Uitsluitingsmechanismen

Page 1

institutionele uitsluiting. Dit boek brengt de meervoudige vormen van racisme tegenover mensen van Afrikaanse afkomst in beeld. In het regeerakkoord (najaar 2010) staat: “De overheid behandelt alle burgers en ingezetenen van het land gelijk en discrimineert niet. We beoordelen mensen niet als groep maar als individu.” Maar de dagelijkse werkelijkheid is helaas nog steeds anders. De n-theorieën, raciaal profileren, racistisch taalgebruik, de opo yu kloru gedachte, het effect van cultuurhistorische tradities zijn enkele van de onderwerpen die binnen de context van het hoofdthema, uitsluitingsmechanismen, worden geanalyseerd. Dr. Barryl A. Biekman Biekman (Paramaribo, 1950), politica en mensenrechtenactivist, heeft pedagogiek gestudeerd aan de Rijksuniversiteit Leiden en is gepromoveerd op het proefschrift Competentie management

in Republiek Suriname. Zij is de motor achter diverse initiatieven die gericht zijn op het bestrijden van racisme en institutionele uitsluiting en op het gebied van het Nederlandse slavernijverleden, zoals de oprichting van het Landelijk Platform Slavernijverleden, de realisatie van het Nationaal Slavernijmonument en de totstandkoming en juridische oprichting van het Nationaal instituut Nederland Slavernij Verleden en Erfenis (NiNsee). In 2016 werd zij opgenomen in het boek Most influential contemporary African Diaspora Leaders en werd zij onderscheiden met de Nationale vn-decennium voor mensen van Afrikaanse afkomst Award.

ISBN 978-94-6022-481-2

9 789460 224812

Barryl Biekman Uitsluitingsmechanismen

Geen enkel land kan claimen vrij te zijn van racisme en

Barryl Biekman

Uitsluitings mechanismen

Blaka tara en afrofobie Het belang van politieke wil en rechtvaardig bestuur



Barryl Biekman

Uitsluitings mechanismen

Blaka tara en afrofobie

Het belang van politieke wil en rechtvaardig bestuur


NEDERLANDSE STATEN-GENERAAL OVER SLAVENHANDEL: Resolutie 12/11/1789 van de Nederlandse Staten-Generaal ‘den Negerhandel behoord aangemerkt te worden als onaffscheidelyk van den bloey en voorspoed dier Colonien, en van de geheele Commercie, welke uit de Colonien haar leven ontfangt, behalven dat de Negerhandel op zig zelve moet gehouden worden voor een der voordeeligste Takken van de Commercie, in zo verre die zyn invloed verspreyd over eene meenigte van Fabryken en Manufactuuren, welker debiet daardoor vermeerderd.’


Uitsluitingsmechanismen

LM Publishers Parallelweg 37 1131 dm Volendam 085-8772397 info@LMpublishers.nl www.LMpublishers.nl © 2018 – LM Publishers redactie Monieke Boonstoppel Coverfoto Robin Utrecht vormgeving Ad van Helmond productie Bariet bv isbn 978-94-6022-481-2 Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door de Vereniging KITL


Inhoud

Voorwoord 9 Samenvatting 13 Introductie 17 Emancipatie en de Dragers van Verre

35

DEEL I – Vormen van racisme Algemene beschouwing 77 De vele gezichten van racisme 83 Slavernij en racisme nader beschouwd 88 Afrofobie: meervoudige vormen van racisme

99

DEEL II – Het VN-decennium voor mensen van Afrikaanse afkomst in historisch perspectief De Wereld Anti Racisme Conferenties: een schets op hoofdlijnen 105 VN Durban Review 2009 119 VN Internationaal jaar voor mensen van Afrikaanse afkomst 123 Het VN High Level Panel 2011 125 Het VN-decennium voor mensen van Afrikaanse afkomst 126 De ontwikkelingen sinds de WCAR 2001 128 DEEL III – Casussen over uitsluitingsmechamismen, raciaal profileren en aanverwante verschijnselen Casus 1: het NiNsee 145 Casus 2: de publicatie Surinamers in de Polder 160 Geraadpleegde en aanbevolen literatuur Geraadpleegde documenten 174 Afkortingen 177

171


Bijlagen 1. Over afrofobie 181 2. Inventarisatie van vraagstukken met betrekking tot mensen van Afrikaanse afkomst 185 3. Brief aan demissionair viceminister-president L. Asscher 189 4. Brief aan demissionair minister van OCW J. Bussemaker 195 5. Brief aan de Amsterdamse gemeenteambtenaar M. Cuartas 201 6. Brief aan het gemeentebestuur Amsterdam over de Spaanse edelman Piet 207 7. Brief aan de Surinaamse parlementariĂŤr R. Hooghart 213 8. Brief aan Nederlandse parlementariĂŤr Th. Hiddema (Forum voor Democratie) 215


Voorwoord

In 2017 heb ik op uitnodiging van professor dr. Susan Legêne van de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam als adviseur bijgedragen aan een onderzoek over uitsluitingsmechanismen ten aanzien van mensen van Afrikaanse afkomst in Nederland. Het onderzoek – in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) – is uitgevoerd door dr. Artwell Cain en Deniece Wijdenbosch.1 De begeleiding was in handen van professor Legêne. Het onderzoek vloeit voort uit een initiatief van de Stichting Nationaal Monument Nederlands Slavernijverleden, meer bekend als het Landelijk Platform Slavernijverleden (LPS).2 De oorspronkelijke bedoeling was het verrichten van een onderzoek op het gebied van afrofobie. Afrofobie is de term die gebruikt wordt om de meervoudige vormen van racisme tegenover mensen van Afrikaanse afkomst te duiden. Gaandeweg de gesprekken over het programma van eisen bleek SZW zich echter eerst te willen richten op een onderzoek over uitsluitingsmechanismen. Ik geef toe dat ik me tijdens het overlegproces behoorlijk heb moeten beheersen omdat na drie gesprekken duidelijk was welke richting het op ging: de opdrachtgever, in casu het ministerie van SZW, had ineens geen behoefte meer aan een onderzoek naar afrofobie. Daar zaten we, drie zwarte wetenschappers en de professor, we keken elkaar soms aan wanneer er iets ongelooflijks werd geuit door de gesprekspartner van SZW. Het was een kwestie van meebewegen, van volhouden en van doorzettingsvermogen. Want had de opdrachtnemer (VU) de stekker eruit getrokken, dan was de opdracht wellicht aan een ander gegund en hadden we nu met ‘lege handen’ gezeten. Tact en diplomatie tijdens het overlegproces 1

Cain, A. & Wijdenbosch, D. (2017) Uitsluitingsmechanismes van mensen van Afrikaanse afkomst

in Nederland: Wat is erover bekend? Amsterdam: Vrije Universiteit. 2

Lid van de Coördinatie en Monitoring Werkgroep VN-decennium voor mensen van Afrikaanse

afkomst.

9


waren dus geboden. Nu ligt er tenminste een product op grond waarvan vervolgstappen kunnen worden gezet. We gaan ervan uit dat de onderzoeksresultaten inzichtelijk hebben gemaakt dat we er nog niet zijn, maar in ieder geval toereikend genoeg om een vervolgonderzoek naar afrofobie uit te (doen) voeren. In het verlengde van het onderhavige onderzoek nodigde professor Legêne me uit om mijn persoonlijke ervaringen met uitsluitingsmechanismen op papier te zetten. Na ampele overweging besloot ik aan de slag te gaan. En zie: het resultaat ligt voor u. 10

Dankbetuiging Ik voel me vereerd dat het eerste Nederlandse VN-decennium voor mensen van Afrikaanse afkomst Award mij te beurt is gevallen. De uitreiking door voormalig viceminister-president Lodewijk Asscher, toen minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vond plaats op 25 oktober 2016 ter gelegenheid van de Nederlandse lancering van dit VN-decennium. Het is een erkenning voor de inspanningen van de civil society in Nederland en wereldwijd. Want zonder de inspanningen van de civil society in Nederland zouden we niet zover zijn gekomen. Het is echt niet zo dat de mensen van de overheid op een dag zijn opgestaan met het voornemen aandacht te zullen geven aan dit belangrijke decennium. Ik kan met recht zeggen dat de eerste stappen zijn gezet door de Coördinatie en Monitoring Werkgroep VN-decennium mensen van Afrikaanse afkomst.3 En dan moet je vooral het vermogen hebben, misschien wel het geluk, om bij die ene politieke bestuurder van het ministerie van Buitenlandse Zaken en vervolgens bij de ambtelijke bestuurders ‘door te dringen’ om vervolgens uit te komen bij het coördinerende ministerie van SZW. Dat is precies de koninklijke weg die we hebben bewandeld. Het award zou ik dus nooit hebben kunnen ontvangen zonder de ondersteuning van velen in binnen- en buitenland die, al dan niet op de achtergrond, vanuit hun persoonlijk leiderschap, overtuiging en toewijding, hun bijdragen hebben geleverd opdat we samen op het gebied van mijn mensenrechtenactiviteiten succesvol kunnen zijn. Dit boek draag ik aan hen op. Het gaat hier om een langdurige inzet, ruim zeventien jaar vanaf 2001. Daarnaast staan mijn eigen inspanningen als activiste over een periode van ruim 53 3

Hierin zijn onder meer het Landelijk Platform Slavernijverleden (Stichting Nationaal Monu-

ment Nederlands slavernijverleden, meer bekend als het LPS), de Afro-Europese Vrouwenbeweging Sophiedela en Tiye International vertegenwoordigd.


jaar. Ik draag het op aan mijn zoon Dennis, mijn dochter Glenda en mijn kleinkinderen, aan mijn zussen en broers. Ik zeg tevens dankjewel aan mijn moeder Miemie† en vader Cor† voor de inzichten die ik door hen heb verworven. Respect gaat ook uit naar mijn Afrikaanse voorouders, die er door hun heldhaftige overwinningsdrift voor hebben gezorgd dat ik er ben. Ten slotte: ik hecht enorm veel waarde aan de uitnodiging van professor Legêne om dit boek tot stand te brengen. Ik hoop met de inhoud ervan meerwaarde toe te voegen aan al wat er al is gepubliceerd over de verschijnselen (antizwart) racisme en uitsluitingsmechanismen. Tevens hoop ik dat anderen, na het lezen, zich geïnspireerd voelen om zich ook actief in te zetten voor een samenleving vrij van racisme, discriminatie, vreemdelingenhaat en aanverwante onverdraagzaamheid. En voor reparations. Uiteindelijk gaat het om het succesvol verslaan van de effecten van de trans-Atlantische slavenhandel, slavernij, apartheid en kolonialisme; kortom: alle elementen die stereotype racistische waandenkbeelden, quasi wetenschappelijke ideologieën en verdeel- en heersstrategieën nog steeds benutten om duurzame ontwikkeling en voorspoed ten aanzien van mensen van Afrikaanse afkomst te belemmeren. Afrofobie zal hoe dan ook verslagen moeten worden. We hebben geen tijd te verliezen. Februari 2018, Barryl A. Biekman

11



Samenvatting

In het boek beschrijf ik mijn ervaringen met en inzichten over uitsluitingsmechanismen in de verschillende fasen van mijn leven, waarbij ik me niet beperk tot de ervaringen in Nederland. Mijn vertrekpunt is Suriname, mijn geboorteland. Het land dat gekoloniseerd werd door Nederland, en waar de sporen van het kolonialisme nog zichtbaar en voelbaar zijn. Het contextueel kader is het VN-decennium voor mensen van Afrikaanse afkomst dat in 20144 door de Verenigde Naties (VN) is uitgeroepen voor de periode 2015-2024. In de Introductie zijn een aantal noties over institutioneel racisme, uitsluiting en verdeel-en-heers vastgelegd. Ervaringen vanaf mijn kinderjaren binnen de verschillende opvoedingssystemen, instituties maar ook in de wijk respectievelijk de buurt waar ik woonde in Suriname en binnen het gezin. Door mijn ervaringen in Suriname laat ik zien dat geen enkel land kan claimen vrij te zijn van racisme, discriminatie en aanverwante onverdraagzaamheid zoals de voormalige VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, Mary Robinson dat in 2001 zei tijdens haar openingstoespraak ter gelegenheid van de VN Derde Wereld Anti Racisme Conferentie in Durban Zuid Afrika. Hoewel niet uitputtend wordt ook aandacht besteed aan de ervaringen tijdens mijn beroepsgerichte carrière. Ik laat zien hoe belangrijk een werkomgeving is voor persoonlijke ontwikkeling en groei. Het belang van ‘meebewegen’ als overlevingsstrategie als je iets wilt bereiken. Uiteraard niet ten koste van alles. Ik noem de gemeente Den Haag als het beste wat me is overkomen in mijn beroepsgerichte carrière. Een goede leerschool om subtiele racisme en discriminatie te overwinnen. 4

http://www.un.org/en/events/africandescentdecade/pdf/A.RES.69.16_IDPAD.pdf (31 mei

2017)

13


14

Ook de rol en opstelling van de Nederlandse overheid in verschillende situaties wordt niet ongemoeid gelaten. De overheid soms als grote struikelblok, als procesfrustreerder, maar ook als producent van ‘verdeel en heers’ strategieën en onrechtvaardig bestuur. Het vraagstuk van de ‘onkundige’5 ambtenaar wordt besproken. We hebben het dan over ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen van antidiscriminatiebeleid van de overheid. Ambtenaren die het nut en de noodzaak van de koppeling tussen het hedendaagse racisme en de effecten van de Nederlandse slavernij in twijfel trekken. We zeggen ook: de goede en begripvolle daargelaten. Een visie wordt gegeven over de ‘flexibel dialoog strategie’ als nieuwe methode van het ministerie van SZW om rechtstreeks te communiceren met vooral (individuele) personen uit de etnisch culturele gemeenschappen sinds de intrekking van de ‘Wet Landelijk Overleg Minderhedenbeleid’ in 2013. Het ontbreken van Politieke Wil bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal om uitvoering te geven aan bepaalde VN resoluties, bijvoorbeeld op het gebied van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van elke vorm van rassendiscriminatie (ICERD) wordt inzichtelijk gemaakt. Het vraagstuk van de Nationale 1 juli Herdenking 2016 wordt ook besproken. Ondermeer over de landelijke verzetsbeweging en de schijnheiligheid van het gemeentebestuur Amsterdam en het rijk. Ook bij het belang en de betekenis van de civil society wordt er stilgestaan. In het onderdeel ‘Dragers van Verre’6 die mede geïnspireerd is door de uitspraak van Nelson Carrilho, te weten: ‘Laat ons erbij stilstaan, dat elk mens, waar hij of zij ook vandaan komt of naar toegaat, zijn culturele rijkdom heeft meegenomen en uitdraagt, opdat wij te allen tijde zijn schoonheid mogen ervaren...’ heb ik willen laten zien hoeveel mensen vooral van (Afrikaans) Surinaamse afkomst actief hebben bijgedragen aan de oplossing van vraagstukken op de verschillende beleidsgebieden van zorg: onderwijs, arbeidsmarkt en werkgelegenheid, gezondheidszorg, sport en cultuur, migratie, vrouwenemancipatie, samenlevingsopbouw en aan de bestrijding van institutioneel racisme en discriminatie. 5

Met onkundige wordt hier bedoeld het ontbreken van fundamentele kennis en inzicht over

de op racisme gebaseerde verwerpelijke systemen, ideologieën en waandenkbeelden over de (tot slaaf gemaakte) zwarte Afrikaanse mens en de hedendaagse erfenis van dat verwerpelijk verleden. 6

Dragers van Verre (GAO) (1995). Deskundigen met meer dan alleen de Nederlandse cultuur.


In Deel I, voortbordurend op de noties in de Introductie, wordt het racisme-begrippenkader beschreven. Niet al te uitputtend maar voldoende om de thema’s die in het boek worden aangekaart in een contextueel en conceptueel kader te plaatsen. Aan de orde zijn: een algemene beschouwing over het fenomeen racisme, de vele gezichten van racisme, de koppeling slavernij en racisme en afrofobie. Aan de hand van de verschillende racismeconcepten wordt aangetoond dat het zwarte piet ontwerp racisme vertegenwoordigt en dat het gebruik van het n-woord om mensen van Afrikaanse afkomst te duiden gebaseerd is op racistische waandenkbeelden. 15

In Deel II zijn de ontwikkelingen van het VN-decennium voor mensen van Afrikaanse afkomst in historisch perspectief beschreven, onder meer de periodes tussen 1940 en heden. De keuze om hier ook aandacht aan deze ontwikkelingen te besteden vloeit voort uit de ‘gedachte’ dat het VNdecennium niet begrepen kan worden zonder kennis en inzicht over dat wat zich binnen het internationale mensenrechtenbesluitvormingskader in de perioden daarvoor heeft afgespeeld. Het is de context van waaruit door de internationale gemeenschap tot (wettelijke) maatregelen en instrumenten wordt aangestuurd en periodieke controles worden uitgevoerd over de stand van zaken betreffende de handhaving van de maatregelen en het uitvoeren van de afspraken door VN lidstaten. De betekenis van het VN-decennium voor de Nederlandse ‘markt’ en de ontwikkelingen sinds de derde Wereld Anti Racisme Conferentie in 2001 zijn eveneens relevant. Binnen dit kader is ook aandacht besteed aan de ervaringen van Tiye International tijdens en na de al eerder genoemde Anti Racisme VN Wereldconferentie. Onder andere over de ‘vieze’ rol van bepaalde Nederlandse NGO’s om ervoor te zorgen dat pers en media bij hun verslaggeving negatief zouden berichten over de onderhavige Wereldconferentie en over de ‘Durban Verklaring’ en het ‘Actieprogramma’ (DDPA). Dat is ze aardig gelukt: om de conferentie als racistisch te karakteriseren. De DDPA wordt sinds 2001 angstvallig vermeden door de Nederlandse overheid. Dit terwijl tot nu toe geen enkele journalist of wetenschapper de Verklaring op kenmerken van racistische elementen heeft getoetst. Deel III omvat twee casussen. De eerste gaat over mijn ervaringen met uitsluitingsmechanismen. Ik vond de ontwikkelingen voor en na de oprichting van het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) een goed voorbeeld waarbij uitsluitingsmechanismen


zijn toegepast. De verschillende fasen rond de totstandkoming van het NiNsee komen aan bod, de onthulling van het nationaal slavernijmonument en de toestanden rond de onthulling, mijn toespraak tijdens de onthullingsplechtigheden en nog veel meer. De tweede casus gaat over racistische bejegeningen door middel van raciaal profileren en/of racistisch taalgebruik. Dan hebben we het over de verwerpelijke uitspraken van een van de deelnemers aan de publicatie Surinamers in de polder en wat zich na de uitgifte van de publicatie heeft afgespeeld. 16


Introductie

Voor het begrippenkader over (institutioneel) racisme, uitsluitingsmechanismen en aanverwante verschijnselen wordt gebruikgemaakt van de theoretische inzichten en opvattingen van onder anderen Chinweizu, Cress Welsing, Ani en Stone. Voor deze denkers is gekozen omdat ze met de omschrijvingen van de verschillende ‘racismeconcepten’ inzichtelijk hebben gemaakt vanuit welk belang, filosofie (denken), ideologie (maatschappijvisie), missie en strategie, (economische) machtssystemen en instrumenten het mogelijk is geweest om het verwerpelijke trans-Atlantische slavernijsysteem, de apartheid en het kolonialisme eeuwenlang in stand te houden, Afrika op haar grondvesten te (doen) schudden en de Afrikaanse mens te dehumaniseren en tot slaaf te reduceren. In dit verband maak ik geen onderscheid tussen bijvoorbeeld het racisme in Nederland en in de Verenigde Staten (VS) en/of andere delen van de wereld waar slavernij is bedreven. De inzichten van de genoemde denkers zijn wat mij betreft van toepassing op het verwerpelijke optreden van alle naties die verantwoordelijk zijn geweest voor de trans-Atlantische slavenhandel, slavernij, apartheid en kolonialisme, inclusief de erfenissen daarvan.

Het verleden onder ogen zien als voorwaarde voor de bestrijding van racisme Racisme ten aanzien van mensen van Afrikaanse afkomst kan niet los van dat verleden bestudeerd en beschouwd worden. Dus ook niet los van het verleden van Nederland. Het was dan ook even schrikken toen een topambtenaar die verantwoordelijk is voor het antidiscriminatiebeleid van de overheid tijdens een overleg (augustus 2017) meldde dat naar zijn mening er geen verband bestaat tussen racisme en het verwerpelijke Nederlandse slavernijverleden. We wisten niet wat we hoorden. De conclusie was al gauw getrokken. Effectieve bestrijding van alle meervoudige vormen van racisme tegenover mensen van Afrikaanse afkomst zal onder

17


18

leiding van deze topambtenaar nooit grondig aangepakt kunnen worden. Dit vanwege het ontbreken van de fundamentele historische kennis van en inzicht in de verwerpelijke misdaden tegenover de Afrikaanse menselijkheid en van de hedendaagse erfenissen ten gevolge van die misdaden. Nadat de functionaris bekomen was van zijn schrik over de verontwaardiging onzerzijds, deed hij de belofte om zich ter vermeerdering van zijn kennis en inzicht te verdiepen in het recente onderzoeksrapport Uitsluitingsmechanismen van mensen van Afrikaanse afkomst in Nederland. Wat is erover bekend? (2017). Dit is slechts een kleine schets van het probleem van de spraakverwarring die zich voordoet bij overleggen met (de doorsnee) overheidsambtenaar en politieke bestuurders. Tijdens verschillende ambtelijke overleggen heeft het LPS aan de hand van voorbeelden laten zien waarom het huidige Nederlandse antidiscriminatiebeleid, inclusief de daarop afgestemde beleidsinstrumenten, niet toereikend is om afrofobie effectief aan te pakken. Het coÜrdinerende ministerie van SZW houdt echter vol dat specifiek beleid gericht op mensen van Afrikaanse afkomst niet nodig is. Geen spatje beweging van die zijde. Terwijl analyse heeft aangetoond dat het antidiscriminatiebeleid, om raciaal en etnisch profileren tegen te gaan, niet functioneert. De meervoudige vormen van racisme tegenover mensen van Afrikaanse afkomst zijn niet te bestrijden zonder de effecten van het verleden erbij te betrekken. Klachtenbehandelingsmaatregelen en instrumenten (Anti Discriminatie Voorziening) is bovendien niet voldoende zonder oorzaakbestrijding. De houding van de overheid is op z’n minst merkwaardig omdat voor de bestrijding van antisemitisme, homofobie, islamofobie, transgenderfobie en de bestrijding van alle meervoudige vormen van discriminatie tegenover vrouwen ook specifieke aanpakken en maatregelen gelden. Dat wil zeggen: op deze fenomenen afgestemd beleid, beleidsmaatregelen en beleidsinstrumenten.

De overheid als struikelblok? Chinweizu, Cress Welsing, Ani en Stone, over wie later meer, laten in hun analyse juist zien dat er ten aanzien van mensen van Afrikaanse afkomst meer aan de hand is op grond waarvan specifiek overheidsbeleid, maatregelen en voorzieningen noodzakelijk zijn om afrofobie effectief aan te pakken en antizwart racisme grondig en afdoend te bestrijden.


Aan voornemens hebben we echter weinig. Sinds 20037 wachten we op de implementatie van een adequaat onderwijs- en mensenrechtenbeleid wat betreft de Nederlandse trans-Atlantische slavenhandel, slavernij, piraterij, apartheid en kolonialisme. Intenties, ook van de zijde van onderwijsinstanties van de overheid zijn vaker uitgesproken, er is beleid ontwikkeld, budgetten zijn vrijgemaakt, maar deze zijn bij lange na niet toereikend gebleken voor het bevorderen van het algemeen historisch bewustzijn. We hebben het dan vooral over structurele inbedding in de kerndoelstellingen en eindtermen van onderwijsleerprogramma’s op verschillende niveaus. En over beeldvorming gesproken! Uitgaande van alleen al het voorblad van het adviesrapport van een commissie die zich heeft gebogen over onderwijs in 2030, zou de conclusie kunnen luiden dat er onvoldoende is beseft dat kinderen met een zwarte huidskleur ook deelnemers zijn aan het onderwijs(proces) in Nederland. Ook op basis van de gebruikte literatuur door de commissie kunnen conclusies worden getrokken, evenals op onderdelen in het adviesrapport8 en de samenstelling van de Regiegroep.9 In een gesprek met voormalig onderwijsminister Bussemaker tijdens een vrouwenbewegingbijeenkomst in het kader van de Commission on the Status of Women (CSW) wees ik haar en passant op de eenzijdige samenstelling van de Regiegroep. Haar reactie was: dan had je moeten zorgen dat je erbij was. Mijn vraag vervolgens was: hoe moest ik weten over het bestaan van de commissie als ik niet ben uitgenodigd, als mensen van Afrikaanse afkomst niet in de commissie zijn vertegenwoordigd? Afijn, ik noem maar een dwarsstraat, ook omdat ik niet van een minister kan verwachten dat ze tot in detail van alles op de hoogte is.

De overheid als procesfrustreerder? Een ander voorbeeld van hoe de Nederlandse overheid er zelf voor zorgt dat vooruitgang op het gebied van de ontwikkeling van adequate leerplannen wordt gefrustreerd. Aan de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) was gevraagd om in het kader van het VN-decennium voor mensen van Afrikaanse afkomst een bijdrage te leveren aan goede onderwijsprogramma’s (kerndoelstellingen en eindtermen). De context van het verzoek 7

Na de uitvoering van het project ‘missie Curaçao’ in het kader van het tot stand brengen van

goede onderwijsleerprogramma’s en de daaraan verbonden beeldende aspecten. 8

https://app.box.com/s/ak7ovlewkckhuvqctwo9zjmxdyqq2tqd (31 mei 2017)

9

http://onsonderwijs2032.nl/over-ons/ (31 mei 2017)

19


20

en de afspraken zijn vervolgens op verzoek van SLO in een brief (2016)10 vastgelegd. Tot dat moment had de SLO nooit van het VN-decennium voor mensen van Afrikaanse afkomst gehoord. We constateerden al in een vroeg stadium dat niet alle overheidsdepartementen en aanverwante organen bekend zijn met het VN-decennium. De SLO is welwillend om verder te praten en initieert een overleg, waarin ze ons informeren over haar doelstellingen en de speelruimte om acties tot stand te brengen en over het ontwikkelingsproces van leerprogramma’s. Van onze kant geven we inzicht in onderzoeksresultaten die laten zien hoe onderwijsprogramma’s negatieve beeldvorming over Afrika en de Afrikaanse mens in de hand werken en stimuleren. Op basis van representatief onderzoek laten we ook de tekortkomingen zien qua kennis en inzicht op dit gebied bij leerkrachten en docenten. Tijdens het overleg komt de verontwaardiging in beeld die leeft bij leerlingen van Afrikaanse afkomst over wat er wordt gedoceerd over het continent waar hun (voor)ouders vandaan komen, zonder enig besef dat deze zelfde leerlingen van hun ouders andere verhalen horen en ook tijdens vakantietrips andere ervaringen opdoen. De SLO bespreekt vervolgens de projectideeën die zij binnen hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden samen met schoolbesturen zouden kunnen realiseren. We zullen hierover nader vernemen. De SLO stemt de bevindingen naar aanleiding van het gezamenlijke overleg, inclusief de suggesties om een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het VN-decennium, af met het ministerie van OCW respectievelijk SZW. Wie of wat schetst onze verbazing? De SLO wordt ‘teruggefloten’, dat is de enige mogelijke conclusie na een e-mail van een overheidsfunctionaris aan de SLO waarin wordt gesteld dat de overheid niet praat met één groep maar met meerdere groepen. Dit terwijl er geen andere groepen zijn geweest die aan de bel hebben getrokken bij de SLO. Dat de SLO daartoe genoodzaakt de gesprekken heeft gestaakt, is illustratief voor de manier waarop wordt omgegaan met vraagstukken betreffende mensen van Afrikaanse afkomst en de ‘machtspositie’ van de ‘onwelwillende’ ambtenaar. Vooral als het gaat om initiatieven vanuit deze groep zelf. Want wat er vervolgens gebeurde is dat de SLO als ‘zoethoudertje’ een budgetje ontving om acht personen te interviewen over een probleemstelling waar al heel veel onderzoek naar is gedaan. Met het ‘paaien’ van de SLO, anders kan het niet worden genoemd, is aan het overleg tussen de SLO en de initiatiefnemers een einde gekomen. Dit illustreert hoe subtiele uitsluiting door de ambtenaar werkt. 10

https://app.box.com/s/3i4bimbhq5jhl4krnfithxkrlpgaw9y0 (31 mei 2017)


Ontbreken van een nationale dimensie Onder nationale dimensie wordt hier verstaan een gecoördineerde gestructureerde samenhangende aanpak op nationaal niveau. Dat was precies de nationale rol die officieel aan het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee) werd toegekend en ook van het NiNsee werd verwacht. Specifiek op de gebieden Educatie, Documentatie, Onderzoek en Wetenschap en het Museale domein.

De ontwikkelingen in historisch perspectief In 1999 leidde het politieke debat tot een besluit over een (onderzoek) proces naar de oprichting van een Nationaal Monument met een statische en dynamische dimensie. De ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W) werden aangewezen als coördinerende departementen. Het LPS werd erkend als officieel gesprekspartner van de overheid. Een door bureau Multiresult uitgevoerde verkenning van de mogelijkheden om vorm te geven aan de dynamische dimensie van het Nationaal Monument Nederlands Slavernijverleden en de daaraan gekoppelde domeinen resulteerde in het rapport ‘Verkenning Dynamische Dimensie Nationaal Monument Nederlands Slavernijverleden’ (juli 2000). In vervolg daarop werd onder auspiciën van het LPS een Eerste Concept Projectplan dynamisch monument slavernijverleden opgesteld. De daaropvolgende besprekingen met de overheid resulteerden in het projectplan ‘Van droom naar daad’, dat op 1 juli 2001 tijdens een herdenkingsbijeenkomst van het LPS te Rotterdam werd gepresenteerd. De eerste nationale herdenking vond plaats op 3 juli 1999, de tweede op 1 juli 2000 en de derde op 1 juli 2001; als opmaat voor de herdenkingsplechtigheden bij het statisch monument. Om tot de daadwerkelijke realisatie van het dynamisch monument, te weten het NiNsee, over te gaan, werd door het LPS een tweede versie opgesteld met de titel ‘Nu aan de slag’. In dit rapport zijn de plannen en een aantal projecten als opstart verder uitgewerkt en voorzien van een financiële onderbouwing. De versie ‘Nu aan de slag’ is tot stand gekomen op basis van de adviezen die het LPS van experts op de verschillende beleidsterreinen en functiegebieden had ontvangen en de daaraan gekoppelde beleidsconferentie op 18, 19 en 20 januari 2002, waaraan vertegenwoordigers (onder anderen beleidsmakers en wetenschappers) van diverse organisaties deelnamen. Kortom, er is een lange weg afgelegd voordat de besluitvorming over het NiNsee rond was. Op 24 juni 2002 vond de sta-

21


22

tutaire oprichting door het LPS plaats. Het NiNsee kreeg een belangrijke taak, vastgelegd in de statuten, ook bij de organisatie van de Nationale herdenking. 24 juni 2002 is tevens de datum dat het ministerie van OC&W (via staatssecretaris Van der Ploeg) de startbeschikking voor het NiNsee tijdens de oprichtingsconferentie persoonlijk aan de voorzitter van het LPS uitreikte, met een nadrukkelijke rol voor de gemeente Amsterdam. Tijdens het hele proces, waarbij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, het Nederlandse kabinet en de gemeente Amsterdam waren betrokken, is van een nationale dimensie uitgegaan. Dan is nu vooral de vraag: wat is er met het NiNsee gebeurd dat het niet in staat is geweest om de verwachte rol te vervullen? Het toenemende aantal spelers in het ‘veld’? De kwaliteit van het functioneren op bestuurlijk- en managementniveau van het NiNsee zelf? Een kader- en capaciteitsprobleem? De condities van overheidswege en gemeentewege? De omgevingsfactoren? Wat is er met het NiNsee gebeurd dat haar coördinerende functie met één pennenstreek van de kaart is geveegd? Is de conclusie terecht dat we hier te maken hebben met een dossier dat niet de prioritaire aandacht heeft van de nationale politieke bestuurlijke ambtsdragers? Gezien ook de belangstelling van en de vertegenwoordiging namens het Nederlandse kabinet op 1 juli tijdens de Nationale herdenking bij het slavernijmonument in Amsterdam vergeleken met die van drie andere nationale herdenkingen – op de Dam op 4 mei en bij het Indisch monument op 17 augustus en 27 januari de VN internationale Dag ter nagedachtenis van de slachtoffers van de Holocaust – zou je denken van wel. Zou het daderschap versus het slachtofferschap van Nederland een rol spelen? De VN internationale Dag ter nagedachtenis van de slachtoffers van slavernij en de trans-Atlantische slavenhandel wordt niet herdacht. Op 1 juli gaat het in de kern om de herdenking van het daderschap van Nederland als je het zo zou bekijken. Ook het gemak waarmee de overheid de instellingenfinanciering van het NiNsee in 2013 heeft ingetrokken is illustratief. Evenals het gemak waarmee de coördinatiefunctie van het NiNsee in 2017 is ondergebracht bij een zogenoemd Netwerk slavernij. Deze ontwikkeling heeft de overheid gestimuleerd met een financiële impuls van € 260.000 aan het Netwerk slavernij. Een ander voorbeeld is de verplaatsing in 2016 van de Nationale 1 juli Herdenking naar 30 juni,


zonder een afkeurende reactie over de gang van zaken van de zijde van de overheid: rijk en gemeente Amsterdam. Die bleef achterwege.

De overheid als verdeler en heerser? Het gaat hier vooral om situaties waarin de overheid met twee maten meet. Een ambtenarenapparaat – de goede ambtenaren die daar deel van uitmaken daargelaten – dat niet in de gaten heeft dat institutionele discriminatie en uitsluiting inherent zijn aan het beleid dat wordt gevoerd en aan het gedrag en houding die juist tentoon worden gespreid. Dat zij juist degenen zijn die verdeel en heers stimuleren. Ook wel genoemd de ‘dragers van het verdeel- en heerssysteem’ en/of ‘dragers van het eurocentrisme’. In Van Elmina naar Paramaribo (Dragtenstein 2017)11 staat een beschrijving van de manier waarop de Nederlanders conflicten tussen de plaatselijke bewoners van de Goudkust en de Portugezen aanmoedigden, om zich vervolgens als bondgenoten van de bewoners op te werpen en zo de Portugezen te verjagen. En dat is precies de methode die we op dit moment ervaren rond het zwart protest tegen Zwarte Piet. Er wordt een fenomeen gecreëerd waarbij zwart verzet tegen Zwarte Piet gecodeerd wordt als linksradicaal met een terroristische inslag. Zo ontstaat een situatie die een specifieke aanpak legitimeert die past bij terroristische acties. Het is dan geoorloofd om personen te arresteren op een manier als zouden ze staatsgevaarlijk zijn. De ingeboezemde angst staat dan garant voor het de kop indrukken van het protest tegen racisme. Dat zij, ambtenaren, dragers zijn van het zogeheten eurocentrisme12 en dat ook uitstralen. Volgens Lemelle (1992): ‘An ideology which argue that Europe and the European cultural heritage is superior to any on earth (literary that Europe is the center around which every other continent resolves). In the age of Imperialism, Eurocentrism justified the forceful domination of European nations in the ‘third world’ and the hegemony of Western culture. It produces ... chauvinism, social Darwinism and racism.’ Een systeem dat ervoor zorgt dat mensen van Afrikaanse afkomst nooit uit hun gemarginaliseerde positie geraken. Door vooral gebruik te maken van personen, maar soms ook van ngo’s uit de Afrikaanse gemeenschappen om de ver11

Dragtenstein, F. (2017). Van Elmina naar Paramaribo, p. 66

12

Sid Lemelle (1992). Pan Africanism. p. 180

23


24

werpelijke verdeel- en heersstrategieën te consolideren. Een goed voorbeeld is het zogenoemde Trekkerscomité, bestaande uit personen van Afrikaanse afkomst, dat in het kader van het VN-decennium voor mensen van Afrikaanse afkomst door ambtenaren van het ministerie van SZW als de ‘structuur’ beschouwd werd om de zogenoemde 12 Prio-activiteiten te coördineren en te begeleiden. Terwijl hetzelfde departement volhield met verschillende groepen te praten in het kader van het ‘flexibele dialoog beleid’. Uiteraard als motief om het Landelijk Breed Overleg Civil Society voor mensen van Afrikaanse afkomst (LBOCSAAN) niet als officieel gesprekspartner te erkennen. Jammer genoeg heeft de ambtenaar zelf niet door gehad wat de gevolgen van de handelingen zijn geweest. Dat er met verschillende groepen wordt gepraat, schept juist de mogelijkheid om die verdeel- en heersmethode te continueren en zo verwarring te stichten. Het gedrag van de desbetreffende departementsambtenaren staat garant voor het frustreren van andere ontwikkelingen op het gebied van een gecoördineerde, gestructureerde samenhangende aanpak. Een aanpak die het juist mogelijk maakt om de zo broodnodige eenheid tussen Afrikanen en mensen van Afrikaanse afkomst te realiseren, weer te herstellen. In de woorden van Nkrumah, de eerste president van de republiek Ghana: ‘Het is niet alleen een uitdaging maar ook een plicht dat mensen van Afrikaanse afkomst zich verenigen.’ Dit gegeven de omstandigheid dat Afrikanen vanwege de verwerpelijke Europese en Arabische invasies, het christendom en de trans-Atlantische slavernij- en apartheidssystemen uit elkaar zijn gerukt. In dit verband volg ik de theorieën van Walter Rodney in zijn boek How Europe underdeveloped Africa.13 Daarbij betrek ik ook het betoog van professor dr. Ivan van Sertima.14 Deze icoon stelde, vrij vertaald, dat ‘geen humanitaire ramp, met uitzondering van de zondvloed (als de Bijbelse legende waar is), vergeleken kan worden met de vernielzucht van de Europeanen die Afrika op haar grondvesten deed schudden. We zijn allemaal vertrouwd met de slavenhandel en de katibo (mensenrechtenschendingen) die de Afrikaanse mens heeft moeten doorstaan, maar weinigen onder ons hebben besef van de verschrikkingen die Afrika zelf moest doormaken. Grote populaties werden ontworteld en ontheemd, hele generaties verdwenen. Europese ziekten die afstammen van de pest, decimeerden zowel vee als mensen, steden en dorpen werden verlaten, familienetwerken vielen uiteen, koninkrijken gin13

Rodney, W. (1972). How Europe underdeveloped Africa.

14

Sertima, I. van (1976). They Came Before Columbus.


gen ten onder, de culturele en historische continuïteit werden zo wreed verscheurd dat men voortaan zou denken aan twee Afrika’s: één voor en één na de holocaust.’ En dan hebben wij het nog niet eens gehad over de uitroeiing van de inheemse volkeren. Een ander citaat dat ik wil aanhalen is van dr. Eric Williams, ook vrij vertaald: ‘Toen Columbus in 1492 de Spaanse monarchie de nieuwe wereld voorstelde, zette hij een lange en bittere internationale rivaliteit over koloniaal bezit in gang, waarvoor na viereneenhalve eeuw nog geen oplossing is gevonden.’ En wat schrijft Ban Ki Moon, de secretaris-generaal van de VN, in 2017 in het voorwoord van de publicatie over het VNdecennium voor mensen van Afrikaanse afkomst? ‘[…] People of African descent are among the poorest and most marginalized communities around the world. They have high rates of mortality and maternal deaths, and limited access to quality education, health services, housing and social security. They may experience discrimination in their access to justice, and they face alarmingly high rates of police violence and racial profiling. We all need to do more to ensure fairness in justice and law enforcement systems and to promote and uphold the human rights of people of African descent everywhere. The entire United Nations system is participating in the Decade’s activities, from human rights bodies to specialized agencies, funds and programmes. I encourage everyone to develop and implement creative initiatives that will make a concrete difference to people’s lives. I count on all Member States to remain engaged and committed to the Decade at the local, national, regional and international levels. This Decade is an opportunity for focused and concerted action. My hope is that a decade from now, the human rights situation of people of African descent worldwide will be vastly improved […].’ Dit maakt begrijpelijk wat het effect is van de kidnapping van Afrikanen in relatie tot de intenties van mensen van Afrikaanse afkomst in Nederland om zich te verenigen. Dan kan het niet zo zijn dat Nederlandse ambtenaren die ontwikkeling frustreren. Vooral ook omdat het een lange weg is die mensen van Afrikaanse afkomst moeten gaan om volwaardig mee te kunnen doen, om een belangrijke stem te kunnen hebben in ontwikkelingen die hen aangaan. Want ondanks de zo vele geldverslindende onderzoeken, studiedagen, congressen, conferenties en seminars op het gebied van mensenrechten, racisme, het Nederlandse slavernij- en koloniaalverleden zijn we anno 2018 nog niet zo veel opgeschoten. Het academische discours op dit gebied wordt nog steeds beheerst door witte academici. Binnen dat discours komen we ook verwerpelijke denkbeelden en richtingen tegen. Ik heb het hier met name over wetenschappers

25


26

als Piet Emmer15 en Henk den Heijer, die onderzoeksresultaten op eigen wijze interpreteren en daarbij geneigd zijn om de misdaden tegen de Afrikaanse menselijkheid te nuanceren. Maar we leren ook van de kritieken op de publicaties van de wetenschappers onderling. Zo haalde Van Stipriaan (2001)16 in zijn commentaar op Den Heijer de zienswijze aan van Van Deursens om de Nederlandse verantwoordelijkheid voor de erfenis van de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij te stipuleren. Een standpunt dat vooral belangrijk is om personen die menen dat de huidige generatie witte Nederlanders niet verantwoordelijk is voor de handel en wandel van hun voorouders, een andere kijk op de zaak te geven. Maar dan is er ineens een zwarte wetenschapper, dr. Aspha Bijnaar, toen nog in haar positie bij het NiNsee, die de kritiek op Den Heijers conclusies in Goud, ivoor en slaven – en dan citeer ik anderen17 – nuanceert door te zeggen dat ze wel openstaat voor Den Heijers conclusies, hoewel ze zijn bronnen niet kent. Ze zegt verder: ‘Het is heel makkelijk om te zeggen hij bagatelliseert … Ik kan zelf niet nagaan of het klopt, maar het is een historicus en ik neem aan dat hij er zijn argumenten voor heeft. Dus ik gooi het niet meteen weg. Het is een nuance op het onderwerp en daar moet de wetenschap voor zijn.’ Terwijl ze Den Heijer er op had kunnen wijzen dat het onverantwoord is om de misdaden tegen de Afrikaanse menselijkheid te nuanceren. Want dat is wat Den Heijer deed. In de discussie over de Gouden Koets deed Bijnaar nog een merkwaardige uitspraak. Ze beoordeelde de discussie over het verwerpelijke zijpaneel ‘Hulde der Koloniën’ in de context van ‘radicale uitspraken’.18 Daarbij doelde ze op de oproep van het Landelijk Platform Slavernijverleden (LPS) om de koets vanwege het verwerpelijk zijpaneel uit het straatbeeld te verwijderen. Ik vond het jammer. Ook omdat niemand had beweerd dat de koets ‘vernield’ moest worden, zoals minister-president Mark Rutte (2011) het interpreteerde.19 Erg was ook de vertaalslag die vervolgens aan haar uitspraken werden 15

Over de ‘slavenhandel’ als een wel of niet winstgevende tak van sport.

16

Stipriaan, A. van (2001). Tussen trauma en taboe. https://app.box.com/s/rr2glbsh9l50avhr-

45vuoh0oxefqgdzn (31 mei 2017) 17

Johan van der Tol (2011) https://app.box.com/s/xzyodu7129i8lv50odh0yrswbk9tbp2n (31 mei

2017) 18

https://www.npo.nl/eenvandaag/16-09-2011/TROS_1262146 (31 mei 2017)

19

https://www.ad.nl/binnenland/gouden-koets-blijft-slavenkoets~acbbb6a9/ (31 mei 2017)


gegeven, als zou ze de mening van het NiNsee vertolken en van de zwarte gemeenschap in het algemeen. Want dat is hoe het gaat in Nederland met journalistiek bedrijven. De ene zwarte mens zegt iets. De andere zwarte wordt om zijn mening gevraagd over dat iets. En als die mening contra het beweerde of gezegde van de eerste spreker is, dan wordt dat de maatstaf om een naar voren gebrachte wantoestand te bagatelliseren. Het klinkt misschien tegenstrijdig, maar dit wil niet zeggen dat ik geen respect heb voor dr. Bijnaar. Ze steekt in ieder geval haar nek uit en stelt zich daardoor kwetsbaar op, al hoef je het niet altijd met haar eens te zijn. Van vele andere zwarte wetenschappers kunnen we dat niet zeggen. Want al zijn ze er wel, je hoort en ziet ze niet in het publieke debat. Anderzijds, als je sommige zwarte historici hoort dan wilde je liever dat ze hun mond hadden gehouden. Ik heb het dan over dr. Leo Balai, die het presteerde om in een NOS-vraaggesprek op 1 juli 2013 in het Oosterpark te Amsterdam te vertellen dat wat hem betreft excuses niet hoeven voor de misdaden tegen de Afrikaanse menselijkheid door Nederland. Balai noemt de roep om excuses tijdens een VPRO-interview (2014)20 deels ‘gedram’ en deels semantiek. Spijtbetuiging vindt hij voldoende. Het gaat hier om een ‘autoriteit’ die gepromoveerd is op een zeer belangrijk – monumentaal wat mij betreft – onderzoek21, waarin de misdaden tegen de Afrikaanse menselijkheid empirisch zijn bewezen. Dan is het op z’n minst teleurstellend dat hij de roep om excuses als gedram wegzette. Dit impliceert ook dat je de discussie over reparations niet relevant acht. De resultaten van zijn onderzoek verschaffen juist de elementen voor een reparationcase. Want onderzoek doen is ook een reconstructie realiseren van de werkelijkheid. En daar gaat het om. Met zijn uitspraak schaarde Balai zich achter de opinie van romanschrijfster Cynthia McLeod. Maar wil je het ‘witte’ academisch establishment en geldschieters gunstig stemmen omdat je nog fondsen nodig hebt voor de realisatie van nieuwe doelen, dan kan ik me enigszins voorstellen waar deze zogenoemde gematigde houding vandaan komt. Onder andere als een strategie om je eigen projecten gefinancierd te krijgen. Want dat is het en dan is het opletten geblazen. Mijn conclusie is dan heel eenvoudig dat je niet weet waar reparations over gaat. Ik zou 20 https://www.vpro.nl/speel~POMS_VPRO_590743~leo-balai-het-koloniale-verleden-van-

suriname~.html (31 mei 2017) 21

Het slavenschip Leusden: over de slaventochten en de ondergang van de Leusden, de leefom-

standigheden aan boord van slavenschepen en het einde van het slavenhandelsmonopolie van de WIC, 1720-1738.

27


me daar dan eerst maar eens in verdiepen in plaats van het vraagstuk weg te zetten als ‘gedram’. Dan leg ik mijn oor liever te luisteren bij prominenten als Armand Zunder (Suriname) en professor dr. Verene Shepherd (Jamaica) en Esther Standford (UK), die zich hard maken voor reparations zoals bepleit door professor dr. Hillary Beckless (2014).22

28

Dan heb ik ook een voorbeeld van hoe een zwarte persoon, Hubert Fermina (voormalig directeur LBR), van mening was dat bij het sinterklaasfeest Zwarte Pieten horen. Terwijl het LBR vond dat het verschijnsel Zwarte Piet racisme vertegenwoordigt. Tot Fermina na een reactie van het LPS tot het inzicht kwam dat hij door zijn jaarlijkse Zwarte Pietenrol zichzelf en de gemeenschap waartoe hij behoort belachelijk maakt.23 Hij bood zijn excuses aan, wat als groot werd gekwalificeerd. In dit verband wil ik nog een uitspraak van dr. Clarke in herinnering brengen. Vrij vertaald: ‘Geschiedenis is als een kompas om een volk te vertellen waar ze zijn geweest, waar ze nu zijn en wat ze zijn. Maar het belangrijkste is dat de geschiedenis een volk toont waar ze nog naar toe moeten gaan en wat ze nog steeds moeten zijn, waar ze nog voor moeten strijden.’ Onder andere voor genoegdoening. En dat is precies wat wij, mensenrechtenactivisten van Afrikaanse afkomst, doen. Strijden voor gerechtigheid, voor genoegdoening, voor excuses, voor (self )reparations. Te zijn als de stem van de slachtoffers van het Nederlandse verwerpelijk verleden, die niet mochten praten en nu al helemaal niet meer. En niet zoals de per 1 februari 2018 benoemde waarnemend directeur van het NiNsee, Urwin Vyent dat tijdens een interview in Het Parool vertolkte: “Mijn bezwaar tegen de schuldvraag, het drijft onze witte vrienden weg.” Het was behoorlijk schrikken. Uiteindelijk nam hij zijn woorden subtiel terug. We moesten immers tot 2001 wachten op de VN-verklaring waarin de misdaden benoemd worden als mensenrechtenschendingen. Daarom ook hulde aan, zoals ik ze noem, de nieuwe generatie personen van Afrikaanse afkomst die afrofobie bestrijden en op hun manier een bijdrage leveren aan het bewustwordingsproces. Ik denk dan aan Ilse Diana en Henry Gefferie, alias Bogha, die heel goed in staat zijn om de grassroots civil society te bereiken onder meer met hun radioprogramma’s. Maar ook 22

https://app.box.com/s/qn9l7pktf9c0oykquv1nmhtafum4sivy (31 mei 2017)

23 https://www.bing.com/images/search?view=detailV2&ccid=QOMJK9gX&id=145BED90B3B

EE72776CD9F1D5148A3515CA545DD&thid=OIP.QOMJK9gXSX26hLXgra3QHwEsCo&q=hubert +fermina&simid=608041356656575461&selectedIndex=0&ajaxhist=0 (31 mei 2017)


aan Iwan leeuwin, Cynthia Landbrug, Kwasi Koorndijk en Kwamimba, Hellen Bustamente, Perez Jong Loy en Kenneth Donou, Jerry Wondel en zijn ‘pokuman yuru’. Onder leiding van Iwan Leeuwin hebben Edward Wijdenbosch, Sandra Grep, Harold Blanck, Joan Buijne en Abaisa Azarya actief en onbaatzuchtig bijgedragen aan het herstellen van de Nationale 1 juli Herdenking, samen met nog vele anderen die in verzet zijn gekomen.24 Natuurlijk zijn er nog veel meer personen. Anderen hebben deelgenomen aan de inmiddels opgeheven Task Force Implementatie Landelijk Breed Overleg in het kader van het VN-decennium voor mensen van Afrikaanse afkomst. Onder andere Kevin Mendeszoon, Antoinette Kendo, Simão Miguel, Vivian Mendeszoon en Sirelda Jackson, Uric Mac Donald en John Enkhuizen hebben op de achtergrond hun inzichten gedeeld. Stewart de Windt bijvoorbeeld heeft ons bij de uitleg over de strekking van artikel 43 van het Koninkrijksstatuut en het Nederlandse staatsrecht heel wat wijze lessen over het mensenrechtenvraagstuk bijgebracht. Desiree Hooi heeft ons veel geleerd over de effecten van de ‘bootreis’ en eeuwenlange dwangarbeid op de plantages in relatie tot de verschillende ‘ziektebeelden’ van mensen van Afrikaanse afkomst. Zij zet zich ook in voor adequaat onderzoek naar de belemmerende biologische, psychologische en emotionele sporen van de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij die een duurzame maatschappij- en voorspoedontwikkeling in de weg staan.

NTR-serie De slavernij De door Den Heijer begeleide vijfdelige tv-serie (NTR) De slavernij heeft voor veel opwinding gezorgd onder de nazaten van de slachtoffers van de trans-Atlantische slavenhandel, de slavernij en het kolonialisme in Nederland, de republiek Suriname en Curaçao. Niet alleen voor rumoer, maar ook voor veel boze reacties, ook bij andere bevolkingsgroepen dan de mensen van Afrikaanse afkomst in de diaspora. Sandew Hira heeft in zijn column25 op uitmuntende wijze inhoudelijk commentaar geleverd na iedere aflevering. Ik verwijs hier naar zijn bijdrage over de geschiedschrijving door witte mensen.26 De serie bestond uit een editie voor volwasse24 https://www.platformslavernijmonument.nl/pdf/30112016/Voortgangsbericht_LVB-

ZNTHN_Biedt%20HandetekeningenAanBurg_Amsterdam.pdf (17 mei 2017) 25

Hira, S. http://www.iisr.nl/slavernij/ (31 mei 2017)

26

Hira, S. http://www.iisr.nl/als-witte-mensen-zwarte-geschiedenis-beschrijven/ (31 mei 2017)

29


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.