Samen op Beekvliet De Javaanse Surinamers in Sint-Michielsgestel (1975-2017)
Samen op Beekvliet De Javaanse Surinamers in Sint-Michielsgestel (1975-2017)
Sabine Ticheloven
Het was ijzig koud die eerste novemberdag in 1975. Desondanks was een groot aantal Gestelaren dagen in touw geweest om deze overwegend oudere mensen van Javaanse afkomst, bij aankomst toch maar een warm gevoel van welkom te geven. Toen in de avond de bussen arriveerden, was iedereen geroerd bij de aanblik van deze groep zó intens verkleumde en hongerige mensjes!1
4
Voorwoord
De geschiedenis van de meeste Javaanse Surinamers in Nederland begint, net als die van andere personen van Surinaamse afkomst, kort voor de onafhankelijkheid van Suriname in 1975. In de jaren zestig tot aan het begin van de jaren zeventig waren al Javanen voor studiedoeleinden naar Nederland gekomen, maar dat was toen een zeer kleine groep. Ondanks de grote stroom die Suriname in 1975 verliet, is het aantal Javanen in verhouding tot de grotere aantallen Hindostaanse en Afro-Surinaamse emigranten, relatief klein. In Nederland zijn de Javaanse Surinamers niet of nauwelijks bekend. Ze worden vaak aangezien voor personen van Indische, Indonesische of andere Aziatische afkomst, totdat bij doorvragen duidelijk wordt dat ze uit Suriname afkomstig zijn. Dan is de reactie er vaak een van ongeloof of verbazing, omdat het niet klopt met het beeld dat mensen doorgaans hebben van de Surinaamse bevolking. Hieruit blijkt dat een groot deel van de Nederlandse bevolking weinig of helemaal niet op de hoogte is van de geschiedenis van contractarbeid, die tijdens de Nederlandse koloniale periode aanvankelijk in Nederlands-Indië van kracht was en later ook in Suriname. Behalve Javanen werden
al veel eerder Chinezen en Hindostanen onder dit stelsel naar Suriname overgebracht. Evenmin is het Nederlandse publiek op de hoogte van de komst van de Javaanse Surinamers en hun geschiedenis in Nederland. Eén episode uit deze geschiedenis is de opvang van senioren in Sint-Michielsgestel. Wat bijzonder hieraan is, is dat een aanzienlijk aantal onder het contractarbeidstelsel gebonden arbeid heeft verricht in Suriname. Zij gaven gehoor aan de oproep van Javaanse politici die voorspelden dat de onafhankelijkheid van Suriname zou uitmonden in politieke instabiliteit en chaos. Oudere Javanen werden aangemoedigd om naar Nederland te vertrekken, waar ze met behoud van de Nederlandse nationaliteit ouderenzorg zouden ontvangen. Ook werd gezinspeeld op de mogelijkheid om vanuit Nederland terug te gaan naar Java. Tegen wil en dank bleven ze echter in Sint-Michielsgestel. Ze verbleven enkele jaren in het voormalig seminarie Beekvliet, totdat ze in 1988 konden verhuizen naar het speciaal voor hen gebouwde bejaardenoord ‘Nieuw Beekvliet’. Een aantal van hen maakte dit niet meer mee, omdat zij kort na hun aankomst in Nederland het leven lieten. Zij werden begraven op 5
de openbare begraafplaats aan de Nieuwstraat 54 in Sint-Michielsgestel. Bejaardenoord Nieuw Beekvliet is inmiddels geschiedenis. De ouderen verhuisden in 2017 naar het ‘Wereldhuis’ in Boxtel. Zo werd een bladzij van de geschiedenis van Javaanse-Surinamers in Nederland omgeslagen, zonder dat deze bekend is. Dit boek brengt hierin verandering. Het maakt deel uit van het initiatief van Stichting Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI) om in het Herdenkingsjaar Slavernijverleden, het publiek bewust te maken van de tastbare sporen van de Javaanse contractarbeid in Nederland en daarmee ook van dit hoofdstuk van de koloniale geschiedenis dat niet of nauwelijks bekend is. Ook wil de stichting erkenning, een identiteit en zichtbaarheid geven aan Javaanse contractarbeiders, door de verwaarloosde graven van contractarbeiders op de Gestelse begraafplaats te restaureren en een gedenkmonument te plaatsen ter nagedachtenis van alle contractarbeiders die in Nederland zijn begraven. Wij zijn verheugd dat dit streven is gehonoreerd met subsidie die via het Mondriaan Fonds is toegekend. Wij zijn tevens erkentelijk voor de woorden die Robbert Dijkgraaf, demissionair minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en tevens coördinerend minister voor het Herdenkingsjaar Slavernijverleden, uitsprak bij de herdenking van 133 jaar geschiedenis van Javanen van Suriname op 13 6
augustus 2023: “De geschiedenis van de Surinaamse Javanen verknoopt Oost met West met Nederland. De Javaanse Surinamers belichamen die verknoopte geschiedenis. (…) Het is van het grootste belang dat in dit historische herdenkingsjaar ook de Javaans-Surinaamse geschiedenis doorklinkt. En dat is niet in de eerste plaats een opdracht voor u. Het is juist een opdracht voor de hele Nederlandse samenleving om ruimte te geven aan uw verhaal en aan vele andere onderbelichte geschiedenissen. (…) En daarom vraag ik aan u: verstom niet. Vul de ruimte met uw verhalen, muziek, dans en toneel. Laat van u horen. Vertel van uw trots, uw woede, uw verdriet, uw hoop. Een mooi voorbeeld is het project in Sint-Michielsgestel waarvan ik gehoord heb. De graven van tientallen Javaanse contractarbeiders liggen daar als tastbare sporen van de koloniale geschiedenis van Nederland. Maar dit is bij maar weinig mensen bekend. Het is heel goed dat uw stichting daar verandering in wil brengen. Met een boek en met een plaquette.” Onze hartgrondige dank gaat uit naar Sabine Ticheloven omdat ze dit boek heeft willen schrijven en geduld heeft weten op te brengen totdat de financiering was verzekerd. Ook danken wij eenieder die met haar of zijn verhaal heeft bijgedragen aan deze belangrijke geschiedschrijving. Hariëtte Mingoen Voorzitster Stichting Herdenking Javaanse Immigratie
Woord van de auteur
Het begon met saotosoep. Ik zal een jaar of zes geweest zijn toen mijn moeder, vrijwilligster bij opvangcentrum Beekvliet in Sint-Michielsgestel, kookles kreeg van Javaans-Surinaamse vrouwen. Thuis op tafel verschenen bij het avondeten ineens kommetjes met rijst, frietjes, gefruite uitjes, ei, selderie, mie, taugé en kipbouillon. Heerlijk vond ik het! Eindelijk eens iets anders dan de gebruikelijke gekookte aardappelen, vlees en te lang gekookte groenten. Voortaan stond er elk jaar op mijn verjaardag, wanneer ik mocht kiezen wat we gingen eten, saotosoep op het menu. Jaren later, toen ik als freelance architectuurhistoricus weer in Brabant ging wonen, vroeg ik me af hoe het nu precies zat met die Javaanse Surinamers in Sint-Michielsgestel. In de krant las ik dat de laatste bewoners van verzorgingshuis Nieuw Beekvliet in 2017 naar het Wereldhuis in
Boxtel waren verhuisd. Na enig speurwerk bleek over deze bijzondere geschiedenis nog niets gepubliceerd te zijn. Dit was voor mij de aanleiding om het verhaal van de Javaanse Surinamers zelf te gaan ontrafelen. Ik dook de archieven in, interviewde betrokkenen van het eerste uur, benaderde voormalige persfotografen en kwam in contact met Hariëtte Mingoen van de Stichting Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI). Zij was geïnteresseerd in mijn voornemen om een boek over onze gedeelde geschiedenis in Sint-Michielsgestel te schrijven. Samen gingen we op zoek naar subsidiegevers om deze publicatie te financieren. En hoewel het een meerjarenproject is geworden, is het nu, in het Herdenkingsjaar Slavernijverleden, eindelijk gelukt! Sabine Ticheloven Maart 2024
7
Inhoud
Inleiding Oud-seminarie Beekvliet Javaanse contractarbeiders Op handen zijnde Surinaamse onafhankelijkheid
11 11 14 19
1. Opvangcentrum Beekvliet (1975-1979) Aankomst in Sint-Michielsgestel Een vreemd en koud land Javanen willen in Nederland blijven Vasthouden aan tradities Hulp van enthousiaste vrijwilligsters Papa Dasiman Ouderen blijven achter op Beekvliet Minister belooft nieuw bejaardenhuis Welke zorg hebben de ouderen nodig?
21 21 28 29 34 36 37 39 44 47
2. Bejaardenhuis Huize Beekvliet (1980-1987) Stichting Bejaardenoord Nieuw Beekvliet Dagelijks leven in Huize Beekvliet Oprichting religieuze vereniging Rachmatullaah Islam Remigreren of blijven? Javaanse islamitische begraafplaats Protesteren bij het ministerie van WVC na brand Wensenlijstje: badkamer, keuken en tv De bouw van het nieuwe bejaardenoord
49 49 51 59 61 65 69 72 77
3. Bejaardenoord Nieuw Beekvliet (1988-1998) Het paradepaardje van het ministerie Eindelijk thuis? Regiofunctie moskee
83 83 91 95
4. Grote veranderingen (1999-2017) Fusies Nieuwe bewoners uit andere voormalige koloniën Van woonzorgcentrum tot verpleeghuis Verhuizing naar het Wereldhuis
103 103 103 105 109
5. Laatste rustplaats
115
Dankwoord
121
Verantwoording Geraadpleegde archieven Boeken, scripties en tijdschriften Selectie van de belangrijkste (uitgebreidere) krantenartikelen Online artikelen Fotoverantwoording ‘Samen op Beekvliet’
123 123 123 124 125 126
Inleiding
Het was onrustig in Suriname in de maanden voorafgaand aan de onafhankelijkheid op 25 november 1975. Tienduizenden rijksgenoten zochten hun heil in Nederland. Dagelijks landden er honderden Surinamers op Schiphol, gevlucht voor de politieke spanningen, dreigende etnische onlusten of slechte economische omstandigheden. Overal in het land zaten de bestaande opvangcentra inmiddels overvol en protesteerden burgers en gemeentebesturen tegen de komst van een tijdelijk opvangcentrum in hun gemeente. Voor de opvang van al die Surinamers werd door het ministerie van CRM (Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk) een speciaal bureau opgericht: het Centraal Bureau Uitvoering Vestigingsbeleid Rijksgenoten (kortweg Bureau Rijksgenoten). Dit bureau was verantwoordelijk voor de huisvesting en haalde alles uit de kast om tijdelijke nieuwe opvanglocaties te vinden. Bureau Rijksgenoten benaderde gemeentes, kerken, makelaars en pension- en hotelhouders met de vraag of zij hun leegstaande onderkomens voor dit doel beschikbaar wilden stellen. Zo ook het bisdom ’s-Hertogen-
bosch, dat het Bureau Rijksgenoten attendeerde op zijn voormalige rooms-katholieke seminarie Beekvliet in Sint-Michielsgestel, dat sinds enkele jaren leegstond.
Oud-seminarie Beekvliet In de provincie Noord-Brabant, onder de rook van Den Bosch, ligt het dorp Sint-Michielsgestel. In 1816 kocht het bisdom ’s-Hertogenbosch aan de oostrand van het dorp het circa achttien hectare tellende landgoed Beekvliet, om er een seminarie te bouwen. Meer dan anderhalve eeuw volgden katholieke jongens op dit internaat het gymnasium, als voorbereiding op de priesteropleiding. Tot het in 1972 zijn deuren sloot. Het monumentale seminarie lag te midden van een uitgestrekt terrein met sportvelden, weiden, een klein bos en een boomgaard. Door de jaren heen was het complex diverse keren her- en verbouwd. Er was zelfs speciaal een klooster voor vrouwelijke religieuzen bijgebouwd, zodat zij de huishouding en de was voor de jongens en priesters konden doen. 11
Seminarie Beekvliet, 1954
12
Samen op Beekvliet
Half september 1975 bezocht een ambtenaar van Bureau Rijksgenoten Beekvliet voor het eerst. Hij was zeer te spreken over de mogelijkheden die het oud-seminarie bood: “Het is een immens groot gebouw waar plusminus 500 mensen kunnen worden ondergebracht. Plusminus 20 grote zalen, een kerk en kapel, sportterreinen, complete wasserette. Het geheel is cv verwarmd (ketel stuk) en heeft voldoende toiletten en douches. In 5 à 6 weken kan het pand bedrijfsklaar zijn. Het lijkt mij wenselijk, alvorens hierop in te gaan, dat op directieniveau gesproken wordt met de burgemeester.”2 De burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel stonden welwillend tegenover de opvang van rijksgenoten, met name Javaanse Surinamers, maar 5 à 600 vonden ze toch wat veel voor een dorp met zo’n 11.000 inwoners. 300 was echter geen probleem. Geert Seegers, wethouder Sociale Zaken, kreeg de taak toebedeeld het opvangproces in de gemeente in goede banen te leiden. De meerderheid van het gemeentebestuur, dat later werd ingelicht, had ook geen bezwaren. Hoewel, niet iedereen reageerde meteen enthousiast bij het nieuws dat het ministerie van CRM voor ruim twee jaar, van 1 november 1975 tot 1 januari 1978, een contract met het bisdom had afgesloten. “Het moet dan maar; als ze maar niet denken dat wij als gemeente iets voor hen Inleiding
Zijgevel seminarie Beekvliet met latere aanbouw, 1979
13
kunnen betekenen”, zo liet een gemeenteraadslid zich in een lokale krant uit.3 Het ministerie verzekerde echter dat de opvang tijdelijk zou zijn, en dat de rijksgenoten onder de zorg en toezicht van het Bureau Rijksgenoten vielen. Het beheer van Beekvliet kwam in handen van de Stichting Huisvesting Alleenstaanden (SHA) uit Sittard, dus daar had de gemeente ook geen omkijken naar. En zodra de rust in Suriname was teruggekeerd, zouden ze weer teruggaan. Integreren in de Nederlandse samenleving was dan ook niet nodig. Wie doet wat?
Om te voorkomen dat er onder de plaatselijke bevolking onrust zou ontstaan over de komst van de rijksgenoten, zoals in veel andere Nederlandse gemeenten het geval was, betrok wethouder Seegers vanaf dag één zo veel mogelijk mensen bij zijn plannen. Hij werkte nauw samen met Tinie Brouwers, journalist van het Brabants Dagblad, om bewoners regelmatig te informeren. Zo creëerde hij goodwill onder de plaatselijk bevolking. En die aanpak werkte. Een paar weken later was alles geregeld. Beekvliet werd een opvangcentrum voor 300 rijksgenoten, met name voor Surinamers van Javaanse afkomst.
Landelijke overheid: ministerie van CRM, Centraal Bureau Rijksgenoten: twee contactambtenaren en maatschappelijk begeleiders, de heren R. Dasiman en K.F. Gerritsen Gemeente Sint-Michielsgestel: wethouder G. Seegers Beheer en exploitatie Beekvliet: Stichting Huisvesting Alleenstaanden (SHA) uit Sittard huurt Beekvliet van bisdom (beheerder aanvankelijk de heer Cramers, na diens overlijden de heer R. Fischer) Medische dienst: vanaf 1976 was mevrouw E. van Gogh hoofd medische dienst en verantwoordelijk voor de zorg voor de ouderen
14
Javaanse contractarbeiders Suriname was een Engelse kolonie die de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in 1667 in handen kreeg, door haar te ruilen met Nieuw-Amsterdam (het huidige New York). Na ruim twee eeuwen schafte Nederland er op 1 juli 1863 de slavernij af. Niet dat alle tot slaafgemaakten meteen vrij waren; ze moesten nog tien jaar bij hun voormalige ‘eigenaren’ op het land doorwerken, om de plantages voor de ondergang te behoeden. Ondertussen ging de Nederlandse koloniale overheid op zoek naar nieuwe goedkope arbeidskrachten om het zware werk op de plantages voort te zetten. Eerst haalden ze Chinezen uit Samen op Beekvliet
Boven: Javanen lopen van de immigratieboot langs de kade van Paramaribo naar de depots voor de contractarbeiders, circa 1924 Linkerfoto: Renes Kromonawi, 16 jaar Rechterfoto: Rakiman Ronosemito, 17 jaar Inleiding
15
Java en China (1853) en vanaf 1873 arme boeren uit Brits-Indië (het huidige India, Pakistan, Bangladesh en delen van Myanmar). Maar ook in de eigen kolonie in de Oost, in Nederlands-Indië, werden contractarbeiders geworven. Op Java welteverstaan, het eiland is bijna drie keer zo groot als Nederland en telt tegenwoordig meer dan 150 miljoen inwoners. Hier zette de koloniale overheid Javaanse ronselaars in om hun arme, vaak analfabete landgenoten tussen de 18 en 25 jaar, met valse beloften over te halen in Suriname aan het werk te gaan. Goede verdiensten en een betere toekomst werden hen in het vooruitzicht gesteld, zodat ze na vijf jaar rijk zouden kunnen terugkeren. Na een wekenlange zeereis zetten op 9 augustus 1890 de eerste Javanen voet op Surinaamse bodem. Tot vlak voor de Tweede Wereldoorlog maakten zo’n 33.000 Javaanse contractarbeiders de overstap naar deze kolonie in de West. Huis en haard lieten zij achter. Losgerukt van hun families, ontstond er op de boot, en later ook in Suriname, een sterke onderlinge lotsverbondenheid. Hun arbeidscontract hield in dat ze vijf jaar, zes dagen per week, voor een hongerloontje op de plantages moesten werken. Tot 1931 gold ook hier, net als in Nederlands-Indië, de `poenale sanctie’: het wettelijke recht dat de opzichter had 16
om arbeiders die onwillig waren of wegliepen, onbeperkt streng te straffen. Van afranselingen tot boetes. Wanneer het contract afliep konden de Javaanse contractarbeiders op de plantages kiezen: of een stukje land en honderd gulden, of gratis met de boot terug naar Java. Uiteindelijk bleven de meeste Javanen. Niet omdat ze zo tevreden waren met hun leven in Suriname, maar om andere redenen. Zoals het feit dat er nauwelijks schepen naar Java vertrokken. Of dat het hun eer te na was om berooid weer huiswaarts te keren. In de buurt van de plantage kregen ze een stukje grond in bruikleen om een huisje op te bouwen, rijst, groente en fruit te telen en een paar kippen te houden, om zo in eigen onderhoud te voorzien. Daarnaast werkten ze enkele dagen op de plantages. Ergens op een Javaans marktplein waar ze vijftig, vijfenvijftig jaar geleden, werden aangesproken door de [ Javaanse] man, die ze vijf minuten later had betoverd, een uur later had gekidnapt en een paar maanden later aan boord van een schip had gebracht, bestemming Suriname. (...) Hun gemeenschappelijke ervaringen, in hun herinnering gebonden aan de ankerplaatsen van het gezamenlijke lot. Het kantoor van de Hollandse bestuursambtenaar, waar de man van de markt Samen op Beekvliet
Javaanse vrouw met kinderen in Suriname, juli 1974
Inleiding
17
Voorbereidingen emigratie naar Nederland. Suriname, juli 1974
18
Samen op Beekvliet
ze heen bracht, en tegenover wie ze zich, met vrees in het hart en een afdruk van hun duim, verbonden aan een contract, waarvan ze geen regel, geen woord en geen letter begrepen. Het depot waarin ze vervolgens werden opgesloten, wachtend op verscheping en in de gaten gehouden door mandoers [opzichters] die hen onder het wasgoed verstopten als een familielid kwam informeren of ze dáár misschien waren. De bedompte ruimte van het vrachtschip dat ze, zeeziek en misselijk, na veertig dagen varen te Paramaribo loste. Het depot aldaar, van waaruit de ene helft, lijdend aan malaria, syfilis of schurft naar het hospitaal werd gebracht en de andere helft gelijk werd doorgezonden naar een plantage langs de Surinamerivier of de Commewijne. De behuizing aldaar, die uit de slaventijd dateerde en sindsdien niet was aangepast. De velden waar koffie geplukt of riet gekapt moest worden, de fabriek waarin het riet werd versuikerd, de oven waarin de koffie gebrand werd. Het bureau van de districtscommissaris waar ze na vijf jaar dwangarbeid een handdruk kregen, een bewijs dat ze vrij man waren en wat geld om in de schaduw van de plantage met palmbladeren en wrakhout een huis te bouwen en een nieuw bestaan te beginnen.4
Inleiding
Op handen zijnde Surinaamse onafhankelijkheid Door het Nederlandse koloniale beleid ontwikkelde Suriname zich tot een land met verschillende bevolkingsgroepen, met onderling grote culturele verschillen. De grootste groepen waren de creolen, Hindostanen en Javanen. Behalve in de hoofdstad Paramaribo leefden zij grotendeels gescheiden van elkaar. De meeste Javanen woonden in dorpen in het district Commewijne, maar ze vestigden zich ook in Saramacca en Nickerie. In deze besloten gemeenschappen zetten ze hun eeuwenoude culturele en religieuze tradities voort. Het bestaan van de kleine landbouwers was onzeker, zwaar en leverde nauwelijks genoeg op om in hun dagelijks onderhoud te voorzien. Om in de spaarzame vrije uurtjes even aan het ellendige leven te ontsnappen, was gokken voor veel Javanen een favoriete tijdsbesteding. Na de Tweede Wereldoorlog trok een deel van de Javanen naar de hoofdstad Paramaribo, in de hoop op een beter leven. De voormalige contractarbeiders die op Java waren geboren en in de districten achterbleven, bleven terugverlangen naar Java. Vanaf 1954 kreeg Suriname enige vorm van binnenlands zelfbestuur, maar de Javanen waren als bevolkingsgroep slecht vertegenwoordigd in de politiek. Enkele politici speelden in op de droom om terug te keren naar Java. 19
In de periode voorafgaand aan de onafhankelijkheid in 1975, uitten Javaanse politici kritiek op de manier waarop deze tot stand kwam. Het Javaanse statenlid Paul Salam Somohardjo noemde het een ‘creoolse onafhankelijkheid’, die de Surinaamse regering zonder invloed van andere groepen wilde doordrijven.5 Statenlid Riboet Dasiman riep de Javanen via de radio op voor hun belangen op te komen, omdat ze anders vertrapt zouden worden door de creolen. Zo voedden deze politici de angst voor overheersing en etnische onlusten na de onafhankelijkheid, waarbij de Javanen het onderspit zouden delven. Hun aanhangers moesten dan ook niet voor de Surinaamse, maar voor de Nederlandse nationaliteit kiezen. Somohardjo dreigde zelfs met duizenden aanhangers naar Nederland te komen, wanneer de Nederlandse regering niet van de plannen af zou zien. Samen met Dasiman richtte hij een speciaal comité op om geld in te zamelen om hun aanhangers, die een vliegreis niet konden betalen, per
20
schip naar Nederland te vervoeren. Eenmaal in Nederland zouden ze dan naar Java door kunnen reizen. Als Somohardjo niet zo achter ons aan had gezeten, als hij ons niet als koeien had opgejaagd, dan waren we toch ook niet naar Nederland gekomen. Somohardjo zei: wie 699 gulden betaalt komt áán. Je krijgt een hotel, een vrije autobus, je krijgt eten en geld. Hij heeft het vliegtuig voor ons gekocht. We hebben betaald en zijn gegaan. (...) Wij Javanen weten zo weinig. Alleen kunnen we niets. (De heer Moekmin Kariodikromo)6
Uiteindelijk liet Somohardjo zijn dreigement vallen. In plaats daarvan charterde hij drie weken voor de onafhankelijkheid één vliegtuig met bestemming Nederland. Aan boord 398 overwegend Javaanse Surinamers – veelal voormalige contractarbeiders met hun kleinkinderen – en ook Somohardjo en Dasiman.
Samen op Beekvliet