op reis naar gambia
naar gambia deel 2 safari
ik ga op reis. ik ga met de kar. ik rij 1 uur. de weg is leeg.
ik rij snel. dan moet de kar op de boot. ik vaar nu op de boot. de boot is vol.
ik vaar naar de kant. ik loop van de boot af. dan ga ik weer op reis. ik reis met de kar. ik rij nog een uur. .
pas op. de weg is niet leeg. en de kar kan niet snel. ik wil wel snel. daar is de zon. het is heet.
giraf ik ben in het park. en ik zoek een dier.
ik zie er één, twee, drie. tel jij mee? zie je zijn nek? en op zijn lijf één en al vlek.
ik zoek nog een dier. maar pas op, dit dier is niet lief. weet jij zijn naam? kijk naar zijn neus. op zijn neus zit een hoorn. het is een neus-hoorn.
dit dier eet gras. en heeft geen hoorn. toch is dit dier niet lief. het is geen huis-dier. ik rij hier niet op. ik zoek en zoek, naar nog een dier. zoek jij mee?
zebra
ik ben een bok. en ik ben heel groot. ik ben een man. en loop door het bos.
dit is ook een bok. de bok is heel klein. de bok eet gras. hij eet heel veel. dag bok, ik ga weer weg. ik ga weer naar de zee.
ik ga weg uit het park Ik ga weer met de kar. ik rij naar de boot.
het is vol op de boot de kar gaat mee. maar wie gaat ook mee? de koe gaat ook mee. mee op de boot. en nog een koe, en nog een koe. de boot is vol.
ik stop de reis. de reis was leuk. het is laat. ik ben moe.
zzz, zzz, ik hoor een mug. maar kijk een net. daar kan geen mug in ik slaap, tot ik fit ben. dan ga ik weer op reis. ga jij weer mee?
klamboe