9 minute read
Uit een interview met Stephan Bodian
from InZicht 1-2021
Stadia
op het pad Uit een interview met Stephan Bodian
Advertisement
Het pad van eenheid naar niet-eenheid is er een zonder ego en bijgevolg verstoken van enige voldoening voor het ego. In weerwil van het onveranderlijke centrum van vrede en vreugde zullen de gebeurtenissen van het leven misschien helemaal niet vreedzaam en vreugdevol verlopen. Het ontbreken van voldoening voor het ego in het centrum en van goddelijke vreugde aan het oppervlak maken dat dit deel van de tocht allesbehalve gemakkelijk is. Heldhaftige daden van zelfloosheid zijn vereist om tot het einde van het zelf te raken – daden die, wel te verstaan, geen terugkeer betekenen naar welk zelf dan ook.
Stephan: Zou u het kort willen hebben over de drie eerste stadia van het christelijke contemplatieve leven zoals u deze ervaren hebt – en meer bepaald, wat uzelf (en anderen) de unitieve staat hebben genoemd?
Bernadette: Strikt genomen verwijzen de termen ‘zuiverend’, ‘verlichtend’ en ‘unitief’ – die vaak worden gebruikt in verband met het contemplatieve pad – niet naar aparte stadia, maar naar een soort tocht waarbij ‘loslaten’, ‘inzicht’ en ‘unie’ de belangrijkste ervaringen vormen. Om dit continuüm te illustreren, gebruiken de auteurs verschillende stadia, afhankelijk van de criteria die ze hanteren. Zo verdeelde de heilige Teresa, bijvoorbeeld, het pad in zeven stadia of ‘verblijven’. Maar ik ben van mening dat we ons niet moeten opsluiten in een theorie van stadia; dit is steeds de terugblik van iemand die terugkijkt op zijn/haar eigen tocht, die misschien niet de eigen ervaringen of inzichten bevat. Wij dienen echter trouw te zijn aan onze eigen inzichten, ons eigen innerlijke licht.
WOLK VAN NIET-WETEN Mijn opvatting over wat sommige schrijvers het ‘unitieve stadium’ noemen is dat het begint met de Donkere Nacht van de Geest, of de aanvang van het transformatieproces – wanneer de larve de cocon binnentreedt, in de beeldspraak van Teresa. Tot dan toe waren wij bezig geweest met een actieve hervorming (of reformatie) van onszelf, waarbij we al het mogelijke deden om een blijvende unie met het goddelijke tot stand te brengen. Maar op een bepaald punt, als we alles gedaan hebben wat wij kunnen, stapt het goddelijke binnen en neemt de leiding over. Het transformatieproces is een goddelijk ongedaan maken en hermaken dat culmineert in wat de ‘transformerende unie’ of ‘het mystieke huwelijk’ wordt genoemd, dat als het eindstadium wordt beschouwd voor de christelijke contemplatief. De aanvang van dit proces wordt ervaren als het neerdalen van de wolk van niet-weten, die door de contemplatief, omdat zijn vroegere licht is uitgedoofd en hem in duisternis heeft achtergelaten, aanvankelijk wordt geïnterpreteerd als het goddelijke dat ondergedoken is. In moderne bewoording is het neerdalen van de wolk in feite het wegvallen van het egocentrum, waardoor wij in een donker gat kijken, een leegte of lege plek in onszelf. Zonder de sluier van het egocentrum herkennen wij het goddelijke niet; het ziet er niet uit zoals we ons hadden voorgesteld. Oog in oog staan met het goddelijke is een realiteit die onze verwachtingen van licht en gelukzaligheid de grond in boort. Vanaf hier moeten wij onze weg in het donker en op de tast zoeken, en het speciale oog dat ons toestaat in het donker te zien gaat op dit ogenblik open. Hier begint dus onze tocht naar het ware centrum, het ‘punt’ dat zich bevindt op de bodem en in de kern van onszelf, waar ons leven en zijn aanbotst tegen het goddelijke leven en zijn – het punt waarop heel het bestaan samenkomt. Dit centrum kan vergeleken worden met een muntstuk: aan deze kant het zelf, aan de andere kant het goddelijke. De ene kant is de andere niet, en toch kunnen de twee niet gescheiden worden. Als we dat probeerden, zouden we nog een kant erbij krijgen, of de hele munt zou het begeven en geen enkel centrum overlaten – geen zelf én geen goddelijke.
We noemen dit de staat van eenheid of unie vermits het enkelvoudige centrum twee kanten heeft zonder dewelke er niets zou zijn om één, verenigd of nonduaal te zijn. Dit is immers de empirische realiteit van de staat van de transformerende unie, de staat van eenheid.
NIET-ZELF Stephan: Hoe hebt u het verdere stadium ontdekt, dat u de ervaring van het niet-zelf noemt?
Bernadette: Dat gebeurde onverwacht zo’n 25 jaar na het transformatieproces. Het goddelijke centrum – het muntstuk of het ‘ware zelf’ – verdween plots, en zonder een centrum of een omtrek is er geen zelf, én geen goddelijke. Ons subjectieve leven van ervaringen is voorbij – de doortocht is beëindigd. Ik had nooit gehoord van zo’n mogelijkheid of gebeurtenis. Blijkbaar omvat die ongrijpbare ervaring die het zelf is heel wat meer dan het ego. De paradox van onze doortocht is dat wij echt niet weten wat het zelf of het bewustzijn is zolang wij het leven, zolang we het zijn. De ware aard van het zelf kan pas volledig onthuld worden als het weg is, als er geen zelf meer is. Eén gevolg dus van de niet-zelfervaring is de onthulling van de ware aard van het zelf of het bewustzijn. Het zelf blijkt het hele bewustzijnssysteem te zijn, van het onbewuste tot het Godbewustzijn, de hele dimensie van de ervaring van het menselijke kennen en voelen. Daar de termen ‘zelf’ en ‘bewustzijn’ dezelfde ervaringen uitdrukken (niets kan over het ene gezegd worden dat niet over het andere kan gezegd worden), kunnen ze slechts omschreven worden in termen van ‘ervaring’. Elke andere bepaling is gissing of speculatie. Niet-zelf betekent dus niet-bewustzijn. Als sommige mensen dit schokkend vinden, is dat alleen omdat ze de ware aard van het bewustzijn niet kennen. Soms raken we zo verstrikt in de inhoud van het bewustzijn dat we vergeten dat het bewustzijn ook een somatische functie van het fysieke lichaam is, en zoals al dergelijke functies, is ze niet eeuwig. Wellicht zouden we er beter aan doen het goddelijke te zoeken in ons lichaam dan tussen de inhoud en de ervaringen van het bewustzijn.
De ware aard van het zelf
kan pas volledig onthuld worden als het weg is
NAAR BUITEN GERICHT Stephan: Hoe gaan wij van de ‘transformerende unie’ naar de ervaring van het niet-zelf? Hoe ziet het pad eruit?
Bernadette: We kunnen slechts een pad zien wanneer we terugblikken. Wanneer we eenmaal tot de staat van eenheid gekomen zijn, kunnen wij niet verder gaan met de binnenwaartse tocht. Het goddelijke centrum is het meest innerlijke punt waaraan we op dit moment niet kunnen voorbijgaan. Wanneer we dit punt bereikt hebben, draait de beweging van de tocht zich om, en begint ze naar buiten te gaan – het centrum breidt zich uit naar buiten toe. Om te zien hoe dit in zijn werk gaat, kunt u zich het zelf of het bewustzijn voorstellen als een cirkelvormig stuk papier. Het aanvankelijke centrum is het ego, die speciale energie die wij ‘wil’ of het vermogen om te willen noemen, dat wij ofwel naar buiten kunnen keren, naar zichzelf, of naar binnen, naar de goddelijke grond, die zich bevindt onder het centrum van het papier. Wanneer wij, van onze kant van het bewustzijn, niet méér kunnen doen om deze grond te bereiken, neemt het goddelijke het initiatief over en breekt door dit centrum heen, waarbij het het ego verpulvert als werd een pijl midden door ons centrum geschoten. Het gevolg is een zwart gat in onszelf en het gevoel van een vreselijke leegte. Deze doorbraak vereist een herstructurering of veran-
dering van het bewustzijn, en deze verandering is de ware aard van het transformatieproces. Hoewel deze transformatie uitmondt in ware menselijke volwassenheid, is dit niet de uiteindelijke staat van de mens. De hele opzet van de eenheid is ons te bewegen naar een meer uiteindelijke staat. Om te verstaan wat daarna gebeurt, dienen we steeds grotere gaten te blijven maken in het papier, waarbij we het centrum steeds verder uitbreiden totdat slechts een allerkleinst randje of omtrek overblijft. Nog één enkele uitbreiding van het goddelijke centrum, en de grenzen van het bewustzijn of het zelf vallen weg. Uit deze illustratie blijkt hoe de uiteindelijke vervulling van het bewustzijn of het zelf, het niet-bewustzijn of het niet-zelf is. Het pad van eenheid naar niet-eenheid is er een zonder ego en bijgevolg verstoken van enige voldoening voor het ego. In weerwil van het onveranderlijke centrum van vrede en vreugde, zullen de gebeurtenissen van het leven misschien helemaal niet vreedzaam en vreugdevol verlopen. Het ontbreken van voldoening voor het ego in het centrum en van goddelijke vreugde aan het oppervlak maakt dat dit deel van de tocht allesbehalve gemakkelijk is. Heldhaftige daden van zelfloosheid zijn vereist om tot het einde van het zelf te raken, daden die we kunnen vergelijken met het snijden van steeds grotere gaten in het papier – daden die, wel te verstaan, geen terugkeer betekenen naar welk zelf dan ook.
ARCHETYPES De voornaamste verleiding die we moeten weerstaan in deze periode is de verleiding om te bezwijken voor een van de subtiele maar krachtige archetypes van het collectieve onbewuste. Zoals ik dat zie, komen we in het transformatieproces alleen in het reine met de archetypes van het persoonlijke onbewuste; de archetypes van het collectieve onbewuste zijn voorbehouden voor individuen in de staat van eenheid, aangezien die archetypes krachten of energieën zijn van deze staat. Jung was van mening dat deze archetypes onbeperkt waren, maar in feite is er slechts één echt archetype, en dat is het zelf. Wat wel onbeperkt is zijn de verschillende maskers of rollen waartoe het zelf verleid wordt in de unitieve staat – redder, profeet, genezer, martelaar, Moeder Aarde, noem maar op. Het zijn allemaal verleidingen om macht te verwerven voor ons zelf, om te denken dat ons zelf is wat het door het masker of de rol wordt voorgespiegeld. In de unitieve staat werden zowel Christus als Boeddha op deze manier in bekoring gebracht maar ze bleven bij de ‘grond’ waarvan ze wisten dat hij vrij was van dergelijke energieën. Deze grond is een ‘stiltepunt’, geen bewegend energiepunt. Deze energieën te ontmaskeren, ze te zien als listen van het zelf, is de specifieke taak die volbracht moet worden of de horde die moet worden genomen in de unitieve staat. We kunnen het einde van het zelf niet bereiken alvorens we deze archetypes uiteindelijk doorzien hebben en ze ons niet meer in beweging kunnen brengen. Het pad van eenheid naar niet-eenheid (niet-zelf) is een leven dat keuzeloos verstoken blijft van bevrediging voor het ego. Dit is een leven dat een heroïsch, zelfloos geven vereist; een leven waarin de energieen van het zelf ontmaskerd worden en alle goddelijke rollen waartoe we worden verleid. Men kan dit nauwelijks een ‘pad’ noemen, en toch is het de enige manier om het einde van de tocht te bereiken. t
Bron Selectie uit een schriftelijk interview met Stephan Bodian, gepubliceerd in het Yoga Journal, 1986
Wilt u ook adverteren in InZicht
Neem dan contact op met Meinhard van de Reep info@inzicht.org of 06 - 49 38 57 34