rubriek MAARTEN DENKT DOOR
WE ARE THE BORG (PART II)
ONTKOPPELD EN ALLEEN Ik schrijf mijn rubriek dit keer op twee kotszakjes. Het is het enige schrijfoppervlak voorhanden, en ik wil NU mijn verhaal kwijt. Het is namelijk zo dat ik... al een tijdje vreemdga. Ben natuurlijk niet de enige, maar het voelt toch rot.
dere vragen gesteld om de AI goed te conmet je moeder?’ De AI van de hoofdpersoon wordt uiteindelijk een vrouwelijke variant met een sexy vrouwenstem, die na rebooten zegt: “Hi.” Al snel ontwikkelt zij zich zo snel dat ze hem overstijgt, zodat eenzaamheid hem uiteindelijk weer ten
D
at zit zo... Onderweg van Amster-
-
het moment waarop hij op straat loopt – waar inmiddels iedereen alleen nog maar met zijn device c.q. AI communiceert – en hij hoort dat zijn soulmate annex AI weliswaar smoorverliefd op hem is, maar tegelijk ook op een paar honderd anderen.
zo’n lullig algoritmetje dat wij vandaag de dag AI noemen. Nee, een echte persoonlijkheid die zich blijft ontwikkelen. Tijdens het installeren worden er bijzon-
In Bangkok aangekomen zie ik een beeld soonlijke hoogbouw en massa's mensen
Her. Geweldig verhaal over (spoiler alert!) een eenzame man die besluit een bijzonder innovatief operatingsysteem aan
120
die alleen maar in hun smartphone kijken. In de skytrain staat een complete klas kinderen met elkaar – en anderen – te communiceren via de smartphone. Geen moment kijken ze elkaar aan. Hoe moet dat straks gaan met Google Glass? Dan sta je dus met iemand te praten, denk je, en zie je aan haar oogbewegingen dat ze waarschijnlijk haar Whatsapp-berichten aan het checken is. Ik moet denken aan Kurzweil die al een tijdje zijn singularity-theorie verkondigt – het samengaan van mens en machine. en aan Asimov. Als jong ventje las ik de boeken van Asimov, die al in de jaren vijftig boeken schreef over een toekomst met intelligente robots, een waar waarin de mensheid uiteindelijk zo geïntegreerd is met technologie dat ze het lastige en ster-
C I O M AGA Z I N E
Door Maarten Kleyn
felijke lichaam verlaat en zichzelf uploadt in een soort supercomputer. Transhumanism wordt dat ook wel genoemd.
Het is ook in Nederland al behoorlijk op weg – op mijn jongste dochters elfde verjaardag bleken alle vriendinnen een nog veel verder in de ontmenselijking van onze soort. Of liever gezegd, we leven steeds meer in het world wide web, en steeds minder hier. Kan ik natuurlijk over klagen, maar ik doe er net zo hard aan mee. Mijn iPhone waarschuwt me voor de volgende regenbui, vertelt me waar de ambassade is en boekt in overleg met mij het volgende hotel. In de geboekte hotels vraag ik vervolbars en restaurants kijk ik met een schuin oog naar beschikbare stopcontacten om te voorkomen dat zij zonder energie komt. Hoe erg het met mij gesteld is, blijkt als nam alleen in een hotelkamer achterlaat. Ik kon het hotel niet bellen, want geen telefoon. Ik was met dit verraad niet alleen telefoonloos, ik was internetloos! Ik mijn deel. Ik moest van Danang naar Hanoi, maar wat was ook alweer mijn vluchtnummer? Op het vliegveld zag een vrien-
elkaar, want de taxi dumpte mij op een donker bouwterrein waar om 10 uur ’s avonds nog shovels bezig waren. Gelukkig maar, want verder was er geen verlichting, en de weg was opgebroken. Ik bouw en nog te slopen gebouwen ergens een vaag licht schijnen dat leek te duiden op een hotel. Als een mot naar het vuur liep ik struikelend in het donker naar mijn verblijf voor de nacht. Eenmaal binnen in het spookachtige hotel (beeld je The Shining in, maar dan bij 35 graden Celsius) zag ik alleen een receptionist verscholen achter een computer. Hij keek een seconde op, want zat midden in een game. Na enig weifelen zette hij de game op pauze, checkte mij in vijf seconden in, gooide een sleutel op de balie, en ging weer verder met gamen.
Gelukkig was er een tweede computer die ik kon gebruiken om mijn vluchtgegevens op te halen en mijn familie te informeren over mijn verblijf in een, schijnbaar verlaten, horrorhotel. Ik was nog niet klaar of ik voelde twee ogen in mijn rug prikken. Het enige andere lid van het personeel wilde bij de computer om te Facebooken. Ik glimlachte naar hem, maar kreeg konden ze glimlachen, maar dit was er zo
internetterminal – die het niet deed – en bood me zijn iPhone aan om vluchtgegevens op te zoeken. De hele familie keek treurig mee. Ach en wee, die arme internetloze westerling. Kom, geef hem nog wat data, dan kan-ie weer even vooruit.
Nog een hotel boeken in Hanoi lukte niet dus zocht ik op het vliegveld van Hanoi de tourist-infobalie. Daar zaten drie dames in een smartphone te tikken. Wat is dat toch, dacht ik. Een arm land, maar iedereen lijkt wel een iPhone 5s of Galaxy 4 te hebben. Ik heb niks. Na enige tijd rukte een van de dames zich los en beval mij aan het Puong ally OK?”, vroeg ik. “Uhu.” Ze zat alweer in haar telefoon. Ik kon het niet checken – want nergens internet op Hanoi airport – dus moest ik op haar vertrouwen.
J A A RGA N G 10
N U M M ER 4
2014
kreeg. Mij niet, ik liet mij niet zomaar ontkoppelen. Na vijf minuten pakte hij echter mijn sleutel en koffer en gooide alles in de lift, om vervolgens weer te gaan staren. Ik gaf het op en droop af naar mijn kamer. Toen ik zwetend op het steenharde bed naar de beschimmelde muur zat te kijken, realiseerde ik me dat ik niet wist hoe laat het was, want ik had horloges afgeschaft vanwege mijn iPhone. Ik had ook geen wekker (zelfde reden) en ik zou mij dus zomaar eens kunnen verslapen. Dan zou ik ook de vervolgvlucht missen en hier nog lang moeten doorbrengen. Mijn stressniveau was weer terug op dat van voor de vakantie, en daar nog een stuk overheen. leek me zinloos, dus probeerde ik de tv; een echte beeldbuis met heel veel sneeuw,
ZOEK DAN NAAR MIJN LICHAAM IN DE BUURT
sistent in hun menustructuur. Het was in van, maar op basis van de structuur wist ik dan toch de taalinstellingen te vinden, die ik op Nederlands zette (wraak!) en stelde vervolgens de tv-timer in op zes uur ’s ochtends.
gaan naar mogelijkheden om weer aan te sluiten op ‘the collective’ en realiseerde ik me dat mijn compactcameraatje – toevallig kon foto’s versturen naar het e-mailadres van vrienden en familie, en zo toch (eenzijdig) communiceren met de buitenwereld. Ik fotografeerde de hotelfolder en kon bij de foto’s kopteksten toevoegen (‘Als ik vermist word, zoek dan naar mijn lichaam in de buurt van de shovels’). Ik overwoog om teksten te fotograferen en versturen, maar ik had geen pen en papier, want... het uploaden tergend langzaam ging. Ik zocht de enige router in het hotel op door met mijn wichelroede annex fototoestel een steeds sterker wordend signaal te volgen. Dit signaal leidde mij naar de enige andere ‘prisoners of war’. Drie Japanners die langs dezelfde toeristenbalie waren gegaan (sukkels). We hadden direct een band, en spraken af het hotel bij tripadvisor en booking. com te nomineren voor slechtste hotel ooit. Tevreden viel ik in slaap. Ik werd op tijd geOp het vliegveld heb ik vervolgens vergeefs de winkels afgelopen om een notitieboekje (“Notebook? What? You mean Galaxy Note?”) of zelfs een pen te kopen. Alleen inktloze pennen voor tablets. Daarom schrijf ik nu met een geleende balpen op de kotsmis mijn vrouw, ik mis mijn kinderen. En ik kan het niet ontkennen... Ik mis mijn iPhone.
MAARTEN KLEYN (maarten.kleyn@qhuba.com) is ex-CIO en partner bij Qhuba.
-
121