1 Geliefd, bewonderd en bestreden
2
Gerharts
3 René Roders Geliefd, bewonderd en bestreden
Biografie van Lodewijk Daniël — Tata di Boneiru —
4
5
Voor zijn dochter Astrid Gerharts en mijn liefde Astrid Duyff
Helmond
Edam Redactie: Clazien Medendorp | Katerna Tekst & Redactie Ontwerp omslag en binnenwerk: Ron de Hoog | Concept & Design van Productie: Wilco B.V. ISBN 9789460220500
6 Geliefd, bewonderd en bestreden LM
©www.lmpublishers.nlinfo@lmpublishers.nl1135VoorhavenPublishers129BPEdam2022–LMPublishers,
Opmaak: Ad
43
55
19
Inhoud Voorwoord 17 Deel 1 Aanloop Hoofdstuk 1 Van Den Haag via Curaçao naar Bonaire Hoofdstuk 2 Lodewijk wordt meneer Gerharts Deel 2 Ondernemer en natuurbeschermer Hoofdstuk 3 Met vallen en opstaan Hoofdstuk 4 Van inkomstenbron naar verliespost 95 Hoofdstuk 5 Een beroemd beeld van Bonaire 103 Hoofdstuk 6 Plantage Guatemala 111 Hoofdstuk 7 Over land, zee en flamingo’s 125 Deel 3 Politiek en politicus 127 Hoofdstuk 8 Bezitters en bezitlozen 137 Hoofdstuk 9 Zal ik je auto even schoonmaken? 153 Hoofdstuk 10 Betrokken, behoudend en niet bang 189 Hoofdstuk 11 Het publieke domein als slagveld 201 Deel 4 Afloop 203 Intermezzo Wat eraan voorafgaat 205 Hoofdstuk 12 Verdacht en veroordeeld 249 Hoofdstuk 13 Over humor en chagrijn 261 Hoofdstuk 14 Oud 275 Dankwoord 277 Bronnen 281 Verklarende woordenlijst 283 Over de schrijver
53
81
9
9 Voorwoord Wanneer je in Kralendijk vanaf de Kaya Grandi rechtsaf de Kaya Lodewijk D. Gerharts in loopt komt je na een paar honderd meter aan je linkerhand op de hoek van de Kaya Soeur Bartola de Top Supermarkt tegen. In de jaren ’40, ’50 en ’60 van de vorige eeuw was op die plaats de winkel van Lodewijk Daniël Gerharts gesitueerd. Op de gevel prijkten de letters KRALENDIJK SUPERMARKT. Sla daar linksaf de Kaya Soeur Bartola in en passeer aan je rechterhand de ingang van het ziekenhuis. Loop door en na enkele tientallen meters tref je aan je linkerhand het protestantse kerkhof. Meestal staat het gras er minstens kniehoog. Op dat kerkhof liggen enkele beroemde Bonairianen begraven. De meeste in opgemetselde tombes. Het lichaam van Don Stewart, de duikpionier van Bonaire en stichter van Captain Don’s Habitat, heeft in een groene piramide zijn laatste rustplaats gevonden. In een andere, minder opzienbarende tombe ligt sinds 1983 het lichaam van Lodewijk Daniël Gerharts. Onder hem ligt sinds mei 2019 de kist met het lichaam van zijn zoon Hugo. In deze biografie wordt het leven beschreven van Lodewijk Daniël Gerharts. Door veel Bonairianen tijdens zijn leven Tata di Boneiru genoemd, vader van Bonaire. Al langer geleden heb ik me voorgenomen het leven van Gerharts in een biografie te beschrijven. Waarom? Dat is een niet moeilijk te beantwoorden vraag: Gerharts is op veel uiteenlopende terreinen van grote en beslissende betekenis geweest voor de ontwikkeling van modern Bonaire. Linkels verwoordt het kernachtig: ‘Wat de olie heeft gedaan voor Curaçao en Aruba, deed Lodewijk Daniël
10 Gerharts voor Bonaire.’ 1 Als de kapitein van een loodsboot heeft hij Bonaire de moderne tijd binnengeloodst. Dat deed hij als koopman, handelaar, boer, bakker, winkelier, hotelier, agent voor internationaal opererende bedrijven, bioscoopeigenaar, eigenaar van de elektriciteitscentrale, natuurbeschermer, politicus en last but not least als bestuurder. Tegelijkertijd was hij ook niet te beroerd om jarenlang voor Sint Nicolaas te spelen en een goede grap te bedenken die decennia stand zou houden. Zo op het eerste oog wel heel veel voor één mensen leven. Op de achtergrond speelde voor mij mee dat ook van enkele andere invloedrijke Bonairianen de afgelopen jaren de biografie is verschenen: van Cola Debrot, Miguel Pourier en Julio, Toon en Jopie Abraham. Gerharts verdient in dit rijtje zijn eigen plaats. Door zijn activiteiten raakte Gerharts geliefd en hij wordt er ook nog steeds om bewonderd. Geliefd werd hij omdat hij mensen graag te hulp kwam. Met advies, het schrijven van een brief of met geld. Bewonderd werd en wordt hij omdat hij na zijn echtscheiding helemaal opnieuw moest beginnen en erin slaagde een succesvol zakenman te worden. Dat werd hij door goed koopmanschap, maar ook doordat hij door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (WOII) de wind vol in de zeilen kreeg. Zowel de op Bonaire geïnterneerde Duitsers als de van NSBsympathieën verdachte Nederlanders en Antillianen, hun bewakers en de Amerikaanse militairen van de radarbasis, moesten immers eten en drinken. Door de omvang van die groepen was Gerharts de enige die daarin kon voorzien. Vlak voordat WOII uitbrak opende hij namelijk een bakkerij en kruidenierswinkel. Door het bezit van een gemengd land en veeteeltbedrijf op plantage Guatemala kon hij bovendien verse groente, fruit en melk leveren. Tezelfdertijd verdiende hij ook aan de agentschappen van grote, internationaal opererende bedrijven die hij had weten te 1. Hubert Linkels was hoofd van de Sint Bernardusschool op Bonaire. Daarnaast werkte hij ruim dertig jaar als journalist voor verschillende kranten. Een selectie uit zijn artikelen bundelde hij in het boek Hink-stap-sprongen op Bonaire. De precieze vindplaats van deze uitspraak is niet teruggevonden.
Mogelijk is Gerharts ook met enige jaloezie beoordeeld door zijn
Volgens velen hebben zijn politieke stellingnames ertoe geleid dat hij halverwege de jaren 1950 werd beschuldigd van en veroordeeld voor ontucht met minderjarige jongens. Het eiland is nog steeds verdeeld over de vraag of Gerharts daar terecht voor is veroordeeld. Uit wat ik heb ontdekt zal blijken of die twijfel al die jaren terecht is geweest.
Het is in kleine gemeenschappen waarschijnlijk verstandiger om confrontaties te mijden omdat je elkaar regelmatig tegenkomt en weer nodig kunt hebben. Gerharts hield zich niet aan die code. Hij groeide op in Nederland, in grote steden als Den Haag, Breda en Amsterdam. Daar kon je je een confrontatie permitteren omdat je de ander waarschijnlijk toch nooit meer of hoogst zelden tegenkwam, of omdat de zakelijke omgeving waarin je verkeerde gewend was ermee om te gaan. In het internationaal opererende bedrijf Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij (KNSM) waar Gerharts van 1919 tot 1931 werkte, zijn onderlinge confrontaties waarschijnlijk regelmatig aan de orde geweest. Maar ook los daarvan, Gerharts kon zich zijn gedrag permitteren omdat hij zakelijk succesvol en dus onafhankelijk was. Die onafhankelijkheid leidde onder andere tot een politieke vete zonder weerga met zijn eerdere medestander Julio Abraham, die wél een ‘yu di tera’ was.
11 verwerven. Zijn eerdere schoonfamilie verweet hem overigens een deel van die agenturen te hebben meegenomen. In politieke kringen werd hij niet alleen bewonderd maar ook flink bestreden. Enerzijds omdat hij geen yu di tera, letterlijk ‘kind van het eiland,’ was, anderzijds omdat hij vóór handhaving van de band met Nederland was. Maar ook omdat hij zei wat hij vond en niet bang was voor gezagsdragers. Hij zat ook bepaald niet om woorden verlegen wanneer hij over zijn ongenoegen en door hem waargenomen misstanden vertelde. Deze eigenschappen leidden op het politieke speelveld van Bonaire, maar ook op landsniveau, regelmatig tot confrontaties. Hij haalde zich dikwijls het ongenoegen van zijn tegenstanders op de hals maar dat belette hem niet om steeds weer opnieuw, soms ook met de nodige humor of sarcasme, voor zijn mening uit te komen.
12 huwelijk met de dochter van een belangrijk grootgrondbezitter en ondernemer van dat moment. Door het vroegtijdige overlijden van zijn schoonvader werd hij zaakwaarnemer van zijn bedrijf en daardoor op jonge leeftijd en kort na zijn vestiging op Bonaire, een belangrijk en invloedrijk man. Het feit van de vrij snelle scheiding van het stel, heeft de reputatie van Gerharts niet aangetast. Waarschijnlijk omdat hij vanaf dat moment helemaal opnieuw moest beginnen en daar goed in slaagde.
Toen Gerharts met Bonaire en de bevolking in 1927 kennismaakte verkeerde het eiland qua ontwikkeling nog in de negentiende eeuw. Er was geen industrie, er reden nauwelijks auto’s, hotels waren er niet, er waren slechts een paar pensions waar vreemdelingen konden logeren, er waren zes telefoonaansluitingen, pas sinds enkele jaren was er in Kralendijk beperkt elektriciteit beschikbaar en de straten, pleinen en wegen waren onverlicht en ongeplaveid. Op foto’s uit die tijd is zichtbaar dat op heel veel plaatsen, ook midden in Kralendijk, grondwater werd opgepompt met windmolens want waterleiding was er niet. De bevolking ving ook regenwater op, filterde en kookte het voor consumptie. Algemeen kiesrecht was er niet 2 en het eiland werd bestuurd door een gezaghebber bijgestaan door twee burgers, die als ‘landraden’ de gezaghebber adviseerden en samen ook de politie bestuurden. Overal liepen 2. Van de 2.619 mannen mochten er in 1937 slechts 31 stemmen. Vrouwen waren uitgesloten.
Waarschijnlijk zouden we nooit wat van of over hem hebben gehoord.
Den Haag telde rond 1930 al ruim vierhonderdduizend inwoners, Bonaire kwam in die tijd niet verder dan vijfduizend. Voor Haagse begrippen was hij niet heel hoog opgeleid, op Bonaire stak hij door zijn opleiding boven vrijwel iedereen uit. Daarnaast viel hij ook in fysiek opzicht op, met zijn bijna een meter negentig.
Gerharts heeft zijn faam zeer waarschijnlijk ook te danken aan de beperkte schaal van Bonaire. In zijn geboortestad Den Haag zou hij, indien hij daar zijn hele leven was blijven wonen, nooit de status en positie hebben weten te bereiken die hij op Bonaire wist te verwerven.
De achtergebleven ontwikkeling was het gevolg van uitblijvende industriële ontwikkeling, die er wel was op Curaçao en Aruba, maar ook door de desinteresse van de Nederlandse kolonisator. De koloniale belangstelling ging voornamelijk uit naar NederlandsIndië, daar was immers wat te halen. Op grote afstand volgde in de West de kolonie Suriname. Op nog grotere afstand was er enige interesse voor Curaçao en Aruba, maar die ontstond pas vanaf de jaren 1920 nadat de olieindustrie er was neergestreken. Bonaire bungelde helemaal achteraan in de Nederlandse belangstelling. De Spanjaarden constateerden het al: Isla inútil , nutteloos eiland. Dit betekende overigens alleen maar dat er geen goud te vinden was. Het enige waar Nederland ooit in geïnteresseerd was, was zout voor het pekelen van de haring. Maar ook dat was in de twintigste eeuw niet meer nodig. Een belangrijk deel van de mannelijke bevolking werkte elders ten tijde van Gerharts komst. In Suriname in de bauxietmijnen, in Venezuela, op Curaçao en Aruba in de olieindustrie, of op zee, omdat de werkgelegenheid op het eiland allerbelabberdst was. Er was sprake van een postwisseleconomie. Ook vanwege deze omstandigheid waren er goede kansen om de ontwikkeling van het eiland een impuls te geven. Gerharts maakte van die gelegenheid optimaal gebruik. Als een man met een missie. Wat ik bij de start van het project niet vermoedde was hoe beperkt mijn kennis was over Gerharts’ betekenis op en voor het eiland en zijn persoonlijkheid.
13 geiten en ezels vrij rond, ook in Kralendijk.
Maar ook waar hij zijn welstand aan te danken had is mij pas in de loop van de zoektocht duidelijk geworden. Daardoor werd het schrijven van deze biografie een ontdekkingstocht waarin ik regelmatig voor een verrassing werd geplaatst. Het hoofdstuk over zijn arrestatie en veroordeling bevat de meeste verrassingen en ontdekkingen en is geschreven in de vorm van de ontdekkingstocht zoals ik die zelf heb ervaren.
14 Voor het schrijven van de biografie heb ik een groot aantal bronnen gebruikt. Voor een volledig overzicht ervan verwijs ik naar het bronnenoverzicht achterin dit boek. Een heel belangrijke bron wordt gevormd door de memoires van Gerharts zelf. Hij heeft deze rond 1980, enkele jaren voor zijn dood afgerond met de bedoeling ze te laten redigeren en uitgeven. Zo ver is het nooit gekomen. Er is slechts een beperkt aantal kopieën van in omloop. Een ervan is in mijn bezit, een andere kopie is opgenomen in het Archivo Boneiru van de Fundashon Historiko Kultural Boneiru. Ook is er een exemplaar beschikbaar in het Archief van Curaçao. Het gaat om ruim 400 getypte A4 tjes. Delen ervan zijn in voorgaande jaren gepubliceerd in het Antilliaans Dagblad . Voor de hoofdstukken over de politiek op Bonaire en de betrokkenheid daarbij van Gerharts heb ik ook veel gehad aan het proefschrift van Ank Klomp uit 1983. Voor hoofdstuk 12 is de Amigoe di Curaçao van onschatbare waarde gebleken, ontsloten door het zoekprogramma Delpher. Voor dit hoofdstuk heb ik ook geput uit de kroniek Abraham van Van Bennekom. Ook het proefschrift van Schotborghvan de Ven bleek waardevolle informatie te bevatten. Gelukkig heb ik ook een aantal directe familieleden van Gerharts kunnen spreken en interviewen. Zij hebben waardevolle informatie gegeven over de persoonlijkheid van Gerharts. Ter toelichting ten slotte nog dit. In het eerste deel van deze biografie noem ik Gerharts bij zijn voornaam Lodewijk. In dit deel gebruik ik meestal chronologie voor het beschrijven van de gebeurtenissen. Dat is in dit eerste deel mogelijk. In de delen 2 en 3 heb ik gekozen voor een andere aanpak. Vanaf het moment dat Gerharts een betekenisvolle positie inneemt in de Bonairiaanse samenleving beschrijf ik zijn activiteiten aan de hand van de domeinen waarin hij actief is geweest. Ik heb voor die aanpak gekozen omdat een chronologische opbouw de geschiedenis van al zijn activiteiten onoverzichtelijk maakt en er ook geen recht aan zou doen. Dat wordt veroorzaakt door de hoeveelheid speelvelden waarop Gerharts simultaan heeft geacteerd. Dat aantal was te groot en te geschakeerd om overzichtelijk te blijven wanneer ik een chronologische volgorde zou hebben gehanteerd. Anders gezegd: hij
15 schaakte op zoveel borden tegelijk, dat het om overzicht te behouden verstandiger is om het spel per bord te volgen en niet op alle borden tegelijk. Dat vergt van u als lezer wel dat u de samenhang moet blijven zien door af en toe een aantal bladzijden terug te slaan en delen te herlezen. Het zij zo. Vanaf deel 2 noem ik hem ook niet meer Lodewijk maar LD, zoals hij vanaf dat moment bekend staat op het eiland. Ik sluit dit voorwoord af met de hoop dat deze biografie bijdraagt aan de beschrijving van de recente geschiedenis van Bonaire en uw interesse erin verder zal aanwakkeren.
DEEL 1 Aanloop
18 Het gezin Gerharts rond 1910
De vader van Lodewijks moeder is hovenier van Zorgvlied, de tuin van de koningin. Wanneer Wilhelmina in Den Haag is, is de tuin verboden gebied, maar wanneer koninginmoeder Emma er is, mag hij de tuin bezichtigen. Emma praat dan graag even met de spelende kinderen.
Van Den Haag via Curaçao naar Bonaire
19 Hoofdstuk 1
Uit de memoires van L.D. Gerharts Den Haag Lodewijk Daniël wordt op 29 september 1901 geboren op de Korte Beestenmarkt in Den Haag. Den Haag is in die tijd een rustige stad waar vrijwel al het verkeer nog per paard en wagen gaat. Zijn moeder komt uit Rijswijk, zijn vader is afkomstig van het eiland Voorne Putten en groeit op in een landbouwbedrijf. Eenmaal volwassen verhuist hij naar Den Haag en komt te werken bij de melkinrichting De Sierkan. Omdat vader Gerharts alleen lagere school heeft genoten volgt hij later cursussen Engels, boekhouden en laboratoriumwerk. Lodewijks moeder staat altijd klaar om anderen te helpen. Van huis uit heette ze Clementina Anna de Wild. Hij schrijft over haar dat ze haar huishouden dreef op een boerse ‘economie’, wat hij daar ook mee bedoeld moge hebben. Daarnaast meldt hij dat ze kon koken als de beste.
ondersteboven
Lodewijk heeft een jonger zusje, nogal een wildebras. Officieel heet ze Maria Martha, maar ze wordt van jong af aan Zus genoemd. Tijdens de tocht naar school wordt zij een keer door de wind van de dijk afgeblazen en komt beneden in de sloot terecht. Ze raakt in paniek en schreeuwt als gevolg van de schrik. Eenmaal thuis krijgt Lodewijk op zijn donder want hij had beter op die wildebras moeten passen.
Met zijn zus valt wel te lachen omdat ze zich makkelijk laat uitdagen.
Zo zegt Lodewijk op een dag tegen haar dat ze de pot stroop die op tafel staat niet durft om te keren. Prompt pakt ze de pot en keert hem waardoor de inhoud op tafel loopt. Een andere keer zegt hij tegen haar dat ze het vast niet durft om haar prachtige roodbruine
20 Rond Lodewijks zevende levensjaar begint vader een groentezaak, maar dat wordt geen succes omdat hij de klanten meer gewicht aan groente en fruit geeft dan waarvoor ze betalen. Hij herinnert zich uit die tijd dat hij van zijn vader een keer een appel denkt te krijgen. Hij bijt erin en dan blijkt het een tomaat te zijn. De kleine Lodewijk wordt kwaad en gooit de tomaat tegen de muur. De mensen in de winkel vinden dat wel een mooi schouwspel, maar Lodewijk wordt nog bozer omdat hij uitgelachen wordt. Van Den Haag naar Breda Van Den Haag trekt het gezin naar het dorpje Ginniken in de buurt van Breda waar zijn vader directeur wordt van een bedrijf dat boter en kaas maakt. Lodewijk vindt Breda een heerlijke stad. Het gezin woont dicht bij het park Valkenberg. Met peuren (vissen zonder haak maar met een kluitje wormen) vangt hij paling en in de buurt is een boerderij waar je voor een dubbeltje een diep bord heerlijke aardbeien met room kunt kopen. In Breda maakt hij ook voor het eerst carnaval mee. Op 1 augustus 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Hij voelt de grond trillen van het geschut om Antwerpen. Duizenden vluchtelingen komen over de grens. Ze worden in Ginniken, Breda en andere plaatsen opgevangen. Eerst bij particulieren en wanneer die geen plaats meer hebben in openbare gebouwen zoals scholen.
Van Breda naar Amsterdam Na de lagere school bezoekt Lodewijk de ulo en daarna de driejarige hbs.3 Voor de vijfjarige hbs doet hij toelatingsexamen maar zijn ouders hebben het geld niet om de boeken te kopen en dus gaat die school niet door. Het gezin verhuist naar Amsterdam waar hij in dienst komt bij notaris Kranenburg aan de Herengracht. Hij volgt avondlessen boekhouden, Engels, Duits en handelscorrespondentie.
Op school behoort Lodewijk volgens eigen zeggen tot de middenmoot. Hij blinkt wel uit in een paar vakken zoals hoofdrekenen, opstellen maken en aardrijkskunde. Zingen behoort niet tot zijn talent. Daarom mag hij niet vaak meezingen en krijgt hij een boek om achterin de klas rustig te lezen. Op school maakt hij ook voor het eerst mee dat iemand de baas over hem wil spelen. Een jongen die met nieuwkomers onmiddellijk ruzie zoekt en laat voelen hoe sterk hij is. Lodewijk heeft er nooit behoefte aan gehad om te onderzoeken hoe sterk hij is, maar hij is het wel. Dus wanneer die jongen ruzie met hem zoekt loopt dat uit op een vechtpartij. Het gebeurt op het schoolplein en de onderwijzers staan te kijken samen met de leerlingen. Lodewijk blijkt erg sterk en heeft de jongen snel op de grond. Hij heeft nooit meer last van hem en het is afgelopen met zijn bazige gedrag.
3. Ulo: Uitgebreid Lager Onderwijs; hbs: Hogere Burger School. Beide schooltypen zijn verdwenen door nieuwe onderwijswetgeving in 1968.
21 krullen af te knippen. Dat was niet tegen dovemansoren gezegd want ze zet de schaar erin. Lodewijk is zelf ook niet bang uitgevallen. Hij had het boek over Dik Trom gelezen en is onder de indruk van de grappen die Dik maakt. In navolging ervan kan hij het niet laten om een tik onder een roomtorentje te geven op het moment dat zijn tante er een hap van wil nemen. Haar neus verdwijnt in de room en zijn vader springt op maar Lodewijk is hem te snel af. Ze komen elkaar weer tegen in de tuin. Zijn vader staat daar te huilen van het lachen. Hij maakt zijn zoon duidelijk dat hij die middag niet te vroeg naar huis moet komen.
Op 1 december 1919 treedt de achttienjarige Lodewijk in dienst bij de Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij, de KNSM . Op dat moment een van de grootste zeevrachtvervoerders van Nederland. Hij komt te werken in dat prachtige gebouw aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam op de afdeling Comptabiliteit. Dienstplichtig soldaat In 1920 wordt Lodewijk ingeloot als dienstplichtig soldaat en hij komt bij de Genie terecht. Hij wordt gelegerd in de Kromhoutkazerne bij Utrecht en ingedeeld bij de telefoontroepen.
Kromhoutkazerne 1921. Lodewijk in het lichte tenue
22
‘Zeg soldaat, waarom heb je mij niet gegroet?’
In zijn memoires vertelt hij een verhaal waaruit een karaktertrek blijkt die hem later vaak van pas zal komen. Het is in die tijd de gewoonte om een meerdere ook buiten de kazerne te groeten. Op een dag loopt hij in de stad en aan de overkant loopt een luitenant, maar Lodewijk ziet hem niet en groet hem dus ook niet. Daarop steekt de luitenant de straat over om Lodewijk hierover aan te spreken. Het volgende gesprek ontwikkelt zich.
‘Ik heb u niet gezien, luitenant’, was het antwoord van Lodewijk.
‘Kletskoek, je keek mij aan maar salueerde niet.’
begint het vervelend te vinden want er blijven mensen staan om de woordenwisseling te volgen. De luitenant vraagt opnieuw naar Lodewijks nummer maar hij geeft telkens hetzelfde antwoord. De omstanders beginnen er plezier in te krijgen. Uiteindelijk geeft de luitenant het op en keert terug naar de overkant, waar zijn geliefde op hem staat te wachten.4 Uit dit voorval blijkt dat Lodewijk niet bang is voor een confrontatie, ook niet wanneer het om een gezagsdrager gaat.
Op een dag wordt hij door zijn kapitein bij zich geroepen. Hij vertelt dat Lodewijk geselecteerd is voor de officiersopleiding. Hij schrikt omdat dit betekent dat hij een paar jaar langer zal moeten dienen. Hij vraagt of iemand anders zijn plaats mag innemen. Met dit verzoek moet hij naar de kolonel. Het blijkt mogelijk en Lodewijk vindt een vervanger. Wel wordt hij nog bevorderd tot korporaal.
23
4. Gerharts, memoires, blz. 8.
‘Luitenant ik had geen enkele reden om niet te groeten als ik u had gezien. Ik zeg u dat ik u niet zag.’
‘Je moet niet zo brutaal zijn, geef mij je nummer en naam van je compagnie.’‘Datwil ik wel doen luitenant, maar alleen wanneer u mij uw naam geeft en uw regiment. Dan zal ik mij over uw houding beklagen.’Deluitenant
bij de afdeling comptabiliteit vindt Lodewijk op den duur dodelijk saai. Hij weet bovendien dat daar nauwelijks promotie is te verwachten. Verscheidene keren probeert hij naar een andere
24 Terug naar de KNSM Tegen het einde van zijn diensttijd krijgt Lodewijk bericht van de KNSM dat er bezuinigingen aan komen en dat zijn baan gevaar loopt tenzij hij er snel bij is. Tien minuten nadat Lodewijk via een telegram aan de generaal heeft uitgelegd wat er aan de hand is, krijgt hij verlof om naar Amsterdam te vertrekken. Hij komt op zijn oude afdeling terug en wordt snel bevorderd. In 1924 krijgt hij de leiding over de volledige boekhouding van de HollandAfrika lijn met zes medewerkers. Hij is op dat moment 23 jaar. Hij krijgt de opdracht om alle magazijnen aan de te inventariseren. Het blijkt dat er van de administratie weinig klopt en dat er veel voorraad weg is. De klus kost veel tijd maar zijn baas complimenteert hem met het resultaat. Zijn accuratesse raakt bekend in het bedrijf. Lodewijk wordt lid van de Kantoorbediendebond ‘Mercurius’ en het duurt niet lang of hij is lid van het bestuur van de afdeling Amsterdam met zevenduizend leden. Op zaterdag plakken leden propagandabiljetten op muren en gebouwen. Dat is verboden tenzij men toestemming van de eigenaar heeft. De politie probeert regelmatig om de plakkers te pakken te krijgen, doch met weinig succes. Meestal is Lodewijk degene die het biljet, dat boven op een lange stok met kwast is bevestigd, op de uitgekozen plaats moet plakken. Dat dankt hij aan zijn lengte. E én keer staat hij met een biljet klaar op de kwast bij een school in de Helmersstraat wanneer een agent hem een klap op zijn schouder geeft en roept: ‘Nu ben je erbij.’ Lodewijk vraagt de agent waar hij bij is. De agent antwoordt dat hij een biljet op een eigendom van de gemeente Amsterdam wil plakken. Lodewijk ontkent en zegt dat hij de maat aan het nemen is en dat hij, wanneer het biljet past, aan de burgemeester toestemming zal vragen. Hij blijkt dus ook te beschikken over Hetimprovisatietalent.werkbijdeKNSM
Surinamekade
25 Lodewijk rond zijn 25e
26 afdeling overgeplaatst te worden waar hij het scheepvaartbedrijf kan leren kennen en niet alleen maar met cijfers hoeft te werken. Keer op keer mislukt dat. Maar plotseling doet zich toch weer een kans voor. Half december 1926 hoort hij van een collega dat het bedrijf een nieuwe hoofdkassier zoekt op Curaçao. Vervelende bijkomstigheid is helaas wel dat er al 75 sollicitanten zijn en dat de administratie op Curaçao een rommeltje is. Toch solliciteert hij op de laatste dag dat de vacature open staat. Omdat de boekhouding op Curaçao niet op orde is, kiest de directie vanwege zijn ervaring nog dezelfde dag voor Lodewijk. Drie weken later, op 5 januari 1927 vertrekt hij met het KNSM schip de Breda naar Curaçao. Zijn vader vaart met hem mee tot aan IJmuiden. Wat hij op dat moment niet weet is dat het de laatste keer is dat hij zijn vader levendOmziet.zich te kunnen kleden op de tropen krijgt hij zeshonderd gulden en het advies om daarmee naar de firma Kalker in de Kalverstraat te gaan. Die firma blijkt veel van Nederlands Indië te weten, maar van Curaçao weet men weinig. Het gevolg is dat hij volkomen onnodig een tropenhelm krijgt aangesmeerd. Op Curaçao komt hij tot de ontdekking dat hij zijn tropenuitrusting beter daar had kunnen aanschaffen. Op Curaçao Het is een betrekkelijk eentonige reis. Twaalf dagen op zee zonder veel vermaak. Er zijn negen opvarenden aan boord. Schaken, dammen en kaarten, veel meer is er niet te doen. Op 17 januari loopt het schip Willemstad binnen. Het meert aan bij een van de pieren van Curaçaose Petroleum Industrie Maatschappij (CPIM), dochteronderneming van Shell. Zijn toekomstige collega’s komen de volgende dag aan boord kennismaken. Ze raden hem aan z’n bagage nog even aan boord te laten omdat zijn beoogde hotelkamer wel wat onderhoud kan gebruiken. Lodewijk en zijn collega’s worden met een motorbootje naar de stad gebracht dat aanmeert op de hoek van de Handelskade en het Waaigat. Daar maakt Lodewijk direct kennis met een heel andere wereld dan hij kent. Hij klimt aan wal en ziet recht tegenover zich een oudere vrouw
Na nog drie nachten op de Breda neemt hij zijn intrek in het hotel. Tijdens een van de eerste nachten wordt hij rond één uur ’s nachts wakker van enorm gebrul. Hij schrikt zich een ongeluk. Het geluid komt van buiten. Het blijkt een ezel die met volle kracht onder zijn raam staat te balken.
27 tegen een muur op een krukje zitten. Op haar schoot heeft ze een grote bak met allerlei voor hem onbekende vruchten en in haar mond een grote tabakspijp waar ze stevig aan trekt. Het is ook warmer dan hij verwachtte. De tropische overhemden uit Amsterdam blijken dikker dan nodig. Hotel Curaçao Omdat het nog vroeg op de dag is en het kantoor van de KNSM nog niet open, gaat het gezelschap eerst naar Hotel Curaçao. Aan de buitenkant ziet het gebouw er goed geconserveerd uit maar wat Lodewijk binnen aantreft tart elke verbeelding. Hij schrijft daarover: ‘Een bed zo vuil alsof het tientallen jaren was gebruikt door mensen die in het zand hadden gerold alvorens te gaan slapen. Een klamboe hing eroverheen, vuil en vol gaten. De vloer was smerig, een tafel in het midden had een losse poot, zodat hij bij de eerste aanraking ondersteboven ging.’5 Gelukkig belooft de eigenaar de kamer op te knappen en te laten schilderen, er een nieuw bed in te laten zetten en nieuw meubilair te plaatsen. Lodewijk kan de komende drie nachten op de Breda blijven slapen. Wat hij op dat moment nog niet weet is dat er slechts één badkamer voor het hele hotel is en dat de badkuip wordt gebruikt als toilet. Het toilet zelf is verstopt. Waterleiding is er niet in Willemstad en de elektriciteit laat ook te wensen over. De centrale is niet in staat om de benodigde hoeveelheid elektriciteit te leveren als gevolg van de zich steeds verder uitbreidende stad.
In de eetzaal van het hotel hebben de gasten van de KNSM de eretafel, midden in de zaal. Het is duidelijk wennen aan andere gewoonten 5. Gerharts, memoires, blz. 14.
28 en gebruiken. Op een dag komt de kok de zaal binnen met een schaal waarop een grote gebakken vis ligt. Hij laat die aan het gezelschap zien. Een van de collega’s van Lodewijk pakt de schaal beet, snijdt de vis in vier stukken en geeft elk van zijn tafelgenoten een stuk. De lege schaal geeft hij terug aan de kok. Die staat met grote ogen te kijken naar wat er gebeurt want het was de bedoeling dat de mannen de vis alleen maar zouden bewonderen en dan terug zouden geven. De vis had namelijk onder alle gasten verdeeld moeten worden. Lodewijk schaamt zich diep voor de gebeurtenis. KNSM Curaçao Nadat het kantoor van de KNSM geopend is maakt Lodewijk kennis met zijn nieuwe baas, de hoofdagent van de KNSM op Curaçao, de heer Kiès. Aan boord van de Breda was hij al gewaarschuwd voor de man die erom bekend staat nieuwkomers het leven zuur te maken. Tijdens de vertelt Lodewijk dat hij opdracht van de directie heeft om een inventarisatie van de bezittingen van de maatschappij op Curaçao te maken. Kiès reageert verbaast en vraagt zich hardop af of ze hem niet vertrouwen in Amsterdam. Lodewijk legt uit dat het geen kwestie is van vertrouwen en geeft als voorbeeld dat hij elders al eens zo’n klus heeft gedaan en dat toen bleek dat men jarenlang klakkeloos de voorraadkaart voor akkoord had afgetekend. ‘Bovendien’, zo vult hij aan, ‘heeft men in een paar jaar geen inventaris van Curaçao ontvangen.’6 Kiès gaat akkoord en de klus zit er in een paar dagen op. Vervolgens meldt Lodewijk aan Kiès dat hij ook zijn woonhuis moet inventariseren. Kiès reageert als door een wesp gestoken en zegt dat dat niet gaat gebeuren. Lodewijk laat daarop nuchter weten dat hij dat zal rapporteren aan de directie in Amsterdam. Kiès pakt daarop de telefoon en informeert zijn vrouw dat Lodewijk eraan komt. Na de inventarisatieklussen is het Lodewijks belangrijkste taak het op orde brengen van de boekhouding. Dat gaat niet altijd naar de zin van 6. Gerharts, memoires, blz. 15.
kennismaking
29 zijn baas, maar Lodewijk slaat zich er nuchter doorheen. Op een keer wil hij Kiès een voorstel doen over de kas van het kantoor aan de Westwerf. Kiès zit te schrijven en luistert met een half oor. Lodewijk legt zijn voorstel uit maar kennelijk begrijpt Kiès het niet goed. Hij wil dat Lodewijk het nog een keer uitlegt. Lodewijk doet dat waarop Kiès zijn pen neerlegt en zegt dat hij het nog een keer wil horen. Lodewijk wordt ongeduldig maar doet het verhaal nog een keer. Kiès vraagt hem daarop of het Nederlands is wat Lodewijk spreekt. En vervolgens roept hij dat Lodewijk eerst maar eens Nederlands moet gaan leren. Lodewijk besluit om het kantoor daadwerkelijk te verlaten en komt later die middag na vier uur terug. Kiès wil weten waar hij was. Lodewijk geeft aan dat hij weg is geweest om Nederlands te leren en dat hij het nu perfect spreekt. In Amsterdam werkte Lodewijk op de afdeling comptabiliteit en het is de bedoeling dat hij met zijn kennis en ervaring op Curaçao orde op zaken stelt. Maar elke wijziging moet door Kiès goedgekeurd worden terwijl de man van boekhouden geen verstand heeft. In voorgaande jaren had hij uit Amsterdam van de afdeling comptabiliteit brief na brief gekregen met op en aanmerkingen wat er aan de boekhouding moest worden verbeterd. En dat hij juist van díe afdeling een medewerker op zijn dak krijgt, werkt als een rode lap op een stier. Zo maakt Kiès Lodewijk een keer uit voor prul en nietsnut. Hij heeft ‘nog nooit zo’n idioot uit Amsterdam gezien’. Lodewijk geeft geen antwoord, loopt naar zijn bureau, doet de brandkast dicht en gooit de sleutels op het bureau van Kiès. Die wil weten wat dat betekent. Lodewijk antwoordt dat hij zijn koffers gaat pakken en dat hij later die dag zich zal inschepen op de Breda die naar Amsterdam gaat. Kiès bindt in en Lodewijk kan blijven. Op de nieuwjaarsreceptie van gouverneur Brantjes ontmoet Lodewijk praktizijn (zo noemde men toen een advocaat) Jaap Bodenburg Hellmund. Deze biedt hem een leegstaande kamer aan in zijn pension Keizershof. Lodewijk verlaat Hotel Curaçao en vanaf dat moment woont
Op een avond stuit Lodewijk op een verduisteringszaak. Hij werkt over en wil zijn pijp opsteken maar heeft geen lucifers bij zich en zoekt 7. Otrabanda is het stadsdeel van Willemstad dat aan de westzijde van de St. Annabaai ligt. De naam betekent ‘andere zijde’. 8. Cristobal ligt in de Amerikaanse zone bij de ingang van het Panamakanaal.
30 hij in een pension in de Breedestraat in Otrabanda.7 Weer wat later, in 1928, komt hij terecht in een vrijgezellenhuis dat door de KNSM voor zijn werknemers is gebouwd aan het Waaigat. Lodewijk blijkt nog steeds gevoel voor humor te hebben. Het huis is net afgebouwd en de schilder moet op de gevel de naam ‘Tropenweelde’ schilderen. Hij weet de schilder zo ver te krijgen dat hij zijn kwasten neerlegt op het moment dat er ‘Tropenwee’ op de gevel staat. Na ontdekking van de grap krijgt hij op zijn donder en wordt de naam alsnog afgeschilderd. Het duurt niet lang of Lodewijk merkt dat hij van het salaris dat hij krijgt niet behoorlijk rond kan komen. Hij spreekt erover met collega’s en zij vertellen dat ze hierover al verscheidene malen met brieven hadden geklaagd bij de directie zonder dat ze enig resultaat hebben bereikt. Het ligt niet in Lodewijks karakter besloten om zich daarbij neer te leggen. Hij stelt voor een telegram te sturen aan de directie in Amsterdam via Kiès. De collega’s vinden dat een goed idee en willen allemaal tekenen. Lodewijk stelt een tekst op. Hij laat aan Kiès zien wat de maandelijkse vaste kosten zijn, dat medewerkers van CPIM beter verdienen en hij vraagt om zijn steun. Kiès geeft die onmiddellijk want hij weet dat de kosten voor levensonderhoud steeds verder stijgen vanwege de groeiende olieindustrie. Na een paar dagen komt het antwoord. Ze krijgen 25 gulden per maand meer. Lodewijk is daar niet tevreden over. Hij vindt het een aalmoes en gaat weer naar Kiès. Hij vertelt dat ze gelijkgesteld willen worden met de collega’s in Cristobal.8 Kiès zendt daarop zelf een telegram dat klinkt als een klok. En met succes. Ze krijgen dezelfde duurtetoeslag als de collega’s in de Panama Kanaal Zone.
Verduisteringszaak
31 in de lade van collega’s. Hij stuit op een stapel enveloppen waar waarborgsommen in hadden moeten zitten. Elke vreemdeling die naar Curaçao komt moet een waarborgsom meenemen. De enveloppen met de waarborgsommen erin worden door de immigratiedienst in ontvangst genomen en mogen niet op kantoor worden bewaard. En toch liggen ze in de bureaulade van een collega. Een groot deel van de enveloppen blijkt opengemaakt en leeg. Lodewijk ziet snel dat het om duizenden guldens moet gaan. Ook in andere lades van het bureau treft hij opengemaakte lege enveloppen aan. Hij besluit diezelfde avond nog naar Kiès te gaan. Daar vertelt hij dat de employé in kwestie waarschijnlijk een belangrijk bedrag verduisterd heeft. Kiès zegt dat hij het de volgende ochtend wel zal oplossen. De volgende morgen stapt Kiès binnen. Hij hangt zijn jas op in zijn kantoor en komt weer tevoorschijn om te controleren of alle bureaus in lijn staan. Hij doet dat wel vaker. Daarna gaat hij naar het bureau van een van de medewerkers en vraagt wat er in de mandjes op de lessenaar zit, hij laat de laden van het bureau openen en controleert zo alle bureaus. Ook Lodewijk komt aan de beurt. Kiès vraagt of hij de brandkast wil openen. Hij wil weten wat erin zit. Ook wil hij weten wat er in de enveloppen zit die hij ziet liggen. Ten slotte loopt Kiès naar het bureau van de collega die de enveloppen heeft geopend en geleegd. Hij trekt een lade open en vindt de deposito enveloppen zonder geld en sommigen ook nog met geld. Hij geeft opdracht het bureau naar zijn kantoor te brengen. Tegen de betreffende collega zegt hij naar huis te gaan en de deur niet meer uit te komen voordat hij daar toestemming voor geeft. Lodewijk maakt de totale schade op en komt op een bedrag van tegen de vijftienduizend gulden. De dader bleek er twee Franse vrouwen op na te hebben gehouden. Die zijn inmiddels teruggekeerd naar Frankrijk. Hoe het met de dader is afgelopen weet Lodewijk niet.9 9. Gerharts, memoires, blz. 23.
32 Overval op het Fort Op zaterdag 8 juni 1929 maakt Lodewijk mee dat het Fort op Curaçao door Venezolanen wordt ingenomen. Het is avond en hij zit thuis in ‘Tropenweelde’ aan de De Ruyterkade aan het Waaigat in Punda.10 Er wordt met scherp geschoten. Samen met collega’s besluit hij naar club De Gezelligheid te gaan want daar is het uitzicht op het Fort goed. De Gezelligheid is gevestigd in wat we tegenwoordig kennen als het Penhagebouw. Daar eenmaal aangekomen zien ze dat de brug inmiddels gesloten is. Het gaat er stevig aan toe, er vallen doden en gewonden. De leider van de opstand is een zekere Rafael Simón Urbina. Hij wil op Curaçao wapens stelen om Venezuela van zijn dictator te verlossen en is onder een andere naam Curaçao binnengekomen. Lodewijk en collega’s gaan naar kantoor om daar wapens op te halen om te helpen de overvallers te verjagen. Ze besluiten met de wapens langs een bergwand omhoog te klauteren. Eenmaal daar blijken ze de klauterpartij voor niets te hebben gemaakt omdat ze het Fort niet kunnen zien, keren terug naar Waaigat, kleden zich om en gaan weer naar club De Gezelligheid.11 Bij de pontjesbrug zien ze een treurig schouwspel. Daar staan enige goedgewapende Venezolanen en bij hen staat kapitein Borren, de commandant van de Nederlandse troepen. Het blijkt dat hij daar is om zijn manschappen die zo nu en dan komen aanlopen, te bevelen dat ze zich moeten laten ontwapenen. Lodewijk ziet dat vijf Nederlandse soldaten in volle wapenuitrusting, daadwerkelijk ontwapend worden. Er is en wordt ook flink geschoten want op veel plekken in de binnenstad liggen bloedplassen en sporen die soms tientallen meters doorlopen. Het vreemde is wel dat er geen dode of gewonde Venezolanen te zien zijn. Waarschijnlijk hebben kameraden hun 10. Punda is het stadsdeel van Willemstad aan de oostzijde van de Sint Annabaai. 11. In Honderd jaar gezelligheid in De Gezelligheid 1871-1971 merkt Hartog op dat ook Urbina op enig moment de club bezoekt en er zelfs Hollandse jenever drinkt. Hoe het bezoek van Urbina zich verhoudt tot de aanwezigheid van Gerharts is onbekend.
33 lichamen meegenomen. De leider van de inval, Urbina eist een boot om met zijn manschappen en buitgemaakte wapens het eiland weer te kunnen verlaten. Hij krijgt de beschikking over het schip de Maracaibo en vertrekt. Met een buit van 197 geweren, vier mitrailleurs, één veldkijker, 38 pistolen, 75 klewangs, 7.000 patronen, 150 kardoezen,12 wat kapmessen en 3.500 gulden uit de kas van de vreemdelingendienst.13
12. Houder voor kruit bestemd voor een voorlader.
13. Bron: www.curacaomaritime.com.
Hij neemt ook een aantal gijzelaars mee, onder wie kapitein Borren. De Maracaibo keert zondagavond mét gijzelaars veilig terug naar Curaçao. Het is spoedig weer rustig in de stad. De aanslag tegen de dictator van Venezuela mislukt maar Urbina weet te ontkomen. Naar Bonaire In 1927, het jaar van aankomst op Curaçao reist Lodewijk ook voor het eerst naar Bonaire. Hij vaart mee met de Atlas, een boot van de KNSM, die zo’n 150 passagiers naar Bonaire vervoert. De mensen gaan naar Bonaire omdat de katholieke kerk honderd jaar bestaat en zij willen de festiviteiten bijwonen. De Atlas meert aan bij het kleine houten piertje dat Kralendijk rijk is. Lodewijk krijgt gastvrij onderdak bij de agent van de KNSM op Bonaire, Julio Herrera. Julio en zijn kinderen zijn nog in rouw omdat zijn echtgenote en moeder van de kinderen een jaar eerder is overleden.Hetgezin woont in een prachtig herenhuis in de Breedestraat, de tegenwoordige Kaya Grandi. Het monumentale pand staat er nog steeds. Het was tot 1895 een huis zonder slaapkamers. De bovenverdieping bestond toen uit een grote zaal, ongeveer zestien bij zes meter en aan die zaal was aan alle zijden een open galerij gebouwd. Beneden was een winkel en daarachter en ernaast waren wat kleinere vertrekken. In 1895 wordt Julio Herrera eigenaar van het huis en hij laat de open galerijen afbreken en muren optrekken, zodat aan alle kanten van de grote zaal
34 slaapkamers ontstaan. Achter het huis is een grote koraal (afgeperkte ruimte voor vee) waar een houtopslag en enige koeienstallen staan en er is een regenbak opgetrokken van meer dan driehonderd kubieke meter inhoud. Tegen de regenbak is nog een bak gemetseld waarin het overlopende water wordt opgevangen en waarin het heerlijk baden is, ontdekt Lodewijk later. Om de hoek, aan de Kerkweg is een opslagplaats voor gemalen zout en een oud gebouw waar dividivipeulen (in Nederland gebruikt voor het looien van leer) en andere producten tijdelijk worden opgeslagen. Het is nu nauwelijks meer voor te stellen dat dit honderd jaar geleden allemaal midden in het centrum van Kralendijk stond.
Landelijke gemoedelijkheid Lodewijk maakt kennis met een eiland met vriendelijke bewoners, natuurschoon, stoffige wegen maar ook goed onderhouden huizen. Het valt hem op dat het eiland zo schoon is: ‘Nergens, ook niet bij de armsten, bij de kleinste huisjes in de kunuku (kleine akker in het landelijk gebied voor de verbouw van verschillende gewassen) en in de om Kralendijk liggende dorpen, vond men rommel op de terreinen die om de huizen lagen’, schrijft hij.14
15.
14.
In Kralendijk ziet hij de aanlegsteiger waaraan aan elke kant een schoener kan liggen. Tegenover de steiger ligt de woning van de gezaghebber. Rechts daarvan staat het Fort Oranje met op de borstwering een paar vastgenagelde kanonnen. Gerharts schrijft erover: ‘Die kanonnen waren enige jaren tevoren vernageld, nadat een gezaghebber nog eens wilde proberen een kanon (voorlader) af te schieten, na het met kruid en ‘kogels’ te hebben volgestopt. Het was een prachtig schot. Dat wel! Maar het kanon met affuit schoot naar achteren en verpletterde bijna de gezaghebber tegen het vuurtorentje dat er stond.’15 Gerharts, memoires, blz. 37. Idem, blz. 38.
In een kamertje op de binnenplaats van Fort Oranje is kleermaker Vegt ondergebracht. Hij houdt het complex ook schoon. Daarnaast is een klein kamertje voor de telegrafist die de verbinding met Curaçao onderhoudt. Er worden nog geen drie telegrammen per dag verzonden, waarvan één per week naar Aruba. Op de fortmuur hangt een gebarsten klok, waarmee om het uur de juiste tijd wordt geluid. Het gebeurt wel dat de gezaghebber op de veranda van zijn woning zit en ’s nachts om twaalf uur dertien slagen hoort omdat de dienstdoende veldwachter zich bij het tellen vergist. Het gebeurt ook wel dat pas om tien over twaalf de nacht ingeluid wordt doordat de veldwachter buikpijn heeft en op het toilet zit.
Fort Oranje in hartje Kralendijk rond 1930
Ook de verdere beschrijving die Lodewijk geeft getuigt van het dorpse karakter van Kralendijk in 1927. Bij de ingang van het fort is bijvoorbeeld een kleine koraal, waarin loslopend vee als geiten, schapen en ook wel eens een varken wordt opgesloten. Wanneer er geen eigenaar komt opdagen om het bewaarloon te betalen, worden de dieren openbaar verkocht.
35