Nickerie

Page 1



NICKERIE VERHALEN VAN MENSEN EN GEBOUWEN FINEKE VAN DER VEEN DICK TER STEEGE CHANDRA VAN BINNENDIJK

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 1

15-08-13 20:52


NICKERIE Verhalen van mensen en gebouwen

Fineke van der Veen, Dick ter Steege en Chandra van Binnendijk

Met medewerking van Stichting tot Behoud van Oudheden in Suriname (Stibosur)

Gefinancierd door: Nederlandse Ambassade te Paramaribo Stichting de Zaaier, Utrecht

© November 2013 Stichting LM Publishers – Arnhem

Stichting LM Publishers Velperbuitensingel 8 6828 CT Arnhem

W: www.lmpublishers.nl E: info@ lmpublishers.nl

Vormgeving: M A T Ontwerp, bno / Maya Timmer

Lithografie en druk: High Trade, Zwolle

ISBN 978 94 6022 266 5 NUR 640

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 2

22-08-13 17:07


DEEL I:

DE MENSEN

Fineke van der Veen en Chandra van Binnendijk Foto’s: Fineke van der Veen, tenzij anders vermeld

INTERMEZZO Fineke van der Veen en Chandra van Binnendijk Foto’s: Fineke van der Veen, tenzij anders vermeld

DEEL II: DE GEBOUWEN Dick ter Steege Foto’s en tekeningen: Dick ter Steege, tenzij anders vermeld Met medewerking van Philip Dikland en KDV architecten Paramaribo

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 3

15-08-13 20:52


4

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 4

15-08-13 20:52


INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD

7

NICKERIE, EEN MOZAÏEK

9

DEEL I: DE MENSEN

Inleiding Immigranten uit Hindustan: wie ze waren en waarom ze kwamen Geen slaaf, maar ook niet vrij: werken op de plantage, wonen aan de coolie line Verhalen van een familie: Ishaak Verhalen van een familie: Chander Allemaal onder dezelfde zon: over mensen en goden Wageningen: een Hollands idee in een tropische setting Den Haag: Hindo-hoofdstad van Nederland

13

17 25 35 45 55 65 75

INTERMEZZO ‘PARELTJES’

1. Shoppen 2. Post Utrecht 3. De Nickeriaan vooruit 4. Naar de barrebiesjes 5. Het verleden is een vreemd land / Anil Ramdas 6. Toevallige ontmoetingen

DEEL II: GEBOUWEN EN LANDGEBRUIK

Inleiding Historische achtergrond De ontwikkeling van Nieuw Nickerie Van plantages tot polders Wageningen Het Multi-purpose Corantijn Project (MCP) Beschrijving en documentatie van monumenten en geselecteerde gebouwen

85 89 93 97 101 103

106

107 109 115 125 139 149 153

WOORD VAN DANK

190

LITERATUURLIJST

191

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 5

15-08-13 20:52


6

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 6

16-08-13 12:58


VOORWOORD

Na ons boek over Coronie kwam van vele kanten de vraag: en, wat nu? Een boek over Nickerie?! Inderdaad, dat was onze droom, een droom die nu verwezenlijkt is. Speelde in het boek over Coronie de creoolse bevolking de hoofdrol, dit keer staan de Hindostanen in het spotlicht. Immers, de respectievelijke groepen zijn het grootst in omvang in de betreffende districten en bepalen daar voor het grootste deel de cultuur. We beseffen dat het maken van onderscheid tussen bevolkingsgroepen in Suriname een achterhaalde bezigheid is: iedereen is immers in eerste instantie Surinamer. In de volkstelling van 2012 is daarom geen onderscheid naar etniciteit meer gemaakt. Maar toch. In het verleden zijn mensen uit alle windstreken naar Suriname gekomen. Gedwongen of vrijwillig. Allemaal met een eigen achtergrond en culturele bagage die ook na eeuwen nog voelbaar is en wordt gekoesterd. Het is nu 140 jaar geleden dat het eerste schip met mannen, vrouwen en kinderen uit India, toen Brits-Indië, kwam. Ze waren naar Suriname gehaald om op de plantages te werken. Degenen die na de vijf jaar van het arbeidscontract bleven, kregen een stuk grond om zelf producten te verbouwen. De Hindostanen in Nickerie plantten voornamelijk rijst. Als je je probeert voor te stellen hoeveel werk er is verzet om van de voormalige plantages, en later ook van bossen en moerassen, rijstpolders te maken, in het begin met louter menskracht, later met behulp van machines, dan kan je niet anders dan bewondering hebben voor het doorzettingsvermogen en de werkkracht van de Hindostaanse immigranten die dit alles tot stand hebben gebracht. Hetzelfde geldt voor alle harde werkers uit Suriname en Nederland die Wageningen hebben gemaakt tot het moderne rijstcentrum dat het lange tijd was. Daarom is dit boek ook een geschreven monument voor de pioniers die Nickerie vormgaven, en, al was het tijdelijk, tot hun thuis maakten. De methode die we bij het maken van dit boek hanteren, is divers. Het beeldmateriaal komt voor een deel uit verzamelingen zoals die van het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT), het beeldarchief van het Nationaal Archief en uit privécollecties. Een ander deel produceerden we zelf: foto’s van hedendaags Nickerie en de documentatie van een aantal historisch belangrijke huizen en gebouwen. Voor de teksten raadpleegden we archieven, secondaire bronnen en websites. We spraken met een aantal vrouwen en mannen, jong en wat ouder, over het leven van hun voorouders en over hun eigen leven en werk – zonder deze informanten was dit boek niet mogelijk geweest. Voor degenen die meer informatie willen, staan in de noten verwijzingen naar interessante literatuur, websites en documentaires, zoals die over de beginjaren van Wageningen/SML, Zwampoogst, van cineast Peter Creutzberg. We hebben in dit boek niet de wijsheid in pacht, noch het laatste woord. De wereld is sterk in beweging, morgen kan alles weer anders zijn. We bieden, evenals in het boek over Coronie, een momentopname. Van mensen en hun woon- en leefomgeving in een ruraal district in Suriname, ZuidAmerika, met een uitloop naar Den Haag, Hindo-hoofdstad van Nederland.

1

Dromers, doemdenkers en doorzetters: verhalen van mensen en gebouwen in Coronie; KIT Publishers, 2010.

7

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 7

15-08-13 20:52


8

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 8

15-08-13 20:52


NICKERIE

EEN MOZAÏEK

Wie een boek over Nickerie schrijft, zal een keuze uit een veelheid van onderwerpen moeten maken, en zich ook in die keuze beperkingen moeten opleggen. De keuze van de auteurs is gestuurd door de opzet van het boek, dat dezelfde structuur heeft als het boek over Coronie: een deel over de mensen en een deel over de gebouwde omgeving. Met daartussen een aantal ‘pareltjes’: korte stukjes tekst met veel foto’s over onderwerpen die buiten de twee delen van het boek vallen maar ons inziens het vermelden waard zijn.

Lang geleden was er zwampbos. Ruige natuur Rij nu door het district Nickerie en je ziet vlakke polders zo ver het oog reikt. Rijstvelden doorsneden door rechte kanalen. Langs polderwegen staan op ruime erven woonhuizen, vaak met een tractor of ander landbouwwerktuig erbij. Faya lobi en andere bloemen geven kleur aan het groen. Veel echt oude houten huizen staan er niet meer. Werd in het verleden een huis te klein of te oud, dan bouwde men als er voldoende middelen waren, een nieuw en groter huis. Daarbij werden de materialen van het oude huis zo veel mogelijk hergebruikt. Nieuwe huizen worden tegenwoordig van beton of steen gebouwd, dat is goedkoper in het onderhoud. Hoofdstad van het district is Nieuw Nickerie, met als beeldmerk het tapijt van lotusbloemen in het Zoetwaterkanaal dat het stadje in tweeën deelt. Voordat in 1958 waterleiding werd aangelegd, was het kanaalwater letterlijk van levensbelang als bron van drink- en waswater. De levendige markt ligt aan de rivier, de vis wordt per boot aangevoerd, dagvers. Tegenover het kantoor van de districtscommissaris (DC), het hoogste gezag, ligt het Brasaplein waar jong en oud zich vroeg in de avond komt verpozen bij de nieuwe fontein en de monumentale standbeelden van Jagernath Lachmon en Mahatma Gandhi. Een eerder stadje, de Punt (1820), in 1850 omgedoopt tot Nieuw Rotterdam, werd na overstromingen in 1868 verplaatst, maar was ook daarna niet veilig voor de zee. Een aantal gebouwen werd ge-

Schoonbranden van de velden na de padie-oogst

9

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 9

15-08-13 20:52


red en in De Nieuwe Wijk opnieuw opgebouwd. Toen ook daar het water kwam, begon men in 1879 met de bouw van Nieuw Nickerie. De stad ligt nu (voorlopig) veilig achter de Zeedijk, de trots van Nieuw Nickerie. Bij de dijk is ook de back track, de afvaarplaats van de kleine bootjes die buiten de douane om de rivier over varen naar buurland Guyana. Van de talrijke suiker-, katoen- en koffieplantages, aangelegd in het begin van de negentiende eeuw, zijn slechts spaarzame resten te vinden. Suikerplantage en -fabriek Waterloo sloot als laatste in 1969. De gronden zijn nu deel van de stadsuitbreiding van Nieuw Nickerie. Andere plantagegronden zijn door nijvere arbeid omgezet in rijstpolders. Ook van de balata-industrie, die in het begin van de twintigste eeuw rijkdom bracht, is weinig meer over dan een paar oude huizen – nu onbewoond, toen vol grandeur. Waar de Nickerie- en de Maratakkarivier samenkomen ligt het dorp Wageningen, de company town van de Stichting voor de Ontwikkeling van Machinale Landbouw in Suriname, SML, opgericht in 1949. Ooit zouden Hollandse boeren hier grote landbouwbedrijven tot bloei brengen. Het liep anders, maar Wageningen werd wel een begrip in de wereld, vanwege de mechanisatie van de rijstbouw en de verbeterde rijstrassen die in het landbouwproefstation ontwikkeld werden. De SML kende een bloeiperiode, maar is nu failliet. Er wordt al jaren gesproken over een her- of doorstart. Maar de rijstteelt en -verwerking door grote en kleine boeren gaan gewoon door – wie Nickerie zegt, zegt nog steeds rijst. Veel voormalige medewerkers van de fabriek in Wageningen zijn nu in dienst van lanti, de overheid, of pendelen op en neer naar het bananenbedrijf van de SBBS, Stichting ter Bevordering van de Bananenteelt in Suriname. Ook de ontwikkelingen in de infrastructuur gaan door: vanaf 1970 is het Multipurpose Corantijn Project (MCP) in uitvoering, van groot belang voor een beter watermanagement voor de bestaande polders en nieuw te ontwikkelen gebieden. Aan de overkant van de haven bij de rijstfabriek, ligt Post Utrecht. In 2013 heeft de inheemse nederzetting de status van dorp gekregen, met een eigen gezagsdrager, de kapitein. De dorpelingen gaven Post Utrecht een nieuwe naam: Lokono Shikuabana. De status als dorp geeft de schaarse bewoners nieuwe hoop op ontwikkeling en voorzieningen. De aanleg van waterleiding is al ver gevorderd. Wellicht het boeiendste verhaal van Nickerie is de geschiedenis van de grootste bevolkingsgroep van het district: de Hindostanen. Het is de tweede groep mensen die door Nederlandse koloniale overheersers naar Suriname is gebracht. Eerst de Afrikanen, die gedwongen werden. Na de afschaffing van de slavernij de Hindostanen uit Brits-Indië, zij werden met mooie beloften gelokt. Ten slotte de Javanen, voor contractarbeid uit Indië geworven nadat vanaf 1917 contractarbeid vanuit India was verboden. De Hindostaanse immigranten zijn vanaf 1873 vanuit diverse streken in Noord-India in zeil- en

10

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 10

15-08-13 20:52


MOZAÏEK

stoomschepen ‘aangevoerd’ om gedurende vijf jaar plantagearbeid te verrichten. Degenen die er na hun contract voor kozen te blijven, maakten hun eigen toekomst. Sommigen bleven werkzaam in de landbouw, anderen gingen in zaken. Latere generaties studeerden voor arts of advocaat, gingen radio maken of politiek bedrijven. Voor 1975, met de onafhankelijkheid van Suriname nabij, ontstond een periode van onrust die misschien te vergelijken is met de onrust die heerste in het depot bij de haven van Calcutta, destijds het vertrekpunt van de immigranten. Wat zou de toekomst brengen? En waar zou de toekomst beter zijn: in Suriname of in Holland? Velen kozen voor de laatste optie, maar de vraag blijft: waar is het beter te leven, waar hebben de kinderen een betere toekomst, waar is ‘thuis’? Er wordt veel op en neer gereisd en de moderne media maken het mogelijk om virtueel in meer dan één wereld te leven. Het is niet ongewoon om midden in een gesprek op een tropisch terras ineens een vraag te krijgen als: wat denk je, komt er een Elfstedentocht of gaat het dooien? 1

De laatste volkstelling in Suriname wijst uit: Nickerie krimpt. De afgelopen acht jaar laat een bevolkingsafname zien van 6,5 procent: in 2004 waren er 36.639 inwoners, in 2013 34.241. Volgens districtscommissaris Wedprekash Joeloemsingh zijn het vooral de jongeren tussen 16 en 30 jaar die wegtrekken. Zij zouden geen zin hebben om in de landbouw te werken en ook te weinig vertier vinden in het district. Bovendien is er een gebrek aan woningen voor jonge gezinnen.

Fineke van der Veen, Dick ter Steege, Chandra van Binnendijk; ‘Dromers, doemdenkers en doorzetters: verhalen van mensen en gebouwen’ in: Coronie; KIT Publishers, 2010.

2 1919-2001; een van de oprichters van de Vooruitstrevende Hervormings Partij (VHP) en tweemaal parlementsvoorzitter. 3

A.A. Heckers; Het district Nickerie; Paramaribo, 1923; heruitgave in het kader van het eeuwfeest van Nieuw Nickerie door het bestuur

Het aantal personen van Hindostaanse afkomst in Den Haag bedraagt meer dan de totale bevolking van Nickerie; ongeveer 10 procent van de ruim 500.000 inwoners. Zij vormen een belangrijke minderheid in de stad, verbonden door achtergrond en cultuur, door India en Suriname, en zijn daarbinnen net zo divers als alle andere Hagenaars en Hagenezen.

van het Cultureel Centrum van Nieuw Nickerie, 1979: 127. 4

DC Joeloemsingh in Times of Surinam, 05-02-2013 en interview met

5

Schatting totaal aantal Hindostanen in Suriname: 80.000. In

de DC, november 2012.

Nederland lopen de schattingen enorm uiteen: van 90.000 tot 200.000. Bron: www.Indiawijzer.nl.

11

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 11

15-08-13 20:52


12

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 12

15-08-13 20:52


DEEL I: DE MENSEN

INLEIDING

In het boek over Coronie staat in het eerste deel de creoolse bevolkingsgroep centraal, en het slavernijbestaan op de plantages, met een uitloop naar het leven in het huidige Coronie. Dit boek gaat voornamelijk over de Hindostaanse bevolkingsgroep, de immigranten die vanaf 1874 uit Brits-Indië waren geronseld voor plantagewerk, en hun nazaten. Zij zijn inmiddels veruit de grootste bevolkingsgroep in Nickerie. Veel Nickeriaanse Hindostanen emigreerden opnieuw. De tweede immigratiestroom, die rond de onafhankelijkheid van Suriname (1975) op gang kwam, belandde in Den Haag. Dat maakt Den Haag tot de Hindo-hoofdstad van Nederland, reden waarom in het laatste hoofdstuk van deel I een uitstapje naar Den Haag wordt gemaakt.1

Van Brits-Indië tot Den Haag: een dubbele migratie Nickerianen zijn trots op hun district. Mooi, groen, rustig – het is nergens mooier, groener en rustiger. Als oudere Nickerianen over hun geboortedistrict vertellen, wordt een verloren paradijs geschetst van natuur, eenvoud en gemeenschapszin. Sadiek Ishaak verwoordt het aldus: ‘We groeiden allemaal samen op. (…) Het fijnste van het fijnste was vissen vangen en vuurtje maken. We hadden geen geld om iets te kopen, maar we hadden alles wat we nodig hadden. (…) Iedereen had respect voor iedereen. (…) We hadden geen voetbalvelden, we speelden na de oogst op een rijstveld.’ (Zie hoofdstuk 3) Het eerste hoofdstuk van deel I gaat in op de vraag: wie waren die contractarbeiders en waarom kwamen ze naar Suriname? Een unieke bron is het dagboek van Munshi Rahman Khan, een geletterd man, die uit zucht naar avontuur zijn geboortegrond verliet. Opgewekt laat hij zijn vrouw en familieleden achter om ver weg zijn geluk te zoeken. Eenmaal in Suriname betreurt hij zijn daad en verzucht hij dat hij nooit zulk hard en moeilijk werk had verwacht – ‘ik moest er van huilen’. Rahman Khans dagboek is een persoonlijk verslag van een ondanks zeer moeilijke omstandigheden geslaagd man. Hoofdstuk 2 gaat over het dagelijks leven van vele andere mannen en vrouwen gedurende de vijf jaar van hun contract – de vreugde, het verdriet. Daarover zijn weinig persoonlijke verhalen bekend.

1

Onze wens is nog een derde boek te maken, over het district Commewijne, waar de Javanen de dominante bevolkingsgroep vormen. Afrikanen, Brits-Indiërs en Javanen zijn achtereenvolgens door de Nederlandse koloniale macht, meer of minder gedwongen, naar Suriname gebracht.

13

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 13

15-08-13 20:52


DE MENSEN

‘Je vroeg ouderen niet naar hun verleden, dat was onbeleefd’, is één verklaring, de ‘zwijgcultuur’ van Hindostanen een andere – je spreekt niet over nare of slechte dingen. En ‘naar’ was het. Uit de geschreven bronnen die zijn geraadpleegd, blijkt dat het leven als contractarbeider weinig beter was dan dat van een slaaf. Pas in hoofdstuk 3 en 4, over het nabije verleden en het heden, komen levende mensen aan het woord. Leden van twee families vertellen hun verhalen: de families Ishaak en Chander. Beide families begonnen hun Nickeriaanse geschiedenis op plantage Waterloo, en startten daarna hun eigen landbouwbedrijven. De ondernemende familie Chander ging bijna als vanzelf door in de handel; voor de familie Ishaak is techniek, radio en muziek een leidend motief. De verhalen van de verschillende familieleden vormen een uitdagende legpuzzel. Zoveel personen, zoveel (bij)namen en ingewikkelde familieverhoudingen. Bovendien werkt het geheugen selectief waardoor er verschillende ‘waarheden’ naast elkaar bestaan. Opvallend was de bereidheid van de families om te vertellen, om oude foto’s te laten zien, en het plezier waarmee ze dat deden. Informanten vonden het van belang dat een stuk van de familiegeschiedenis werd vastgelegd. ‘Ontzettend interessant om te lezen omdat ik zelf ook niet alles weet over mijn eigen familie’, schreef de 29-jarige Haagse Raiz Ishaak nadat hij zijn familiehoofdstuk had gelezen. En Mitra Rambaran liet weten blij te zijn dat het verhaal van haar ouders, als tot christen bekeerde hindoes, werd vastgelegd. De meeste informanten waren open maar er was wel de neiging negatieve dingen ‘onder ons’ te houden, ook omdat alles wat zwart op wit staat veel harder aankomt dan hetgeen in een gesprek wordt uitgewisseld. Hindostanen namen op de boot van Kolkata/Calcutta naar Suriname naast een bundeltje persoonlijke bezittingen – sieraden, eetgerei, zaden van planten, gereedschap – ook normen, waarden en tradities mee. Veel daarvan vinden hun oorsprong in het hindoeïsme, de oude Indiase filosofie en levensleer. Naast hindoes zijn er moslim-Hindostanen (ongeveer 17 procent) en een kleine minderheid is christen. In tijden van immigratie en dus van gedwongen aanpassing aan nieuwe situaties is religie een belangrijk houvast, daarom is hier een afzonderlijk hoofdstuk (5) aan gewijd. Het aantal mandirs, hindoetempels, en moskeeën is groeiend in Nickerie. Behalve in Wageningen, waar christenen en dan vooral de pinkstergemeente de boventoon voeren. In Den Haag wachten plannen voor de bouw van vier nieuwe mandirs. Hoofdstuk 6 gaat over een heel speciaal deel van Nickerie, het dorp Wageningen en de omliggende polders. Hier waren vroeger geen plantages, hier heerste de wildernis totdat rond 1950 het project ‘Wageningen’ van start ging, onder de paraplu van de Stichting voor de Ontwikkeling van Machinale Landbouw in Suriname, kortweg SML. Wageningen was in eerste instantie bedoeld als kolonisatieproject voor Nederlandse boeren die op moderne, grootschalige wijze rijst zouden verbouwen. Echter, het kolonisatieproject mislukte. ‘Wageningen/SML’ werd voortgezet als één groot bedrijf, met polders en een rijstverwerkingsbedrijf. De nieuwe rijstsoorten die werden ontwikkeld genoten

14

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 14

15-08-13 20:52


INLEIDING

wereldwijde faam. Het dorp Wageningen was een echte company town, alles was van en voor het bedrijf. De werkgelegenheid en voorzieningen die Wageningen bood, trok werknemers aan uit alle delen van Suriname. Door allerlei oorzaken ging de SML failliet; bedrijfsterrein en dorp wachten op betere tijden. Rond de onafhankelijkheid van Suriname (1975) en na de machtsovername door de militairen (1980) en de Decembermoorden (1982) vertrokken veel Surinamers naar Nederland, ook uit Nickerie. Voor veel creolen was de Amsterdamse Bijlmer de bestemming; Hindostanen kwamen voornamelijk terecht in Den Haag, waardoor Den Haag de Hindo-hoofdstad van Nederland genoemd kan worden. Momenteel is ongeveer 10 procent van de inwoners van de stad van Hindostaanse afkomst, ruim 46.000 personen. Meer dan de hele bevolking van Nickerie die volgens de volkstelling van 2013, 34.241 personen omvat. Twee migratiegolven in ruim een eeuw kenmerken de geschiedenis van de Hindostanen in Suriname en Nederland. De voorouders verlieten hun geboortegrond, hun Hindustan, de huidige generaties verlieten Suriname, hun Sarnam – of ze werden verlaten door familieleden die elders een betere toekomst zochten. Vrijwel iedereen die we hier en daar spraken, had familie aan beide kanten van de oceaan. Hindostaanse jongeren in Nederland zoeken een eigen identiteit. Een rapper vat het mooi samen: ‘Ik heb roots in Suriname en India en probeer me staande te houden in de westerse maatschappij.’

15

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 15

15-08-13 20:52


Agent-Generaal Cateau van Rosevelt inspecteert een aankomend schip met immigranten (collectie Tropenmuseum/KIT)

16

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 16

15-08-13 20:52


HOOFDSTUK 1

HINDOSTANEN IN SURINAME: WIE ZE WAREN EN WAAROM ZE KWAMEN

Het is rond 1909. Bhikhi Ishaak is een moslim uit het dorp Belaoli in het district Basti, in het noorden van Hindustan, destijds onderdeel van Brits-Indië. Hij is getrouwd met Nohri. Zijn beroep is goudsmid; Nohri is huisvrouw en moeder van hun twee kinderen: dochter Adjieman en zoon Walidien. Omdat ze meer van de wereld willen zien, vertrekken ze naar de grote stad Lucknow. Het nieuwe avontuur valt tegen: elke dag was gewoon weer een dag. Dan horen ze van Sri Ram tapu – het eiland van de god Ram, waar je at van een gouden tháli (bord), zo rijk zou het daar zijn. Hun belangstelling is gewekt. Waarschijnlijk ontmoeten ze niet lang daarna een ronselaar die migranten werft en wellicht heeft deze man of vrouw maar weinig woorden nodig om het gezin mee te krijgen naar het ‘koeliedepot’1 in Calcutta (Kolkata). Van daaruit vertrekken ze voor een contractperiode van vijf jaar om te werken in dat verre land dat Suriname blijkt te heten. Na een reis van maanden komt het gezin terecht in Nickerie, op de suikerplantage Waterloo. 1912. Rambux Chander gaat aan boord van het stoomschip Chenab I. Zijn ouders zijn wellicht al overleden; vrijwel zeker blijft er een broer achter, een pachter. Rambux is ambitieus en wil iets van zijn leven maken. Misschien lukt dat, ver weg, in Sri Ram. Op hetzelfde schip zit Ramkumari Baldeo Sing, waarschijnlijk weduwe, moeder van twee dochters. Eén is al overleden, de tweede zal aan boord sterven. Of misschien stierven ze allebei in India, aan de pokken. Aangekomen in Suriname worden de man en de vrouw korte tijd in het ziekenhuis opgenomen. Ze trouwen en komen ook terecht op de suikerplantage Waterloo. De contractperiode van Bhikhi en Nohri is dan al voorbij. Je moet een beetje je verbeelding gebruiken om het verhaal van immigranten te ‘zien’. De nazaten van immigrantenfamilies zoals Ishaak en Chander kennen slechts flarden van de geschiedenis, er is niet veel overgedragen. Voor de mensen die de verre reis vanuit India maakten, en voor hun kinderen, was de toekomst belangrijk, niet het verleden.

1

Koelie: oorspronkelijk sjouwer, drager; later: plantagearbeider, contractarbeider. In Suriname geldt het als scheldwoord.

2

Een lijst met persoonlijke gegevens die door de emigratieagent aan de schipper werd overhandigd.

Bij vertrek uit Calcutta krijgen de contractanten twee nummers: een monsternummer2 en een contractnummer. In de database van de Hindostaanse immigranten3 staan de persoonsgegevens en de nummers van bijna alle immigranten die vanaf 1873 uit Calcutta vertrokken. Van Rambux en Ramkumari staan de gegevens in de database: ze gingen op 30 mei 1912 aan boord en ze kwamen op 8 juli in Suriname aan. Hun contract op Waterloo liep van 8 juli 1912 tot 8 juli 1917. Ook is bekend

3

Zie de elektronische database van het Nationaal Archief op www.gahetna.nl; Hindostaanse immigranten in Suriname. Hierin kan op naam of schip worden gezocht. Tevens vermelding van o.a. sekse; contractnummer; district, politiepost en dorp in India; kaste; plantage in Suriname waar en wanneer de persoon haar/ zijn contractperiode werkte.

17

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 17

15-08-13 20:52


HINDOSTANEN IN SURINAME

dat Ramkumari 24 jaar is als ze vanuit Calcutta naar Suriname gaat. Ze komt uit Jadhpur, van het dorp Radja. Haar contractnummer voor het werk op de plantage is OO/1003. Rambux is 18 jaar als hij op de boot stapt. Geboren in Jaipur, in het dorp Gudhi. Hij heeft een litteken op zijn rechterdij en zijn contractnummer is OO/1001. Er staat geschreven dat OO/1001 op 19 november 1919 in het huwelijk is getreden met OO/1003. Ishaak is niet te vinden in de database. Maar de familie weet dat Bhikhi Ishaak (contractnummer Ll/1095) en zijn vrouw (1073 Ll) met de Mutlah I reisden en op 2 mei 1909 in Suriname aankwamen.

Een bont gezelschap In 1873 vertrekt het zeilschip Lalla Rookh naar Suriname, met aan boord 410 contractarbeiders, ook wel kalkatiyá’s genoemd, vanwege hun vertrekplaats Calcutta/Kolkata. Tot 1916 volgen nog 63 schepen met in totaal ruim 34.0004 mannen, vrouwen en kinderen, meestal afkomstig uit arme en dichtbevolkte delen van Noord-India.5 Ze komen soms om het avontuur maar meestal omdat het leven thuis hen te zwaar valt: slechte oogsten en hongersnood; schulden bij woekeraars of zamindars, grootgrondbezitters; werkloosheid vanwege mechanisatie in landbouw en industrie, familievetes, liefdesaffaires, vlucht voor justitie, dood van een echtgenoot, of de onrechtvaardigheden van het kastensysteem.6 Bovendien had het koloniale systeem van het Britse rijk, de Raj, de bevolking van het noorden uitgezogen. Op het platteland moesten handelsgewassen worden verbouwd, zoals opium, waarover hoge belastingen werden geheven. De eigen voedselvoorziening kwam in de verdrukking.

De Lalla Rookh; monument ter herdenking Hindostaanse immigratie

4

De Klerk geeft een overzicht van alle schepen, vertrek- en aankomstdata en het aantal immigranten. Hij komt op een totaal van 34.304 personen. De Klerk, boek II: 71-73. Zie: Dr. C.J.M de Klerk CssR, De immigratie der Hindostanen in Suriname, opnieuw uitgegeven door Amrit, Den Haag 1998, met een voorwoord en inleiding van Sandew Hira. Dit ‘boek II’ zit in een band met de heruitgave van Cultuur en ritueel van het Orthodoxe Hindoeïsme in Suriname, boek I.

5

Door het Brits koloniaal bestuur de United Provinces genoemd. Het betrof het gebied tussen de Punjab (nu half in India, half in Pakistan) en Bengalen (nu

De achtergrond van de immigranten was even divers als de reden van vertrek. Ze spraken Bhojpuri of Avadhi of lokale dialecten, waren hindoe of moslim, verschilden van kaste en van beroep. De arbeiders tekenden in hun contract voor arbeid op plantages. Maar niet iedereen was landarbeid gewend. Een inventarisatie van beroepen van personen die op 8 april 1874 met het schip Howrah aankwamen, laat zien dat van de 362 volwassenen aan boord 174 mannen en vrouwen landbouwer waren. De rest was een bont gezelschap: vijf waren soldaat geweest, zeven priester, 51 huisbediende, zes spoorweg- en dorpswachter, 32 bedelaar, elf schaapherder, zestien winkelier, één straatmuzikant, twee timmerman, zes modderverkoper, negen wever, twee smid, drie commissionair, zeven sjouwer, één kroeghouder, zeven rijststamper, zeven grassnijder, één straatrover, één metselaar, drie bakker, twee houtkapper, één schoolmeester, vier opiumbereider, één olieslager, één makelaar in vrouwen en één vrouwelijke barbier.7 Niet iedereen bereikt het nieuwe land, veertien personen overlijden tijdens de reis met de Howrah.

Bangladesh). 6

De Klerk, boek II: 58-60. Een roman waarin de push en pull factoren prachtig worden verbeeld is A sea of poppies (Een zee van papavers) van Amitav Gosh.

7

Uit verslag aan Minister van Koloniën, 20 april 1875, geciteerd in De Klerk, boek II: 111.

Na het afschaffen van de slavernij door Engeland (1834), Frankrijk (1848) en Nederland (1863) is er in de koloniën van deze landen veel vraag naar plantagearbeiders. Uit Brits-Indië gaan arbeiders naar andere Britse koloniën zoals Mauritius, Trinidad, Jamaica en Brits-Guyana. Na 1848 worden ook immigranten gestuurd naar Franse koloniën en Zuid-Afrika. Suriname vindt eerst een oplossing

18

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 18

15-08-13 20:52


HOOFDSTUK 1

Uiteindelijk zal een deel van de mensen in het depot niet verscheept worden omdat zij werden afgekeurd wegens ziekte of ongeschiktheid, of omdat ze stierven, deserteerden of alsnog weigerden te vertrekken.

voor het tekort aan arbeidskrachten door voormalige slaven te verplichten nog tien jaar na 1863 als arbeiders in loondienst op de plantages te werken.8 Ook wordt een aantal buitenlandse arbeiders naar Suriname gehaald9, maar dat blijkt onvoldoende. Ten slotte verzoeken de Surinaamse planters de Nederlandse regering om met de Britten te gaan praten over werving van arbeiders in Brits-Indië. Na moeizame en langdurige onderhandelingen wordt toestemming gekregen. In 1872 bekrachtigen koningin Victoria en koning Willem lll het zogenaamde Koelietractaat.10 Het is een lijvig stuk met vele bijlagen die de immigratie tot in details regelt. Een van de regels stelt dat kinderen niet meer dan 10 procent van het totaal mogen uitmaken; een andere dat op honderd mannen minstens veertig vrouwen moeten worden geworven. In de praktijk lukt dat niet, en blijft het percentage vrouwen steken op ongeveer 28 procent; de helft van de vrouwen is alleenstaand. De meeste volwassenen zijn bij vertrek tussen de 17 en 35 jaar. De Nederlandse regering verplichtte zich volgens het traktaat tot het aanstellen van een ‘EmigratieAgent’ in het hoofddepot in Calcutta. Deze is verantwoordelijk voor het nakomen van de wettelijke bepalingen. Hij viel, net als de emigratie-agenten van andere ontvangende landen, onder de Protector of Emigrants, aangesteld door de Indiase regering. Op het hoofddepot werkten verder onder meer geneesheren en tolken. Op het platteland waren lokale subagenten actief in subdepots. Zij hadden arkatiyas, verleiders, in dienst, de eigenlijke ronselaars. Arkatiyas werden geacht eerlijke voorlichting aan potentiële emigranten te geven en ervoor te zorgen dat degenen die een contract tekenden, goed behandeld werden in de periode tot de uiteindelijke verscheping. Niet zelden spiegelen zij ‘een land van groene tuinen’11 voor of gaan in een enkel geval over tot kidnapping12, zodat het idee van ‘vrijwilligheid’ van contractarbeid met een korrel zout moet worden genomen. Op het subdepot krijgt de aspirant-contractant een medische keuring en wordt gevraagd of hij of zij vrijwillig emigreert. Daarna wordt een voorlopig contract getekend waarin de plichten en rechten van de contractant staan. Eenmaal op het hoofddepot volgt opnieuw een keuring en de vraag naar vrijwilligheid. Bij een positief resultaat wordt een definitief contract getekend.

8

Staatstoezicht.

9

In 1853 kwamen de eerste achttien Chinese contractarbeiders uit Java. In hetzelfde jaar volgden 120 Portugezen uit Madeira, het jaar daarop nog eens 155. In 1858 arriveerden 500 immigranten uit China. Ook kwamen er al Hindostanen, na een eerdere contractperiode in West-Indië en Brits-Guyana, naar Suriname. De Klerk, boek II: 34/35/37.

10

Het Koelietractaat maakte deel uit van een serie van drie: de koelie-, Goudkust-, en Sumatratractaten. Zie: dr. drs. Radjinder Bhagwanbali, Hindoestaanse migranten onder het intendured labour systeem naar Suriname, 1873-1916: De nieuwe awatar van slavernij: 38-39 en 230-236. Tevens: De Klerk, boek II: 40.

11

‘Voorspiegeling van ‘groene tuinen door de wervers van een koeliedepot’ is in

12

De Klerk schrijft dat hij over één geval van kidnapping hoorde, dat ook nog vals

het Hindi synoniem met ‘ijdele beloften doen’. De Klerk II: 56.

bleek. Wel meldt hij dat sommige immigranten stiekem vertrokken of onder een andere naam, zodat hun familie kidnapping vermoedde. Ook Bhagwanbali meldt

In de depots wordt gezorgd voor voedsel, onderdak en kleding. Uiteindelijk zal een deel van de mensen in het depot niet verscheept worden omdat zij werden afgekeurd wegens ziekte of onge-

één geval van een misleide contractante, die bij aankomst haar beklag deed en naar huis terug mocht. Bhagwanbali: 64/65.

19

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 19

15-08-13 20:52


HINDOSTANEN IN SURINAME

schiktheid, of omdat ze stierven, deserteerden of alsnog weigerden te vertrekken. Degenen die uiteindelijk in de boot stappen krijgen een tinnen plaatje om de hals met een nummer erop dat overeenkomt met het nummer voor hun naam op de monsterrol en met het inschrijvingsnummer op het agentschap in Calcutta.13 Ook worden extra kleding, eetgerei en een deken verstrekt. De Protector of Emigrants zorgt voor de bureaucratische afwerking. Hij overhandigt de scheepskapitein een register met de persoonlijke gegevens van alle emigranten, een verklaring van de opvarenden dat ze vrijwillig vertrekken en op de hoogte zijn van de plaats van bestemming, een certificaat van gezondheid en geschiktheid voor landarbeid en tot slot een bewijsstuk voor de aanwezigheid van voldoende drinkwater, voedsel en medicijnen voor de duur van de reis. Als alles in orde is kan de reis beginnen. De afstand van Calcutta naar Paramaribo is 17.642 km. ‘Koeliedepot’ in Paramaribo (collectie Tropenmuseum/KIT)

Kaisé katé ab. Birahá ki ratiyã / Hoe zal het gaan. Deze nacht van vertrek? ‘Langzaam werd de beweging van het schip voor ieder van hen in het diepst van hun buik voelbaar, het lawaai ging over in een zwangere, angstige stilte. Nu begonnen de migranten de onherroepelijkheid van wat in het verschiet lag tot zich te laten doordringen: ja, ze waren in beweging, ze dreven, koersten naar de leegte van het Zwarte Water; dood noch geboorte was als passage vreeswekkender dan deze, omdat geen van beide bij vol bewustzijn worden ervaren.’14 Eenmaal op zee verdrijven de opvarenden de verveling met spelletjes, verhalen vertellen en zingen. Extra vertier is er als er beroepsartiesten aan boord zijn, zoals een muzikant, worstelaar, zangeres of danseres. Sommige passagiers vervullen specifieke taken. Er zijn sardars – voormannen, barbiers, koks, ziekenoppassers en topazen – schoonmakers van de latrines. Het verlaten van de familie en de geboortegrond, het samenkomen met vreemden in het depot in Calcutta en de lange bootreis maken de immigranten losser. De mannen, vrouwen en kinderen zitten letterlijk in hetzelfde schuitje en dat verbroedert: iedereen is jahaji bhai, scheepsbroeder, of jahaji bahin, scheepszuster. Maar de reis duurt lang en vrijwel alle schepen worden geteisterd door storm, hitte en ziekte – soms een epidemie. Gewoonlijk sterven vijf tot tien mensen tijdens de reis, maar er zijn ook transporten met twintig tot dertig sterfgevallen. Ook bevallingen vinden onderweg plaats. De baby’s krijgen soms toepasselijke namen zoals Samudari, meisje op zee geboren en Jahajia, aan boord geboren.15 Vele emigranten komen verzwakt en ziek in Suriname aan, zoals de eerdergenoemde Rambux Chander en Ramkumari Baldeo. Zij worden na aankomst meteen naar het Militair Hospitaal in Paramaribo gebracht. Daarna gaan ze zoals alle contractanten per boot naar de plantage. Vijf jaar zware arbeid kan beginnen. Voor de opvang in Paramaribo was een immigratiedepartement opgericht met aan het hoofd een Agent-Generaal. Deze doet regelmatig verslag over de stand van zaken aan de gouverneur. Van

20

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 20

15-08-13 20:52


HOOFDSTUK 1

Britse zijde is er de Britse consul die als een Protector of Emigrants verslag uitbrengt aan de Britse regering.

Geen slaaf, maar ook niet vrij: indentured labour Het Indentured labour system zoals de Engelsen het systeem van contractarbeid noemden, is in wezen een soort slavernij. Weliswaar werd niemand gedwongen een contract te tekenen, maar als je dat eenmaal had gedaan, zat je vast aan vijf jaar hard werken onder erbarmelijke omstandigheden – sommigen kregen een slechter leven dan ze hadden achtergelaten. Het contractformulier zag er op papier niet onaardig uit, maar de praktijk was anders. Loon werd uitbetaald naar verrichte taken. Haalde je die taken niet, was het loon minder. De arbeiders vielen onder de ‘Poenale Sanctie’ een strafsysteem dat nog uit de slaventijd dateerde en waarin de plantagebaas de plaats van de rechter innam. Het contract dat de arbeiders moesten ondertekenen – met de pen of met een vingerafdruk – bevatte onderwerpen uit het traktaat. Van 1875 tot 1878 werd de immigratie opgeschort nadat de Britse consul in een rapport aan de Brits-Indische regering had geschreven over hoge sterftecijfers onder de immigranten en over onvoldoende medische zorg en rechtspleging. De Poenale Sanctie werd aangepast. Voortaan was de rechtelijke macht bij ‘plantage-delicten’ niet meer in handen van de plantagedirecteur en de districtscommissaris, maar besliste de kantonrechter.16 Een andere aanpassing was dat niet alleen de werknemer, maar ook de werkgever plichten had. ‘Dit is het summum van plicht: doe nooit aan anderen wat je niet zou willen dat zij je aandoen’ (Mahabharata; 5,15,17) In 1883 wordt de emigratiewetgeving in Brits-Indië aangepast. Naar landen die de contractbepalingen niet naleven, waar het sterftecijfer onder immigranten hoog is of epidemieën heersen, worden geen contractarbeiders meer gezonden. Tevens wordt de registratie van emigranten verscherpt, zodat ook in de toekomst achterhaald kan worden waar ze vandaan komen. Het mag niet baten: in India neemt de kritiek op contractarbeid toe. In 1885 wordt het Nationaal Congres opgericht uit onvrede met het Britse bestuur en om een eigen, Indiaas geluid te laten horen. De behandeling van geemigreerde Indiërs wordt een belangrijk onderwerp voor de leden van het Congres. Een tegenstander van contractarbeid, G.K. Gokhale, zegt in de Indiase Wetgevende Vergadering dat het systeem monsterachtig is, gebaseerd op bedrog en in stand gehouden door geweld. De bekendste tegenstander wordt de jurist Mohandas Karamchand Gandhi. Als hij in 1893 voor zijn werk als advocaat in Zuid-Afrika is, merkt hij hoe er op Indiërs wordt neergekeken. Tijdens een treinreis naar Pretoria stapt er onderweg een blanke in die klaagt over het feit dat er een gekleurd persoon in de coupé zit. Hij gebiedt Gandhi in de derde klasse te gaan zitten. Deze weigert en hij wordt uit de trein gezet. Dit incident verandert Gandhi. Hij besluit zich in te zetten voor de rechten van Indiërs in Zuid-Afrika en stimuleert zijn landgenoten om zich te organiseren. In 1914 komt het tot een overeenkomst tussen

Baba en mai, monument ter herdenking Hindostaanse immigratie, Paramaribo (door kunstenaar Khedoe)

13

De Klerk II: 74.

14

Uit: Amitav Gosh Een zee van papavers: 440.

15

De Klerk II: 77.

16

De Poenale Sanctie is meerdere malen aangepast maar werd pas in 1948 geheel afgeschaft. De Klerk II: 124.

17

Uit: Koninklijk Verslag van 1937, geciteerd in De Kerk: 159.

21

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 21

15-08-13 20:52


HINDOSTANEN IN SURINAME

Gandhi en de Zuid-Afrikaanse overheid waarbij aan de meeste eisen van de Indiërs wordt voldaan. In 1915 keert Gandhi terug naar India waar Gokhale inmiddels een resolutie heeft ingediend om contractarbeid geheel te verbieden. Datzelfde jaar geven de Britten toestemming de emigratie van contractarbeiders te stoppen vanaf 1917. Het laatste transport voor Suriname, met de Dewa, komt in 1916 in Paramaribo aan. In 1921 vertrekt het laatste volle retourtransport met de Sutlej naar Calcutta. Aan boord 513 mannen, 199 vrouwen en 174 kinderen. ‘Zij namen met zich mede fl.201.113 aan spaarpenningen en voor fl.25.000 aan sieraden. Onderweg hadden 9 sterfgevallen plaats en geen enkele geboorte.’17 In totaal keert ongeveer een derde van de emigranten na afloop van het contract naar India terug.

Een persoonlijk verhaal: het dagboek van Munshi Rahman Khan ‘Ik ging om zes uur wandelen zonder naar een bepaald doel te gaan (als een zwakzinnige zonder geluk). Ik stond op het punt terug te wandelen naar huis. Ik had met niemand ruzie of een woordenwisseling. Ik had geen problemen thuis. Er was voldoende voedsel en kleding. Ik had geen vijanden voor wie ik bang moest zijn. Ik had geen schulden. Ook was niemand mij iets verschuldigd. Ik werd niet door de overheid gezocht. Als er iets fout was, dan was het mijn lot. Het werd tijd om ergens anders een bestaan te vinden (…).’18 Met deze woorden beschrijft munshi (onderwijzer) Rahman Khan19 hoe hij in 1897 als 23-jarige van huis vertrekt met onbekende bestemming. Hij heeft een maand verlof genomen omdat hij onrustig is en avontuur wil. Vrouw – en wellicht kind – heeft hij bij zijn ouders achtergelaten. Na enige familiebezoeken gaat hij naar de stad Kanpur om het hindoefestival Ramlila20 te bezoeken. Op de vierde dag in Kanpur wandelt Rahman richting treinstation voor de reis terug. Hij zal daar niet aankomen, want: ‘Vanuit het niets kwamen twee moslimvrouwen naar me toe. Ze hadden een sluw gezicht en vroegen geld. Eerst dacht ik dat ze van goede afkomst waren omdat ze goed gekleed waren, en groette hen met “Salam-wale-kum”. Ze beantwoordden mijn groet en vroegen me waar ik vandaan kwam. Ik zei: Van hotel Paret. “En waar ga je naartoe?” vroegen ze. Ik vertelde hen mijn bestemming. Toen besloten ze mij te strikken. “Ach, mijnheer, het reisschema is veranderd en volgens het nieuwe reisschema vertrekt de trein om zes uur.” Omdat ze van de stad waren, dacht ik dat de dames het beter wisten. Dus maakte ik aanstalten om weer naar de markt te gaan en daar te ontbijten. Er was toch genoeg tijd.’ Maar de dames hielden aan en vroegen of hij werk zocht. ‘Wat voor werk heeft u? informeerde ik. “Een overheidsbaan”, zei ze. Ze vroeg toen of ik enige scholing had genoten. Ik vertelde hen dat ik de middelbare school had gedaan. Ze antwoordden met een blij gezicht dat ik in dat geval wel een hoge functie zou krijgen. “U zult twaalf anna’s per dag ontvangen en u zult in de suikerindustrie gaan werken. U moet alleen maar toezicht houden op de arbeiders. U zult op kosten van de overheid met een schip vertrekken en drie of vier maanden later in een haven aankomen. Als u enige twijfels heeft met betrekking tot uw salaris enz., kom dan met ons mee en laat u zich bij de registratie hierover informeren. U maakt dan ook kennis met de arbeiders die onder u zullen werken. Vanaf vandaag zal de baas u gratis huisvesten en voeden. U zult helemaal geen problemen hebben. Als u eerlijk werkt, zult u van het leven genieten en promotie maken als het nodig is.”

22

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 22

15-08-13 20:52


HOOFDSTUK 1

Vanaf vandaag zal de baas u gratis huisvesten en voeden. U zult helemaal geen problemen hebben. Als u eerlijk werkt, zult u van het leven genieten en promotie maken als het nodig is.

Deze verleidelijke woorden maakten diepe indruk op me. Ik vergat alles, mezelf, mijn familie en mijn land. Ze verloren zich in de dromen die mijn geest begonnen te vullen. Mijn hart was tegen dit voorstel, maar mijn hoofd dacht alleen aan de voordelen waarover deze vrouwen spraken.’ Rahman herinnert zich wat een waarzegger tegen zijn vader had gezegd toen hij dertien jaar was: “Beste broeder, deze zoon zal niet bij je blijven. Zijn lot zal hem naar een vreemd land sturen, van waaruit hij niet meer zal terugkeren.” Hij volgt de vrouwen naar het subdepot van Kanpur. Hij blijft daar drie maanden, zonder zijn familie een bericht te sturen. Via een ander depot gaat hij met een groep van 150 arbeiders onder leiding van een chaprasi (bewaker) die geld voor voedsel en transport heeft, per trein naar het centrale depot bij de haven in Calcutta. De mensen daar komen uit verschillende streken en dorpen. Er zijn zowel moslim als hindoes van verschillende kasten. Voor vertrek wordt nog een laatste keer gebaad in de rivier. Rahman stuurt zijn vader op het laatste nippertje een brief waarin hij schrijft dat hij naar Suriname vertrekt. Zijn vrouw hoort de boodschap waarschijnlijk via haar schoonvader. De vrouw, die in het dagboek naamloos blijft, zal vier jaar na het vertrek van Rahman overlijden. Rahman Kham schrijft dat alle schepelingen, ongeveer 740 mannen en vrouwen, een tinnen bord en pot krijgen, en ook twee dekens, twee lendendoeken, drie hemden, twee hoeden en een plunjezak. Over het vertrek schrijft Rahman zakelijk: ‘Om drie uur ’s middags waren we allen aan boord van het schip en om vier uur werd het anker gelicht. Het zeilschip werd getrokken uit de haven door een sleepboot, die haar naar zee trok.’ Rahman Khan ondergaat de reis als een groot avontuur, ondanks zeeziekte, een gevaarlijke storm en een verdronken matroos. Hij vindt het eten aan boord beter dan in het depot, en de verzorging – zeep, medicijnen – voldoende. Onderweg krijgen ze tijdens een rustpauze op Sint Helena zelfs peren: ‘ze waren zoet en heerlijk’. ‘Iedereen, hindoe of moslim, moest eten wat er werd opgediend. Als iemand dat weigerde, moest hij maar vasten. Aan boord was er geen onderscheid tussen hoge en lage kaste, tussen hindoe of moslim of welk ras dan ook.’21 En dan is daar de kust van Suriname: ‘Op het moment dat we bij de grens van Suriname aankwamen, begaf de mast van het schip het. De stoomboot bracht ons allen naar de kade.’

18

Het dagboek van Munshi Rahman Khan. Het dagboek is opnieuw uitgegeven door

19

Munshi Rahman Khan wordt geboren als Rehman, zoon van Mohammed Khan, op 11

uitgeverij Amrit, red. Sandew Hira

augustus 1874 in het dorp Bherkarri in Uttar Pradesh. Hij vertrekt op 25 januari met het schip Avon I naar Suriname, waar hij aankomt op 13 april 1898. Zijn contract duurt tot 13 april 1903. In 1956 kiest hij officieel de naam Moenshi Mahomedkhan. In de volksmond: Munshi Rahman Khan. 20

Ramlila: groot (theater)festival over de god Ram (uit de Mahabaratha).

21

Munshi Rahman Khan: 135.

23

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 23

15-08-13 20:52


Brits Indische hut; Hofbauer Liebewerk, omstreeks 1930; collectie Buku/Biblioteca Surinamica

24

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 24

15-08-13 21:26


HOOFDSTUK 2

VAN IMMIGRANT TOT NEDERLANDS ONDERDAAN OP SURINAAMSE GROND

Wie gezond aankwam na de reis vanuit Calcutta ging naar zijn eerste, voorlopige onderdak in het nieuwe land: het koeliedepot aan de Kleine Waterstraat in Paramaribo. De zieken gingen door naar het Militaire Hospitaal. Voor de contractarbeiders die al in Suriname waren, was de aankomst van een boot een hele gebeurtenis. Op zondag mochten zij het depot bezoeken om de nieuwe immigranten te ontmoeten: misschien kenden ze een van de nieuwkomers, of had iemand een bericht meegenomen van familie uit het geboorteland. Munshi Rahman Khan noteert in zijn dagboek: ‘Als ze een bekende ontmoetten, begonnen ze te huilen van vreugde, omhelsden ze elkaar en bleven aan één stuk door praten. De plek was gevuld met nostalgie. Elke zondag herhaalde hetzelfde tafereel zich. Het depot vulde zich met oude en nieuwe immigranten die elkaar ontmoetten. Een klein samenzijn, een feestelijke gebeurtenis, zou ontstaan in dit vreemde land.’

‘In zulk huis wonen varkens’ De toedeling van de arbeiders aan de plantages, op basis van de aanvragen van de beheerders of eigenaren, vond plaats in het depot. Communicatie verliep via tolken. Getrouwde mannen en vrouwen mochten niet gescheiden worden en kinderen bleven bij hun ouders. De meeste contractarbeiders kregen werk op de plantages rond Paramaribo, een kleiner deel werd doorgestuurd naar Nickerie. De nieuwe arbeiders werden met boten afgehaald en naar de plantage gebracht en ‘ingevolge de richtlijnen, door de Agent-Generaal aan de Districts Commissarissen gegeven, op de plantage min of meer feestelijk ontvangen’.1 Elke arbeider ontving bij aankomst een werkboekje, livret, en kreeg woonruimte aangewezen, gescheiden van de vrije arbeiders. Ze kwamen terecht in opgeknapte slavenhutten of in lange rijen barakken, coolie-lines genoemd. Een van de hen schrijft hierover: ‘In die lijn waren er 35 huizen. In elk huis werden 3 personen gedaan. In de kamers was generlei versiering; de grootte was 8x7 voet, en van alle kanten kwamen muskieten en wind. Op den grond lagen groote aardkluiten. Van zulk een huis zeggen de menschen hier: Dihei isyas vaarkan (in zulk huis wonen varkens).’2 En dan waren er nog de bijtende zandvlooien en de tropische regens waardoor de woonomgeving in een modderpoel veranderde.3

1

De Klerk II: 88.

2

Particuliere brief uit Suriname, geciteerd in Bhagwanbali: 100.

3

De Klerk nuanceert de ellendige woonomgeving enigszins: ‘Men vergete evenwel niet, dat zeker de lagere kasten in India in nog armzaliger krotten gehuisvest zijn, en dat voor héél het leven, terwijl de contractant, die niet naar zijn land terugkeert, na enige jaren in staat is op eigen grond met eenvoudige middelen een doelmatiger woning op te richten.’ De Klerk II: 137.

25

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 25

15-08-13 20:52


NEDERLANDS ONDERDAAN

Restanten suikerfabriek plantage Waterloo

Er stond niet in de contracten dat de planters meubels en ander huisraad moesten verstrekken, en dat deden ze dus ook niet, ondanks een pleidooi van de koloniale autoriteiten: ‘Want het kan geen anderen dan hoogst verderfelijke invloed op hunne gestellen uitoefenen, wanneer zij in een vochtige en dikwijls vrij kouden atmospheer van deze hulpmiddelen tot bewaring van eene goede gezondheid zijn verstoken.’4 Er waren, zeer tegen de zin van de bewoners, geen kookruimtes per woning maar gemeenschappelijke keukens. Daar moest je soms lang op je beurt wachten en goed op je eten passen, zodat het niet werd gestolen. Een voorstel om aparte keukens te bouwen werd door de planters grotendeels genegeerd, evenals het voorstel voor de bouw van aparte latrines.

‘Waarom hebt gij gestolen?’ ‘Omdat wij honger hadden’ Het was in het belang van de planters dat er sterke mensen kwamen, gewend om op het land te werken. Maar een groot aantal arbeiders had geen landbouwervaring, bijvoorbeeld de eerdergenoemde Munshi Rahman Khan, die in India onderwijzer was. Hij moest naar de cacaovelden. Nooit had hij zulk hard en moeilijk werk verwacht – ‘ik moest er van huilen’. Later weet Rahman Khan zich op te werken tot een betere positie omdat hij kan lezen en schrijven en wiskunde en algebra kent. Hij wordt gezien als een geleerd man en krijgt de eretitel munshi, wat zowel ‘meester’ als ‘geleerde’ betekent. De achtergrond en sociale status van de immigranten waren zeer divers, zie muselman (moslim) Rahman Khan. De status van de hindoes was nauw verbonden met hun kaste. Het kastensysteem is een gecompliceerde sociale classificatie van mensen met aan de top de priesterkaste, de Brahmanen, en helemaal onderaan de onaanraakbaren. In het standaardwerk over de Hindostaanse immigranten van De Klerk zijn uitgebreide tabellen opgenomen waarin de (sub)kasten zijn weer gegeven. Alsof het nog niet ingewikkeld genoeg is, schrijft De Klerk dat sommige kasten ook moslimsecties hebben, en dat moslims ‘op kasten gelijkenden secties’ kennen, zoals pathanen, mughals en fakirs.5 Het

26

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 26

15-08-13 20:52


HOOFDSTUK 2

‘Koelieschool’ van de Hernhutters (Evangelische Broedergemeente); collectie Buku/Biblioteca Surinamica

kastensysteem als ordening van de maatschappij is in Suriname grotendeels verloren gegaan. De immigranten geloofden dat zij hun kaste kwijtraakten als zij de oceaan, de Kala Pani, het zwarte water, overstaken. Dat was ook een reden voor sommigen om bij aankomst een andere kaste op te geven dan die waarin zij geboren waren; je kon als het ware opnieuw beginnen. Het plantageleven leidde wel tot het ontstaan van nieuwe ‘kasten’, bijvoorbeeld de sardars, hoofdmannen van de arbeiders, en de tolken, meestal Brahmanen, die een zekere macht hadden over de gewone arbeiders. Ook de pandits, priesters, waren nog steeds Brahmanen. Vrouwen werden als arbeider gelijkgesteld aan zwakke mannen en kinderen boven de tien jaar. Zij allen behoorden tot de tweede categorie arbeiders, de not able-bodied. De eerste categorie waren de sterke mannen, de able-bodied. Voor vrouwen en zwakkeren gold een lager minimumloon dan de voorgeschreven 60 cent per dag – de tweede categorie kreeg 40 cent. Er was ook verschil in taken; onkruid wieden was voor vrouwen, het land bewerken en oogsten voor mannen. Het voorgeschreven dagloon kon je alleen krijgen als de werktaken af waren. Zo niet, werd je gekort of moest je overwerken. Voor sommigen, zeker voor nieuwkomers waren de inkomsten niet genoeg zoals AgentGeneraal Cateau van Rosevelt in 1874 in een brief aan de gouverneur van Suriname schrijft: ‘Het loon dat de immigranten verdienen is niet toerijkend om in hun eerste behoeften te voorzien. Velen leven van afval, bladeren en onkruid dat zij plukken en soms rauw eten. Daarom lijden zij aan bloedarmoede en zijn zij vatbaar voor andere ongesteldheden.’6 Op plantage Goudmijn in Nickerie werden in 1874 alle 83 arbeiders door de planter aangeklaagd voor diefstal van fruit en groente. Bij het verhoor werd de migranten gevraagd ‘Waarom hebt gij gestolen?’ waarop het antwoord luidde ‘omdat wij honger hadden’.7 Waarschuwingen aan het adres van de planters hadden geen effect. Een onderzoekscommissie stelde in 1880 vast dat op alle door haar bezochte plantages ‘aan de Brits-Indische immigranten niet het loon is betaald waarop zij regt hebben.’8

4

Bhagwanbali: 101.

5

De Klerk II: 98-113.

6

Geciteerd in Bhagwanbali: 153.

7

Bhagwanbali: 156.

8

Bhagwanbali: 159.

27

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 27

15-08-13 21:28


NEDERLANDS ONDERDAAN

Naast de betaalde arbeid deden vrouwen ook het werk in huis. Hun werkdag begon vroeg, met het koken van eten. Dat moest klaar zijn voordat ze samen met de mannen om half zes ’s ochtends op appel moesten komen. Dan werden de taken voor die dag verdeeld en arbeiders vertrokken in groepjes onder leiding van een sardar naar het veld of de (suiker)fabriek. De taken verschilden op de diverse plantages naar gelang het product: suiker, koffie, cacao, katoen of bananen. Het zwaarst was het werk op een suikerplantage, zoals Waterloo. De contracten van de arbeiders waren gebaseerd op het eerdergenoemde Koelietractaat van 1872. Wat waren de belangrijkste verordeningen in dit tractaat? • De duur van de arbeidsverbintenis; het recht op door de Nederlandse regering betaalde terugkeer naar India na afloop van het contract en het recht om onder voorwaarden geen gebruik te maken van dit recht. • Het aantal werkdagen en werkuren; het loon; betaling van overwerk; de rantsoenen. • Kosteloze geneeskundige behandeling; tenzij er sprake is van wangedrag en eigen schuld. • De verbintenis zal niet langer gelden dan vijf jaar, elk van 313 dagen, vermeerderd met de dagen van vrijwillig verzuim, desertie of gevangenisstraf. • Vrije dagen zijn naast de algemene zon- en feestdagen: 32 feestdagen voor hindoes en 16 voor moslims. • Bij het aangaan van een tweede contractperiode ontvangt de immigrant een premie en behoudt het recht op vrije terugkeer. • De werkweek telt maximaal zes dagen; een werkdag op het veld niet meer dan zeven uur; in de fabriek maximaal tien uur. • Het minimumloon voor mannen is fl. 0,60 per dag, voor vrouwen fl. 0,40 evenals voor jongens van 10-15 jaar. • De immigranten zijn onderdanen van de Britse kroon en kunnen een beroep doen op bijstand van de Britse consul. • Bij het toedelen van werk mogen mannen niet gescheiden worden van hun vrouwen en ouders niet van hun kinderen. • Een arbeider mag niet zonder zijn toestemming worden tewerkgesteld bij een andere plantage. • Arbeiders die ongeschikt zijn geworden om te werken, door ziekte of een andere oorzaak, worden teruggezonden op kosten van de Nederlandse regering.9

Vermoeidheid, uitputting, spanning, frustratie Met zwangere vrouwen werd nauwelijks rekening gehouden. Een voorbeeld: ‘Mijn moeder was in verwachting van mijn zusje, maar zij heeft tot de laatste dag doorgewerkt. De weeën kreeg ze op het veld, tijdens het werken. Na anderhalf uur werd mijn zusje geboren. (…) Mijn moeder ging na enkele weken weer werken. Over de tijd dat ze “ziek” was, werd ze niet uitbetaald. Dat was toen de regel. Als zij naar haar werk ging, bracht ze mij en mijn zusje naar een daja, een oude vrouw die als oppas

28

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 28

15-08-13 21:28


HOOFDSTUK 2

fungeerde en die haar contracttijd er al op had zitten.’10 Dr. Comins, de Protector of Emigrants van Calcutta, stelde in 1891 voor om vrouwen tijdens en na de zwangerschap een aantal maanden vrij te stellen van arbeid. In die periode zouden ze gratis voedsel ontvangen. Dit voornemen werd echter nooit uitgevoerd.11 De verhouding tussen mannen en vrouwen was behoorlijk scheef: ongeveer 28 procent van de arbeiders was vrouw; de helft van hen alleenstaand. Er wordt gezegd dat de vrouwelijke immigranten door hun schaarste een relatief sterke onderhandelingspositie en meer bewegingsvrijheid hadden dan hun (klein)dochters. Meerdere partners, of diverse partners na elkaar zijn geen uitzondering, en ook weduwen, die in India nauwelijks bestaansrecht hadden, kregen nieuwe kansen. Over die vrijheid wordt nu met enige gêne gesproken, zo wilde een van de informanten liever niet dat openbaar wordt dat een overgrootmoeder kinderen had van meerdere mannen. Het is helaas niet meer na te gaan hoe de vrouwelijke immigranten hun positie hebben ervaren. Waren ze echt vrij of vogelvrij? In ieder geval had het vrouwentekort ook tot gevolg dat meisjes jong werden uitgehuwelijkt aan oudere mannen. En dat er vrouwen waren die seksueel werden geëxploiteerd door hun partner.12 Jaloezie en ruzie om vrouwen was een bekend verschijnsel in de coolie-lines. Er is het geval Modosaw, een man die zijn vrouw voortdurend van ontrouw beschuldigde. ‘Op 8 maart 1886 bereikten de verdachtmakingen door Modosaw zijn hoogtepunt. Hij pakte zijn vlijmscherpe houwer en kapte zijn vrouw Bunnibee in stukken en gooide haar in de afvoergoot van de coolie-lines. Modosaw werd veroordeeld tot twintig jaar dwangarbeid.’13 Dan was er nog het machtsmisbruik van blanke planters: ‘Ze namen vrouwen mee.’ Al wordt ook daar liever niet over uitgeweid: ‘Ach, dat is het verleden, wat heb je eraan om dat nu te weten?’14 Wennen aan een nieuwe leefomgeving met nieuwe sociale verhoudingen, zware fysieke arbeid, slechte levensomstandigheden en een vrouwentekort. Een combinatie die vaak leidde tot vermoeidheid en uitputting, spanningen en frustratie. Soms kwam het tot uitbarstingen van geweld. In Nickerie waren die niet zo hevig als op de plantages in de omgeving van Paramaribo. Berucht is de opstand van contractanten op plantage Mariënburg in het district Commewijne.15 Ontspanning werd onder meer gevonden in het vieren van religieuze feestdagen en het maken van muziek en toneelvoorstellingen, zoals de Ramlila, het spel van Rama. Ook werden genotsmiddelen gebruikt als opium, ganja16, bhang17 en alcohol. Vooral misbruik van alcohol zorgde voor nieuwe ellende. Er zijn pogingen geweest om de verkoop van alcohol in de plantagewinkels te verbieden of om de accijnzen sterk te verhogen, maar tevergeefs, overmatig drankgebruik bleef bestaan. In 1889 had Nickerie 3.000 inwoners; er waren negentien slijters tegenover twaalf ambtenaren, twaalf politieagenten, twee geestelijken, twee geneesheren en een tolk.18 Niet duidelijk is of ook de verkoop in de polder- en plantagewinkels is meegerekend. Rum was een lokaal product; plantage Waterloo was een grote producent.

‘Voorname Brits-Indiërs’ (collectie Buku/Biblioteca Surinamica)

9

De Klerk II: 64-65; 133-135 en Bhagwanbali: 230-236.

10

Citaat uit interview in: Bea Lalmahomed; Hindostaanse vrouwen; de geschiedenis van zes generaties; Uitg. Jan van Arkel, Utrecht, 1992: 113/114.

11

‘Ká bhail?’ ‘Wat is er gebeurd?’ Veranderende posities van vrouwen in de Hindostaanse gemeenschap in Suriname – 1916-1950. Masterthesis Maatschappijgeschiedenis; Sharita Rampertap; augustus 2011: 32. Dr. Comins bezocht Suriname in 1891 en schreef daarover een rapport.

12

Bhagwanbali: 113.

13

Bhagwanbali: 106.

14

Rampertap: 53.

29

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 29

15-08-13 21:28


NEDERLANDS ONDERDAAN

De houding van de planters was dubbel. Aan de ene kant waren ze gebaat bij gezonde, sterke arbeiders, aan de andere kant wilden ze vooral goedkope arbeid. De uitbetaalde lonen waren te laag en de voorzieningen te matig om echt gezond te kunnen leven.

Gezondheidszorg en onderwijs, of wat daarvoor doorging De houding van de planters was dubbel. Aan de ene kant waren ze gebaat bij gezonde, sterke arbeiders, aan de andere kant wilden ze vooral goedkope arbeid. De uitbetaalde lonen waren te laag en de voorzieningen te matig om echt gezond te kunnen leven. Ook het klimaat en de werkomstandigheden waren ongunstig. Er was veel ziekte, zoals moeraskoortsen, koudvurige zweren, syfilis, dysenterie, oogontsteking, tering, bloedarmoede, huiduitslag en de mijnwormziekte.19 In het Koelietractaat was opgenomen dat de arbeiders recht hadden op vrije geneeskundige zorg. Een plantage moest een ziekenhuis hebben met voldoende voorzieningen voor het aantal arbeiders dat er werkte. Maar, net als de andere bepalingen voor het welzijn van de contractanten, was ook hier de praktijk anders dan de theorie. Onvoldoende en slechte medicijnen, en slechte hygiëne waren enkele van de klachten. Bovendien heerste er vaak ‘de grootste onverschilligheid ten opzigte der verpleging van de zieken’.20

15

1902. De directeur, de Schot Mavor, werd gedood. Tijdens de onlusten die daarna volgden vielen zeventien doden en 39 gewonden van wie er later nog zeven overleden. Aanleiding van de opstand zou niet alleen de lage lonen zijn, maar vooral het gedrag van Mavor tegenover Brits-Indische vrouwen. De Klerk II: 142.

16

Vooral in de eerste periode van de migratie was de sterfte onder de arbeiders alarmerend hoog. Zoals in het vorige hoofdstuk al opgemerkt besloten de Britten daarom in 1875 geen nieuwe contractanten te laten verstrekken. Na deze schorsing, die twee jaar duurde, werden de medische voorzieningen verbeterd. Zelfs zodanig dat inspecteur Comins in zijn rapport verklaart dat de medische verzorging van de immigranten op sommige punten tot voorbeeld kunnen worden gesteld aan andere kolonies.21

Andere naam voor marihuana; product van de cannabisplant (cannabis sativa).

17

Drank van cannabisplant; India.

18

Dr. ir. A.D. van Dijk; 100 jaar Nieuw Nickerie; Drukkerij El Dorado, Paramaribo, 1979: 4.

19

Bhagwanbali: 103 en De Klerk II: 119.

20

Citaat uit Bhagwanbali: 120.

21

De Klerk II: 135.

22

Bron: De Klerk II: 129-130.

23

De Klerk II: 221.

In 1878, vijf jaar na aankomst van de eerste immigranten, komt er een leerplicht voor immigrantenkinderen van zeven tot twaalf jaar. Veel ouders hebben liever dat hun kinderen werken en geld verdienen. Of ze zijn onbekend met onderwijs. De meeste kinderen gaan daarom niet naar school. Om schoolgaan te stimuleren, komt er een viertal ‘koeliescholen’, een daarvan op plantage Waterloo in Nickerie. In 1891 zijn er op het schooltje bij Waterloo achttien leerlingen, allen jongens, en een onderwijzer, Ahmed Hosein. De lessen worden in de eigen talen gegeven; de leerboeken in het Hindi en Urdu komen uit India.22 Een paar jaar later komt er een nieuw systeem, een tussenvorm tussen de koeliescholen en het gewone lagere onderwijs. Ook dit onderwijs is in de eigen talen.

30

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 30

15-08-13 21:28


HOOFDSTUK 2

Inmiddels hadden de Hindostanen ook een eigen taal ontwikkeld: het Sarnami, een mengeling van talen uit Noord-India zoals het Bhojpuri, Avadhi, met invloeden van niet-Indiase talen.

Hindostanen en niet-Hindostanen De koloniale samenleving in Suriname was gebouwd op racisme. Ook later was maatschappelijke waardering grotendeels gebaseerd op kleur, hoe witter hoe beter. De Indiase nieuwkomers waren eveneens niet vrij van een negatief kleurbesef. De Klerk omschrijft het als volgt: ‘De Hindostanen hebben, hoewel veler eigen huidskleur maar weinig lichter is, van huis uit een instinctmatige afkeer van het Zwarte Ras meegekregen, een afkeer die reeds dateert van de Vedische tijd, toen de “zwarte huid” als een kleinerende benaming werd gebruikt om er de donker getinte, vijandige bevolking (de Dasyu’s) mee aan te duiden, die de lichte “Ariërs” bij hun invallen in het Indus- en Gangesgebied aantroffen.’23 De afkeer van donkere mensen wordt versterkt als de Indiërs in Suriname hun voorgangers op de plantages ontmoeten. De Klerk wijt dit aan de ‘(…) losse openbare zeden der lagere Creoolse volksklasse en de weinig ingetogen gedragingen der vrouwen (in het publiek), zo geheel in strijd met de Indische opvatting van het decorum, dat speciaal de vrouw in acht dient te nemen. Gecombineerd met een rechtmatige trots op een eigen rijk cultuurbezit in het verleden, heeft deze instelling tegenover het Zwarte Ras een hooghartigheid en een zekere raswaan bij hen aangekweekt, welke door de donkere Creolen node verdragen worden.’24 De geringe waardering is wederzijds: ‘Van de andere kant ziet de Creool, voor wie de “ideale Surinamer” een persoon is, die aan de Westers-Nederlandse cultuur geassimileerd is, maar daarbij de gevoelsbanden met Suriname bewaart, uit de hoogte neer op de Hindostaan, die – wegens zijn achterstand in Westerse schoolontwikkeling, zijn verbondenheid met een nog vers in het geheugen liggend koelie-systeem en de in mindere of meerdere mate Aziatische inslag van zijn levenswijze – in zijn ogen verder dan hijzelf van dat ideaal verwijderd is.’25 Dat de contractarbeiders met hun lage lonen de creoolse landarbeiders uit de markt duwden, zal niet aan de waardering bij hebben gedragen. De relatie tussen Hindostanen en creolen is altijd delicaat gebleven. Nu nog meldt een jonge informante, opgegroeid in Nickerie, dat het niet geaccepteerd zou worden als ze met een creoolse vriend thuis zou komen. Een oudere informante uit het district ziet veranderingen: ‘Elke Hindostaan wil dat zijn kinderen met Hindostanen trouwen. Maar als je in een land als Suriname woont, moet je verwachten dat een van je kinderen zal zeggen: ik trouw met een niet-Hindostaan. Daarmee moet je kunnen dealen. Over een aantal jaren zal er geen Hindostaan, creool of Javaan meer zijn.’

‘Raswantia, Brits-Indische in gala’, foto Eugene Klein (collectie Buku/Bilioteca Surinamica)

Nederlands onderdaan op Surinaamse grond In het traktaat was het recht op gratis terugtocht naar India vastgelegd als de contractperiode was uitgediend. Er waren arbeiders die naar hun geboorteland teruggingen, daar niet meer konden aar-

31

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 31

15-08-13 21:28


NEDERLANDS ONDERDAAN

den en opnieuw een contract voor vijf jaar tekenden. Anderen keerden voorgoed naar hun geboorteland terug. Ongeveer tweederde van de arbeiders vestigde zich in Suriname en werd van contractant, vrije kolonist. Velen hadden inmiddels een (nieuw) gezin gesticht. De Surinaamse regering gaf grond in huur op zogenoemde vestigingsplaatsen, meestal vervallen plantages. In Nickerie waren dat Paradise en Nieuw Waldeck. Omdat de percelen te klein waren om van te leven, waren de nieuwe kleine landbouwers genoodzaakt om gedeeltelijk tegen betaling op de plantages te blijven werken, wat ook de opzet van de overheid was. Toch was dit geen oplossing om de neergang van de plantages te stoppen. De laatste plantage Waterloo, met suikerfabriek, hield het nog lang uit en sloot zijn poorten pas in 1970. Na de vestigingsplaatsen kwamen er nieuwe polders waar de kolonisten grond in eigendom konden krijgen, zoals de Van Drimmelen- en de Corantijnpolder. Het was opnieuw hard werken voor mannen, vrouwen en kinderen, maar nu ten eigen bate. De landbouwers waren nog steeds Brits onderdaan. Die status veranderde pas op 10 juni 1927, toen een wetswijziging hen tot Nederlander maakte. De wijziging geldt voor hen die ‘geen Nederlanders zijnde, in Nederlands-Indië, Suriname of Curaçao zijn geboren uit ouders daar gevestigd’26, dus niet voor degenen die in India waren geboren. Een van de gevolgen van de wetswijziging was dat de Poenale Sanctie, het gehate rechtssysteem, wordt afgeschaft. Ook het onderwijs in de eigen taal wordt afgebouwd. Johannes Coenraad Kielstra, gouverneur van Suriname van 1934 tot 1943, was echter, op basis van zijn ervaringen in Nederlands-Indië, een voorstander van speciale dorpsgemeenschappen voor Hindostanen en Javanen, zodat zij hun eigen cultuur konden behouden. Hij was ook voor een eigen huwelijkswetgeving voor hindoes en moslims. De creolen waren het hiermee niet eens omdat daardoor de rechtseenheid verbroken zou worden. Tot twee keer toe probeerde Kielstra, tevergeefs, zijn wijzigingen door de Staten van Suriname geaccepteerd te krijgen. In 1940 stelde hij de Aziatische huwelijkswetgeving alsnog vast. Dat kon hij doen vanwege extra bevoegdheden die de staat van oorlog en beleg hem verschafte.27 Vrouwen die huwden volgens de nieuwe wet verloren veel rechten. In 2003 is de huwelijkswetgeving herzien; sindsdien zijn alle huwelijken voor de wet gelijk, al kan de huwelijksvoltrekking wel volgens religieuze tradities plaatsvinden.

24

Idem: 221.

25

Idem: 222.

26

Idem: 187.

27

Bron: E. van Laar, ‘Kielstra, Johannes Coenraad (1878-1951)’, in Biografisch Woordenboek van Nederland en Nieuwe huwelijkswetgeving in Suriname, Riaz Ahmadali, Instituut voor Islamitische studies en publicaties, op www.iviep.org.

28

Respectievelijk ‘uitgebreid lager onderwijs’ en ‘meer uitgebreid lager onderwijs’.

Toen de Hindostanen Nederlands onderdaan werden, werd het onderwijs in de eigen talen afgeschaft. De kinderen moesten voortaan naar het reguliere onderwijs, met Nederlands als voertaal. Hindi- en Urdulessen konden op eigen kosten en na schooltijd worden gegeven. Het reguliere onderwijs – openbaar, protestant (EBG) en rooms-katholiek – bood mogelijkheden voor het doorstromen naar ulo en mulo.28 Dit voortgezette onderwijs kwam pas na de Tweede Wereldoorlog naar Nickerie, voor die tijd moesten de leerlingen naar Paramaribo. Meer jongens dan meisjes gingen naar de ulo en de mulo, en als ze daarna nog verder mochten leren, was het meestal voor onderwijzer(es). Voor jongens waren er na de mulo alleen studiemogelijkheden in Nederland, de Algemene Middelbare School (AMS) in Paramaribo werd in 1950 geopend. Niet alleen de komst van meer en beter onderwijs bracht veel veranderingen in Nickerie, maar ook de ingebruikneming van de tractor en de rijstpelmolen. Die veranderingen zijn goed te volgen in de nu volgende verhalen van families: Ishaak en Chander.

32

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 32

15-08-13 20:53


HOOFDSTUK 2

Immigranten gebruikten traditionele middelen uit India zoals ‘dung cakes’ gemaakt van stro en mest. De ‘ koeken’ werden (en worden) gebruikt bij woningbouw en als brandstof. Deze foto is gemaakt in Uttar Pradesh, India (1996)

33

NICKERIE 000_192_def_HT.indd 33

15-08-13 20:53


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.