2 minute read

Eclecticisme

De Nederlandse architect J.H. Leliman (1828-1910), introduceerde in 1860 in Nederland de term ‘eklektisch’, afgeleid van het Griekse woord uitkiezen. 35 Letterlijk zei hij; ‘De kunstenaar die vooruit wil, kan evengoed de Grieksche als de Gotische bouwmotieven als niet meer van deze tijd missen. Hij inspireerde zich liever op het verleden in al zijnen omvang en worde: eklektiker.’36 Het eclecticisme betrof een ontwerpmethode met een vrij gebruik van motieven uit verschillende stijlperioden. De eclectische architect onderscheidde zich van de architect die stijlgebonden bleef, door ‘zijn individualisme en ongebonden houding’ aldus Daly.37 Dit met de kanttekening dat het ‘karakterloos na-apen van de historische stijlen ongewenst is’. Een houding die volgens Daly ontstond door een oppervlakkige kennis van de kunstgeschiedenis.38

Eclectisch ontwerpen, de belangrijkste ontwerpmethode van de negentiende eeuw, kwam in de twintigste eeuw in een kwaad daglicht te staan. De stroming zou niet van de eigen tijd zijn en niet authentiek. Dat betrof echter een waardeoordeel gebaseerd op de aanname dat het ‘modernisme’ het intrinsieke doel en het verwezenlijkte eindstation was van de architectuurgeschiedenis.

In 1885 publiceerde het Bouwkundig Weekblad een aantal uitgangspunten van het eclecticisme zoals: houd bij de indeling van een gebouw voor alles rekening met de functies; laat aan de buitenzijde zien welke functies aan de binnenkant zitten; toon de constructie, ook de moderne bouwtechnieken; ga bij de constructie uit van de aard van de bouwmaterialen en zorg ervoor dat de vormgeving en de decoraties het karakter en de functie van het gebouw ondersteunen.39 Aan het eind van denegentiende eeuw ontstond er in Europa een ‘commercieel’ eclecticisme beoefend door aannemers en architecten zonder opleiding.40 Illustratief hiervoor zijn catalogi met machinaal vervaardigde decoraties, waaruit een opdrachtgever kon kiezen.

Het eclecticisme leefde in Nederland voort tot ongeveer 1910.41 In Indië werd door de ingenieurs van Burgerlijke Openbare Werken (bow) tot 1900 overwegend eclectisch gebouwd. Ze maakten daarbij gebruik van het beperkte aanbod aan westerse bouw- en stijlelementen die tot hun beschikking stonden. Witte kolommen, aangevuld met kroonlijsten, consoles en obelisken bepaalden het beeld. Die werden in die tijd gemaakt van Portlandcement en waren, uitgevoerd in de witte tropenkleur, vaak op voorraad leverbaar.42

Sommige opdrachtgevers zochten hun heil bij een architect in Nederland. Zo ontwierp de architect Andries van Driesum uit Apeldoorn de woning voor de directeur van de Elektriciteit maatschappij in Batavia. Heden heeft deze een monumentenstatus.

Voorbeelden Batavia, Koningin Wilhelminaschool (1893, bow), Batavia, Directeurswoning Energie Maatschappij (1907, A. van Driesum), Bandoeng, Boekhandel Visser (1907, P.A.J. Moojen), Bandoeng, Escomptobank (1912, P.A.J. Moojen), Bandoeng, Nederlandsche Handel Maatschappij (1912, Ed. Cuypers), Batavia Nederlandsche Handel Maatschappij (1912, Ed. Cypers).

This article is from: