samen met drie andere pas afgestudeerde jongelui uitgenodigd door de Vereeniging Jan Pieterszoon Coen, die met groepsreizen de deelnemers wilde interesseren voor topfuncties in Indië. Er moest dan wel een verslag worden geschreven over enkele projecten die onderweg werden bezocht. Hermann Hülsmann beperkte zich niet tot de beschrijving van ‘enkele projecten’. Hij zette zo veel mogelijk waarnemingen op papier. En hij maakte er foto’s bij. Het resultaat is een levendig en vaak humoristisch geschreven verslag van een tijdsbeeld. Het dagboek begint met de avontuurlijke heenreis met de boot door het Suezkanaal. In Indië bezoekt hij bekende trekpleisters, die toen nog niet zo toeristisch waren als nu. En hij schrijft uitgebreid over het dagelijks leven en werken in die tijd. Het boek bevat veel bijzondere wetenswaardigheden, onder andere over de toenmalige stand van de techniek. Hermann eindigt zijn bezoek met een reis door Atjeh met de zogenaamde Atjeh Tram (opgeheven in 1962). In dit deel van het dagboek beschrijft hij onder andere de wegenbouwprojecten in dit toen nog onontgonnen gebied. Voor Hermann Hülsmann (1902-1983) bleef dit de reis van zijn leven. Uiteindelijk is hij niet naar Indië gegaan om daar een leidende functie te gaan vervullen. In plaats daarvan koos hij voor een carrière bij de rechterlijke macht in Nederland. En niet zonder succes: hij nam
Mijn reis naar Indië 1928-1929
mee op reis naar het toen nog verre Nederlands-Indië. Hülsmann was
Persoonlijk dagboek van Hermann Hülsmann
In dit rijkelijk geïllustreerde dagboek neemt Hermann Hülsmann ons
Mijn reis
1928 1929
Persoonlijk dagboek van Hermann HÜlsmann
naar IndiË
afscheid van zijn werkzame leven als raadsheer in de Hoge Raad der Nederlanden.
ISBN 978-94-6022-494-2
9 789460 224942
cover_Mijn reis naar Indie.indd 1
21-09-18 12:35
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 2
19-09-18 11:27
Mijn reis
1928 1929
Persoonlijk dagboek van Hermann HÜlsmann
naar IndiË Bewerkt door Noor Bekius-Hülsmann
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 3
19-09-18 11:27
Mijn reis naar Indië 1928-1929 Persoonlijk dagboek van Hermann Hülsmann
LM Publishers Parallelweg 37 1131 dm Volendam 0031-(0)85-8772397 info@lmpublishers.nl www.lmpublishers.nl © 2018 – LM Publishers, Volendam © 2018 – Erven Hermann Hülsmann redactie Katerna, Clazien Medendorp grafische vormgeving Ad van Helmond productie Hightrade bv isbn 978-94-6022-494-2 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 4
19-09-18 11:27
Inhoud / Reisschema
Woord vooraf
9
heenreis aan boord van de singkep 1928 (11-11) Amsterdam – Southampton (18-11) Southampton – Straat van Gibraltar (24-11) Straat van Gibraltar – Port Saïd (3-12) Suezkanaal – Golf van Aden (10-12) Indische Oceaan (20-12) Sabang – Straat van Malakka
13 19 23 29 35 38
sumatra (22-12) Belawan – Medan (22-12) Medan – Prapat aan het Tobameer (24-12) Theeonderneming Permanangan – Medan
43 49 57
overtocht aan boord van de sibajak (25-12) Belawan – Singapore – Tandjong Priok
61
java (28-12) Eerste kennismaking met Batavia (29-12) Ziekenhuis, Geneeskundige Hoogeschool, Citadel, ’s Lands Archief (30-12) Bezichtiging van Oud- en Nieuw-Batavia (31-12) De haven van Tandjong Priok (31-12) Uniekampong 1929 (2-1) Buitenzorg (Bogor) (3-1) Poentjakpas – Sindanglaja (4-1) Bandoeng (7-1) Excursies vanuit Bandoeng: kina, thee, Tangkoeban Prahoe, melkerij (10-1) Bandoeng (luchtvaart, wegenbouw, papier) – Garoet – Djocja (13-1) Djocjakarta: Mendoet, Boroboedoer
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 5
65 70 77 83 93 100 103 113 126 136 145
19-09-18 11:27
(14-1) (15-1)
Djocjakarta: armenkolonie, St. Xaverius College Djocjakarta: suikerfabriek, spoorwegwerkplaats, zendingshospitaal (18-1) Djocjakarta: kraton en waterkasteel (19-1) De tempelcomplexen bij Prambanan (21-1) Klaten: waterhuishouding rond Merapi, tabak (21-1) Soerakarta (Solo) (23-1) Soerabaja: familiebezoek, marine-etablissement, marinevliegkamp (25-1) Soerabaja: koloniale bank, haven Tandjong Perak (26-1) Soerabaja (machinefabriek, dactyloscopisch bureau, gemeentehuis) – Trètès (28-1) Pasoeroean (proefstation) – Tosari (Goenoeng Penandjaän, Bromo) – Malang (proefstation) (2-2) Soerabaja: Grissee, pijpleiding (5-2) Semarang
153 160 169 173 187 193 199 206 212 220 231 238
java – billiton – sumatra (7-2) (11-2)
Batavia – Tandjong Priok – Billiton Billiton – Medan
246 257
sumatra (14-2) (15-2) (15-2) (15-2) (19-2) (19-2) (20-2) (20-2) (23-2) (24-2) (24-2) (26-2) (27-2) (1-03) (2-3) (2-3) (4-3)
Medan: melkbedrijf Medan: gemeentehuis1266 Medan: slachthuis, volkshuisvesting, racebaan/vliegveld Medan: Deli Maatschappij, pathologisch laboratorium, proefstations, tabaksonderneming Belawan: haven Medan: Deli Planters Vereniging Medan – Kisaran Asahan: rubber en oliepalmen Medan – Brastagi (plantersschool, Bataks Museum, zending) De Batakkers in de Karolanden Brastagi (leprozerie) – Medan Medan: onderneming Tandjong Morawa (hospitaal, onderwijs, kampong), arbeidsinspectie Pankalan Brandan: olieraffinaderij, B.P.M.-kampong Pankalan Soesoe (boorterreinen), Besitang (dierentuin) Pankalan Brandan – Besitang – Idi: Atjeh en de Atjeh Tram Idi – Lho Seumawé – Bireuën Bireuën – Takengon v.v.
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 6
261 271 276 283 289 295 299 305 312 319 324 334 340 345 352 358
19-09-18 11:27
(5-3) (6-3) (7-3) (8-3) (8-3) (9-3) (10-3)
Bireuën – Tangse Tangse (wegaanleg) – Lam Meulo Sigli – Koeta Radja Atjeh: tocht langs de westkust Koeta Radja: museum, kerkhof, rondrit Autotocht door Groot-Atjeh Terugreis
363 372 377 383 394 398 406
bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6.
(24-12) (7-1) (8-1) (10-1) (15-1) (16-1)
Theeonderneming Permanangan op Sumatra Kina-onderneming Tjinjoeroean Theeonderneming Tanara Papierfabriek te Padalarang Suikerfabriek Gesikan Constructiewerkplaats van de Ned.-Indische Spoorweg Mij. (N.I.S.) 7. (21-1) Tabaksonderneming te Klaten 8. (21-1) Proefstation Vorstenlandse Tabak te Klaten 9. (28-1) Proefstation Oost-Java (suiker) te Pasoeroean 10. (2-2) Proefstation Malang 11. (8-2) De tinwinning op Billiton 12. (16-2) Deli Proefstation (Deli Planters Vereniging voor de Tabak) 13. (16-2) Algemeen Proefstation van de AVROS 14. (18-2) Tabaksonderneming Toentoengan 15. (21-2) Rubberonderneming Liberta 16. (22-2) Oliepalmonderneming Nijkerk 17. (28-2) Olieraffinaderij te Pangkalan Brandan 18. (4-3) Hars- en Terpentijnonderneming Baleg (bij Takengon) 19. (5-3) Kort overzicht van de geschiedenis van Atjeh Woordenlijst Kaarten
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 7
417 421 427 432 436 443 446 450 452 459 469 473 479 484 488 493 498 501 504 507 509
19-09-18 11:27
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 8
19-09-18 11:27
Woord vooraf
Bij ons thuis was het een bekend verhaal: vader (Hermann) had in zijn jonge jaren een mooie reis naar Nederlands-Indië gemaakt en daar had hij een dagboek van bijgehouden. Meer bijzonderheden kregen we van hem nooit te horen en zelf vroegen we er ook niet naar (wat zou ik er nu nog graag eens met hem over praten!). Na zijn overlijden bleek er voor ieder van ons een getypt en ingebonden exemplaar van dit dagboek voorhanden. En verder was er veel fotomateriaal, voor het grootste deel opgeplakt in albums. Zo konden we deze reis achteraf toch nog meebeleven. Voor mijzelf betekende dit een boeiende eerste kennismaking met ‘Indië’: de avontuurlijke heenreis met de traditionele tocht door het Suezkanaal; de beschrijvingen van het prachtige Indische landschap; het bezoek aan de bekende toeristische trekpleisters, die toen nog niet zo ‘toeristisch’ waren; de uitgebreide informatie over leven en werken in die tijd, persoonlijk opgetekend uit de mond van de direct betrokkenen; de vele leuke wetenswaardigheden over de toenmalige stand der techniek; en als bekroning de unieke reis door Atjeh met de Atjeh Tram (opgeheven in 1962) en het bezoek aan de wegen in aanleg in dit nog onontgonnen gebied (helaas nog steeds te gevaarlijk voor toeristen). Er zijn mooie verhalen bij. Zoals dat over het zendingshospitaal in Djocjakarta (met de limonade-auto als ‘inspiratiebron’). Of het enthousiaste betoog van de heer De Haan over de restauratie van de tempels bij Prambanan. Eigenlijk vond ik het jammer dat dit dagboek niet voor meer mensen toegankelijk was. Zo kwam ik tot mijn besluit het hele geschrift uit te typen op de computer. En daarna was het scannen en toevoegen van de vele foto’s een logische volgende stap. De computer biedt daarbij natuurlijk veel meer mogelijkheden dan een schrijfmachine en daar heb ik dankbaar gebruik van gemaakt. Ter wille van de leesbaarheid heb ik de tekst wel enigszins bewerkt: – Het verslag, dat oorspronkelijk slechts werd onderbroken door een datum, of een plaats waar de schrijver zich bevond, is nu ingedeeld in hoofdstukken. Deze zijn, mét de betreffende data, opgenomen in een nieuw toegevoegde inhoudsopgave. Dit vergemakkelijkt het zoeken naar een bepaalde passage en het vormt tevens een overzichtelijk reisschema.
WO ORD VO OR AF
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 9
9
19-09-18 11:27
– Erg uitgebreide verhandelingen, bv. over de werkwijze in bepaalde ondernemingen, zijn uit de tekst gelicht en achteraan samengevoegd als bijlagen. – Oorspronkelijk in de tekst opgenomen schetsjes en kaartjes heb ik op de computer nagetekend en op dezelfde plaats weergegeven. – De kaarten achterin zijn door mij toegevoegd. Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van gedetailleerde kaarten van Java en Sumatra, en van een stadskaart van het moderne Jakarta. Met behulp van kaartjes en gegevens in de Cantecleer Kunstreisgids Jakarta / Batavia uit 1989 (helaas niet meer in de handel, ik vond hem in de bibliotheek) kon ik de oude namen in de nieuwe stadskaart invullen. – De spelling is gemoderniseerd, dat leest mijns inziens prettiger. Om toch enigszins in historische sfeer te blijven, zijn de Indische namen en woorden nog wel op de ‘oude’ manier gespeld. – Een aantal in de tekst voorkomende vreemde woorden heb ik opgenomen in een toegevoegde verklarende woordenlijst. Het beschikbare fotomateriaal bestaat uit ca. 375 door Hermann gemaakte foto’s, 70 nabestellingen, geleverd door reisgenoot Ferdinand Hoogewerff en een aantal fraaie grotere exemplaren, die bij plaatselijke fotografen zijn gekocht. De zelfgemaakte foto’s zijn niet allemaal van even goede kwaliteit, maar ze vormen toch een waardevolle aanvulling op de beschreven situatie. Alleen erg vage afdrukken en onnodig veel af beeldingen van hetzelfde onderwerp heb ik weggelaten. De hele verzameling geeft in ieder geval een aardig tijdsbeeld. Veel hiervan is sindsdien verloren gegaan. En het is overal ook niet meer zo ‘leeg’, vooral in de steden. Hermann maakte zijn foto’s met een Zeiss-Ikon ‘Icarette’ nr. 502/1, die hij in juli 1928 had aangeschaft. Dat heeft hij keurig opgetekend in het begin van het kleine opschrijf boekje, waarin hij daarna alle opnamen noteerde, met nummer, datum en onderwerp. Dank zij dit boekje kon ik ook de foto’s ‘plaatsen’ waarbij in de albums geen onderschrift staat. De reizen met de Vereeniging Jan Pieterszoon Coen (JPC) waren niet in de eerste plaats bedoeld als vakantiereis. Er moest ook gewerkt worden. Onderweg werden tal van ondernemingen en bedrijven bezocht, waar de deelnemers uitgebreid werden geïnformeerd over de gang van zaken. Zij moesten hieruit enkele onderwerpen kiezen voor nadere studie. En daarvan diende een verslag bij JPC te worden ingeleverd. Achterliggende gedachte bij dit alles was – door het wekken van interesse – nieuw Nederlands kader te werven voor topfuncties in Indië, om de daar snel groeiende economie draaiende te kunnen houden. De Vereeniging JPC was in 1925 opgericht vanuit kringen van De Industriële Club in Amsterdam. Erevoorzitter was toen Henri W.A. Deterding van de Shell. 10
MIJN REIS NA AR INDIË
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 10
19-09-18 11:27
De deelnemers aan de groepsreizen van JPC werden daarom onderweg ook wel ‘de Deterdingers’ genoemd. Jaarlijks organiseerde JPC twee van dergelijke reizen, één voor leraren en één voor pas afgestudeerde jongelui. Hermann hoorde bij de laatste: hij had in 1927 zijn meestertitel gehaald in Amsterdam. Een belangrijke kwestie die in die tijd speelde was de ‘poenale sanctie’. Deze gold voor arbeiders die vanuit Java naar de ondernemingen op Sumatra waren gehaald en met wie een arbeidsovereenkomst was gesloten. Op schendingen van deze overeenkomst (bv. door weg te lopen) stond een zware straf. Deze regeling was toen al erg omstreden. Ook is hier en daar in het dagboek sprake van de ‘ethische politiek’. Dit beleid, aangekondigd in de troonrede van 1901, voorzag in de uitbreiding van het onderwijs, de gezondheidszorg en andere voorzieningen voor de inheemse bevolking. Door de belangen van de inlanders te laten prevaleren boven die van het moederland trachtte men de ‘ereschuld’ aan de kolonie in te lossen. Na de crisis van oktober 1929 kwam van deze ethische plannen weinig meer terecht: de overheid moest sterk bezuinigen, de export stortte in en velen – inlanders én Europeanen – verloren hun baan. Met deze wetenschap in het achterhoofd krijgt de in dit dagboek beschreven situatie, zo vlak vóór de crisis, nog een extra dimensie. Al met al was het bewerken van dit reisverslag een leuk project, waar ik veel van heb geleerd. In de eerste plaats natuurlijk over Indië. Doordat mijn belangstelling was gewekt, ben ik er ook meer over gaan lezen. En verder was het een ideale manier om allerlei nieuwe vaardigheden op de computer te leren en in de praktijk te brengen. Daarbij past een woord van speciale dank aan mijn zoon Peter, die mij vele malen met raad en daad terzijde heeft gestaan. Bij de aanschaf en de installatie van goede apparatuur én als persoonlijke ‘helpdesk’. Ook mijn zus Margriet heeft mij erg geholpen met haar adviezen over de lay-out en de tekstverwerking.
Hoevelaken, 2018 Noor Bekius-Hülsmann
WO ORD VO OR AF
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 11
11
19-09-18 11:27
De auteur, aan dek zittend
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 12
19-09-18 11:27
Heenreis aan boord van de Singkep
amsterdam – southampton Noordzee, maandag 12 november We zijn gisteren dan dus toch vrijwel omtrent de aangekondigde tijd vertrokken. Goed twaalf uur werd de brug gehesen, werden de trossen los gesmeten en lieten we de wuivende vrienden en verwanten achter op de Javakade. Hein, Herman en Careltje konden niet nalaten me een Pallaslied achterna te zenden.1 Langzaam werden we nu gesleept langs het front der stad, langs de westelijke havens, door de Hembrug en het nauwe Noordzeekanaal. Maar kort vóór Velzen werd halt gemaakt. Hier moesten we nog buskruit laden en enige mijnen. We hebben nog wel meer vreemde zaken aan boord: een grote lading vuurwerk, een vliegboot; terwijl het dek volgestapeld ligt met ketels zwavelzuur. Enige uren lagen we daar nu aan de wal, terwijl met de grootste omzichtigheid de kisten kruit werden ingeladen. Het schemerde, het werd donker, de lichten werden aangestoken, het laden was al lang afgelopen en nog bleven we liggen in de dood-verlaten polder. Strak en recht het zwarte water van het kanaal, door de twee rijen lantaarns bezoomd. Aan de horizon de lichten der Noord-Hollandse steden en dorpen en de flikkeringen der vuren langs de Zuiderzee. Intussen werden we nog verrast door het onverwacht bezoek van Jan en Lies Guépin. Met de wagen hadden ze ons langs het kanaal opgezocht, waarop ze met een sloep aan boord werden gehaald en natuurlijk alles in extenso moesten bekijken. Langzamerhand beginnen we ook kennis te maken met medepassagiers en bemanning. Behalve mijnheer Aalders en wij vieren zijn er nog twee passagiers voor Indië: Velders die al drie maal als stuurmansleerling bij de Maatschappij ‘Nederland’ de reis naar Indië gemaakt heeft, en nu een aanstelling heeft bij de Java-China-Japanlijn, en een jongen Steenhof. Dan zijn er twee technici die tot Port-Saïd meegaan, Van der Does de Bye en Knop, die op dit schip een automatische stookinrichting hebben aangebracht, de zogenaamde ‘doby’. Die doby is een uitvinding van mijnheer De Bye; op land wordt hij al veel gebruikt, maar dit is de eerste maal dat hij op een schip wordt toegepast, en daarom komen de 1
[Pallas is een dispuut van het Amsterdamsch Studenten Corps. – N.B.]
HEENREIS A AN BO ORD VAN DE SINGKEP
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 13
13
19-09-18 11:27
heren een oogje in het zeil houden. Naar hun zeggen stookt hij veel zuiniger dan ooit mogelijk is met menselijke stokers. Die mijnheer de Bye heeft anders al het een en ander meegemaakt, en weet daar smakelijk van te vertellen. Hij is eerst bij de marine geweest, heeft in de Atjeh-oorlog als gezagvoerder van de Satelliet de schepen die met de blokkade waren belast jarenlang van victualiën, post, enz. voorzien, heeft vijf jaar op een zeilschip gevaren als kaartenmaker en heeft ten slotte aan het hoofd gestaan van de Indische kustverlichting. Die geldt als de beste ter wereld. Nu moeten we daarbij in aanmerking nemen dat de atmosferische omstandigheden in A.J.M.A. van der Does de Bye, uitvinder Indië veel en veel gunstiger zijn dan bij ons. Nevels en heiigheid zijn in Indië bijkans onbekend, het zicht is er veel scherper, zodat waar wij voor het bestrijken van een bepaalde straal een licht nodig hebben van 2 miljoen kaars, in Indië volstaan kan worden met 20.000 kaars. De kosten zijn daardoor veel geringer, terwijl elektrische verlichting er overbodig is. In het bijzonder had De Bye zich toegelegd op het aanbrengen van automatische lichten. Want de verzorging der wachters is altijd een moeilijk probleem, vooral op de onherbergzame riffen. Europeanen zijn als wachters niet erg geschikt, veel meer de betrouwbaren onder de Inlanders; die voelen zich op zo’n eenzame post nogal gauw ‘senang’. De Europeanen zijn beter te gebruiken als controleurs over een bepaald gebied. We lagen gisteravond al in kooi (ongeveer half elf ) toen de Singkep zich verder slepen liet. Tot een uur of twaalf bleef daardoor de stoomfluit in werking; eerst voor de Velserbrug, toen bij het schutten in IJmuiden. Daar werd me plotseling een telegram gebracht; ik schrok natuurlijk geweldig, maar voorbarig. “Een voorspoedige reis naar het land van belofte wordt je van harte toegewenst door familie Carl Hülsmann.” Afgezonden zaterdag om 12.35 uur. Tegen énen kozen we zee. Even een deining, maar verder was het de hele nacht kalm. Rustig, zwoel weer. Om half acht ben ik opgestaan. De jongen die was binnengeslopen om onze schoenen op te halen verraste ons iets later met een kopje koffie. De verzorging is hier goed. Vooral het ontbijt is rijkelijk: havermout, spiegeleieren, vlees, kaas, jam, radijsjes. Vanmorgen vóór het ontbijt heb ik al een kapitteltje Maleis gepakt. Onze dagen zullen rustig genoeg zijn om ze terdege te besteden.
14
MIJN REIS NA AR INDIË
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 14
19-09-18 11:27
Na de lunch Ik was van plan geweest voor vandaag dit dagboek te laten rusten. Maar tijdens de lunch waarschuwde de kapitein ons dat twee heren die zich ook voor de ‘doby’ interesseerden (voor ons vrijwel onzichtbaar) er als het enigszins mogelijk blijkt in de namiddag in Dover af zullen gaan; of anders morgenochtend in een andere kanaalhaven. Hun kunnen we dus post meegeven. Onder het eten kwam het gesprek als vanzelf op de verhouding Nederland – Indië, en dus op het boek van Colijn. “Van Heutsz had een buitengewone kijk op mensen en was daarbij brutaal als de beul. Eens (hij was nog in dienst) belde een meerdere hem op met de vraag wat hem te doen stond. Hij verwachtte een strategisch advies maar kreeg te horen: Uw pensioen nemen.” Dit was de enige raad die Van Heutsz wist te geven aan een meerdere die een mindere om advies vroeg. Het Kanaal, dinsdag 13 november Gistermiddag tegen zessen zijn de heren die van boord moesten er in Dover afgegaan. De kapitein had om een sloep getelegrafeerd. Terwijl we voor Dover lagen – het was al donker, de stad met haar rijen lichten en vuurtorens lag duidelijk vóór ons – werd een schijnwerper uitgehangen om de zijwand van het schip te verlichten. Plotseling dook daar uit het donker de motorsloep op in de schelle lichtschijn, dansend op de golven. “Don’t forget the bottle, captain”, was een van de eerste woorden van de schipper toen hij langszij gemeerd lag. De kapitein had wel aan iets anders te denken. Ik hoop dat onze post die we meegegeven hebben veilig aankomt. De hele avond voeren we verder langs de Engelse kust. Na het eten een lang en breedvoerig gesprek over oorlog, moderne bewapening, vrijhandel, volkenbond en ‘beschaving’. Ten slotte een geanimeerd spelletje baccarat. De nacht was rustig. Het schip loopt haast onmerkbaar, zonder hinderlijk gestamp. Het is een turbineschip. Alleen gaan we op het ogenblik véél te langzaam: 6 of 7 mijl per uur, terwijl we er 12 kunnen maken. Er is namelijk een stoomketel defect, en die moet eerst gemaakt worden. Half twee n.m. We liggen volkomen stil; er schijnt dus wel het een en ander niet in orde te zijn. De twee zwarte ballen zijn gehesen d.w.z. ‘we kunnen moeilijk manoeuvreren’. Een mooie ‘sneldienst op Indië’! Kapitein Van der Laan
HEENREIS A AN BO ORD VAN DE SINGKEP
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 15
15
19-09-18 11:27
The Solent, woensdag 14 november ’s Morgens. – We stomen langzaam op naar Southampton! Gistermiddag hebben we eerst tot half zes stil gelegen. De schroefaslager was warm gelopen en de oorzaak moest worden opgezocht. Toen, om half zes leek de zaak in orde en zouden we aanzetten. Maar het duurde niet langer dan een half uur of de machine moest weer worden stopgezet. Dit duurde tot een uur of tien, half elf. Blijkbaar besloot de kapitein koers te zetten naar Southampton, want de hele nacht hebben we langzaam doorgevaren en vanochtend bevonden we ons opeens bij de Needles op de westpunt van Wight. De prachtige witte krijtrotsen waren duidelijk zichtbaar. Aan de andere kant lag de baai van Bournemouth voor ons; Christchurch en Bournemouth waren met het blote oog te onderscheiden. De kapitein kan nog niet zeggen hoe lang het oponthoud in Southampton duren zal. Op het ogenblik worden er plannen gemaakt voor een tocht naar Wight. We varen nu vlak langs dit eiland. Het is verrukkelijk weer, stil, koel en zonnig. Een watervliegtuig manoeuvreert om ons heen. Southampton, donderdag 15 november Vier uur. Zo juist zijn we teruggekeerd van een uitstapje naar de stad. En nu even het dagboek bijwerken. We liggen sinds gistermiddag in de baai vóór Southampton, een flink eind van de haven af. Want met onze ontplofbare lading mogen we niet naar de stad opstomen; die moet eerst gelost worden. Ze waren daar gisteren juist mee bezig – de mijnen waren al uit het voorruim op dek gehesen, een deel van het kruit was in een lichter geladen – toen bleek dat het defect aan de machine waarschijnlijk gerepareerd kon worden zonder dat de Singkep aan de kade hoefde te liggen. Dus meteen maar weer alles ingeladen. Dit was een strop, maar een onvermijdelijke strop. Want de kapitein had met het kruit lossen niet kunnen wachten totdat de averij door deskundigen was opgenomen; dan was het die dag voor het lossen te laat geworden, en dit had hem een halve dag gescheeld. Zo staat een kapitein voor moeilijke beslissingen. Er staan zóveel belangen op het spel, niet alleen voor de maatschappij, maar ook voor de lading en voor de verzekeraars van de lading. Bv. is het machine-defect averij particulier, maar alle onkosten gemaakt naar aanleiding van de reparatie: loods-, sleep- en liggelden, gage van kapitein en bemanning zijn averij grosse. De passagiers kosten elke dag in een noodhaven ƒ 8,-- per hoofd. Het is niet gemakkelijk om van onze ligplaats, zo voor in de baai, naar de stad te komen. Een sleepboot charteren is duur. Gelukkig moesten de kapitein en enige leden van de bemanning naar de wal voor de scheepsverklaring. Zo konden we mee. De douaneformaliteiten leverden geen bezwaren op, en spoedig konden we de benen weer eens vrijelijk verzetten. Ik ken Southampton van vroeger; de stad is niet gezellig, een rommelige havenplaats. Toch is het wel leuk op je gemak te winkelen, een kopje koffie te drinken en door de straten te flaneren. 16
MIJN REIS NA AR INDIË
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 16
19-09-18 11:27
Alles concentreert zich hier op de haven en het havenbedrijf. De eerste stuurman vertelde me, dat het havenverkeer hier in verhouding niet groot is, maar het merkwaardige is, dat juist de grote passagierslijnen Southampton als eindhaven of aanloophaven hebben uitgekozen, als de White Star Line, de Cunard Line en vele andere. Gistermiddag onder de lunch zagen we de Olympic langzaam naar buiten stomen; vanmiddag kwamen we langs de Mauretania (Aquitania?) die in het dok ligt. Zo zijn de grootste schepen ter wereld hier geregelde bezoekers. Vanmiddag is hier ook de Insulinde binnengelopen, van de Rotterdamse Lloyd. De stad schijnt vol Hollanders te zijn. De kapitein vertelde ons dat bij de Insulinde vannacht de zeeën over de brug hebben geslagen; zó krachtig is dus dat stormpje geweest dat wij op onze veilige ligplaats om de patrijspoorten hebben horen gieren. Toen we zo in onze kooi lagen waren we wél dankbaar voor onze averij; we hadden dat koeltje niet graag op volle zee ontmoet. Bij onze thuiskomst uit stad vonden we aan boord de heer Visker, chef van de technische dienst van de Maatschappij Nederland die was overgekomen uit Amsterdam om onze averij op te nemen, vergezeld van ingenieur Clinge. Men zegt dat we morgenavond of anders zaterdagmorgen zullen vertrekken. Nu, we hebben geen directe haast. Het is natuurlijk jammer als door te late aankomst in Indië ons programma wat moet worden verzet, maar dat is het risico van het reizen per vrachtschip. Wij hoeven ons intussen niet te vervelen. De kapitein, Van der Laan, is een aardige, gezellige baas, en ook wij jongeren vermaken ons goed onder elkaar. Er is genoeg lectuur aan boord; ik besteed veel tijd aan het leren van Maleis, maak daarin aardige vorderingen, en beproef de resultaten op de Javaanse bedienden, in het bijzonder op onze hutjongen Sadjiman, die ’s ochtends onze schoenen haalt en ons op bed koffie brengt. Overdag wordt er dus gelezen en gestudeerd, en ’s avonds worden er kaart- en gokspelletjes gedaan (de imbecielste spelletjes hebben het meeste succes). Of mijnheer Van der Does de Bye vertelt een van zijn mooie verhalen. Onze djongos Sadjiman Spithead, zaterdag 17 november Gisteren een bewogen dag. De hele nacht en morgen had het gestormd van jewelste, wel lagen we in betrekkelijk kalm water, maar des te feller woei de wind. De lucht was zwaar en grijs; het gierde om de kajuiten, over de bruggen en door de wanten; de regen joeg tegen de patrijspoorten. Om ongeveer een uur na de lunch wilde de kapitein zich juist per sleepboot naar de stad begeven om de scheepsverklaring af te leggen, toen hij er opmerkHEENREIS A AN BO ORD VAN DE SINGKEP
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 17
17
19-09-18 11:27
zaam op werd gemaakt, dat het anker aardig begon te slippen en ons schip dus al bedenkelijk naar lager wal afzakte. De sleepboot zou dit moeten verhelpen. Maar wat deden de schoeljes? Juist toen na lang en moeizaam optrekken de Singkep voldoende in het ruime water was gekomen – mooi was dat langzaam en hardnekkig optornen tegen de gierende vlagen – en de kapitein het anker had laten lichten om het op de betere ligplaats te laten vallen, beweerde de sleper ons niet meer te kunnen houden en liet ons schieten. In no time zaten we dwars van de wind aan de grond. Zó doen de heidenen, om nog eens sleepgeld te kunnen ‘verdienen’. De verzekeraar betaalt wel en te bewijzen valt er niets. Hij probeerde het nog eens met een kabel aan het achterschip, maar dat lukte natuurlijk ook niet, zodat hij afdroop om ’s nachts om twaalf uur bij hoogtij met assistentie terug te keren. Het bleek namelijk niet mogelijk draadloos om assistentie te verzoeken, alle telegraafdiensten aan de wal bleken verstoord, de palen omgewaaid en de draden gebroken! De storm was intussen nog in kracht toegenomen. Het schuim woei in vlagen over het water, het was haast niet mogelijk op het dek op de been te blijven. Ondertussen zaten we heerlijk vast, gelukkig in de zachte modder, zodat er van kapseizen of breken wel geen sprake zou zijn. Toch werden de sloepen alvast in orde gemaakt. Zo brachten we enige uren door als echte ‘schipbreukelingen’. Natuurlijk bleven we de hele avond op. We doodden de tijd met nossen (een soort domineren) en whisky drinken. Tegen twaalven werd de komst van de sleepboten gemeld. En jawel, daar kwamen de kanjers. Uit het duister doemden ze op, zware kolossen, ronde kastelen, bijna even breed als lang. De loods en een Engelsman, een mijnheer van de verzekering, klommen aan boord. De laatste vertelde ons de nieuwste berichten over de verwoestingen die de storm te land en ter zee heeft aangericht. Dat moet meer dan bar zijn geweest. Trouwens, met onze draadloze vangen we ook voortdurend berichten op, zo van een zeilschip in nood bij Dover, waar de sleepboot maar niet bij kon komen. Ook schijnen er bij reddingspogingen twee reddingsboten verongelukt te zijn. Al hadden we dan ook al genoeg van ons stormpje genoten, we waren toch maar blij dat we onze averij in kalm vaarwater en niet op hoge zee hadden opgelopen. Alleen, als het schip door het defect aan de machine niet toevallig zo hulpeloos was geweest, zou het nooit zover zijn gekomen. Toen de sleepboten er eenmaal waren, was het zaakje gauw gepiept. Twee plaatsten zich aan de neus van het schip, een van achteren, en ongemerkt gleed de Singkep uit de modder weg. De wind was intussen sterk verminderd. Na enig wenden en keren hadden we een ruimere ligplaats bereikt en lieten we het anker vallen. Dit hele afslepen was dus een veel minder sensationele gebeurtenis dan we hadden verwacht, al was het een fantastisch gezicht de ronde kolossen onder het licht der schijnwerpers aan het werk te zien op het zwarte vaarwater. De hemel was wijd en vol sterren. 18
MIJN REIS NA AR INDIË
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 18
19-09-18 11:27
Er was ons nog zo’n stormpje voorspeld, maar we hebben er niet veel van gemerkt. Vanmorgen bij het opstaan bleek het doodkalm, helder en zonnig weer. Het landschap was als bij toverslag veranderd. We voeren langzaam: de machines moesten proefstomen. Na met een rustig gangetje een heel eind de Spithead te zijn opgestoomd hebben we het anker weer laten zakken. De kapitein was nog niet erg tevreden, en ze zijn op het ogenblik bezig de machines nog eens na te kijken. De Spithead is het vaarwater beoosten Wight. Hier worden altijd de grote zeilwedstrijden gehouden. Nu liggen wij er. Voor hoelang? De kapitein durft nog niets met zekerheid te voorspellen. In elk geval moet hij nog eens naar Southampton terug voor de scheepsverklaring.
southampton – straat van gibraltar Het Kanaal, zondag 18 november We varen al reeds een nacht en een dag! Gistermiddag is de kapitein naar Southampton geweest voor de scheepsverklaring. Hij had de consul getelegrafeerd om te blijven (Engelse zaterdag) en was betrekkelijk gauw weer terug. Ik heb hem de – laten we hopen voorlopig laatste – brief naar huis meegegeven, bevattende het uitvoerige relaas van onze jongste belevenissen. Achterop had ik gauw een gelukwens gekrabbeld voor moeders verjaardag, want naar berekening zal de brief juist maandag aankomen. Tegen vijven lichtte de Singkep het anker. We lagen toen op de hoogte van Cowes. Langzaam stoomden we de Spithead af naar zee. Er stond een zware vloedstroom tegen, zodat we niet bijster snel opschoten. Maar eenmaal op zee zou dit beter gaan. Fonkelend was de zon ondergegaan achter de krijtrotsen van Wight. Van de zijde van Portsmouth naderde de nacht, maar boven het eiland lichtte de hemel lang helder en sereen. Zware grauwe wolkenmassa’s hingen samengepakt boven de westelijke horizon; hun bollige contouren tekenden zich scherp af tegen het teer-getinte, waarin een gouden jonge maan en een Avondster. Roerloos het water, roerloos de avond. Meeuwen wiekten om ons heen. Het geheel kwam ons voor een vreemde, mysterieuze zomernacht. Om zes uur naderden we de volle zee. De loods ging van boord, de laatste communicatie met de wal. Mijnheer Visker was de vorige avond na het verslepen met één der sleepboten vertrokken, mijnheer Clinge zaterdagmiddag samen met de kapitein. We waren nu weer onder elkaar. ’s Avonds na het eten stonden we lang boven op het dek. Aan stuurboord flitste het grote licht op de zuidpunt van Wight op. Aan bakboord lieten we de HEENREIS A AN BO ORD VAN DE SINGKEP
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 19
19
19-09-18 11:27
vuren op de Engelse kust achter ons. Boven ons in de oneindige sterrenhemel de fonkelende baken Jupiter. Het is vandaag zondag. Dit blijkt uit het kopje chocolade ’s morgens om 11 uur. Dit blijkt uit de eendjes aan het diner. Dit blijkt ook uit het feit dat ik me vandaag mijn kapitteltje Maleis kwijt scheld en me aan Proust wijd. Eerst een paar hoofdstukken uit het boek van Quint over hem – treffend, ik lees daar dat Proust 18 november 1922 gestorven is, dat is vandaag juist 6 jaar geleden – en dan een 30-tal pagina’s uit zijn Du côté de chez Swann. Een merkwaardig, een aangrijpend boek. Er staat nogal wat deining op zee. Uit de radiokrant zien we dat het Gooi vannacht in het donker gezeten heeft, en dat de Muidertol met ingang van vandaag is opgeheven. We worden dus wel van de meest wereldschokkende gebeurtenissen op de hoogte gehouden. Dat zuidwester stormpje in Holland is het staartje van onze storm van vrijdag. Als ze thuis maar niet in ongerustheid hebben gezeten dat wij hem ook op zee hebben genoten. De hobbelingen van het schip doen de stemming enigszins verflauwen. Mijn hutgenoot Ferdinand Hoogewerff van Rotterdam blijft vanmorgen in bed. Ik zelf heb niet de minste last gehad. Ik heb vanmorgen mijn bad genomen en mijn uitvoerig ontbijt gesavoureerd als aan de wal. Gisteravond na het vertrek was de stemming heel wat opgewekter. Het voor onbepaalde tijd liggen in zo’n noodhaven maakt melig. Dit was het duidelijkst te merken aan de jongen Steenhof, die naar Indië wordt uitgezonden om te werken aan een suikerfabriek. Elke dag vertraging doet hem salaris derven, elke dag in een noodhaven kost hem bovendien acht gulden. Hij zat zich tijdens ons oponthoud in Southampton op te vreten van ergernis. Maar activiteit doet leven; zodra het schip vaart vervliegen de zorgen. Het Kanaal, maandag 19 november Moeders verjaardag. En de nieuwste sensatie: we zijn op weg naar Falmouth (Cornwall) in Engeland! Met de machines is het alweer mis. Gisteravond om een uur of tien lagen we opeens weer stil. En nu stomen we vóór wind en golven langzaam naar de wal. Het schip was niet meer in staat de Franse kust te bereiken (waar we veel dichter bij waren); we mogen dolblij zijn dat de wind vannacht niet veel méér is gaan opsteken, we hadden dan de keus gehad tegen de kust te slaan óf hulpeloos op zee rond te dobberen. Het wordt nu toch te gek met al die averij. Mijnheer Aalders spreekt in alle ernst over overstappen. Zodra we in Falmouth zijn zal hij uitvoerig telegraferen. Dezer dagen komt de Coen in Southampton, misschien dat er daar nog een plaatsje voor ons is. Op deze manier komen we nooit verder. Ik heb de kapitein al voorgesteld een beurtdienst langs de Kanaalhavens in te stellen. Daar heeft ons toertje op het ogenblik meer van. 20
MIJN REIS NA AR INDIË
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 20
19-09-18 11:27
Eén uur n.m. We blijven voor geen verrassingen gespaard. De hele morgen kampt de Singkep met halve kracht om Falmouth te bereiken, zonder veel zichtbaar resultaat. Het voorgebergte van Cornwall bleef urenlang in dezelfde richting aan bakboordzijde zichtbaar. Er was al geseind om een loods. Er schenen echter enige moeilijkheden te zijn; misschien oordeelde de loods het bij dit weer niet wenselijk binnen te lopen. Dit leek vrij bedenkelijk bij de Z.O.-wind, want we lagen voor lager wal. Toen opeens, onder het eten, juist een half uurtje geleden, wendt de Singkep en verandert volledig van koers: Z.Z.O., recht in de wind! Volgens de kapitein heeft de machinist het defect in de machine ontdekt en zetten we de reis voort. We zijn met dat al aardig aan het heen en weer hannesen. Golf van Biskaye, woensdag 21 november Het is juist twee dagen geleden dat de Singkep voor Falmouth de steven wendde – en nóg varen we! Langzaam is het vermogen der machines opgevoerd. Toch schieten we niet zo vlug op als wel moest, na zóveel tegenslag; maar ditmaal komt de oorzaak van buitenaf en heet het in de telegrammen naar Amsterdam: ‘oponthoud door storm’ (want de directie wordt geregeld van ons wedervaren op de hoogte gehouden). Met die storm loopt het anders nogal los. Sterke bries uit het zuiden, zo nu en dan een regenvlaag – die soms zo sterk het zicht beneemt dat de stoomfluit werken moet – maar tussendoor ook weer opklaringen, of zelfs momenten zon. Het schip schommelt heftig op de lange deining van de Oceaan, steekt soms de neus diep in de golven zodat het schuim hoog wegslaat op de wind en bij het volgend rijzen een waterguts vanaf het bakdek op het tentdek stort. De zee is mooi. Zwartblauw de deining met fijn schuim-filigrainwerk overtogen, nooit rustend. En waar de golven op de steven of de flanken breken verkleuren de kolkingen tot hemelsblauw of teer zeegroen. De Singkep volgt een druk bevaren koers. Is meerdere meelopers al te snel af, wij volgen deze race met spanning. Zo nu en dan ook een tegenligger. Overigens niet veel afleiding. Het is over het algemeen nog wat koud en regenachtig om lang buiten te zitten. Dus veel lezen en bridgen. Maar het kan gauw beteren. Volgens het bestek van vanmiddag naderen we vrij dicht Kaap Finistère, dus de Spaanse kust. Atlantische Oceaan, donderdag 22 november, elf uur v.m. Gisteravond een mooie maannacht. Eerste kwartier. In de Middellandse Zee zullen we dus volle maan genieten. Om ongeveer vier uur vanmorgen zijn we Kaap Finistère gepasseerd. De bries heeft sterk afgenomen, de deining heeft uitgevierd, een rustige kalme zee, blauwig-grijs. Het is haast niet aan te nemen HEENREIS A AN BO ORD VAN DE SINGKEP
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 21
21
19-09-18 11:27
dat op dit moment niet ver van ons vandaan mensenlevens in gevaar verkeren, misschien al verloren zijn. Om ongeveer half tien vingen we een S.O.S.-sein op van een Grieks schip in nood, ten gevolge van een explosie. Het schip is zinkende. Een Engelsman is in de buurt maar kan niets vinden. Met volle kracht stomen wij er heen, wij maken 75 slagen per minuut en 10 à 11 mijl per uur. De opgegeven positie is zuidwaarts, niet ver beoosten onze koers. Op het ogenblik zijn we nog ongeveer 20 mijl van de plaats des onheils af, dat is dus 2 uur stomens. De kapitein heeft een man op de uitkijk gezet. Zo juist word ik weggeroepen met de boodschap of ik soms een Nieuwgrieks telegram kan ontcijferen, afkomstig van het schip in nood. Ik kan er niet wijs uit worden. Het is de ss. Virginia. ’s Namiddags Om kwart over een moesten we volgens het door de Virginia opgegeven bestek op de plaats van het ongeluk zijn. Er is niets te zien. De Engelsman seint dat het schip in nood dichter bij de wal schijnt te zijn, meer in de richting van Oporto. Een druilerige motregen beneemt het zicht. Om half twee passeren we het Engelse oorlogsschip Bacchus en een sleepboot, die blijkbaar nog bezig zijn met speuren. Er zijn nog meer schepen in de omtrek. Bakboord achter, noordoostwaarts, waar wij de bodems zien kruisen, is het nog helder. Het evenement wordt afgelast, wij varen door. Begrijpelijke ontstemming op de Grieken die ons de beloofde sensatie hebben onthouden. Wij varen de zilveren mist binnen. Dit is de eerste dag dat wij comfortabel buiten kunnen zitten. Golf van Cádiz, vrijdag 23 november Gistermiddag en -avond verwoed gebridged: contractbridge, een aardig spel. Het gaat me beter af dan ik vermoed had. Tot diep in de avond, onder een wijngrocje, hield het spel ons bezig. Toen we tegen twaalven eens naar buiten gingen, verraste ons de maannacht. We zagen land en lichten: Kaap Roca bij het klooster Cintra, op de hoogte van Lissabon. We waren dus al laat in kooi, om twee uur begon de misthoorn ons uit de slaap te dreunen. Dikke mist. Overal om de Singkep heen, in alle toonaarden, luider en zwakker, de loeiende signalen. Tegelijk met ons tastte een heel eskader schepen weeklagend zuidwaarts, op het gehoor alleen. Een luguber concert. Dit hield aan tot een uur of vier. Laat opgestaan natuurlijk. Een kalme morgen. Net op tijd was ik voor het ontbijt present (om half tien wordt afgenomen). Tegen twaalven wordt de Portugese kust zichtbaar. Bar, rood, kaal rijzen de rotsen uit de Oceaan. Om half een ronden wij Kaap St. Vincent; op de uiterste punt verheft zich 22
MIJN REIS NA AR INDIË
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 22
19-09-18 11:27
hoog een helwit gebouwencomplex, een mannenklooster. Iets verder steekt Sagres Point naar voren dat een vrouwenklooster draagt. Het lijkt wel of de religieuzen het einde der wereld voor hun meditaties hebben uitverkoren. Onderwijl passeren wij een Hollands schip, de Arendskerk uit ’s-Gravenhage (daar zijn de kantoren gevestigd, de uitloophaven is Amsterdam), van de Africalijn. Bij hen en ons zijn de nationale vlaggen gehesen voor het gebruikelijke saluut. – Anders voeren schepen op volle zee geen vlag, alleen in de havens, en wel tussen zonsopgang en zonsondergang. Na de lunch zien wij nog lang de kust. Een zomers zonnetje verkwikt ons, juist aan lij. Alle luie stoelen worden bij elkaar gesleept en wij genieten ons eerste zonnebad. 66,2 °Fahrenheit! Op het moment een heerlijke zonsondergang: hét ogenblik om het dagboek te beëindigen.
straat van gibraltar – port saïd Middellandse Zee, zaterdag 24 november; in het zicht der Sierra Nevada, 9 uur v.m. Een klare, een lichtende dag vol zon. Ariena’s verjaardag. Vannacht om half vier even opgestaan om de doorvaart door de Straat van Gibraltar mee te maken. De maan die de voornacht helder had verlicht, was onder. Een weidse sterrenhemel. In het zenit de rode dwaalster Mars. Aan beide zijden van de Straat honderden lichtjes: Ceuta en Gibraltar. Met lichtseinen werd ons vanuit Gibraltar onze naam gevraagd. Wij antwoordden op dezelfde wijze. Om vier uur maakten wij op de brug de aflossing mee van de wacht. Eerste stuurman Broere die van 12 tot 4 de hondenwacht heeft, werd afgelost door tweede stuurman Visser. Meteen werd de klok 20 minuten vooruit gezet. Wij varen immers weer oostwaarts. Overdag moet de doorvaart veel grootser zijn, met het gezicht op de prachtige haven en rots van Gibraltar. Toch vond ik het ’s nachts ook heel interessant. Op het ogenblik varen wij langs de Spaanse kust. Hoog staat geketend de Sierra Nevada met haar blinkende eeuwige sneeuw. Verder de blauwe zee, een heldere hemel, en een krachtige bries uit het noordwesten. Maar in de luwte is het zonnig en behaaglijk. 10.15 uur v.m. Zo juist komt de kapitein reclame bij ons maken voor zijn zaakjes: we kunnen door middel van de Huygens die op de terugweg is, berichten zenden naar huis. HEENREIS A AN BO ORD VAN DE SINGKEP
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 23
23
19-09-18 11:27
Radiotelegrammen à ƒ 4,40 de tien woorden, radiobrieven à ƒ 2,13 de tien woorden. De telegrammen komen nog vandaag aan, de brieven a.s. woensdag de 28ste. Ik besluit een radiobrief te zenden en slaag erin in 10 woorden een uitvoerige correspondentie samen te vatten: “Hülsmann Graafflorislaan Hilversum. Bij Malaga. Alles wel. Gelukwensen Ariena – Hermann.” Middellandse Zee, donderdag 29 november; ter hoogte van Kreta Meer of minder voorspoedig hebben we nu bijna de hele Middellandse Zee in haar volle lengte doorstevend. Vorige week zaterdag schreef ik in dit boek de laatste notitie onder de kust van Malaga; overmorgen, zaterdagochtend, zullen we als alles goed gaat – of eigenlijk: als het niet nog minder goed gaat, want het gaat weer eens niet al te best – in Port Saïd arriveren. We sukkelen weer met de machines. Eén schijnt er buiten werking te zijn wegens gebrek aan water; er was een lek in het waterreservoir. Het drinkwater is al aangesproken, maar nu maken we toch zelf water. Het gevolg is dat we maar 9 mijl per uur lopen. Maar een nog ernstiger gevolg is: oponthoud te Port Saïd wegens reparaties. Definitief moet alles in orde zijn bij ons vertrek uit Port Saïd, want tot Indië toe is er nergens voldoende herstelmogelijkheid. Laten we het beste hopen. Over het weer geeft de oude wereldzee ons niet te klagen. Zaterdag voeren we de gehele dag met heldere zon in het zicht der Spaanse sneeuwbergen. Zondag werd het nog warmer; we passeerden de Kustgebergten van Algiers, die vaag zich uitstrekten langs de zuidelijke einder. De tweede zondag aan boord. De wind begon op te steken, werd een zware bries, gelukkig van achteren. Tegenliggers, zoals de Sommelsdijk, hadden moeite er tegenin te worstelen. Dit duurde zo de gehele maandag, terwijl we met overigens niet ongunstig weer – vrij zonnig – langs de Kapen van Tunis stoomden. Ondertussen bereikten ons berichten uit Holland over stormen en schepen in nood. Dinsdag, in de Straat van Sicilië, binden de stormen af; Malta was helaas niet zichtbaar. Gisteren was het weer koeler en regenachtig. Sinds Tunesië hebben we geen land gezien, de eerste kust die voor ons zal opdagen zal die zijn van Egypte. Het leven aan boord verloopt genoeglijk en kalm. Overdag wordt gelezen of gewerkt, ’s avonds gebridged. Mijn Maleise leerboekje heb ik bijna helemaal door; ik begin nu met allerhande lectuur over Indië; economie, cultures. Levantijnse Zee, vrijdag 30 november Gisteren had mijnheer Van der Does de Bye de vriendelijkheid ons de werking van de doby te demonstreren. Daartoe daalden we na een kort voorbereidend college af in de diepste ruimten van het schip waar zich de machinekamers en stookinstallaties bevinden. De Singkep wordt gedreven niet door stoommachines, maar door turbines, die 2400 wentelingen per minuut maken, of 40 per seconde. De dobies zijn niet groot; ze zijn aangebracht vóór de vuren en die24
MIJN REIS NA AR INDIË
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 24
19-09-18 11:27
nen om de stokers het meeste werk uit handen te nemen. Het systeem ervan is, dat de kolen na voorverwarming langzaam aan in het vuur geschoven worden; naast arbeidsbesparing moet volgens mijnheer De Bye ook een economischer verbruik van de kolen worden bereikt. Van buiten was er nu niet zo heel veel aan de machientjes te zien, maar toch was het interessant door de ingewanden van het schip te wandelen. De stokers hebben het er nu al danig warm; wat moet dat worden in de temperatuur der tropen. Zo beschouwd heeft mijnheer De Bye een menslievend werk gedaan, door te trachten handenarbeid bij het stoken der helse vuren zo veel mogelijk te beperken. Monden van de Nijl, zaterdag 1 december Gisteravond, de laatste maaltijd op zee in het bijzijn van A.J.M.A. ridder van der Does de Bye en de heer Knop, hebben we om aan dit samenzijn een feestelijk cachet te geven, enige flessen champagne laten aanrukken. In overleg met de kapitein was het menu met enige bijzondere spijzen uitgebreid, terwijl de grammofoon Guépin voor de vereiste dinermuziek zorgde. Ridder de Bye dankte voor de attentie, wenste ons in het bijzonder niet nóg meer scheepvaartkundige sensaties toe, terwijl kapitein Van der Laan op poesjes trakteerde. Vanmorgen kalm weer. We varen dicht langs Egypte. Om ongeveer half tien was de lange smalle toren van Damiate met de kijker duidelijk zichtbaar. Tien minuten over half tien kwamen we plotseling in het Nijlwater; van blauw werd de zee groen. Op de scherp te volgen grens was een smalle streep wit schuim. Heel eigenaardig. Niet lang daarna moesten we door enige mistbanken heen, zodat zelfs de stoomfluit weer aan het werk moest. Op het ogenblik is het weer half zonnig weer. Naar verluidt zullen we om twaalf uur in Port Saïd arriveren. Suezkanaal, zondag 2 december Gisteren omstreeks de middag zijn we in Port Saïd gearriveerd. Om ongeveer elf uur klaarden de mistbanken op en lag de stad met haar havens en pieren vóór ons. Ontelbare kleine zeilscheepjes langs de kust en op de ree. Langzaam voeren we de vaargeul binnen, de drie mijl lange pier langs die gebouwd is om de havenwerken tegen verzandingen door het Nijlslib te beschermen, en zochten ons een ligplaats in de buitenhaven. Met onze kruitlading mogen we niet aan de kade. Eerst de post afgewacht, die door de agent van de maatschappij zou worden meegebracht. Zo konden we ondertussen op ons gemak het kolentremmen bekijken. Daarop is Port Saïd uitstekend ingericht. Niet zodra lag de Singkep goed en wel voor anker, of een aantal sloepen kwam aanvaren om een menigte Arabische kolentremmers aan boord af te zetten. Een smerig zootje in hun pikzwarte stoffige soepjassen, gewapend met hun schoppen en korven. Direct daarna werden van beide zijden vier zolderschuiten aangesleept, met kolen beladen, tot vlotten van vier aaneengebonden. Ook zij vol kolenwerkers. Ze sleepten door het water HEENREIS A AN BO ORD VAN DE SINGKEP
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 25
25
19-09-18 11:27
lange balken achter zich aan. Zodra de vlotten langszij lagen, begonnen de Arabieren die balken op de schuiten te trekken, daarna ze op te tillen en op te werpen, steeds hoger, tot het ene uiteinde op de reling van de Singkep rustte en een loopplank gevormd was. Twee van zulke balken liggen naast elkaar, een voor het opgaande, een voor het afgaande verkeer. Buitengewoon handig weten die zwarte slaven met de balken te manoeuvreren; alle bewegingen gaan streng ritmisch, onder begeleiding van monotone, klagelijke kreten. Liggen de loopplanken klaar, dan gaat ieder haastig zijn korf met kolen vullen, een waanzinnige drukte ontstaat, ze verdringen elkaar op de loopbruggen of het een edele wedstrijd gold. In dicht aaneengesloten rij dringen ze naar voren en torsen hun last op het schip, met snelle dribbelpasjes laten ze zich op de lange zwiepende balk weer naar beneden veren. Lange statige Arabieren, ook in zwarte jassen, maar met witte hoofddoeken ter onderscheiding, sporen de luiaards aan. En dat jacht en zwoegt in een hoog opwervelende wolk zwart stof als een lugubere mierenhoop. Er ontstaan ruzies met felle gebaren en gekijf, maar een oppasser jaagt de twistenden uiteen en aan hun werk. Een slavenarbeid. We waren blij toen we dit weerzinwekkende schouwspel konden achterlaten en met een sloep naar de stad gaan. De post was gearriveerd, een overstelpende post; gauw gezien of er geen jobstijdingen bij waren, en toen dit niet het geval bleek de brieven maar weer opgeborgen om ze later op ons gemak door te lezen. Port SaĂŻd is wel een echte havenstad; een heterogene, vlottende bevolking. Als een paddenstoel uit de grond gerezen. Grote moderne huurkazernes naast armzalige krotten in de Arabierenwijk. Ons verheugde het meeste land onder de 26
MIJN REIS NA AR INDIĂ‹
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 26
19-09-18 11:27
voeten te hebben – het kon niet schelen welk – en nog enige hoogst noodzakelijk Europese inkopen te doen. Dit laatste natuurlijk bij Simon Arzt, het ruim voorziene warenhuis. Een tropenhelm, een ligstoel voor op dek, films in tropen-verpakking, sigaretten, briefkaarten en postzegels. Daarna haarknippen bij een Griek, en wat door de stad geflaneerd. In het Casino, aan zee, hebben we een uitgebreide thé complet genuttigd. Daarna nog wat rondgewandeld, elders een biertje genoten (uit Tilburg) en naar boord terug. Het valt op hoe Hollands Port Saïd is georiënteerd. Bij Simon Arzt spreken de meeste bedienden goed Hollands. Hollandse bieren worden geschonken, naast het Tilburgse, Amstel of Heineken; zelfs de straatjeugd en Arabische leurders roepen je met enige Hollandse zinnetjes aan of na (dit is bij hen hetzelfde). Hoe uitgebreid hun kennis van onze taal is, is moeilijker na te gaan. Dit komt doordat, na de Engelsen, het meest Hollanders Port Saïd aandoen: alle Indiëgangers heen en terug. Wat dat betekent voor een havenplaatsje als Port Saïd beseften we vanmorgen pas goed, toen de Johan de Witt was gearriveerd, en de hele stad met landgenoten was overstroomd. Gisteravond na het eten is nog een deel van het gezelschap naar de wal gegaan. Pas om half twee kwamen ze thuis; ze waren terechtgekomen in een Russisch liefdadigheidsfeest met allerhande attracties om de mensen het geld af handig te
De rondreizende stoffenkoopman
De muilezeltram
HEENREIS A AN BO ORD VAN DE SINGKEP
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 27
27
19-09-18 11:27
maken: dansvloer, bar, roulette; deze opzet is bij onze feestgangers dan ook vrij aardig gelukt. Ik zelf ben echter thuis gebleven om alle brieven door te lezen, en voor zover mogelijk te beantwoorden. Ondertussen heb ik een foto gemaakt van Port Saïd bij nacht. Mijn eerste poging op het gebied van nachtkieken. Drie uur heb ik het toestel open laten staan. Vanmorgen weer naar de wal. We hebben de koffer met winterkleren meegenomen die wordt neergezet bij de firma Worms, de agent van de maatschappij. Daarna hebben we meer in het bijzonder de schilderachtige Arabische wijken in ogenschouw genomen. Eerst zouden we vanmiddag om drie uur wegvaren uit Port Saïd. En de Johan de Witt officieel om 5 uur. Toch wilde ik er om wedden – wijzer geworden door vroegere ervaringen met de Singkep – dat de de Witt tóch nog eerder zou vertrekken. Het is zo uitgekomen ook. Om vijf uur wierp de de Witt de trossen los, om half zes lichtten wij pas het anker. Wij hadden zodoende mooi de gelegenheid het mooie grote mailschip van de Mij. Nederland voorbij te zien varen. We stonden op de brug op post omdat mijnheer De Bye en mijnheer Knop ermee naar Holland teruggaan. Het was helaas al tamelijk donker. We hadden ons daarom met zaklantaarns gewapend om onszelf onder het wuiven te verlichten en lichtseinen te geven. Gelukkig ontdekten we met de kijker hen tweeën ook en wel op het ‘schavotje’, de hoogste uitkijkplaats op het schip boven de commandobrug. Dat we zo laat vertrokken was echter niet helemaal onze schuld. We moesten namelijk op schepen uit de tegengestelde richting wachten. Dat was te zien aan het sein van 2 groene lichten boven elkaar. Zodra maar één groen licht schijnt mag men doorvaren. Het kanaal is namelijk nog niet breed genoeg dat twee schepen elkaar vrijelijk kunnen passeren. Westelijk havenhoofd en standbeeld van De Lesseps Bij tegenkomen moet een van de twee aan de kant liggen. Daarbij geldt een puntensysteem: de schepen met de meeste punten gaan voor. Oorlogsschepen en benzinetanks hebben 3 punten, passagiersschepen 2 punten, en vrachtschepen maar 1 punt. – Niet zoals vroeger dus hoeven de schepen in wisselplaatsen elkaar af te wachten. Het ideaal is natuurlijk vrije passage in beide richtingen. De maximum snelheid is 6 mijl per uur. Het kanaal is schitterend geoutilleerd en beschikt over enorme kapitalen. Op het ogenblik gaan we dus met een sukkeldrafje door het kanaal. Zo nu en dan liggen we stil voor een tegenkomer. Op de helft, in Ismailia, verwisselen we van loods. Morgenochtend vroeg zullen we in Suez arriveren. Het is wel jammer dat we de doorvaart bij nacht meemaken, we zien zo niet veel van de woestijn. 28
MIJN REIS NA AR INDIË
Mijn reis in Indie_p001_512.indd 28
19-09-18 11:27