Het Surinaams Museum en Fort Zeelandia
De Stichting Surinaams Museum werd opgericht in 1947, na jaren van voorbereiding in particuliere kringen. In de eerste jaren na de oprichting van de stichting hadden de activiteiten vooral een sterk natuurwetenschappelijke inslag, maar al snel werden ook cultuurhistorische voorwerpen geschonken en verzameld. Vanwege directeur Geijskes was het museum nauw gelieerd aan Wosuna, de Stichting voor Wetenschappelijk Onderzoek in Suriname en de Nederlandse Antillen. Beide instanties waren vanaf 1954 gehuisvest in hetzelfde gebouw, in de toen nieuwe wijk Zorg en Hoop. Al kreeg het museum in 1968 de beschikking over het hele pand, toch groeide het museum langzaam uit zijn voegen. Onder de in 1972 aangestelde directeur Jimmy Douglas verhuisde het museum in hetzelfde jaar naar Fort Zeelandia, dat voor dat doel jarenlang grondig was gerenoveerd.7 Het museum werd een belangrijk trefpunt in de stad, strategisch gelegen aan de Surinamerivier en dichtbij het paleis van de gouverneur, sinds de onafhankelijkheid het Presidentieel Paleis.
Na de staatsgreep van februari 1980 ontstonden er echter gaandeweg spanningen rondom de positie van het museum in het fort. De nieuwe regering richtte een directoraat Cultuur op waar Gloria Leurs8, Ben Mitrasingh9 en John Falix onder leiding van Henna Guicherit aan een nieuwe museumnota gingen werken. Tegelijkertijd namen enkele leiders van de staatsgreep de officierswoningen rond het fort in bezit. Langzaamaan vond een militarisering van het terrein rond het fort plaats. Tijdens een tegencoup in maart 1982 werd het fort in bezit genomen door het Nationaal Leger onder Bouterse, die in een brief van 28 maart 1982 de museumleiding sommeerde het fort per 1 april te ontruimen ter wille van de staatsveiligheid. De museumleiding had geen keus. Vanaf 10 mei was het fort volledig in handen van militairen.
Noodgedwongen keerden staf en collectie terug naar het oude gebouw in Zorg en Hoop, een gebouw dat nu gedeeld moest worden met de Archeologische Dienst.10 Daarmee verloor het museum zijn centrale plek in de stad, en daarnaast een flink deel van beschikbare ruimte. Door de algehele economische malaise, werd ook het budget gestaag verlaagd.
In het begin van de jaren ’90 begon de wind weer te draaien. Al in 1991 was er sprake dat het leger zich weer zou terugtrekken. Nadat Bouterse in 1992 de rol van legerleider neerlegde, besloot zijn opvolger terug te keren naar de Memre Boekoe-kazerne. Medio 1994 vertrokken de laatste militairen uit het fort en werd de sleutel teruggegeven aan de Stichting Surinaams Museum. De middelen voor een snelle renovatie ontbraken echter. Er werd weliswaar begonnen met schoonmaak en het treffen van noodvoorzieningen, maar dat hield diefstal en vandalisme niet tegen.11
Met de diplomatieke missie van Van Mierlo in februari 1995 diende zich een oplossing aan. De minister bracht op zondag 19 februari een bezoek aan Fort Zeelandia, waar hij rondgeleid werd door conservator Laddy van Putten.12 Nog tijdens zijn bezoek aan Suriname maakte Van Mierlo bekend dat Nederland bij wijze van geschenk de restauratie van Fort Zeelandia en het gehavende Presidentieel Paleis voor zijn rekening zou nemen. Volgens krantenberichten toonde president Venetiaan zich over dit initiatief verheugd.
7 De restauratie vergde destijds maar liefst vier jaar. Uitgebreide informatie over de geschiedenis van het Surinaams Museum is te vinden in Pepijn Reeser, Verzamelaars en volksopvoeders. Musea in Suriname 1863-2012, Leiden, 2012.
8 De Surinaamse kunsthistorica Gloria Leurs (1947-1995), studeerde kunstgeschiedenis aan de UvA. Na haar afstuderen keerde Leurs terug naar Suriname en werkte bij het directoraat Cultuur. Van 1982 tot 1987 was ze directeur van het Surinaams Museum.
9 Ben Mitrasingh, archeoloog en kunsthistoricus (1944-2009).
10 De Archeologische Dienst was toen nog onderdeel van het museum, niet van de overheid.
11 L. van Putten, Bij de terugkeer naar Fort Zeelandia, in: Mededelingen van de Stichting Surinaams Museum no 54, 1997, p. 8. Na het vertrek van directeur Jerry Egger op 1 april 1995 werd Van Putten benoemd tot waarnemend directeur en 1 jaar later tot directeur.
12 Idem.
13
Door het hoofd van het Bureau Suriname Kees Rade werd intussen nagedacht over andere initiatieven in het kader van twintig jaar onafhankelijkheid, die de onderlinge relatie tussen Suriname en Nederland zouden kunnen bevorderen. Zo ontstonden, ergens in het voorjaar van 1995, ideeën voor culturele activiteiten, waaronder de uitgave van een publicatie over Surinaamse poëzie en een tentoonstelling over Surinaamse kunst.13
Het lijkt erop dat in elk geval de financiering en wellicht de uitvoering daarvan, voor een groot deel binnen het departement ontwikkelingssamenwerking viel. In een notitie uit december 1996 schrijft Pronk althans: ‘Vreemd dat, wanneer een tentoonstelling is mogelijk gemaakt uit OS-gelden en mede op mijn persoonlijk initiatief (in het kader van de culturele activiteiten rond het vieren van de onafhankelijkheid van Suriname) dat ik dan pas enkele dagen vóór de opening ervan op de hoogte wordt gesteld. Ik vind dat nogal slordig’ 14
Hoe het ook zij, het plan voor een tentoonstelling over Surinaamse kunst werd neergelegd, vanuit het idee van een versteviging van de (politieke) banden tussen Nederland en Suriname. Die gedachte was niet nieuw.
In de zich in de 20ste eeuw ontwikkelende wereld van moderne beeldende kunst in Suriname speelde de band met het koloniale moederland langdurig een belangrijke rol. Al voor de Tweede Wereldoorlog trokken kunstenaars als Leo Glans en tekenleraren in spe als Wim Bos Verschuur naar Nederland voor een (vervolg)opleiding. Vanaf de jaren ’40 groeide de belangstelling voor nieuwe kunstvormen. Er werden tentoonstellingen georganiseerd, en er kwamen meer jonge kunstenaars die ambities hadden zich als kunstenaar te manifesteren. Aanstormende talenten als Erwin de Vries, Rudi Getrouw en Stuart Robles de Medina werden vanaf eind jaren ’40 opgeleid aan academies in Nederland. In diezelfde periode werd de Sticusa opgericht, een stichting die zich inzette voor de culturele uitwisseling tussen Nederland enerzijds en Suriname het Caraïbisch gebied en Indonesië anderzijds. In Suriname gaf de Sticusa de aanzet tot de oprichting van het Cultureel Centrum Suriname. Eén van de activiteiten was het organiseren
13 Het idee voor de tentoonstelling zou ontstaan bij Kees Rade, hoofd bureau Suriname, tijdens een rondje joggen in het Vondelpark.
14 Geschreven op een (onpersoonlijke) uitnodiging voor de tentoonstelling die op 15 december 1996 werd geopend in het Stedelijk Museum Amsterdam. Aim: dwh/suriname/ara/00941, fax aan Drs. J. Pronk, 9-12-1996 via de heer K. van de Wolk, Memorandum van DWH/SU, Archief BuZa.
van tentoonstellingen. In de eerste periode was dat nog voornamelijk eenrichtingsverkeer: werk van Nederlandse kunstenaars werd getoond in Suriname. De jaren ‘60 zagen een explosieve groei van het aantal kunstenaars, maar ook van het aanbod van kunstonderwijs in Suriname, al speelden tot de onafhankelijkheid Nederlandse kunstacademies nog steeds een rol van betekenis bij de vorming van prominente kunstenaars als Jules Chin A Foeng, Ruben Karsters, Paul Woei, Soeki Irodikromo en René Tosari.
In deze periode groeide ook de belangstelling voor Surinaamse kunst in Nederland. De eerste overzichtstentoonstelling vond plaats in 1963 in het Prinsenhof in Delft, en werd georganiseerd in samenwerking met de Sticusa in het kader van het derde lustrum van de Surinaamse Studentenvereniging. Er werd werk getoond van drie kunstenaars die in Nederland woonden en werkten, te weten Guillaume Lo A Njoe, Anton Felipe (=Philipszoon) en Erwin de Vries van wie onder meer het geruchtmakende beeld van Alonso de Ojeda werd getoond.15 Verder was er werk uit Suriname te zien van Stuart Robles de Medina, Rudi Getrouw, Jo Rens, Jules Chin A Foeng en Ruben Karsters (beiden dan nog studerend in Tilburg), Paul Woei A Tsoi, William Man A Hing, Nola Hatterman, Alphonse Maynard en Anton Faverey.16 De tentoonstelling was dat jaar ook in Suriname zelf te zien.
Een tweede initiatief werd genomen in 1967-1968, ter gelegenheid van de zevende zitting van de Adviesraad voor Culturele Samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk. De openingstentoonstelling vond plaats in Arti et Amicitiae in Amsterdam, van 10 tot 24 juni 1967. Er werden 117 werken getoond van 11 kunstenaars, waarvan 9 in Suriname geboren. E.P. Meijer, minister van Onderwijs en Volksontwikkeling van Suriname opende de tentoonsteling.17 Vervolgens reisde de tentoonstelling rond in Nederland langs een aantal expositieplekken, waaronder Groningen en Den Haag. Ook deze tentoonstelling werd georganiseerd door de Sticusa.
Inmiddels had Erwin de Vries zich met krachtig werk een plaats verworven in de Nederlandse kunstwereld.
15 Erwin de Vries kreeg in 1962 van de Surinaamse regering de opdracht een beeld te maken van Alonso de Ojeda, de vermeende ‘ontdekker’ van Suriname. Het beeld dat De Vries leverde was in hoge mate abstract en bracht de regering in verwarring. Na drie jaar werd het beeld geplaatst aan de monding van de Surinamerivier, waar het in 2011 gestolen werd.
16 Algemeen Dagblad 16-3-1963.
17 Hans Redeker in het Algemeen Handelsblad 17-6-1967.
14
Een tentoonstelling over Surinaamse kunst
Het leidde uiteindelijk tot een solotentoonstelling van zijn beelden in het Stedelijk Museum Amsterdam in 1970. Het jaar daarop kregen Surinaamse kunstenaars in Nederland een eigen podium met galerie Srefidensie die in 1971 in de Amsterdamse Runstraat werd geopend, al was de zichtbaarheid daarvan bescheiden.18
In de jaren vlak voor de onafhankelijkheid en zeker daarna knoopte Suriname juist vooral banden aan met andere landen: er was een sterke wil de eenzijdige afhankelijkheid van Nederland te doorbreken. De Carifesta19 -manifestaties onderstreepten het belang van goede buren, Jamaica beschikte over een inspirerende kunstacademie waar Surinaamse talenten veel baat bij hadden, Chin A Foeng behaalde zijn masters in New York, en er werd deelgenomen aan de Biënnale van São Paulo.
Wellicht als gevolg daarvan leek in Nederland de belangstelling voor Surinaamse kunst tanende, met één veelzeggende uitzondering. In 1985 opende in de Nieuwe kerk de tentoonstelling ‘Farawe’, een groepstentoonstelling van acht Surinaamse kunstenaars, die allen in Nederland woonden. De titel verraadt de thematiek, het ging over het land waar de kunstenaars nadrukkelijk niet (meer) woonden, maar dat in hun verbeelding sterk aanwezig was, ‘het land dat in ons woont’. 20 De tentoonstelling werd opgezet door kunsthistoricus Emile Meyer, die ook de catalogus schreef en werd geopend door Eelco Brinkman minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Deze tentoonstelling werd gehouden in een periode met een sterke opkomst van kunst van nieuwkomers in de Nederlandse samenleving, waar tal van musea en instellingen aandacht aan gaven. De Sticusa bestond formeel nog wel, maar speelde na 1975 eigenlijk geen rol van betekenis meer. De Sticusa-collectie Surinaamse kunst werd ondergebracht in het Tropenmuseum Amsterdam, en uiteindelijk in 2006 overgedragen aan het Surinaams Museum. 21
18 Galerie Srefidensie, opgericht in 1971, was een initiatief van de Stichting tot Bevordering van het Welzijn van Surinamers in Amsterdam (Welsuria), die zich richtte op het ondersteunen van alle in Amsterdam aankomende of woonachtige Surinamers. Welsuria hield op te bestaan in 1985 toen de overheid de subsidie stopzette, de galerie hield het daarna niet lang meer vol.
19 Carifesta (The Caribbean Festival of Creative Arts), is een internationaal, multicultureel evenement dat sinds 1972 door landen in het Caraïbisch gebied wordt georganiseerd met als doel om kunstenaars, musici en schrijvers bij elkaar te brengen.
20 Ontleend aan kunsthistoricus Sebastian Lopez.
21 Gloria Leurs wijdde haar doctoraalscriptie aan de Sticusa-collectie. Een uitvoerige bespreking van de scriptie gaf Lily van Ginneken in de Volkskrant, 22-7-1980.
In Suriname zelf werden nog steeds tentoonstellingen georganiseerd, met name door de in 1984 opgerichte Associatie Beeldende Kunstenaars Suriname (ABKS), een groep professionele kunstenaars. Dit waren echter verkooptentoonstellingen die recent werk toonden, en niet zozeer een overzicht boden of ontwikkelingen lieten zien. Dat bleef structureel een gemis in Suriname, vooral omdat een museum voor moderne kunst ontbrak. 22
In de jaren ’90 begon voorzichtig een kentering. In 1992 organiseerde het Museum voor Volkenkunde Rotterdam de tentoonstelling ‘Sranan! Cultuur in Suriname’, geopend door Liesbeth Venetiaan, echtgenote van de president. In de begeleidende publicatie met dezelfde titel werkten Chandra van Binnendijk en Paul Faber intensief met elkaar samen. 23 Als parallel tentoonstelling werd in het toenmalige prentenkabinet van het museum een tentoonstelling georganiseerd van vijf hedendaagse Surinaamse kunstenaars, te weten Paul Woei, Ron Flu, Rudi Getrouw, Anand Binda en Soeki Irodikromo. Deze tentoonstelling en de daarbij uitgekomen brochure vormden in zekere zin de opmaat tot het project ‘Twintig jaar beeldende kunst in Suriname’. Drie jaar later maakte Suriname zich klaar voor de viering van twintig jaar onafhankelijkheid (1975–1995).
22 Dat is nog steeds het geval, ondanks verschillende (papieren) pogingen.
23 Van Binnendijk & Faber (ed.), Sranan! Cultuur in Suriname, uitgegeven door KIT Publishers, Amsterdam, 1992.
15
Een cultureel verjaardagscadeau
De eerste ideeën voor de culturele invulling van het Nederlandse ‘verjaardagscadeau’ vinden zoals gezegd plaats binnen het ministerie van BuZa/OS. Voor de uitvoering worden contacten gelegd met geschikte Nederlandse instellingen, die de plannen samen met Surinaamse counterparts verder zullen ontwikkelen.
Voor het plan voor een tentoonstelling over Surinaamse kunst, benadert het ministerie het Tropenmuseum, toen nog deel uitmakend van het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT). Het is een voor de hand liggende stap omdat het KIT en zeker het museum grotendeels gefinancierd wordt door het ministerie BuZa/OS en ook inhoudelijke taken heeft op OS-gebied. Op 12 juni 1995 vindt een eerste oriënterend gesprek plaats in Den Haag tussen Kees Rade, hoofd van het Bureau Suriname, Henk Jan Gortzak, directeur van het Tropenmuseum, en Frans Fontaine, conservator Latijns-Amerika. In het gesprek brengt het Tropenmuseum verschillende suggesties naar voren. Als partnerinstelling is het Surinaams Museum in Paramaribo de meest geëigende kandidaat. Het Surinaams Museum heeft bovendien een directe band met Fort Zeelandia. Nu de militairen het fort hebben verlaten en het fort gerestaureerd zal worden, zou het Surinaams Museum op zijn oude stek kunnen terugkeren. Dat zou wellicht net op tijd kunnen gebeuren om de tentoonstelling te kunnen huisvesten.
Omdat men in eigen gelederen geen geschikte persoon beschikbaar heeft om dit project uit te voeren, stelt het Tropenmuseum Paul Faber voor als projectleider, werkzaam bij het Museum voor Volkenkunde Rotterdam. Tenslotte wordt nadrukkelijk gesteld dat de ministeriële besluitvoering in hoog tempo dient plaats te vinden gezien de uiterst korte voorbereidingstijd.
Na ruggenspraak met zijn werkgever verklaart Faber zich bereid de opdracht te aanvaarden. Als Surinaamse counterpart stelt hij Chandra van Binnendijk voor. Al vanaf het begin pleit hij ervoor de tentoonstelling te laten vergezellen door een publicatie.
Door de deskundigen wordt het van groot belang geacht om ter gelegenheid van de tentoonstelling een catalogus uit te geven om daarmee te voorzien in een lacune: de ontwikkeling van de Surinaamse kunst van de afgelopen 20 jaar is nauwelijks gedocumenteerd 24
24 Memorandum SU/FB-857/95, 3 juli 1995, Van DLA/SU. Archief BuZa. In de kantlijn schrijft Pronk: prima idee
Allereerst moet het Surinaams Museum op de hoogte worden gebracht van de plannen in de hoop dat ze bereid zijn om aan het project mee te werken.
Op 20 juni stuurt Faber een fax aan Laddy van Putten, directeur van het Surinaams Museum:
Beste Laddy, Na lange tijd weer een bericht van mij, met een concrete en interessante aanleiding. Hier wil ik je graag het fijne van vertellen maar ik moet beginnen te stellen dat het hiernavolgende nog een verkennend karakter heeft en dat je alles nog even voor je moet houden. Het ministerie van BuZa heeft het idee ontwikkeld ter gelegenheid van de naderende 20-jarige onafhankelijkheid van Suriname, een tentoonstelling te doen organiseren over Surinaamse beeldende kunst. Zij hebben daarvoor het KIT benaderd en die hebben mij verzocht op zeer korte termijn een plan te ontwikkelen. Dat is een wat ingewikkelde operatie maar het resultaat daarvan is ongeveer het volgende:
De tentoonstelling zal ontwikkeld worden onder auspiciën en in het licht van de goede samenwerking tussen het Surinaams Museum, het Tropenmuseum en het Museum voor Volkenkunde.
Als coördinator treedt op Paul Faber, in samenwerking met partners in S. en N. Het project wordt gefinancierd door BuZa.
De tentoonstelling toont werk van Surinaamse kunstenaars gemaakt in Suriname gedurende de afgelopen 20 jaar. Voorlopige richtlijn ca. 100 werken, van 20-30 kunstenaars, verspreid over de jaren.
Werktitel: ‘Gemaakt in Suriname, 1975-1995’.
De tento wordt vergezeld van een publicatie met repro’s van de werken en beschouwende artikelen. Uitgever: KIT-publicaties. Geschreven door S. en N. auteurs, gedrukt in N. bestemd voor Sur. en Ned. Publiek. De tentoonstelling zal geopend worden op 25 november a.s.
Streeflokatie: een goede, gebruiksklare ruimte in Fort Zeelandia, die voor dat doel wordt opgeknapt en ingericht, als voorschot op de volledige restauratie en ingebruikneming door het Surinaams Museum, opp. min. 250 m2.
De tento. zal (deels) na Suriname ook in Nederland getoond worden. Locatie: Tropenmuseum of een kunstmuseum in A’dam of Den Haag.
16
Op dit ogenblik schrijf ik het plan. Dat lever ik volgende week woensdag in op zijn laatst. Het KIT gaat het project begroten. Dan gaat het totaal naar BuZa die ja of nee zegt. Als BuZa ja zegt dient er snel gehandeld te worden.’
(…)
Wel Laddy, je begrijpt het, dit is een overval. Het idee is belachelijk laat geboren, het kan eigenlijk niet, maar het is tegelijkertijd een kans die we niet kunnen laten schieten. Het zit vol haken en ogen. Niet alleen de tijd, ook het geld, de organisatie en de politieke gevoeligheden kunnen uitglijders veroorzaken.25
Tenslotte wordt gevraagd of Van Putten en het museum zich in dit avontuur wilden storten. Van Binnendijk krijgt een kopie van deze brief en dezelfde dag nog een persoonlijke aanvulling, met enkele specifiekere opmerkingen, zoals:
Het is mijn voorlopige plan om de kort beschreven tentoonstelling te realiseren, veel speurwerk verricht moet worden, zowel bij kunstenaars zelf als bij verzamelaars en verzamelingen. Ik zie het als mijn grote ambitie het beste werk van de afgelopen 20 jaar uit de kast te halen, waar het dan ook vandaan moet komen. Misschien kan je alvast eens bedenken wat daarvoor interessante verzamelingen zijn.
En:
De eindselectie hebben we bewust in onze plannen niet in Suriname gelegd om mogelijke gevoeligheden te vermijden. Lijkt je dat een goed idee.26
Twee dagen later stuurt Van Putten een fax terug:
(…) Een en ander kwam inderdaad als een verrassing. Wij hebben zelf plannen ontwikkeld t.a.v. de 25e : een expo over het werk (tekeningen) van Gerrit Schouten en Nicolaas Box, beiden eerste helft 19e eeuw en uit eigen bezit. De tekeningen van Schouten zijn zelfs nooit eerder op wat voor manier dan ook ontsloten. Hij is de maker van de beroemde diorama’s en staat bekend als de eerste creoolse kunstenaar van naam. Iets Surinaamser, dat zo oud is en zo onbekend, konden wij ons als openingsexpo niet voorstellen. Artikel en tekst voor publicatie zijn al klaar. (…) Niettemin kom ik op grond van een aantal redenen die ik je nu zal besparen, tot de conclusie dat als dit laatste plan vanuit Den Haag komt, we dat om praktische redenen waarschijnlijk toch het beste kunnen uitvoeren.
25 Fax Faber aan Van Putten, 20-6-1995. Archief Faber.
26 Faber aan Van Binnendijk 20-6-1995. Archief Faber.
Ik moet dat hier na al onze inspanningen nog wel zien te verkopen, maar dat lukt wel. Ik heb direct Chandra gebeld. Ze is erg positief. We hebben voor maandag 26/6 om 13.00 een afspraak gemaakt en hopen dan dat jouw concept diezelfde ochtend gefaxt wordt. We zullen dan direct commentaar leveren zodat je dat de volgende dag al hebt. (…) Ik heb op dit moment een grote wens en dat is het volgende: kun je in je planning opnemen dat de begroting ook voorziet in technische zaken? Ik bedoel dus ophangsystemen en dergelijke. Concreet denk ik o.a. aan rails die al dan niet (semi-)permanent langs het plafond bevestigd kunnen worden, met toebehoren. We kunnen dan tenminste professioneel voor de dag komen. (…) Je moet er dus rekening mee houden dat we drie of vier zalen nodig gaan hebben. Over de op 25 november beschikbare ruimte zal ik je nog nader inlichten. Overigens zijn we al maandenlang startklaar v.w.b. het fort en is het Den Haag, als financierder, waar het groene licht vandaan moet komen. Men zeg wel dat Suriname zo traag kan zijn maar ... dit slaat alles! Ook voor ons geldt dat elke dag méér een verloren dag is en 25 november komt snel naderbij.27
Op 26 juni stuurt Faber het ‘voorlaatste concept projectplan’ op aan Van Putten en Van Binnendijk:
Laddy bedankt voor je snelle en uitvoerige fax. (…) Ik heb uiteindelijk Chandra een zware rol toebedeeld in deze zomer. Hopelijk schrik je er niet van Chandra! Veel speurwerk, inventariseren en documenteren en meteen schrijven voor het boek. Het leek Susan28 en mij belangrijk dat je eind augustus met een stapel foto’s en gegevens en een ruwe opzet artikel 2 en brokstukken voor art. 1 naar Nederland komt. Ik kan niet de hele week vrijhouden, dit gaat naast mijn gewone werk, maar dan leef ik wel even dubbel. Het is een geweldige kans in elk geval. Het lijkt me leuk samen het hoofdartikel te schrijven, maar misschien heb je een beter voorstel. Toch met Gloria?29 Er zijn veel punten waarop commentaar mogelijk is. Schroom niet. Volgens dit schema kom ik zelf de tweede week van september over.
De kwestie rond het fort is ook cruciaal. Frans F. kan daarin hopelijk goed werk doen en dit plan zal hopelijk als breekijzer werken. Er blijft ook een aardige portie werk voor jou over Laddy. (…)30
27 Van Putten aan Faber, 22-6-1995. Archief Faber.
28 Susan Legêne, destijds hoofd van de KIT-uitgeverij.
29 Gloria Leurs.
26-6-1995.
17
30 Faber aan Van Putten en Van Binnendijk
Archief Faber. Frans F. = Frans Fontaine.
De volgende dag ligt er een antwoord van Van Putten:
Beste Paul, Hierbij ons commentaar op je projectplan. Hoewel de tijd kort is en wij ons bewust zijn van de enorme werkdruk, blijven we enthousiast! De eerlijkheid gebiedt Chandra om je deze gewetensvraag te stellen: denk je dat ik dit kan (dit vnl m.b.t. het 1e art.) als niet-kunsthistoricus of anderszins deskundige? Interviewen is wat anders dan verstand hebben van … Daarom gaarne zo gedetailleerd mogelijke richtlijnen voor research voor publicatie. Overigens is Chandra afwezig van 30/6 t/m 28/7. Denkt daarom dat reis naar Ned. In week 34 niet zinvol is. Voorstel: 10 of 14 dagen later.31
Gevolgd door een kort lijstje commentaarpunten, met als belangrijke suggestie het vervaardigen van een brochure, met een beknopte beschrijving, met name voor de jeugd.
18
31 Van Putten aan Faber, 27-6-1995. Archief Faber.
Het projectplan
Het definitieve projectplan draagt als datum 29 juni en wordt naar het ministerie van Buitenlandse Zaken gestuurd ter commentaar.32 Het ondergaat in de loop van de tijd nog enkele kleine wijzigingen, maar vormt de basis van
32 Exemplaren in archief BuZa en archief Faber.
het project en wordt in grote lijnen ook zo uitgevoerd. Hier volgen de inhoudelijke onderdelen van het plan. Minder relevante hoofdstukken (fasering, financiering) zijn weggelaten.
20 JAAR KUNST IN SURINAME 1975-1995
Projectplan voor een tentoonstelling over Surinaamse beeldende kunst [P. Faber, 29-6-95]
1. Inleiding
Dit plan beschrijft de realisering van een tentoonstelling over Surinaamse beeldende kunst gemaakt in de periode 1975-1995. Deze zal op 25 november 1995 geopend moeten worden in Fort Zeelandia in Paramaribo, ter gelegenheid van twintig jaar onafhankelijkheid van de Republiek Suriname. De tentoonstelling zal vergezeld gaan van een publikatie.
Na de presentatie van de werken in Suriname, zal (een deel van) de collectie geëxposeerd worden op een nader te bepalen locatie in Nederland, bij voorkeur in Amsterdam. De jubileumviering van de onafhankelijkheid van Suriname vormt de directe aanleiding om deze tentoonstelling te organiseren. In dit kader ligt het dan ook voor de hand bovengenoemde tijdsafbakening te hanteren.
Deze invalshoek maakt tevens de vraag mogelijk naar de ideologische en psychologische rol die de zelfstandigheid van de Republiek heeft gespeeld ten aanzien van de artistieke activiteiten. Daarnaast heeft de markering een cultuurpolitieke betekenis door de opheffing van de STICUSA-activiteiten in Suriname die tot aan de onafhankelijkheid op meerdere terreinen het kunstklimaat beïnvloedden, en de daarop volgende autonomie in het kunst- en cultuurbeleid.
Een presentatie van 20 jaar moderne kunst in Suriname voorziet in een behoefte. Een overzicht van de beeldende kunst in deze periode is nog niet eerder samengesteld, noch als tentoonstelling noch als catalogus. Dit biedt zowel het eigen Surinaamse publiek als het Nederlandse als, in derde instantie, ander buitenlands publiek, een unieke gelegenheid zich een afgewogen beeld te vormen van de Surinaamse kunst in deze bewogen periode.
Het initiatief tot dit project is genomen door het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, maar in de uitvoering dient de wederkerigheid van de relaties tussen beide landen op gelijkwaardige wijze tot uitdrukking te worden gebracht.
De sturing van het geheel door een samenwerkingsverband tussen het Surinaams Museum in Paramaribo, Het Tropenmuseum Amsterdam en het Museum voor Volkenkunde Rotterdam garandeert deze evenwichtigheid op institutioneel niveau.
De wederkerigheid wordt tevens gewaarborgd door de presentatie van (een deel van) de tentoonstelling in Nederland, en de participatie van Surinaamse zijde in de samenstelling en organisatie.
19
2. Doelstellingen
Het project maakt deel uit van de viering van de onafhankelijkheid in Suriname. Het heeft dan ook als eerste doel het geven van een representatief beeld van een waardevol en aansprekend deel van de Surinaamse activiteiten gedurende de afgelopen 20 jaar.
Om het element van nationale trots te optimaliseren, dient gestreefd te worden naar een zo hoog mogelijke kwaliteit van de getoonde werken, een professionele begeleiding door middel van een publikatie en publiciteit, en een opening op niveau.
De tentoonstelling zal breed van samenstelling moeten zijn zodat in principe alle geledingen van de Surinaamse bevolking zich in de opzet kunnen herkennen.
Ten tweede dient het project een blijvende bijdrage te leveren aan de geschiedschrijving van de beeldende kunst van Suriname. Hiervoor is de publikatie het belangrijkste middel.
De ontwikkeling van de beeldende kunst in Suriname van de afgelopen 20 jaar is slechts op bescheiden wijze gedocumenteerd. De middelen ontbraken meestal of de prioriteiten werden elders gelegd.
Overzichtstentoonstellingen zijn slechts incidenteel georganiseerd en nooit gepubliceerd.
Dit project biedt een uitstekende mogelijkheid deze lacune op te vullen en zal als referentie dienen voor de komende decennia.
Opgemerkt moet worden dat de beschikbare voorbereidingstijd zeer krap is om deze doelstelling met de vereiste grondigheid na te streven.
3. Resultaten
3.a De tentoonstelling
De tentoonstelling ‘20 jaar kunst in Suriname, 1975-1995’ omvat circa 100 werken van 20 tot 30 kunstenaars: schilderijen, grafiek, beelden en mogelijkerwijs foto’s. Van de meeste kunstenaars worden dus meerdere werken getoond, waarmee recht kan worden gedaan aan de individuele verscheidenheid en ontwikkeling.
De werken worden zoveel mogelijk verspreid over de periode gekozen zodat de bezoeker zich een beeld kan vormen van de belangrijkste beeldende kunst die in het gehele tijdvak is gemaakt en de ontwikkelingen die daarin hebben plaatsgevonden. Er wordt geen onderscheid gemaakt in generaties of organisaties. Zowel de kunstenaars die al voor 1975 actief waren, als zij die nog maar onlangs begonnen, komen in aanmerking. Hetzelfde geldt voor kunstenaars die inmiddels overleden zijn, maar in een vroeger stadium een belangrijke rol hebben gespeeld (bijv. Jules Chin A Foeng). Zowel de leden van organisaties als de Associatie Beeldende Kunstenaars Suriname (Paul Woei, Ron Flu e.a.) worden gepresenteerd, als de ongebonden kunstenaars (Erwin de Vries), zowel (in principe) academisch geschoolde kunstenaars als autodidacten.
Boven alles vormen de kunstwerken zelf het uitgangspunt. Bij de selectie gelden als belangrijkste criteria:
– gemaakt in Suriname door Surinaamse kunstenaars*
– gemaakt in de periode 1975-1995
van optimale artistieke kwaliteit**
representatief voor de belangrijkste stromingen, stijlen en kunstenaars.
De beste werken zullen in veel gevallen niet meer in handen van de betreffende kunstenaar zijn. Om de tentoonstelling bijeen te brengen zal dus intensief gezocht moeten worden in zowel overheids-, bedrijfsals particuliere collecties.
De tentoonstelling moet geopend worden op 25 november en zal vervolgens 2 maanden te zien zijn (definitieve periode op aangeven van het Surinaams Museum).
*Kunstenaars van Nederlandse nationaliteit die langere tijd intensief in Suriname hebben gewoond en gewerkt (Nola Hatterman) vallen eveneens binnen de criteria.
20
–
–
Het werk dat Surinaamse kunstenaars buiten het eigen land hebben gemaakt blijft buiten beschouwing. Veel Surinaamse kunstenaars die naar Nederland of elders zijn geëmigreerd hebben een evolutie doorgemaakt in hun werk en zijn daarmee minder representatief voor het specifieke kunstklimaat van Suriname.
**Zeker in een cultureel zo gediversificeerd land als Suriname is de beoordeling van kwaliteit een heikel punt. Om zoveel mogelijk waarborgen in te bouwen worden van verschillende Surinaamse deskundigen (zoals Gloria Leurs of Imro Themen) aanbevelingen gevraagd. Deze worden meegewogen in de definitieve selectie.
3.b De publikatie
De tentoonstelling zal vergezeld gaan van een publikatie van 96 pagina’s. Deze heeft tot doel de tentoonstelling een blijvende waarde te verschaffen. De visuele documentatie van alle getoonde werken staat dan ook voorop, waarbij full color reproduktie een onvermijdelijke eis is: van de werken 60 in kleur, 40 in zwart-wit.
Het verdient aanbeveling een voorwoord van een hooggeplaatste representatieve vertegenwoordiger van de Republiek op te nemen (bij voorkeur de president), een tweede voorwoord vanuit Nederlandse zijde, bij voorkeur de ambassadeur, en een inleiding met dankzegging van de samenstellers. De publikatie zal twee inleidende artikelen bevatten.
In het eerste en grootste artikel worden de belangrijkste artistieke ontwikkelingen en kunstenaars (integraal) besproken: een geschiedenis van de beeldende kunst als zodanig. Auteurs: Chandra van Binnendijk en Paul Faber. In dit artikel max. 10 zwart-wit foto’s van tentoonstellingen en kunstenaars in hun atelier.
Het tweede artikel beschrijft de cultuurpolitieke omgeving waarin de beeldende kunst zich heeft gemanifesteerd: kunstonderwijs (de Academie, het Nola Hatterman instituut, tekenonderwijs op school), organisaties (de ABKS, het Surinaams Museum), collecties, galeries, manifestaties (Nationale Kunstbeurs) en kunstkritiek.
Auteur: Chandra van Binnendijk. In dit artikel max. 6 foto’s van onderwijssituaties, galeries, etc.
Tenslotte een lijst korte kunstenaarsbiografieën (zonder foto) en een literatuurlijst. Totaaltekst max. 100.000 tekens.
Fotografie: Om praktische en ideologische redenen verdient het aanbeveling te werken met een Surinaamse fotograaf voor het professioneel fotograferen van de te reproduceren werken. Voorlopig voorstel: Theo Tjong.
Voor de inleidende artikelen zullen de meest interessante foto’s gezocht moeten worden uit archieven van instellingen, kranten, fotografen etc.
De publikatie is Nederlandstalig. Het uitbrengen van een Engelstalige editie is te overwegen door de uitgever.
3.c Locatie
De tentoonstelling, die op 25 november geopend zal worden, moet gehouden worden in enkele representatieve ruimtes van Fort Zeelandia die voor deze gelegenheid gebruiksklaar gemaakt moeten worden.
De keuze voor deze locatie is om meerdere redenen van groot belang.
Geen ander gebouw in Paramaribo heeft een zo grote historische betekenis en is zo centraal gelegen. Het heeft in zijn geschiedenis en naamvoering een overduidelijke verwijzing naar de Nederlandse betrokkenheid. De huidige locatie van het Surinaams Museum (het enige alternatief) is te a-centrisch en te beperkt in zijn mogelijkheden en uitstraling.
21
Fort Zeelandia is enkele jaren voor de onafhankelijkheid, in 1972, overgedragen aan de Stichting Surinaams Museum en heeft gedurende een aantal jaren optimaal gefunctioneerd als het culturele hart van de stad. Het militair bewind heeft daar een eind aan gemaakt. Inmiddels is het fort ontruimd en zijn er plannen ontwikkeld om de gebouwen te herstellen en weer geschikt te maken voor museaal gebruik. Het Surinaams Museum is volledig gereed om het gebouw te betrekken. Bij deze herstelplannen zijn het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van OC&W en het Koninklijk Instituut van de Tropen actief betrokken.
Het zou een magistraal gebaar zijn als op 25 november (een deel van) Fort Zeelandia met deze tentoonstelling zijn culturele bestemming terugkrijgt. Technisch is dit haalbaar. Er moet wel voldaan worden aan enkele primaire bouwkundige voorzieningen en een adequate tentoonstellingsvoorziening: belichting, verplaatsbare tentoonstellingssysteemwanden en beveiliging. Voor deze tentoonstelling denkt het Surinaams Museum aan de twee gebouwen ter weerszijden van de poort.
Conclusie:
Het gereedmaken van expositieruimte in Fort Zeelandia is een voorwaarde om deze tentoonstelling op het vereiste niveau te presenteren.
Voor de locatie in Nederland heeft het Tropenmuseum zich bereid verklaard de tentoonstelling te presenteren.
Mogelijkerwijs is er een zekere, en begrijpelijke, afstand van de zijde van de Surinaamse kunstenaars ten aanzien van deze locatie gezien het koloniale verleden van dit instituut en het volkenkundige imago. Hoewel deze reserve vanuit het beleid van het Tropenmuseum (hetzelfde geldt overigens voor het Museum voor Volkenkunde Rotterdam) overtuigend weerlegd kan worden, is de symbolische betekenis voor kunstenaars, maar ook voor het publiek, een reëel gegeven. Mocht de reserve van de zijde van kunstenaars of instanties duidelijk uitgesproken worden, verdient het aanbeveling om de bereidheid te peilen van andere locaties die meer neutraal in het kunstenveld te plaatsen zijn, om deze tentoonstelling eventueel ruimte te bieden. Deze locatie zou dan wel in Amsterdam of Den Haag gelegen moeten zijn. Deze alternatieven dienen gezocht worden door de leden van de stuurgroep.
De Nederlandse tentoonstelling zal in aansluiting op de Surinaamse expositie getoond worden in het voorjaar van 1996.
3.d Publiciteit
Gezien de status van het geheel is een goede publicitaire ondersteuning gewenst. De organisatie daarvan kan gedragen worden door het Surinaams Museum. Om hen adequate middelen in handen te geven, zou in het verlengde van de publikatie in Nederland een professioneel gedrukte affiche vervaardigd kunnen worden. Gedacht wordt aan een oplage van 500, waarvan een deel (200) verkocht kan worden door het Surinaams Museum.
Het Surinaams Museum heeft de wens uitgesproken ook een uitgebreide folder te maken die met name voor scholieren bestemd is. De catalogus zal niet voor iedereen toegankelijk zijn.
3.e Opdrachtgever
Het is van essentieel belang dat dit project in goede harmonie tussen de Surinaamse en Nederlandse partners wordt georganiseerd. De begrijpelijke grote gevoeligheid van Surinaamse zijde voor een bevoogdende houding vanuit Nederland dient gerespecteerd te worden. Het project dient dan ook voor alles Surinaamse doelen te dienen (zie 2.1 Doelstellingen) en gebruik te maken van Surinaamse expertise (zie 5 Projectvoorwaarden).
22
Ten aanzien van de gelijkwaardigheid in formeel organisatorisch opzicht moet het project gezien worden als een samenwerkingsverband tussen het Surinaams Museum Paramaribo enerzijds en het Tropenmuseum Amsterdam en het Museum voor Volkenkunde Rotterdam anderzijds.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Nederland geldt als initiatiefnemer en als de instantie die de benodigde fondsen belangeloos ter beschikking stelt.
De keuze van de drie bovengenoemde museale instellingen is gebaseerd op de intensieve en goede onderlinge samenwerking in het verleden, en plannen tot voortzetting daarvan in de nabije toekomst. In uitvoerende zin en als eerste gastheer van de tentoonstelling zal het Surinaams Museum een spilfunctie moeten vervullen bij het realiseren van dit project.
De directeuren van de drie musea fungeren als stuurgroep van de projectleider. De contacten met het ministerie van Buitenlandse Zaken lopen via de directeur van het Tropenmuseum.
4. Risicofactoren
De voordracht voor de locatie is overtuigend. Er moet echter nog veel werk worden verzet om de benodigde condities te realiseren. Mocht dit niet lukken, dan wordt het gehele project bedreigd. Alle betrokkenen, met name op ministerieel niveau, zullen zich dan ook tot het uiterste moeten inspannen om deze voorwaarde te realiseren.
De beschikbare tijd is buitengewoon krap. Tegenslagen kunnen daarmee niet of nauwelijks opgevangen worden. Benodigde acties en beslissingen, met name die als doel hebben noodzakelijke voorwaarden te vervullen, kunnen geen uitstel verdragen. Er moet gewerkt worden met medewerkers die voldoende op de hoogte zijn en op korte termijn inzetbaar zijn. Benodigde communicatielijnen moeten optimaal gebruikt kunnen worden (zie 5 Projectvoorwaarden).
Een directe ontmoeting tussen de hoofdsamenstellers Chandra van Binnendijk en Paul Faber is noodzakelijk, waarschijnlijk twee maal.
Een initiatief van buitenaf kan door de Surinaamse kunstwereld als ongewenste inmenging worden beschouwd. Het voortdurend benadrukken van de gelijkwaardige samenwerking is dan ook van belang, alsmede het op diplomatieke wijze inschakelen van alle relevante deskundigen. Dit lijkt mogelijk door de verschillende deskundigen voordrachten te laten doen voor de selectie. Ook de (formele) steun van Surinaamse overheidszijde (afd. cultuur van het MINOV) in een vroeg stadium is van belang. Hiertoe zal het Surinaams Museum initiatieven nemen zodra het plan is goedgekeurd.
Het streven de beste werken van de afgelopen 20 jaar te tonen, houdt in dat er veelvuldig geput moet worden uit particuliere collecties. Gezien de roerige politieke ontwikkelingen van de betreffende decennia is het mogelijk dat van sommige bruiklenen om diplomatieke redenen afgezien moet worden. De adviezen van de stuurgroep zullen zeker op dit vlak zwaar wegen.
23
In juli ligt in Nederland door vakantie de zaak aardig plat. Op 8 juli gaat nog een fax van Faber naar Suriname. Boven de fax staat met de hand geschreven: geschreven 8-7. Inmiddels achterhaald. Dat slaat waarschijnlijk op het feit dat tijdens het schrijven van de brief nog niet zeker was of het project door kon gaan, maar op het moment van versturen wel. Op het moment van het akkoord is er dus nog vier en een halve maand te gaan.
8 juli ‘95
Beste Chandra,
Op de valreep voor mijn vakantie nog een laatste bericht. Gedurende mijn afwezigheid moet Frans Fontaine de honneurs waarnemen. In augustus is hij zelf in Suriname, vanaf 13 augustus ben ik weer in Nederland.
Ik weet nu nog niet of het project doorgaat, maar als het antwoord positief is dan zal er, op basis van het plan het volgende moeten gebeuren:
Allereerst als antwoord op je vraag: ik denk dat je het uitstekend kunt. Je bent een goede journaliste, hebt een goed netwerk, kunt snel en efficiënt werken, hebt een goede stijl van schrijven en je bent breed geïnformeerd over het culturele leven. 80% van het werk is daarmee gecovered. De rest kan ingedekt worden door het instrooien van wat kunsthistorisch jargon van mijn kant, het trekken van wat kunsthistorische lijnen (idem) en het inschakelen van andere deskundigen via de persoonlijke aanbevelingen.(…) Wat het voornaamste doel is om de feitelijke ontwikkelingen in kwalitatieve zin geselecteerd, overzichtelijk op een rijtje te zetten, ruim gebruik makend van wat de verschillende actief betrokkenen daarover zelf te melden hebben, zowel in retrospect (op basis van interviews, ligt geheel in de lijn van je werk) als op basis van de documenten die er zijn (artikelen, kunstbeursinleidingen, ABKS inleidingen, recensies, beleidsstukken): kortom een stukje klassieke geschiedschrijving. Wel vraag ik me af of de door mij geschetste tweedeling effectief is. Misschien blijkt het in de praktijk niet zinvol die scheiding te handhaven. Wil in eerste instantie ook een beetje aan jou overlaten.
Ik zie het werk (en het zal veel zijn) als volgt:
1 - gebruik de brief (eind vh plan) als model om enkele mensen te vragen hun visie te geven: accent op werken, gaarne ondersteund met argumenten.
2 - neem een aantal vooraanstaande kunstenaars een historisch interview af: wat waren toen en toen belangrijke gebeurtenissen, standpunten, dromen en idealen, voorgangers en trendvolgers etc.
3 - leg simultaan op basis van 1.2 en 3 een groslijst aan van werken die kennelijk de moeite waard zijn en traceer de verblijfplaats. Verzamel afbeeldingen, via kopieën of via zelf te nemen werkfoto’s (ik zal zien dat ik films kan laten opsturen via Frans F.).
4 - Probeer op basis van een chronologisch raamwerk stukken tekst in te voegen, zodat er een romp van een artikel (of 2) ontstaat.
In de tussentijd ben ik met hetzelfde bezig, maar dan met een kunsthistorische bril, probeer stijlen te typeren, en ontwikkelingen.
Ergens eind augustus/begin september moeten we dit in elkaar vlechten. Frans F. zou jouw materiaal mee kunnen nemen als hij eind augustus terugkeert.
Ik had het liefst als je eind augustus zelf kwam, en dat ik de tweede week van september naar S. kwam, maar misschien is die eerste stap te vroeg voor je. In elk geval moet alles 2 oktober klaar zijn! Dat is erg snel! Werk dus van grof naar fijn. Als het antwoord ja is, wordt het redelijk betaald, dus hoop ik is dat een extra motivatie om als een beest te keer te gaan. Het lijkt me vreselijk zwaar maar tegelijk verheug ik me wel op dit maffe voorbeeld van transatlantische samenwerking. We worden nog eens een beroemd duo!
(…)
Ciao
Paul 33
Op 14 augustus, zijn eerste werkdag, begint het voor Faber weer te lopen. Gortzak meldt Faber dat hij in dienst wordt genomen van 14 augustus tot 1 december op basis van 1 dag (8 uur) per week, en van 11 t/m 18 september 7 dagen à 8 uur.
14 augustus ‘95
Beste Laddy en Chandra, Ben vandaag weer begonnen met werken. Had verwacht vele meters fax aan te treffen maar er lag helaas niets. Breng me svp snel op de hoogte over de voortgang. Zelf heb ik nog niet veel kunnen doen, weet morgen de data waarop ik in september in Suriname zal zijn. Ben gebeld door Erwin de Vries maar heb hem nog niet kunnen bereiken, maar ik zal hem zeker gaan interviewen. Ik zal vanavond thuis mijn nadere gedachten op papier zetten over de opzet van de boektekst, zodat we de redactionele discussie kunnen voortzetten.
24
33 Faber aan Van Binnendijk 8-7-95. Archief Faber.
Groen licht
Ziet Chandra nog kans hier te komen? Laat snel iets horen!
Groet
Paul Faber
De volgende dag gaat er nog een fax naar Van Binnendijk:
In een telefoongesprek met Henk Jan Gortzak hoorde ik van het tragische overlijden van Gloria Leurs, een ontstellend bericht. Wanneer is dat gebeurd in hemelsnaam?
Ik ben vandaag door Frans grofweg op de hoogte gebracht van de ontwikkelingen van de afgelopen tijd, heb gehoord van de startperikelen (wat een onzingedoe!) maar tevens van de voortgang nu, de interessante vondsten in collecties, de steun van Imro Themen en het enthousiasme van Joyce. Ik ben uiterst benieuwd en een tikje jaloers. Ik neem aan dat je het niet gemakkelijk valt keuzes te maken, maar ik raad je aan die ook niet teveel te maken. Dit is een inventarisatieronde waarbij het belangrijk is veel te noteren wat opvalt of aangeraden wordt door anderen (fotografeer veel!!). Aan de hand van voorkeurslijstjes die, hoop ik, binnenkort zullen loskomen zullen we gezamenlijk met behulp van de foto’s al een voorzichtige schifting kunnen maken die we medio september definitief zullen maken. Kies nu de marge ruim, houd goed de gegevens bij, dan kunnen we later beredeneerd terugsnoeien. Ook de interviews met de kunstenaars kunnen voor dat doel gebruikt worden: altijd handig om te vragen wat voor henzelf favoriete werken zijn, zowel van henzelf als van anderen. Het lijkt me echt een kick om uit alle hoeken en gaten het beste naar boven te halen wat er in Suriname gemaakt is.34
17 augustus rapporteert Frans Fontaine vanuit Suriname:
Vanavond zitten Bestuur SSM, architect en aannemer om de tafel, na vele strubbelingen. Ik laat jullie uiteraard zo spoedig mogelijk weten wat de vooruitzichten zijn op 25 nov. We mogen er echter niet blindelings van uit gaan dat alles bouwkundig lukt zodanig dat er tijd voor inrichting, belichting is.35
18 augustus Van Binnendijk aan Faber:
Spring je mee van de hak op de tak, want voor keurig prebedachte brieven ontbreekt momenteel de tijd zoals je je wel kunt voorstellen hoop ik! Laat ik je eerstens deelgenoot maken van wat er tot nu toe is gedaan sinds 7 augustus: brieven naar instanties, organisaties en personen om hen te verwittigen van onze snode plannen en of medewerking
34 Faber aan Van Binnendijk 15-8-1995. Archief Faber.
35 Fontaine aan Faber, 17-8-1995. Archief Faber.
te vragen. Iedereen is aan, enthousiast, positief en zeer ondersteunend. Bij Erwin de Vries thuis in voorselectie ca. 25 schilderijen en beelden gefotografeerd. Interview met Rudi Getrouw gemaakt, alsook met Glenn Fung Loi, coördinator van de Beeldende Kunstrichting op de Akademie. Bedrijfskollekties geïnventariseerd, afspraken voor bezoeken gemaakt, praatjes gehouden over veiligheidsplannen en verzekeringen om bruikleen straks vast voor te bereiden. Grootste partikuliere verzamelaars opgespoord en bewogen tot onthulling van hun lievelingetjes – wij komen tot in mensen hun slaapkamers met onze duimstokjes en camera’s, interview met Rinaldo Klas als coördinator van het Nola Hatterman Instituut en het projekt Potlood en Penseel, die zich allebei richten op getalenteerde jeugd. De E.B.S. bezocht, de Surinaamse Bank, de Centrale Bank, de Assuria verzekeringsmaatschappij, een zakenman, een tandarts en een gynaecoloog bezocht om naar hun schilderijen te kijken – vandaag is de Staatskollektie aan de beurt, de oud-direkteur van de Centrale Bank en vanavond heeft Joyce Gever van ‘Suriname Art 2000’ de twintig leden bijeengetrommeld (de jonge generatie beeldende kunstenaars van Suriname) om elk twee van hun mooiste werken bij haar te brengen, waarna een selektie wordt gemaakt die wij dan weer opmeten, ijverig in ons bloknootje noteren en op de gevoelige plaat vastleggen. Van deze stormachtige werkzaamheden is gisteren naar jou, via de diplomatieke post verzonden de uitgetikte versie van de eerste vier interviews die ik heb gemaakt. (…) Met de volgende zending (vertrek do. 24/8) stuur ik je de eerste 100 foto’s die zijn geschoten, waarvan een groot deel op aanwijzing van Imro Themen/Rudi Getrouw met wie de afgelopen week gezamenlijk vele bedrijfsbezoeken zijn afgelegd en ook privé verzamelaars. Ik geniet!
Aan schrijven kom ik absoluut niet toe in deze periode voor mijn vertrek – ’t is behoorlijk hektisch om het allemaal voor elkaar te krijgen in korte tijd. (…) Ik kom dus 29/8 ’s ochtends vroeg aan en stel voor die middag of vroeg in de avond elkaar te ontmoeten en alles door te praten en een tijdsindeling te maken. Een eerste reactie op je voorstellen: flink citeren in de tekst vind ik prima, maar meer vanuit het oogpunt dat het het verhaal verlevendigt. Jouw idee om flink te citeren omdat het niet zozeer onze visie wordt, maar een betrouwbare reconstructie wil ik met wat omzichtigheid toepassen. Ik denk juist dat het prettig is om te midden van al die citaten (meningen, belangen etc.) een soort zo objectief mogelijke (of liever neutraal) beschrijving hebben van wat er echt gebeurd is waarbij die echtheid is gebaseerd op meerdere bronnen. Maar dit zijn punten waarover je moet praten, doen we gauw. Kun jij Theo Tjong opsporen en vragen of hij aan is voor fotografie van de catalogus? We speuren hier ook naar een fotograaf. Wil je
25
nadenken over het belang van een Engelse vertaling, desnoods een samenvatting, en de bijschriften – voor Suriname van enorm groot belang, voor de uitgever ook niet onaardig, we zijn nu lid van Caricom, markt van 25 miljoen mensen, veel belangstelling, echt belangrijk voor ons, onze kunst, warm pleidooi wil ik graag bij Susan36 houden. Het laatste adres dat ik van Tosari had was in A’dam, tel. xxxxxx. Informeer anders bij Sur. kunstenaars, hij hoort er zeker bij. Spoor ook op mijnheer Feith, direkteur van de Shell in Ned. Was hier dir. Billiton en heeft gekocht ‘Kankantrie’ van Anand Binda, een schitterend werk dat op diverse lijstjes komt. Wil hij dat afstaan, kan dat in onze begroting? Doen we anders een foto ervan in de catalogus? Wil jij vast nadenken over hoe en waar ik het beste kan werken als ik in Nederland ben? Die tijd moet scherp gepland worden.
Wel, tot zover nu. Wij razen voort en zien u gauw!
Tan bun
Chandra37
Op 21 augustus faxt Van Binnendijk dat ze ‘de perfecte fotograaf’ had gevonden. Het is Cliff San A Jong, zelf ook kunstenaar. Er was al een tijdje naarstig gezocht naar een fotograaf. Dezelfde dag gaat er een fax terug:
Beste Chandra, Vandaag ontving ik je fax en de uitgetypte interviews waarvoor ik je hartelijk dank zeg. Er is contact! Ik ben zeer blij met de activiteiten die ondernomen zijn, het is een bruisende impressie van goede acties, erg wat ik gehoopt had. De keuze voor de geïnterviewden lijkt me een juiste, al kan er altijd meer bij. Ik verheug me op de vondsten die jullie in kluizen en slaapkamers hebben gedaan en ben dus reuze benieuwd naar de foto’s die je binnenkort afzendt.
Ik kan me voorstellen dat je aan schrijven nog niet toe bent gekomen, dat kan haast niet en is ook niet erg. Dit is de periode van het oprakelen en opzuigen van info. Ik zit op rustige afstand en ben dus wel begonnen met alvast wat op papier te zetten. Dat is vooralsnog nog rommelig, maar heeft toch als doel een structuur te ontwikkelen waarin we de informatie in kunnen passen. Al noterende komen er dan allerlei vragen op. Ik stuur je nu mijn (onvolledige) notities op in de hoop dat het jou weer op gedachten brengt of tot reacties leidt. Ik moet je dus helaas gelijk geven: je hebt maar twee weken. Maar je kunt zeker lol hebben: je denkt toch niet dat ik alsmaar wil gaan werken? Van maandag t/m donderdag zit ik in principe overdag in Rotterdam (misschien kan ik eens
een halve dag smokkelen), het weekend van 9/10 heb ik mijn kindjes etc. Maar de rest van de tijd ben ik er. Het kijkt mij handig als je bij mij thuis werkt, ik geef je wel een sleutel, er is een computer, het is 5 minuten lopen van het Tropenmuseum, je kunt ook rustig blijven slapen (maar je mag ook naar je familie hoor!), we zijn dan niet gebonden aan kantooruren. Ik heb een afspraak gemaakt met Susan voor 31 augustus om 20.00 bij mij thuis. Ik ben verhuisd (…). Tegenreactie: ik wil ook zeker een objectieve goede beschrijving van wat er echt gebeurd is. Citaten lijken mij ook een goede verlevendiging maar maken het m.i, ook tot een waardevollere historische bron, ook voor later. Daar komen we wel uit. Ik zal Tjong proberen te vinden, idem Feith. Susan denkt na over kwestie Engelse vertaling (tweetalig?). We zijn natuurlijk erg bezig met het boek en minder met de tentoonstelling. Ik heb weinig concrete info over hoe die zaken zich ontwikkelen maar we moeten natuurlijk niet uit het oog verliezen dat een goed georganiseerde, kwalitatief hoogstaande expo een absolute must is om het project te lanceren. Gezien de complexe problemen rond het afwerken van ruimtes, tento. panelen, belichting, belettering, bewaking etc. lijkt me deze zo belangrijke klus een moeilijke opgave. Ik wens jullie, en met name de staf van het museum kracht en succes met deze operatie, zodat ons aller kind zometeen in een prachtig opgemaakt bed komt te liggen en al het bezoek met glunderende gezichten ooooh en aaaaah gaat roepen. Hou me op de hoogte als ik iets kan doen hoor ik het wel.
Dat is het weer voor vandaag! Tot gauw
Paul
Op 24 augustus schrijft Faber opnieuw aan Van Binnendijk, met vooral praktische afspraken. Die dag stuurt hij op verzoek ook een cv van Van Binnendijk aan BuZa. Het ministerie moet akkoord gaan. In een memo van het ministerie van 25 augustus wordt duidelijk waarom men voorzichtig was: Chandra van Binnendijk: de ambassade en DWH38 hebben geen aanwijzingen dat zij een aanhangster is/ was van Bouterse.39
38 DWH = Directie Westelijk Halfrond, binnen het ministerie en de rijksoverheid belast met de coördinatie van alle beleidsaangelegenheden.
39 Memo 25-8-95 DLA/SU aan R. (Pronk). Archief BuZa.
26
36 Susan Legêne, toenmalig hoofd van de KIT uitgeverij.
37 Van Binnendijk aan Faber, 18-8-95. Archief Faber.
Overleg in Nederland: 28 augustus – 11 september
Van 28 augustus tot 11 september is Van Binnendijk in Nederland. Er wordt druk overlegd over de tentoonstelling, en over de inhoud, planning en vormgeving van het boek. De publicatie wordt uitgegeven door de eigen uitgeverij van het KIT (Koninklijk Instituut voor de Tropen). Voor de vormgeving is Nel Punt benaderd.
Op 31 augustus presenteert de uitgeverij een offerte. Er is ook een voorstel van Roy Tjin die ook naar Suriname gaat, om mee te fotograferen. Hij heeft een origineel en grootmoedig voorstel:
De helft van mijn honorarium Nfl 2000 zal overgemaakt worden naar een door jullie aan te wijzen culturele instelling in Sranan. Bijvoorbeeld Fotografen vereniging Suriname, Surinaams Museum, of het Ministerie van Cultuur. Een set van het geselekteerde diamateriaal gaat naar een door jullie te bepalen culturele instelling.40
Op 4 september stuurt Van Binnendijk een fax aan Cliff San A Jong ter bevestiging van zijn aanstelling, en het omschrijven en detailleren van de opdracht met een lijst van eerste werken om alvast te beginnen. Uiteindelijk wordt besloten om zowel Tjin als San A Jong in te huren, vanuit de gedachte dat een duo veel effectiever kan opereren.
Op 6 september vindt er een vergadering plaats over de publicatie, in het kantoor van de KIT-uitgeverij. Susan Legêne, hoofd van de uitgeverij, stelt dezelfde dag een memo op. De inhoud is inmiddels gecondenseerd:
– voorwoord Suriname (Venetiaan?)
– voorwoord Nederland (Van Mierlo?)
– redactionele verantwoording/inleiding
– tekst: 20 jaar beeldende kunst in Suriname
– catalogus: 100 werken
– biografieën van ca. 25 kunstenaars
– literatuurlijst
– colofon
Er wordt nog uitgegaan van 60 kleur en 40 zwart wit voor de 100 kunstwerken (dat wordt later veranderd in 100 x kleur) en de wenselijkheid van een tweetalige uitgave. Dat laatste heeft nogal wat consequenties, voor de planning, de omvang van het boek, de opmaak en de kosten. Maar ook de uitgeverij ziet de wenselijkheid van een tweetalige versie in. Nel Punt weet er qua vormgeving een elegante oplossing voor te bedenken: een apart Engelstalig katern achter in het boek. De planning lijkt ook zonder vertaling al extreem krap. Tegelijkertijd zit de planning muurvast als het boek op tijd bij de opening in Suriname moet zijn:
21/9 paul terug
27/9 paul heeft manuscript geheel gereed, susan en monieke eindronde
2/10 tekst naar vertaalster
Week 2/10 paul, susan, monieke beeldredactie gereed, bijschriften naar vertaalster, etc.
9/10 alle nederlandse tekst en beeld naar nel
11/10 engelse tekst naar nel
16/10 opgemaakte proef naar paul en susan/ monieke
18/10 doorspreken proef met nel
23/10 naar drukker 41
De tweetalige editie komt er.
27
40 Roy Tjin aan Faber, Van Binnendijk en Lêgene, 31-8-95. Archief Faber.
41 Memo Legêne aan Van Binnendijk, Faber, Nel Punt, 6-9-95. Archief Faber.
Productie in Suriname: 11-21 september
Op 11 september vliegen Faber en Van Binnendijk naar Suriname. Faber logeert in hotel Torarica, zijn hotelkamer wordt het hoofdkwartier voor de komende tien dagen. Hij vliegt 21 september weer terug. In deze dagen trekken Faber en Van Binnendijk voortdurend samen op, bekijken collecties en werken, en maken een brede selectie van werken die ofwel aanbevolen zijn door de diverse adviseurs, en/of die ze zelf de moeite waard vinden.
Een leidraad wordt gevormd door de zogenaamde voorkeurslijstjes die gemaakt zijn door een aantal Surinaamse insiders: Glenn Fung Loy, Joyce Gever, Rudi Getrouw, Henk van der Plas42, Imro Themen, Carla Tuinfort en Paul Woei. Aan hen werd gevraagd: welke twintig kunstwerken mogen zeker niet ontbreken. Niet iedereen kwam met zo’n lange lijst, maar de verschillende genoemde werken wogen zwaar mee in de uiteindelijke selectie.
Werken die ze selecteren voor de eerste ronde, worden doorgegeven aan het fotografenduo Cliff San A Jong en Roy Tjin. Zij maken professionele opnames van de geselecteerde werken, en polaroids. De polaroids dienen om het overzicht te behouden en liggen regelmatig verspreid over het hotelbed in Torarica.
Ondertussen zijn er meerdere problemen op te lossen. Niet alleen moeten de beoogde 100 kunstwerken verzameld en geselecteerd worden, met alle administratie van dien, maar ook moet geregeld worden dat de tentoonstelling daadwerkelijk op 25 november in Fort Zeelandia geopend kan worden. Dat is nog helemaal niet zeker. Zelfs als het lukt de restauratie van het fort tijdig te realiseren, moeten de betreffende ruimtes tentoonstellingsklaar gemaakt worden; er moeten panelen, ophangsystemen en verlichtingsapparatuur gekocht en geïnstalleerd worden, de beveiliging moet worden geregeld etc. Die taak ligt vooral bij het Surinaams Museum en de Nederlandse partners, maar zorgt voor onzekerheid bij de tentoonstellingsmakers. Veel van deze kwesties komen langs in verschillende faxen die van en naar Torarica worden verstuurd.
Dank voor jullie faxen die allen goed aangekomen zijn. Hier gaat alles zeer naar wens, snikheet weliswaar maar we werken in razend tempo van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Nog steeds is 25-11 onzeker: vandaag of morgen krijgen we bericht uit Den Haag of de verbouwingsbegroting accoord is, dan beginnen de aannemers direct. Duimen dus.43
Polaroids op het bed in Torarica: Paul Faber, Rudi Getrouw en Imro Themen. Foto Van
28
42 De enige Nederlandse adviseur, die destijds werd aanbevolen. Henk Van der Plas (1936-2009), van Grafiekwinkel Inkt in Den Haag, leidde in 1993 een grafiekworkshop in het Nola Hatterman Instituut.
De twee fotografen Roy Tjin en Cliff San A Jong, september 1995. Foto Faber
Binnendijk
43 Faber aan Sandra van den Broek, 13-9-1995. Archief Faber.
Het gaat hier niet best. Het project is erg leuk, de geschiedschrijving krijgt per dag monumentalere proporties, we doen (nog steeds) mooie vondsten, maar het is 1- een slijtageslag en 2-het lijkt nu voor 99% zeker dat het fort niet op 25 nov. expositieklaar zal zijn: de verhoudingen Sur. Mus. en BuZa zijn goed verziekt, er wordt vertraagd en de laatste kans lijkt nu verkeken. Balen dus, maar wij maken ons werk hier netjes af voor wat er kan. Het boek wordt mooi.44
Gisteren (di.) is er waarschijnlijk een doorbraak behaald. Laddy en ik zijn afzonderlijk bij de ambassadeur geweest die er toch al behoorlijk mee in zijn maag zat en er is ferme taal geuit. Misschien gaat het nu toch gebeuren.45
De vorige aannemers zijn de deur uit, er is een nieuwe combinatie gevonden die een offerte hebben ingediend, deze is ma. jl naar Den Haag verzonden met het dringende verzoek binnen 3 dagen te reageren. Vandaag of morgen horen wij dus of het accoord is of niet. Indien ja, kan er direct begonnen worden. Het zou dan nog mogelijk zijn om het op 24-11 tentoonstellingsklaar op te leveren. De inbouw met schotten heeft nog geen concrete offerte opgeleverd maar daar moet het wat tijd betreft nog lukken.
Zaterdagavond loop ik met Laddy cs de planning door die ik nu grofweg in kaart heb gebracht. Ik heb erg het gevoel dat alles wat de expo betreft nu op mijn schouders ligt terwijl ik weinig tijd heb. Chandra en ik zijn van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat keihard bezig met gesprekken en schrijven, het gaat goed, het wordt steeds beter maar het is zwaar. We hebben Imro en Rudi bereid gevonden de inrichting te verzorgen, ik strijd met Laddy om de ruimte, er is een zeer goede vrijwilligster gevonden die de organisatie kan laten draaien (Nederl, Reinward ac + kunstgeschiedenis)46 dus we komen zeker tot een structuur die gaat werken. Het gebouw blijft de zwakke stee. Morgen is de ambassadeur er weer, dat helpt ook.47
Los van het inventariseren van de werken in Suriname, moet ook rekening gehouden worden met de werken en relevante kunstenaars die zich in Nederland of elders bevinden. De opzet is om alleen werken te laten zien die in Suriname zelf gemaakt zijn, in de periode van 1975-1995, maar soms zijn de makers en of de werken zelf niet langer
44 Faber aan Van den Broek, z.d.rond 13-9-1995. Archief Faber. 45 Faber aan Van den Broek, 13-9-95. (latere fax dan in noot 28) Archief Faber.
46 Myra Winter kwam 6 augustus 1995 in Suriname aan om zich te voegen bij haar partner. Al snel na aankomst bood zij ondersteuning aan bij het Surinaams Museum.
47 Faber aan Frans Fontaine in Olinda, Brazilië. Archief Faber.
in het land. Zo wordt er verschillende keren heen en weer gefaxt met John Lie A Fo die vanaf 1983 in Frans Guyana woont:
Beste John, Je fax is goed aangekomen. We waren/zijn de hele dag op pad dus ik was hier niet toen je telefoontje kwam. Inmiddels is het boek hier ook. In de teksten van Thea en Liane48 staan 2 verschillende data genoemd voor je aankomst in Suriname, maar volgens mij is het 1979 toch? Vanmorgen zijn we bij Mieke de Rooy geweest (André was er niet) en twee etsen met bauxiet gezien waarvan 1 erg mooi, die komt er zeker in. Titel: Lobi Foe Gujaba. Herinner je je die? Is er nog iets speciaals over te melden, de aanleiding bijv.? De info in het boek is aardig maar beperkt. Herinner je je nog meer details van de Surinaamse periode, met welke kunstenaars had je contact, wie vond je toen goed bezig, hoe kwam je tot je bauxietexperimenten, hoe reageerde je op de coup van ’80, hoe verging het je met je pogingen een kunstenaarsregeling op te zetten en in welke hoedanigheid deed je dat: klopt het dat je toen een functie had bij Cultuur? Enfin, misschien vind je een moment om nog iets op papier te zetten. Als het niet lukt is het geen ramp, de basis is al goed gedekt. Bedankt voor je enthousiaste respons, groeten aan Maria en het allerbeste Paul 49
Lie A Fo antwoordt snel:
Gujaba is gemaakt naar aanleiding v/h bezoek vd Kapitein, de Basha en de dansiman v.h. dorp Gujaba, op invitatie van wijlen minister Dobroe50 en daar ik als adviseur Beeldende Kunst (om het compleet te maken, in de rang van Ambtenaar ter beschikking) dus als stafmedewerker ik mij bezig hield met deze dorpsfunctionarissen. Zij waren bij ons thuis op een middag waar de gesprekken natuurlijk over het dorp gingen met een kleine demonstratie v.d. dansiman, deze bewuste middag heeft zo’n impact op mij gehad dat ik een aantal etsen gemaakt heb met betreffende thema. (…)
48 Liane van der Linden en Thea Figee, John Lie A Fo, Messenger from the jungle, Uitgeverij van Spijk Venlo, 1994.
49 Faber aan Lie A Fo, 14-9-1995. Archief Faber.
50 Dobroe of Dobru, pseudoniem van dichter Robin Raveles (19451983). Hij was in 1980 gedurende een half jaar onderminister van Cultuur.
29
Het werken met Bauxiet kwam doordat het werken met de Afaka51 tekens zo’n grotachtige was, dat ik probeerde dit op dezelfde manier te weergeven als grottekeningen waar natuurlijk Bauxiet het geijkte materiaal bij uitstek voor mij was, dit is voorafgegaan van bezoeken aan de mijnen, de laboratorium en uitleg en begeleiding van in (ik dacht ook een de Roy, misschien weet André dat nog) en een expositie v.d. resultaten (werken) bij de stafsocieteit Biliton Bauxiet Comp.52
Op 18 september vindt er overleg plaats in het museum in Zorg en Hoop over de promotie van de tentoonstelling. Aanwezig zijn Van Putten, Winter, Van Binnendijk en Faber en Hedwig de la Fuente die als ontwerper is aangetrokken.54 Door mevrouw AlexanderVanenburg, voorzitter van de Nationale Commissie 20 jaar Onafhankelijkheidsviering Suriname, is de opening vastgesteld op 23 november om 18.30. Er wordt doorgepraat over uitnodigingskaarten, advertenties in de krant, spandoeken in de stad. Voor de opening staat president Venetiaan bovenaan de lijst als spreker. Voor publiciteitsdoeleinden wordt gekozen voor één dragend beeld: De Dansende vrouw van Erwin de Vries. Ook wordt het plan geboren om een affiche te laten maken, dat op de achterkant bedrukt wordt als brochure, met een doorlopende tekst en reproducties van een aantal werken.
Ook worden collega’s in Nederland ingeschakeld.
In je fax schreef je over een klusje, werk van Nola Hatterman achterhalen. Ik heb gebeld met het klooster waar zuster Maria Hoppen woont. Ze is nu met vakantie, 22 september is ze terug. (…) Carlos heb ik gebeld: je hebt een afspraak met hem op maandag 25 september om 17.00 in het museum.53 Daarna nog een halve pagina over de verblijfplaats van specifieke werken die Carlos Blaaker opgaf als zijn beste ‘Surinaamse’ werken.
Maar de meeste tijd wordt besteed aan het bezoeken van kunstenaars en collecties. Daarvan zijn geen directe schriftelijke bronnen bewaard gebleven, maar wel foto’s.
51 Het Afaka-schrift, bestaande uit 56 letters, is rond 1910 ontwikkeld door, Afáka Atumisi, een Ndyuka-marron. Vooral Marcel Pinas, maar ook wel andere kunstenaars, verwerken Afaka-tekens in hun kunst.
52 Lie A Fo aan Faber, 16-9-1995. Archief Faber.
53 Ada Korbee aan Paul Faber, 15-9-1995. Archief Faber.
30
John Lie A Fo, Lobi Foe Gujaba (liefde voor Gujaba), 1980. Ets met bauxiet, 30 x 49 cm. Collectie A. de Rooy.
Erwin de Vries, Dansende vrouw, 1994. Acrylverf op doek, 135 x 105 cm. Collectie Staatsolie. Bij de voorbereiding van de tentoonstelling nog in bezit van de maker. Tijdens de tentoonstelling werd het werk aangekocht door Staatsolie
54 Notulen overleg 18-9-1995. Archief Winter.