irisdruk. Amechtig snakkend naar zuurstof worstel ik mij uit de houdgreep van het afval. Een mij in der haast toegereikte hand redt mij uiteindelijk uit dit stinkende kluwen. De man aan wie de hand toebehoort luistert naar de naam Dr. Spambeck. Zijn voornaam herinner ik mij niet meer. Hij weet mij te vertellen dat ook zijn zoektocht naar W. Wolkman hem tot op de rand van razernij en waanzin heeft gebracht. Vijfentwintig jaar heeft die geduurd, kun je je dat voorstellen? Een kwarteeuw lang was deze brave man op zoek naar de ware identiteit van WW, alias Wesley of W. Wolkman of God weet welke andere namen dit creatuur of deze creaturen nog meer voor zichzelf heeft of hebben bedacht. Zes pietluttige velletjes papier en twee gecrashte harddisks heeft zijn veldonderzoek opgeleverd, naast het gerucht over het schabouwelijke Engels dat WW of Wesley placht te bezigen, het feit dat ie soms aan de slag ging met stiften en het weetje dat hij verzot was op het zingen of debiteren van totaal foute schlagers en carnavalsdeuntjes –van het allerlaagste allooi zelfs. Ook dat nog, zo een foute boel, niet om aan te horen, het verschaalde bier niet te na gesproken. De kalende Spambeck –nu ja, hij kan ook geschoren zijn– die ik een jaar of vijftig schatte, blijft mij nog steeds, en steeds nadrukkelijker, aanklampen. Stamelend –soms murmelend en amper nog verstaanbaar, soms ratelend als een slang– tracht hij mij te overtuigen van het nut van deze obsessieve zoektocht en uit zijn wartaaltje begrijp ik verder nog de woorden: ‘Wetenschap-Pap’, ‘Cockfish’, het kon ook ‘Fockfish’ zijn geweest, dat wil ik even kwijt zijn… Ik betast mijn hoofd, dat buldert van barstende hoofdpijn, en ik tracht, ik probeer, ik hoop wakker te worden. Weg die nachtmerrie, please? Ban die letters uit mijn hoofd, neen geen tekeningen meer om

in te kleuren, ik wil ook geen dikke viltstiften meer in mijn handen voelen om te schrijven wat mij wordt gedicteerd, ik wil niet… Ik wil wakker worden, red mij uit deze nachtmerrie! Langzaam ontwakend zie ik vanuit mijn ooghoek een aantal mannen wegvluchten. Twee of drie of vier? Moeilijk uit te maken, maar het waren mannen, dat weet ik nu zeker, tenzij ze als man verkleed waren. Ik stel vast dat ik nog altijd voor mijn boekenkast sta. Ben ik echt wakker en heb ik echt gedroomd? Ik heb een boek in de hand. Er staat in grote letters W op de kaft… het is genummerd en ik bezit toch wel het nummer 69 zeker.… ‘To our Wesley’ lees ik op de titelpagina. Dus toch Wesley… door Hugo Puttaert Nota: Bij het ter perse gaan bereikt ons het bericht dat Wesley Wolkman van ons is heengegaan. Zijn zoon Wim Wolkman volgt zijn mysterieuze vader op als hoofd van WW. De voorlopige website van Wim Wolkman kan je vinden op www.wesleywolkman.com

addmagazine.eu REINVENTION

42 Wesley Wolkman jong talent/jeunes talents

linkerpagina/page de gauche van boven naar onder/de haut en bas De Onderneming installatie en performance/installation et performance, de Winkelhaak, Antwerpen/Anvers © Wesley Wolkman, 2009 Tony M mascotte voor Monty/mascotte pour Monty, Antwerpen/Anvers © Wesley Wolkman, 2009 Integrated2009 performance Integrated2009, deSingel Antwerpen/Anvers © foto/photo Roger Laute Ronald Modificated Multi-instrumental Plotter © Wesley Wolkman, 2009

rechterpagina/page de droite rechts/à droite Tentoonstelling/exposition de Velinx affiche, de Velinx, Tongeren/Tongres © Wesley Wolkman, 2008

PAPYRUS addmagazine.eu

WW1 boek/livre cover en diverse spreads/couverture et spreads divers ÂŠ Wesley Wolkman, 2009

addmagazine.eu REINVENTION

44 Wesley Wolkman jong talent/jeunes talents

jong talent/jeunes talents

WESLEY WOLKMAN

La quête de WW! Ma tête se met à craquer violemment –elle est prête à éclater– et je ne trouve toujours aucun point de référence, aucun signe de reconnaissance.

Troublé, je cherche dans la bibliothèque. J’ai les jambes en coton et elles vacillent dangereusement. Où donc est passé cet étrange petit livre? Existe-t-il vraiment? Ou l’ai-je rêvé? Il semble que mon cerveau perturbé soit peuplé de nombreux personnages. Bien que je ne sois pas certain de leur nombre. Quoi qu’il en soit, ils étaient tous docteurs. Peut-être même des ‘spin doctors’. Je me rappelle même leurs noms: B. Pesci, L. Spambeck, B. Van Endeckom et K. Gutierez. Pour l’instant, tout est plus ou moins clair et compréhensible dans ma tête, mais je me sens glisser lentement dans le tourbillon étourdissant d’une folie orchestrée.

Ces personnages sont-ils les démons abondants qui peuplent mon cauchemar? Ou suis-je en train de rêver que je rêve? Ai-je toujours les pieds sur terre? Le carton sent l’humidité. Je vois qu’il est imprimé. Je me penche en avant pour regarder… Je vois des personnages –inconnus jusqu’il y a peu– tels que ‘Eyeball’ (mieux connu dans la vie de tous les jours sous le nom de Chris Waters), Carl Dilkington, Berend De Bakker, Xavier De La Rocha Fernandes Il Sancho di Castel al Forno (mieux connu comme étant le patient n° 1 de WW) et, en effet, même un homonyme ‘Piotr Puttaert’, introuvable sur Google du reste. Qu’un certain Piotr Arsenieyevich Smirnoff commença à distiller, je l’ignorais, plus maintenant. Turbotrekker est également présent. Avec son immense trogne franche, il cache une certaine Samantha Wormendorst, une femme frivole, maigre comme un clou –contrairement à son nom– chargée d’une mission. Elle recherche le Dr B. Pesci. Elle dit: “Cet idiot de Pesci se comporte comme un interviewé qui ne souhaite pas être interviewé. Raison pour laquelle il n’est pas un interviewé.” Peut-être ces gens sont-ils les auteurs de ces dessins étranges qui hantent mon esprit et font vaciller mes jambes? Peut-être sont-ils les programmeurs de mon hardware cérébral qui n’en finit pas de crasher? Serait-ce possible? PAPYRUS addmagazine.eu

Attendez, ce n’est pas vrai! Le voilà… Wesley? Wesley Wolkman? Vraiment? J’essaie d’approcher l’homme –en fait, j’ignore s’il s’agit d’un homme– mais soudain je reçois une décharge publique sur la tête. Terrifié, je pince les lèvres, mais je sens néanmoins le goût des déchets, dans des formes confuses, telles des lettres et des saucisses, et je constate que le papier d’argent s’insinue de manière exaspérante entre mes dents, jusqu’au niveau même de mes cellules, c’est du moins ce que je ressens. La couleur de ma peau varie maintenant rapidement du rouge vif au bleu en passant par le mauve, à l’image d’une belle impression irisée. Essoufflé, en manque d’oxygène, je m’arrache de ces déchets qui m’emprisonnent. Grâce à une main tendue à la hâte je m’extirpe finalement de cet écheveau puant. L’homme au bout de la main répond au nom de Dr Spambeck. Je ne me souviens plus de son prénom. Il me raconte que sa quête de W. Wolkman l’a également conduit au bord de la frénésie et de la folie. Vingt-cinq ans, imaginez-vous. Ce brave homme cherchait depuis un quart de siècle déjà la véritable identité de WW, alias Wesley ou W. Wolkman ou Dieu sait quels autres noms cette créature, unique ou multiple, a imaginés. Ses recherches sur le terrain n’ont produit que six minables petites feuilles de papier et deux disques durs crashés. Du reste, il y a cette rumeur à propos des anges effroyables auxquels WW ou Wesley avait l’habitude de s’adresser ou encore celle selon laquelle il se défoulait avec des marqueurs ou celle qui raconte qu’il adorait chanter ou débiter des tubes et des airs de carnaval totalement faux. Du pire acabit de surcroît. Il ne manquait plus que ça, tant de fausses notes, à vous écorcher les oreilles, sans parler de la bière rance. Ce Spambeck dégarni –il se peut aussi qu’il soit ras– dans la cinquantaine, selon moi, m’aborde toujours et avec encore plus d’insistance. Il balbutie –parfois, il marmonne, à peine compréhensible– parfois il siffle comme un serpent, il essaie de me convaincre de l’utilité de cette quête obsessionnelle et de son charabia je comprend encore quelques mots: ‘Bouillie scientifique’, ‘Cockfish’, ou peut-être ‘Fockfish’, je veux en être débarrassé, et en me tâtant la tête qui rugit tant la migraine est forte, je tâche, j’essaie, j’espère me réveiller. Plus de cauchemar, please? Bannissez ces lettres de ma tête, non, plus de dessins à colorier, je ne veux plus sentir de gros feutres dans mes mains pour

écrire ce qu’on me dicte, je refuse… Je veux me réveiller, sauvez-moi de ce cauchemar ! Émergeant lentement de ma léthargie, je vois du coin de l’œil quelques hommes s’enfuir. Deux ou trois ou quatre? Difficile à dire, mais c’étaient des hommes, maintenant j’en suis sûr, à moins qu’ils étaient déguisés en hommes. Je constate que je suis toujours debout devant ma bibliothèque. Suis-je vraiment réveillé et ai-je vraiment rêvé? Je tiens un livre à la main. Avec un énorme W sur la couverture… l’ouvrage est numéroté et croyez-moi ou non, mais je possède le numéro 69… Sur la page de titre, je lis ‘To our Wesley’. C’était donc bien Wesley… par Hugo Puttaert Note: au moment de la mise sous presse, le message nous parvient que Wesley Wolkman nous a quitté. Son fils, Wim Wolkman, succède à son père énigmatique à la tête de WW. Vous trouverez le site web provisoire de Wim Wolkman sur www.wesleywolkman.com

linkerpagina page de gauche A la karte boek/livre zelfklevers cover/stickers couverture, spreads irisdruk/imprimé iris © Ladda vzw & Wesley Wolkman, 2010

rechterpagina/page de droite Novylonlandt affiche, digitale zwart-wit print en ingekleurde versies impression numérique noir et blanc et versions coloriées © Wesley Wolkman, 2009

addmagazine.eu REINVENTION

46 Stéphane de Schrevel letter- & boekontwerper/typographe et créateur de livres

letter- & boekontwerper/typographe et créateur de livres

STÉPHANE DE SCHREVEL

GOSOGZ!

�� Een typograﬁsch walhalla midden in een eerder pompeus winkelcentrum. Dat kan alleen maar ergens in België zijn, wellicht in Wijnegem shopping center? Toch niet: Gent Zuid is de locatie waar Stéphane de Schrevel mij hartelijk ontvangt, in een bijzonder nette studio, waar de talloze kasten en rekken zich tot mij verhouden als ‘aarzelende relikwieën’, beschroomd om zich te tonen. Good Old School op Gent Zuid dus…

Stéphane de Schrevel: ik kende hem al langer als een bescheiden minnaar van typografie en als een zeer gewaardeerd ‘boekverzorger’ maar nu heb ik ondervonden dat zijn bescheidenheid een tomeloze passie en stevige humor verbergt. Beantwoordt dit profiel niet aan het prototype van een ‘levensechte letterontwerper’? Zijn studio blijkt haar geheimen slechts schoorvoetend, stukje bij beetje te willen prijsgeven. Naarmate ons gesprek vordert, ontbolstert ze zich – eerst mondjesmaat, daarna als een niet te stuiten stroom. Op het einde van het gesprek zitten wij niet meer in de ordelijke, cleane studio, maar in een schatkamer, omringd door letterproeven, typografisch zetsel, originele prints en vooral boeken, veel boeken –en waar zelfs zetwit wordt geserveerd bij de koffie! Stéphane de Schrevel (°1967) studeerde grafische vormgeving in de KASK te Gent en typografie te Exeter (Groot-Brittanië). Gedreven door een PAPYRUS addmagazine.eu

ontluikende passie trok hij immers via een Erasmusuitwisseling naar de ‘University of Plymouth, Faculty of Arts and Design’ in zuidwest Engeland, afdeling typografie. “Ik werd er letterlijk weggeblazen en tot op vandaag gaat er geen dag voorbij of ik denk er op de één of andere manier aan terug. Dat verblijf in Exeter heeft heel mijn visie over typografie op zijn kop gezet”. Tot dan toe was Stéphane een koele adept van de typografie die ons lukraak werd aangereikt op ‘de Mac’. Beginnend met Aardvark en eindigend met Zapfino, je kent ze nog wel, die eindeloze dropdownmenu’s. De opleiding in Exeter kaderde in de klassieke Britse traditie van het letterzetten. Een ongemeen geïsoleerde, eigen traditie overigens –wellicht heeft de typische Britse ‘eilandmentaliteit’ hier iets mee te maken? Opleidingshoofd Justin Beament zwoer bij de combinatie van Baskerville en Univers of Akzidenz Grotesk en luisterde ‘uit principe’ nooit naar muziek. Uitgerekend in Engeland! You get the picture? Stéphane, die experimenteerde met alternatieve rock, werd ondergedompeld in een vreemde mix van Britse typografische ‘weirdness’ en de aanstormende impact van de toen al

legendarische Neville Brody, die een paar honderd kilometer verderop in London de hele discipline als het ware aan het heruitvinden was. Toen Stéphane de al even legendarische eerste FUSE conferentie in London (1994) bijwoonde (later volgden er nog slechts twee, één in 1996 in Berlijn en één in 1998 in San Francisco) werd hij overmand door een verwarrend en extatisch enthousiasme. Toen hij na Neville’s presentatie sprakeloos diens hand schudde, besefte Stéphane ten volle hoe belangrijk dit ‘moment suprême’ voor hem was. Neville Brody bleek bovendien ook nog een bijzonder innemende en toegankelijke man te zijn. Deze ervaring was wel even andere koek dan ‘the art college’, waar Neville’s boek ‘The graphic language of Neville Brody’ evenals de eerste nummers van Emigré door de studenten werden gekoesterd en gniffelend –als verfrommelde pornoboekjes– onder de banken werden doorgesmokkeld. Tot ze in de handen kwamen van professor Beament, die ze spreekwoordelijk maar tegelijk net zo drastisch letterlijk vernietigde, met de inmiddels legendarische woorden “This is visual noise!”. Brody was ‘not done’ in Exeter. Hij was tenslotte toch maar een gebuisde student, niet? Maar de typografische kennis die ‘Head of Typography’ Justin overbracht –inramde is hier eigenlijk beter op zijn plaats– was ronduit indrukwekkend. “We maakten affiches met de zethaak in de hand of met houten blokletters. De beperking van de beschikbare corpsgroottes dwong ons het ontwerp in hoge mate te voorzien en te visualiseren” zegt Stéphane. De klassieke onderverdeling van de gepreformatteerde corpsgroottes in bijvoorbeeld InDesign bestaat nog steeds uit 10/12/14/16/24/32/48 /72p, exact de corpsgroottes waarin destijds de metalen letters werden gesneden, gegoten of gezet. “Maar toch blijft de individuele keuze fundamenteel” stelt Stéphane. “Als ik vind dat 35,342pt er beter uit ziet dan 36pt, dan doe ik dat gewoon. Trouwens, typodruk zou nog steeds geïntroduceerd moeten worden in de hedendaagse opleidingen. Het verhoogt het inzicht in typografische maatsystemen en jargon. Bovendien vergt deze werkmethode heel wat voorafgaand onderzoek en inzicht. Kijk maar eens naar het verbluffende werk en de workshops van o.a. David Jury. Prachtig en bovendien brandend actueel.” “By the way: er waren in Exeter ook ‘typographical corporal punishments’. Ik herinner mij het ‘mythische’ glazen potje met minuscule loden letters. Als straf mochten we de letters uit het potje plukken om ze nadien volgens corpsgrootte terug te leggen op de juiste plek in de juiste lade van de letterkast”, vertelt Stéphane. Het doet mij terugdenken aan een ‘ongelukje’ dat ik ooit zelf veroorzaakte. Ik presteerde het namelijk om tijdens een stage in een lokale typodrukkerij de lade van de Garamond letterkast corps 12 omver te stoten –te vergelijken met het effect van tien gelijktijdig crashende Mac’s in de prepressafdeling. De drukkerij lag op slag

linkerpagina/page de gauche Xylo One Stéphane in zijn studio aan het werk/Stéphane au travail dans son atelier

rechterpagina/page de droite Klap your Gents affiche, gedrukt op de typopersen van het MIAT/imprimée sur les presses typo de MIAT © Stéphane de Schrevel 2009 Seasons Wishes 2009 het zetwerk, klaar op de typopers van Kamer108 te Gent la composition, prête sur la presse typo de Kamer108 à Gand © Stéphane de Schrevel 2008 Impressive - Printmaking, Letterpress and Graphic Design spread met het werk van Stéphane de Schrevel. spread avec l’œuvre de Stéphane de Schrevel. © Die Gestalten Verlag, Berlin & Stéphane de Schrevel, 2010 Xylo One Fontlab screenshots © Stéphane de Schrevel, 2010

‘Zacht Lawijd’. Het font in de titels waren letters uit de ‘Exeter traditie’ speciaal hiervoor gedigitaliseerd en bovendien een mooi voorbeeld van een ‘unicase’, een mengvorm van kapitalen en onderkast dat voor mooie, stok- en staartloze en vriendelijke titelblokken zorgde. Dit was de voorloper van de Xylo letterfamilie.

net zo plat als ik, die –met het schaamrood op de wangen– tussen de persen op handen en voeten rondkroop! Lettertjes alom! Stéphane: “Toen ik terugkwam naar Gent, ergerde ik mij aan bepaalde aspecten zoals bv. PostScript. Meestal ontwikkeld vanuit één master, als een soort compromis voor alle lettergroottes. Dit leek mij een tekortkoming in de leesbaarheid want alle corpsgroottes uit de klassieke typograﬁsche traditie werden apart ontworpen en vervaardigd. Een letter ziet er nu eenmaal anders uit in een ander formaat. De mensen van ITC (International Type Corporation) gingen bijvoorbeeld speciaal naar Parma in Italië om afdrukken te maken van de originele letters van Giambattista Bodoni. Die werden vervolgens hertekend en gedigitaliseerd zodat de authentieke verschillen in de diverse corpsgroottes bewaard bleven.” Deze hele wereld, deze oneindig interessante keuken van ambacht in combinatie met technologie begon erg te spelen in het hoofd van Stéphane. Samen met Filip de Baudringhien, met wie hij vaak samenwerkt, ontwierp hij het tijdschrift

“Ik zie mijzelf echter niet als een fulltime letterontwerper” zegt Stéphane. ”Ik wil ook geen zoveelste gladde en perfecte letter maken. Toen ik in de zomer van 2008 door Jos Pastijn, één van de vrijwilligers van het MIAT (Museum voor Industriële Archeologie en Textiel) werd aangesproken, engageerde ik mij in een werkgroep van enthousiaste vrijwilligers. Toen ik in de letterkasten de houten letters ontdekte, overviel mij een soort ‘Proust’ eﬀect. De geur, de goesting, de inkt: hier moest ik iets mee doen!” Sindsdien werkt hij naarstig aan de uitbouw van de Xylo familie. “Xylos betekent hout in het Grieks” vertelt Stéphane en naar analogie met het advies van Erik Spiekermann, dat een goede fontnaam moet bestaan uit slechts 4 letters, maakte hij er ‘Xylo’ van. “Er komen 5 versies, respectievelijk gebaseerd op de Gothic XXX Condensed (Xylo 1), een Gothic Condensed (Xylo 2), een variante op Clarendon Extended (Xylo 3) en Condensed (Xylo 4) en een laatste met opwippende schreven ‘Detroit style’ (Xylo 5). Ze worden echter niet te glad gepolijst. Zie het als een ‘inbetween’ tussen ‘grunge’ en de ‘super cleane’ actuele revivals. Al kan ik de vergelijking met bv. de Knockout series van Hoeﬂer & Frere-Jones best appreciëren. Ik werk aan de ‘net niet

perfecte lijn’ of de kromming zonder dat dit meteen zicht-baar is. Er moet ook een bepaalde tijdloosheid inzitten.” Het is een moeilijke en tijdrovende oefening geworden, maar het resultaat mag er zijn. Stéphane: “Ik zie de voorstelling van de Xylo als een soort catwalk, waarbij de optredende madammen (compleet met Fabiola-lookalikekapsels) de verpersoonlijking van deze letters zijn. Verre van perfect, wat schommelend tussen te brede heupen en schriele anorexia, maar net daarom treﬀend.” Stéphane toont mij de letterproef met de voorstelling van de drie ‘madammetjes’, die al op de typopersen van het MIAT handmatig werden gedrukt. De eerste 25 kopers van de Xylo 1/2/3 zullen een authentiek drukwerk ontvangen, dat met de hand door Stéphane is gesigneerd. Zo duikt de Xylo met stille trom voor zijn ‘oﬃciële’ geboorte op in diverse publicaties, blogs en boeken, en sinds Jan Middendorp ook interesse heeft getoond mogen we wellicht stellen dat hier een nieuw actueel klassiek font zit aan te komen. Old school? Daar valt over te discussiëren, maar het is er ieder geval één van het goede soort! door Hugo Puttaert www.functionmatters.com addmagazine.eu REINVENTION

48 Stéphane de Schrevel letter- & boekontwerper/typographe et créateur de livres

van boven naar onder/de haut en bas Xylo One originele letterproef/spécimen original karakterset/jeu de caractères tekstvoorbeeld/spécimen de texte spread uit/spread de ‘Vormgeven doe je niet alleen’, Design Vlaanderen/Plantin Genootschap © Stéphane de Schrevel, 2009/2010 Xylo Two karakterset/jeu de caractères © Stéphane de Schrevel, 2008

abcdefghijklmnopqrstuvwxyz{äöüæ&é ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ 1234567890(). , ; :?! Tiny women always love to eat Lots of hamburgers with FAt guys. abcdefghijklmnopqrstuvwxyz {äöü&é’” ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ 1234567890( ).,;:?!

PAPYRUS addmagazine.eu

van boven naar onder/de haut en bas

Zacht Lawijd literair-historisch tijdschrift/revue littéraire et historique © Stéphane de Schrevel & Filip de Baudringhien, 2006 Nora Subhead karakterset/jeu de caractères © Stéphane de Schrevel, 2009 Xylo Four, Xylo Three originele letterproef/spécimen original © Stéphane de Schrevel, 2008 Lawijd One - Lawijd Two, © Stéphane de Schrevel, 2006

abcdefghijklmnopqrstuv wxyz{äöü&é’” 1234567890(.,;:?!

Lawijd One Lawijd Two

test-lawijd.indd 1

3/4/09 2:14:03 PM

addmagazine.eu REINVENTION

50 Stéphane de Schrevel letter- & boekontwerper/typographe et créateur de livres

van boven naar onder/de haut en bas

letter- & boekontwerper/typographe et créateur de livres

STÉPHANE DE SCHREVEL

Xylo One/Two/Three ‘Catwalk Poster’ affiche, gedrukt op de typopersen van het MIAT/affiche, imprimée sur les presses typo de MIAT © Stéphane de Schrevel, 2008

de nouveau: GoSÀGZ!

Un paradis typographique au beau milieu d’un centre commercial plutôt pompeux. Ce doit être quelque part en Belgique, peut-être le centre commercial de Woluwe? Non: Gent Zuid. C’est ici qu’habite Stéphane de Schrevel. Dans un studio particulièrement propret d’ailleurs. Je suis immédiatement frappé par le rapport que les innombrables placards et étagères entretiennent avec moi, comme une ‘relique hésitante’, quelque peu honteux de se montrer. Voilà: Good old school à Gent Zuid.

Stéphane: je le connais depuis un certain temps déjà comme un modeste amateur de typographie et comme un ‘soigneur de livres’ très apprécié, mais aujourd’hui je sais que cette modestie cache une passion démesurée et un solide sens de l’humour. Ce profil ne répond-il pas au prototype du ‘typographe réaliste’? Son studio semble peu à peu vouloir se libérer. Au fur et à mesure que notre entretien progresse, il dévoile –d’abord au compte-gouttes, ensuite de façon écrasante– ses secrets. À la fin de notre entretien, nous nous trouvons au milieu d’épreuves de caractères, de compositions typographiques, d’imprimés originaux et surtout de livres, beaucoup de livres. Ah oui, j’allais oublier le petit nuage de plomb dans le café! Stéphane de Schrevel (°1967) étudie le graphisme au KASK à Gand et la typographie à Exeter (Grande-Bretagne). Poussé par une passion naissante, il profite d’un échange Erasmus pour partir à l’Université de Plymouth, Faculté ‘Arts and Design’, section typographie. “J’ai littéralement été fasciné et, aujourd’hui encore, il n’y a pas une journée qui passe sans que j’y pense d’une manière ou d’une autre. Ce séjour à Exeter a totalement chamboulé ma vision de la typographie.” PAPYRUS addmagazine.eu

‘Zin in letteren’ houten letters gebruikt om de omslag van ‘Zin in letteren’ te drukken/lettres en bois utilisées pour l’impression de la couverture de ‘Zin in letteren’ © Stéphane de Schrevel, 2008

premiers numéros d’Émigré, étaient choyés et provoquaient des rires sous cape en circulant sous les bancs, comme de vieux magazines porno froissés. Jusqu’à ce qu’ils tombent entre les mains de Beament qui les a proverbialement, mais néanmoins drastiquement, détruits en prononçant ces paroles légendaires “This is visual noise!”.

Jusqu’alors Stéphane était un adepte plutôt distant de la typographie qui nous est proposée au hasard sur ‘le Mac’. Les fontes commençant par Aardvark et se terminant par Zapﬁno. Vous les connaissez, ces menus déroulants interminables. La formation à Exeter cadrait dans la tradition britannique classique de la typographie. Une tradition extraordinaire du reste. Peutêtre que la ‘mentalité insulaire’, typiquement britannique, n’y est pas étrangère. Le directeur de la formation, Justin Beament, jurait à l’idée de combiner Baskerville et Univers ou Akzidenz Grotesk et n’écoutait jamais de musique ‘par principe’. Précisément en Angleterre! Vous imaginez le personnage? Stéphane (qui expérimentait le rock alternatif) était immergé dans un environnement insolite, mélangeant ‘étrangeté’ typographique britannique et impact tonitruant du déjà légendaire Neville Brody. Brody, qui à quelques centaines de kilomètres de là, à Londres, était pour ainsi dire en train de réinventer la discipline. Lorsque Stéphane assista à la toute aussi légendaire première conférence FUSE à Londres (1994) (suivie de seulement deux éditions, à savoir en 1996 à Berlin et en 1998 à San Francisco), il a été submergé par un enthousiasme troublant et extatique. Lorsqu’à la ﬁn de l’exposé de Neville, il sera la main de ce dernier sans pouvoir proférer une parole, Stéphane prit conscience de l’importance de ce moment ‘suprême’. En outre, Neville s’est avéré être un homme vraiment aimable et accessible. C’était tout autre chose que le ‘Art College’, où l’ouvrage de Neville, intitulé ‘The graphic language of Neville Brody’, ainsi que les

Brody n’était pas ‘suivi’ à Exeter. Il n’était somme toute qu’un étudiant recalé, n’est-ce pas? Mais la connaissance typographique transmise –inculquée de force serait plus approprié– par le ‘Head of Typography’ Justin Beament, était franchement impressionnante. “Nous réalisions des affiches avec le composteur à la main ou avec des caractères en bois. Les tailles de corps disponibles étaient limitées et nous obligeaient à prévoir et à visualiser davantage le projet”, explique Stéphane. La subdivision classique des tailles de corps pré-formatées, par exemple, en InDesign, se compose toujours de 10/12/14/16/24/32/48/72pt, précisément les tailles de corps dans lesquelles jadis les caractères de plomb étaient taillés, coulés ou composés. “Cependant, le choix individuel reste fondamental”, affirme Stéphane. “Si je trouve que 35,342pt donne un meilleur résultat que 36pt, je le fais tout simplement. D’ailleurs, l’impression typo devrait toujours être enseignée dans le cadre des formations actuelles. Elle permet de mieux comprendre le jargon typographique et les systèmes de tailles. En outre, cette méthodologie requiert une grande quantité de recherches préliminaires et de compréhension. Regardez le travail stupéfiant et les ateliers de David Jury. Un travail superbe et brûlant d’actualité de surcroît.” “À propos: il y avait à Exeter également des ‘châtiments corporels typographiques’. Je me souviens du ‘mystérieux’ petit pot de verre, contenant de minuscules lettres de plomb. En guise de punition, nous pouvions cueillir les lettres du petit pot pour ensuite les ranger selon la taille de corps au bon endroit et dans le bon compartiment de la casse d’imprimerie”, raconte Stéphane. Cela me rappelle un petit ‘accident’ que j’ai jadis provoqué. En effet, lors d’un stage dans une imprimerie typo locale, j’ai trouvé le moyen de renverser le tiroir de caractères Garamond, taille 12 ! L’effet provoqué était comparable à celui d’une dizaine de Mac qui crashent en même temps dans un département prépresse. À l’époque, l’imprimerie s’est retrouvée tout aussi paralysée que moi, rampant à quatre pattes –le rouge de la honte sur les joues– entre les presses! Des petites lettres partout! Stéphane: “Lorsque je suis revenu à Gand, certains aspects m’agaçaient, comme p.ex.

van boven naar onder/de haut en bas

ceci n’est pas xylo two

PostScript, généralement développé au départ d’un master unique, comme une sorte de compromis pour toutes les tailles de caractères. Cela me semblait être une lacune dans la lisibilité, car toutes les tailles de police issues de la tradition typographique classique étaient conçues et créées séparément. Le fait est qu’une lettre n’a pas le même aspect dans un format différent. Par exemple: les gens d’ITC (International Type Corporation) se sont spécialement rendus à Parme en Italie pour faire des tirages des lettres originales de Giambattista Bodoni. Celles-ci étaient ensuite redessinées et numérisées, de sorte que les différenciations authentiques dans les différentes tailles de police soient conservées.” Tout ce petit monde, cette cuisine infiniment intéressante d’artisanat combiné à la technologie, a commencé à faire son chemin dans l’esprit de Stéphane. Le magazine ‘Zacht Lawijd’ a été conçu en collaboration avec Filip de Baudringhien, avec qui il travaille souvent. La fonte des titres était composée de lettres issues de la ‘tradition d’Exeter’, spécialement numérisées à cet effet et du reste un bel exemple d’un ‘unicase’, un mélange de lettres capitales et de caractères bas de casse, produisant de beaux blocs de titre, agréables à lire, sans jambages ascendants ni descendants. Le précurseur de la famille de polices Xylo était né. Stéphane: “Cependant, je ne me considère pas comme un typographe à temps plein et je ne tiens pas à créer la énième lettre parfaite et lisse. Lorsque j’ai été contacté en été 2008 par Jos Pastijn, un des volontaires du MIAT (Musée d’Archéologie industrielle et du Textile), je me suis engagé dans un groupe de travail composé de volontaires enthousiastes. Lorsque j’ai découvert les lettres en bois dans les casses d’imprimerie, j’ai été submergé par une sorte d’effet ‘madeleine de Proust’. L’odeur, l’envie,

c’est XYLO ONE

Seasons Wishes 2009 Set van zes verschillende postkaarten. Detail van het zetwerk op de typopers van Kamer108 te Gent. © Stéphane de Schrevel, 2008

l’encre: je devais en faire quelque chose.” Depuis lors, il travaille assidûment au développement de la famille Xylo. “Xylos signifie bois en grec”, explique Stéphane et par analogie avec le conseil judicieux d’Erik Spiekermann, à savoir qu’un bon nom de fonte ne doit comporter que 4 lettres, il en a fait ‘Xylo’. “Il y aura 5 versions, basées respectivement sur une Gothic XXX Condensed (Xylo 1), une Gothic Condensed (Xylo 2), une variante de la Clarendon Extended (Xylo 3) et de la Condensed (Xylo 4) et une dernière avec d’étranges empattements sautillants ‘Detroit style’ (Xylo 5). Elles ne seront toutefois pas lissées. Considérez-les comme un entre-deux entre ‘grunge’ et les renouveaux actuels ‘super clean’. Ceci dit, je peux apprécier la comparaison avec, par exemple, les séries Knockout de Hoefler & Frere-Jones. Je travaille à la ‘ligne presque parfaite’ ou à l’arrondi, sans que cela soit visible d’emblée. Il faut également qu’elle contienne une certaine intemporalité.” Ce fut un exercice long et difficile, mais le résultat est au rendez-vous. Stéphane: “Je vois la représentation de la famille Xylo comme une sorte de catwalk, où ces dames qui défilent (aux coiffures à la mode Fabiola) sont la personnification de ces lettres. Loin d’êtres parfaites, oscillant entre hanches larges et anorexie rachitique, mais précisément touchantes pour cette raison.” Stéphane me montre l’épreuve de caractères avec la représentation des trois petites dames, qui ont déjà été imprimées à la main sur les presses typo du MIAT. Les 25 premiers acheteurs des Xylo 1/2/3 recevront une impression authentique, signée de la main de Stéphane. Et c’est ainsi que lentement mais sûrement, la Xylo surgit, dans divers blogs, publications et livres, avant même sa naissance ‘officielle’ et depuis que Jan Middendorp s’est également montré intéressé, il est fort à croire que nous assisterons à l’arrivée d’une nouvelle fonte classique contemporaine. Old school? Pas vraiment, il y a peut-être matière à argumenter, mais quoi qu’il en soit, ce sera un bon cru! par Hugo Puttaert www.functionmatters.com

addmagazine.eu REINVENTION

52 Pictoplasma recente boeken/livres récents

recente boeken/livres récents

PICTOPLASMA

Een uil met ballen! Un hibou qui a des couilles!

Geef toe, dit beest heb je op je dagelijkse avondwandeling wellicht nog niet gezien. Maar het bestaat wel. Een behoorlijk boos geelzwart exemplaar (naar een tekening van Dennis Tyfus) kijkt je ongegeneerd aan op de cover van het onlangs uitgegeven boek ‘Pen to Paper’ van Pictoplasma Publishing in Berlijn. Mocht je deze collectief-uitgeverij nog niet kennen: ‘Shame on you’, maar met deze korte beschouwing wordt dat euvel dan wel meteen rechtgezet.

Pictoplasma werd in 1999 opgericht door Lars Denicke en Peter Thaler. Het concept ervan is vrij eenvoudig, het internationale succes evenwel legendarisch. Pictoplasma valt het beste te omschrijven als een soort ‘online curated public archive’ van ‘s werelds beste en meest toonaangevende ‘character designers’. Sorry, een vertaling naar het Nederlands zou sullig klinken. Pictoplasma publiceert fascinerende boeken, organiseert grensverleggende festivals en conferenties en functioneert ook als een soort tussenpersoon, die potentiële opdrachtgevers en agentschappen in contact brengt met de voor hen of voor hun opdracht meest relevante (strip)tekenaar, illustrator of cartoonist. Zowel analoog maar vooral ook in digitale 2D- of 3D-animatie. Onlangs had ik het genoegen om een kort bezoek te mogen brengen aan hun kantoor in de buurt van Rosenthaler Platz, in hartje Berlijn. Zoals vele studio’s in Berlijn huist Pictoplasma PAPYRUS addmagazine.eu

in een postindustrieel pand midden in de min of meer groene binnentuin van een anoniem woonblok in het vroegere Oost-Berlijn. Het valt mij meteen op dat Lars en Peter het ondanks hun internationaal succes nog altijd zeer kleinschalig houden. Ze doen immers alles zelf, zonder extra personeel, eenvoudigweg als twee gedreven initiators –zelf zijn ze noch ontwerper noch illustrator– wat hun positie zuiver en onbevooroordeeld houdt. Op amper tien jaar tijd hebben ze dit project een onwaarschijnlijk grote internationale uitstraling bezorgd, puur door hun passie, gedrevenheid en accurate ondernemingszin. Pictoplasma Publishing heeft intussen al een tiental boeken op haar actief, bijvoorbeeld ook het onlangs uitgegeven ‘Fait divers’ van het maﬀe Franse duo Gangpol & Mit. Hun nieuwste publicatie ‘Pen to Paper’ toont een ongewone selectie van toonaangevend tekenwerk, geselecteerd uit hun internationale pool van kunstenaars, tekenaars en illustratoren, die er bewust voor kozen om met analoge materialen en technieken te werken zoals aquarel, inkt of collage. Deze ‘analoge injectie’ in de rijke picturale bloedstroom van de grotendeels virtuele wereld van character design, toont ons een ongemeen actuele en bizarre ‘semi-underground’ omgeving, bevolkt met buitengewoon bizarre, ongetemde wezens en creaturen. ‘Pen to paper’ getuigt van een nieuwe analoge werkelijkheid, die van de tekenaar ‘an sich’. Dit is geen toeval, maar een trend, die ook in kunstopleidingen opnieuw sterk merkbaar is. De tekeningen worden in dit boek omkaderd door verfrissende beschouwingen van Alex Michon en Michael Bonesteel. Er wordt ook aandacht besteed aan de ‘gebroken ﬁguratie’ of de ‘nieuwe psychedelische folk’ van o.a Allison Schulnik, Ian Stevenson, Allyson Mellberg Taylor, John Casey, Luke Ramsey, Eric Shaw, Seth Scriver, Joey Haley, Mark DeLong, Mehdi Hercberg alias Shoboshobo, Andrew James Jones, Thomas Bernard, Lane Hagood, alias Stephane Prigent Kerozen en nog vele anderen. Voor meer info: www.pictoplasma.com

Admettez-le, voici quelque chose que vous n’aviez probablement encore jamais vu lors de vos promenades nocturnes quotidiennes. Pourtant, ils existent. Un exemplaire plutôt fâché (d’après un dessin de Dennis Tyfus), jaune et noir, brille sans gêne sur la couverture de l’ouvrage ‘Pen to Paper’ récemment publié par Pictoplasma Publishing à Berlin. Et si vous ne connaissez pas encore ce collectif/éditeur, honte à vous, mais soyez rassurés, ce petit exposé comblera cette lacune surle-champ.

Pictoplasma a été créé en 1999 par Lars Denicke et Peter Thaler. Son concept est assez simple, mais son succès international est néanmoins légendaire. Pictoplasma se décrit le mieux comme étant une sorte de ‘online curated public archive’ des meilleurs ‘character designers’ au monde ayant su donner le ton. Désolée, mais la traduction française sonne un peu simpliste. Pictoplasma publie des livres fascinants, organise des festivals et des conférences qui élargissent le champ de la connaissance et se présente également comme une sorte d’intermédiaire, mettant des clients potentiels et des agences en contact avec le dessinateur (de BD), l’illustrateur ou le caricaturiste le plus pertinent pour eux ou pour leur commande. Dans le domaine de l’analogique, mais surtout dans le domaine de l’animation numérique en 2D ou en 3D. J’ai récemment eu le plaisir de leur rendre une petite visite dans le quartier de la Rosenthaler Platz, au cœur de Berlin. Tout comme bon nombre de studios à Berlin, ils sont établis dans une sorte d’immeuble postindustriel au milieu d’un jardin intérieur, plus ou moins vert, d’un bloc de logements anonyme de l’ancien Berlin-Est. Il est frappant de constater que malgré leur succès international, Lars et Peter opèrent toujours à très petite échelle. En eﬀet, ils font tout eux-mêmes, sans personnel supplémentaire, simplement deux auteurs exaltés –aucun des deux n’est créateur ou illustrateur– ce qui leur permet de maintenir une position pure et sans préjugés. En dix ans à peine, ils ont conféré à ce projet un incroyable rayonnement international. Grâce à la passion, à l’enthousiasme et à un sens soigneux de l’entreprise. Entre-temps, Pictoplasma Publishing compte déjà une dizaine de livres à son actif. Tels que, par exemple, l’ouvrage ‘Faits divers’ du duo français loufoque Gangpol & Mit, publié récemment.

Leur dernière publication ‘Pen to Paper’ oﬀ re une sélection inhabituelle de dessins éminents, sélectionnés parmi leur pool international d’artistes, de dessinateurs et d’illustrateurs ayant fait consciemment le choix de travailler avec des matériaux et des techniques analogiques, tels que l’aquarelle, l’encre ou le collage. On croirait une injection analogique dans la richesse picturale du monde virtuel du ‘character design’. Un monde d’ailleurs, extraordinaire, contemporain et étrangement ‘semi’ underground, peuplé d’êtres et de créatures indomptés et exceptionnellement bizarres. ‘Pen to paper’ témoigne d’une certaine nouvelle réalité analogique. Celle du dessinateur ‘an sich’. Cette tendance n’est pas fortuite. Elle est à nouveau perceptible dans les formations artistiques également. L’ouvrage contient des considérations décapantes d’Alex Michon et de Michael Bonesteel et présente du reste la ‘ﬁguration brisée’ ou le ‘nouveau folk psychédélique’ d’Allison Schulnik, Ian Stevenson, Allyson Mellberg Taylor, John Casey, Luke Ramsey, Eric Shaw, Seth Scriver, Joey Haley, Mark DeLong, Mehdi Hercberg alias Shoboshobo, Andrew James Jones, Thomas Bernard, Lane Hagood, alias Stephane Prigent Kerozen, et bien d’autres encore. Pour plus d’infos : www.pictoplasma.com door/par Hugo Puttaert ISBN 978-3-98104-586-4 hardcover - 240 pagina’s/pages formaat/format: 18,4 x 22,3 cm prijs/prix: 39,90 EUR © Pictoplasma Publishing Berlin, 2010

linkerpagina/page de gauche Cover/couverture gebaseerd op de tekening ‘Uhu’/basé sur un dessin ‘Uhu’, van/de © Dennis Tyfus, 2005 & Pictoplasma, 2010 Seth Scriver extract uit het boek/extrait du livre, pagina’s/pages 140-141 © Seth Scriver & Pictoplasma, 2010 Seth Scriver extract uit het boek/extrait du livre, pagina/page 145 © Seth Scriver & Pictoplasma, 2010

rechterpagina/page de droite Ian Stevenson extract uit het boek/extrait du livre, pagina/page 215 © Ian Stevenson & Pictoplasma, 2010 Ian Stevenson extract uit het boek/extrait du livre, pagina/page 210 © Ian Stevenson & Pictoplasma, 2010 Spreads © Seth Scriver © Dennis Tyfus © Fia Cielen © John Casey & Pictoplasma, 2010 addmagazine.eu REINVENTION

54 Shaping Voices recente boeken/livres récents

recente boeken/livres récents

SHAPING VOICES

Het betere praaten denkwerk in boekvorm! Les meilleures expressions et réﬂexions réunies en volume! Laten we hier meteen komaf maken met de fabel dat ontwerpers en kunstenaars beter niet zouden praten. Of niet kunnen praten. Dit boek bepleit het tegendeel, en het komt net op het moment dat het besef groeit dat de rol van de ontwerper in de huidige samenleving meer complex én cruciaal is geworden, en dat die trend zich in de toekomst zal doorzetten. Duidelijke proﬁleringen en stellingnamen zijn noodzakelijk, want ontwerpers dienen meer dan ooit te werken vanuit een relevante strategie en met inzicht in de ongebreideldheid van hedendaagse processen. De toekomst is behalve complex ook genuanceerd, en de opdracht van toekomstige ontwerpers en kunstenaars zal dat ook zijn.

Er beweegt al een aantal jaren heel veel in het Belgisch ontwerplandschap. Niet alleen op het vlak van ‘design’ en ‘mode’, al krijgen enkel deze disciplines veel –wat mij betreft te veel– aandacht in de media. Dat landschap wordt immers ook bevolkt door zeer intelligente grafisch ontwerpers en typografen van allerlei slag en in alle vormen en formaten, die almaar boeiender en –ook internationaal– toonaangevender worden. Getuige hiervan onder meer de lezingenreeksen en conferenties die, voornamelijk door kunsthogescholen, worden georganiseerd, zoals –vergeef mij de onvolledige opsomming– ‘Bolditalic’ (Sint-Lucas Gent), Integrated (Sint Lucas Antwerpen) en ‘Shapeshifters’ (Sint-Lukas Brussel). Deze kunsthogescholen reflecteren tegenwoordig –mede omwille van hun academisering– zeer intensief over hun bestaansreden en relevantie (het was ooit anders), maar ook de opleidingen van PHL Hasselt, KASK (Gent), ERG (Ecole Recherche Graphique) en La Cambre te Brussel zijn op dit gebied zeer actief. ‘Shapeshifters’ is een lezingenreeks van Sint Lukas Brussel die diverse grafische ontwerpers, mediamakers en kunstenaars programmeert, PAPYRUS addmagazine.eu

verspreid over een aantal avonden per seizoen, thematisch gerangschikt. Plaats van het gebeuren is telkens de Beursschouwburg te Brussel. De drijvende krachten achter Shapeshifters zijn Inge Gobert en Johan Van Looveren, maar ook Dirk Seghers, op dit ogenblik creatief directeur van kunstencentrum Recyclart te Brussel en mederedacteur van Addmagazine, heeft in een vorig leven meegewerkt aan het bedenken en de bezieling van dit format. Onlangs werden de meest spraakmakende interviews met de grafische ontwerpers en kunstenaars, die de laatste jaren bij ‘Shapeshifters’ de revue zijn gepasseerd, gebundeld in het verfrissende boek ‘Shaping Voices’. Ik kan het niet beter verwoorden dan de auteurs het zelf doen: “Uitgangspunt van ‘Shaping Voices’ is de vraag hoe grafisch ontwerpers omgaan met de haast onmerkbare trillingen die soms grote sociaaleconomische of politieke, culturele en technologische veranderingen aankondigen, en die ze als een soort van seismografen weten op te vangen, nog voor hun publiek er weet van heeft. Wat is daarbij de verantwoordelijkheid van ontwerpers? Welke invloed kunnen ze hebben? Hoe zetten ze die signalen om in communicatieprocessen? Welke tactieken en strategieën worden daarbij gehanteerd? Impliceert elke vorm van ontwerpen ook een al dan niet ideologisch gekleurd opzet? Het alfabet dat in dit boek wordt gehanteerd omvat onder meer de sleutelwoorden agitatie, confrontatie, debat, energie, ideologie, moraal, protest, revolutie, subversie, en Utopia.” Shaping Voices bundelt gesprekken met 15 ontwerpers: Joshua Blackburn, Randall Casaer, Nadine Chanine, Cristina Chiappini, Luc Derycke, Kenya Hara, Kim Hiorthøy, Marti Guixé, Alessio Leonardi, John Maeda, Lars Müller, Adrian Shaughnessy, Gerard Unger, Omar Vulpinari & Jon Wozencroft. Inleiding door Max Bruinsma. Het boek werd prachtig vormgegeven in een subtiele typografische combinatie van de lettertypen Arnhem en Apex. Uitgegeven bij Oogachtend. Voor meer info: www.shapeshifters.be en www.oogachtend.be Finissons-en immédiatement avec le cliché selon lequel les créateurs et les artistes feraient mieux de ne pas parler. Ou seraient incapables de parler. En effet, ce livre plaide pour le contraire. Il sort précisément au moment de la prise de conscience quant au rôle plus complexe et plus crucial du créateur dans la société actuelle et future. Des définitions et des affirmations claires sont nécessaires, car les créateurs aussi doivent travailler, plus que jamais, sur la base d’une stratégie et d’une compréhension pertinente des processus contemporains débridés. L’avenir est non seulement complexe, mais également nuancé. La tâche des futurs créateurs et artistes le sera également.

Depuis quelques années, beaucoup de choses bougent dans le paysage du graphisme en Belgique. Et pas seulement sur le plan du ‘design’ et de la ‘mode’, bien que ces disciplines attirent beaucoup –beaucoup trop, selon moi– l’attention des médias. C’est que ce paysage médiatique est également peuplé de graphistes et de typographes brillants. De toute forme et de tout format. Ils gagnent en passion et donnent de plus en plus souvent le ton. Y compris au niveau international. En témoignent, entre autres, les diverses séries de conférences et de lectures, et pas des moindres, organisées par les écoles supérieures d’art qui –de par l’académisation– réfléchissent plus que jamais à leur raison d’être et leur pertinence (ce qui ne fut pas toujours le cas). Comme par exemple –et pardonnez mon énumération incomplète– ‘Bolditalic’ (Sint-Lucas, Gand), Integrated (Sint Lucas, Anvers) et ‘Shapeshifters’ (Sint-Lukas, Bruxelles). Mais PHL à Hasselt, le KASK (Gand), l’ERG (École de Recherche Graphique) et La Cambre à Bruxelles proposent également des initiatives passionnantes. ‘Shapeshifters’ est une série de lectures, organisée par l’institut Sint-Lukas de Bruxelles, donnant la parole à différents graphistes, créateurs de médias et artistes, lors de plusieurs soirées thématiques par saison. Le tout au Beursschouwburg à Bruxelles. Les forces mouvantes derrière Shapeshifters sont Inge Gobert et Johan Van Looveren. Mais, Dirk Seghers a également contribué, dans une autre vie, à imaginer et à inspirer le format. Actuellement, Dirk est le directeur créatif du centre d’arts Recyclart à Bruxelles et corédacteur d’Addmagazine. Depuis peu, voici aussi l’ouvrage rafraîchissant, intitulé ‘Shaping Voices’ et publié par Oogachtend, réunissant dans un recueil des interviews originales et riches de graphistes et d’artistes, ayant tous passé la revue de ‘Shapeshifters’ ces dernières années. Je ne peux pas mieux le formuler que les auteurs eux-mêmes: “Le point de départ de ‘Shaping Voices’ est la question de savoir comment les graphistes utilisent les vibrations, quasi imperceptibles et parfois annonciatrices de grands changements socio-économiques ou politiques, culturels et technologiques, qu’ils captent comme une sorte de sismographe, avant même que le public s’en rende compte. En outre, quelle est la responsabilité des graphistes? Quelle influence peuvent-ils avoir? Comment convertissent-ils ces signaux en processus de communication? Quelles tactiques et stratégies sont utilisées à cette fin? Chaque forme de création implique-t-elle aussi une trame idéologique, colorée ou non? L’alphabet utilisé dans ce livre comprend, entre autres, les termes clé agitation, confrontation, débat, énergie, idéologie, morale, protestation, révolution, subversion et Utopie.” Shaping Voices réunit dans un recueil les interviews de 15 créateurs, à savoir: Joshua Blackburn, Randall Casaer, Nadine Chanine,

Cristina Chiappini, Luc Derycke, Kenya Hara, Kim Hiorthøy, Marti Guixé, Alessio Leonardi, John Maeda, Lars Müller, Adrian Shaughnessy, Gerard Unger, Omar Vulpinari et Jon Wozencroft. L’introduction est signée Max Bruinsma. L’ouvrage est superbement mis en page, dans une combinaison typographique subtile des fontes Arnhem et Apex. Pour plus d’infos: www.shapeshifters.be et www.oogachtend.be door/par Hugo Puttaert

Spreads met werk van/avec le travail de © Adrian Shaughnessy © John Maeda © Lars Müller Hidros 3 LP hoes/pochette de disque voor/pour Mats Gustafsson, Sonic Youth & Friends © Kim Hiorthøy

ISBN 9789077549599 hardcover - 144 pagina’s/pages formaat/format: 20 x 22 cm prijs/prix: 29,50 EUR © Shaping Voices - Sint-Lukas Brussel/Bruxelles & Oogachtend, 2010 addmagazine.eu REINVENTION

linkerpagina/page de gauche Siggi Eggertsson illustratie voor/illustration pour magazine ‘33 Thoughts’ © Siggi Eggertsson

Papyrus NV I SA Riverside Business Park Internationalelaan - Bd International 55 b 33 B-1070 Brussel - Bruxelles T +32 2 529 85 11 - F +32 2 520 26 65 info.be@papyrus.com Papyrus Groep Nederland BV Bijsterhuizen Noord 22-02, 6604 LD Wijchen Postbus 62, 6500 AB Nijmegen T +31 88 65 65 222 - F +31 88 65 65 223 papyrus.nl@papyrus.com www.papyrus.com