De hoofdmoskee van de Surinaamse Islamitische Vereniging

Page 1

reeds enkele standaardwerken. Daarin wordt een omvattend beeld geschetst van wat er op het gebied van de bouwkunst en bouwcultuur te zien is. Dit boek zoomt in op een enkel gebouw: de hoofdmoskee van de Surinaamse Islamitische Vereniging (S.I.V.) aan de Keizerstraat te Paramaribo. Basharat Ahmadali, Akbaal Ghafoerkhan en George Dew Soerjoesing stelden een eerste tekst op. Zij waren destijds (1973-1984) ook direct bij de bouw van de moskee betrokken en hadden veel informatie uit de eerste hand. Bovendien beschikten zij over een grote collectie beeldmateriaal en bouwtekeningen. In samenspraak met de uitgever is er vervolgens voor gekozen de bouwgeschiedenis van de moskee in te bedden in een veel bredere historische, maatschappelijke, culturele en religieuze context. Zo werden ook kernbegrippen uit de islam voor het voetlicht gebracht, alsook de ontstaansgeschiedenis van het gebouwtype ‘moskee’.

DE HOOFDMOSKEE VAN DE SURINAAMSE ISLAMITISCHE VERENIGING ONTWIKKELING EN ACHTERGRONDEN VAN DE AHMADIYYA-BEWEGING

Over de architectuur van Suriname bestaan

MICHEL BAKKER

DE HOOFDMOSKEE VAN DE SURINAAMSE ISLAMITISCHE VERENIGING ONTWIKKELING EN ACHTERGRONDEN VAN DE LAHORE AHMADIYYA-BEWEGING

Ook aan de geschiedenis van de Surinaams besteed. In 1929 werd deze vereniging opgericht als een Hindoestaanse moslimorganisatie. Vanuit de Pakistaanse stad Lahore kreeg de S.I.V. veel ondersteuning. Geleidelijk evolueerde zij van een

MICHEL BAKKER

Islamitische Vereniging is gedegen aandacht

orthodoxe, soennitische naar een reformistische Ahmadiyya-organisatie.

ISBN 978-94-6022-397-6

9 789460 223976

cover_Moskee_HT.indd 1

25-09-18 10:23


moskee_p001_120.indd 2

04-10-18 13:24


MICHEL BAKKER

DE HOOFDMOSKEE VAN DE SURINAAMSE ISLAMITISCHE VERENIGING ONTWIKKELING EN ACHTERGRONDEN VAN DE LAHORE AHMADIYYA-BEWEGING IN SURINAME

Met tekstbijdragen van: Basharat Ahmadali Riaz Ahmadali Akbaal Ghafoerkhan Abdoel S. Hoeseni

moskee_p001_120.indd 3

04-10-18 13:24


Dit boek wordt opgedragen aan mr. Basharat Ahmadali, ir. Mohamed Nazier Ataoellah en ir. George Dewsingh Soerjoesing

moskee_p001_120.indd 4

04-10-18 13:24


Inhoud Inleiding

7

Het verhaal van vier man en hun moskee: een symbool van eensgezindheid, vastberadenheid en doorzettingsvermogen 8 1 Geschiedenis van de islam in Suriname De komst van contractarbeiders in Suriname 13 Contractarbeiders met een islamitisch geloof 17 De oprichting van de S.I.V. en de Ahmadiyya-beweging Geloofsrichtingen binnen de islam in Suriname 27 Sociaal en educatief werk van de S.I.V. 31 Politieke vereniging en partijvorming 32

21

2 De islam, feesten, rituelen en gebedsruimtes Islam 39 Namen van maanden en dagen 40 Feest- en gedenkdagen 41 Inrichting en functie van een moskee Begraven 48

46

3 De moskee aan de Keizerstraat Paramaribo 1650-1900 53 De moskee aan de Keizerstraat 55 De oude moskee 57 De nieuwe moskee 58 Overige moskeeÍn van de Lahore Ahmadiyya’s in Suriname en uit de S.I.V. getreden afdelingen 103 Overige bezittingen van de Surinaamse Islamitische Vereniging

Woordenlijst Literatuur

moskee_p001_120.indd 5

110

112 115

04-10-18 13:24


6

moskee_p001_120.indd 6

04-10-18 13:24


7

Inleiding Over de architectuur van Suriname bestaan reeds enkele standaardwerken. Daarin wordt een omvattend beeld geschetst van wat er op het gebied van de bouwkunst en bouwcultuur te zien is. Dit boek zoomt in op een enkel gebouw: de hoofdmoskee van de Surinaamse Islamitische Vereniging (S.I.V.) aan de Keizerstraat te Paramaribo. Basharat Ahmadali, Akbaal Ghafoerkhan en George Dewsingh Soerjoesing stelden een eerste tekst op. Zij waren destijds (1972-1984) ook direct bij de bouw van de moskee betrokken en hadden veel informatie uit de eerste hand. Bovendien beschikten zij over een grote collectie beeldmateriaal, bouwtekeningen en detailtekeningen met Arabische teksten. In samenspraak met de uitgever is er vervolgens voor gekozen de bouwgeschiedenis van de moskee in te bedden in een veel bredere historische, maatschappelijke, culturele en religieuze context. Zo werden ook kernbegrippen uit de islam voor het voetlicht gebracht, alsook de ontstaansgeschiedenis van het gebouwtype ‘moskee’. Ook aan de geschiedenis van de Surinaamse Islamitische Vereniging is gedegen aandacht besteed. In 1929 werd deze vereniging opgericht als een Hindostaanse moslimorganisatie. Geleidelijk evolueerde zij van een orthodoxe, soennitische naar een reformistische Lahore Ahmadiyyaorganisatie. Bij de totstandkoming van dit boek is dankbaar gebruik gemaakt van de deskundige adviezen en tekstbijdragen van Abdoel S. Hoeseni. In dit boek zal echter niet heel diep worden ingegaan op de onderlinge verschillen tussen de S.I.V. en andere islamitische verenigingen of groeperingen. Wel komt de wordingsgeschiedenis van de diversiteit aan groepen ter sprake en een enkel woord over de voornaamste standpunten. Het belangrijkste streven was immers het beschrijven van de feitelijke totstandkoming en culturele inbedding van de hoofdmoskee aan de Keizerstraat. Vier grote wereldgodsdiensten bepalen vandaag het religieus weefsel van Suriname: christendom, jodendom, hindoeïsme en islam. Etniciteit en religie vallen over het algemeen samen: In zoverre dat de christelijke kerken meest creoolse kerkgangers hebben en Surinamers met een Aziatische achtergrond hun geloof beleven binnen hindoeïsme en islam. Met het beschrijven en verklaren van de hoofdmoskee van de S.I.V. – een van de belangrijkste islamitische monumenten van Suriname – wordt een deel van dat religieus weefsel vastgelegd en verhelderd. Michel Bakker, december 2018

Eerste schetsontwerpen voor de nieuwe moskee

moskee_p001_120.indd 7

04-10-18 13:24


8

Het verhaal van vier man en hun moskee: een symbool van eensgezindheid, vastberadenheid en doorzettingsvermogen Verantwoording Met de uitgave van dit boek wordt tegemoetgekomen aan de wens van velen. Ook voor hen die behoefte hebben aan meer achtergrond-, technische en detailinformatie, alsook voor de belichting van het monumentale architectonische bouwwerk in al haar facetten als moskee, gebedshuis en kunstwerk. Dit is mogelijk geworden door gebruik te kunnen maken van het materiaal uit de archieven van de personen van het eerste uur: • Ir. Mohamed Nazier Ataoellah (overleden in 1992), de architect en ontwerper; • Akbaal Ghafoerkhan, de assistent-architect, die de maquette en de ontwerp- en constructietekeningen heeft gemaakt. Hij is ook medesamensteller van dit boek; • Ir. George Dewsingh Soerjoesing (overleden in februari 2016), de constructeur, die alle berekeningen op zijn naam heeft staan; • Mr. Basharat Ahmadali (overleden in april 2016), die in elke fase van de bouw de voortgangsrapportage en voorlichting naar de leden en de Surinaamse samenleving verzorgde. Hij is tevens medesamensteller van dit boek. Samen vormden zij een hecht en onafscheidelijk team (Commissie Bouw Hoofdmoskee) dat in alle fasen van de bouw intensief en ononderbroken heeft samengewerkt: vanaf de initiële ontwerpfase tot en met de oplevering na een bouwfase, die uiteindelijk dertien jaar zou duren. Hun onderling sterke vriendschap is onontbeerlijk geweest om het project tot een goed einde te brengen. De architect Mohamed Nazier Ataoellah wist zich te verzekeren van een breed maatschappelijk draagvlak. Hij kreeg deze ondersteuning en acceptatie door zijn uitstraling als deskundige bij uitstek en door zijn resultaatgerichte werkhouding. Met gezag en respect voor de medemens trok hij zowel intern als extern experts aan. Deze kwamen uit alle geledingen van de samenleving en werden gekozen ongeacht hun religie of etniciteit. Van meet af aan wist hij dat zijn inspanning en verantwoordelijkheid verder gingen dan het bouwen van een gebedshuis voor een vereniging. Als stedenbouwkundig planoloog kende hij de betekenis van de historische plek als geen ander. Immers, vanaf 1932 stond hier gedurende 41 jaar de oude hoofdmoskee naast de synagoge in het hart van Paramaribo.

moskee_p001_120.indd 8

04-10-18 13:24


9

Eerste schetsontwerpen voor de nieuwe moskee

De architect heeft goed vooruitgezien en aangevoeld waar het kunstwerk dat hij voor het nageslacht zou laten verrijzen aan moest voldoen. Het moest een monumentale moskee worden. Een gebouw ‘op een voetstuk’, dat medebepalend zou zijn voor het gezicht van het stadscentrum. Maar ook moest het een kunstwerk zijn waarop de natie, de regio en belangstellenden van over de hele wereld hun schijnwerpers zouden mogen richten. En het bewijs dat een moskee en een synagoge wel degelijk vredig naast elkaar kunnen bestaan. Deze uitdaging was grensoverschrijdend, zelfs grensverleggend. De verantwoordelijkheid om een nationale prestatie van internationale allure neer te zetten was zeer groot. Hierdoor geïnspireerd, slaagde de architect er met het team in het bouwproces tot een goed einde te brengen. Eenvoudig was dat niet altijd, er was veel geduld nodig om consensus te bereiken over gevoelig liggende vraagstukken, zowel tijdens de ontwerpals in de bouwfase. Dwars daardoorheen speelden allerlei interne tegenstellingen, een vereniging eigen. Elk detail dat confrontaties opriep had echter zijn unieke aandacht, of het nu ging om zijn ideeën over uitdagende, vernuftige toepassingen of over ruimtelijke ordening of de moderniteit van de architectuur. Hij mocht van zijn opdrachtgever, het bestuur van de vereniging – uiteraard – niet tornen aan de klassieke en fundamentele karakteristieken van de islam en moskeebouw. De toenmalige leiders van de S.I.V. en het bouwteam hebben – zelfs onder moeilijke omstandigheden – steeds met succes voor draagvlak en progressie kunnen zorgen door de voorstellen tijdig te toetsen aan de geloofsleer, de tradities en de gevoelens van de leden. Zo lukte het om de authenticiteit van de islamitische bouwstijl en die van de moderne architectuur met elkaar te laten harmoniëren. Een van de discussiepunten was bijvoorbeeld de verhoogde vloer voor de vrouwelijke gelovigen als enig onderscheidend element van de gebedsruimte voor de mannelijke gelovigen. Een vernieuwend voorstel dat getoetst moest worden, omdat een dergelijke situatie in die tijd onbekend was.

moskee_p001_120.indd 9

04-10-18 13:24


10

Als kenner van de Surinaamse maatschappij wilde de architect rekening houden met de verschillende opvattingen die in de gemeenschap leefden. Het plaatsen van de maquette in de etalage van de Handelsonderneming C. Kersten & Co. heeft hieraan op een goede manier bijgedragen. Het idee voor een nieuwe moskee ontstond in Nederland tijdens de studententijd van Mohamed Nazier Ataoellah en zijn boezemvriend Akbaal Ghafoerkhan. Nazier studeerde bouwkunde en specialiseerde zich in architectuur en planologie aan de Technische Universiteit Delft. Akbaal Ghafoerkhan studeerde elektrotechniek aan de hts in Den Haag. Kort voor zijn vertrek naar Suriname in 1968 zei Akbaal tegen zijn vriend: ‘Nas, je wordt straks architect en bouwkundig ingenieur, de eerste in onze djamâ’at (vereniging). Weet je wat jouw eerste historische werk in Suriname zou moeten zijn? De oude houten hoofdmoskee van onze vereniging aan de Keizerstraat vervangen door een nieuwe moskee, die voldoet aan de architectonische eisen van deze tijd.’ Dit was geen grap en ook geen opdracht, maar het was wel serieus bedoeld. En het is niet daarbij gebleven. Na terugkeer in Suriname bouwden de vrienden voort op het in Nederland geboren idee en legden ze hun voorstel voor de bouw van een nieuwe hoofdmoskee voor aan het hoofdbestuur van de Surinaamse Islamitische Vereniging (S.I.V.), die onder voorzitterschap stond van drs. Isaac Jamaludin. Het voorstel werd hartelijk ontvangen en het voorwerk kon beginnen. Het bestuur gaf de initiatiefnemers opdracht om een eerste ontwerp te schetsen, zo mogelijk met een maquette erbij die ze ter goedkeuring konden voorleggen aan de algemene ledenvergadering. Het ging allemaal heel snel, omdat het voorstel voorzag in een algemeen gevoelde wens. Het bestuur en de djamâ’at gingen in op het unieke aanbod. De initiatiefnemers gingen op zoek naar medewerkers om hun voorstel vorm te geven. De gedachte ging uit naar een bouwkundig tekenaar en een constructeur. Aanvankelijk keken ze tevergeefs rond, maar uiteindelijk vonden ze twee specialisten in hun naaste vriendenkring. Nazier kende de kwaliteiten van Akbaal als geen ander en wist hem ervan te overtuigen dat hij hem zou kunnen omvormen tot een volwaardige bouwkundig tekenaar. Een uitdaging die Akbaal aanvaardde. Akbaal en Nazier besloten ir. George Dewsingh Soerjoesing, een gezamenlijke boezemvriend, te benaderen als constructeur. Zonder enige aarzeling aanvaardde hij het voorstel, en zo kon vanaf dat moment het drietal slagvaardig aan het werk. Uiteindelijk komen we uit op de bijzondere karakteristieken van het Ahmadiyyat, zoals de presentatie van de zuivere leer van de islam, zonder de franjes die onder interne en externe invloeden zijn binnengedrongen. Franjes waardoor tegenwoordig helaas de

moskee_p001_120.indd 10

04-10-18 13:24


11

‘donkere kant’ van haar beeld meer ingang vindt bij het publiek. Kenmerkend voor de ahmadiyya’s is juist de opvallende tolerantie en het streven naar harmonie onder de volkeren en wederzijdse acceptatie van elkanders geloof en respect. De hoofdmoskee wordt uitgedragen als een symbool van trots van de Lahori Ahmadis in Suriname en ook daarbuiten. Met deze uitgave willen wij hulde brengen en onze dank uitspreken aan allen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de moskee: bestuurders, leden van alle organen, afdelingen en zusterorganisaties van de Surinaamse Islamitische Vereniging (S.I.V.), leden van de bouw- en financiële commissie, donateurs van geld en materiaal, eigenaren van machines en transportbedrijven, alle arbeiders, bouwvakkers, aannemers en toeleveringsbedrijven. Ook hulde aan degenen van wie de bijdrage mogelijk minder zichtbaar is, zoals een gebed voor een prachtig resultaat. Iedereen moet kunnen zeggen: ‘Ik ben trots om te mogen delen in de eer, want mijn bijdrage zit er ook in.’ Dit gezamenlijke resultaat wordt nu middels deze publicatie aan de wereld getoond, voorzien van niet eerder gepubliceerde achtergrondinformatie, technisch materiaal en beeldmateriaal met tekst en uitleg van de samenstellers, en met een stille universele getuigenis: De trots van Suriname, een voorbeeld voor de wereld. Tevens een woord van dank aan de overheid, met name aan de opeenvolgende ministers van Districtsbestuur en Decentralisatie en die van Openbare Werken, voor de verleende faciliteiten. En last but not least, een woord van appreciatie aan alle collegae van de architect uit de ambtelijke kringen en de bouwwereld, en aan de vrienden en relaties die ons kosteloos met raad en daad hebben bijgestaan. Ten slotte bedanken wij Esselien Ataoellah-Pyarelal, de weduwe van Nazier. Haar rol bij het faciliteren van de kring der vrienden van Nazier als huisvrienden hebben wij altijd hogelijk gewaardeerd. Eveneens bedanken wij Lila Soerjoesing-Pahladsing, de weduwe van George Soerjoesing en Emma Ahmadali-Mohamedajoeb, de weduwe van Basharat Ahmadali. Wij zijn er trots op dat de namen van architect M.N. Ataoellah en constructeur G.D. Soerjoesing in oktober 2014 op een naamplaat op de voorgevel van de hoofdmoskee zijn vereeuwigd.

moskee_p001_120.indd 11

04-10-18 13:24


12

Het opvangcentrum voor de Brits-Indische contractarbeiders – destijds aangeduid met ‘koelie-depot’ – op de plek waar nu het monument van Baba en Mai is (collectie Tropenmuseum)

moskee_p001_120.indd 12

28-09-18 11:41


13

1

Geschiedenis van de islam in Suriname De komst van contractarbeiders in Suriname In het jaar 1863 werd in Suriname – eindelijk – de slavernij afgeschaft. Op de plantages ontstond een groot gebrek aan plantagearbeiders. Een aantal particuliere plantages werd opgeheven en het aantal gouvernementsplantages groeide. Daardoor werd het overheidsbestuur direct betrokken bij het aantrekken van contractarbeiders. Een ontwikkeling die al eerder – sinds 1834 – in Engelse koloniën was opgetreden. Wel was reeds in de laatste jaren vóór de emancipatie het aantal plantages teruggelopen, zodat er in totaal minder werkkrachten nodig waren. Ook bepaalde het staatstoezicht dat vrijverklaarde slaven tot 1873 in dienst moesten blijven, maar desalniettemin was een nijpend gebrek aan arbeidskrachten te voorzien. Zowel ondernemers als regeringen gingen op zoek naar nieuwe werkkrachten. Al eerder – in 1853 – was het gouvernement begonnen met de invoer van Chinezen. Later volgden Madeirezen en Afrikaanse creolen van Barbados. Men had echter steeds meer behoefte aan geschikt personeel voor het plantagewerk. Tot 1870 waren er in de naburige Engelse kolonie Demerara al zo’n 74.000 Brits-Indiërs ingevoerd. Daarop richtte toen ook het Nederlandse gouvernement de blik. Van 1870 tot 1872 onderhandelde de Nederlandse regering met die van Groot-Brittannië. Op 5 juni 1873 meerde lalla rookh het zeilschip Lalla Rookh aan de kade te Lalla Rookh betekent ‘tulpenwangige’. Als dochter Paramaribo, aan boord de eerste 399 van moghul Aurangzeb (1618-1707) was zij als bruid immigranten uit Brits-Indië (279 mannen, toegezegd aan sultan Aliris van Bucharia. Lalla Rookh 70 vrouwen, de rest jongens en meisjes). werd op de reis naar haar toekomstige echtgenoot Het schip was op 28 februari vertrokken aangenaam afgeleid door een zanger die Aliris had vanuit India, met contractarbeiders uit het gestuurd, ene Feramorz. Deze droeg haar ook mooie hoofddepot te Calcutta. Geschat wordt verhalen voor. Zij werd verliefd op hem en overwoog dat van die bijna vierhonderd personen met hem de woestijn in te vluchten, ware het niet dat de ongeveer 20% moslim was, ongeveer zanger toen plots verdween. Op het moment dat Lalla tachtig mensen. Chickrie (2006) spreekt Rookh voor haar bruidegom werd gebracht herkende ze over slechts 44 moslims en noemt ook hun onmiddellijk zijn stem. En opkijkend ook zijn uiterlijk: namen en precieze herkomst. Aliris en Feramorz waren dezelfde persoon. Aliris had Het aanwervingscentrum van het koloniaal bestuur van Suriname was in Calcutta, de hoofdstad van Bengalen. Het voornaamste wervingsterrein waren de United Provinces (tegenwoordig Uttar Pradesh en West-

moskee_p001_120.indd 13

zich zo voorgedaan omdat hij haar ook als persoon had willen veroveren. Het verhaal van Lalla Rookh werd bekend door het epische gedicht van de Ierse dichter Sir Thomas Moore (1779-1852). Hij schreef Lalla Rookh in 1817, een meesterwerk binnen de zogeheten oriëntaalse romantiek.

04-10-18 13:24


14

Bihar in de Gangesvlakte van Noord-India). Deze streken behoorden tot de dichtst bevolkte gebieden ter wereld, met weinig andere bestaansmogelijkheden dan de landbouw. Voor de werving van de aspirant contractanten maakte men gebruik van wervers (arkaathi’s). Met mooie en soms valse beloften haalden de wervers de mensen over om mee te gaan. Vanuit de ‘subdepots’ in Benares, Allahabad, Basti en Muzzafarpur werden zij per trein vervoerd naar de inschepingshaven Calcutta. Van hieruit maakten zij de overtocht per zeil- of stoomschip. Per zeilschip duurde de reis drie maanden, per stoomschip zes tot acht weken. De immigranten werden na aankomst in Suriname eerst gebracht naar het destijds zo geheten koelie-depot, dat speciaal was ingericht voor de opvang van immigranten. Het stond op de hoek van de Sommelsdijckse Kreek en de Kleine Waterstraat, het verlengde van de Kleine Combéweg. Hier vonden de keuring en registratie plaats. Eventuele zieken werden naar het hospitaal vervoerd. Bij de registratie werden huwelijken ingeschreven en de immigranten kregen een individueel nummer opgebouwd uit een jaarletter en een getal dat aangaf om de hoeveelste immigrant het dat jaar ging.

‘Koelievrouw afkomstig uit Calcutta.’ (foto F.P. de Veer, circa 1885)

Het in 1872 ingestelde Immigratiedepartement hield toezicht en de immigranten genoten ook de bescherming van dit departement. Het stond onder leiding van een agentgeneraal. De eerste drie – en de meest bekende – waren J.F.A. Cateau van Roosevelt 1872-1891, G.H. Barnet Lyon 1891-1902 en C. van Drimmelen 1902-1921. In 1932 hief men het Immigratiedepartement als zelfstandige afdeling op. In 1916 had men de immigratie overigens al stopgezet. Het laatste schip vertrok op 7 april van dat jaar en kwam op 24 mei in Suriname aan. Het was het 64ste schip dat immigranten vanuit Brits-Indië aanvoerde. De Britse regering zette de emigratie van contractarbeiders naar alle delen van de wereld stop, onder druk van de nationalistische beweging die geleid werd door Mahatma Gandhi.

moskee_p001_120.indd 14

04-10-18 13:24


15

j.f.a. cateau van rosevelt Johan François Adriaan Cateau van Rosevelt (Hattem 7 september 1823 – Paramaribo 20 oktober 1891) was een Nederlands bestuurder in Suriname waar hij onder andere agent-generaal voor de Immigratie en Statenlid was. Cateau van Rosevelt kwam op 21-jarige leeftijd naar Suriname als matroos en kanonnier. Hij was een man van grote veelzijdigheid en ongeëvenaarde werkkracht. In zijn veelbewogen leven was hij achtereenvolgens onder meer lichtmatroos, stuurman, ontdekkingsreiziger, cartograaf van het Surinaamse binnenland, districtscommissaris, lid van de Koloniale Staten en agent-generaal. In de laatste hoedanigheid werd hij in 1872 benoemd en ontving hij de eerste Hindostaanse immigranten die op 5 juni 1873 werden ontscheept. In zijn functie moest hij toezicht houden op de immigratie van contractarbeiders en bemiddelen bij de arbeidsconflicten. Hij had het vertrouwen van veel contractarbeiders wat zich ook erin toonde dat menige hun spaargeld bij hem in bewaring gaven. Zijn bijnaam was ‘Koeli-papa’, vader van de Hindostanen. Nadat hij op 68-jarige leeftijd in Suriname was overleden werd hij als agent-generaal voor de Immigratie opgevolgd door George Barnet Lyon.

Cateau van Rosevelt inspecteert een aankomend schip met immigranten (collectie Tropenmuseum)

De contractarbeiders kwamen terecht op plantages als Mariënburg en Nieuw-Amsterdam aan de Commewijne, Catharine Sophia in Saramacca en Paradise in Nickerie. Daar ontstonden kleine moskeeën, opgetrokken uit zeer eenvoudige materialen. Men neemt aan dat op een terrein van de familie Abdoel Kariem, achter de psychiatrische inrichting Wolfenbuttel, het eerste moskeetje in Paramaribo en omstreken werd gebouwd. Deze stond ten noordwesten van het huidige André Kamperveen Stadion en had een dakbedekking van pinabladeren.

moskee_p001_120.indd 15

04-10-18 13:24


16

g.h. barnet lyon George Henry Barnet Lyon (Paramaribo 7 januari 1849 – Den Haag 1 december 1918) was een Nederlands jurist die in Suriname onder andere lid van de Koloniale Staten en hoofdambtenaar is geweest. Een deel van zijn jeugd bracht hij door in Brussel, later was hij leerling op het gymnasium van Zutphen waarna hij rechten studeerde aan de Universiteit van Leiden, waar hij in 1871 cum laude promoveerde. Deze jonge advocaat ging daarop naar Suriname om zich bezig te houden met het beheer en bestuur van de grote plantages van zijn vader. Van 1878 tot 1880 was hij tijdelijk lid van het Hof van Justitie in Paramaribo. In de jaren 1881-1882 was hij waarnemend advocaat-generaal bij het hof en van 1883 tot 1886 was hij waarnemend procureur-generaal. Na het overlijden van Van Rosevelt in 1891 volgde Lyon hem op als agent-generaal voor de immigratie wat pas officieel werd met het KB van 3 februari 1892. Hiermee kreeg hij de leiding over het Immigratiedepartement in een periode dat er grote groepen Hindostanen in het toenmalige Brits-Indië werden geworven om in Suriname te werken als contractarbeider. In 1890 begon de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM), eigenaar van onder andere de suikerplantage Mariënburg in het district Commewijne maar ook van veel plantages in Nederlands-Indië, met het aantrekken van Javaanse contractarbeiders wat vanaf 1894 door het immigratie-departement werd overgenomen. Daarnaast was Lyon van 1896 tot 1903 opnieuw lid-plaatsvervanger van het Hof van Justitie en bovendien is hij enige tijd lid van de Raad van Bestuur van Suriname geweest. Corstiaan van Drimmelen, toenmalig districtscommissaris van het district Nickerie werd op 22 november 1902 als waarnemend agent-generaal aangesteld vanwege langdurig verlof van Barnet. Op 7 januari 1908 werd in Paramaribo een borstbeeld van Barnet onthuld op de hoek van de Grote Combéweg en het Gouvernementsplein. Dat er voor hem wel en zijn voorganger Cateau van Rosevelt geen borstbeeld gemaakt is, komt vooral omdat zijn hoofdtolk Sital Persad geijverd heeft voor dit beeld van zijn pleegvader. Vanaf het moment dat Sital Persad als 14-jarige jongen in 1882 vanuit Brits-Indië in Suriname arriveerde, werd hij door Barnet Lyon opgevoed. Het in 1908 geplaatste borstbeeld van George Henry Barnet Lyon is op 17 september 2017 verwijderd (foto: Peter Sanches). Het beeld is vervangen door dat van de Brits-Indische immigrante Janey Tetary, een moslima die op 24 september 1884 de opstand van contractarbeiders op plantage Zorg en Hoop (Commewijne) leidde

moskee_p001_120.indd 16

04-10-18 13:24


17

Brits-Indische contractarbeiders (collectie Tropenmuseum)

Contractarbeiders met een islamitisch geloof De immigratie van 1873 – eerder waren er Hindostaanse contractarbeiders onder meer aangekomen in Mauritius, Trinidad, Jamaica, Brits-Guyana – en de daaropvolgende jaren bracht niet alleen het hindoeïsme naar Suriname, maar ook de islam: twee ‘nieuwe’ godsdiensten werden in het Surinaamse cultuurpatroon geweven. De term ‘Hindo(e)stanen’ of ‘Hindo(e)stani’ sloeg oorspronkelijk op mensen die in Noord-India woonden, langs de Indus. Deze rivier werd in middeleeuws-Perzisch Sindhu genoemd, waarvan de termen ‘hindoe’, ‘hindoestaan’ en ‘hindoeïsme’ zijn afgeleid. India, specifiek Noord-India (waar de Hindoestanen oorspronkelijk vandaan komen), kreeg de naam Hindoestan en zijn inwoners werden Hindoestanen genoemd. De inwoners van deze streek hebben deze naam behouden, ook toen ze zich verder verspreidden over de wereld. Hoewel de naam Hindoestanen vaak wordt gebruikt voor iemand die de hindoe-religie aanhangt, is het geen correcte aanduiding. De naam Hindoestaan slaat niet op religie maar op etniciteit. In Suriname wordt deze bevolkingsgroep aangeduid als Hindostanen. Vóór de komst van de Hindostaanse contractarbeiders leefden er al wel enkele moslims in Suriname, namelijk onder de Afrikanen die tot 1826 als slaaf naar Suriname werden overgebracht. Bekend is het verhaal van een zendeling van de Evangelische Broedergemeente over een oude slaaf die weigerde zich te bekeren tot het christendom omdat hij zich in Afrika al tot de islam had bekeerd en ‘Mohammeds naam’ had

moskee_p001_120.indd 17

04-10-18 13:24


18

aangenomen. Zo waren er waarschijnlijk ook al katholieken onder deze groep. Ook zijn slaven bekend met Arabische namen als Zamzam en Arabi. Maar pas met de immigratiegolven kwamen geleidelijk steeds meer moslims aan in Suriname. Na de Lalla Rookh kwamen er in 1874 nog vier schepen die 3800 contractarbeiders naar Suriname brachten, nu met percentueel gezien meer moslimfamilies. Zij bouwden kleine moskeeën in de districten waar zij hun gebedsbijeenkomsten hielden. Ver van huis bleven ze hun geloof belijden, namen ze de islamitische voorschriften in acht en vierden ze de islamitische feestdagen op passende wijze. Bij aankomst was het overgrote deel van de immigranten uit Brits-Indië hindoe, zo’n 80%. Volgens een door Hassankhan in 2016 aangehaalde schatting van De Klerk was ongeveer 18% van de contractarbeiders moslim. Enkele duizenden immigranten gingen in Suriname over tot het christendom. In de periode 1873 tot 1916 zijn in totaal 34.304 immigranten uit Brits-Indië aangevoerd. Ongeveer 82% overwegend uit het oostelijk deel van de toenmalige United Provinces of Agra and Oudh (de naam van deze provincie werd later

Hindostaanse familie op Kwatta, ca. 1949 (collectie Tropenmuseum)

moskee_p001_120.indd 18

04-10-18 13:24


19

verkort tot United Provinces en bestreek nagenoeg het totale grondgebied van het huidige Uttar Pradesh en Uttarakhand) en zo’n 12% uit het westelijk deel van Bihar. Hiervan keerden na afloop van hun contract 11.512 terug naar hun vaderland. Het laatste schip dat aldus immigranten terugbracht vertrok in 1926. Van de ex-contractarbeiders die eerst teruggekeerd waren naar India om zich met hun familie te verenigen, heeft een klein aantal zich later op eigen initiatief blijvend in Suriname gevestigd. Het aantal moslims uit Brits-Indië (van totaal ongeveer 6.175) dat hun contractperiode van 1873-1916 overleefde was 4.500. De contractperiode van de Javaanse immigratie liep van 1890 tot 1930. De Indonesische immigranten waren voornamelijk moslims. De eerste groep Javanen, 94 in totaal, kwam in 1890 per schip via Amsterdam in Paramaribo aan. Met name plantage Mariënburg, eigendom van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, zou veel Javanen tewerkstellen. Tussen 1890 en 1939 werden 33.000 Javaanse contractarbeiders verscheept, met name uit Midden- en Oost-Java. Naast de islam bevat de Javaanse religie – in meer of mindere mate – nog hindoeïstische en boeddhistische elementen. Hierin spelen mystiek, voorouderverering en geloof in geesten een rol. Dit stamt nog uit de pre-islamitische periode van Indonesië en is door de Javanen verweven met de islam. De islamitische Javanen behoren tot de Shafi’itische wetsschool. De Hindostaanse immigranten die niet terugkeerden naar Brits-Indië sloten soms een nieuw contract, maar de meesten vestigden zich als vrije landbouwers op een perceel grond dat ze van het gouvernement in huur of eigendom kregen of ze kochten een stuk land van een particulier. Door gezinsvorming en familierelaties werd het voor velen te zwaar om dit alles in Suriname achter te laten. Opvolgende generaties hechtten zich steeds meer aan Suriname. Tegenwoordig is van het totale aantal moslims ongeveer 65% van Javaanse afkomst en ongeveer 35% van Hindostaanse afkomst. Van de gehele Surinaamse bevolking is tussen de 20 en 25% moslim. Een kleine 150 jaar na de aankomst van de Lalla Rookh vormen de Hindostanen zowel naar getal als naar economische, culturele en sociale betekenis een invloedrijke bevolkingsgroep binnen de Surinaamse cultuur. De Hindostaanse immigranten hebben een bepalend stempel op Suriname gedrukt. Veel herinnert blijvend aan hun komst. Plaatsnamen als Calcutta en Bombay, woorden in het dagelijks taalgebruik, gerechten, invloed op de beeldende kunst en hun inzet die geleid heeft tot de opkomst van de rijstcultuur in Suriname. Ook de invloed op de architectuur is groot, zowel in hindoetempels (mandirs) als in moskeeën (masdjids).

moskee_p001_120.indd 19

04-10-18 13:24


20

monumenten hindostaanse immigratie Ter herinnering aan de komst van de eerste Hindostaanse immigranten richtte men in 1998 een monument op aan de Kleine Combéweg, nabij de plaats waar eertijds het koelie-depot stond: Baba en Mai. Het immigrantenechtpaar is naar een ontwerp van de kunstenaar Krishnapersad Khedoe gegoten in aluminium. Zij vertegenwoordigen de immigranten uit Calcutta in 1873. De kantraki hadden doorgaans niet veel bagage bij zich: kleding en vaak hun persoonlijke uitrusting bestaande uit een lota (beker) en thali (een meestal koperen eetschaal). Bij de herdenking van 100 jaar Hindostaanse immigratie in 1973 werd in Groningen een monument opgericht, ‘Lalla Rookh’ genoemd, naar het schip waarmee de eerste BritsIndische immigranten op 5 juni 1873 naar Suriname zeilden. De laatste immigranten zouden in 1916 met het stoomschip Dewa aankomen. In 1973 werd, eveneens ter gelegenheid van 100 jaar Hindostaanse immigratie, op het terrein van het commissariaat van het Waar eertijds het contractarbeidersdepot stond, staat nu district Commewijne in Nieuw-Amsterdam het monument voor Baba en Mai een vijgenboom geplant door de toenmalige districtscommissaris, mr. Basharat Ahmadali. Bij die gelegenheid werd ook een gedenkplaat onthuld. Bij het 75-jarig herdenken van de immigratie werd op 5 juni 1948 door L.B. Sitalsing, de eerste Brits-Indiër die bestuursopzichter werd, een niemboom geplant aan de zuidzijde van het Gouvernementsplein. Velen in India beschouwen de niemboom als heilig en nakomelingen van de Brits-Indische Monument 100 jaar Hindostaanse immigratie in Groningen immigranten planten zo’n niemboom graag op hun erf. Op 4 juni 1979 werd tegen de niemboom door de Stichting Mata Gauri een herdenkingsplaquette aangebracht. Ook het Lalla Rookh-gebouw (1973) aan de gelijknamige weg is als gemeenschapshuis verbonden aan het herdenken van de Brits-Indische immigranten. Op 7 oktober 2015 werd in Kolkata, India een monument onthuld ter ere van de Hindostaanse contractarbeiders die naar Suriname emigreerden. De onthulling vond plaats door de Indiase minister van Buitenlandse Zaken, mevr. Sushma Swaraj. Het betreft een replica van het Baba en Mai monument dat in Paramaribo staat.

moskee_p001_120.indd 20

04-10-18 13:24


21

Portret van drie Brits-Indische moslimgeleerden met een religieus boek in de hand (collectie Tropenmuseum)

De oprichting van de S.I.V. en de Ahmadiyya-beweging Waren de religieuze organisaties van de Surinaamse moslims in aanvang nog informeel, gaandeweg streefde men naar bestendiger vormen van gemeenschap. Een eerste poging te komen tot een islamitische vereniging werd reeds gedaan in 1902. Het doel was toen het bouwen van een moskee. In 1929 kwam het tot de oprichting van een vereniging. De voorzitter van het organiserend comitĂŠ was Sardar Karamat Ali. Om de moslimgemeenschap te dienen was het volgens Karamat Ali noodzakelijk dat er een vereniging werd opgericht. Hij bracht verschillende zaken voor het voetlicht zoals het gebrek aan organisatie onder de moslims, de gewenste vertegenwoordiging van moslimbelangen binnen het gouvernement en de mogelijkheden die een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging zou bieden voor subsidieaanvragen. Hoofddoel van de vereniging was het krachtig kunnen bevorderen van het godsdienstig leven van de moslims. Men verzocht de advocaat mr. J.C. de Miranda de statuten op te stellen en met het aannemen van deze statuten werd de formele oprichting van de eerste moslimorganisatie in Suriname onder de naam Surinaamsche Islamitische Vereeniging (S.I.V.) een feit. De oprichtingsvergadering vond plaats in theater Thalia op 17 november 1929 en werd bijgewoond door ongeveer zeshonderd moslims. Bij resolutie van de gouverneur d.d. 5 februari 1930 nr. 570, werden de statuten goedgekeurd en werd de S.I.V. als rechtspersoon erkend.

moskee_p001_120.indd 21

04-10-18 13:24


22

Het eerste bestuur was als volgt samengesteld: H. Asgar Ali (voorzitter), Hanief Mia (ondervoorzitter), Baas Abdul Sovan (secretaris), S.M. Jamaludin (tweede secretaris), Asgar Karamat Ali (penningmeester), Soekroe Mia Sukrullah (tweede penningmeester), Mamadeus, Mohamed Dawood en Radhakishun (commissarissen). De heer Sardar Karamat Ali werd door de aanwezigen als leider van de djamâ’at (gemeente van gelovigen) aangewezen en zou in deze hoedanigheid het bestuur met raad en daad bijstaan. De basis voor een georganiseerd verenigingsleven voor moslims in Suriname was gelegd. De Surinaamse Islamitische Vereniging wordt geleid door een hoofdbestuur, dat volgens haar statuten telkens voor drie jaar wordt gekozen door en uit de leden. Het hoofdbestuur wordt ondersteund door een aantal commissies en raden die allemaal in de statuten zijn beschreven. Daarnaast heeft de vereniging afdelingen in diverse districten. Elke afdeling heeft een afdelingsbestuur, dat eveneens telkens voor drie jaar wordt gekozen door en uit de leden van de desbetreffende afdeling. Het afdelingsbestuur valt rechtstreeks onder het hoofdbestuur en is verplicht periodiek verslag uit te brengen aan het hoofdbestuur. Naast de afdelingen kent de vereniging ook zusterorganisaties. Dit zijn zelfstandige organisaties die dezelfde aqieda (geloofsovertuiging) hebben en nauwe betrekkingen onderhouden met de S.I.V. De voorzitters van de S.I.V. vanaf de oprichting tot heden zijn: H. Asgar Ali (1929-1941), M.A. Jabbar (gedurende enkele maanden), S.M. Jamaludin (1941-1953), H.W. Mohamed Radja (1953-1970), I. Jamaludin (1970-1978), A.H. Niamut (1978-1985), M.R. Pierkhan (1985-2005), M. Abdul (2005-2010) en R. Bipat (2010-heden). Het middelpunt van de vereniging werd de masdjid (moskee) aan de Keizerstraat in Paramaribo. Van het begin af aan oriënteerden de Hindostaanse moslims zich op India. De S.I.V. werd met name vanuit Lahore in het tegenwoordige Pakistan ondersteund. Dit had onder meer een heel praktische reden: de taal die de meeste geschoolde moslims konden lezen en verstaan was het Urdu en in mindere mate het Arabisch, en veel islamitische literatuur werd in de voor hen begrijpelijke Urdu-taal uitgegeven door in Lahore gevestigde uitgevers of bekende islamitische organisaties. De Lahore Ahmadiyya-beweging (Gebaseerd op een tekstbijdrage van Abdoel S. Hoeseni) Mirza Ghulam Ahmad (India, 1835-1908) behoorde tot een notabele familie, maar leidde een leven van studie en meditatie. Door zijn debatten en vlugschriften waarmee hij kort na zijn dertigste levensjaar begon, met argumenten die met name gebaseerd waren op de Koran, begon het gedachtegoed van de Ahmadiyyat binnen de islam vorm te krijgen. De inhoud van de publicatie van de eerste delen van zijn belangrijke vijfdelig boekwerk Barahin-i-Ahmadiyya in 1880 manifesteerde al het werk van een hervormer. Zijn tekst was gebaseerd op een met de Koran strokende overlevering van de profeet Mohammed: ‘Zeer zeker zal Allah voor deze gemeenschap aan het hoofd van elke eeuw iemand doen opstaan die voor haar haar religie opnieuw zal doen opleven.’ In 1885, samenvallend met het begin van de 14e eeuw Hidjra, proclameerde hij dat Allah hem had aangesteld als hervormer.

moskee_p001_120.indd 22

04-10-18 13:24


23

Vele moslims aanvaardden hem als de hervormer van de veertiende eeuw van de Hidjra jaartelling, en later ook als de beloofde Messias en Mahdi. Ondanks de grote tegenstand van de orthodoxe moslim-schriftgeleerden (oelema) die hierop volgde, had zich in de loop der tijd vanaf 1889 een grote groep medestanders rondom hem verzameld. Hij had aanvankelijk echter geen naam gegeven aan zijn volgelingen. Toen de overheid bepaalde dat de burgers bij de destijds naderende officiële volkstelling van India ook moesten opgeven tot welke islamitische groepering ze behoorden, moest hij wel overgaan tot het zoeken van een naam. In het jaar 1900 maakte hij bekend dat ‘de toepasselijke naam voor deze beweging is moslims van de Ahmadiyya-groep’. De naam Ahmadiyya is echter niet ontleend aan zijn eigen naam Ghulam Ahmad, maar aan de tweede naam van de profeet Mohammed, namelijk Ahmad. Mirza Ghulam Ahmad legde een blijvende basis voor de verspreiding van de islam volgens het Koranvers 3:104: ‘En in jullie midden moet er een groep zijn die uitnodigt tot het goede, het rechtmatige beveelt en het foute verbiedt. En dit zijn degenen die succesvol zijn.’ De belangrijkste taak van de Lahore Ahmadiyya-beweging is het verspreiden van deze leer van de islam naar alle delen van de wereld door het voortbrengen van hoogwaardige islamitische literatuur en het uitzenden van missionarissen. De beweging ondervond veel tegenstand van zowel andere godsdienstige groeperingen als van moslims, maar vooral van de moellahs van de orthodoxe (soennitische) islam, waaruit deze beweging was opgekomen. Een aantal jaren na het overlijden van de stichter van de Ahmadiyya-beweging kwam zijn zoon Bashir-ud Din Mahmud Ahmad met de bewering dat de stichter een profeet zou zijn geweest en dat degenen die dit niet accepteerden buiten de grenzen van de islam vielen. Maulana Muhammad Ali en de zijnen bestreden dit krachtig en brachten naar voren dat dit nooit het geloof of de leerstelling van de stichter van de beweging zelf was geweest en dat die bewering in feite indruiste tegen de leer van de islam dat Mohammed de laatste profeet was. Uiteindelijk leidde dit fundamentele geschil in 1914 tot een definitieve splitsing van de Ahmadiyya-beweging. De groep onder leiding van Mahmud Ahmad, de Qadian Ahmadiyya-beweging, had als hoofdkwartier Qadian (later Rabwah). De groep van maulana Muhammad Ali richtte in 1914 de Ahmadiyya Anjuman Isha’at Islam Lahore oftewel de Lahore Ahmadiyya-beweging op. Lahore Ahmadiyya doet intrede in Suriname De S.I.V. stelde zich kort na de oprichting in 1929 in verbinding met verschillende moslimorganisaties in India om bredere contacten te leggen op het gebied van de islamitische godsdienst en om ondersteuning te verkrijgen bij diepgaander scholing van haar leden. Moulvi Shekh Ahmadali, secretaris van de eerste Raad voor Geloofszaken na de oprichting van de S.I.V., was belast met de correspondentie hiertoe. Het was alleen de Ahmadiyya Anjuman Isha’at Islam Lahore, die in die tijd al missionaire activiteiten buiten India ontplooide en die bereid was een islamdeskundige naar Suriname af te vaardigen.

moskee_p001_120.indd 23

04-10-18 13:24


24

Ze adviseerde de S.I.V. om de zojuist bij het opleidingscentrum van de Lahore Ahmadiyya afgestudeerde Trinidadiaanse moulvi Ameer Ali te laten overkomen. Deze ging in op het verzoek van de S.I.V. en kwam in 1934 in Suriname aan om deze overeenkomstig de behoefte in islamkennis te ondersteunen. Hij was de eerste buitenlandse moslim-missionaris die Suriname bezocht. Zodoende werd het gedachtegoed van de Lahore Ahmadiyya-beweging, dat kort aangeduid kan worden met de slagzin ‘terug naar de Koran’, in 1934 in Suriname geïntroduceerd door de moulvi Ameer Ali binnen de S.I.V., en het werd zowel door het gehele bestuur als door de Maulana Abdul Haque Vidyarthi uit Lahore (m) wordt bij zijn meerderheid van de leden aangenomen. aankomst als missionaris in Suriname in 1954 ontvangen door Voorheen werden voornamelijk de destijds een delegatie van de S.I.V. onder leiding van de toenmalige S.I.V.gangbare soennitische gedachten gevolgd. voorzitter H.W. Mohamed Radja (r) op de luchthaven Zanderij In datzelfde jaar werd Imdadia Isha’at Islam (de eerste afdeling van de S.I.V.) opgericht op initiatief van moulvi Shekh Ahmadali, waarbij moulvi Ameer Ali de eerste steen legde bij de bouw van de oorspronkelijke Imdadia-moskee. Na dit contact met de Lahore Ahmadiyya-beweging kwamen diverse malen islamgeleerden uit Lahore naar Suriname om de S.I.V.-leden en anderen grondiger te onderrichten in de islam, waaronder de welbekende maulana’s Abdul Haque Vidyarthi en Hafiz Sher Mohammed. Beiden bezochten Suriname een aantal keren, eerstgenoemde in de jaren vijftig en laatstgenoemde in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Ze bleven telkens voor langere tijd. Zusterorganisaties en buitenlandse contacten Eind jaren zestig en begin jaren zeventig van de vorige eeuw heeft de S.I.V. ook deel uitgemaakt van de Council of the Ahmadiyya Anjuman Isha’at Islam for the Western Hemisphere die grote Lahore Ahmadiyya-conventies heeft georganiseerd in Guyana, Trinidad en in 1970 in Suriname. Later heeft de S.I.V. diverse malen zelfstandig internationale Lahore Ahmadiyya-conventies georganiseerd die ook bijgewoond werden door vertegenwoordigers van de wereldwijde Lahore Ahmadiyya-gemeenschap. Ook hebben leden van de S.I.V. van tijd tot tijd geparticipeerd in de salana djalsa, de jaarlijkse internationale conventie in het hoofdkwartier van de Lahore Ahmadiyya-beweging in Pakistan.

moskee_p001_120.indd 24

04-10-18 13:24


25

Foto uit 1980 van de jaarlijkse bijeenkomst die gehouden wordt in Lahore. In het genoemde jaar bezocht een grote delegatie uit Suriname, Nederland, Indonesië, Engeland en de vs de bijeenkomst

Naast zusterorganisaties in Suriname heeft de S.I.V. ook zusterorganisaties in Trinidad, Guyana, de Verenigde Staten, Canada, Engeland, Duitsland, Nederland, Frankrijk, Nigeria, Zuid-Afrika, India, de Filippijnen, Nieuw-Zeeland, Australië, de Fiji-eilanden en Indonesië. De leden en sympathisanten van de Lahore Ahmadiyya-organisaties in Nederland zijn over het algemeen van Surinaamse afkomst. De zusterorganisaties Ahmadiyya Anjuman Isja’ati-Islam Indonesië en de Stichting Ahmadiyya Isha’at Islam uit Nederland zijn van bijzonder belang voor de Lahore Ahmadiyya’s en anderen in Suriname en Nederland vanwege hun vertaal- en publicatiewerkzaamheden van de Lahore Ahmadiyya-literatuur in het Nederlands. De internationale moederorganisatie van de Lahore Ahmadiyya-beweging zetelt in Lahore, Pakistan. Zij wordt geleid door een amir (geestelijke leider en tevens president). De amirs vanaf de oprichting zijn geweest maulana Muhammad Ali, M.A., LL.M. (1914-1951), maulana Sadr-ud-Din (1951-1981), dr. Saeed Ahmad Khan (1981-1996), dr. Asghar Hameed (1996-2002) en dr. Abdul Kareem Saeed (2002-heden). Er is nauw contact tussen de S.I.V. en de moederorganisatie in Lahore alsmede met de zusterorganisaties uit de regio en Nederland. Afgezien van maulana Muhammad Ali en Asghar Hameed hebben alle amirs Suriname bezocht.

hazrat mirza ghulam ahmad (Tekstbijdrage Abdoel S. Hoeseni) Hazrat (de weledele) Mirza Ghulam Ahmad (1835-1908) leefde in India in een periode dat de godsdienst van de islam onder de zwaarste aanval lag van haar critici. Zij werd door hen voorgesteld als een primitieve, botte en gewelddadige ideologie. De islamitische leiders waren, met hun verouderde kennis en hun eigen misvattingen over de islam, geheel niet in staat deze uitdagingen het hoofd te bieden. Hazrat Mirza benadrukte in zijn geschriften en lezingen de islam als een godsdienst van rede, vrede en tolerantie en weerlegde daarmee alle kritiek. Zijn prestaties op het gebied van de heropleving van de islam en de hervorming van de moslims

moskee_p001_120.indd 25

04-10-18 13:24


26

Hazrat Mirza Ghulam Ahmad uit Qadian, India, (1835-1908),

Maulana Muhammad Ali (1874-1951), een belangrijk missionaris

hervormer van de 14e eeuw na Hidjra, ‘beloofde Messias en Mahdi’,

van de islam en oprichter van de Ahmadiyya Anjuman Isha’at Islam

stichter van de Ahmadiyya-beweging in de islam

Lahore

ondersteunen zijn aanspraak een van de moedjaddids (hervormers) van de islam te zijn. Hij beweerde ook de beloofde Messias en Mahdi te zijn op wie de moslims wachtten en die op het meest kritieke moment in hun geschiedenis zou verschijnen. Hij ontkende herhaaldelijk de beschuldiging tegen hem dat hij beweerd had een profeet te zijn; integendeel, zijn missie was om de islam te prediken in haar oorspronkelijke zuiverheid zoals Mohammed onderwezen heeft.

maulana muhammad ali (Tekstbijdrage Abdoel S. Hoeseni) Maulana Muhammad Ali (overleden in 1951) is de auteur van verschillende boeken over de islam die grote bijval oogsten, waaronder zijn The Holy Quran with English Translation met gedetailleerde toelichting, die in diverse talen is vertaald, onder meer in het Nederlands. In 1900, na het bereiken van een academische staat van dienst, deed hazrat Mirza Ghulam Ahmad, de moedjaddid (hervormer) van deze tijd en de beloofde Messias, een beroep op hem om zijn leven te wijden aan het dienen van de islam. Hij sloot zich onmiddellijk aan bij de hervormer in Qadian, die hem aanstelde als de eerste redacteur van het Engelse tijdschrift van de beweging, de Review of Religions. Later stelde de beloofde Messias hem ook aan als de secretaris van het bestuur van de Ahmadiyya-beweging. In 1914, zes jaar na het overlijden van Mirza Ghulam Ahmad, richtte de maulana, samen met andere vooraanstaande figuren van de beweging, de Ahmadiyya Anjuman Isha’at Islam op in Lahore. Vanaf dat moment tot aan zijn dood stond de maulana aan het hoofd hiervan en begeleidde hij de wereldwijde zendingsactiviteiten van deze organisatie. Gedurende deze periode produceerde hij omvangrijke vakliteratuur die miljoenen mensen over de hele wereld heeft beïnvloed. Ontwikkelde moslimleiders en -denkers van zijn tijd hebben hem rijkelijk hulde betoond voor zijn bijdrage aan de islam.

moskee_p001_120.indd 26

04-10-18 13:24


27

Geloofsrichtingen binnen de islam in Suriname (Tekstbijdrage Abdoel S. Hoeseni) Het liet zich voorspellen dat de invloed van de Lahore Ahmadiyya-leer de S.I.V. geleidelijk aan meer reformistisch maakte dan het de orthodoxe moslims zinde en een splitsing kon niet voorkomen worden. De soennieten zonderden zich in 1935 af en richtten in de jaren daarna afzonderlijk hun eigen verenigingen, moskeeën en scholen op onder de noemer Ahle Sunnat Wal Jamaat. De S.I.V. ging qua aqieda, traditie en gewoonte, door als een uitgesproken Lahore Ahmadiyya-vereniging. In 1950 wisten de orthodoxe soennieten zich na diverse uitsplitsingen op advies van maulana Shah Muhammad Abdul Aleem Siddiqi te organiseren in een nieuwe samengesmolten vereniging: de Surinaamse Moeslim Associatie (S.M.A.). Hun voornaamste masdjid (moskee) staat aan de Kankantriestraat. De Qadiani Ahmadiyya-beweging vestigde zich in Suriname in 1956, nadat missionaris Sheikh Rasheed Ahmad Ishaak in dat jaar Suriname bezocht, samen met een Qadiani-missionaris uit Trinidad, Ishaak Saqi. Hun eerste masdjid is de Nasirmoskee, geopend in 1971 te Ephraïmszegen. De organisatie in Suriname draagt de naam Surinaamse Ahmadiyya Gemeenschap (S.A.G.). Om een grotere eenheid onder de moslims in Suriname te bewerkstelligen is op initiatief van de S.I.V. en de Stichting van Islamitische Gemeenten in Suriname gepoogd tijdens een islamitische topconferentie op 4 juni 1972 vijf verschillende moslimorganisaties bijeen te brengen in een grote overkoepelende moslimorganisatie. Deze wens kreeg gestalte op 17 maart 1974 met de oprichting van de Madjlies Moeslimien Suriname (M.M.S., Verbond van Islamitische Organisaties in Suriname) met als doel de gemeenschappelijke belangen van de islamitische gemeenten in Suriname te behartigen. De S.I.V. maakt sinds 1978 geen deel meer uit van de M.M.S. Deze overkoepelende organisatie bestaat nu uit de Indonesisch georiënteerde moslimorganisaties Stichting der Islamitische gemeenten in Suriname (S.I.S.), Sarekat Ashafia Islam, Persarekatan Jamaah Islamiya Suriname (P.J.I.S.), Federatie van Islamitische gemeenten in Suriname (F.I.G.S.), en de Hindostaanse moslimorganisaties Surinaamse Islamitische Organisatie (S.I.O., die de plaats van de S.I.V. innam) en Surinaamse Moeslim Federatie (S.M.F.). De moslims van Afrikaanse afkomst hebben hun eigen organisaties: de Sadaqatul Islam, de Viranka en de Nation of Islam. Suriname kent een Interreligieuze Raad (iris), opgericht in 1989, waarin christelijke, hindoe-, moslim- en bahai-organisaties samenwerken. Deze organisatie, waar de S.I.V. ook deel van uitmaakt, stimuleert religieuze tolerantie in de samenleving. Er is een onderlinge afspraak dat personen van een religie geen negatieve zaken uiten over een andere religie via de media. De kwestie rond de Ahmadiyya-beweging wordt van tijd tot tijd actueel. De kwintessence ligt in de vraag of de stichter van de Ahmadiyya-beweging wel of geen aanspraak heeft gemaakt op het profeetschap. De kwestie is in religieus-technische zin van groot belang omdat sommigen op basis van de eigen aanname op dit punt zich het recht toe-eigenen

moskee_p001_120.indd 27

04-10-18 13:24


28

strijd binnen de s.i.v.: lahore ahmadiyya- of soennieorganisatie (Tekstbijdrage Abdoel S. Hoeseni) In 1934 was al beslissend uitgemaakt dat de S.I.V. de Lahore Ahmadiyya-organisatie in Suriname was. Midden jaren zeventig van de vorige eeuw ontstond er binnen het toenmalig S.I.V.-bestuur een discussie met betrekking tot wel of niet behouden van de Lahore Ahmadiyya-aqieda (geloofsleer) binnen de vereniging. En ondanks de lange Lahore Ahmadiyya-historie van de S.I.V. ontkende een aantal van die bestuursleden met nog een aantal ondersteunende leden dat de S.I.V. een tot de Lahore Ahmadiyyabeweging behorende organisatie zou zijn, waarop een heftige strijd binnen de S.I.V.gelederen ontstond. Deze strijd, die namens de pro-Ahmadiyya-groep daadwerkelijk werd geleid vanuit de S.I.V.-afdeling Imdadia Isha’at Islam, maar vanwege ondersteuning van de afdelingen geformaliseerd was in het Ahmadiyya Aqieda Comité, staat bekend als de aqieda-strijd binnen de S.I.V. Uiteindelijk moest er na jarenlange strijd een rechterlijke commissie aan te pas komen om bestuursverkiezingen uit te schrijven. Deze vonden plaats op 30 juli 1978. De overwinning was voor de groep die de Lahore Ahmadiyyaaqieda wenste te behouden. Een deel van de verliezers richtte een andere organisatie op, de Surinaamse Islamitische Organisatie (S.I.O).

de andere tot kâfir (ongelovige) te verklaren. De stichter heeft echter geen aanspraak gemaakt op profeetschap na Mohammed en de Lahore Ahmadiyya-beweging beschouwt hem niet als een profeet maar slechts als een hervormer. Bovendien verkettert zij ook niemand vanwege het hebben van een andere mening. Zij verwijst kortweg naar de Koran, de desbetreffende duidelijke uitspraken van de profeet Mohammed en overige relevante argumenten om aan te tonen dat Mohammed de laatste profeet van Allah is, en dat er dus na hem geen nieuwe profeet kan komen en ook geen oude profeet kan terugkomen. Haar heldere standpunt is dan ook dat men slechts dan een niet-moslim wordt als men het geloofsartikel waarmee men in de schoot van de islam treedt (de sjahâda), afwijst oftewel daar afstand van neemt. In praktische zin kan het punt in het dagelijks leven van de diverse groepen gelovigen als van minder groot belang beschouwd worden, immers, ze hebben hetzelfde heilige boek, de Koran, ze accepteren allemaal de grondbeginselen en de vijf zuilen van de

moskee_p001_120.indd 28

04-10-18 13:24


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.