![](https://assets.isu.pub/document-structure/210223085152-e68d25d95000acf7192d9dafc181593d/v1/e3076ecfe4f1bf0fc11e5f7596cd571c.jpg?width=720&quality=85%2C50)
8 minute read
Genade en persoonlijke inspanning
from InZicht 1-2021
Een groot verschil tussen het christendom en de andere wereldreligies is dat in het christendom genade het voornaamste middel tot het doel is, terwijl bij de andere religies persoonlijke inspanning het voornaamste middel tot het doel is. Hoewel genade en persoonlijke inspanning elkaar niet wederzijds uitsluiten, staat genade even centraal in het christendom als het naleven van de wet in de andere religies. Zo is bij het jodendom en de islam het doel afhankelijk van het onderhouden van de wet zoals die respectievelijk is uitgestippeld in de Thora en de Koran; bij het boeddhisme en het hindoeïsme hangt het doel af van het doorzien van de karmische wet die het individuele leven beheerst. Maar bij het christendom is genade het enige middel. en persoonlijke inspanning
Wat is genade precies? In essentie is genade God. Het is omdat we God niet kunnen ‘krijgen’ door onze eigen inspanningen dat genade slechts een gave kan zijn. Hoewel genade inderdaad een ‘aanwezigheid’ is in ons, is zij ook een actieve transformator, vergoddelijker en heiligmaker. Indien onze menselijkheid vol van genade zou zijn, zouden we inderdaad een andere persoon zijn. Formeel is genade dus een participatie aan Gods essentie zelf, aan Gods goddelijk leven. Het is omdat ons doel (onze transformatie in Christus) zo een feest en een mirakel is, dat slechts God het tot stand kan brengen. Zelf kunnen we dit niet doen – we zouden zelfs niet weten hoe. Al wat we kunnen doen gaat niet verder dan onszelf, maar al wat God doet, gaat aan onszelf voorbij. Dus ligt het doel, onze transformatie in Christus, ver voorbij wat wij doen. Het enige toereikende middel tot dit doel is genade, Gods eigen leven en werking. Genade als een onverdiende gave van God betekent dat we niets kunnen doen om ze te verdienen of verkrijgen, dus door onze eigen inspanningen alleen kunnen we het doel niet bereiken. Bijvoorbeeld, Christus’ aanwezigheid in de eucharistie is louter genade, ze hangt niet van ons af, ze is niet iets wat wij verdiend of teweeggebracht hebben. En dit geldt voor al de sacramenten: vergiffenis, de aanwezigheid van de Heilige Geest of verlichting, God als de band in het huwelijk, het priesterschap, enz. zijn niet iets wat wij verdienen.
Advertisement
MEDEWERKING
Anderzijds hangt het van onze medewerking af, van ons eigen doen of onze eigen inspanning, of de genade doeltreffend zal zijn en haar volledige effect zal bewerkstelligen. Zoals bij de parabel van de talenten: als we niets doen met wat gegeven is, zullen we verliezen wat gegeven werd. Dus kan de onverdiende gave die de genade is ook worden verkwist en verloren gaan. Een aloud dispuut tussen protestanten en katholieken gaat precies daarover: wat God geeft, kan God ook terugnemen. Hoewel beide gezindten erkennen dat redding een genade is, zijn de protestanten van mening dat deze genade, wanneer ze eens gegeven is, nooit verloren kan gaan of afgenomen kan worden, terwijl de katholieken menen dat indien we niet meewerken met deze genade – via onze eigen inspanningen – we ze kunnen verliezen, zoals gebeurt in de parabel van de talenten. Het punt is dat we zonder genade Gods doel voor de mens onderschatten en onszelf, dat wil zeggen, wat we zelf doen, overschatten. Maar tegelijkertijd, net zoals het mosterdzaadje dat op de rots valt, geraken we zonder de menselijke inspanning en medewerking nergens, en stagneren we gewoon. Dus al is genade een gave, als we niet meewerken, zal ze voor ons van geen nut zijn. Genade (Gods werk) en inspanning (ons werk) zijn twee kanten van dezelfde medaille. De kwestie van genade is nooit aan de orde in de oosterse religies; de enige manier om onze redding (of verlichting) te bewerkstelligen is door onze eigen inspanningen en verdiensten – zoals Boeddha zei: “Werk met toewijding aan uw redding.” Hoewel een christen genade aan het werk kan zien in het Oosten, wordt ze door de oosterling niet als dusdanig erkend. Dus als iemand verlichting bereikt, neemt men aan dat dit te danken is aan de cumulatieve inspanningen en verdiensten van voorbije levens – goed karma, met andere woorden. Bijgevolg is redding of verlichting iets dat hij of zij realiseert door eigen inspanningen, bereikt door eigen verdiensten; het is geen gave van het Absolute, eigenlijk helpt het Absolute helemaal niet, het is zelfs niet aanwezig. Dat is althans de oosterse zienswijze.
MIDDEL EN DOEL
Dit punt wordt hier naar voren gebracht om te wijzen op een belangrijk verschil tussen het christendom en de oosterse religies met betrekking tot middel en doel. Waar genade het centrale en enige middel is voor de christen, is het centrale middel voor de oosterse religies persoonlijke inspanning en verdienste. Zoals ik dat zie, komt het verschil neer op een kwestie van evenredigheid, dat wil zeggen, of al dan niet de middelen evenredig zijn met het doel. Als het doel God is, dan is slechts genade in verhouding tot of toereikend voor dit doel. Maar indien het doel een soort ‘ervaring’ is, dan volstaat persoonlijke inspanning misschien als doel. Blijkbaar zijn de middelen totaal afhankelijk van het doel. Dus als het doel is het zelf te transcenderen, kan het zelf dat zeker niet doen; alleen ‘dat’ wat het zelf transcendeert kan dat doen, namelijk God. t
Fragment uit hoofdstuk Middel en Doel, The Christian Contemplative Journey – Essays on the Path, Bernadette Roberts, ContemplativeChrstians.com
Eenvoudige woorden
Voor mensen die geloven dat ons bestaan zin heeft, dat er structuur in aan te brengen is en dat we in noodgevallen terug kunnen vallen op een liefdevolle en rechtvaardige scheidsrechter die bereid is ons te behoeden voor het ergste kwaad, lijkt het leven zonder al die hulpmiddelen uiterst hachelijk, doodeng en om die reden eigenlijk onleefbaar. Maar valt dat geloof om de een of andere reden van iemand af en duikelt hij of zij in een peilloze leegte zonder houvast, dan wordt dat - tegen alle verwachtingen in - juist als een enorme geruststelling ervaren, als een wonder dat het hart vult met ontzag en liefde en een weten dat het goed is. Zo gaat het al sinds mensenheugenis. Iemand als de Duitse schoenlapper Jacob Boehme reageerde vierhonderd jaar geleden op zijn val in de leegte op een manier die in de loop der eeuwen veel vaker zal zijn voorgekomen. Boehme’s biograaf schreef daarover: “Hij viel in een innerlijke extase, en hij leek in de principes en diepste basis der dingen te kunnen schouwen. Hij geloofde dat hij zich dat slechts verbeeldde en om zijn hoofd weer helder te maken, trok hij de natuur in. Maar daar ontdekte hij dat hij overal om hem heen, in de bomen en het onkruid en het gras, de essentie der dingen zag, en dat de natuur in volkomen harmonie was met wat hij van binnen had gezien. Hij sprak daar met niemand over, maar prees en dankte God slechts in stilte.” Pas veel later voelde hij alsnog de behoefte zijn ervaring onder woorden te brengen, en schreef hij over ‘het Wezen aller Wezens’ en ‘het Eeuwige Voortbestaan der Heilige Drieëenheid’, ingewikkelde begrippen voor mensen die geen ervaring hadden met de innerlijke extase waar Boehme naar verwees. In mijn ogen had Boehme die latere verwoording misschien maar beter achterwege kunnen laten, want eigenlijk was er niemand die begreep waar hij het over had, en de kerkelijke autoriteiten verweten hem zijn medechristenen alleen maar op een dwaalspoor te brengen. En in zekere zin hadden ze daar natuurlijk ook gelijk in. Zoals met Boehme is het natuurlijk veel vaker gegaan. Ook het werk van Bernadette Roberts zie ik in dat licht. Ik twijfel er niet aan dat ook zij ooit in de leegte is gevallen. Maar door in haar verwoording van die val een centrale rol toe te bedelen aan concepten als ‘geen-zelf’, ‘immanente en transcendente Godheid’ en ‘het ongeconditioneerde en niet voortgebrachte’ is haar uiteindelijk hetzelfde lot beschoren geweest als Jacob Boehme. Ook tijdens haar leven begreep misschien wel niemand werkelijk waar ze het over had en lukte het haar ook niet dat in eenvoudige bewoordingen uit te leggen. Nu moeten we het doen met verklaringen achteraf zoals die in dit themanummer over Roberts te lezen zijn. In mijn ervaring raken eenvoudige woorden altijd het diepst, zoals ik laatst nog merkte toen ik het gedicht ‘Gesprek’ van Rutger Kopland las.
Ze kijkt me vragend aan je zwijgt zegt ze en waarover
inderdaad waarover zwijg ik en ik begin te zoeken naar een antwoord
ik kijk voorbij haar gezicht naar de muur en van de muur naar het raam en van het raam naar mijn handen in mijn schoot en weer terug naar haar gezicht
ze kijkt mij nog steeds aan ik hoor de stilte in haar kamer
ik zou willen zeggen dat ik zwijg over mijzelf want ik weet niet wie dat is
Een nauwkeurige navigatieplattegrond
Elizabeth McCleary
De teksten van Bernadette waren een grote steun voor mij. Zij hielpen iets in mij om zich te oriënteren op een moment dat ik totaal gedesoriënteerd was en geen enkel innerlijk navigatiesysteem voor het leven meer had.
Ik kwam op het spoor van Bernadettes geschriften door het lezen van een boek van Jed McKenna, waarin hij verschillende uitspraken van haar heeft opgenomen (Vert.: ‘Spiritueel incorrecte verlichting’, p. 115 en ‘Notities’, p. 45). Nadat ik eenmaal behoorlijk wat gelezen had van wat zij geschreven had, woonde ik een van haar kleine retraites bij (11 personen) in zuidelijk Californië. Zij bood die een of twee keer per jaar aan.
In mijn ervaring is haar ‘plattegrond’ van de spirituele/menselijke ontwikkeling nauwkeuriger dan die van anderen die ik ben tegengekomen. Haar plattegrond is vooral uniek in die zin dat die nauwgezet het grote misverstand inzake ‘verlichting’ beschrijft bij vele mensen op hun spirituele zoektocht. Het lijkt erop dat het merendeel van hen, die het uiteenvallen van het ‘vaste egocentrum’ doormaken, zoals
Bernadette het noemde, denken dat ze ‘verlicht’ zijn. En hoewel ze ongetwijfeld meer verlicht zullen zijn dan daarvoor, hebben ze nog niet de ‘verlichting’ bereikt die Boeddha probeerde te beschrijven.
Zoals Bernadette aangaf kan het niet genoeg benadrukt worden dat het uiteenvallen van het vaste egocentrum een monumentale doorgang is. Het leven aan de andere kant daarvan is totaal anders dan het voorheen was; het leven aan die andere kant leidt tot een totaal andere ervaring van het ‘zelf’ en van het leven. In het begin voelt het alsof dat wat verloren is gegaan (uiteengevallen) het besef van het zelf
© KANDINSKY, STUDIES VOOR CIRKELS IN ZWART, 1921