Lieve Lasten

Page 1

2288.omsl.LieveLasten. NL+GB_Opmaak 1 10-10-11 11:12 Pagina 1

Lasten

Lieve Lasten beschrijft en toont babydragers uit vele culturen over de hele wereld. Sommige dragers zijn mooi in hun eenvoud, andere zijn

Lieve Lasten

Lieve

springlevend, of het nu is om je handen vrij te hebben, je baby te vervoeren, of je kind te beschermen tegen gevaar en de wederzijdse hechting te bevorderen. Ook in het Westen dragen steeds meer ouders kun kinderen bij zich. In een lange geweven of rekbare doek zit of ligt een kind veilig ingepakt tegen de buik of rug van zijn ouder. Het aanbod van ergonomisch verantwoorde dragers groeit gestaag. Voor wie het knopen van een doek te ingewikkeld vindt, zijn er handige babydragers voor op de rug die het gewicht net als bij een rugzak over het lichaam van de drager verdelen. Bij het onderzoek naar manieren waarop kinderen in verschillende culturen worden gedragen, stuitten de auteurs op verrassende gebruiken en visies op zwangerschap en geboorte en verzorging en opvoeding van kinderen. Volgens medici heeft de fysieke nabijheid van de ouder een gunstig effect op de ontwikkeling; baby's die regelmatig worden gedragen maken een tevredener indruk dan kinderen die veel in de wandelwagen zitten.

Hoe kinderen gedragen worden, over draagdoeken en andere babydragers

Tot op de dag van vandaag is het gebruik van babydragers in vele culturen

I.C. van Hout

I.C. van Hout

prachtig versierd en zien eruit als ware kunstwerken.

Lieve

Lasten

Hoe kinderen gedragen worden, over draagdoeken en andere babydragers


Redactie: I.C. van Hout

2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 1

Lieve

Lasten

Hoe kinderen gedragen worden, over draagdoeken en andere babydragers

Tropenmuseum – Koninklijk Instituut voor de tropen, Amsterdam


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 2

Lieve Lasten – Hoe kinderen gedragen worden, over draagdoeken en andere babydragers verscheen naar aanleiding van de tentoonstelling Lieve Lasten in het Tropenmuseum in Amsterdam, van 17 december 1993 t/m 28 augustus 1994. Deze expositie en publicatie waren niet mogelijk geweest zonder de enthousiaste en opbouwende medewerking van een internationale groep van deskundigen. Rita Bolland en Attie Tabak hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de uitwerking van het idee om een culturele vergelijking te maken van de methoden van het dragen van kinderen. Verschillende collega’s, in en buiten het Tropenmuseum, hebben een kritisch-ondersteunende rol gespeeld bij de samenstelling van dit boek. Van ben noem ik hier David van Duuren, Tony Lith en Hester Poppinga. Daarnaast hebben we veel medewerking ondervonden van de volgende musea: Rijksmuseum voor Volkenkunde, Leiden; Museum voor Volkenkunde, Rotterdam Museon, Den Haag; Museum für Völkerkunde, Berlijn; Museum of Mankind, Londen; Pitt Rivers Museum, Oxford; Musée de I’Homme, Parijs, Museum für Völkerkunde, Wenen; Museum of the Ethnography of the Peoples of the USSR, St.Petersburg; Museum of the American Indian, New York; Museum of Natural History, Washington. De publicatie is tot stand gekomen met financiële en inhoudelijke steun van het Tropenmuseum (onderdeel van het Koninklijk Instituut voor de Tropen) en de Nationale Commissie voorlichting en bewustwording Ontwikkelingssamenwerking. – Itie van Hout, 1993

Omslagfoto: Jannie Spruit-Engels, Studio Novum

Eerste druk: 1993

Foto op titelpagina: Draagwieg van de Marind-Anim,

© 2011 Koninklijk Instituut voor de Tropen,

Irian Jaya, vervaardigd van palmbladreepjes en ver-

Amsterdam

sierd met schelpen, tanden, veren en een miniatuurboog met een bundeltje pijlen. In dit draagwiegje

Ongewijzigde herdruk

heeft een pasgeboren jongetje gelegen (Collectie Tropenmuseum, Amsterdam).

Eindredactie: Geke van der Wal Vertaling: uit het Russisch - Gertruud Alleman; uit het

Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door Kirsten Minnen, forum voor Natuurlijk Ouderschap

Frans - Renée de Graaff, Marieke Kehrer; uit het Engels - Wim Hart.

(www.dragen-en-voeden.nl) en Karin Jeucken, Little

Beeldmateriaal: het copyright van het beeldmateriaal in

Shop around the Corner, voor moeder en kind natuurlijk

deze uitgave berust bij genoemde personen en

(www.littleshoparoundthecorner.nl).

instanties,

Lieve lasten – Hoe kinderen gedragen worden, over draagdoeken en andere babydragers red. I.C. van Hout, - Amsterdam, Koninklijk Instituut voor de Tropen

Modellen (Deel 4): Kiki van Keulen, Dorine van Buren, Annerieke Vons Objectfoto’s: Fotobureau KIT, Irene de Groot/Paul Romijn Tekeningen: Frans Stelling, naar originelen van de

ISBN: 9789068324969 NUGI: 653/733

auteurs Kaart: J. ter Haar, Hoofddorp Omslag en boekverzorging: Grafisch ontwerpbureau

Trefw: draagdoeken / babyverzorging ; culturele antropologie, kinderverzorging

Agaatsz, Meppel Druk: High Trade, Zwolle


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 3

Inhoud Hoe kinderen gedragen worden

6

I.C. van Hout

Deel 1 1.1 De betekenis van versieringen en attributen

14

Rammelende tanden houden boze geesten op afstand I.C. van Hout

1.2 Dierendragers

22

De aap als moederskind D.A.P. van Duuren

1.3 Huilen en dragen

26

Vergelijkend onderzoek naar het huilen van zuigelingen R.G. Barr

1.4 De kangoeroemethode

29

Buidelen met vroeggeborenen R. de Leeuw

1.5 De betekenis van kleuren, motieven en materialen

32

Een rode draagdoek voor de beste zangeres van het dorp A. Tabak

Deel 2 2.1 Afrika

42

2.1.1 Equatoriaal Afrika Harmonieuze kleurenpracht op een antilopenvel M. de Lataillade

42

2.1.2 Ghana, Nigeria Een oude traditie B. Menzel

46

2.1.3 Zuidelijk Afrika De vader maakt de draaghuid, maar pas na de geboorte M. Brodie

54


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 4

2.2 Europa

58

Een attribuut van bedelaars, muzikanten, zigeuners en hippies E.M. Kloek

2.3 Amerika

69

2.3.1 Noord-Amerika Rockin’ the cradle: kinderzorg bij de indianen in Noord-Amerika A.R. Lith

69

2.3.2 Zuid-Amerika/Andes Veilig op pad met een zuigeling E. van der Hoeven

80

2.3.3 Zuid-Amerika/Amazone Teken van bekwaamheid A. Bant

83

2.4 Azië

88

2.4.1 China Een dikke voering brengt voorspoed en geluk P. Bramlage

88

2.4.2 Java Zinnenbeeld van vrouwelijkheid R. Heringa

92

2.4.3 Borneo Tijgertanden voor aristocratische baby’s H.L. Whittier en P.R. Whittier

98

2.4.4 Centraal-Azië De heilzame werking van een wilgenhouten wieg T. Emelijanenko

2.5 Oceanië 2.5.1 Nieuw-Guinea Van baarmoeder tot mannenhuis A.M. Smidt

104

110 110


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 5

2.6 Rond de Poolcirkel

119

2.6.1 Lapland De ideale reiswieg N. Zorgdrager

119

2.6.2 SiberiĂŤ Veilig in een micro-huisje K.J. Solovjeva

126

2.6.3 Groenland Een brede capuchon van zeehondenhuid B. Robbe

132

Deel 3 3.1 Techniek in Nigeria

140

Het weven van lussen- en pluizendoeken M.A. Bolland

3.2 Techniek in Peru

147

Het belang van de draad E. van der Hoeven

3.3 Techniek in Lapland

150

Hout en leer N. Zorgdrager

3.4 Techniek in Nieuw-Guinea

152

Gehalveerde bladeren als instrument D.A.M. Smidt

Deel 4 4.1 Zes manieren om kinderen te dragen

156

D. van Buren en A. Vons

Literatuur

168

Over de auteurs

177


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 6

Hoe kinderen gedragen worden I.C. van Hout

Egyptische klaagvrouwen dragen hun kinderen bij een begrafenis. [Ploss, 1881]

Steeds meer ouders in het westen dragen hun pasgeboren kinderen in een kinderdrager. Ze laten de kinderwagen vaker staan en vervoeren hun kinderen op het lichaam. In tijdschriften verschijnen artikelen waarin op de voordelen van deze vervoerswijze wordt gewezen. Het is een tamelijk nieuw gebruik, dat blijkt onder andere uit het feit dat in het Nederlands nog geen gangbaar woord bestaat voor het voorwerp waarin kinderen worden meegedragen. In dit boek gebruiken we het woord kinderdrager.

In niet-westerse cultuurgebieden is het op allerlei verschillende manieren dragen van kinderen al eeuwenlang gemeengoed. Dat kinderdragers al lang geleden werden gebruikt, zien we op afbeeldingen uit de tijd van de farao’s in Egypte. Uit het begin van de veertiende eeuw dateert het beroemde fresco van Giotto in de Arenakapel te Padua. Hierop is te zien hoe

6

Maria, zittend op een ezel, het kind Jezus in een draagdoek meevoert. Er zijn aanwijzingen dat reeds in de vroegste geschiedenis van de mensheid de kinderdrager werd gebruikt. Misschien was hij wel een van de eerste noodzakelijke hulpmiddelen die de mens heeft vervaardigd. In het westen heeft men pas recent oog gekregen voor de voordelen die deze wijze van vervoeren biedt. Medici wijzen er tegenwoordig op dat baby’s die regelmatig in een kinderdrager worden meegedragen een tevredener indruk maken dan baby’s die in kinderwagens worden getransporteerd. Ze huilen minder, gedijen beter, slapen gemakkelijker en bovendien vergemakkelijkt het de borstvoeding. Het voortdurend in elkaars nabijheid zijn van ouder en kind kan een gunstig effect hebben op de onderlinge relatie. Niet alleen in de mensenwereld worden zuigelingen gedragen. Veel diersoorten dragen hun kroost gedurende kortere of langere tijd met zich mee. Het is een van de meest in het oogspringende verschijnselen van moederlijk gedrag bij een groot aantal soorten zoogdieren. Waarom dragen zij hun pasgeborenen overal met zich mee? Waarschijnlijk heeft dit te maken met de samenstelling van de moedermelk. Uit onderzoek blijkt dat zoogdieren, waarvan de melk een laag proteïne-gehalte heeft, hun zuigelingen met grote regelmaat en korte tussenpozen langdurig voeden. Zoogdieren met een hoog proteïne-gehalte in de moedermelk doen het tegenovergestelde. Konijnen, die melk hebben met een hoog proteïne-gehalte, voeden hun jongen maar één keer per 24 uur gedurende vier tot vijf minuten. De jongen kunnen het langere tijd zonder hun moeder stellen. Primaten, waartoe ook de mens behoort, hebben een laag proteïnegehalte in de moedermelk. Hun jongen moeten om die reden vaak worden gevoed. De voeding duurt tussen de tien en de dertig minuten. Om de jongen regelmatig te kunnen voeden, moeten ze meegenomen worden. Omdat een pasgeboren aap, mensaap of mens niet kan lopen, moet


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 7

hij gedragen worden. Jonge apen grijpen zich vast in de vacht op moeders buik, als vijfde steunpunt gebruiken ze vaak een tepel; jonge mensenkinderen moeten in een kinderdrager. In de biologische evolutie verdwenen de grijphanden en de vacht. De mens moest een hulpmiddel vervaardigen om de kinderen te kunnen dragen. Het kind los in de armen meenemen was niet praktisch omdat de vrouw haar ‘handen vrij’ diende te houden voor het verrichten van de dagelijkse werkzaamheden. Eenvoudige kinderdragers van dierenvel of boombast behoren daarom waarschijnlijk tot de eerste uitingen van materiële cultuur van de mens. Ook sociale aspecten spelen een belangrijke rol bij het dragen van kinderen. De eerste ervaringen met de wereld om hem heen krijgt een kind via de moeder. In haar nabijheid leert het zijn nieuwe omgeving kennen. Na de geboorte blijft het kind het ritme van de beweging van het moederlichaam voelen. Beweging maakt deel luit van de belevingswereld van

De vlucht naar Egypte. Maria draagt jezus in een draagband op haar buik. Fresco van Giotto, circa 1306, te zien in de Arenakapel in Padua, Italië. [Zie ook pag. 58 e.v.]

Inuïtmoeder draagt haar kind in haar amaarngut. Groenland. [Foto Musée de L’Homme, Parijs. Zie ook pag. 132 e.v.]

Hoe kinderen gedragen worden

7


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 8

Vrouw uit Wit-Rusland aan het werk met haar kind in een draagwieg op haar rug.

Javaanse vrouw met kind in slendang. [Ploss, 1881]

[Pokrowski, 1882]

Op zalm vissende vrouw van de Chinook-indianen uit Noord-Amerika met kind in draagwieg. [Catlin, 1984]

het kind. Ook de geur, de stem en de warmte van de moeder werken rustgevend. Het scheiden van moeder en zuigeling is nadelig voor de ontwikkeling van het kind. Dat bleek al in de twaalfde eeuw toen Frederik 11, koning van Duitsland koning van Sicilië en keizer van het Heilige Roomse Rijk (1194-1256), een experiment liet uitvoeren waarvan zijn kroniekschrijver Salimbene als volgt verslag deed: ‘ ... hij wilde te weten komen welke taal en op welke manier kinderen zouden spreken, wanneer zij opgroeiden zonder ooit iemand te hebben horen spreken. Hij gaf daarom een aantal pleegmoeders en minnen de opdracht om de kinderen die zij onder hun hoede hadden, alleen maar te voeden, te baden en te verschonen zonder ooit tegen hen te brabbelen of te praten. Hij wilde op deze manier te weten komen welke taal zij zouden gaan spreken: Hebreeuws, de oudste taal, Grieks, Latijn, Arabisch of wellicht de taal van hun biologische ouders. Hij kwam er nooit achter, want alle kinderen stierven. Zij konden niet in leven blijven zonder liefdevol te worden toegesproken en zonder dat hun pleegmoeders hen knuffelden en toelachten.’ Inmiddels is algemeen bekend dat kleine kinderen die zonder lichamelijk contact en genegenheid opgroeien daar negatieve gevolgen

8

Lieve Lasten

van ondervinden. De Amerikaanse kinderpsychiater René A. Spitz kwam na onderzoek in verschillende kindertehuizen tot de conclusie dat bij kleine kinderen die hun tijd grotendeels alleen doorbrengen en weinig aandacht van de verzorgers krijgen, een grote achterstand in de ontwikkeling ontstaat. Ze vertonen rusteloos, in zichzelf gekeerd gedrag. Ze leren niet zelfstandig eten en worden niet zindelijk. Hoe belangrijk naast aandacht beweging kan zijn, blijkt uit een onderzoek dat is gedaan aan de universiteit van Louisiana (Verenigde Staten). Men liet twee moederloze aapjes opgroeien, één in een hok met een schommelende namaakmoeder en één met een namaakmoeder die niet kon bewegen. Na tien maanden vertoonde het aapje met de beweegbare moeder een normaal gedrag, het andere aapje daarentegen was schuw en angstig. Volgens kinderartsen in Montreal heeft het dragen van het kind op het lichaam een gunstige uitwerking op het huilgedrag van de baby. In hun onderzoek werden twee groepen moeders met kinderen tussen de vier en twaalf weken vergeleken en een paar weken later bleek dat de kinderen die meer gedragen werden minder huilden. Kinderen die veel gedragen worden, zo menen deskundigen, maken over het algemeen een tevreden indruk. Ze


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 9

vertonen een grote alertheid en hebben veel belangstelling voor hun omgeving. Wanneer ze niet slapen nemen ze de omgeving waarin de moeder haar werkzaamheden uitvoert in zich op. Hun zintuigen worden gestimuleerd omdat ze volop de gelegenheid hebben om te kijken, te voelen, te ruiken, te horen en te proeven. Over de gehele aarde, van Groenland tot Vuurland, van Siberië tot Zuidelijk Afrika, van Alaska tot Australië worden zuigelingen en kleine kinderen meegedragen. Overal heeft men een eigen manier van dragen ontwikkeld. Het klimaat en de natuurlijke omgeving bepalen voor een deel de draagwijze. Een Inuïtmoeder legt haar kind niet in een wieg bij 30 graden onder nul, het zou bevriezen. Ze draagt haar kind op de rug bij zich in haar amaarngut gemaakt van zeehondenbont. Haar lichaamswarmte houdt het kind warm. De kinderdragers worden gemaakt van materialen uit de directe omgeving. In Canada en Siberië maakt men een draagwieg van berkenbast met zacht bont erin. Verder naar het zuiden, waar het klimaat milder is, maakt men rieten draagmandjes vaak met een schermpje boven het hoofd tegen de zon. In de tropen draagt de moeder haar kind in een luchtige doek of band. Er bestaat een grote diversiteit aan draagwiegen, draagmanden en draagbanden. In gebieden waar de winter koel of koud is (de extreem koude gebieden uitgezonderd), waar de temperatuur in de koudste maand lager is dan 10 graden Celsius, brengen zuigelingen een groot deel van de dag en meestal de hele nacht door in een draagwieg. In streken waar de winter mild of zacht is worden kinderen een groot deel van de dag in een draagdoek of band gedragen en slapen zij ‘s nachts bij de moeder. (Op deze regel bestaan uitzonderingen.) Kinderen worden op verschillende manieren gedragen. Op de rug, op de buik, op de heup of in de kleding. Wordt het op de rug gedragen, dan kan dat op allerlei manieren:

met behulp van een voorhoofdsband; met een band over één schouder of met twee banden over twee schouders; in een doek die over de schouders aan de voorzijde wordt vastgeknoopt; in een doek die over één schouder en onder één schouder aan de voorzijde wordt vastgeknoopt of in een doek die onder de armen door aan de voorzijde wordt vastgezet. Draagt de moeder het kind op de heup dan wordt meestal gebruik gemaakt van een draagdoek of een draagband. Wordt het kind in de kleding gedragen, dan is het kledingstuk voorzien van een extra wijde rug, capuchon of plooi waarin het kind een plekje vindt. In de meeste culturen waar het meedragen van kinderen een dagelijkse gewoonte is, worden de baby’s vanaf het moment dat de moeder haar werkzaamheden hervat in een draagwieg gelegd of in een doek op het lichaam gebonden. De wiegen worden tijdens de werkzaamheden meestal in een boom gehangen of

Hoe kinderen gedragen worden

9

Anna Rupene en haar dochter Huria uit het Hauraki district, Nieuw Zeeland, door Cottfried Lindauer geschilderd in 1878. [Pitt Rivers Museum, Oxford]


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 10

Tibetaanse vader met dochter op de markt. [Foto Herbert Paulzen]

ergens tegenaan gezet. Kinderen die in doeken gedragen worden blijven tijdens het werk op de rug van de moeder. Zolang de kinderen volstrekt afhankelijk zijn van de moeder blijven ze voortdurend in haar directe nabijheid. De tijd die ze in de wieg of de doek doorbrengen neemt af in de loop van het eerste levensjaar. De Amerikaanse onderzoeker Chisholm constateerde dat bij de Navajo in Noord-Amerika het kind vanaf de geboorte tot circa drie maanden gemiddeld zestien uur per etmaal in de draagwieg doorbracht. Rond de eerste verjaardag was dit nog slechts negen uur. Naarmate de kinderen ouder worden en zij soms plaats moeten maken voor een nieuwe baby, zullen ook anderen, meestal grootmoeders of oudere zusjes de kinderen verzorgen en dragen. Door wie worden de kinderen gedragen? Daarover zijn weinig statistische gegevens bekend. Evenmin over de vraag welke afstanden daarbij worden afgelegd. Een van de weinige onderzoeken op dit gebied is gedaan door Woodrow W. Denham. Hij onderzocht het dragen van kinderen bij de Alyawara, een bevolkingsgroep in Centraal-Australië die voor een deel nog leven als jagers/verzamelaars. Van de 510 gevallen waarin kinderen werden gedragen, werd dit in 507 gevallen door vrouwen of meisjes gedaan. Meisjes beginnen vanaf hun vijfde jaar kleinere kinderen te dragen. Opvallend is dat alleen de allerkleinsten door de

10

Lieve Lasten

moeder worden vervoerd - in een houten bak op de heup. De wat oudere peuters worden gedragen op de heup, op de schouders of op de rug. Het dragen gebeurt voornamelijk tijdens de vaak langdurige zoektochten naar voedsel. In de meeste culturen neemt de moeder haar kind mee bij het uitvoeren van haar werkzaamheden. Tijdens rustpauzes neemt ze het kind op schoot of zet het bij zich op de grond. In het westers cultuurgebied wordt het kind daarentegen meestal in de vrije tijd gedragen, op weg naar de crèche of bij het doen van de boodschappen. Het kind wordt zelden gedragen tijdens huishoudelijke werkzaamheden en vrouwen met hun kind in een doek voor de klas of achter de computer is helemaal een onbekend verschijnsel. Deze verschillen in draagwijze zien we ook terug in de verzorging. In culturen waar kinderen de eerste levensmaanden in een draagwieg doorbrengen, komt vaak de gewoonte van het bakeren voor. Maar niet alleen daar. Ook in het westen werden vroeger pasgeborenen stevig ingepakt. Bakeren is een eeuwenoud gebruik. De baby’s worden meer of minder stevig omwikkeld met doeken, dekens of banden. Afbeeldingen van gebakerde baby’s zijn onder andere te vinden op Byzantijnse mozaïeken uit 1100 n.Chr., op schilderingen in Pompeii en op fresco’s van Giotto uit de Middeleeuwen. Bakeren komt veel voor in gebieden waar het klimaat gematigd en de vochtigheidsgraad laag is. De redenen om te bakeren verschillen per cultuur: het kind zou zo ‘recht van lijf en leden’ worden, het blijft rustiger door het bakeren, het is makkelijker te vervoeren. In draagwieg-culturen en in enkele draagdoek-culturen brengen pasgeborenen een groot deel van hun tijd gebakerd door. Naarmate ze ouder worden, wordt de tijd dat ze gebakerd zijn korter en krijgen ze regelmatig de kans zich vrij te bewegen. Onderzoek toont aan dat mits de tijdsduur beperkt blijft, het bakeren geen negatieve gevolgen hoeft te hebben voor de ontwikkeling van het kind.


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 11

Een tweede aspect van de kinderzorg dat direct te maken heeft met het dragen van kinderen is de zindelijkheidstraining. Ook hier is het klimaat van invloed. In streken met een warm klimaat waar het kind zonder luier op het lichaam van de moeder ligt, voelt de moeder aan kleine onrustige bewegingen van het kind dat het zijn ontlasting kwijt moet. In gebieden met lage temperaturen legt men in de draagwieg soms een laagje gedroogd mos of verpulverde cederbast. Deze laagjes worden regelmatig vervangen, zodat het kind min of meer droog zit. In wiegen uit Afghanistan zijn het matrasje en de onderkant van de wieg voorzien van een gat. Een voorwerp in de vorm van een pijpje wordt tijdens het bakeren tegen het lichaam van het kind gebonden en leidt de ontlasting door het gat onderin de wieg. De jongens hebben een pijpje met een ronde kop, de meisjes een pijpje met een ovale kop.

komen en gezondheid, geluk en groei te bevorderen. De toegenomen populariteit van de kinderdragers in het westerse cultuurgebied is opvallend. Kennelijk voldoet de kinderdrager aan een duidelijke behoefte. Steeds meer mensen raken overtuigd van de voordelen ervan. Het is praktisch in gebruik, en kleine kinderen gedijen er goed bij. En zo neemt het westen geleidelijk aan een belangrijk element uit nietwesterse culturen over, de kinderdrager.

Een traditioneel geklede japanse vrouw draagt haar kind in een ruime plooi in de kimono.

Vrouwen op weg naar de markt van Banfora, Burkina Faso.

[Foto Museum voor Volkenkunde, Rotterdam]

Aanleiding voor deze publicatie was de tentoonstelling Lieve Lasten in het Tropenmuseum. Tijdens het samenstellen daarvan bleek de kinderdrager een facetrijk aanknopingspunt dat een goed inzicht mogelijk maakt in de verschillende manieren waarop in uiteenlopende culturen, kinderen worden verzorgd. Hierbij komen tal van religieuze, sociale, economische en opvoedkundige aspecten aan de orde. In de diverse hoofdstukken van dit boek wordt hier nader op ingegaan. Naast de vele verschillen vertonen kinderdragers ĂŠĂŠn opvallende overeenkomst. Het overgrote deel is - meer of minder uitbundig versierd. Ze zijn voorzien van rijk borduurwerk, appliques of kralenwerk in speciale betekenisvolle motieven. Allerlei amuletten en attributen worden aan de kinderdrager gehangen die tijdens het lopen een rammelend geluid maken. Dit kunnen tanden, munten of kralen zijn. De versierde kinderdrager moet het kind beschermen, ook tegen bovennatuurlijk kwaad. Amuletten, motieven en kleuren worden gebruikt om ziekte te voor-

Hoe kinderen gedragen worden

11


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 12

Deel 1

Een kinderdrager in de vorm van een granaatappel, Zuid-China. De granaatappel met ontelbare zaadjes symboliseert rijkdom zowel in kindertal als in materiĂŤle zaken. [Eigendom van Eric Boudot, Hong Kong]


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 13

De cijfers in de kaart hebben betrekking op de volgende gebieden waarover in deel II en III wordt geschreven: 1 2

Groenland

Congo, Soedan, Kameroen, Gabon)

Siberië (mondingsgebied van de Ob)

[pagina 42]

Lapland (Noord-Scandinavië) [pagina 119]

4

Europa (Nederland) [pagina 58]

5

Centraal-Azië (Tadzjikistan, Oezbekistan, Turkmenistan, Kirgizistan, Kazachstan) [pagina 104]

6

China (Xinjiang, Yunnan) [pagina 88]

7 8

Equatoriaal Afrika (Mali, Burkina Faso,

[pagina 132] [pagina 128]

3

9

10 Ghana en Nigeria [pagina 46]

11 Zuidelijk Afrika [pagina 54]

12 Maleisië, Indonesië (Centraal Borneo: Sarawak, Kalimantan) [pagina 98]

13 Indonesië (Java) [pagina 92]

14 Nieuw-Guinea (Papoea Nieuw-Guinea,

Noord-Amerika

Irian Jaya)

[pagina 69]

[pagina 110]

Zuid-Amerika (Peru) [pagina 83]


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 14

Rammelende tanden houden boze geesten op afstand Hoofdstuk 1.1

De betekenis van versieringen en attributen I.C. van Hout

In westerse culturen brengen kinderen een belangrijk deel van hun eerste levensfase door in de wieg. In niet-westerse culturen is de wieg nauwelijks bekend; een kind brengt er de eerste tijd van zijn leven constant in de directe, fysieke nabijheid van de moeder door. In die periode draagt de moeder het kind overal met zich mee: op haar rug in een doek of een mand, op haar heup in een doek, in een draagwieg aan de schouder, of in een draagnet dat met een voorhoofdsband op de rug gedragen wordt. Op deze wijze wordt de zorg voor het kind op een veilige en praktische manier gecombineerd met het uitvoeren van allerlei andere taken zoals het bewerken van het land of het bereiden van voedsel. Soms wordt de kinderdrager met de pasgeborene tijdens het werk aan een tak van een boom gehangen of tegen de boom gezet: het kind blijft zo in de directe nabijheid van de moeder en kan meteen verzorgd worden als dit nodig is.

14

De voorwerpen waarin kinderen worden vervoerd variĂŤren van eenvoudige draagbanden tot draagmanden die vaak op kunstzinnige wijze zijn versierd en voorzien van allerlei attributen. Er bestaan over de hele wereld vele verschillen in de verzorging en opvoeding van kinderen. Maar kijken we naar de betekenis van de voorwerpen die speciaal voor de kinderverzorging en -bescherming zijn gemaakt, dan blijkt een opvallende overeenkomst. Bijna ieder voorwerp draagt een boodschap in zich die te maken heeft met de gezondheid en het welzijn van het kind. Draagmanden en wiegen worden gewoonlijk vervaardigd om het pasgeboren leven te beschermen tegen fysiek of bovennatuurlijk kwaad, om ziekte af te wenden en gezondheid, geluk en groei te bevorderen. De Kenyah op Borneo vervaardigen draagmanden die opvallen door de fraaie versieringen in de vorm van ingenieus kralenwerk. Aan deze manden worden tevens betekenisvolle voorwerpen gehangen zoals bijzondere munten, tanden van bepaalde dieren of een slakkenhuis met daarin de gedroogde navelstreng. De Arapaho in Noord-Amerika hebben de gewoonte de navelstreng van de pasgeborene te drogen en te bewaren in een klein, speciaal voor dit doel gemaakt zakje. Dit zakje heeft de vorm van een ruit en is aan twee kanten versierd met kralenwerk. Het kind draagt dit attribuut in de eerste levensjaren bij zich, vastgemaakt aan de draagwieg. Op de wiegen zelf zijn eveneens figuren, motieven en kleuren aangebracht die een bepaalde betekenis hebben. De motieven op de draagwiegen komen overeen met de motieven op de tenten van de Arapaho. In Zuid-China worden bij speciale gelegenheden draagdoeken gebruikt die de vorm hebben van een granaatappel. Deze rode draagdoeken zijn versierd met geborduurde motieven, koperen lovertjes en glaskralen. In het midden van de doek zit een ronde spiegel. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van draagmanden, -wiegen of -doeken uit ver-


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 15

schillende delen van de wereld die opvallen door de mooie versieringen en door de aanwezigheid van intrigerende attributen. De zorg waarmee deze voorwerpen zijn vervaardigd, de decoraties die van grote creativiteit getuigen en de aard van de attributen duiden op de eerdergenoemde overeenkomst. Deze voorwerpen hebben een bijzondere betekenis voor de gebruikers. Waarom wordt in veel culturen zoveel aandacht besteed aan de symbolische uitrusting van voorwerpen die een rol spelen bij de kinderverzorging? Waarom worden deze voorwerpen kunstzinnig versierd met vaak ingewikkelde motieven en behangen met kostbare amuletten? De vraag kan ook als volgt gesteld worden: waarom worden pasgeboren kinderen omringd met materialen, amuletten, motieven en symbolen die hun welzijn moeten bevorderen? Het krijgen van kinderen is voor het voortbestaan van de menselijke soort van elementair belang. Kinderen garanderen het voortbestaan van een gemeenschap. Gemeenschappen zijn op verschillende manieren georganiseerd: men woont met een grote, uitgebreide familie bijeen of men vormt met slechts vader, moeder en kinderen een huishouden. Maar in elk type organisatie zijn kinderen de schakels in een levensketen. Het hebben van kinderen heeft om deze reden in veel samenlevingen een godsdienstige betekenis. Kinderen bevestigen de band met het verleden, met de voorouders en met de toekomst, met de komende generaties die de gemeenschap zullen voortzetten en vormgeven. Dergelijke aspecten vormen in veel samenlevingen een essentieel onderdeel van de cultuur. Het krijgen van kinderen is een manifestatie van de vruchtbaarheid. We zien dan ook dat vruchtbaarheid, en het daarmee samenhangende ritueel, in de meest uiteenlopende culturen een uitermate belangrijke rol speelt. Religieuze ideeĂŤn met betrekking tot vruchtbaarheid en kinderen - als tastbaar gevolg van

Een navelstrengamulet uit Noord-Amerika. Dit soort amuletten heeft vaak de vorm van een ruit of een schildpad, symbool van een lang leven. [Museum voor Volkenkunde, Rotterdam]

die vruchtbaarheid - worden onder andere zichtbaar in de manier waarop kinderdragers vorm hebben gekregen. In sommige streken heeft het materiaal waarvan ze zijn gemaakt een bepaalde betekenis, in andere gebieden hebben de decoraties en amuletten een symboolwaarde. Dat kinderen schakels zijn in een levensketen zien we heel duidelijk bij de Pueblos in het zuidwesten van de Verenigde Staten. De draagwieg is daar een heilig voorwerp. De wieg wordt zorgvuldig bewaard en moet altijd in het bezit van de familie blijven. Het aantal kinderen dat in de loop van de tijd in de wieg is

De betekenis van versieringen en attributen

15

Hoofdstuk 1.1


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 16

Fali-vrouw uit Kameroen. Dit draagvel is versierd met gierstgras en kaurischelpen. [Foto Angela Fisher, 1985]

Deel 1

gedragen wordt door middel van inkervingen in het houten frame van de wieg aangegeven. De draagwieg weg doen zou de dood van een kind teweeg kunnen brengen, zo menen de Pueblos. Wanneer een kind overlijdt in de tijd dat het nog wordt meegedragen, wordt de wieg verbrand of op het graf geplaatst. Andere groeperingen begraven het kind met wieg en al of ze leggen de wieg met het overleden kind in een rivier opdat het met de stroom kan wegdrijven. Zo drijft het kind naar het land van de voorouders. Ook de aboriginals in Noord-Australië kennen plechtigheden waarbij leden van de groep verbonden worden met de voorouders uit de Tijd van de Schepping. Een van de eerste ceremonies die ze ondergaan is de ‘rookceremonie’.

16

Lieve Lasten

Moeder en grootmoeder voeren dit ritueel uit ter bescherming van de gezondheid van het pasgeboren kind. In een ondiepe vuurkuil worden takken van de konkerberrystruik samen met vochtig gemaakte boomschors en groene bladeren aangestoken. Er stijgt dikke rook op. De moeder geeft het kind, dat in de pitchi, de draagwieg, ligt, aan de grootmoeder. De moeder sprenkelt wat melk uit haar borsten op het vuur en vervolgens wiegt de grootmoeder de baby in de zuiverende rook. Zo treedt het kind het leven binnen met de drievoudige zegen van de aardmoeder en de moeders van de stam: vuur en rook van de konkerberry, moedermelk en grootmoeders vaste hand. Bij de Hmong in Noord-Thailand bestaat het gebruik dat de moeder na de geboorte van een dochter direct begint met de vervaardiging van een draagdoek. Het is niet de bedoeling dat de pasgeboren baby in deze draagdoek wordt gedragen, maar dat het kind later als zij volwassen is de draagdoek krijgt zodat zij háár kinderen erin kan meedragen. Zijzelf wordt dus in haar jeugd meegedragen in een draagdoek die door haar grootmoeder is vervaardigd. Op deze manier is de draagdoek een symbolische uitdrukking van de opeenvolging van de generaties. In sommige culturen hebben de materialen waarvan de kinderdragers zijn vervaardigd een symbolische betekenis. Voorbeelden daarvan vinden we onder andere in Afrika. In Kameroen en ook in Senegal dragen moeders hun kinderen in draagzakken die gemaakt zijn van dierenhuiden. Aan deze draagzakken zijn ornamenten van kralen en kaurischelpen bevestigd. Het is geen toeval dat juist draagzakken versierd zijn met kaurischelpen. Kaurischelpen lijken sterk op het uitwendige vrouwelijke geslachtsorgaan. Bij verschillende volkeren zijn ze het symbool van vruchtbaarheid. De schelpen beschermen vrouwen tegen steriliteit en kleine kinderen tegen ziekte. Ze bieden tevens bescherming tegen tovenarij en boze geesten.


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 17

De eerdergenoemde draagdoeken in ZuidChina, die de vorm hebben van een granaatappel, blijken symbolen te zijn voor overvloed. De granaatappel symboliseert, vanwege de ontelbare zaadjes, rijkdom zowel in kindertal als in bezittingen. Het borduurwerk op de draagdoeken toont dieren, bloemen, insekten en mythische dieren als de feniks en de draak. Een vogel is voorzien van het Chinese teken dat ‘een lang leven’ betekent. Belletjes moeten demonen op afstand houden. Mocht een kwade geest toch in de buurt komen dan zal hij schrikken van zijn spiegelbeeld dat gereflecteerd wordt in het ronde spiegeltje in het midden van de draagdoek. Hij zal op de vlucht slaan en de ziel van het kind met rust laten. Voor de Arapaho in Noord-Amerika heeft de ruitvorm een speciale betekenis. Hij is het symbool voor de navel, voor de mens en voor een overvloedig leven. De navelstreng van een pasgeborene wordt in een ruitvormig zakje gedaan en vastgemaakt aan de draagwieg. Zo wordt tot uitdrukking gebracht waar het jonge leven vandaan komt, tot wat het zich zal ontwikkelen en wat men voor de pasgeborene wenst. Met het aanbrengen van gelijke motieven op tent en wieg drukt men de wens uit dat de baby voorspoedig zal opgroeien en de leeftijd zal bereiken waarop het als volwassene zelfstandig in een eigen tent kan wonen. Ook

de kleuren in de decoraties op draagwiegen en tenten - rood, zwart en wit - hebben een bepaalde betekenis. Rood staat voor bloed en leven, zwart voor de haarkleur van de jeugd en wit voor het haar van de ouderen. Het amulet, de symbolen en de kleuren op de draagwieg moeten het jonge leven beschermen tegen allerlei onbekende gevaren. Het gaat niet altijd om de motieven of het materiaal. De Ika in Colombia bijvoorbeeld leggen het verband van de draagdoek met vruchtbaarheid weer anders. Bij hen worden alle weefsels, dus ook de draagdoeken, vervaardigd door mannen. In het weefproces ziet men een symbolische vervaardiging van de placenta. Op deze manier bevordert het weven de vruchtbaarheid. De versieringen op de kinderdragers zijn veelal een uiting van de manier waarop mensen de hen omringende werkelijkheid beschouwen. Aan deze versieringen, aan bepaalde voorwerpen, motieven en ook materialen worden krachten toegeschreven die de gebruikers moeten beschermen tegen ongewenste invloeden van buitenaf. Wanneer een kind wordt geboren hopen de ouders, de familie of de gemeenschap dat het voorspoedig en gezond zal opgroeien. De levenskansen van kinderen hangen echter voor een groot deel af van de plaats op aarde en de cultuur waarbinnen ze geboren worden. Na de geboorte breekt doorgaans een spannende tijd aan, zowel voor het kind als voor zijn ouders. In biologisch opzicht omdat het pasgeboren leven nog zo zwak is en in cultureel opzicht omdat de gemeenschap het kind nog moet accepteren. Vaak sterven kinderen aan ziekten en verschijnselen die binnen de betreffende cultuur worden toegeschreven aan de werking van bovennatuurlijke krachten en wezens als goden, demonen en vooroudergeesten. Daar naast wordt de natuur, de belangrijkste voedselbron, dikwijls beschouwd als gevaarlijk.

De Arapaho-indianen (Noord-Amerika) versieren hun draagwiegen aan de bovenkant met dit soort motieven. [Kroeber,1979]

De betekenis van versieringen en attributen

17

Hoofdstuk 1.1


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 18

Draagwiegen van de Arapaho. Op de draagwiegen zijn symbolen te zien die ook op tenten worden aangebracht. Deze symbolen brengen de wens tot uitdrukking dat het kind in de wieg voorspoedig op zal groeien. [Kroeber, 1979]

Men mijdt zoveel mogelijk gevaarlijke plaatsen in gebergten en kloven, alsmede bepaalde kruisingen van beekjes en weggetjes. Ook in andere typen samenlevingen, zoals de agrarische, wordt de natuur gezien als een onbeheersbaar fenomeen. Ze voorziet de mensen weliswaar van de elementaire bestaansmiddelen, maar ze kan ook rampen teweeg brengen, zoals mislukte oogsten of ziekten bij het vee. Dat brengt grote onzekerheid met zich mee. Een derde bron van gevaar ligt in de persoonlijke sfeer. Mensen en andere wezens kunnen de oorzaak zijn van ziekte en ongeluk. Men tracht dreigend onheil af te wenden door deze wezens, krachten en geesten gunstig te stemmen, bijvoorbeeld door ze een offer of een geschenk aan te bieden. Men kan ook z’n toe-

Deel 1

18

Lieve Lasten

vlucht nemen tot bezweringen of dreigen met geweld. Jonge kinderen zijn kwetsbaar. Veel volken hebben daarvoor een eigen verklaring gevonden. Zo menen bijvoorbeeld de Kenyah op Borneo dat de ziel van een pasgeboren kind nog niet stevig verbonden is met het stoffelijk omhulsel. Als de ziel zich verwijdert kunnen de gevolgen fataal zijn voor het kind. De baby wordt ziek of gaat dood. Om dit te voorkomen hebben de Kenyah amuletten op de draagmanden bevestigd die bescherming moeten bieden tegen deze bedreigingen. Veel aandacht besteden ze ook aan de versiering van de mand. Want, hoe aantrekkelijker de draagmand, hoe dichter de ziel bij de mand wil blijven. Ter afwering van allerlei gevaren hangen aan de mand onder andere het reeds eerder


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 19

genoemde slakkenhuis met de gedroogde navelstreng van de boreling, bijzondere munten en tanden van bepaalde dieren. De tanden maken tijdens het lopen een rammelend geluid en aldus houden ze de boze geesten, die de ziel van het kind zouden willen meelokken, op afstand. Ook bij de Maya uit Sacatepequez, een stadje in Guatemala, en bij andere volken in Midden- en Zuid-Amerika, wikkelt en draagt men een pasgeboren kind niet alleen in een draagdoek om het te vervoeren en te beschermen tegen de zon, de avondkou en de regen, maar ook om het verlies van de ziel van de baby te voorkomen. Zodra namelijk de ziel het lichaam verlaat is de weg vrij voor heksen of boze geesten die de betreffende persoon ziek of zelfs dood kunnen maken. Vooral de ziel van een pasgeboren baby is erg zwak en deze kan bij hevige schrik het lichaam willen verlaten. De draagdoek waarin de zuigeling zo goed als onzichtbaar is voorkomt dat het kind schrikt en verbergt het voor de aanblik van demonen.

boze geesten af te schrikken. Vervolgens leest hij het verleden en de toekomst in de cocablaadjes die op de draagdoek zijn neergelegd. De genezer controleert het offer dat aan Moeder Aarde zal worden gebracht en wikkelt het in de draagdoek. Hij onderzoekt het zieke meisje door met een veelkleurig steentje over haar lichaam te gaan. Hiermee neemt de genezer de ziekte weg. Vervolgens wordt het kind in de draagdoek gewikkeld. Nadat de juiste plaats is vastgesteld, wordt het offer aan Moeder Aarde gebracht.

Tentversiering van de Arapaho, Noord-Amerika. De donkere driehoeken zijn rood. Ze symboliseren tenten met de bewoners erin. Rood is de kleur van het leven. [Kroeber, 1979]

Om deze onzekerheden en angsten het hoofd te kunnen bieden zijn bij veel volken religieuze voorstellingen ontstaan. De voorstellingen bieden de mensen een mogelijkheid tot oriĂŤntatie op het leven en de wereld om hen heen. Gebeurtenissen als ziekte en dood roepen immers veel vragen op; men wordt geconfronteerd met de eindigheid van het bestaan in een wereld die grotendeels onkenbaar en onbeheersbaar is. In dergelijke situaties zoeken mensen naar middelen en handelingen die het gevoel van onzekerheid doen afnemen. Ze zoeken steun in bepaalde vormen van religieus handelen en magische praktijken. De antropoloog Spier beschreef de handelingen die een lokale genezer in het Peruaans gedeelte van het Andes-gebergte verricht om een ziek meisje te genezen. De genezer gaat bij het zieke kind aan een tafel zitten die bedekt is met een veelkleurige kinderdraagdoek. Hij omwikkelt zijn wijsvinger met rode wol om zo

De betekenis van versieringen en attributen

19

Hoofdstuk 1.1


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 20

Twee draagwiegen. In de rechter draagwieg, afkomstig van de Sioux uit Noord-Amerika, zijn pennen van stekelvarkens gelegd; het kind is overleden. [Catlin, 1984]

Deel 1

20

Lieve Lasten


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 21

In dit soort samenlevingen wordt de ziekte gezien als een verstoring van de relatie die het kind (de mens) heeft met zijn omgeving. Teneinde die relatie te herstellen wordt een offer gebracht aan Moeder Aarde. Opvallend aan dit genezingsritueel is de speciale functie van de kinderdraagdoek. Door het offer enige tijd op de doek te bewaren en het kind er vervolgens in te wikkelen fungeert de draagdoek mogelijk als een soort intermediair tussen het zieke meisje en haar omgeving. Ook op andere momenten in het leven spelen religieuze voorstellingen een belangrijke rol. Dat zijn bepaalde breekpunten in het leven van individuele mensen, bijvoorbeeld de overgang naar volwassenheid, het voltrekken van een huwelijk, de geboorte van een kind of het overlijden van een lid van de groep. Zowel voor het individu als voor de gemeenschap brengen deze gebeurtenissen vaak onzekerheid en onrust met zich mee. Ze hebben een betekenis die boven het individuele uitstijgt. Het min of meer stabiele voortbestaan van de gemeenschap kan bedreigd worden. Daarom worden religieuze voorstellingen omgezet in concrete handelingen die sociale gevolgen hebben. We noemen dat overgangsrituelen. Tot de overgangsriten behoren ook zwangerschapsceremonies en geboortefestiviteiten. Rituelen rond de pas bevallen moeder en het pasgeboren kind omvatten een groot aantal handelingen die tot doel hebben de geboorte te ‘verzachten’ en moeder en kind (en soms ook de vader en de rest van de familie) te beschermen tegen onbekende gevaren en kwade invloeden. Bepaalde ceremonies worden gehouden bij het eerste rituele bad van moeder en kind, bij het afvallen van het navelstompje (dat dan vaak in een lapje wordt gebonden of in een slakkenhuis aan de mand of wieg wordt bevestigd) of bij de eerste keer dat het haar van de baby wordt geknipt. De verschillende rituelen hebben veelal tot doel de soms abrupte overgangen van de ene levensfase naar een volgende fase te verzach-

ten. Men krijgt zo als het ware de tijd om aan een nieuwe situatie te wennen. De Kayapo-indianen in het Braziliaanse Amazonegebied beschouwen bijvoorbeeld de verzorging van het pasgeboren kind nog als een externe fase van de zwangerschap. Na de geboorte draagt de moeder de baby voortdurend bij zich in een draagband. Als aan de borstvoeding een einde is gekomen beschouwt men het kind als een zelfstandig wezen dat in de gemeenschap kan worden opgenomen. Dan wordt voor de eerste maal het haar van het kind geknipt - symbool voor de breuk met de moeder. Hierna wordt het kind niet langer in een draagband gedragen. Ook in Rwanda in Afrika beschouwt men de periode waarin de baby nog met de moeder wordt meegedragen als een voortzetting van de moeder-kind eenheid. Bij enkele volken daar dragen de vrouwen hun baby’s met zich mee op de rug in een speciaal voor dat doel geschikt gemaakte schapenvacht. Het woord voor de schapenvacht is hetzelfde woord dat gebruikt wordt voor placenta. Op deze manier geeft men uiting aan de gedachte dat er een zekere overeenkomst bestaat tussen de placenta en de draagzak. De placenta wordt gezien als een opening naar, maar tegelijkertijd ook als een afsluiting tegen de gewelddadige buitenwereld. De draagzak beschermt het kind tegen de buitenwereld. Zo wordt de abrupte overgang naar het leven als het ware verzacht. Ook het overlijden van een kind is een plotselinge overgang. En ook hierbij horen ‘verzachtende’ rituelen. Zo draagt een Sioux-moeder in Noord-Amerika na het overlijden van haar kind de draagmand nog op haar rug mee. Zij draagt de wieg net zo lang als zij ook haar kind gedragen zou hebben. Op de plaats waar vroeger het kind lag heeft zij nu pennen van stekelvarkens en veren gelegd. Op deze manier verzacht zij als het ware de plotselinge scheiding van haar kind.

De betekenis van versieringen en attributen

21

Hoofdstuk 1.1


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 22

De aap als moederskind Hoofdstuk 1.2

Dierendragers D.A.P. van Duuren

Niet elk dier verzorgt haar nakomelingen na de geboorte. De zeeschildpad bijvoorbeeld laat het wat moederlijke zorg betreft geheel afweten. Ze verlaat moeizaam het water, deponeert haar eieren in een afgedekte kuil in het zand, en vertrekt weer naar zee. Als de eieren zijn uitgekomen beginnen de jonge schildpadden een ware stormloop op de branding. Maar zonder de beschermende aanwezigheid van oudere soortgenoten vallen vele ten prooi aan gulzige rovers. Daarom bereiken weinig schildpadjes de volwassen leeftijd.

Veel andere dieren echter verzorgen en beschermen hun jongen. Sommige soorten zijn zelfs uitermate actief. Gedurende een aanzienlijke periode zijn ze voortdurend in de weer met het voederen, schoonhouden, verwarmen en trainen van hun kroost. Tot het beschermende gedrag behoort het dragen en verplaatsen van de jongen.

22

Dit gedrag beperkt zich niet tot de zoogdieren, het komt ook veelvuldig voor in de lagere orden van het dierenrijk. Zo lopen wolfsspinnen rond met een grote kluwen kleintjes op hun rug. Ook bij schorpioenen treffen we dit aan. Als de jongen worden geboren, klimmen ze via de uitgestoken kaken van de moeder op haar rug en bijten zich zo goed en kwaad als het gaat vast. Krokodillenmoeders vervoeren hun jongen soms in de ruimte van hun onderkaak en bepaalde vissen sperren bij naderend gevaar hun bek als een tunnel open zodat de jongen naar binnen kunnen vluchten. Sommige watervogels dragen hun jonge kuikens tussen de opgevouwen vleugels op hun rug om sneller te kunnen zwemmen en, misschien, hen te beschermen tegen waterratten. Hoe hoger de diersoort des te hechter en langduriger is de band tussen moeder en kinderen. Bij zoogdieren is deze band zelfs een constante factor. De voeding die het moederdier in haar eigen lichaam aanmaakt, de melk, is een evolutionaire vernieuwing van de eerste orde die oudere en jongere generaties noodzakelijkerwijze sterker met elkaar verbindt. HĂłe sterk en op welke wijze het jong in de eerste fase van zijn leven aan de moeder gebonden blijft, hangt ten nauwste samen met de habitus van de diersoort. De zoogdieren kennen, evenals de vogels, zogenaamde nestvlieders en nestblijvers. Nestvlieders, het woord zegt het al, verlaten na de geboorte het 1 nest’ - als daar sprake van is. Kuddedieren zoals buffels, paarden en herten worden als het ware kant-en-klaar geboren. Veulens en kalveren lopen met wankele passen naast hun moeders met de groep mee. Ook jonge hazen moeten meteen na moeders worp kunnen vluchten uit hun open leger. Nestblijvers daarentegen zijn bij de geboorte onaf. Hun zintuigen werken niet of nauwelijks. Blind, doof, kaal, maar vooral hulpeloos liggen ze in het nest of hol. Ze moeten door hun moeders geholpen worden. Daarom worden de nestblijvers wèl, en de jonge vlieders


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 23

niet, door de moeder gedragen. Zoogdieren dragen hun jongen op verschillende wijzen: met het nekvel tussen de kaken, zoals de katachtigen en sommige soorten knaagdieren, met de gehele kop in de bek, zoals de berin dat met haar jong doet, op of onder het lichaam zoals zeeotters, luiaards en bepaalde miereneters. De bekendste dragers zijn de Australische buideldieren. De minuscule, kale kangoeroe kruipt na de geboorte naar de tepels van zijn moeder in de buidel, waar hij verder groeit en een tijdje comfortabel woont. De kleine koalabeer klimt zelfs na het verlaten van de buidel op de rug van zijn moeder waar hij zich nog maandenlang aan haar vastklemt. Jongen die voortdurend door hun moeder op (of aan) het lichaam worden meegedragen zijn ook we eens ‘moederblijvers’ genoemd. Apen, hoog ontwikkelde en intelligente zoogdieren, zijn zulke moederblijvers. Voor de pasgeboren dieren vormt het warme, behaarde moederlichaam een nest. Bovendien is het een wandelende voedselcontainer. Tijdelijke scheidingen tussen de ouder en het jong, zoals bij nestblijvers, zijn daarom niet nodig. In de eerste periode van zijn bestaan vormt de kleine aap met zijn moeder bijna één organisme, een onafscheidelijke twee-eenheid. De kleine hangt - buik tegen buik - onder zijn moeder. Met handen en voeten klemt hij zich vast in haar vacht. Zonder voortdurend te drinken houdt hij als vijfde steunpunt de tepel van zijn moeder tussen de lippen. Dat is nodig want de moeder ondersteunt het kind meestal niet. Ook slapend reageert hij met snelle grijp- en klemreflexen op de veranderende bewegingen van de moeder. Het kind is zelfs in staat over de buik van zijn moeder naar een van de tepels te klauteren. Als hij wat ouder is taxiet hij zittend of liggend mee op haar sterke rug, een bekend verschijnsel bij bavianen en makaken. Ook jonge mensapen hebben gedurende de eerste periode van hun leven voortdurend lichaamscontact met de moeder. Chimpansees en gorilla’s zijn vrij snel na de geboorte in staat

zich in de vacht van hun moeder vast te grijpen. De gorillababy maakt een paar moeilijke eerste dagen door, maar daarna lukt het hem om vrijwel geheel op eigen kracht aan zijn moeder te blijven vastzitten. Toch biedt zij vooral in het begin vaak een helpende hand. Ze verplaatst haar kind zelf of ondersteunt het met een arm of bovenbeen als ze voelt dat de greep verslapt of wanneer ze zichzelf snel moet verplaatsen. Later zal ook de mensaap haar kind, dat zwaarder en beweeglijker wordt, met zich meevoeren op de rug. Bij de

Dierendragers

23

[Foto Artis, Amsterdam]

Hoofdstuk 1.2


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 24

Makaak met jong. [Foto Artis, Amsterdam]

Deel 1

moederblijvers gaat het om oervertrouwen en de primaire behoefte aan veiligheid, warmte en bescherming. Daarom is er een permanent fysiek contact tussen de moeders en kinderen. Scheiding van het moederlichaam brengt bij het jong een verschrikkelijke angst teweeg die, zo bleek uit experimenten met surrogaatmoeders, zelfs blijvende psychische deformaties tot gevolg kunnen hebben. Met de aap en de mensaap behoort de mens tot de orde der primaten. We moeten er daarom van uitgaan dat de binding tussen moeder en kind in essentie van dezelfde aard is. Met andere woorden: mensenkinderen zijn moederblijvers! Toch is er met de mens, vergeleken met

24

Lieve Lasten

zijn verwanten uit de apenwereld, iets merkwaardigs aan de hand. Primaten gelden als de meest ontwikkelde zoogdieren, ze hebben grote hersenen en een hoge levensverwachting. Ze zogen lang en krijgen weinig kinderen per keer, doorgaans één, die alle aandacht krijgt. Primatenbaby’s zijn dan ook goed ontwikkelde, handige schepsels. Op één opmerkelijke uitzondering na: het mensenkind. Kort na de eeuwwisseling, toen de vergelijkende studie van de anatomie en fysiologie der primaten nog de harde bewijzen moest aandragen voor het bestaan van de biologische evolutie, kwam de Amsterdamse anatoom L. Bolk met een enigszins schokkende uitspraak.


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 25

Hij noemde de mens ‘een vertraagde aap’. Tot die constatering was hij gekomen nadat hij de mensenfoetus met die van een chimpansee had vergeleken. Wat bleek? Veel lichamelijke kenmerken van het ongeboren aapje veranderen tijdens de groei. Het hoofdhaar van de verder kale foetus zal zich later uitbreiden tot een lichaamsvacht; de aanvankelijk prominent aanwezige uitwendige geslachtsorganen zijn bij volwassen exemplaren vrijwel verdwenen. En zo was er meer. Het mensenkind daarentegen behoudt zijn foetale kenmerken. Het hoofdhaar wordt geen vacht, de stijve voeten worden geen lenige grijphanden, de platte nagels geen klauwen en de laatste wervel geen staartje. Het pasgeboren mensenkind is, aldus Bolk, niets meer dan een volgroeide foetus. Het kan niets. Het is bijna even hulpeloos als het naakte, roze muizenjong dat door zijn moeder bij zijn nekvel moet worden opgetild. Maar waarom? Waarom produceert de meest voorlijke primatensoort, de mens, een baby die in ontwikkeling sterk achterblijft bij die van de apen? Waarom produceert deze moederblijver een neonatus die het vermogen mist zich aan zijn eigen moeder vast te klemmen? Het antwoord moet worden gezocht in de evolutionaire specialiteit van de mens: zijn hersenen en zijn cultuur. Ook na de geboorte ontwikkelt de mens zich niet snel. Zijn prenatale vertraging krijgt een postnataal vervolg. Ten opzichte van de dieren lijken de motorische ontwikkeling en lichamelijke rijping van de mens op een langzaam afgedraaide film. Alles duurt bij het jonge mensenkind langer. Om die reden vindt ook het losmakingsproces tussen moeder en kind op een later tijdstip plaats. In dit proces speelt de eigenaardige groeicurve van de menselijke hersenen een cruciale rol. Bij de meeste dieren is de groei van de hersenen geheel of vrijwel geheel voltooid als het jong ter wereld komt. Zo niet bij de mens: bij hem moet driekwart van zijn hersenvolume nog komen. De reden is, aldus de Ameri-

kaanse bioloog S.J. Gould, dat de geboorte, in lichamelijk opzicht bij de mens toch al een zware klus, onmogelijk zou worden als de groei van de hersenen, en daarmee van het hoofd, zou zijn voltooid. Vandaar het embryonale kind met een enorm potentieel tot leren. Want dat is het wezenlijke van de ,naakte aap’ met zijn grote hersenen: het vermogen tot leren tijdens een trage en lange, doch zeer receptieve jeugd. In termen van biologische evolutie lacht van alle primaten de mens het laatst, doch in termen van creatief intellect lacht hij het best. De mens is een cultuurdragend wezen, niet zozeer een naakte aap maar een met redenen omklede aap. Cultuur is de natuur van de mens. Maar een primaat is hij gebleven en een moederblijver. De moeders hebben echter geen vacht en de kinderen geen stevige armen of grijphanden meer. De hersenen gingen voor! Met het verlies van het vermogen zichzelf te dragen, moet de kunstmatige kinderdrager zijn ontwikkeld. De strijd om het bestaan van de vroege mens was zwaar. De essentie was in leven te blijven. Het grootste deel van de dag werd gevuld met het zoeken naar voedsel, het warmhouden van het lichaam, het vinden van onderdak en het beschermen van de kinderen. De kleine groepen voedselverzamelaars waren genoodzaakt te zwerven. Hun materiële uitrusting was derhalve uiterst beperkt: enkele knuppels en stenen als werktuigen en slagwapens, kledingstukken of bedekkingen voor de nacht in koudere klimaten, en ongetwijfeld ruwe voorzieningen om de allerjongsten in mee te voeren als de tochten of omzwervingen lang waren. De kinderdragers waren hoogstwaarschijnlijk gemaakt van dierenvellen of ze bestonden uit ruwe constructies van plantaardig materiaal. Precies weten doen we het niet, maar we mogen aannemen dat kinderdragers tot de allereerste voorwerpen van materiële cultuur behoorden. Zo beschouwd vormen ze een van de vele bruggen tussen natuur en cultuur.

Dierendragers

25

Hoofdstuk 1.2


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 26

Vergelijkend onderzoek naar het huilen van zuigelingen Hoofdstuk 1.3

Huilen en dragen R.G. Barr

Een van de mysteries rond het vroegste gedrag van zuigelingen is de nog immer onbeantwoorde vraag waarom zij zoveel huilen in de eerste drie levensmaanden; meer dan in enige andere periode van hun leven. Dit huilen gebeurt niet zomaar, maar doet zich voor in een vast en waarneembaar patroon. Over het algemeen valt er een toename in huil-tijd te constateren gedurende de eerste twee maanden, waarna het huilen geleidelijk afneemt in de derde en vierde maand. Verder concentreert het huilen zich rond de avonduren. Deze patronen in het huil-gedrag gelden voor de meeste zuigelingen, maar het ene kind huilt vaker en langer dan het andere. In veel westerse landen veronderstelt men al gauw medische oorzaken als er veel wordt gehuild, zodat ouders zich bezorgd naar de dokter reppen om te laten kijken of het kind ziek is of pijn heeft.

26

Een van de meest wijd verbreide methoden voor het kalmeren van baby’s met pijn of ongemak, bekend uit de hele wereld en van alle tijden, is het vasthouden en dragen van de kinderen. We kunnen rustig stellen dat het opheffen of vermijden van ongemak bij het kind door het te dragen deel uitmaakt van een geheel van zorgmaatregelen, waarin aandacht is voor zaken als lichamelijke nabijheid van ouder en kind, frequentie van voeden, en het omgaan met de diverse signalen die het kind geeft. Het is dan ook opmerkelijk te constateren dat de meest opvallende veranderingen in de recente geschiedenis van de menselijke zorg voor zijn nakroost, betrekking hebben op het terugdringen van het dragen van baby’s, de frequentie van het voeden, en de frequentie van ouderlijke respons op signalen van het kind. Dit geldt met name voor het westen. De San, een jagers- en verzamelaarsgroep in Botswana, plegen hun zuigelingen de gehele dag in een draagband (kaross) te dragen; ze voeden de kinderen drie tot viermaal per uur en zullen zelden nalaten op ook maar de geringste kik van het kind te reageren. Westerse ouders daarentegen dragen hun kinderen hoogstens drie uur per dag (of nemen ze in de armen); voeden ze om de twee tot vier uur, en reageren vaak juist niet op baby-geluiden, soms uit angst om te ‘verwennen’. Dergelijke opvallende verschillen in de zorg hebben begrijpelijkerwijs vragen doen rijzen, zowel bij ouders als bij artsen en andere clinici, over de invloed van dergelijke veranderingen en verschillen op het gedrag van zuigelingen. Verder hebben zij gedragswetenschappers een middel in handen gegeven voor het onderzoeken en begrijpen van de oorzaken van huilgedrag, met name in de prilste periode, waarin dit huilen het meeste voorkomt. Op de McGill Universiteit in Montreal, Canada, hebben we drie onderzoeken uitgevoerd, gericht op vergroting van inzicht in de relatie tussen dragen en het huilgedrag van kinderen in een normale omgeving. In het eer-


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 27

ste onderzoek vergeleken we het huilpatroon, de duur, en de frequentie van het huilen van San-kinderen en kinderen in Nederlandse en Amerikaanse gezinnen. Op grond van de bestaande verschillen in kinderverzorging, verwachtten wij dat er verschillen zouden zijn in het huilgedrag, maar we waren niet zeker wat de aard ervan zou zijn. De uitkomsten wezen overduidelijk uit dat de San-baby’s slechts de helft zo lang huilden als de westerse baby’s. Maar interessant genoeg was zowel het huilpatroon over een dag, als de frequentie (het aantal malen per dag) hetzelfde in alle drie de groepen. Ons inziens zijn zowel de verschillen als de overeenkomsten belangrijk. De kortere duur van het huilen zonder dat de frequentie verandert, betekent dat de verschillen in het geven van zorg vooral invloed lijken te hebben op de lengte van het ‘huiluurtje’ en niet zozeer op hoe vaak de baby’s huilen. Verder zien we at de vroege piek van het huilen in de eerste twee maanden zich voordoet ongeacht de verschillende zorg-stijlen; het huilen in de eerste twee maanden lijkt dus niet te worden beïnvloed door zorg-verschillen; misschien hebben we hier te maken met een algemeen geldende karakteristiek van het mensdom. In een tweede onderzoek vroegen wij ons af of een van de opvallende verschillen in babyverzorging tussen de San en westerlingen namelijk het dragen en in de armen houden wellicht een belangrijke bepalende factor is bij het huilen. In deze studie met Canadese moeders en kinderen droeg één groep moeders de baby tussen de vierde en twaalfde levensweek gemiddeld 4,4 uur per dag (meer dan ze gewend waren, of normaal zouden doen). De andere groep droeg de baby slechts gemiddeld 2,7 uur per dag. De effecten waren opvallend. Op de leeftijd van zes weken, als de totale huilduur van baby’s gemiddeld het langst is, huilden de baby’s uit de eerste groep gemiddeld 1,2 uur per dag, tegen 2,2 uur in de tweede groep: een verschil van 43 procent. Als we

alleen kijken naar het avond-huilen (tussen 16.00 en 24.00 uur), huilde de eerste groep zelfs 54 procent minder dan de tweede. Maar, net als in de transculturele vergelijkende eerste studie, is er alleen verschil in de totale huiltijd; de frequentie, de verdeling van huilen over het etmaal, was in beide groepen gelijk. Deze studie verschafte belangwekkende en onweerlegbare aanwijzingen dat verschillen in de wijze van zorg geven duidelijke determinanten zijn van huilgedrag, maar dat zij met name van invloed lijken te zijn op de huiltijd per keer, en niet op het aantal malen dat een baby per dag huilt. In een derde onderzoek vroegen we ons af of wellicht het meer dragen en vasthouden een nuttige therapie zou kunnen zijn voor zuigelingen die door hun ouders bij de dokter werden gebracht met de klacht van ‘koliek’ of overmatig huilen. Darmkrampjes bij jonge kinderen staan bekend als nagenoeg onbe-

Huilen en dragen

27

Het kind slaapt terwijl de moeder het eten bereidt. Hausa (Anka, Noord Nigeria). [Foto E, Menzel, l961]

Hoofdstuk 1.3


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 28

handelbaar en zijn daarom een moeilijk probleem zowel voor ouders als voor de medische professie. Als de reactie van normale kinderen ook zou opgaan bij baby’s met koliek, dan zou dragen en vasthouden een gemakkelijk te verwezenlijken vorm van behandeling opleveren. Van de ouders die met dit soort klachten bij de kliniek kwamen, kreeg de helft informatie en advies over koliek, terwijl hen bovendien werd gevraagd om de totale tijd die zij besteedden aan dragen en vasthouden minstens 50 procent te verlengen; de andere helft van de ouders kreeg alleen informatie en advies over koliek. Het was overigens opvallend dat al deze ouders hun kinderen reeds langer dan vier uur per dag bij zich droegen, voor deze ‘behandeling’ werd aangevangen. Het extra dragen leidde vervolgens niet tot het verhoopte resultaat van minder huilen. Zoals gebruikelijk bij kinderen met koliek nam de totale huiltijd langzaam af over een periode van enkele weken, maar dit geleidelijke verloop werd niet versneld door ander of meer ‘draag-gedrag’ van de ouders. Helaas - vanuit klinisch oogpunt gezien gaf deze studie dus geen ondersteuning aan de hypothese dat koliek gemakkelijk bestreden zou kunnen worden door meer dragen. Wel verschafte zij feitelijke aanwijzingen dat datgene wat bij deze kinderen het huilen teweegbrengt, kennelijk niet beïnvloedbaar is door

Deel 1

28

Lieve Lasten

extra zorg, troost en aandacht, zoals dat bij kinderen zonder koliek wel merkbaar is. Deze onderzoeken over het dragen en vasthouden van baby’s hebben belangrijke inzichten opgeleverd over bepalende factoren voor het huilgedrag van zeer jonge zuigelingen. Het nut van dragen om onlustgevoelens te verminderen is bevestigd en verduidelijkt. De studies suggereren bovendien dat het geven van onlustsignalen door de jonge baby een belangrijke overlevingsfunctie inhoudt; immers, noch de frequentie, noch het spreidingspatroon over het etmaal, lijken aan verandering onderhevig te zijn, ook niet bij grondige verschillen in de manieren van babyverzorging. Wat de studies niet aantonen, is of we onze baby’s wel of niet méér zouden moeten dragen. Ons gedrag inzake babyverzorging wordt bepaald in wisselwerking met een veelheid aan biologische en culturele gegevenheden en afwegingen, waarvan de wens om rustige baby’s te hebben er slechts één is. Wel is het duidelijk dat er in de ervaring van de mensheid een breed scala aan praktijken, mogelijkheden en oplossingen voorhanden is ten aanzien van het hoe, hoe lang en hoe vaak dragen van onze zuigelingen. Voor welk systeem we ook kiezen, telkens zullen bepaalde aspecten van het gedrag van kinderen erdoor beïnvloed worden, maar andere niet.


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 29

Buidelen met vroeggeborenen Hoofdstuk 1.4

De kangoeroemethode R. de Leeuw

In 1985 werd op de couveuse-afdeling van het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam bij te vroeg geboren kinderen de zogenaamde kangoeroe-methode ingevoerd. Dat wil zeggen dat de kinderen enige tijd uit de couveuse worden gehaald om intensief huidcontact met een van de ouders te verkrijgen. Het kind ‘buidelt’ als het ware zoals de kangoeroes dat doen. Op deze manier wordt deze kinderen tijdelijk een plezierig alternatief geboden voor de couveuse en kunnen de ouders hun kind van dichtbij koesteren.

De kangoeroe-methode werd voor het eerst toegepast in het Instituto Materno Infantil in de Colombiaanse hoofdstad Bogotá. Daar begonnen in 1979 de kinderartsen Edgar Rey en Héctor Martinez Gómez met steun van UNICEF een project dat het Programa Madre Canguro genoemd werd. De aanleiding voor

29

dit project waren de erbarmelijke omstandigheden in dat ziekenhuis voor te vroeg geboren kinderen. Er lagen steeds een aantal kinderen samen in één couveuse, met als gevolg een grote vatbaarheid voor ziekenhuisinfecties en zeer hoge sterfte. Ook het beleid van het ziekenhuis jegens de moeders was deerniswekkend. Ze werden nauwelijks toegelaten tot de kinderen. Ze konden geen borstvoeding geven, terwijl dit voor de merendeels arme mensen juist zo belangrijk is. Ook kwam het vaak voor dat het kind, als het bleef leven, uiteindelijk nooit meer werd opgehaald. In het Programa Madre Canguro worden de te vroeg geboren kinderen na een stabilisatie van enkele dagen uit het ziekenhuis ontslagen. Zij worden bloot in de posición canguro op moeders borst gebonden. Het is de bedoeling dat de kinderen op deze wijze gedurende enige weken voortdurend bij de moeder blijven. Hierbij hoort uiteraard een intensieve begeleiding op een speciale nazorg polikliniek (La Casita). Centraal in dit project staan: amor, calor, en lactalicia materna (liefde, warmte en moedermelk). Dankzij dit project - waaraan overigens nog tal van problemen kleven - zijn de vooruitzichten voor te vroeg geboren kinderen in dat ziekenhuis nu veel beter. Het zogenaamde kangoeroeën uit dit project in een ontwikkelingsland is overgenomen door een goed geoutilleerde afdeling in een modern ziekenhuis in een rijk land. Te vroeg geboren worden betekent geboren worden in een heel onrijp en kwetsbaar stadium. Het kind moet zich aanpassen aan de wereld buiten de moeder, hetgeen vanwege de onrijpheid veel moeilijker is dan normaal. Het heeft vaak problemen met de ademhaling, met de temperatuurregulatie, met de voeding en met infecties. Te vroeg geboren kinderen moeten daarom opgenomen worden in een couveuse-afdeling van het ziekenhuis en behoeven aangepaste zorg. Sterk te vroeg geboren kinderen, heel kleine en zieke vroeggeborenen worden zelfs op een speciale intensive


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 30

care-afdeling voor pasgeborenen opgenomen. De medische techniek en de ervaring in de zorg voor deze kinderen hebben de vooruitzichten van ook heel jong geboren kinderen (althans in de ontwikkelde wereld) enorm verbeterd. Zelfs kinderen die dertien of veertien weken te vroeg geboren worden, met een geboortegewicht tussen 500 en 1000 gram, kunnen nu in leven blijven. Toch loopt het niet altijd goed af. Veel heel jong geboren kinderen overlijden. Sommigen blijven wel in leven, maar met een handicap. Rond te vroeg geboren kinderen spelen zich ook psychosociale problemen af. Wanneer een kind zó vroeg komt is voor de ouders de zwanger schap en de voorbereiding op het ouderschap nog niet af. Het feit dat hun kind opgenomen moet worden, dat het gevaar loopt, dat het door deskundigen en met hulp van veel apparatuur behandeld moet worden werkt allerlei vreemde gevoelens in de hand. Dit kunnen gevoelens zijn van teleurstelling, maar ook van angst. Angst voor het leven of angst voor een onvolmaakte toekomst van hun kind. Daarnaast spelen schuldgevoelens een rol. Ouders denken dat ze tekortschieten. Hun kind ligt in de couveuse, op een afstand, ze kunnen aanvankelijk niets voor hem doen en ze zouden dat ook niet durven. Andere mensen zorgen voor hun kind, zij niet, zij moeten maar afwachten hoe het afloopt. Vroeger, nog tot het eind van de jaren zeventig, werden ouders ernstig belemmerd in het contact met hun kind. Zij mochten het niet van nabij zien, laat staan contact maken. Het gevolg was dat de ontwikkeling van de ouder-kind relatie soms ernstig verstoord raakte. Gelukkig kwam daar in de loop van de jaren tachtig verandering in. Ouders werden welkome ‘gasten’ op de couveuse-afdeling en hen werd steeds meer toegestaan. Aanraken, op schoot nemen, meehelpen met de verzorging en dergelijke. Een doorbraak kwam echter in 1985 toen op de couveuse-afdeling van het Academisch Medisch Centrum te Amster-

Deel 1

30

Lieve Lasten

dam het kangoeroeën als methode werd ingevoerd. Bij het kangoeroeën wordt het kind uit de couveuse gehaald en bloot tegen de blote borst van moeder of vader gelegd in een enigszins verticale positie. Het kind wordt van buiten met een dekentje toegedekt. Bij vrijwel alle kinderen wordt de methode een- tot tweemaal daags, gedurende één uur of langer toegepast. Kinderen blijken kangoeroeën heel prettig te vinden en ze doorstaan het vrijwel altijd goed. De methode werd geleidelijk geheel geïntegreerd in de zorg voor kind en ouders. Zowel de ouders als de artsen en verpleegkundigen zijn buitengewoon enthousiast. De verpleegkundige die voor het kind zorgt beoordeelt of een kind kangoeroeën kan. De stabiliteit van de ademhaling en de bloedsomloop is hierbij doorslaggevend. Zonodig kan de bewaking van deze functies met behulp van een monitor voortgezet worden tijdens het kangoeroeën. Problemen met de temperatuur doen zich niet voor. De kamer waarin het gebeurt is betrekkelijk warm (26 tot 27 graden Celsius). Het kind ligt tegen de warme borst van de ouder, terwijl het bovendien aan de buitenkant is toegedekt. Het infuus vormt bij voorzichtig hanteren ook geen enkel probleem. Als het kind extra zuurstof nodig heeft geschiedt dit bijvoorbeeld door zuurstof via een kapje in de buurt van het gezichtje te plaatsen. Door het verbeteren van de ademhaling ziet men echter vaak dat de extra behoefte aan zuurstof tijdens het kangoeroeën afneemt. Te vroeg geboren kinderen hebben een verhoogde vatbaarheid voor infecties, maar in de praktijk levert dat geen moeilijkheden op. Wel is het van belang de ouders op een goede lichaamshygiëne te wijzen en hen aan te raden dagelijks te douchen. In een onderzoek bij nog niet geheel gestabiliseerde, veel te vroeg geboren kinderen kon worden vastgesteld dat de kangoeroe-methode een heel veilige methode is. De ademhaling, de bloedsomloop, de lichaamstemperatuur en het gedrag van het kind bleven tijdens het kangoeroeën ongestoord.


2288.bk.LieveLasten.w2NL_Opmaak 1 07-10-11 12:43 Pagina 31

Tijdens het kangoeroeën krijgt het kind de kans allerlei nieuwe ervaringen op te doen. Het maakt oogcontact, het onderzoekt de tepels of borstharen met de handjes, het luistert naar de stem en andere geluiden, het ruikt de lichaamsgeur van de ouder en het proeft een druppeltje melk uit moeders borst. Ook passief doet het kind ervaringen op: het beweegt op een heel natuurlijke wijze mee met de ademhaling van de ouder, het wordt geaaid en geknuffeld. Uit observaties blijkt dat kinderen dit alles heel prettig vinden. Ze ontspannen zich en hebben doorgaans een tevreden gezicht. Na een eerste fase van soms zeer alert gedrag vallen ze meestal in een diepe slaap, waarin de ademhaling rustig en regelmatig wordt. Voor ouders betekent kangoeroeën dat hun kind heel nabij is, ze voelen zich één met hun kind. Voor hen is dit doorgaans het eerste echte contact. Kangoeroeën is daarom in het begin vaak een zeer emotioneel gebeuren. Het

zelfvertrouwen van de ouders wordt groter. Hun eventuele angsten worden minder, omdat het vertrouwen in hun kind toeneemt. Ouderlijke gevoelens worden bevestigd. De ouders kunnen hun kind dicht bij zich voelen en het echt leren kennen. Ze kunnen urenlang kangoeroeën en doezelen daarbij heerlijk weg. Een bijkomend voordeel is dat de borstvoeding, die bij vroeggeboorte in het algemeen veel moeilijker op gang komt, door de kangoeroe-methode sterk gestimuleerd wordt. De kangoeroe-methode heeft zich sterk verbreid in Nederland. Toch wordt er op veel couveuse-afdelingen nog te weinig aandacht aan gegeven. Te vaak worden oneigenlijke bezwaren naar voren gehaald om het af te raden, onmogelijk te maken of zelfs te verbieden. Te weinig wordt het kangoeroeën daadwerkelijk gestimuleerd, laat staan als iets heel vanzelfsprekends beschouwd waar kind en ouders recht op hebben.

De kangoeroe-methode

31

Hoofdstuk 1.4


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.