Goma Weri

Page 1

Things make us as much as we make things

Techniek en beleving van Afro-Surinaamse klederdracht

Goma Weri

Geschreven door Ella Broek, gefotografeerd door Michelle Piergoelam en gebaseerd op de kennis en ervaring van Jane Stjeward-Schubert

Inhoudsopgave

14 VOORWOORD

Ella Broek Jane Stjeward-Schubert Michelle Piergoelam

22 HOOFDSTUK Vouwen, flappen, strijken en wrijven

30 PORTRET Marion Pinas en Rox Verwey Jane Stjeward-Schubert

38 HOOFDSTUK Hoe kunnen we de koto als klederdracht definiëren?

52 PORTRET

Siglien Wijntuin Marian Markelo

62 HOOFDSTUK Goma Weri 86 PORTRET Marie Renfurm

Hellen Kasters, Iris Vreugd en Kay-leigh Vreugd Ifna Blijd 100 HOOFDSTUK De voorbereiding 108 HOOFDSTUK Bewaren, verzamelen, uitlenen en doorgeven 112 PORTRET Astrid Zweevel, Thecla Marengo en Roxanne Austin Selita Klas 120 HOOFDSTUK Lichamelijke beleving 128 PORTRET Monique Hiwat Juliette Esajas, Melany Esajas en Amaly Esajas Patricia Tel

10

140 HOOFDSTUK

Het collectieve en sociale 152 PORTRET

Germaine van Schie, Juanita van Schie en Mariane Noordwijk Evita Tjon A Ten

160 HOOFDSTUK

Wat zou de koto kunnen zijn in de toekomst?

168 HOOFDSTUK Tot slot

172 ESSAY

De geschiedenis en de ontwikkeling van de koto

DOOR CHRISTINE VAN RUSSEL-HENAR

176 ESSAY Surinaamse kledingcollecties in Nederlandse Musea

DOOR DAAN VAN DARTEL

185

WERKBESCHRIJVINGEN 188 Koto 192 MET PATROON Yaki 200 MET OEFENPATROON Angisa 210 MET PATROON Kimona 229 WOORDENLIJST 238 DANKWOORD

11

Dit boek gaat over de Afro-Surinaamse klederdracht en over de kotomisi. Het gaat over hoe de kotomisi, oftewel een vrouw in koto, het dragen van de dracht beleeft. De voornaamste onderdelen van deze dracht zijn de koto, waarmee de rok alsmede het hele kostuum wordt aangeduid, het yaki, een kort jasje, en de angisa, de gesteven hoofddoek. Ook zijn er in dit boek beschrijvingen met tekeningen en patronen te vinden om de dracht zelf te maken.

De essays van Christine van Russel-Henar en Daan van Dartel vertellen over de historische context van de koto, over de collectie koto’s in Nederlandse musea en over de koloniale context waarbinnen deze collectie tot stand kwam.

We hebben met Goma Weri een veelzijdig boek willen maken en zijn veel dank verschuldigd aan Ilse Henar-Hewitt, Christine van Russel-Henar, Laddy van Putten, Janny Zantinge en andere schrijvers die ons voorgingen met het vastleggen van dit erfgoed.

Wij hopen dat dit boek inspiratie biedt en dat er nog vele verschillende perspectieven op dit bijzondere erfgoed zullen volgen.

14
VOORWOORD
Yaki van bigi koto Collectie Jane Stjeward-Schubert.
15

Ella Broek (1980, Ottoland)

Dit boek is het resultaat van meerdere onderzoeken. In 2019 begon ik als associate researcher bij het Nationaal Museum van Wereldculturen aan een onderzoek naar de beleving van de koto, maar al vele jaren eerder ging Jane Stjeward-Schubert op zoek naar kennis en kunde over de technische kant van de dracht en diens vele betekenissen. En in 2020 studeerde Michelle Piergoelam af aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, met een foto grafisch onderzoek naar haar Surinaamse achtergrond. Min of meer toevallig kruisten onze paden elkaar. Michelle en ik waren beiden op zoek naar kennisbronnen en kwamen via Google bij Jane terecht. Het klikte en we spraken met elkaar af om een boek te maken waarin we alledrie onze opgedane kennis kwijt konden.

Naast respondent bleek Jane een ‘gatekeeper’ te zijn van onschat bare waarde, met haar grote netwerk van Rotterdamse makers en dragers en haar talent om mensen aan elkaar te verbinden. Ze nam mij mee naar bijeenkomsten en vieringen en belde haar bevriende kotomisi’s op om te vragen of ze het leuk vonden om hun ervaringen met het dragen van de koto te delen. En daarin selecteer de ze zorgvuldig. Ze koos voor vrouwen die veel kennis hadden, een grote verzameling hadden, mooi konden vertellen, organiseerden dat vrouwen samenkwamen of op een andere manier veel hadden betekend voor de overdracht van de cultuur. Daarbij altijd rekening houdend met iemands gezondheid, verlegenheid, schroom of terug houdendheid, met iemand die te druk was met werk of kleinkinderen. Het lukte Jane altijd weer om een prettige ontmoeting te faciliteren. En ik besefte me maar al te goed dat de vrouwen instemden met het interview, vanwege hun vertrouwen in Jane. We brachten vele uren

16

door in talloze huiskamers. We gingen in gesprek en bekeken samen met de vrouwen hun collectie koto’s en angisa’s. Door mijn achter grond als kostuummaker kon ik vaak snel een gezamenlijke noemer vinden. Als makers onder elkaar konden we dan lang praten over een bepaalde naad, een manier van het voeren van een jasje, de bijzonder brede zoom van de koto of over hoe oud een bepaalde stof zou kunnen zijn. Met ambacht als vertrekpunt ontvouwde zich vervolgens een gesprek over ervaringen en herinneringen, en over hoe we met bepaalde kledingstukken verbonden zijn.

En zo groeide het project. We spraken vaak twee, drie of meer keer af met iedere kotomisi. Michelle fotografeerde ondertussen deze bijzondere collecties en maakte portretten. Zodoende verzamelden we een grote hoeveelheid materiaal in beeld en interviews van meer dan veertig, voornamelijk Rotterdamse, Surinaamse vrouwen.

In dat snel groeiende netwerk werden we soms van de een aan de ander gekoppeld. Niet alleen aan dragers, maar ook aan an deren die zich op hun eigen manier inzetten voor het behoud van dit cultureel erfgoed. Wanneer ik daarbij een witte hand schudde, betrapte ik mezelf soms op de gedachte: Hé, jij bent wit. En gelijk daarna: Zou hij een Surinaamse vrouw hebben? Zou zij misschien in Suriname geboren zijn? Zou hij Surinaamse taal en cultuur gestu deerd hebben? Oftewel, hoe is de verbondenheid van deze persoon met dit onderwerp ontstaan? Er wordt mij ook wel eens gevraagd naar mijn band met Suriname en ik moet eerlijk bekennen dat mijn fascinatie voor de koto niet zozeer is begonnen bij een bijzondere verbondenheid met Suriname. Ik ben vijftien jaar geleden een week in Suriname geweest; mijn Surinaamse stiefmoeder nam mij mee. Het was prachtig — vooral de stoffenwinkels — maar te kort om het land te leren kennen. Mijn onderzoek naar de koto komt vooral voort uit mijn interesse in de invloed van kleding en kleder dracht op degene die het draagt. Ik bestudeer wat kleding via ons lichaam doet met ons gevoel en onze emoties, met name binnen een culturele context. Tijdens mijn MA antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam deed ik in Brazilië onderzoek binnen een Candomblé-gemeenschap, die net als de Afro-Surinaamse ge meenschap een hele rijke en veelzijdige materiële cultuur heeft. In eerste instantie dook ik in allerlei antropologische thema’s, waarin ik al snel de weg kwijtraakte. Tot mijn supervisor Matthijs van de Port me wees op mijn achtergrond als kostuummaker, die begon bij de Modevakschool. Ik had gedacht dat aspect juist los te laten en me bezig te houden met ‘de wetenschap’, maar hij liet me zien hoe juist die praktische, materiële manier van doen, denken en maken een mooie ingang kon bieden voor mijn onderzoek. Hoe samen iets

17
VOORWOORD

maken kon leiden tot een verdiepend gesprek. Ik kwam er gaande weg achter dat de materiële wereld waarmee we ons omgeven veel zegt over onze binnenwereld. In Brazilië onderzocht ik hoe gebrui ken, regels, gewoonten en sentimenten rondom kleding, maar ook specifieke vormen, kleuren, materialen en manieren van dragen, een bepaalde ervaring bij de drager teweegbrengen. Naast dat een Candomblé-kostuum in materiaal en vorm gelijkenissen heeft met de koto, is er ook een sterk zusterschap in geschiedenis en spirituele beleving.

Het effect van kleding op ons gevoelsleven zal weinigen vreemd zijn. Het dragen van een strak mantelpakje doet iets anders met je dan het dragen van een joggingpak. En wie ergens binnenkomt en niet op de hoogte was van de dresscode, zal herkennen hoe die ervaring een weerslag krijgt in je houding en de bewegingen van je lichaam. Ik zie mezelf nog staan in een bruidswinkel, een paar weken voor dat ik ging trouwen. Het was de bedoeling om mijn jurk, met enige hulp, zelf te maken. Maar om inspiratie op te doen — en uit nieuws gierigheid — ging ik toch met een vriendin naar een bruidswinkel. Ik paste een paar jurken en zag toen in mijn ooghoek een klassieke prinsessenjurk met een heel klein strak lijfje en een hele grote wijde rok. Ik werd er gewoon naartoe gezogen. Voor de grap paste ik hem aan, waarbij ik mezelf voorhield dat ik de jurk nooit zou dragen. Veel te kitsch, te opzichtig en in niets passend bij die bescheiden doch elegante bruid die ik dacht te gaan zijn. Maar toen ik de jurk aantrok snapte ik ineens waarom zoveel vrouwen dit tenminste een keer in hun leven willen dragen. Ik voelde me in dat moment een prinses, het middelpunt van de bruidswinkel. Ik bewoog me anders en voelde me sprookjesachtig. Het strakke korset en de wijde rok maakten dat

ik de behoefte voelde om met mijn rug recht rondjes te draaien en te zwieren als op een bal. Het gevoel was overweldigend en verwarrend tegelijkertijd. Ik voelde iets van mezelf dat ik niet kende.

In 2019 ging ik met Daan van Dartel en Rita Ouédraogo van het Nationaal Museum van Wereldculturen in gesprek over een mogelijk vervolg op mijn afstudeeronderzoek in Brazilië. Ik had het geluk me te kunnen aansluiten bij het project ‘Koto in context’ (2019, een pro ject van Imagine IC rondom het verkennen van de toekomst van de koto in de Nederlandse context, in samenwerking met Modemuze en in verdere samenwerking met het RCMC (Research Center for Material Culture van het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMW)) en werd associate researcher bij het Nationaal Museum van Wereldculturen. Dit was mijn eerste echt bewuste kennismaking met de koto.

Inmiddels hebben Jane, Michelle en ik ons samenwerkingsver band omgevormd tot Stichting Tailors and Wearers, waarmee we naast deze publicatie op verschillende manieren actief zijn om dit bijzondere geleefde erfgoed toegankelijk en overdraagbaar te maken. Samen vertegenwoordigen we drie generaties vrouwen met elk een eigen professionele en culturele achtergrond. Vanuit die kracht, en het plezier dat we ervaren in het samenwerken, organiseerden we de tentoonstelling ‘Angisa in Rotterdam’ (2022, met Theater Zuidplein), gaven we in eigen beheer een angisa uit (2022), realiseerden we een werkgroep met Rotterdamse kotomisi (2022) en staat er een symposium in de agenda, waar weten schap en gemeenschap samenkomen (november 2022, met het Wereldmuseum en het Research Center for Material Culture).

18 VOORWOORD

Als kind wilde ik geen ander cadeau dan een pop. Mijn moeder was modiste en van de restjes stof die zij als thuisnaaister over had kon ik kleertjes voor mijn poppen maken.

Op mijn zestiende emigreerde ik van Suriname naar Nederland. Midden jaren negentig raakte ik geïnspireerd om meer over mijn eigen cultuur te weten te komen. Ik wist dat ik een Creoolse Surinaamse Nederlander was, maar wat mooi was aan de cultuur van mijn geboorte land, daar had ik nooit over nagedacht. Tijdens mijn speurtocht werd ik geraakt door de Surinaamse klederdracht en ik sloot mij aan bij So Mi Tan (Zo Ben Ik), een stichting die klederdrachtenshows organiseer de. Daar leerde ik veel over de verborgen boodschappen (de odo’s), de namen van de koto’s en de bindwijze van de angisa´s

Om mij te specialiseren in de vouwtechnieken van de angisa reisde ik eind jaren negentig naar Suriname om de festiviteiten rondom de Keti Koti viering van 1 juli te beleven. Ik waande me in een museale stad toen ik verbleef bij mijn schoonvader aan de Anton de Komstraat. Ik bezocht er mevrouw Sisi Slijngard en mevrouw Elstak, die als ervaren specialis ten bereid waren mij de fijne kneepjes van het vouwen bij te brengen. Na twee jaar was ik voldaan en wist ik dat het vouwen van angisa‘s kunst is; aan de angisa is de hand van de vouwer te herkennen. Ik durfde mijzelf vanaf dat moment een deskundige te noemen en met trots moti veerde ik belangstellenden om in mijn kennis te delen. Het verzorgen van workshops angisa’s vouwen werd mijn passie. In de loop der jaren heb ik veelvuldig mijn kennis kunnen overgedragen, zodat ook mijn vouwwijze nu wordt herkend door liefhebbers en kenners.

Later raakte ik in de ban van het maken van hoeden. Mijn kennis van het angisa’s vouwen bleek mij een voorsprong te geven in dit vakgebied. Ik was immers al gewend om uit een doek een creatie te vouwen en nu doe ik hetzelfde met hoedenmateriaal. Tropische stoffen combineer ik met sisal, sinamay, chintz, jute, crin of voile, maar ook met buntal. In 2013, Suriname zou dat jaar 150 jaar vrij zijn van slavernij, ziet de ‘Angisa on Top’ het levenslicht: een tweedelige creatie van een hoe denrand waarbovenop diverse angisa´s kunnen worden gedragen. De angisa krijgt hier als het ware een extra podium. Brasa (omarming) is mijn laatst ontworpen model. Het heeft duidelijke plooien en achter is een hart zichtbaar. Dit om vast te houden aan wat ons bindt en wat we moeten koesteren — en wie wil er van tijd tot tijd niet een brasa?

En nu is er dit boek, waarin de techniek van het angisa’s vouwen is verbonden aan het onderzoek van Ella over de beleving van de klederdracht en de prachtige foto’s van Michelle. Een rijk geheel. De Surinaamse angisa staat voor cultuur, kunst en mode. Als men een koto aan heeft, maakt het opzetten van een goed gesteven en ge vouwen angisa het compleet. Mijn doel is de angisa museumwaardig te krijgen en ik wens dat de vouwtechniek niet verloren gaat. Het is een unieke en typisch Surinaamse aangelegenheid, die niet zomaar is verheven tot Surinaams immaterieel cultureel erfgoed — met dank aan degenen die daarvoor gezorgd hebben. Dank ook aan alle work shopdeelnemers, die mij in de loop der jaren in staat stelden om mijn ervaring om te zetten in technische handvatten voor het vouwen van angisa‘s.

19 Jane Stjeward-Schubert (1955, Paramaribo)

Al op jonge leeftijd wist ik dat ik fotograaf wilde worden. Alles eraan interesseerde me. Ik fotografeer voor mode- en beauty merken zoals Humanoid, Bvlgari, Schaap & Citroen en Natan. Daarnaast maak ik eigen werk. Daarbij gebruik ik fotografie als onderzoeksmiddel om meer te weten te komen over culturen. Ik beschrijf het meestal als: visuele verhalen gebaseerd op dromen, herinneringen en tradities. Ik ben Surinaams-Hindoestaans, maar van huis uit heb ik weinig kennis meegekregen over die cultuur. Mijn ouders emigreerden op jonge leeftijd naar Nederland en bouwden hier hun leven op. Pas sinds een paar jaar ben ik mij door het lezen van verhalen gaan verdiepen in de cultuur van mijn familie. Fotografie is voor mij een manier om die verhalen tastbaar te maken en een gevoel over te brengen op de kijker van nieuws gierigheid of zelfs herkenning.

Culturele verhalen als mythen en sprookjes zijn vaak het beginpunt voor mijn fotografie. In het begin kon ik mijn vinger er niet op leggen waarom ik zulke verhalen zo interessant vond. Tot ik een paar jaar geleden werkte aan een project over het Surinaamse sprookje

‘De ontvoering van Maiwie’. Dit verhaal gaat over een meisje dat in een dorp woont en van haar ouders niet naar het water mag. Nieuwsgierig als ze is gaat ze op een dag stiekem toch. Ze ontmoet daar een watergeest, die haar vraagt: ‘Wil je mijn ouders ontmoeten?’

Maiwie pakt zijn hand vast en wordt mee onder water genomen. Ze verandert op dat moment in een zeemeermin en leeft alleen nog maar onder het wateroppervlak. In feite is Maiwie natuurlijk verdronken.

Ik herkende me heel erg in dit verhaal, omdat ik toen ik jong was een bijnaverdrinkingervaring heb gehad. Dit verhaal maakte me be wust van de boodschappen en levenslessen die culturele verhalen met zich meedragen. Ik ben mij toen nog meer gaan verdiepen in Surinaamse verhalen, ook via mijn fotografie.

Toen ik in 2020 mijn studie aan de Koninklijke academie voor beeldende kunsten in Den Haag afrondde, ontmoette ik Jane Stjeward-Schubert. Voor mijn project ‘The untangled tales’ deed ik onderzoek naar codetaal die in Suriname werd gebruikt tijdens de slavernijperiode. Ik koos twee voorbeelden: de verhalen over Anansi de spin en de angisa -hoofddoeken. Beide codetalen werden onderling gebruikt om te communiceren zonder dat de plantage houders ervan wisten. In de onderzoeksfase van dit project liep

20
VOORWOORD

ik vaak vast op het vinden van informatie. Er bleek maar weinig van de geschiedenis van de Surinaamse cultuur echt goed gedocumen teerd. Toevallig vond in die periode de tentoonstelling ‘Kotomisi’ plaats, in het Klederdrachtmuseum in Amsterdam. Ik zag daar en kele interviews en een aantal mooie koto’s, maar ik wilde ook graag weten hoe je een angisa precies moet vouwen. Op internet kon ik alleen globale informatie vinden, nergens ging het echt de diepte in Daarom besloot ik me te wenden tot een ervaringsdeskundige en zo kwam ik op het spoor van Jane. Op haar website las ik over haar workshops angisa vouwen in Rotterdam. Ik belde haar op en Jane was zo vrijgevig om mij thuis te ontvangen en haar kennis te delen. Hieruit bloeide geleidelijk een samenwerking op, waarbij zij angisa’s maakte voor mijn project en ik foto’s maakte voor haar.

Mijn project ‘The untangled tales’ heeft veel aandacht gekregen. Mensen gaven mooie reacties op hoe de kinderfiguur Anansi de Spin in een volwassen jasje was gestoken en in een nieuw daglicht kwam te staan. Ze gaven ook aan blij te zijn dat het project uitnodigt om kennis te maken met de verhalen van Anansi, verhalen die al generaties worden doorgegeven. Het gaf me energie om verder te gaan met dit project en de onderbelichte verhalen van de geschiedenis te behouden en te delen.

Jane vertelde me ook dat ze samen met antropoloog Ella Broek onderzoek deed naar Rotterdamse kotomisi. Kort daarna ontmoette ik Ella tijdens een workshop angisa vouwen van Jane en besloten we onze handen ineen te slaan en gedrieën verder te gaan. We zijn de eersten die als onderzoeksgroep zijn aangesloten bij het Research Center for Material Culture (RCMC). Ik ben er trots op dat wij ruimte krijgen om te laten zien dat ook fotografie een onderzoeksvorm is. Een foto vertelt soms meer dan in woorden valt uit te drukken: sfeer, uitdrukking, gevoel. Ik ben ervan overtuigd dat fotografie kan bijdra gen aan het behouden en verlevendigen van cultuur.

Instappen in dit avontuur heeft me in korte tijd veel geleerd over de Surinaamse cultuur. De mooie persoonlijke verhalen die met ons zijn gedeeld inspireerden mij tot het fotograferen van bijzon dere vrouwen. Bijna iedere kotomisi die we hebben geïnterviewd had koffers vol koto’s en angisa’s, maar er was altijd één koto in het bijzonder die favoriet was voor de fotoshoot. Gezamenlijk besloten we dat de foto’s in een mooie natuuromgeving gemaakt zouden worden. Ik plaatste de kotomisi in het middelpunt en liet de felge kleurde koto’s eruit springen. Iedere foto heeft een eigen karakter gekregen, even krachtig als de vrouwen die erop staan.

21
Ella Broek, Jane Stjeward-Schubert en Michelle Piergoelam

Vouwen, flappen, strijken en wrijven

23
HOOFDSTUK

Foto op vorige pagina:

Marie Renfurm in een fosten pers koto, met in haar handen twee peperewoysi’s

Young Women Christian Association, Internationale Christelijke vrouwen organisatie opgericht in 1855 in Londen. Sinds 1948 ook in Suriname.

Culturele kindervereniging in Rotterdam, opgericht door Hellen Kasters in 1992.

Letterlijk: gebroken ketenen. Verwijst naar de herdenking van de administratieve afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863.

Viering van de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975.

Kleding is gekleurd, gevormd en geconstrueerd. Het is een versiering, een be scherming, een masker, een mal, een verhaal, een identiteit, een kunstwerk, een verhulling. Kleding wordt gezien, gevoeld, beleefd, ervaren, gehoord, geroken. Het is een samengestelde verzameling van delen stof die met elkaar om het men selijk lichaam heen gevormd zijn. Het materiaal vouwt, flapt, strijkt en wrijft rond armen en benen en wordt op bepaalde plaatsen vast genaaid of gebonden. Anders dan bijvoorbeeld de Japanse manier van kleding maken, waar de stof om het lichaam gewikkeld wordt, wordt kleding volgens de Europese traditie ge-‘tailo red’, ofwel op maat gemaakt. Het lichaam wordt als het ware opgedeeld in losse vormen die elk omsloten worden door een passend stuk textiel, waarna de verschil lende delen weer aan elkaar genaaid worden. Een maatpak is een voorbeeld van zo’n samengestelde verzameling, waar verschillende lichaamsdelen extra geaccen tueerd worden door naden, deelnaden en coupenaden. De koto, waarmee zowel de rok als het hele kostuum van deze Afro-Surinaamse dracht wordt aangeduid, heeft als kenmerk dat het kledingstuk gebonden wordt. De rok of rokken worden met touw om het middel geknoopt. Het yaki, het jasje, wordt bij de hals met een sierlint vastgebonden en zelfs de angisa, de hoofddoek, kan eenvoudig gebonden worden, al ligt de nadruk daar ook juist op de vele geavanceerde vouwwijzen.

Vrouwen die een koto dragen worden kotomisi genoemd. Mannen zijn niet per se uitgesloten van het dragen van de koto, maar de Afro-Surinaamse kleedcultuur, die van de etnische groep Surinamers met voorouders uit Afrika, is er traditio neel een van vrouwen. Oma’s, moeders en tantes geven kennis en kledingstukken door aan dochters, nichtjes, petekinderen en kleinkinderen. Waar de geschiedenis veelal tot ons komt vanuit het perspectief van de man, zo schrijft Gloria Wekker in het voorwoord van ‘Angisa Tori’ (2008), waren het juist de vrouwen die de AfroSurinaamse kleedcultuur vorm en inhoud gaven. Vrouwen benoemden stoffen, vrouwen dosten zich uit en vrouwen brachten zang en dans tijdens feestelijkheden. Vrouwen waren, als belangrijkste cultuurdragers binnen deze Afro-Surinaamse kleedcultuur, niet alleen degenen die de dracht ontwikkelden en van betekenissen voorzagen, zij zorgden ook voor de overdracht van de kennis en de kunde. Deze vrouwen organiseerden zich en kwamen vaak samen in verenigingen die ook een grote maatschappelijke functie hadden. Deze Surinaamse verenigingen, zoals YWCA, zorgden voor een sociaal netwerk; er werden verhalen uitgewisseld en men zorgde voor elkaar. Het samenkomen met anderen gaf een impuls aan het kleden in de koto; wie een koto droeg toonde zich van haar mooiste kant. Dat verenigen vaak samengaat met kleden zien we vandaag de dag nog steeds. Zo was er de kin dergroep Kinderen van de Maasstad en zijn er nu bijvoorbeeld aflegverenigingen en zangkoren waar de koto gedragen wordt. De sterke sociale relaties die vrouwen met elkaar aangingen, of al hadden door een familieband, werden bekrachtigd door het dragen van de koto. Rox Verwey: ‘Als wij met de familie bij elkaar zijn, tijdens Keti Koti op 1 juli bijvoorbeeld, dan voel je de kracht van de vrouw. Bij een viering heeft mijn moeder voor ons alle maal, voor soms wel 50 personen of meer, een koto gemaakt van dezelfde stof. Dat is een heel bijzonder gevoel. Ik identificeer mezelf niet als vrouw of als man maar als ik zo’n koto draag dan voel ik al mijn vrouwelijke voorouders.’

De kotomisi, met haar gevouwen hoofddoek en volumineuze, vaak kleurrijke rok, is een herkenbaar beeld, ook voor diegenen zonder specifieke binding met Suriname. Rondom Keti Koti, Srefidensi, tijdens andere culturele bijeenkomsten en op verjaardagen kleden sommige Afro-Surinaamse vrouwen zich in een koto.

24

Met name in de grote steden, waar meer activiteiten worden georganiseerd. Waar de koto vroeger dagelijkse kleding was is het nu vooral gelegenheidskleding. Sommige dragers pleiten voor het terugbrengen van de koto in het dagelijks leven, maar slechts een enkeling heeft hier haar weg in gevonden.

Waar de klassieke benadering in de modetheorie veelal is gericht op de histori sche en symbolische betekenis van kleding als instrument om een identiteit over te brengen, richt dit essay zich vooral op de vormende functie die kleding uitoefent op de drager. Naast de uiterlijke laag waarmee we onze identiteit aan de buiten wereld tonen, kan een stof, een plooi, een gewicht, eveneens onze binnenwereld vormgeven en vervolgens ons in-de-wereld-zijn beïnvloeden. Dit zou je kunnen omschrijven als de ‘affectieve’ en transformatieve waarde van kleding en van de koto. Het dragen van de koto heeft invloed op het gevoel en op emoties, die zich vervolgens weer op fysieke wijze kunnen manifesteren, zoals het veranderen van een lichaamshouding. Daarbij is het dragen van de koto een collectieve sociale aangelegenheid die vaak gepaard gaat met het uitvoeren van een bepaalde taak of het vertegenwoordigen van een bepaalde rol in een grotere culturele context. Dat kan zowel horizontaal, binnen een sociale gemeenschap in het hier en nu, maar ook verticaal in de tijd, in relatie tot voorouders. Daarover straks meer.

25
Selita Klas, Jane Stjeward-Schubert en Ella Broek tijdens onderzoek bij Selita thuis
26
27
Collectie koto’s van Selita Klas

Een methodiek waarbij iemands garderobe het uitgangspunt vormt voor een gesprek

Foto rechts:

Dit essay is gebaseerd op tientallen gesprekken met dragers, makers en verzame laars van Afro-Surinaamse klederdracht, in en om Rotterdam, in een periode van drie jaar. Voor de gesprekken heb ik gebruik gemaakt van ‘ wardrobe studies’. Samen bestudeerden we de klederdracht die iemand in haar kledingkast of op zolder, of op een speciaal daarvoor bestemde plek, bewaart. Want zoeken naar het affect van de koto, daar waar de koto invloed heeft op het gevoelsleven, hoe doe je dat? Hoe leg je die ervaring en beleving vast? Er zijn maar een beperkt aantal woorden om de ervaring van het geklede lichaam uit te drukken en een gesprek hierover is altijd subjectief. Wardrobe studies is een onderzoeksmethode van Ingun Grimstad Klepp en Mari Bjerck (2012), die kijkt naar de relaties tussen individuele kledingstukken, herinneringen en ervaringen en deze elementen be schouwt als samenhangend geheel. Voortbordurend op Daniel Millers uitspraak in ‘Stuff’ (2010): ‘Things make us as much as we make things’, denk ik dat de kotomisi in dit boek laten zien dat kleding — en spullen in het algemeen — de potentie in zich dragen om invloed uit te oefenen op hun omgeving. Kleding is niet alleen een levenloze lap stof, maar zet aan tot handelen. Het maakt een uitwisseling mogelijk tussen het stoffelijke en alles daaromheen. Dat is de materialiteit van de koto

Tegen deze achtergrond hebben we in de interviews gesproken over vragen als: hoe laat de koto zich als klederdracht definiëren? Hoe wordt het lichaam geactiveerd tot het aannemen van een bepaalde houding en het innemen van een bepaalde rol? En wat doet dat met de beleving van het in-de-wereld-zijn? Welke rol speelt de ontstaans- en familiegeschiedenis in het dragen van de koto? Hoe worden koto -makers beïnvloed door een vorm van spiritualiteit in het ontwerp- en maakproces? Hoe wordt de koto gekoesterd, bewaard, uitgeleend, doorgegeven?

En: wat zou de koto kunnen zijn in de toekomst?

Door het essay heen geweven staan vignettes en delen uit de interviews, waarin we meereizen met de ervaring van kotomisi. Zo komen we in huiskamers, wor den we deelgenoot gemaakt van herinneringen en leren we over voorwerpen van betekenis. Daarbij ontstaat een veelkleurige blik op hoe de koto op verschillende manieren zorgt voor verbinding, met anderen, andere plekken en andere tijden.

28
Foto links: Pawtere angisa. Collectie Patricia Tel. Een bigi koto uit de collectie van Selita Klas.
29
30

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.