niet iedereen. Het gaat niet meer in hoofdzaak om ontwikkelingshulp. Het gaat over thema’s als handel, investeringen, globalisering, conflict, vrede, buitenlandse politiek, armoede, mensenrechten, natie- en staatsvorming, democratisering en cultuur. In de afgelopen jaren is het denken over ontwikkeling enkele malen gekanteld. Het leidde tot fikse tegenstellingen, deels ideologisch, deels analytisch. Niet alleen het ontwikkelingsbeleid veranderde, maar ook de ontwikkelingsprocessen zelf. In de wereld van na 1945 werd een gezamenlijke zoektocht onder nomen: op zoek naar een nieuwe kaart voor een wereld die grondig veranderd was en in beweging bleef. Die kaart was niet beschikbaar voordat de tocht werd ondernomen. Hij moest al werkende worden getekend. Jan Pronk heeft grote delen van de verkenningstocht meegemaakt en onderweg een logboek bijgehouden. Dat bestaat voor een deel uit verspreide aantekeningen die in deze bundel bijeengebracht zijn. Dit levert een uniek van binnenuit geschreven document op dat een kompas biedt voor het denken over ontwikkeling.
Jan Pronk (1940) was minister voor Ontwikkelingssamenwerking in de kabinetten Den Uyl, Lubbers III en Kok I, en minister van VROM in het kabinet Kok II. Daarnaast was hij adjunct-secretaris-generaal van de UNCTAD, Speciaal VN-gezant voor duurzame ontwikkeling, Speciaal VN-gezant voor Soedan en professor Theory and Practice of International Development aan het Institute for Social Studies in Den Haag.
ISBN 978-94-6022-415-7
Jan Pronk Op zoek naar een nieuwe kaart
Dat de ontwikkelingssamenwerking sterk is mee veranderd, weet lang
verspreide aantekeningen over ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking
Dat de wereld grondig is veranderd, is een cliché. Dat weet iedereen.
JAN PRONK OP ZOEK NAAR EEN NIEUWE KAART VERSPREIDE AANTEKENINGEN OVER ONTWIKKELING EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Jan Pronk Op zoek naar een nieuwe kaart Verspreide aantekeningen over ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking
Inhoud
Ten geleide 5 Zoektocht zonder grenzen Aardrijkskunde en geschiedenis 10 Zoektocht 11 Ga, kijk, luister, voel, ruik en proef wat er leeft en speelt 14 Maskers 15 Geen tweede kans 17 De redelijkheid voorbij 20 Op zoek naar een nieuwe kaart 22 Burgers zonder grenzen 25
De nieuwe jungle Het voetspoor gewist 28 De nieuwe tweedeling 30 De armen zijn kennelijk niet meer nodig 36 Eeuwig profijt 39 De nieuwe jungle 45 ‘Shining India’, de keerzijde 47 Apartheid 55
Zicht op ontwikkeling Geloven of doordenken? 58 Onderzoek en beleid 61 Wat willen we weten? 65 Ontwikkeling is meer dan modernisering 67 Zicht op ontwikkeling 78
Drogredenen Drogredenen 84 ‘Mensenrechten zijn Westers’ 85 Voedsel of vrijheid? 88 ‘Ongelijkheid is beter voor iedereen’ 91 ‘Groei eerst; verdeel later’ 93 ‘De samenleving is niet maakbaar’ 97 Macht en vrijheid 102 ‘Fragiele staten verdienen de meeste aandacht’ 104 ‘Groei is het beste medicijn tegen conflicten’ 106 Hebzucht of grief? 107 Koopman of dominee? 110
De terugkeer van de olifanten Brief aan mijn jongere ik 114 De terugkeer van de olifanten 116 Het loopt uit de hand 117 Wereldoorlog 2.0 120 Overwegingen na Parijs, vrijdag 13 november 121 Het gelijk van het Westen 124 R2P: doorbraak of doodlopende weg 125 3D, min of meer 133 Srebrenica, de pijn blijft 137 Geen vijanden 141 Sing for Darfur 145 Tekenen voor vrede 148
Het derde land Vergeten 158 Verhoor 160 Vervuiling 166 Kunnen vluchtelingen beter in de eigen regio blijven? 168 Een brug te ver 170 Nood breekt wet 172 Kleur bekennen 175 Het graf is een boom 181
De hulp voorbij Tulpen in India 186 Keizer zonder kleren 188 De hulp voorbij 191 Spreiding van hulp: een goed idee? 199 De mythe van de excellente hulp 201 Kleine projecten 203 Levens redden 207 Onheil is structureel 209 Dertien dilemma’s 211 Trade Not Aid 215 Verspilde moeite 219 Fair Trade 222 Stop, sluit en vertrek 224
Nawoord: Post 2015 227 Literatuur 234 Verantwoording 237
Ten geleide
Zeventig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog is internationale ontwikkelingssamenwerking ver voorbij de pensioengerechtigde leeftijd. Het begrip lijkt gedateerd. Dat de wereld grondig is veranderd is een clichĂŠ. Dat weet iedereen. Dat de ontwikkelingssamenwerking sterk is mee veranderd, weet lang niet iedereen. Het gaat niet meer in hoofdzaak om ontwikkelingshulp. Het gaat om handel, investeringen, globalisering, conflict, vrede, buitenlandse politiek, armoede, mensenrechten, natie- en staatsvorming, democratisering en cultuur. In de afgelopen jaren is het denken over ontwikkeling, de theorievorming, enkele malen gekanteld. Het leidde tot fikse tegenstellingen, deels ideologisch, deels analytisch. Ontwikkelingsprocessen veranderden van karakter. Andere waarden en doeleinden werden prominent: niet meer bovenal economische groei, maar human development: ontwikkeling van, voor en door mensen. Ontwikkelingsbeleid binnen landen werd meerdere malen binnenstebuiten gekeerd. De specifieke omstandigheden van afzonderlijke landen kwamen steeds prominenter in beeld, waardoor steeds meer afstand werd genomen van vermeend algemeen geldige modellen en blauwdrukken. Maar het ging niet vanzelf. Machtspolitiek en economische belangen overheersten. Rechten kwamen in verdrukking. Met andere woorden: het denken over ontwikkeling veranderde; het ontwikkelingsbeleid veranderde, alsook de ontwikkelingsprocessen zelf. Die drie moeten van elkaar worden onderscheiden. Ze werken op elkaar in, maar dat gebeurt vaak in de vorm van een botsing: tussen theorie en praktijk, tussen waarden en belangen, tussen recht en macht. Het vriendelijkste dat men hierover kan zeggen is, dat in de wereld van na 1945 een gezamenlijke zoektocht werd ondernomen: op zoek naar een nieuwe kaart voor een wereld die grondig veranderd was en in beweging bleef. Die kaart was niet al beschikbaar voordat de tocht werd ondernomen. Hij moest werkende weg worden getekend. De oude kaarten konden wel geraadpleegd worden, maar wie daarop vertrouwde liep grote kans
Op zoek naar een nieuwe kaart 5
de weg kwijt te raken. Het betrof deels onontgonnen, deels bezet gebied, vaak onherbergzaam, maar nooit onbewoond. Het was geen vreedzame reis op weg naar een land overvloeiend van melk en honing. Sommigen verkeerden in die waan, maar het werd spoedig duidelijk dat in de nieuwe wereld niet alleen de melk en honing schaars zouden zijn, maar ook water, energie, vruchtbare grond, schone lucht en andere levensbehoeften. Om iedereen aan zijn trekken te laten komen zou er onderweg veel verdeeld en herverdeeld moeten worden, maar niet iedereen was daartoe bereid. Dat leidde tot conflicten en geweld. Binnen dat geheel fungeerde ontwikkelingssamenwerking als gezamenlijke poging het gebied te verkennen, om samen verder te komen. De deelnemers kampten met dezelfde problemen als degenen die verkozen de reis op eigen kracht te ondernemen. Men trok immers door hetzelfde gebied en kreeg te maken met hetzelfde geweld. Maar het feit dat niet iedereen voor zich ging, maakte verschil. Voor en tijdens de verkenningstocht werden afspraken gemaakt over de uitgangspunten en het doel, en
6 Op zoek naar een nieuwe kaart
onderweg kon gezamenlijk overleg worden gevoerd over de richting en de route. Niet iedereen deed mee, maar iedereen was welkom. Er was geen Baedeker reishandboek, noch een itinerarium, hoogstens een zoeklicht en een kompas. Gidsen wierpen zich op, meerdere, en zij waren het niet altijd met elkaar eens. Vaak werd van gids gewisseld. Nieuwe deelnemers sloten zich aan, anderen vielen onderweg af, bleven een tijdlang achter, sloten later weer aan of liepen zelfs voorop. Het ging berg op en berg af; onderweg waren er valkuilen en andere hindernissen. Soms kwam men elkaar weer tegen, soms waaierde men breed uit. Soms was men het spoor bijster en draaide men in een cirkel rond. Zijn we, zeventig jaar later, terug bij af? Dat niet. Maar de weg vooruit voert door steeds minder toegankelijk gebied: een slechter klimaat, grotere tegenstelingen, nieuwe oorlogsdreiging. Het is zaak de kaart goed te bestuderen, delen daarvan opnieuw te tekenen en een nieuwe route uit te stippelen. Ik heb grote delen van de verkenningstocht van de afgelopen jaren meegemaakt en onderweg een logboek bijgehouden. Dat bestaat voor een deel uit verspreide aantekeningen, eerder gepubliceerd in de vorm van columns en korte artikelen. Een aantal daarvan is in deze bundel bijeengebracht, onder de titel Op zoek naar een nieuwe kaart. Al deze stukken zijn opnieuw geredigeerd, verder uitgewerkt en geactualiseerd. Ze zijn gerangschikt in zeven hoofdstukken. Het eerste draagt als titel Zoektocht zonder grenzen. Daarin staan beschouwingen over het karakter van de hierboven geschetste verkenning van de omgeving. In het daaropvolgende hoofdstuk, De nieuwe jungle, wordt die omgeving geschetst als een strijdperk, waarin de zwakste en meest kwetsbare groepen het onderspit delven. Dan ontstaat en tweedeling, of een nieuwe apartheid, zoals ik enkele jaren geleden omschreef in een bundel artikelen gepubliceerd onder de titel Willens en Wetens, want de tweedeling is structureel bepaald, opzettelijk tot stand gebracht. Maar de tweedeling kan worden afgezwakt, wanneer door middel van oprechte samenwerking een gemeenschappelijk doel wordt nagestreefd. Dat vereist onderzoek en analyse. Enkele aspecten daarvan komen aan de orde in de artikelen die zijn samengebracht in het derde hoofdstuk: Zicht op ontwikkeling. Het analyseren van ontwikkelingsprocessen en het formuleren van ontwikkelingsbeleid vereist een heldere kijk op wat ontwikkeling precies betekent. Een algemeen geldige kijk bestaat niet, want alle situaties
ten geleide 7
verschillen. Maar om een analyse ontwikkelingsrelevant te maken, moeten de uitgangspunten en achterliggende waarden worden geĂŤxpliciteerd. Wanneer dat niet gebeurt, kunnen argumentaties ontstaan die weliswaar logisch lijken, maar op de keper beschouwd, dat wil zeggen gegeven de gekozen uitgangspunten, geen steek houden. Een aantal van die argumentaties is bijeengebracht in het vierde hoofdstuk, Drogredenen, uiteraard met de bedoeling om deze te ontmaskeren. Hoofdstuk vijf draagt als titel: De terugkeer van de olifanten. De artikelen hier bijeengebracht gaan over ontwikkeling en conflict, over oorlog en vrede rond processen van ontwikkeling, en over de bijdrage van ontwikkelingsbeleid tot een verduurzaming van de vrede, zo duurzaam dat zelfs de olifanten voor wie de grond te heet onder de hoeven was geworden, terugkeren. Hoofdstuk zes, Het derde land, bevat artikelen over mensen die door perverse ontwikkelingsprocessen en door gewelddadige conflicten ontworteld zijn, ontheemd raken en een nieuw thuis zoeken. Het gaat ook over de wijze waarop zij worden tegemoet getreden, of juist niet. Het slothoofdstuk, De hulp voorbij, gaat over ontwikkelingshulp in engere zin. De artikelen daarover zijn niet voor niets aan het eind van deze bundel geplaatst. Te veel beschouwingen over ontwikkeling en ontwikkelingsbeleid beginnen met een verhandeling over ontwikkelingshulp, in plaats van een analyse van ontwikkelingsprocessen zelf. Die analyse moet voorafgaan aan beslissingen over het al dan niet geven van hulp, en zo ja, hoe. In een eerdere bundel artikelen, Catalysing Development? A Debate on Aid, beschreef ik de beperkte betekenis van hulp. Hulp heeft hoogstens een katalyserende werking en kan bovendien verkeerd uitwerken. Wereldwijd is veel geld nodig, heel veel zelfs, en meer dan voorheen, willen we de problemen de baas worden die we onderweg tegenkomen. Maar dat is wat anders dan de ontwikkelingshulp die werd verstrekt gedurende de route tot dusver. Het belangrijkste is: algehele overeenstemming over waarden en doeleinden, de te kiezen richting, de benodigde middelen onderweg en de wijze waarop die worden toegepast, door wie, en ten bate van wie. Daartoe zijn stevige democratische instellingen nodig, die toezien op de naleving van die waarden, die machtsconcentraties kunnen beteugelen en helpen recht te verschaffen. Ook dat alles zou moeten worden opgetekend op een nieuwe routekaart, post 2015.
8 Op zoek naar een nieuwe kaart
Zoektocht zonder grenzen
Aardrijkskunde en geschiedenis Op school kreeg ik les in aardrijkskunde door eerst een plattegrond te bekijken van de klas, daarna de school, vervolgens de buurt en steeds verder: Scheveningen, Den Haag, Nederland, Europa, de wereld. Het was inzichtelijk en we begrepen steeds beter hoe de wereld in elkaar zat. Het vak geschiedenis bestond uit verhalen over het verleden van ons eigen land. Het begon met de Batavieren en het kwam steeds dichterbij, tot koningin Wilhelmina. De Tweede Wereldoorlog kwam niet aan de orde: die was nog maar net voorbij. Op de middelbare school ging het niet anders. Alleen werd daar niet begonnen met verhalen over ons eigen land, maar over Europa. Die geschiedenis begon met Socrates en we kwamen tot Bismarck. We leerden hoe het was geweest en hoe alles geleidelijk was veranderd. Ik werd door beide vakken geboeid. De gebruikte didactiek vergrootte mijn inzicht. Later begreep ik dat die didactiek niet waardevrij was. De lessen in aardrijkskunde en geschiedenis hadden mij twee ideeën bijgebracht, die ik weer moest afleren. De eerste was dat ik kennelijk het voorrecht had te wonen in het middelpunt van alles. De aarde was rond, maar mijn eigen wereld was het centrum. De tweede idee was dat er over de tijd vóór Socrates niets van belang te melden viel, dat de geschiedenis van de aarde begon in Europa en dat alle veranderingen sindsdien vooruitgang hadden gebracht. De verbeteringen waren weliswaar schoksgewijs tot stand gekomen – schokken veroorzaakt door rampen en oorlogen – maar de vooruitgang zelf was gestaag en zou doorzetten. Het samenspel van technologie, economie, recht, politiek, kunst en cultuur zou vanzelfsprekend leiden tot steeds meer welvaart en welzijn, eerst in het Westen, in Europa en Amerika, en vervolgens ook in de wereld verderop. Later leerde ik andersom te kijken: vanuit de wereld naar Europa, Nederland en Den Haag. Later begreep ik dat vooruitgang niet vanzelf spreekt, dat de toekomst niet alleen ongewis is, maar ook op het spel wordt gezet door de manier waarop we omgaan met het heden. Beide inzichten zijn tegenwoordig gemeengoed. Moderne communicatiemiddelen hebben de wereld dichtbij gebracht. Nieuwe kennis, vrucht van wetenschappelijk onderzoek, wordt gedemocratiseerd. Destijds, op school, leerde ik niets over klimaatverandering, noch over evolutie en bijster weinig over het heelal. Dat is tegenwoordig anders. Verbreding en 10
Op zoek naar een nieuwe kaart
verdieping van kennis helpt bij het relativeren van wat we vroeger vanzelfsprekend was. Kennis alleen is niet zaligmakend. Het gaat erom kennis te verbinden met waarden. Pas dan is kennis inzicht. Om het inzicht te verwerven dat verworvenheden niet zomaar behouden blijven, dat zij eerlijk gedeeld moeten worden met anderen, en dat ieder mens verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de eigen leefomgeving, ben je nooit te jong. Duurzame ontwikkeling moet geleerd worden, zo vroeg mogelijk. Duurzaam leren begint met het ontwikkelen van een andere kijk op aardrijkskunde en geschiedenis. Duurzaam leren staat in dienst van duurzaam leven en duurzaam samenleven. Dat vereist zicht op biologie en ecologie. Het vraagt begrip voor methoden van toegepast rekenen, vermenigvuldigen en delen, dat wil zegen: inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van wiskundige modellen, statistiek, boekhouden en kostenbatenanalyse. Het analyseren en vergelijken van teksten. Inzicht in taal en argumentatieleer. Het onderkennen van verbanden en doorschouwen van achtergronden. Filosofisch denken, begrip voor logica en voor de methodiek van wetenschappelijk onderzoek. Kritisch zicht op religie, maatschappijbeschouwingen en politieke ideologieĂŤn. Kortom: de grammatica van het leven. Duurzaam leren is bijleren. Daarvoor ben je nooit te oud. Tenzij je opnieuw gaat denken dat je eigen land het centrum van de wereld is en de maat van alle dingen. Wie dat denkt moet niet bijleren, maar afleren.
Zoektocht Een paar jaar geleden bracht Toneelgroep De Appel een theatershow op de planken onder de titel ‘Tuin van Holland, een zoektocht naar de Nederlandse identiteit’. Daarmee markeerde regisseur Aus Greidanus het einde van een decennium waarin een land op zoek was naar zichzelf. In voorafgaande decennia waren aan de Nederlandse identiteit weinig woorden vuil gemaakt. Voor de eigen geschiedenis was jarenlang weinig belangstelling getoond. Maar de culturele omwenteling rond de eeuwwisseling trok in ons land scherpere voren dan elders en heeft de kijk op de Nederlandse identiteit danig veranderd. Wie zijn wij eigenlijk en waarin
zoektocht zonder grenzen 11
onderscheiden wij ons van het buitenland? Wat hebben wij met Europa te maken? Welke plaats gunnen we allochtonen, immigranten, asielzoekers en andere vreemdelingen? Wat zijn onze normen en waarden? Het leidde tot een permanente maatschappelijke discussie, in de politiek, in de media, op school en op het werk, tot op de dag van vandaag. In de openingsscènes van het stuk ontmoeten enkele historische figuren elkaar. Elk van hen vertegenwoordigt een stukje Nederlandse identiteit: Willem van Oranje, Kenau Simons Hasselaar, Anne Frank, Majoor Bosshardt, Anne Frank, Mata Hari, Prins Bernhard, Anton Mussert, Zeeuws meisje, Sjoukje Dijkstra en een Oranjefan, Andre Hazes en Sinterklaas, bien étonnés de se trouver ensemble. Uit hun gesprekken komt naar voren dat de mentaliteit van de Nederlander een mengeling is van alles en nog wat: nu eens heldhaftig en principieel, dan weer sluw en jansalieachtig; doorgaans ruimdenkend en goedgeefs, maar altijd commercieel; prestatiegericht, niet gespeend van flair, maar ook volks; gezellig, op gezette tijden brallerig, nooit gespeend van eigendunk en geneigd tot zelfoverschatting. Voor elk wat wils. Mentaliteit is een oppervlakkige notie. Mentaliteit is niet hetzelfde als identiteit. Een duiding van een gemeenschappelijke identiteit, als die al bestaat, vereist een meer fundamentele analyse, bijvoorbeeld middels een duik in de geschiedenis. In het stuk werden na de openingsscènes drie taferelen getoond van gebeurtenissen die cruciaal zijn geweest voor de ontwikkeling van de Nederlandse natie: de Opstand in 1572, het Rampjaar honderd jaar later, en de terechtstelling van Johan van Oldenbarnevelt daartussen in. De Opstand werd in de voorstelling minder principieel en heroïsch ten tonele gevoerd dan de Nederlander lief is. Het stuk legt vooral de achterkant van het drama bloot: een combinatie van toeval, ambitie en uit de hand gelopen tegenstellingen. Dat geldt ook voor het Rampjaar. Het lot van de natie, van alle kanten aangevallen, hangt af van een strijd om de macht tussen Oranje, Tromp, De Ruyter en de gebroeders De Witt. Principieel leiderschap wordt overschaduwd door heerszucht, jaloezie, koppigheid, revanche en fataal populisme. Diezelfde factoren spelen een rol bij de terechtstelling van Oldenbarnevelt. Zijn dood vormt de beslechting van een godsdiensttwist tussen remonstranten en contraremonstranten. De eersten zijn ruimdenkend, tolerant en modern, zoals Nederlanders zichzelf graag zien, maar delven het onderspit tegen fundamentalisten. 12
Op zoek naar een nieuwe kaart
Al met al verschaft de duik in de geschiedenis de toeschouwers een ontluisterend beeld van de ontwikkeling van de nationale identiteit. Dat beeld wordt in het stuk sterk aangezet in taferelen over typisch Nederlandse thema’s: het verbond tussen geld en geloof (‘God zij met ons’), de handel overzee, en de strijd tegen het water. Die taferelen vormen een beschamend demasqué van een Nederlandse identiteit, geworteld in slavenhandel, koloniale uitbuiting, racisme, zelfvoldaanheid en huichelarij. In het stuk wordt getoond hoe bepaalde elementen van die Nederlandse mentaliteit en identiteit er uiteindelijk toe leiden dat de strijd tegen het water wordt verloren. Het land verdrinkt. Het stuk eindigt daar niet mee. Het slottoneel speelt zich af in de kleedkamer. De spelers blikken terug en kijken vooruit en vragen zich af: stel dat Nederland inderdaad onder water verdwijnt, beginnen we dan ergens anders opnieuw? Zo ja, waar? De keuze is aan de toeschouwers, maar de ondertoon in de kleedkamer is: we zijn nu eenmaal wie we zijn, we gaan gewoon verder en we maken er het beste van. Al die taferelen samen maken Tuin van Holland tot confronterend theater: Shakespeare en Bredero naast Albee en Pinter. Het stuk roept de vraag op of een niets verhullende zoektocht naar de wortels van de Nederlandse identiteit ruimte biedt om de weg te vervolgen. Kunnen we verder, of past ons slechts schaamte en halt houden? Loopt de weg dood, door eigen schuld? Kijkend naar dit stuk dacht ik terug aan een andere voorstelling van De Appel, ook een paar jaar geleden en eveneens van de hand van Aus Greidanus: Blik. Op het toneel staat een file auto’s. Het verkeer op de snelweg is vastgelopen. Een onoverzienbaar lange rij blik staat al dagen vast. Er is geen beweging, geen uitzicht. Ook aan de andere zijde van de vangrail is het angstaanjagend stil. De chauffeurs en hun passagiers reageren als in het gewone leven. Zij berusten in het onvermijdelijke, maken van de file hun thuis, passen zich aan, twisten met elkaar, pakken spullen van elkaar af, vieren feest. Zij proberen er het beste van te maken. Maar dan verschijnt uit het niets een onverwachte gast. Het lijkt een nar, die zich ontpopt als een soort verlosser, een Jezus in de gedaante van Mussolini. Hij houdt een brallende toespraak en loopt dan als een rattenvanger van Hamelen weg van de file, met iedereen juichend achter hem aan.
zoektocht zonder grenzen 13
Ga, kijk, luister, voel, ruik en proef wat er leeft en speelt Het is een kleine vijftig jaar geleden dat ik voor het eerst een land bezocht buiten Europa. Het betrof India en ik was toen 27 jaar. Ik had mij in de tweede helft van mijn studie economie in Rotterdam toegelegd op, onder meer, economie van ontwikkelingslanden. Na mijn afstuderen werd ik onderzoeker aan dezelfde universiteit en, enige tijd later, docent. In die functie werd ik voor de duur van een aantal maanden uitgezonden naar India. Ik ging niet naar India als toerist, maar in het kader van mijn werk. Dat betekende dat ik wist waar ik terecht zou komen, althans een beetje, en was voorbereid op wat ik zou zien. Ik had ontwikkelingsprocessen bestudeerd en er college over gegeven. Ik had veel gelezen en gediscussieerd. Toch onderging ik in India een cultuurschok. Ik werd geconfronteerd met een samenleving waarin alle mogelijke en denkbare tegenstellingen zich konden manifesteren, in onderlinge samenhang: economische, sociale, etnische, culturele, religieuze en politieke conflicten; botsingen tussen klassen, kasten en regio’s, tussen stad, platteland en berggebieden; tegenstellingen tussen autochtonen en immigranten, tussen stedelijke elites, een middenklasse in opkomst en de bevolking van de slums; wat niet al. Ik ontmoette hoog opgeleide discussiepartners, raakte onder de indruk van een unieke beschaving, en zag mensen op straat creperen. Ik bezocht grote bedrijven in de traditionele zware industrie, maar ook jonge innoverende ondernemingen – ook toen al – die zich toelegden op consumptieartikelen voor de middenklasse. Alleen mensen met een inkomen ver boven het bestaansminimum konden zich die producten veroorloven. Ik bezocht overheidsinstellingen die bezig waren met planning, top-down, en had gesprekken met intellectuelen, politici en ngo’s die een geheel ander ontwikkelingsbeleid voorstonden. Sommigen bepleitten een open markteconomie, anderen legden de nadruk op politieke participatie en democratisering. Ik heb het land later talloze malen bezocht en mijn bevindingen mogen aanvullen en bijstellen. Maar mijn hoofdindruk bleef overeind: India laat zien hoe onontkoombaar dualistisch ontwikkelingsprocessen zijn. Wat mij in India altijd heeft geboeid is de schakeling van eenheid en diversiteit, gemeenschappelijke identiteit naast verdeeldheid, zelfbewustheid naast onderwerping, waardigheid naast ellende. Het is een land van grote spanningen, vaak onderhuids, soms explosief, een verdeelde, maar 14
Op zoek naar een nieuwe kaart
(nog) niet verscheurde natie. Wat dat betreft staat India model voor de rest van de wereld. Alle tegenstellingen die zich destijds manifesteerden zijn er nog steeds, in India en overal elders, en tegenwoordig nog sterker dan een halve eeuw geleden. Ik zou daarvan waarschijnlijk niet zo sterk onder de indruk zijn geweest, als ik het land had bezocht als toerist. Dan zou ik minder hebben gezien en minder begrepen. Ik was bevoorrecht: ik moest luisteren en les geven, discussiëren en onderzoeken. Dat dwong me uit mijn eigen comfortzone te stappen en te kijken met de ogen van de mensen die zelf deel uitmaakten van de samenleving die ik bezocht. Ik legde niet alleen een bezoek af, maar ik moest mijn bevindingen rapporteren, erover reflecteren, schrijven en doceren. Het dwong mij door te gaan met studeren en kaders te hanteren, die mij hielpen ervaringen en bevindingen te verdiepen, verworven inzichten aan te scherpen en deze telkens opnieuw te toetsen. Dat is mijn advies aan iedereen die geïnteresseerd is in ontwikkelingsprocessen, ontwikkelingsbeleid en ontwikkelingssamenwerking. Ten eerste: studeer en blijf studeren. Ten tweede: ga er heen, kijk, luister, voel, ruik en proef wat er leeft en speelt. Probeer je te verplaatsen in de positie en de gedachtegang van mensen die zelf deel uitmaken van het ontwikkelingsproces. Kijk vooral met de ogen van mensen die onderop leven, in de wereld beneden het niveau waar marktkrachten vrij spel hebben en waar macht wordt uitgeoefend. Ten derde: reflecteer, vergelijk, analyseer, probeer te begrijpen, en schrijf. Ontwikkelingssamenwerking die deze naam verdient – met andere woorden: ontwikkeling waaraan iedereen deel heeft, en samenwerking op voet van gelijkheid – vereist permanente studie, oprecht inlevingsvermogen en continue terugkoppeling, in woord, beeld en geschrift.
Maskers Er hangt een magisch masker aan de muur van mijn studeerkamer. Het kijkt uit de verte langs mij heen, met geloken ogen. De mond staat half open, niet in spreekstand, net genoeg om uit te ademen. Het is het enige teken van leven van dat masker. Voor de rest is het uitdrukkingsloos, naar binnen gekeerd.
zoektocht zonder grenzen 15
Ik kocht het in Kameroen. Het zou afkomstig zijn uit Mali, maar het kon ook Ghana zijn. De achtergrond van het masker is mij onbekend. Het doet er weinig toe. Ik vind het mooi. Ik heb in Afrika talloze maskers gezien. Opeen gestapeld in de vitrines van volkenkundige musea, zoveel dat ze niet mooi meer waren. In ateliers en op markten, waar zij met elkaar concurreerden om de aandacht van de koper, vaak met weinig succes, want als ik enkele maanden later opnieuw een kijkje nam, herkende ik ze weer. Ik zag ze gedragen door dansers die schuil gingen in kleurrijke kostuums en zich lieten leiden door betoverende klanken, waardoor ik mij achteraf het masker minder goed voor de geest kon halen dan het ritme. Het masker, de stilering, de wijde verten, de stilte en het ritme, de verhouding tussen de binnen- en buitenwereld, zo prachtig verwoord door een schrijver als Ben Okri, of verbeeld door een filmer als Ousmane Sembène, dat is voor mij Afrika: een continent dat me vroeger vreemd voorkwam en schroom inboezemde, dat ik nog steeds niet ken, laat staan begrijp, maar dat mij raakt, trekt en op een gegeven moment zelfs het gevoel heeft gegeven dat ik er thuis was. Afrika: een continent met een masker en een binnenkant. De magie is mij vreemd, maar wat erachter schuilgaat boeit. Europa heeft een andere aantrekkingskracht. Haar fascinatie is die van de moderniteit en de technologie. Europa is geen continent met een masker. Het kijkt brutaal de wereld in. Maar het is een continent met een façade, want het heeft veel te verbergen: een donkere achterkant, de schaduwzijde van de moderniteit. Ook Europa heeft rituelen. Ook die zijn functioneel, net als in Afrika. In Europa functioneren de cultus van de techniek, de religie van de markt en de rituelen van de moderne communicatie, zodanig dat de achterkant van de samenleving wordt verhuld. Die achterkant wordt gevormd door degenen die er eigenlijk niet bij mogen horen: vreemdelingen, andersgelovigen, en mensen die als ‘kansloos’ worden weggezet. Het masker verbergt niet, maar profileert. De functie van het masker is prominent uitdrukking te geven aan de binnenkant, de identiteit van de dragers. Een façade verbergt een achterkant. Een façade functioneert als een ontkenning van wat een meervoudige identiteit zou kunnen zijn. Kunstenaars kunnen die façade ontmaskeren. Het kunnen filmers zijn als Philippe Lioret, die laat zien hoe het Afrikaanse migranten in Europa vergaat. Het kunnen schilders zijn als Picasso, auteurs als Thomas Bernhard, of componisten als Peter Schat. Zij halen de achterzijde van de 16
Op zoek naar een nieuwe kaart
Europese cultuur naar voren en confronteren ons met onze eigen identiteit. Afrikaanse kunstenaars die zich bewegen op het snijvlak van de Europese en de Afrikaanse cultuur doen dat ook. Wole Soyinka, die de arrogantie van de Europese economische macht aan de kaak stelt, Antjie Krog, dichteres in een andere tongval, confronterend dicht op de huid van de lezer, of Iba N’diaye die in zijn schilderijen een symbiose tot stand brengt tussen Afrikaanse en Europese uitdrukkingsvormen. Iba N’diaye laat als Afrikaan in zijn schilderijen overigens niet de achterzijde zien van de Europese cultuur. Hij kijkt slechts, met andere ogen, en dat resulteert in andere kleuren en andere combinaties, herkenbaar Europees. Hij is ook geen vertegenwoordiger van een groep die uit is op ontmaskering. Toen hij enige jaren geleden zijn werken tentoonstelde in Europa en hem in een interview werd gezegd dat hij niet zo gemakkelijk bij een bepaalde stroming viel onder te brengen, antwoordde hij: ‘Ik ben Iba N’diaye, en dat is op zich al zwaar genoeg.’ Zo is het maar net. Masker of façade, ontmaskering of ontmanteling, andere tongval of symbiose, uiteindelijk gaat het om de individuele identiteit. Dat geldt voor de danser, de kunstenaar, de dichter en de toeschouwer.
Geen tweede kans In zijn roman De Rattin beschrijft Günter Grass wat er in de wereld gebeurde toen de mensen zichzelf te gronde hadden gericht. De ratten, onder leiding van de Rattin, hadden de wereld overgenomen. Zij vermenigvuldigden zich, gingen opnieuw beginnen en werden de nieuwe heersers op aarde. Het boek eindigt met een visioen: ’Het zou toch anders hebben gekund? Stel nou eens dat wij mensen nog bestaan. Goed, laten we dat eens stellen. Alleen, dit keer gaan we voor elkaar en bovendien vreedzaam, hoor je, in liefde en tederheid, zoals God ons geschapen heeft.’ ‘Een prachtige droom’, zei de Rattin voordat zij verdween. De Rattin is cynisch. Zij weet: het is slechts een droom. Het ontwaken zou de droom doen omslaan in een nachtmerrie, want dan zou de mens beseffen: wij hebben het er naar gemaakt, het is onomkeerbaar, de aarde van de mensen bestaat niet meer. Het is te laat.
zoektocht zonder grenzen 17
In een ander verhaal, God’s Grace, vertelt Bernard Malamud over mensen met een tweede kans. Er heeft zich een tweede zondvloed voltrokken. Een man, Cohn, wordt door God gespaard. Hij protesteert, want God had Noach toch beloofd dat er nooit meer een zondvloed zou komen. Maar God antwoordt: ‘Deze nieuwe zondvloed is niet de mijne, maar het gevolg van het feit dat de mens zichzelf heeft verraden. Ik heb de mens het leven gegeven, maar de mens was zo gretig naar de dood. De mens heeft mijn handwerk vernietigd, de voorwaarden voor het voortbestaan kapotgemaakt. Daarom heb ik de mens zijn gang laten gaan. Zij hebben uitgevonden hoe de ondergang te bewerkstelligen. Ik, God, heb mijn hoofd maar afgewend.’ Dan gaat het verhaal verder. De mens Cohn, die van God een nieuwe kans heeft gekregen, komt na de zondvloed op een eiland terecht. Daar ontmoet hij een groep apen. Ook zij hebben de ondergang overleefd. Cohn wil een nieuw begin maken en alle eerder gemaakte fouten vermijden. Hij leert de apen spreken. Hij leert hen normen en waarden kennen om een nieuwe wereld te creëren uit de oude. Maar het gaat verkeerd. Nadat de apen de voor hen nieuwe kennis hebben opgedaan, maken zij precies dezelfde fouten als de mensen voorheen. En de nieuwe schepper, Cohn, wordt uiteindelijk ten offer gebracht door zijn leerlingen, de apen, de nieuwe mensen. De mensheid blijkt onverbeterlijk. Deze verhalen zijn niet bedoeld om het doemdenken te stimuleren. Althans, zo heb ik ze niet gelezen. Het zijn vertellingen met een moraal, net zoals Bijbelse gelijkenissen. De moraal luidt: ‘Mens, maak er samen het beste van; er volgt geen tweede kans.’ Het beste ervan maken, dat vergt behoedzaamheid, voorzorg, wijsheid, samenwerking, consensus en het niet afwentelen van risico’s op komende generaties. Die moraal is geen bon ton. Integendeel, onmatige consumptiedrang en ongebreidelde hebzucht voeren de boventoon. Klimaatverslechtering, toenemende ongelijkheid, het op de spits drijven van religieuze en culturele tegenstellingen, gewenning aan het gebruik van geweld om eigen opvattingen aan anderen op te leggen en de ontwikkeling van massavernietigingswapens, vormen geen nieuwe zondvloed die de mensen overkomt, maar een ondergang die de mens zelf veroorzaakt. Het lijkt op het gedrag van lemmingen. Zij worden niet door een bovennatuurlijke kracht de afgrond ingedreven, maar rennen er zelf massaal naar toe en storten zich er in. De kracht die hen drijft zit in henzelf. 18
Op zoek naar een nieuwe kaart
Dat lemmingengedrag heeft zich in diverse vormen ook eerder in de geschiedenis voorgedaan. Als reactie daarop zijn rentmeesterachtige constructies gebouwd: internationaal recht, mensenrechten, milieu- en klimaatverdragen, de Verenigde Naties, de sociale welvaartsstaat, ontwikkelingshulp, non-discriminatie beginselen, non-proliferatie van massavernietigingswapens, enzovoort. Het waren geen ideale constructies en het bleef mensenwerk, maar het was wel gebaseerd op voorzorg en bood de gelegenheid om destructief gedrag te corrigeren. De bedreigingen zelf zijn niet zozeer het probleem, als wel de erosie van de capaciteit om ze te keren. De constructies om de gevaren het hoofd te bieden worden afgebroken. Overeengekomen rechtsbeginselen en procedures worden met de voeten getreden. Dat is geen zondvloed die over ons heen komt, maar moedwillig handelen, berustend op eigenbelang, materieel gewin, commercie, status en macht. De mens Cohn zit gevangen in een web van geprogrammeerd gedrag. Hoe zich daaruit los te maken? Dat valt te lezen in een derde verhaal. Prediker vertelt over een stad die belegerd werd door een machtige tegenstander: In die stad bevond zich een arme, wijze man, die haar had kunnen redden door zijn wijsheid; doch geen mens dacht aan die arme man. Toen zei ik: Wijsheid is beter dan kracht, maar de wijsheid van de arme wordt veracht en naar zijn woorden luistert men niet. Woorden van wijzen, in rust aangehoord, zijn beter dan het geschreeuw van een heerser onder de dwazen. Ook deze gelijkenis biedt een moraal: als je geen tweede kans krijgt, doe je er goed aan de eerste en enige kans die je wel hebt zo goed mogelijk te benutten. De les uit de verhalen van Grass, Malamud en Prediker is: sta kritisch tegenover degenen die het voor het zeggen hebben. Luister niet alleen naar met veel aplomb gebrachte beweringen, maar leen het oor ook aan anderen: onafhankelijke denkers, geen deel uitmakend van het circuit, onaanzienlijk wellicht, maar niet gecorrumpeerd door eigendunk, status of macht en die bereid zijn vraagtekens te plaatsen achter de vanzelfsprekendheid van het eigen gelijk. Tijdig kritisch luisteren is de enige kans.
zoektocht zonder grenzen 19
De redelijkheid voorbij? Terwijl de Amerikaanse politiek enige jaren in het teken stond van het adagium ‘Yes, we can’, leek de politiek in Europa gekarakteriseerd door ‘Ja, maar …’ Wie, zoals de Nederlandse regering destijds, campagne voert met de afstandelijke leus ‘Europa, best belangrijk’, wordt door de burger verstaan als ‘… maar niet heus.’ Maar niet alleen in Nederland hebben terugtrekkende bewegingen de overhand. Overal in Europa wordt een Ja, maar politiek gevoerd. We zijn solidair met mate. De Zuid-Europese landen moeten vluchtelingen uit Noord-Afrika zelf opvangen. Dat is niet oneerlijk, aldus premier Rutte, maar ‘pech’ (hij zei het echt!): zij moeten de ‘last van hun ligging’ dragen. Diezelfde Zuid-Europese landen zijn het slachtoffer geworden van speculatie op de internationale kapitaalmarkt. In plaats van gezamenlijk tegenmacht te ontwikkelen wentelen rijkere Europese landen de lasten van de crisis af op het Zuiden. Daar heeft men het er toch zelf naar gemaakt? Dat is de boodschap van Europese politici en opinieleiders. De burgers spreken hen graag na. In Finland werd een partij opgericht die zich de Echte Finnen noemt. In Duitsland heeft de Pegidabeweging, die zich keert tegen islamitische immigranten, een soortgelijk karakter. Het hoeft niet lang te duren voordat elders in Europa campagne wordt gevoerd door parijen die zich afficheren als ‘Echte Denen’, Echte Oostenrijkers’, ‘Echte Nederlanders’, enzovoort. Samen trekken zij dan op als ‘Echte Europeanen’. In Amerika werd het ‘Yes, we can’ door toedoen van de Tea Party – ‘Echte Amerikanen’ – afgezwakt tot ‘Yes, but not yet’. President Obama verzekerde dat Guantánamo gesloten zou worden, maar vele gevangenen wier onschuld is komen vast te staan zitten daar nog steeds achter slot en grendel. ‘Ja, maar’ en ‘Nog niet’ liggen dicht bij elkaar. Dertig jaar geleden schreef Thomas Bernhard het toneelstuk Immanuel Kant. Het stuk werd enkele jaren geleden in Nederland gespeeld door Toneelgroep De Appel, onder regie van Aus Greidanus. Het gaat over een bootreis die Kant gemaakt zou kunnen hebben vanuit Europa naar Amerika. Kant heeft zijn woonplaats Koningsbergen nooit verlaten en die reis dus niet gemaakt. Maar in het stuk is niet alleen de reis gefantaseerd, ook de tijd is veranderd. Kant leefde in de achttiende eeuw, maar de 20
Op zoek naar een nieuwe kaart
veronderstelde reis is geplaatst in het begin van de twintigste eeuw, na de ondergang van de Titanic. In het stuk reist Kant, de verondersteld grootste Europese filosoof ooit, naar Amerika om daar colleges filosofie te geven. Hij brengt Amerika de kern van het Europese denken, die meer dan een eeuw eerder was ontloken tijdens de Verlichting: de rede. Maar hij maakt zijn reis niet alleen om Amerika het licht van de wijsheid te brengen. Zijn gezichtsvermogen gaat achteruit (hij heeft staar) en hij hoopt via een operatie het licht in de ogen terug te krijgen. Kant weet dat in Amerika de stand van de medische wetenschap – en van de wetenschap in het algemeen – beter is dan in Europa. Europa en Amerika hebben elkaar dus wat te bieden. De reis van Kant staat symbool voor de ontmoeting tussen beide werelddelen. Europa gaat naar Amerika, richting ‘west/noordwest, volle kracht vooruit’. Die roep weerklinkt in het stuk voortdurend tijdens de reis. Maar het loopt anders. Op de boot ontmoet Kant vertegenwoordigers van de kerk (een kardinaal), van het leger (een generaal) en van de rijkdom (een kunsthandelaar en een vrouw met veel geld). Tijdens de reis komen steeds meer vragen op. Wetenschap is gebaseerd op wijsheid en verstand en er loopt een rechte lijn van de rede naar kennis, mondigheid, autonomie, vrijheid en tolerantie. Althans, dat veronderstelt de Europeaan Kant. Echter, religie, geweld en consumptiedrang verstoren het evenwicht tussen de rede en de verstandige toepassing daarvan. Kan dat evenwicht hervonden worden en, zo ja, door wie? Kerk, kapitaal, kunst en militairen blijken daartoe niet in staat. Zij hebben in het stuk weinig zinnigs te melden. Kant concludeert: ‘Das System ist immer ein falsches System.’ Hij blijkt op volle zee – niemandsland tussenbeide continenten – niet meer in staat over de rede te spreken. De reis eindigt met de aankomst in Amerika. Daar is van de rede niets meer over: de onzin overheerst, de rechte lijn is vervaagd en de waanzin slaat toe. Kant stelt vast dat de mensheid gek geworden is: ‘Die Menschheit fürchtet nichts mehr als sich selbst. Sicherheit ist immer nur tödliche Sicherheit.’ Het is typisch een stuk van Thomas Bernhard: absurd en systeemkritisch. Het is bovendien profetisch. Bernhard schreef het aan het eind van de jaren zeventig, toen de twijfel toenam over de richting ‘west/noordwest, volle kracht vooruit’. Veertig jaar later twijfelt Europa vooral aan zichzelf en blijkt Amerika zichzelf te hebben overschat. Beide voelen zich bedreigd
zoektocht zonder grenzen 21
en slaan van zich af. De politieke en financiële systemen functioneren niet meer en de mensen raken onderling steeds verder verdeeld. De gekte neemt toe. Zijn we de redelijkheid voorbij, zoals Kant in het stuk van Bernhard leek te concluderen? Of geven we de rede een nieuwe kans, door deze te combineren met ‘echt wereldburgerschap’, zonder mitsen en maren?
Op zoek naar een nieuwe kaart Alle oorlogen zijn verschillend, maar ze komen allemaal op hetzelfde neer. De plekken waar ze worden gevoerd en de geschiedenissen van die plekken verschillen. De motieven lijken op elkaar: machtshonger, hebzucht, politieke uitsluiting, strijd om schaarse hulpbronnen, etnische, tribale en religieuze tegenstellingen. Overal is het een andere cocktail, maar meestal zijn alle ingrediënten te vinden. De manier waarop de strijd wordt gevoerd verschilt van plaats tot plaats: met modern zwaar materieel, hightech anonieme langeafstandswapens, bermbommen of machetes. De strijders verschillen: beroepsoldaten, milities, boeren annex guerrilla’s, kindsoldaten, zelfmoordstrijders. Achter die strijders staan leiders: politieke, religieuze dan wel tribale leiders, met belangen, vaak gericht op de bestendiging van eigen macht of eigen voordeel. Zij mobiliseren, zwepen op, manipuleren en profiteren. Rondom de strijders staan families en gemeenschappen. Zij lijden. De oorlogen die aan het eind van de vorige eeuw in tal van landen in Afrika, Zuid-Azië en het Midden-Oosten werden gevoerd vertoonden al deze kenmerken. Vele daarvan duren voort tot op de dag van vandaag. Terwijl de internationale politiek het geweld en het verderf liet voortwoeden, voeren internationale economische belangengroepen er wel bij. Er vonden wat halfslachtige interventies plaats, maar die waren niet erg effectief. De landen die het betreft waren voor de internationale gemeenschap aanvankelijk vaak niet erg belangrijk. Wanneer buitenlandse belangen wel een rol spelen, leidt dat tot internationale belangenconflicten, die de oorspronkelijke binnenlandse tegenstellingen verscherpen, en een verlammende uitwerking hebben op een mogelijke internationale aanpak. De diepere oorzaken van die conflicten worden niet aangeroerd, en degenen die belang 22
Op zoek naar een nieuwe kaart
hebben bij het voortduren van het geweld kunnen hun gang blijven gaan. Wat zich dan afspeelt wordt in het buitenland vaak niet goed begrepen. Duistere krachten, extremisme, religieus fanatisme, drugs, kindsoldaten, diamanten, etnische zuivering, mutilaties, onthoofding en chaos, dat zijn de kenmerken die in het oog lopen. De achtergrond blijft in de schaduw. Een voorbeeld hiervan waren de oorlogen in Liberia, Sierra Leone en Guinee in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. Ik ben in die tijd langs de zijlijn betrokken geweest bij internationaal overleg om een en ander te stoppen. Tijdens mijn bezoeken zag ik de catastrofale uitwerking van het geweld op de menselijke verhoudingen. Ik leerde enkele hoofdrolspelers kennen en kreeg enig zicht op de achtergronden van de verschillende conflicten. De situatie in deze drie landen verschilde van die in Darfur en Rwanda -waar in die jaren plotselinge uitbarstingen van genocide plaatsvonden- en leek meer op die in Congo en Somali毛: minder explosies, maar aanhoudend bruut geweld, niet te stoppen. Ook in Liberia, Sierra Leone en Guinee bestond jarenlang weinig uitzicht op vrede. Toch werd er na veel inspanning een tijdelijke stabilisering bewerkstelligd, deels van binnenuit, deels met hulp van buiten. Zoals zo vaak het geval is, ebt de aandacht daarna weer wat weg. Nadat iets is bereikt dat een beetje op vrede lijkt, pleegt het Westen een andere kant op te kijken. Maar het is juist van belang dat niet te doen, contacten te leggen, bezoeken af te leggen, de binnenlanden af te reizen, te luisteren naar de verhalen en daarvoor veel tijd te nemen. Dat kan bijdragen tot meer begrip, kan helpen de juiste dingen te doen en de verkeerde na te laten. Het kan bijdragen tot verdere stabilisatie, tot het voorkomen van escalatie van de natuurlijk nog bestaande tegenstellingen en, op termijn, misschien tot enigerlei vorm van verduurzaming van vrede. Het kan het weefsel van de samenleving versterken en basisstructuren verstevigen, bijvoorbeeld op het terrein van de gezondheidszorg en het onderwijs, die nodig zijn om nieuwe schokken op te vangen. Wat een oorlog kapot heeft gemaakt moet spoedig worden hersteld om nieuw onheil te voorkomen. In Sierra Leone is dat onvoldoende gebeurd. Het leidde ertoe dat een tiental jaren later de uitbarsting van ebola veel te veel slachtoffers maakte. Dat had voorkomen kunnen worden, wanneer het land niet aan zichzelf was overgelaten. Sommige landen, en de mensen die er leven, worden in het internationale krachtenveld stelselmatig veronachtzaamd, zowel v贸贸r en tijdens
zoektocht zonder grenzen 23
als na perioden van geweld. Wetenschappers, studenten, onderzoekers, musici, fotografen, filmers, schrijvers en journalisten kunnen helpen dat te voorkomen. Zo heeft Jacqueline Maris, een journaliste werkzaam voor de vpro, een zoektocht ondernomen naar verleden, heden en toekomst van Liberia en Sierra Leone. Voor eerder journalistiek werk in Afrika had zij de Dick Scherpenzeelprijs ontvangen en zij wilde de opbrengst van die prijs terugbrengen naar Afrika. Dat leidde tot een multimedia project, als resultaat van een reis in het spoor van Graham Greene, die de tocht maakte in de jaren dertig van de vorige eeuw. Hij schreef over zijn reis een boek met als titel Journey Without Maps. De beelden die Greene daarin verwoordde verhelderen, maar zij moeten worden aangevuld met beelden die worden opgeroepen door nieuwe ooggetuigen. Die ooggetuigen waren de gesprekspartners die Jacqueline Maris onderweg ontmoette. Zij heeft geluisterd en haar indrukken en ervaringen opgetekend, verwoord en verbeeld. Zij omschreef haar reis als een zoektocht naar het ‘Begin van het Kwaad’. ‘Je komt altijd weer bij de oorlog terecht’, zegt een van haar gesprekspartners. Zo is het inderdaad. Heel veel mensen in landen zoals Sierra Leone, Rwanda en Somalië komen niet meer van de oorlog los, ook al proberen ze dat te doen door van hun huidige situatie het beste te maken. In Afrika is overleven is geen kunst, maar een van generatie op generatie overgeleverde vaardigheid. Maar duurzaam overleven gaat niet vanzelf. Het vereist dat er na een oorlog een nieuw perspectief wordt geboden, waarbij mensen weten dat zij ook morgen en overmorgen kunnen overleven, dat zij zichzelf veilig voelen en beseffen niet bang te hoeven zijn voor nieuw geweld en dat ze dus daartoe ook zelf hun toevlucht niet hoeven te zoeken. Het vereist dus eigenlijk dat er een nieuwe kaart wordt getekend van het gebied en van de samenleving die dat bevolkt. Oude kaarten voldoen niet meer. Daarop koersen doet verdwalen, net als reizen zonder kaart. Maar een nieuwe kaart kan alleen getekend worden door mensen die het gebied door en door kennen, van binnen uit, misschien met een beetje hulp en aandacht van buitenaf.
24
Op zoek naar een nieuwe kaart
Burgers zonder grenzen ‘Vietnam? Daar is het toch allemaal mee begonnen?’ Dat vroeg iemand toen ik vertelde over het jubileum van het Medisch Comité NederlandVietnam. Inderdaad, in 1968 begon het. Dat was het jaar dat de tegenspraak doorbrak, in de Verenigde Staten, Europa en ook in Nederland. Tegenspraak tegen autoriteiten, op tal van gebieden. Voor velen gold het verzet tegen de Amerikaanse Vietnam politiek als katalysator. Dat verzet nam verschillende vormen aan: demonstraties, teach-ins, inzamelingen, actiecomités. Het Medisch Comité verschafte hulp in de vorm van medicijnen en medische instrumenten, verscheepte een ziekenhuis, onderhield kontakten met Vietnam, verschafte informatie over de situatie daar en oefende politieke druk uit op de regering om zich van de Amerikaanse politiek te distantiëren. Dat actiemodel is destijds wijd en zijd toegepast. Voor vele landen werden comités opgericht: het Angola comité, het Palestina comité, het Indonesië comité, het Chili comité, het Nicaragua comité, enzovoort. Het ging altijd om landen in conflict of in grote armoede. De solidariteitscomités combineerden het geven van hulp met het verstrekken van informatie en met politieke campagnes. De oorlog in Vietnam is voorbij. Het land maakt een geweldige economische ontwikkeling door. De verhouding met de Verenigde Staten is goed. Bezoekers tonen zich verrast door de sfeer van verzoening die zij er aantreffen. Maar toch ondervindt Vietnam nog steeds de gevolgen van de oorlog. Een daarvan is het grote aantal slachtoffers van Agent Orange, het door de Amerikanen in de strijd tegen de guerrilla toegepaste ontbladeringsmiddel. Tal van mismaakte kinderen zijn geboren en de opvang is slecht. Voortgezette hulp heeft zin. Dat doet het Medisch Comité, naast andere activiteiten. Eigenlijk is alleen dit comité nog actief. De meeste andere zijn ter ziele. Sommige bestaan nog wel, maar hebben weinig invloed. Hun teloorgang heeft een leegte veroorzaakt. Doorgaans vindt normalisering van de verhoudingen in een land, na een periode van geweld, slechts geleidelijk plaats. Men zal herstel en wederopbouw ter hand moeten nemen, vluchtelingen en ontheemden laten terugkeren, hulp aan oorlogsslachtoffers voortzetten, het opflakkeren van nieuw geweld voorkomen, mensenrechtenschendingen tegengaan, oorlogsmisdaden berechten, verzoening bevorderen en democratisering
zoektocht zonder grenzen 25
ondersteunen. De internationale gemeenschap is maar al te gauw geneigd snel over te gaan tot de orde van de dag en de verdere gang van zaken over te laten aan de markt. Echter, juist na een gewelddadig conflict is veel aandacht nodig: solidariteit, steun en waakzaamheid om een terugval te voorkomen. Wanneer regeringen daarin tekortschieten kunnen burgers inspringen, bijvoorbeeld in het kader van solidariteitscomités. Georganiseerde solidariteit tussen burgers van verschillende landen lijkt niet meer van deze tijd. De wereld is veranderd. Het is nu moeilijker dan destijds om mensen te mobiliseren. Dat is te betreuren, niet alleen omdat er na het tekenen van een vrede nog zoveel werk valt te verzetten, maar ook omdat nog zoveel geweld doorgaat en omdat vele nieuwe gewelddadige conflicten zijn ontstaan. Waar zijn de comités voor Afghanistan, Sri Lanka, Irak, Ethiopië, Eritrea, Sudan, Kenia, Somalië, Congo, Tsjaad, Syrië, Jemen en Griekenland? Misschien komt het door de veelheid van informatie beschikbaar via Internet. Misschien laten we een en ander liever over aan professionele organisaties. Misschien zijn mensen gemakkelijker te mobiliseren voor algemene thema’s die henzelf raken, zoals milieu en klimaat, dan ten behoeve van burgers in andere landen. Dat is niet verkeerd. Maar het geven van hulp, verschaffen van informatie, leggen van contacten, spreekbuis zijn van mensen die elders het zwijgen is opgelegd, mobiliseren van de publieke opinie en uitoefenen van politieke druk is geen overleefd actiemodel. Naast Artsen Zonder Grenzen is er een grote behoefte aan Burgers Zonder Grenzen. De spontaan opbloeiende acties van burgers die vluchtelingen uit oorlogsgebieden verwelkomen, vormen wellicht een nieuw begin. Die acties zijn niet alleen humanitair, maar ook politiek. Zij vormen een tegenwicht tegen de ‘eigen volk eerst’ provocaties jegens vreemdelingen, vluchtelingen en Moslims in een aantal Europese landen, waaronder Nederland. Burgers zonder grenzen verklaren zich solidair met slachtoffers en nemen stelling tegen groeperingen die slachtoffers maken en vluchtelingen wegjagen.
26
Op zoek naar een nieuwe kaart
De nieuwe jungle
Het voetspoor gewist Kunnen moderne westerlingen leren van inheemse volken? Of zijn Aboriginals, Maori’s, Indianen, Eskimo’s, Jakoeten, Laplanders, Bushmen, Berbers, Masaï, Toearegs en Papoea’s gedoemd zich aan te passen? Al deze volken woonden reeds ergens voordat een grote volksverhuizing plaatsvond, voordat zij het slachtoffer werden van een invasie of voordat hun leefgebied werd gekoloniseerd. Zij werden opzijgeschoven door de nieuwe tijd en min of meer gedwongen hun tradities op te geven en zich te onderwerpen aan de cultuur, de techniek, de economie en de leefwijze van nieuwe heersers. Het zijn onderling verschillende volken, alle met een eigen taal, een eigen godsdienst en eigen zeden. Ieder van deze volken is zo uniek dat zij ook onderling weinig of niets gemeen hebben, behalve dan dat elk hunner lijkt te behoren tot het verleden en zo anders is dan de meerderheid die hun habitat in bezit genomen heeft, dat geen van hen nog een toekomst heeft. Echter, deze marginale groepen hebben in al hun bonte verscheidenheid nog iets anders gemeen. Op een gezamenlijke bijeenkomst in 1992, in Kari-Oca, Brazilië, omschreven zij zich als volgt: ‘We, the indigenous peoples, walk to the future in the footprints of our ancestors.’ Op weg zijn naar de toekomst in het spoor van je voorouders, lopend in de voetafdruk die zij achterlieten, is een prachtige definitie van ‘inheems’ zijn. Het is eigenlijk een omschrijving van het mens-zijn in het algemeen: mensen in een cirkelgang, door de navelstreng van de natuur verbonden met elkaar en met het verleden en de toekomst. ‘We, the indigenous peoples, are connected by the circle of life to our lands and environments’, zo vervolgt de verklaring van Kari-Oca. Het is een diep geworteld besef van de band van de mens met de natuur, een besef dat mensen verantwoordelijk zijn voor de toekomst en dat zij die verantwoordelijkheid het best kunnen waarmaken door te luisteren naar de geschiedenis en zich te bezinnen op de oorsprong van het leven. Het is het besef van de mens als rentmeester. De mens is niet de bezitter of de eigenaar van de natuur, de grond, de lucht en het water. De mens is de tijdelijke beheerder daarvan, met het recht vruchten te plukken en de oogst te verrijken, maar tevens met de plicht om alles goed bewaard door te geven aan een volgende generatie: ongeschonden, wel onderhouden, verrijkt, niet ontaard, dan wel ontmenselijkt of kapot. Goed onderhoud betekent hard werken. Het vereist investeren om verval tegen te gaan. Wie slechts consumeert, op zijn lauweren rust, niet werkt 28
Op zoek naar een nieuwe kaart