Alweer een sieraad voor de stad

Page 1

(1859-1927). Hij hoorde met zijn bureau rond 1900 tot een van de meest gevierde architecten in Nederland. Nieuwe opvattingen in de architectuur maakten dat hij het daar moeilijk kreeg en, met het verstrijken der jaren, vrijwel doodgezwegen werd. Werkend vanuit Amsterdam verlegde hij zijn werkterrein deels naar Nederlands-Indië waar, in samenwerking met Marius Hulswit (1862-1921) en Arthur Fermont (1882-1967), talloze gebouwen tot stand kwamen. Vele bestaan nog, Indonesië is er trots op. Dit is het boeiende verhaal van die gebouwen en de mensen daarachter.

Obbe H. Norbruis studeerde architectuur en stedenbouw in Delft. Hij deed onderzoek op dat gebied, en werkte als ontwerper en adviseur in

ALWEER EEN SIERAAD VOOR DE STAD

‘een sieraad voor de stad’. De man daarachter was Eduard Cuypers

OBBE NORBRUIS

tot stand in Nederlands-Indië. Kranten schreven telkens jubelend van

Het werk van Ed. Cuypers en Hulswit-Fermont in Nederlands-Indië 1897-1927

Met grote vanzelfsprekendheid kwam het ene gebouw na het andere

ALWEER EEN SIERAAD VOOR DE STAD Het werk van Ed.Cuypers en Hulswit-Fermont in Nederlands-Indië 1897-1927

Nederland voor diverse bureaus en gemeentes. Geïnteresseerd in de architectuur en stedenbouw uit het koloniaal verleden breidde hij zijn onderzoeksveld uit naar Indonesië.

Obbe Norbruis ISBN 978-94-6022-469-0

Cuypers_cover_ht.indd 1

9 789460 224690

03-01-18 12:49


In alle steden vermeld op beide kaarten hebben Ed. Cuypers, Hulswit-Fermont en hun medewerkers een of meerdere projecten gerealiseerd tot 1928 con

Cuypers_p001_320_HT.indd 2

03-01-18 11:40


Obbe Norbruis

ALWEER EEN SIERAAD VOOR DE STAD Het werk van Ed. Cuypers en Hulswit-Fermont in Nederlands-Indië 1897-1927

Cuypers_p001_320_HT.indd 3

03-01-18 11:40


DANK

Arya Abieta, Lucia Anggraini, Radboud van Beekum, Paul Begheyn sj, Remco van Blokland, Juke Bosman-Mol, Peter Bosman, Josephine en Richard Budel, Frank Burger, Frans van Burkom, Monique Calis, Gea Dekkers, Jan en Maria van Dullemen, Gert Eijkelboom, Jules van de Ende-Hulswit, Jean en Rita Estourgie, Peter en Anne-Miek Fermont, Bert Gerlagh, Rob en Marije Groen, Watse Heringa, Adolf Heuken sj, Leo Hombroek, Paul Homburg, Nico van Horn, Freddy Istanto, Willem Jaski, Hanneke de Jongh, Martin van Kempen, John en Jacqueline Kieskamp, Kemas Ridwan Kurniawan, Ron Lambriex, Dick Logemann, Erik Mattie, Scott Merrillees, Hauw Ming, Aart en Joke van Nes, Constant van Nispen, Jet Nix-Hooij, Richard Norbruis, Hester Norbruis, Ellen van Os, Cor Passchier, Harold Penn, Nadia Purwestri, I. Shan en Paul Rombout-Liem, Pauline van Roosmalen, Noes Smuling, Doric Steevensz, mevr. Th.F.M. Taen, Robert Taen, Hasti Tarekat, Wiwi Tijook, Onnie Tjia, Leo en Wilma Touber, Frans Turkenburg, Bart Verbrugge, Gerrit Vermeer, Heleen Verploegh, Ruben de Vet, Huib de Vet, Fenny Vlietstra, Hein Zielstra.

Cuypers_p001_320_HT.indd 4

03-01-18 11:40


INHOUDSOPGAVE

1

Intro

7

2

Verantwoording

9

Noten bij hoofdstuk 1 en 2

3

12

Op de burelen in Amsterdam en Batavia Eduard Cuypers, jong en veelbelovend Hulswit de pionier: 1895-1910

20

Hulswit en Ed. Cuypers: 1907-1921

34

Hulswit-Fermont-Cuypers 1921-1927 Noten bij hoofdstuk 3

62

80

4

Oeuvrelijst: opsomming

5

Oeuvrelijst: catalogus

6

De architecten

91 93

297

Eduard Cuypers (1859-1927) Willem Jaski (1876-1958)

297 299

Henri Estourgie (1885-1964)

299

Arthur Fermont (1882-1967)

300

Marius Hulswit (1862-1921)

301

Han de Jongh (1886-1965)

302

Rijk Rijksen (1872-1944) Theo Taen (1889-1970)

Cuypers_p001_320_HT.indd 5

15 15

7

Bibliografie

8

Register

9

Illustratieverantwoording

303 303

305 313 317

03-01-18 11:40


6

Nederlandse architectuur in IndonesiĂŤ 1897-1927

Jakarta: de voormalige Javasche Bank van Ed. Cuypers bij nacht foto f. basri 2013

Jakarta: Hulswits kathedraal bij nacht foto d. habibi

Cuypers_p001_320_HT.indd 6

03-01-18 11:40


7

1

INTRO

Van Eduard Cuypers (1859-1927) en Marius Hulswit (18621921) is weinig meer bekend. Hun gebouwen oogstten roem in de tijd waarin ze tot stand kwamen. Na hun dood volgde een periode waarin hun oeuvre werd doodgezwegen in Nederland en na de Tweede Wereldoorlog verdween hun werkterrein, Nederlands-Indië uit het zicht.1 Beiden werkten aan de ontwikkeling van een kolonie die ’westers’ moest zijn.2 Marius Hulswit leerde het vak op de bouwplaats van het Rijksmuseum en werd daarna docent op de school waar Berlage later les zou geven. Hulswit vertrok in 1884 naar Indië waar hij bij een aannemer aan de slag ging om kort daarop, vanwege de zwangerschap van zijn toekomstige vrouw, weer in Nederland terug te keren. In 1893 reisde hij met vrouw en kind opnieuw naar de kolonie om zich daar, maar nu permanent, te vestigen. Daar was hij op de bouwplaats een meester in improviseren, regelen en bemiddelen. Dat was handig in een land waar de bouwprojecten soms ver van elkaar lagen. Hulswit sprak de taal van de mensen die de klus moesten klaren, en die hij in Indië zelf moest opleiden doordat een reguliere scholing ontbrak. Hij bouwde zijn eerste project in Indië in 1895 een paar jaar later, de kathedraal van Batavia. Pas daarna volgden gebouwen naar eigen ontwerp. Over hem gaat dit boek en over zijn samenwerking met Eduard Cuypers. Deze maakte in 1908, als architect met een grote staat van dienst, zijn eerste ontwerp voor Indië. Zijn bureau had toen in Nederland al meer dan zestig projecten gerealiseerd. Zijn vlotheid en de verrassende afwisseling in zijn werk brachten hem op de voorgrond in de architectuurwereld. Zijn ontwerpen golden als sprankelend, fris en oorspronkelijk, wat mede te danken was aan zijn talentvolle medewerkers, met wie hij, zonder dogma’s zowel traditioneel als modern werkte.3 Zijn bureau volgde de laatste internationale trends op architectuurgebied, paste de nieuwste technieken toe en ontwikkelde haar plannen altijd in goed overleg met de opdrachtgever. Voor Eduard Cuypers was een architectenbureau in de eerste plaats een bedrijf dat iets moois moest maken voor de opdrachtgever en zo werk verschafte aan hem en aan zijn medewerkers. 4 Hij zag de groep andersdenkende architecten om hem heen echter groeien, hoorde dat ze hem commercieel noemden en merkte dat ze, ieder voor zich, naar oorspronkelijkheid streef-

Cuypers_p001_320_HT.indd 7

den, elkaar ophemelden als kunstenaar en sporadisch een bouwwerk realiseerden. Dat liet hij ze zonder veel tact weten door ze een ‘ziekelijke zucht naar oorspronkelijkheid’ te verwijten.5 Gestimuleerd door H.P. Berlage (1856-1934) nam die groep wel voortdurend in omvang en invloed toe.6 Berlage en de zijnen wilden afrekenen met het verleden, niet alleen politiek maar ook met wat voortkwam uit de negentiende eeuw, ’de eeuw der leelijkheid’.7 In het Nederlandse standaardwerk over bouwstijlen van de Delftse hoogleraar E. Gugel, dat tot 1918 regelmatig herdrukken beleefde, werd voor het laatst uitgebreid aandacht besteed aan de negentiende eeuw.8 Daarin gold Eduard Cuypers nog als ‘een van de eerste architecten die de moderne opvattingen aanvaardde’.9 Na 1918 bleven herdrukken uit.10 Architecten zoals hij werden, inclusief hun ontwerpbenadering, weg geretoucheerd uit de geschiedenis van de Nederlandse architectuur.11 Cuypers voelde dit aankomen. Hij pakte in Nederland utilitaire projecten op die minder last hadden van welstandstoezicht en hij verlegde zijn werkterrein naar Indië, om samen met Hulswit en later Fermont, te bouwen wat wellicht niet in Nederland, maar wel internationaal, waardering ondervond. Het schampere oordeel van Berlage op twee gebouwen van Cuypers en Hulswit in Indië bevestigde zijn voorgevoel.12 In Nederland werd geleerd om op ‘rationele wijze’ naar architectuur te kijken. De enkeling die zich met die blik verdiepte in de vooroorlogse westerse architectuur in Indonesië volgde Berlages laatdunkende oordeel over het werk van Eduard Cuypers en Hulswit-Fermont, ook zonder dat hun oeuvre door iemand in kaart was gebracht.13 In Indonesië staan veel van hun gebouwen er nog fantastisch bij. Sommige staan letterlijk in de spotlights. Jonge Indonesiërs maken er een selfie voor. Is dat omdat ze anders naar architectuur hebben leren kijken? Neem de voormalige Javasche Bank of de neogotische kathedraal van Hulswit die met de twee fel verlichte gietijzeren torenspitsen stralend uittorent boven een stad, die ondertussen uitgroeide tot een miljoenenstad. Wie weet daar waar Nederland ligt? Het lijkt wel of alle schampere woorden, die daar ooit werden geuit op het werk van Eduard Cuypers, verstommen in de geluiden van deze wereldstad.

03-01-18 11:40


8

Nederlandse architectuur in IndonesiĂŤ 1897-1927

De Indische archipel over de kaart van Europa gelegd laat zien hoe groot de afstanden zijn colijn 1911, p.1

Cuypers_p001_320_HT.indd 8

03-01-18 11:40


Verantwoording

2

VERANTWOORDING

Dit boek beschrijft het leven van Eduard Cuypers, Marius Hulswit, Arthur Fermont, de mensen om hen heen en hun projecten in Indië, waar zij zowel vanuit Amsterdam als in Batavia aan werkten. Hierbij is gekozen voor een verhaal met een chronologische opbouw, dat zich afwisselend in Nederland dan wel in Indië afspeelt. De architecten hebben een zeer summier archief nagelaten wat een grondig onderzoek naar hun oeuvre bemoeilijkte. Dankzij het internet, gedigitaliseerde archieven, enkele interviews met familieleden, bezoeken aan Indonesië en de vondst van een deel van het archief van Fermont-Cuypers, was het mogelijk om hun verhaal op hoofdlijnen te reconstrueren. Veel van hun gebouwen in Indonesië staan er nog steeds, ondanks alle veranderingen daar. Na de dood van Eduard Cuypers is het bureau in Batavia doorgegaan onder de naam Fermont-Cuypers.14 Die naam leidde onbedoeld tot verwarring, doordat het leek alsof Eduard Cuypers ook na zijn overlijden nog gebouwen op zijn naam zette. Het bureau in Amsterdam ging na de dood van de grondlegger verder onder de naam Eduard Cuypers, wat tot vergelijkbare misverstanden leidde. De periode 1927-1957, waarin het bureau Fermont-Cuypers heette, is behandeld in een ander boek, getiteld: ‘Architectuur met vlag en wimpel’. In dit boek staan feiten op een rij waarvan in Nederland amper of geen weet is, ondanks dat ze behoren tot de Nederlandse architectuurgeschiedenis. Dat geeft dit boek bestaansrecht. Dit boek is nodig omdat het de bevolking van Indonesië informeert over nog in gebruik zijnde gebouwen waarvan ze de achtergronden niet kennen. Dit boek toont aan dat de gebouwen die de Nederlanders in Indonesië achterlieten vaak zeer de moeite waard zijn. Menig Nederlands architectenbureau maakt nu furore in Azië. In dit boek valt te lezen hoe hun voorgangers daar werkten, in een andere tijd en onder andere condities. Dit boek is nodig omdat dit onderwerp onbesproken bleef, deels doordat de koloniale situatie dit verleden overschaduwde. Het beschrijft het ontstaan van gebouwen, die in eerste instantie bedoeld waren voor westerse bedrijven en instanties, maar die nu in gebruik zijn bij Indonesische bedrijven. Deze hebben zich

Cuypers_p001_320_HT.indd 9

9

de gebouwen met trots eigen gemaakt. Voor hen is dit boek ook bedoeld. Dit boek is voor iedereen die geïnteresseerd is in Eduard Cuypers, Marius Hulswit, Arthur Fermont, hun bureaus en het oeuvre dat ze achter lieten. Van menig collega tijdgenoot van Eduard Cuypers is in Nederland een biografie verschenen. Zelfs van de vele beroemde architecten die bij hem het vak leerden staat ondertussen veel op papier.15 Van Cuypers zelf was en is weinig bekend. Oproepen tot een gedegen studie vonden tot dusverre geen gehoor.16 Ik moest de meeste bronnen en archieven in Nederland en Indonesië zelf achterhalen en interpreteren. De ontmoetingen met de mensen in Indonesië, bevestigden mijn vermoeden dat ik bij mijn onderzoek vanuit een eurocentrisch benadering te werk ging.17 Daar viel niet aan te ontkomen, ik ben geen Indonesiër. De personen die ik beschrijf waren dat evenmin. Het waren vreemdelingen in een land waar ze een missie hadden of dachten te hebben.18 Hella Haasse schrijft; ‘Ik ben in Indië geboren [...] en toch ben ik er niets anders geweest dan een vreemdeling’.19 Niet alle projecten die ik hierin beschrijf zijn door mij bezocht. Dat ligt deels aan de grote afstanden, die daarvoor moeten worden afgelegd. Tijdens het leven van Hulswit en Cuypers waren die afstanden overigens niet minder groot. Het vormde logistiek een enorme opgave om ergens iets gerealiseerd te krijgen. Voeg daar aan toe dat in Indië een schaarste aan westerse bouwmaterialen en geschoolde vaklieden bestond. Al met al voldoende reden om het hierin behandelde gebouwen anders te beoordelen dan wanneer ze in Europa zouden staan. Boeken over Eduard Cuypers bestaan niet, laat staan over Marius Hulswit. Het is aan Bert Gerlagh te danken dat er in 1979 over Cuypers een scriptie verscheen.20 Dit werkstuk vormde, samen met enkele inventarisatielijsten, de basis van waaruit ik werkte.21 Ook voor de kleine groep mensen die in Nederland werk heeft gemaakt van publicaties over vooroorlogse architectuur in Indië was dit de enige bron, waardoor de onjuistheden die in de scriptie staan regelmatig de kop op staken.22 Ook ooit

03-01-18 11:40


10

Nederlandse architectuur in Indonesië 1897-1927

geuitte vooroordelen over Cuypers werk hielden hardnekkig stand. Vaak beschouwden architectuurhistorici diens werk in het licht van het rationalisme van Berlage, dat als voorbode gold van het modernisme. Architectuur die niet aan een van beide ismen voldeed, deugde niet in het naoorlogse wetenschapsklimaat, waarin het modernisme als onvermijdelijke en ook gewenste eindfase van de geschiedenis gold. Deze visie op de geschiedenis leidde tot de veroordeling van architecten als Eduard Cuypers als de betreders van zijsporen, waarover net zo goed gezwegen kon worden.23 Aan het eind van de vorige eeuw begon weerstand te ontstaan tegen deze benadering. Watkin stelt dat zelfs de beste geschiedschrijvers de moderne architectuur beschouwden als een onveranderlijke norm met het idee dat de mens en zijn idealen fundamenteel waren veranderd. Volgens Watkin was dat een onjuiste veronderstelling. Bij velen bestond nog de behoefte aan de ‘klassieke vormentaal, die eeuwen lang architecten in staat gesteld had zich vol verbeelding te uiten’.24 Dit spoorde mij aan om dat wat in het verleden over Ed. Cuypers en Hulswit geschreven is, vanuit die andere invalshoek te toetsen. Met het oeuvre, besproken in dit boek, was Eduard Cuypers als ´patron´ van zijn bureau, de auteur. Onzeker blijft wie van zijn medewerkers betrokken waren bij de achtereenvolgende projecten en wat Cuypers’ exacte rol was in het ontwerpproces. Als andere omvangrijke bureau´s had hij een groot aantal medewerkers in dienst die, afhankelijk van hun ervaring, meer of minder zelfstandig een klus klaarden. Cuypers legde aan zijn bureau in elk geval geen eenheidsstijl op en speelde tijdens het ontwerpproces sterk in op de ideeën van zijn belangrijkste medewerkers.25 Cuypers zette het ontwerp eerst zelf op hoofdlijnen neer, om daarover in discussie te gaan met de getalenteerde medewerkers. Vervolgens vroeg hij aan een van hen het plan uit te werken tot bouw- en presentatie tekeningen. Voordat een tekening het bureau verliet, plaatste hij daar zijn naam onder. Hij was, met Hulswit eindverantwoordelijk voor dat wat in Indië, ruim 11.000 kilometer verderop, tot stand kwam. Het Indische werk van Eduard Cuypers ontstond overwegend in Amsterdam. In Batavia werd, als dat nodig was, de punt op de i gezet, in afstemming met Eduard Cuypers. Wat opvalt, is dat met het verstrijken van de jaren het bureau in Indië wel meer naar zich toetrok. De vestiging in Batavia veranderde een paar keer van naam. Tot 1914 heette het bureau Ed. Cuypers en Hulswit. Nadat Arthur Fermont er in 1914 als compagnon bij kwam, heette het tot 1921 Hulswit-Fermont & Ed. Cuypers. Tussen 1921 en 1927 ging het bureau verder onder de naam Hulswit-Fermont-Cuypers. Aan Eduard Cuypers’ architectuur kleeft tot op heden het etiket eclecticisme. Op deze ontwerpmethode, die in de hele negentiende eeuw wereldwijd toepassing vond, heerste in Nederland

Cuypers_p001_320_HT.indd 10

na 1918 een taboe.26 Vooraanstaande architecten als H.P. Berlage stelden dat het eclecticisme was ‘verworden tot het zonder kennis van zaken toepassen van historische vormen’, waardoor de ‘eeuw der leelijkheid’ was ontstaan. Ook Eduard Cuypers had moeite met de aannemers en architecten die in zijn tijd klakkeloos ‘historische’ ornamenten uit een catalogus toevoegden, om een matig ontworpen gebouw op die manier wat beter te laten ogen.27 Toch werd hij jaren lang, ongeacht de kwaliteit van het ontwerp, klakkeloos op een hoop gegooid met deze bouwers, om geheel doodgezwegen te worden na de Tweede Wereldoorlog.28 Sindsdien start de geschiedenis van de Nederlandse architectuur van de twintigste eeuw bij de voorlopers van het ‘rationalisme’; om uit de komen bij de Beurs van Berlage en de zegetocht van de modernen.29 Eisen, geformuleerd vanuit de abstracte theorie, moesten ervoor zorgen dat een architectuur ontstond, zonder de willekeur van uit alle denkbare perioden afkomstige motieven. Berlage en zijn volgers zochten vastigheid in een nieuwe bouwstijl, die ze konden koppelen aan ‘een nieuwe tijd’.30 Hoewel Eduard Cuypers voor nagenoeg elke architectuurstroming openstond, liet hij zich niet vastpinnen op één daarvan en zeker niet op deze rationalistische architectuurvisie uit Nederland. Hij had meer met internationale in zwang zijnde stijlen waarbij hij zichzelf spiegelde aan de grote Amerikaanse architectenbureaus. Cuypers werkte, net als zij, het liefst eclectisch, omdat dit hem een grote ontwerpvrijheid bood. Hij wilde niet gehinderd worden door eisen waardoor een ‘stijlzuiver’ gebouw ontstond. Door deze instelling stuitte hij op kritiek van Berlage en diens volgelingen, die hem behoudzucht verweten. Cuypers stelde als reactie dat er iets vreemds aan de hand was rond het beoordelen van bouwplannen. Er werd niet meer gevraagd of iets mooi of lelijk was, nee er werd onderzocht in welke stijl ze ontworpen waren. “En was een gebouw eenmaal ‘in stijl’, dan werd het vanzelf ook schoon gevonden.”31 En wat betreft die ‘nieuwe tijd’, voor Cuypers bestond er geen nieuwe tijd. De ene periode liep als vanzelf over in de andere, Elke tijd kent architectuurontwikkelingen, die in de opvatting van Cuypers tegelijk vernieuwend en geënt moesten zijn op het verleden. Ook daarin verschilde hij van zijn opponenten die met het verleden niets van doen wilden hebben. Dit verbaasde hem en hij stelde dat ‘alles wat stijl heeft mooi gevonden wordt, behalve gebouwen ontworpen in een historische stijl, want die lopen grote kans lelijk te zijn’.32 Aanvankelijk werkte Cuypers aan zijn Indische projecten in de internationale trant van de toenmalige Beaux-Arts. Volgens Auke van der Woud betrof dit ‘de bakermat van de moderne representatieve architectuur, die in alle landen hoge waardering genoot, behalve in enkele Nederlandse coterieën’.33 Wat zich rond 1900 op architectuurgebied afspeelde in steden als Singapore, Manilla, Calcutta, Melbourne en Sydney, was in Nederland nagenoeg onbekend, terwijl iemand als Cuypers

03-01-18 11:40


Verantwoording

daar juist voor open stond. Professor Temminck Groll legde daar in 2002 zijdelings een link naar, om vervolgens onmiddellijk in te zoomen op de ornamenten van de Javasche Bank, zoals Berlage dat vijfenzeventig jaar eerder deed: ‘The Ed. Cuypers and Hulswit Office displayed the Classicist style that would become characteristic […] throughout the archipelargo. On the one hand, it was reasonable international – similar buildings can be found in both the British and French spheres of influence- but it also has modest references to the Indonesian world due to the application of decorative elements derived from old Hindu-Buddhist architecture’.34 Overigens, een groot deel van de ornamenten waar Berlage indertijd over viel waren, met de komst van een nieuw frontgebouw in 1937, al verdwenen.35 Een meer specifiek in Nederlands-Indië ontwikkelde bouwtrant genoot de voorkeur van architect P.A.J. Moojen die nog maar kort in Indië woonde en werkte. Moojen wilde deze bouwstijl, die hij ‘Nederlandsch Indisch’ noemde, nogal dwingend opleggen en toonde zich bereid daar alle middelen voor in te zetten. Hij vergeleek zichzelf daarbij graag met Berlage, die op zijn beurt Moojen typeerde als de man die een ‘eenzame strijd in Indië voerde voor een ander kunstbegrip‘.36 Moojen dankte veel aan Berlages omarming van zijn streven, want sindsdien gold hij binnen de Nederlandse coterie doorgaans als iemand die op architectuurgebied in Indië het juiste nastreefde. Eduard Cuypers vertegenwoordigde binnen die beeldvorming een tegenpool.37 Hulswit en Ed. Cuypers bouwden enige tijd ‘Nederlandsch-Indisch’, maar deden dat alleen in Batavia tussen 1910 en 1915. Daar kon een ambtelijke commissie, mede op advies van een externe adviseur, ingediende bouwplannen afwijzen en die extern adviseur was gedurende die periode: P.A.J. Moojen.38 De gebouwen die Cuypers en Hulswit-Fermont vervolgens realiseerden tot 1928 vertonen internationale stijlkenmerken die met de jaren veranderden van Expressionisme via Art-Deco naar meer Modernisme. Andere architecten werkzaam in Indië stonden op identieke wijze open voor wat internationaal op hen afkwam. Daardoor kwam in Indië een eigen westerse architectuur tot ontwikkeling met andere stijlkenmerken dan waar het sterk naar binnen gekeerde Nederland voor open stond. Los van de architectuur valt op dat de enkeling, die zich in die jaren uitliet over de westerse bouwkunst in Indië, amper oog had voor de betekenis van het gebouw voor het stadsbeeld. In de door Ed. Cuypers uitgegeven bladen gebeurde dat uitdrukkelijk wel en toonde hij zich hierin een vernieuwer.39 In de weinige literatuur over Eduard Cuypers staat vaak obligaat vermeld dat hij als architect de boot richting het rationalisme miste. Dat hij juist bewust het rationalisme negeerde en dit voor hem een positieve keuze inhield, was voor deze schrijvers niet te vatten, aangezien ze uitgingen van het modernisme als een onvermijdelijke nieuwe fase waarnaar allen zich dienden

Cuypers_p001_320_HT.indd 11

11

te voegen. 40 In dit boek komen de architectuuropvattingen van Eduard Cuypers en zijn bureau, voor zover van belang voor zijn Indische werk, aan de orde. Voor Cuypers was het oproepen van een sfeer in de architectuur belangrijker dan het toepassen van regels gericht op compositie en samenhang. Ontwerpen was voor hem een creatief proces met ruimte voor onverwachtse invallen. Voor het welslagen van dit proces, waarin hij getalenteerde medewerkers betrok, was kennis nodig van de laatste ontwikkelingen op bouwtechnisch gebied alsook van zowel actuele als historische bouwstijlen. Die stijlen vormden de bron van inspiratie, nooit een voorbeeld dat gekopieerd diende te worden. Uit deze mix ontstond zo mogelijk iets verrassends. ‘Je kunt je door het verleden en historische stijlen laten inspireren, maar er zo oorspronkelijk mee omgaan dat het een modern karakter draagt’, aldus Eduard Cuypers in 1904.41 Hij hechtte veel waarde aan de creatieve inbreng van de ontwerper, maar vond dat diens persoonlijke smaak niet een te groot stempel mocht drukken op het eindresultaat. Een gebouw was geen kunstwerk, het moest primair voldoen aan de eisen van de opdrachtgever. De hoofdopzet diende eenvoudig te zijn, met aandacht voor de details. Het verrassende zat voor hem in de afwijking van het voorspelbare. Zo werkte Eduard Cuypers gedurende een bepaalde periode bewust vaak asymmetrisch en ging hij compositorisch vrij te werk, zoals met de positie van de ramen en de deuren. Hij paste klassieke elementen toe, die hij van hun historische lading ontdeed, door ze lichtvoetig en vaak puur als decoratie toe te passen. Hij hield van decoraties, zolang ze ambachtelijke gemaakt waren door professionele kunstenaars die hij als volkomen gelijkwaardig beschouwde. Eduards vader was decorateur, daar kreeg hij ongetwijfeld wat van mee. Eduard Cuypers bouwde een band op met zijn opdrachtgever en ontwikkelde met de principaal op interactieve wijze een bouwplan. Dat ontwerpproces stond haaks op het rationalisme en het latere modernisme wat zou leiden tot vaak handige vuistregels voor architecten waar Cuypers niets mee had. De rationalisten en modernisten draaiden het om. Manfred Bock zei in 1983: ‘Onder de dictatuur van de historische en eclectische school zat de originaliteit uitsluitend in de persoonlijke variatie van het beschikbare vormen apparaat en de beschikbare compositieschema’s’.42 Cuypers had, zo hij van deze uitspraak kennis had kunnen nemen, vrijwel zeker zijn verbazing uitgesproken over het woord ‘uitsluitend’. Niet zijn werkwijze, maar die der ‘rationalisten’ en modernisten leidde veeleer tot voorspelbare resultaten in de architectuur. Tegen deze modernistische visie rees uiteindelijk verzet. In de woorden van Auke van der Woud uit 1993: ‘Er wordt weer gezocht naar de oneindig expressieve mogelijkheden van de bouwkunst, naar een vormgeving die laat zien dat een gebouw deftig is, of feestelijk, of ingetogen, of geestig – kortom dat het karakter heeft’. 43

03-01-18 11:40


12

Nederlandse architectuur in Indonesië 1897-1927

Zij die over het werk van Cuypers en Hulswit in Indië schreven, en daar een oordeel over velden vergeleken dit nogal eens met dat van hun collega’s aldaar. Daartoe werden ook architecten gerekend die jaren later leefden en modern geschoold waren. 44 Op basis daarvan werd nog al eens geconcludeerd dat het bureau niet vernieuwend was. 45 Onduidelijk was vaak welk bureau werd bedoeld, dat van Eduard Cuypers die in 1927 stierf, of dat van diens opvolgers werkzaam op het bureau FermontCuypers? Akihary laat Eduard Cuypers tot ver na diens dood nog ontwerpen maken. 46 Om dergelijke verwarring te voorkomen vormt het jaar van Cuypers’ overlijden de coupure en het einde van dit boek, dat zich dus beperkt tot de periode 1897-1927. In die periode kwamen ruim negentig projecten van Hulswit-Fermont en Ed. Cuypers in Indië tot stand. Van dertien gebouwen ooit aan hen toegeschreven, vond ik geen of onvoldoende bewijs van zijn auteurschap of ontdekte ik de naam van een andere architect. 47 Omdat vrijwel alle ontwerpdata van de gebouwen onbekend zijn, staat het oeuvre in de volgorde van het jaar van oplevering. De beschrijving per project is vrijwel altijd die van het gebouw kort na oplevering. Zijdelings komt de huidige staat en het huidige gebruik aan de orde. Van elk project zijn, indien beschikbaar historische foto’s bijgevoegd, dit om zoveel mogelijk recht te doen aan het tijdsbeeld. Omdat gebouwen vooral spreken als de mensen erachter tot leven komen, kregen deze een prominente plek in de toelichting.

Noten bij hoofdstuk 1 en 2 1

Indonesië reserveer ik voor de onafhankelijke republiek.

2 Trouw, 21 november 2015, p. 27. prof. P.C. Emmer stelt dat het tot voor kort

De kleine schoolatlas waaruit ik in de jaren vijftig op de lagere school voor het eerst aardrijkskunde kreeg, bevatte enkele kaartjes van Indonesië die ik mocht overslaan. Die telden niet meer. Zonder Indisch verleden kwam je na de oorlog weinig te weten over dat land. Terecht wordt nu gesproken over een naoorlogse verdringing. 48 Als geschreven werd over die periode dan ging het vaak over de verschrikkingen die tussen 1942 en 1950 plaatsvonden. In Indonesië ging het daarentegen jarenlang over de heldendaden in hun bevrijdingsoorlog. Toen in Nederland in 2004 een boek verscheen met een zakelijke inventarisatie van vooroorlogse civieltechnische werken in Indonesië, vond Frans Hüsken, de schrijver van het nawoord, het blijkbaar nog steeds nodig om zich daarin te verontschuldigen over het paternalisme van de Nederlanders die daar destijds werkten. 49 Ik ben zonder schuld- of superioriteitsgevoel een paar keer onbevangen naar Indonesië afgereisd met oude en nieuwe stadsplattegronden en ik mij liet verrassen door de talloze nog aanwezige oude gebouwen. Opgeleid en jarenlang werkzaam als stedenbouwkundige heb ik de vrijheid genomen om anders naar die bouwwerken te kijken dan iemand met een cultuurhistorische achtergrond zou hebben gedaan. Mijn ontdekkingen en bevindingen deelde ik met de diverse, meer ervaren personen in het veld, en zo ontstond dit boek over een onbekende groep mensen en hun architectuur.

11 Rossum (2015), p. 20: ‘De architectuur van de negentiende eeuw verdween gaandeweg in de enorme slagschaduw van Berlage […]’. ‘De ideeën van Berlage waren nooit grondig bestudeerd maar wel heilig verklaard’.

‘normaal was om de westerse cultuur als superieur te zien’. ‘Het is zin-

12 Berlage (1931), p. 31. Berlage vond de Javasche Bank ‘een gemoderniseerde

loos en onhistorisch om het verleden langs de huidige morele maatstaf te

en daardoor slappe renaissance, met een onbevredigende poging door

leggen.’

Hindoe-Javaansche ornamentmotieven’. Over de kathedraal merkte hij

3 Blijdenstijn (1994), p. 97. 4 Hij moet zich gespiegeld hebben aan grote internationaal operende architectenbureaus als McKim, Mead & White in Amerika en Otto Wagner in Wenen en natuurlijk ook aan het bureau van zijn oom Pierre Cuypers. 5 Het Huis, 1(1903), p. 58. 6 Romein (1976), p. 223. De rode opmars Socialisme. 7 Woud (2008), p. 7. Berlage speelde hier een hoofdrol in. Hij noemde de negentiende eeuw op architectuurgebied ‘de eeuw der lelijkheid’. Zijn opvattingen werden in Nederland decennia lang vrijwel blindelings overgenomen en gedeeld. 8 Gugel, E. (1918). Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijdperken der architektuur, Rotterdam.

op: ‘deze kerk, had met haar gewaagde ijzeren gothiek, niet op deze wijze gebouwd mogen zijn’. Berlages woorden zijn sindsdien vaak herhaald. 13 Diessen (1989), p. 138. Over de voormalige Javasche Bank in Jakarta; ‘Hoewel naar architectuur op zich niet zo aantrekkelijk’; Temminck Groll (2002), p. 154. ‘Much more interesting than the Javasche Bank […] are the buildings on either side of the Stationsplein’. 14 Het boek over de periode Fermont-Cuypers van 1927-1957 verschijnt separaat. 15 Piet Kramer (Kohlenbach 1994), Michel de Klerk (Bock 1997), Berend Boeyinga (Beekum 2003), Guillaume la Croix (Beekum 2008), Johan Melchior van der Meij (Kruidenier 2014). 16 Woud (1997), p. 367; Ibelings (1995), p. 23; Beekum (2008), p. 15.

9 Gugel (1918), p. 413.

17 Doorn (2003), p. 17.

10 Berlage (1919), p. 9. Berlage doet naslagwerken over bouwstijlen af als ‘dor

18 Doorn (2003), p. 12: ‘Wat er ten nadele van het kolonialisme ook te zeg-

feitenmateriaal’.

Cuypers_p001_320_HT.indd 12

gen valt, het moet primair worden opgevat als een route naar welvaart en

03-01-18 11:40


Verantwoording

beschaving, een fase in de geschiedenis waarin de hoger ontwikkelde wes-

in Rotterdam. Van 1902 tot 1926 was hij hoogleraar aan de Technische

terse wereld, door eigen belang gedreven, lager ontwikkelde maatschap-

Hogeschool Delft. Hij maakte onder andere het ontwerp voor het stadhuis

pijen, tegen hun zin op sleeptouw nam naar een betere toekomst.’

van Rotterdam uit 1914, dat enige verwantschap vertoont met de Javasche

19 Haasse (2010), p. 94.

Bank van Ed. Cuypers in Batavia uit 1913.

20 Gerlagh (1979), niet gepubliceerde doctoraalscriptie, UVA Amsterdam.

34 Temminck Groll (2002), p. 153.

21 Oeuvrelijsten van: Vissering (1927), Fanelli (1981), Akihary (1990).

35 Berlage (1931), p. 31. Berlage zag de Javasche Bank in Batavia in 1923. Zijn

22 Passchier (2016), p. 176. Twee aperte onjuistheden die tot voor kort nog

oordeel was: ‘een gemoderniseerde en daardoor slappe renaissance, met

gepubliceerd werden zijn dat Fermont in 1954 stierf en dat het bureau

een onbevredigende poging door Hindoe-Javaansche ornamentmotieven’

Fermont-Cuypers toen ophield te bestaan. A.A. Fermont kwam in 1967

36 Rotterdamsche Courant, 9 februari 1924.

te overlijden en het bureau Fermont-Cuypers hield informeel op in 1957

37 Moojen (1909), pp. 394-397.

onder druk van politieke omstandigheden en werd door Indonesië formeel

38 Deze commissie was ingesteld om bouwplannen te beoordelen en te sanc-

genaast in 1960. 23 Woud (1997), p. 369. Van der Woud schrijft: ‘er was geen term zo bruikbaar om de eigen ‘logische’ aanpak te onderscheiden van de schijnarchitectuur.’ 24 Watkin (1994), p. 8.

tioneren, vergelijkbaar met de in 1898 ingestelde Commissie van Advies in Amsterdam, de latere Schoonheidscommissie. 39 Met name in: Het Nederlandsch Indische Huis Oud & Nieuw 1913, pp. 113-123, pp. 177-193. Nederlandsch-Indië Oud & Nieuw sept. 1922, pp. 145-148.

25 Ed. Cuypers (1914). Eduard Cuypers was bevriend met Joseph Maria

40 Eduard Cuypers had niets met de architectuur van de Berlages Beurs in

Olbrich, die vijf jaar bij Otto Wagner werkte. Deze kan hem geïnformeerd

Amsterdam, laat staan met diens geheel van ornamenten ontdane volks-

hebben hoe op het bureau van Otto Wagner werd gewerkt. In 1900 had

woningbouw. Hij bouwde liever in de rijkere stijl van de nabijgelegen

Wagner ruim zeventig mensen in dienst: Geretsegger (1978), p. 14. Wagner

Bijenkorf en het stadhuis van Rotterdam. Gebouwen die toen en nu niet

en Cuypers kenden elkaar onder meer van het Internationale Architectuur Congres in Brussel(1897), Madrid(1904) en Londen(1906).

minder aansprekend worden gevonden. 41 Het Huis (1904), p. 130.

26 Fletcher (1975), p. 1245. De Eerste Wereldoorlog wordt als een duidelijke

42 Bock (1983), p. 260.

waterscheiding gezien tussen de oude en nieuwe architectuur in de wes-

43 Woud (1993), p. 25.

terse wereld.

44 Nieuwe Rotterdamsche Courant, 9 februari 1924. ‘Brieven over Bouwkunst’

27 Bock (1975), p. 47. W. Kromhout roept in 1893 op tot maatregelen tegen

In zijn tweede lezing over ‘Moderne Bouwkunst in Indië toonde Berlage

onbekwame bouwers. Eduard Cuypers stemt daarmee in, ‘omdat het in

werk van de meest uiteenlopende architecten in de kolonie dat hij van

het belang der bouwkunst en hare beoefenaren noodzakelijk is de wantoestanden met geschikte middelen te bestrijden‘. 28 Woud (2008), p. 79: ‘In Nederland blijkt het nog steeds niet mogelijk om een open wetenschappelijk debat over de negentiende eeuwse architectuur te voeren’.

13

opmerkingen voorzag; 45 Passchier (2016), p. 190. 46 Akihary (1990), p. 101. 47 Van de volgende gebouwen is gezegd of geschreven dat ze werden ontworpen door Ed. Cuypers en Hulswit, maar dit is onjuist of kon ik niet bewij-

29 Bock (1983). In het proefschrift van Manfred Bock, Anfänge einer Neuen

zen: Batavia: Nederlandsch Indische Handelsbank: Kali Besar Barat (19de-

Architektur, wordt de visie van Berlage over de architectuurgeschiedenis

eeuws pand); 1908: Soerabaja: Nederlandsche Handel-Maatschappij (W.

en de plaats van zijn eigen werk uiterst serieus genomen en minitieus

Westmaas); 1910: Batavia: Scholen Zusters Ursulinen in Weltevreden;1913:

uitgewerkt.

Soerabaja: Escomptobank (P.A.J. Moojen); 1920: Malang: School Zusters

30 Buiting (2003), p. 600. Berlage schreef in het Sociaal Democratisch

Ursulinen (G. Hendriks); 1923: Malang RK HIS Standaardschool; 1923.

Maandschrift, (1919)24, pp. 713-723 en 748-753 ‘De individualistische negen-

Batavia: Escomptobank benedenstad (L.M. van den Berg en W.H. Pichel);

tiende eeuw laat de meest uiteenlopende bouwstijlen zien. Momenteel

1926: Malang: Fraterschool en klooster (Smits van SKH); 1908: Semarang:

kondigt het naderende socialisme reeds een kunstzinnige vernieuwing

Gebouw van de Franciscanessen Bangkong; 1916: Batavia: Sluyters & Co;

aan, waarbij de bouwkunst niet langer een chaotische vormenverandering

1916: Batavia: Tiedeman & Van Kerchem; 1922: Batavia Broederschool

kent, maar gekenmerkt wordt door eenvoud, vormenschoonheid en een

Koningsplein; 1923: Medan verbouwing stadhuis; 1926: Soerabaja, kan-

nieuwe ornamentiek’

toorgebouw Java-China-Japanlijn; 1933: Batavia: De Factorij (C. van de

31 Het Huis (1904), p. 122.

Linde en A.P. Smits).

32 Het Huis (1904), p. 124.

48 Oostindie (2010), p. 255.

33 Woud (1997), p. 368. Auke van der Woud merkt op: ‘Henri Evers was de

49 Hüsken(2004), p. 291. Met verwijzing naar Daar werd wat groots verricht

enige die positief durfde te schrijven over de École des Beaux-Arts; de

(Helsdinger, W. van 1941) signaleert de schrijver: ’Het twintigste-eeuwse

bakermat van de moderne representatieve architectuur, die in alle lan-

koloniale denken draaide om de verheerlijking van de machtige hand die

den hoog werd gewaardeerd, behalve bij enkele Nederlandse coterieën.’

moderniteit en vooruitgang bracht en die het geobjectiveerde bewijs van

H. Evers (1855-1929) was sinds 1887 hoofd van de afdeling Bouwkunst

suprematie leverde’.

van de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen

Cuypers_p001_320_HT.indd 13

03-01-18 11:40


14

Nederlandse architectuur in IndonesiĂŤ 1897-1927

Cuypers_p001_320_HT.indd 14

03-01-18 11:40


15

3

OP DE BURELEN IN AMSTERDAM EN BATAVIA

Eduard Cuypers, jong en veelbelovend Amsterdam: 1872-1878: Van Roermond naar Amsterdam

In Roermond, waar hij op 18 april 1859 het levenslicht zag, voltooide Eduard Cuypers in 1875 zijn school.1 Buiten schooltijd bracht hij veel tijd door in het atelier van zijn oom P.J.H. (Pierre) Cuypers.2 Die was weliswaar in 1865 naar Amsterdam verhuisd, maar hield zijn atelier in Roermond aan voor de vervaardiging en restauratie van kerkelijke beelden. Pierre Cuypers had veel omhanden en nam jaarlijks gemiddeld vijftien nieuwe bouwprojecten op zich, vooral in Duitsland.3 Hij reisde veel heen en weer tussen Amsterdam en Roermond en bezocht veelvuldig zijn opdrachtgevers, ook om te zien hoe het op de bouwplaats toeging. Vanaf 1874 werkte hij jaarlijks aan ruim vijftien nieuwe kerken, vanaf die tijd overwegend in Nederland. Hij ontwierp in de stijl van de neogotiek, zijn huisstijl. Een jaar later kwamen bij Pierre Cuypers twee belangrijke opdrachten binnen in Amsterdam voor, wat heette de profane bouw, het Centraal Station en het Rijksmuseum. Dat zijn projecten die Pierre mede te danken had aan zijn zwager, Joseph Alberdingk Thijm en diens vriend en rijksadviseur Victor de Stuers. Beiden zwoeren bij de neogotiek. Deze beschouwden ze als het enige antwoord op het classicisme en andere nabootsingen en ze zouden deze bouwstijl ook graag aantreffen bij overheidsgebouwen. Uit angst dat beide bouwwerken te neogotisch, lees te katholiek, zouden ogen, ontstond in architectenkringen verzet tegen deze opdrachten. De jeugdige Eduard moet gemerkt hebben dat meningen over architectuur nogal verdeeld kunnen liggen. Meningen kwamen vooral ook naar voren binnen het genootschap Architectura et Amicitia (A et A) in Amsterdam, waar P.J.H. Cuypers erelid van was. 4 Eduard Cuypers verhuisde in 1876 met zijn familie naar de hoofdstad, waar hij zijn oom op de voet kon volgen.5 In het wereldbeeld van zijn oom, geënt op de katholieke kerk en de middeleeuwen, moet hij zich minder hebben kunnen vinden. Op 13 januari 1877 ging de eerste van 8.000 palen de grond in voor het Rijksmuseum.6 Om de angst weg te nemen dat het een exclusief katholiek bouwwerk betrof, koos Pierre Cuypers ervoor om beelden en ornamenten toe

Cuypers_p001_320_HT.indd 15

te passen uit de Nederlandse geschiedenis. Daartoe zette hij een atelier op in een loods op de bouwplaats. Pierre had, zoals hij zei, ‘jongelieden nodig die de versieringen aan het gebouw gaan uitvoeren, in de eerste plaats beeldhouwers’. Ook Eduard ging daar aan de slag en moest, zoals hij later zei, heel hard werken.7 Zelf beeldhouwen kon hij niet, maar het maken van schetsen, tekeningen en bouwplannen, dat sprak hem aan, evenals de organisatie er omheen. Het kan zijn dat hij in het atelier Marius Hulswit ontmoette, de toen 15-jarige zoon van een Amsterdamse drogist.8 Eduard zag hoe het bouwproces verliep. Mogelijk was hij betrokken bij de discussies over de meest ideale lichtinval binnen het museum, dit omdat hij later daar veel aandacht besteedde in zijn ontwerpen.9 Een deel van zijn verdiende geld legde hij opzij om een eigen bureau op te zetten. Eduard stond, anders dan zijn oom, open voor de nieuwste ontwikkelingen in de architectuur.10 Hij gaf om die reden veel geld uit aan boeken en internationale tijdschriften op het gebied van de bouwkunst.11 In 1878 werd hij lid van A et A. Mogelijk deed zijn oom daar een goed woordje voor zijn jonge neef.12 Wellicht reisde Eduard dat jaar naar Parijs af om op de Wereldtentoonstelling inspiratie op te doen, maar ook om een stad te bekijken, die hem gefascineerd moet hebben.13 Parijs, een stad volop nieuwbouw in de stijl van de Franse Renaissance en classicisme. Amsterdam 1879-1884: ‘Het blijft familie’

In 1879 werkte Eduard mee aan de bouw van het eerste American Hotel aan het Leidseplein, de voorganger van het huidige. Ook zijn vader droeg daaraan bij als decoratieschilder, door op de plafonds de wapenschilden aan te brengen van de verschillende Amerikaanse staten. In 1879 werd het atelier op de bouwplaats van het Rijksmuseum formeel omgezet in de Kunst-Nijverheid-Teekenschool Quellinus. Hier volgde Eduard een bouwkundige opleiding.14 Zo kreeg hij de beschikking over de noodzakelijke papieren voor de start van een eigen bureau. In 1881 was het zover en ging hij als kleine zelfstandige werken onder de naam Ed. Cuypers, dit om verwarring te voorkomen met het bureau van zijn oom Pierre. Hij ontwierp een

03-01-18 11:40


16

Nederlandse architectuur in Indonesië 1897-1927

Amsterdam: Hotel Rondeel ontworpen door de 23-jarige Eduard Cuypers. ‘De gevels zijn opgetrokken in de stijl van de nieuwe Duitse Renaissance’, aldus het Algemeen Handelsblad op 6 september 1882, ‘Tot de versiering behoren onder andere een zevental medaillon-borstbeelden van beroemde wereldreizigers’ csa

Amsterdam: Het bureau stempel hni-croi

Amsterdam: Het eerste ‘Amerikaansche Hotel’ aan het Leidseplein mede ontworpen door de 20-jarige Eduard Cuypers, die deze tekening maakte csa, atlas kok xxix-084

Cuypers_p001_320_HT.indd 16

03-01-18 11:40


Op de burelen in Amsterdam en Batavia

Amsterdam: Eduard Cuypers, ruim vijfendertig jaar foto: albert greiner, gerlagh 2007 p. 134

Amsterdam, Maison Stroucken ontworpen door Eduard Cuypers csa, gerlagh 207 p. 139

representatieve facade voor hotel Rondeel in Amsterdam. ‘De gevels werden opgetrokken in de stijl van de nieuwe Duitse Renaissance’, aldus het Algemeen Handelsblad, ‘Tot de versiering behoren onder andere een zevental medaillon-borstbeelden van beroemde reizigers’. ‘De modellen worden geleverd door de beeldhouwers Van den Bossche en Crevels, een paar jonge kunstenaars van veel talent’, aldus de krant.15 Beiden zouden weldra doorbreken als de twee bekendste beeldhouwers in Nederland. Een andere opdracht kreeg Eduard van Maison Stroucken in de Amsterdamse Marnixstraat. Hij pakte daar eerst de feestzaal aan en vervolgens de voorgevel. Die gaf hij iets theatraals mee in een variant van de Franse Renaissance. ‘Kosten noch moeite zijn gespaard om het de bezoekers aangenaam en gezellig te maken. Dat dit de jeugdige bouwmeester alle eer aandoet, zal ieder met ons eens zijn’, schreef een journalist.16 Het gebouw maakt nu deel uit van het geheel vernieuwde De Lamartheater. Omdat de renaissancestijlen hem weinig ontwerpruimte gaven, ging Cuypers al snel over tot het eclecticisme. Dat betreft niet zozeer een bouwstijl, als wel een ontwerpmethode zonder regels waar vrij en decoratief mee te werken viel. Dat moet hij als heel bevrijdend hebben ervaren.17 Hij liet het vooral van zijn opdrachtgever afhangen of het resultaat meer neorenaissance of classicistisch, dan wel eclectisch werd.18 Hij mikte daarbij op een ander marktsegment dan zijn oom met de nadruk op particuliere woningen, hotels en restaurants, gebouwtypen waarbij de persoonlijke wensen van de

opdrachtgever een prominente rol speelden. Daarmee zat hij niet in het diens vaarwater en kon hij zelfs hopen dat deze hem opdrachtgevers toespeelde.19 Eduard zette zichzelf ook anders neer dan zijn oom, die zich vooral positioneerde als bouwmeester annex kunstenaar en bovenal als deskundige, als iemand die weet wat goed is voor een opdrachtgever.20 Net als veel andere architecten verwees hij daarbij naar kennis en inzichten die vastlagen in handboeken.21 Eduard wilde daarentegen, als vertrekpunt voor zijn ontwerp, een band opbouwen met de opdrachtgever. Hij legde zijn klant voorbeelden voor uit boeken en recent verschenen internationale tijdschriften. Internationaal was zijn oriëntatie. Daarbij hechtte hij veel waarde aan het toepassen van de nieuwste technieken.22 ‘Honderden mensen hebben gedurende beide pinksterdagen gebruik gemaakt van de nieuwe lift in het ‘Amerikaansch Hotel’ aan het Leidseplein’, aldus het Algemeen Handelsblad op 31 mei 1882.23 Vermoedelijk zorgde de 23-jarige Eduard Cuypers er voor dat hier een van de allereerste personenliften in Nederland kwam.24 Sinds zijn lidmaatschap van het Architectura et Amicitia (A et A). bloeide het verenigingsleven daar op, mede door zijn inzet. Hij regelde de avonden en excursies. De Rijksschool voor Kunstnijverheid Quellinus werd ondertussen een succes. Deze telde in 1882 ongeveer zestig leerlingen. P.J.H. Cuypers zat in het bestuur. De twintigjarige Marius Hulswit gaf hier les, eerst in tekenen en later in wat heette ‘allerlei technieken’.25 Dat deed hij zeker drie jaar.26 Voor zoiets gunde

Cuypers_p001_320_HT.indd 17

17

03-01-18 11:40


18

Nederlandse architectuur in Indonesië 1897-1927

Eduard Cuypers zich geen tijd. Hij stopte liever al zijn energie in zijn eigen architectenbureau. In 1882 stierf Eduard’s moeder op 53-jarige leeftijd. Hij besloot bij zijn vader en zijn drie jongere zussen te gaan inwonen. Zijn bureau zat op een andere locatie. Ongetwijfeld bezocht hij de Internationale Koloniale en Uitvoerhandelstentoonstelling, die in 1883 in Amsterdam plaatsvond.27 Daar zag hij voor het eerst wat Indië te bieden had: prachtige stoffen en veel kunstnijverheid.28 In 1884 werd Eduard bestuurslid van A et A. Als bibliothecaris zorgde hij ervoor dat de kleine bibliotheek van het genootschap uitgroeide tot een ‘beeldende leerschool’ voor architecten.29 Door zijn enthousiasme nam het aantal leden toe van ongeveer honderd naar circa 250. In 1884 verhuisde A et A van Maison Stroucken, waar de vereniging uit zijn voegen barstte, naar het Amerikaansch Hotel. Intern ontstonden er fricties. Naarmate de bouw van het Rijksmuseum vorderde, nam de kritiek er op toe als ook op de ontwerper, P.J.H. Cuypers, zowel binnen A et A als landelijk.30 Hoewel Eduard architectonisch zelf een andere weg was ingeslagen, hield hij zich buiten de discussies. Het bleef familie. Soerabaja 1884: Een retourtje Soerabaja

Marius Hulswit nam in april 1884 de boot naar Indië om daar een nieuw leven te starten.31 Maar in december van datzelfde jaar voer hij al weer terug met zijn toekomstige vrouw, een Nederlandse, die hij in Soerabaja had leren kennen. Ze was de dochter van een aannemer, die hem in dienst had genomen. Kort daarop was ze van Hulswit in verwachting geraakt. Nu gingen beiden naar Europa om in Genua van boord te gaan. Op doorreis naar Nederland besloten Marius Hulswit en Johanna Merghart in Zwitserland, in het huwelijk te treden. Per trein reisden ze door naar Nederland waar ze zich op 28 januari 1885 in Roosendaal inschreven als gehuwd paar. Vervolgens belandden ze in Apeldoorn, waar op 18 april 1885 hun zoon Jan Frederik geboren werd.32 Amsterdam 1885-1895: Bouwen met de laatste technieken

In 1885 vond de opening van het Rijksmuseum plaats. Koning Willem III liet het afweten. Zonder dit publiekelijk te zeggen vond hij het een katholieke kathedraal. In de tuin achter Maison Stroucken werd, naar ontwerp van Eduard Cuypers, een nieuwe concertzaal gebouwd. Daarnaast zorgde Eduard voor de inrichting van de zalen van de Internationale Kunstvereeniging, wat leidde tot een vervolgopdracht, het ontwerp van het atelier voor Van den Bossche en Crevels, die goede vrienden van hem waren geworden.33 Zij zouden later, in opdracht van Eduard, de beelden en ornamenten maken die diverse bankgebouwen in Indië zouden sieren.34 Via hen kwam hij in contact met andere beeldhouwers, die hem inspireerden tot vormen van vernieuwing in de trant van de Engelse Arts and Crafts, die vooruitlopen op die van de Art Nouveau of Jugendstil.

Cuypers_p001_320_HT.indd 18

Marius Hulswit woonde eind 1885 weer in Amsterdam. Hij werkte bij het architectenbureau Van Rossem en Vuyk.35 Daar ontwierpen ze vooral utilitaire gebouwen met ijzerconstructies, waardoor Hulswit daar uitgebreid kennis mee maakte. Wellicht had hij weet van de bouw van de Sint-Jozefkerk in Groningen.36 Die kerk kreeg, tamelijk uniek voor Nederland, een opengewerkte torenspits van gietijzer.37 Bij de bouw was pater Antonius Dijkmans sj (1851-1922) betrokken.38 Het kerkbestuur had deze pater als opzichter naar voren geschoven.39 In 1889 kwamen in Amsterdam maar liefst vier door Ed. Cuypers ontworpen kapitale herenhuizen gereed aan de Sarphatistraat. 40 Mogelijk kwam hij daar Marius Hulswit wel eens tegen, want het architectenbureau Van Rossem en Vuyk werkte op hetzelfde moment aan de bouw van een aangrenzend pand. 41 Na oplevering van het Rijksmuseum verhardden de discussies tussen voor- en tegenstanders van P.J.H. Cuypers binnen het Genootschap Architectura et Amicitia. Een meerderheid van het genootschap schreef hem af als horend bij de vorige generatie. 42 Daar behoorde in hun ogen iedereen toe die vasthield aan de internationale neostijlen. Al discussiërend kwamen ze op het idee om op zoek te gaan naar een nationale stijl. De debatten gingen ook over de rol van de techniek in de bouw. Voor Eduard was de toepassing daarvan vanzelfsprekend. 43 Het grote elan dat Eduard Cuypers gedurende vijf jaar in het genootschap had gebracht, verdween door al die discussies. In 1888 verliet hij het bestuur. 44 Wel bleef hij nog ruim 25 jaar lid van A et A, maar of hij er nog veel kwam, valt te betwijfelen. 45 Mogelijk ontsnapte hij aan die benauwende coterie met een bezoek aan de indrukwekkende wereldtentoonstelling in Parijs. De daarop volgende jaren vervaardigde zijn bureau veel ontwerpen in de stijl van de neorenaissance, waaronder dat voor het station van ’s-Hertogenbosch. Dat verschilde qua stijl aanzienlijk van het Centraal Station in Amsterdam. In 1892 leverde het bureau van de ondertussen 33-jarige Eduard het twintigste project op. Het publiek beschouwde Hotel Polen aan de Kalverstraat bij de opening als een sensatie door de eigentijdse, maar nog uiterst zeldzame voorzieningen als elektrische verlichting, centrale verwarming, een hydraulische lift en tal van telefoonaansluitingen. 46 Op het zelfde moment gaf de drie jaar oudere Berlage, die tot dat moment nog niet één gebouw op zijn eigen naam had staan, les op de Quellinusschool. 47 De naam van zijn voorganger Hulswit zal daar zeker wel eens gevallen zijn. Buiten de schoolmuren hield Berlage op indringende wijze boeiende lezingen over wat hij goed en niet goed achtte in de architectuur. Veel jongeren hingen aan zijn lippen. Eduard Cuypers pakte opnieuw een project op. Amsterdam kreeg er een aansprekend gebouw bij dat de laatste architectuurontwikkelingen in Amerika op de voet volgde. 48 Aan het Spui kwam een winkelpand te staan, dat zich met hoge vensters vol overtuiging presenteerde naar de publieke ruimte en daardoor

03-01-18 11:40


Op de burelen in Amsterdam en Batavia

19

Amsterdam, het voormalig Meubelmagazijn Jansen & Co aan het Spui, ontworpen door Eduard Cuypers in 1892 en geĂŻnspireerd op de laatste ontwikkelingen in de Amerikaanse architectuur foto j. olie, saa

Cuypers_p001_320_HT.indd 19

03-01-18 11:40


20

Nederlandse architectuur in Indonesië 1897-1927

iedereen uitnodigde. 49 Het meubelmagazijn Jansen kreeg vanuit het buitenland positieve kritiek.50 Er zat iets sprankelends in zijn concepten, dat in het later door Berlage gepropagandeerde rationalisme ontbrak.51

Op 9 april 1890 stortte de rooms-katholieke kerk van Batavia met donderend geraas in.52 Er vielen geen slachtoffers. Het gebouw, ooit een woonhuis, was in 1880 verbouwd tot kerk met een ‘passend front’.53 Er moest een nieuwe kerk komen. Pastoor Dijkmans sj, die zijn werkterrein in Nederland in 1888 had verruild voor Batavia, sloeg zelf aan het ontwerpen.54 Hij tekende een grote neogotische kathedraal.55 Mogelijk vond hij dat Batavia niet onder hoefde te doen voor Keulen, waar amper tien jaar eerder de indrukwekkende gotische Dom gereed was gekomen.56 Hoewel geld voor zo’n omvangrijk gebouw ontbrak, startte de bouw hoopvol. Na een paar maanden lagen de fundamenten er, maar daarmee was het geld op. Noodgedwongen vonden de kerkdiensten plaats in een speciaal voor dat doel gebouwde houten loods. De pastoor vertrok met ziekteverlof naar Nederland. Er moest geld, heel veel geld, opgehaald worden, vooral in Nederland, om het ambitieuze plan uit te voeren. In 1893 reisde Marius Hulswit met vrouw en kind naar Indië terug, om daar een nieuw leven op te bouwen. Het jonge gezin vestigde zich in Batavia. Hulswit kreeg een baan bij de Maatschappij tot exploitatie van de Werf, die professionals verhuurde aan bedrijven. Om aan hun activiteiten bekendheid te geven, plaatste de firma regelmatig advertenties in kranten met teksten als: ‘Onze technisch bouwkundige, de heer Hulswit, die zowel in Europa als in Indië de leiding van grote bouwwerken heeft gehad kan alle werken op dit gebied met kennis van zaken en accuratesse uitvoeren. Dat kunnen wij u verzekeren’.57

Het werkte. Hij werd benaderd voor de bouw van het onderkomen van de Raad van Justitie in Soerabaja. Een ingenieur van Waterstaat had daarvoor een schetsplan gemaakt.58 Ze vroegen hem of hij wilde controleren of dit constructief klopte, maar ook of hij het wilde bouwen. Dat wil hij wel, maar niet vanuit Batavia. Op 4 mei 1894 vertrok hij bij zijn werkgever en voer hij met vrouw, kind en schoonzus naar Soerabaja.59 Vermoedelijk deden zijn schoonouders hem in die tijd ook het voorstel om in hun familiebedrijf te stappen.60 Vanaf dat moment zat hij in de Boomstraat te Soerabaja. Hier presenteerde hij zich niet alleen als aannemer, maar ook als architect. Wekelijks verschenen advertenties in de krant waarmee hij reclame maakte voor de zaak. Ondertussen werkte hij, samen met de ingenieurs van Waterstaat, gewoon door aan het Paleis van Justitie. Het ontwerp stoelde in hoge mate op de handboeken waar Waterstaat intensief gebruik van maakte. Deze waren geënt op de bouwpraktijk in Europa.61 In Indië moest echter veel geïmproviseerd worden, zeker wat betreft de bouwmaterialen, want anders moest er te veel uit Europa komen. In 1895 kwam tijdens de bouw een deel van het dak naar beneden.62 Er volgden inspecties om na te gaan of de constructie wel deugde.63 Daar bleek het niet aan te liggen. De bodem was niet al te best en dat kon Hulswit niet worden aangerekend. Hij breidde zijn netwerk binnen Soerabaja uit en kwam bekend te staan als praktisch bouwer. Hierdoor raakte hij ook betrokken bij de uitbreiding van de gebouwen van de Zusters Ursulinen. Daarnaast afficheerde hij zich als specialist op het gebied van pleisterwerk met portland. Daar viel geld mee te verdienen, want vrijwel elk pand in Indië kreeg een bepleistering vanwege de inferieure kwaliteit van de inheemse baksteen. In augustus 1895 opende het Paleis van Justitie op gepaste wijze zijn deuren. Het gebouw zou daarop nog wel wat verzakken, maar dat viel niet op zolang de naden regelmatig werden dichtgesmeerd met cement.64 Omstreeks die tijd had de katholieke parochie in Soerabaja behoefte aan een nieuw kerkgebouw, waarvoor Hulswit in 1896 een voorstel

Batavia: het katholieke kerkgebouw in gebruik tot 1890 cnj

Batavia, De kerk ineengestort op 9 april 1890 cnj

Hulswit de pionier: 1895-1910 Batavia 1890-1895: Hulswit weer naar Indië

Cuypers_p001_320_HT.indd 20

03-01-18 11:40


Op de burelen in Amsterdam en Batavia

deed. Hij ontwierp een kerk in Romaanse stijl en voegde daar een globale begroting bij. In overleg met het kerkbestuur paste hij het ontwerp aan, maar na herberekening bleek het plan nog steeds te duur uit te vallen en bleef de uitvoering ervan achterwege.65 Misschien niet alleen vanwege de kosten, maar mogelijk ook door de bouwstijl. In Nederland moest in die tijd elke katholiek kerk neogotisch zijn, in Indië blijkbaar ook. Amsterdam 1896-1897: Er is meer dan Nederland

In 1896 kwam Berlage tot de conclusie dat; ‘de architectuur van P.J.H. Cuypers de enige is die verdient te worden bekeken, eenvoudig omdat alleen dat architectuur is met een blijvende waarde’.66 Eduard Cuypers’ station in ’s-Hertogenbosch, dat kort te voren gereed kwam, verdiende die aandacht blijkbaar niet.67 Berlages invloed won in Nederland alsmaar aan kracht. Het station kreeg door de vakwereld decennia lang een negatief oordeel.68 George Willem van Heukelom (1870-1952), werkzaam voor de spoorwegen, maakte voor het station in ’s-Hertogenbosch de stationsoverkapping.69 Cuypers en hij werkten uitstekend samen en sloten vriendschap. Geprikkeld door Berlages uitspraken bezochten ze een lezing van hem, om achter zijn geheim te komen.70 Ze moeten ontdekt hebben dat Berlages beschouwingen over architectuur boeiden, maar dat hij in zijn oordelen nogal dwingend was. Daarbij gedroeg hij

21

zich strategisch: kort nadat P.J.H. Cuypers als gemeenteraadslid van Amsterdam een pleidooi hield om Berlage als architect voor de bouw van de Beurs aan te wijzen, noemde Berlage het een ‘onsterfelijke verdienste’ van Pierre Cuypers dat hij de bouwkunst ‘door het juiste begrip uit het dal omhoog had geleid’.71 Veel zin om zich te mengen in discussies als deze had Eduard niet. Hij dacht en ontwierp niet vanuit de theorie, maar deed dat vooral intuïtief. Voor hem behoorde architectuur niet tot de genietingen die door de ratio tot stand konden komen. Toch wekte Berlage zijn bewondering op, al was het maar omdat zijn kijk op de architectuur bij al zijn vakgenoten discussie opriep. Los daarvan plaatste Eduard in 1896, en plein public, een aantal kritische kanttekeningen bij het door Berlage gepresenteerde ontwerp van de Beurs.72 Zijn bezwaren betroffen vooral de gevel aan het Damrak. Die vond hij veel te gesloten en daarom ronduit onvriendelijk qua beleving. Bovendien beschouwde hij het functioneel gezien als erg onlogisch dat de publieksentree zichtbaar belangrijker overkwam dan de toegang voor de handelaren.73 Berlage pakte dit niet op en de opdrachtgever, de gemeente Amsterdam evenmin.74 Sindsdien onthield hij zich van commentaar op andermans werk, terwijl de meeste collega’s daar juist meer en meer een gewoonte van maakten. Zo voerde de gemeente Amsterdam in 1899 een verordening in, die bepaalde dat de architectuur van een gebouw eerst moest

Soerabaja, paleis van Justitie, gebouwd in 1895 door M.J. Hulswit, foto rond 1930 con

Cuypers_p001_320_HT.indd 21

03-01-18 11:40


22

Amsterdam, de Amsterdamsche Bank, ontworpen door Ed. Cuypers in 1897 met een geheel open gewerkte fantasievolle gevel. Het pand is gesloopt in 1966 saa Amsterdam, tekening van Eduard Cuypers deRijk versiering Amsterdam, het architec tenbureau Ed. Cuypers in 19 02 met staande van links naar voor rechts, Rijksen,van Guillaume la Croix, onbekend, Joan van der Meij, deLHogesluisbrug met op de achtergrond het midden paleis vanhni-croi Volksvlijt Michel de Klerk en staande daarnaa st Nico ansdorp. Eduard Cuypers poseer t in het Gedenkboek 189 8 p. 268

Amsterdam, het architectenbureau Ed. Cuypers in 1902 met staande van links naar rechts, Rijk Rijksen, Guillaume la Croix, onbekend, Joan van der Meij, Michel de Klerk en staande daarnaast Nico Lansdorp. Eduard Cuypers poseert in het midden hni-croi

Cuypers_p001_320_HT.indd 22

03-01-18 11:40


Op de burelen in Amsterdam en Batavia

Amsterdam, tekening van Eduard Cuypers deRijk versiering Amsterdam, het architectenbureau Ed. Cuypers in 19 02 met staande van links naar voor rechts, Rijksen,van Guillaume la Croix, onbekend, Joan van der Meij, Hogesluisbrug op deposeer achtergrond het midden paleis vanhniVolksvlijt Michel de Klerk en staande daarnaast Nicode Lansdorp. Eduardmet Cuypers t in het croi Gedenkboek 189 8 p. 268

worden goedgekeurd door het gemeentebestuur. Pas dan verkocht de gemeente de bouwgrond.75 Dit moet Eduard hebben ervaren als beknotting van zijn creativiteit. Het druiste ongetwijfeld ook in tegen zijn gevoel dat niet een gemeente, maar dat de opdrachtgever het karakter van een gebouw bepaalde. De vrees moet Eduard bekropen hebben dat hij binnenkort een stijl gedicteerd zou krijgen van gesloten gevels met een sober karakter.76 Eduard had niets met ‘muren die je geheel omgeven omdat die je isoleren en somber maken’. In zijn eigen woorden: ‘de vroolijkheid van een vertrek of een gebouw staat in het nauwste verband tot het aantal openingen, die het bezit’.77 Op een vergadering van de Maatschappij tot Bevordering van de Bouwkunst sprak hij vol flair over zijn meest recente gebouw, de Amsterdamsche Bank aan de Herengracht in Amsterdam.78 Enthousiast toonde hij zijn collega’s het pand na afloop van de bijeenkomst. De gevel aan de gracht was met de hoge ramen transparant en vertoonde een opgewekte Tudorstijl met hier en daar een vleugje Art Nouveau.79 Eduards inspiratiebron bestond uit een mix van vernieuwende invloeden uit Engeland, Frankrijk en België. Uit latere reacties van collega’s bleek dat zowel de Art Nouveau als de vroegere uit Engeland afkomstige Arts and Crafts door menigeen afgedaan werd als ‘ziekelijk, tegennatuurlijk en on-Nederlands’.80 Ze vonden het bankgebouw niet rationeel en niet ‘Hollandsch’ genoeg.81 Daarbij wezen ze op de nationale bouwtraditie en een nationale stijl.82 Ook in het bouwkundig onderwijs vond ‘een zoeken plaats naar een oorspronkelijke én eigentijdse Hollandse schoonheid’. Dit met als achterliggend doel het vinden van een eigen stijl.83 Eduard negeerde deze pogingen om de bouwkunst te reduceren tot één of twee stijlen. Liever concentreerde hij zich op de ontwikkelingen in het buitenland.84 Door zijn betrokkenheid bij de opbouw van het Nederlandse paviljoen op de koloniale tentoonstelling in Brussel in 1897 moet hij in contact zijn gekomen met buitenlandse collega’s.85 Dat zal hem des te meer gestimuleerd hebben het vooral buiten de landsgrenzen te zoeken.

23

Amsterdam: 1898 Inhuldigingsfeesten met het hoge bezoek uit Indië gedenkboek 1898, p. 313

Amsterdam, de Nederlandse Bank feestelijk uitgedost op 6 september foto: j. olie 1898, saa

Amsterdam 1898: Amsterdam in feesttooi

In 1898 vond in Amsterdam de inhuldiging plaats van Wilhelmina als vorstin. Het Rotterdamsch Nieuwsblad van 5 september meldde hierover: ‘De feestopschik van de intochtweg is door de architecten Ed. Cuypers en W. Kromhout ontworpen.86 Het gedeelte dat de heer Cuypers voor zijn rekening heeft genomen is werkelijk feestelijk, licht, petilant en kleurig […] Erepoorten heeft de heer Cuypers niet nodig gehad. Hoge palen, verbreed aan de voet door een vierkant omhulsel in lichte kleurtjes beschilderd. Hier en daar zijn die palen op het middenstuk verbreed met bloemkorven. Op het Frederiksplein staan masten rondom de grote fontein, waaruit in asymmetrische prettig-moderne stijl krullen springen, gesneden uit dun hout dat in lichte kleuren is geschilderd’.87 De krant vervolgde:

Cuypers_p001_320_HT.indd 23

Amsterdam, tekening van Eduard Cuypers voor de versiering van de Hogesluisbrug met op de achtergrond het paleis van Volksvlijt gedenkboek 1898 p. 268

03-01-18 11:40


24

Nederlandse architectuur in Indonesië 1897-1927

‘Het meest-besproken gelegenheidsstuk van de dag is de gouden koets. Dit ‘huldeblijk van het Amsterdamse volk aan Hare Majesteit Koningin Wilhelmina’ stond te kijk gesteld tegen een kwartje entree in het Paleis voor Volksvlijt. De hele dag ging er een stroom mensen langs, bewonderend, genietend’. Het beeldhouwwerk op de koets was van Van den Bossche en Crevels. De schilderingen op de koets tonen inwoners van Indië, die een tribuut brengen aan een Europees ogende hoogwaardigheidsbekleedster. Inderdaad waren er vorsten uit Indië overgekomen om hulde te brengen aan de jonge koningin. Ze werden, met vele anderen, ontvangen in het Concertgebouw.88 Eduard, die hier als concertganger vaker kwam, had voor deze gelegenheid de grote zaal heringericht.89 Op zijn bureau werkten hij en zijn mannen aan plannen voor vier villa’s, waaronder het woonhuis annex bureau voor Eduard zelf. Op de ruime, ongebruikelijke afmetingen van de kavel kwam op de tekentafels een fors gebouw tot stand. Het bood naast zijn eigen woning en een kantoor voor zijn architectenbureau ook ruimte aan enkele toonkamers, een atelier en woonruimte voor medewerkers als Joan Melchior van der Meij (1878-1949) en Michel de Klerk (1884-1923).90 Soerabaja 1898: Ook op afstand weet Berlage het beter

Het zat Marius Hulswit in Soerabaja niet mee. Zijn vrouw werd vermoedelijk opgenomen in een inrichting. Van het bestuur van de katholieke kerk hoorde hij dat zijn collega W. Westmaas uit Semarang de nieuwe kerk van Soerabaja mocht bouwen. Westmaas tekende, wat Hulswit vermoedelijk al vreesde, een neogotisch ontwerp, waarvan de begroting werd goedgekeurd.91 Wel ontving Hulswit de opdracht voor een kantoorpand aan de Willemskade in Soerabaja van de Levensverzekeringsmaatschappij de Algemeene. Zijn ontwerp werd ter goedkeuring naar het hoofdkantoor in Amsterdam gestuurd. De reactie liet op zich wachten, doordat ook Berlage naar zijn oordeel werd gevraagd.92 Die keurde het af. In een brief aan de opdrachtgever schreef hij: ‘het ontwerp is dat van een villa-achtig winkelhuisje ontworpen door een kleine architect. Het is deze architectuur die onze mooie steeden en stadjes leelijk heeft gemaakt.’ 93 Later herhaalde hij die woorden op een lezing.94 Hulswit maakte een nieuw ontwerp, dat opnieuw aan Berlages oordeel werd blootgesteld. Deze bleef ontevreden en sloeg nu zelf aan het tekenen. Hij nam het ontwerp van Hulswit over en spiegelde de gevel, waardoor er symmetrie ontstond. Hierdoor verdubbelde hij het pand in breedte. In de hoge kap verwerkte hij enkele werkvertrekken, wat in Indië ongebruikelijk was: een kap diende daar uitsluitend voor de ventilatie.95 De architect Charles Wolff Schoemaker noemde het pand later ‘volkomen ongeschikt voor de tropen’.96 Bij wijze van troost kreeg Hulswit te horen dat hij uitvoerder mocht zijn op de bouwplaats. Als aannemer trad de firma J.E. Scheffer op.97

Cuypers_p001_320_HT.indd 24

Aangezien vrijwel alle bouwmaterialen uit Nederland moesten komen, kreeg hij het als uitvoerder niet gemakkelijk. Gelukkig kwam er beter nieuws, uit Batavia.98 Op basis van een goedgekeurde kostenraming mocht hij daar de nieuwe katholieke kerk realiseren.99 Het basisontwerp kwam weliswaar van de eerder genoemde pastoor Dijkmans, maar deze was definitief naar Nederland vertrokken.100 De fundamenten gingen ondertussen verscholen onder een overwoekerende vegetatie, maar geld was er voldoende. Hulswit besloot naar Batavia te verhuizen en verkocht, zoals gebruikelijk was in Indië, zijn inboedel op een vendutie.101 Hij zette zijn 13-jarige zoon op de boot naar Nederland.102 Jan Frederik groeide op bij zijn oom en tante.103 Hulswit vertrouwde zijn bedrijf, met instemming van zijn schoonouders, die er financieel nog aan deel namen, toe aan een compagnon. Wellicht sloot hij niet uit dat hij terug zou keren om het weer op zich te nemen. Zonder bemoeienis van Hulswit realiseerde in 1901 aannemer Scheffer het ontwerp van Berlage, geënt op dat van Hulswit, aan de Willemskade.104 Batavia 1899: De kathedraal komt gereed

De bouw van de kathedraal in Batavia beleefde in 1899 daadwerkelijk een herstart. Hulswit selecteerde de mensen, van wie hij inschatte dat die het vak konden leren. Hij werkte met ze zoals zijn leermeester P.J.H. Cuypers dat deed bij de bouw van het Rijksmuseum in Amsterdam. Tussen alle werkzaamheden door ontmoette hij een nieuwe liefde, Elize Karthaus, een vrouw van gegoede familie. In Soerabaja werd zijn eerste huwelijk formeel ontbonden.105 Kort daarop verloofde het paar.106 Hij kwam in contact met pastoor M.J.D. Claessens in het 50 kilometer zuidelijk gelegen Buitenzorg. Met hem regelde hij dat de oudere jongens op het Vincentius Instituut onder zijn leiding het kerkmeubilair konden maken in de werkplaats, die hij daar inrichtte. Daarnaast werkte hij aan de nieuwbouw voor dit instituut, waarvoor de plannen klaar lagen, gemaakt door de architect Van der Ploeg, die onverwacht stierf. Op 15 februari 1900 kwam de eerste fase van de nieuwbouw voor het Vincentius gereed. In Batavia volgde Hulswit voor de kathedraal op hoofdlijnen het plan van pater Dijkmans sj. Deze ging, getuige zijn bouwtekeningen, echter niet uit van opgewerkte gietijzeren spitsen, hoewel hij daar wel een goed voorbeeld van had gezien bij de bouw van de Sint-Jozefkerk in Groningen uit 1887.107 Hulswit koos wel voor gietijzer. Hij maakte de tekeningen voor de spitsen, die per schip naar Europa gingen, om daar te worden vervaardigd. Een paar maanden later kwamen de spitsen per schip in delen in Batavia aan, om met touwen omhoog gehesen te worden langs de duizenden bamboe steigerpalen.108 In 1900, tussen alle werkzaamheden door, trouwden Marius Hulswit en Elize Karthaus.109 Beiden maakten een jaar later de inwijding van de nieuwe kathedraal mee. Daarvoor kreeg Marius Hulswit alle

Batavia , pater Antonius Dijkmans sj (1851-192 2) die het ontwerp voor de kathedraal ma akte cnw Batavia , het Waterlooplein in de jaren Batavia: der tig met de kathedraal opjaren de achtergrond De kathedra al in de der tig chw con

03-01-18 11:40


Op de burelen in Amsterdam en Batavia

25

Batavia, het Waterlooplein in de jaren dertig met de kathedraal op de achtergrond con Batavia, pater Antonius Dijkmans sj (1851-192 2) die het ontwerp voor de kathedraal maak te cnw Batavia, het Waterlooplein in de jaren der tig met de kathedraal de achtergrond Batavia: De kathedraal in deopjaren der tig chw con

Batavia, pater Antonius Dijkmans sj (1851-1922) die het ontwerp voor de kathedraal maakte cnw

Batavia: De kathedraal in de jaren dertig chw

Cuypers_p001_320_HT.indd 25

03-01-18 11:40


26

Nederlandse architectuur in Indonesië 1897-1927

eer. Niet zonder enige trots liet hij een gevelsteen in de kerk metselen met daarop in het Latijn de tekst: ‘Marius Hulswit Architectus erexit me 1899-1901’ Marius Hulswit Architect bouwde mij 1899-1901’.110 Later zou Berlage schrijven dat ‘die niet op deze manier gebouwd had mogen zijn’.111 Amsterdam 1899: Een huis vol jongeren en toonzalen

Eduard Cuypers betrok in 1899 zijn nieuwe huis aan de Jan Luykenstraat. Zelf woonde hij op de begane grond. De eerste en tweede verdieping werd geschikt gemaakt als, wat hij zelf noemde, een ’jonggezellenwoning’.112 De bibliotheek kreeg een prominente plek in huis. Deze herbergde talloze boeken op het gebied van kunst, cultuur en architectuur.113 Hij kocht ze voor zichzelf, maar ook voor zijn medewerkers als hij dacht dat die er wat van op konden steken.114 Dat gold ook voor zijn abonnementen op tal van internationale tijdschriften op het gebied van architectuur, kunst en cultuur.115 De zolder van het pand was ingericht als atelier voor kunsthandwerk. Daar waren vrouwelijke medewerkers aan het werk met gordijnen, lampenkappen, meubelbekleding en dergelijke. Daarnaast was daar een restauratieafdeling. Eduard richtte enkele vertrekken in als toonkamer waar bezoekers geïnformeerd konden worden over de laatste ontwikkelingen in de binnenhuisarchitectuur. Hij noemde zijn zaak Het Huis, mogelijk als verwijzing naar zijn nieuwe pand. Met deze formule hoopte hij meer opdrachten binnen te halen.116 In 1899 kwam de 18-jarige André Vlaanderen (1881-1955) bij hem werken, die gedurende ruim tien jaar als grafisch talent een grote bijdrage aan het imago van het bureau zou leveren. Een jaar later nam hij de 23-jarige Guillaume la Croix (1877-1923) in dienst. Hij ontdekt diens vaardigheden en besefte dat hij hem ook kon inzetten als meubelmaker. La Croix bleef acht jaar bij Cuypers werken.117 Het nieuwe onderkomen ontving in het buitenland gunstige kritiek.118 Zijn werk vond over de grens sowieso meer weerklank dan in eigen land. Ondertussen genoot hij in Nederland wel aanzien. In 1899 werd hij, te gast op het hofbal in het Paleis op de Dam, aan de koningin voorgesteld.119 Ook daar zal hij, vol van zijn projecten en met overtuigingskracht en charme, over het werk op zijn bureau gesproken hebben. Amsterdam 1900-1902: Behagen in plaats van rationaliseren

Vanaf 1900 werd, onder aanvoering van Berlage, in Nederland een bewustzijn in de bouwkunst op gang gebracht, dat de naam ‘rationalisme’ meekreeg, waarbij de gedachte postvatte dat architectuur uitsluitend rationeel moest worden gedacht. Een groeiende groep architecten keerde zich tegen de gevoelsmatige aanpak. Zij verwierpen alle stijlen uit de vorige eeuw, waarmee ze zich structureel keerden tegen mensen als Eduard Cuypers. Hij op zijn beurt had niets met dit dogmatisme, dat alles beredeneerde en zich principieel uitsprak tegen stij-

Cuypers_p001_320_HT.indd 26

len uit het verleden. Zelfs Berlages eigen Beurs, die in in 1903 gereed zou komen, bevatte diverse stijlen uit vorige eeuwen. Daar ontkom je niet aan, moet Cuypers naar de woorden van William Morris (1834-1896) gemeend hebben.120 Binnen A et A werd daar anders over gedacht. Berlage werd, bijna twintig jaar na Eduard Cuypers, lid van dit genootschap. In 1900 benoemden de leden hem tot voorzitter.121 Door leeftijd en ervaring bezat hij een positie, waarmee hij sturing kon geven aan discussies over de juiste bouwstijl. Deze tendeerden naar een ‘licht-historiserende Hollandse frisse stijl’ zolang nabootsing uitbleef.122 De herleving van het Nederlandse in deze bouwstijl ging gelijk op met een groeiend nationaal gevoel.123 Cuypers moet de keuze van zijn collega’s, net als het rationalisme van Berlage, gezien hebben als lokaal geneuzel, dat internationaal gezien amper telde. Ook moet hij vraagtekens geplaatst hebben bij het beginsel om ‘eenvoud te betrachten’ en zich te beperken tot ‘het noodzakelijke’. Voor versiering en ‘weelde’ gebruikten steeds meer Nederlandse vakgenoten het woord ‘behaagzucht’.124 Eduard was bevriend met enkele zeer bekende Duitse en Oostenrijkse architecten die daar wezenlijk anders over dachten.125 Daar trok hij zich aan op. Voor Eduard golden nog steeds de woorden van John Ruskin (1819-1900), dat een architect, los van alle functionele eisen rond zijn ontwerp, ook voor een sprookje moest zorgen.126 Hij bezocht, om de verbeelding te prikkelen, de wereldtentoonstelling in Parijs in 1900.127 Samen met enkele medewerkers reisde hij er heen om ze tonen wat zich buiten de Nederlandse grenzen afspeelde.128 In Parijs bleek alles ‘behaagzucht’. Terug in Amsterdam rondde zijn bureau een grote klus af, namelijk het ontwerp en de bouw van maar liefst 33 middelgrote en kleine spoorwegstations in Groningen, Drenthe en Overijssel.129 De meeste stations werden zakelijk uitgevoerd in de geest van de aanbevolen rationele stijl, want ook dat was hij bereid te leveren. Als het moest, werkten ze met sobere vormen, maar versoberen was voor hem geen doel op zich. Het moet Cuypers zijn opgevallen dat, anders dan in zijn jonge jaren, de Nederlandse pers betrekkelijk weinig aandacht aan zijn werk besteedde. Het aantal opdrachten nam ook af. Daarnaast had en kreeg atelier Het Huis de nodige concurrentie. Niet alleen de architecten J.L.M. Lauweriks en K.P.C. de Bazel dreven al vanaf 1895 een atelier voor kunstnijverheid, ook Berlage startte in 1900 met een aantal collega’s een meubelzaak in Amsterdam, met de vergelijkbare naam ’t Binnenhuis. Daar werden bewust alleen producten van Nederlandse kunstenaars verhandeld.130 Bij Cuypers was alles kosmopolitischer.131 Om zijn zaak draaiende te houden nam Cuypers drie besluiten; hij zou zelf meer naar buiten treden, onder andere binnen de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst.132 Er moest meer reclame voor de zaak komen en er moest slimmer ingespeeld worden op de rol van de vrouw. Cuypers nam zich voor om bij de bouw van een woning, behalve de opdrachtgever ook

03-01-18 11:40


Op de burelen in Amsterdam en Batavia

27

’s Hertogenbosch, het station dat in 1896 gereed kwam werd ontworpen door Ed. Cuypers. Het werd in de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd en daarna gesloopt con

Parijs, de wereldtentoonstelling van 1900 met een overdaad aan wat de rationalisten behaagzucht noemden cof

Cuypers_p001_320_HT.indd 27

03-01-18 11:40


28

Nederlandse architectuur in IndonesiĂŤ 1897-1927

Amsterdam: Het pand van Ed. Cuypers aan de Jan Luykenstraat 2 en 2A die architektur des xx jahrhunderts p. 29

Amsterdam, Jan Luykenstraat: 2. entree, 3.vestibule, 4. hal, 18. balkon, 20. werkkamer, 25. woonkamer, 26. slaapkamer, 27. badkamer, 29. garderobe, 32. keuken, 34. kantoor, 48. serre, 47. tuin, 59. Bureau. De begane grond etage van het hoekhuis werd als toonzaal gebruikt en de grote slaapkamer op de tweede etage was als wellicht als bibliotheek in gebruik die architektur des xx jahrhunderts p. 65

diens echtgenote te betrekken, zeker wat betreft de inrichting en de vormgeving. Om maatwerk te kunnen leveren besloot hij zijn atelier voor bouw- en binnenhuiskunst verder uit tebouwen. In 1902 kreeg dit concreet gestalte toen aan Kerkstraat 310 de deuren open gingen van het Atelier voor Decoratieve

Cuypers_p001_320_HT.indd 28

Kunst. Dit bestond uit een aantal werkplaatsen voor meubels, maar ook uit een beeldhouwerij, een schilderwerkplaats en een smederij. Hier werkten eveneens vrouwen.133 Veel van de producten uit het atelier belandden in de toonzalen aan de Jan Luykenstraat. Er ontstond een productiebedrijf waarbinnen

03-01-18 11:40


Op de burelen in Amsterdam en Batavia

voortdurend afstemming plaatsvond tussen de architecten en de kunstenaars op de ateliers. Piet Kramer (1881-1961), die in 1903 bij Cuypers kwam werken, liet zich hier later lovend over uit.134 Alles was erop gericht om samen één goed eindproduct af te leveren. Eind 1902 kwam Eduards vader te overlijden. Hij kocht voor zijn vader en voor zichzelf, een graf op Zorgvlied. Op zijn drieënveertigste hield hij er rekening mee dat hij de rest van zijn leven alleen zou blijven. Batavia 1901-1903: Werk in de bouw door de ‘ethische politiek’

In de troonrede van 1901 liet de jonge koningin weten dat het Nederlandse volk een ‘zedelijke roeping’ had naar Indië. Hiermee begon de zogenoemde ethische politiek.135 Werd de koloniale band in de 19de eeuw nog verdedigd met een beroep op het Nederlandse belang, aanhangers van de ethische politiek keerden dit om: wat vroeger een recht was, werd een al dan niet van Godswege aan het Nederlandse volk opgelegde verplichting.136 Dat hield in dat de politiek vooral ten goede moest komen aan de inwoners en gericht moest zijn op vorming, gezondheidszorg en onderwijs.137 Dat alles uiteraard op westerse leest geschoeid, want alleen dat stond in de ogen van het moederland garant voor vooruitgang.138 Door deze politiek trokken meer Nederlanders naar Indië, waaronder naar verhouding veel vrouwen.139 Dat maakte dat de bestaande westerse winkels groeikansen zagen. Marius Hulswit ontving mede daardoor een paar opdrachten voor de verbouw van winkels in Batavia. Veel geld daarvoor was er niet. Ondertussen vader geworden van een dochter hield Marius Hulswit naast deze klussen volop tijd over voor zijn gezin. Door de ethische politiek ging ook overheidsgeld naar de Katholieke Kerk die een deel van de doelen van de ethische politiek ondersteunde. Hulswit vergaarde ondertussen roem met de kathedraal in Batavia. Pastoor Claessens in Buitenzorg bracht hem in contact met de Zusters Ursulinen die zich daar in 1901 hadden gevestigd.140 De Zusters wilden op korte termijn een nieuw scholencomplex. Hulswit slaagde er in dat in 1903 op te leveren.141 Daarnaast kreeg hij uit maar liefst drie steden het verzoek om een rooms-katholieke kerk te bouwen. Voor het nabijgelegen Buitenzorg kon hij de bouw betrekkelijk eenvoudig organiseren vanuit Batavia. Bovendien zat op de werkplaats van het Vincentius Instituut nog steeds veel expertise voor het maken van kerkmeubilair.142 Zelf maakte hij het ontwerp voor de kerk in Buitenzorg, een degelijk bouwwerk in neogotische stijl. De inwijding vond plaats in 1905. In Soekaboemi vergde de kerkbouw een andere aanpak. Die stad ligt verder van Batavia, wat het logistiek ingewikkelder maakte. Bovendien moest de constructie van het gebouw bestendig zijn tegen aardbevingen. De laatste grote beving vond in 1900 plaats.143 Hulswit koos voor een eenvoudige vakwerkconstructie van hout, die trillingen kon

Cuypers_p001_320_HT.indd 29

29

opvangen. Omdat het kerkbestuur altijd had gedroomd van een neogotische kerk, liet Hulswit het vakwerk zodanig buigen dat het een beetje gotisch oogde. Een redacteur van het Indisch Bouwkundig Tijdschrift vond het prachtig.144 Amsterdam 1903-1904: Architectuur, schepper van schoonheid

Op het bureau in Amsterdam kwamen een paar grote opdrachten binnen, onder andere voor een kantoorgebouw voor het Algemeen Handelsblad. Dat project moest, daar was iedereen van doordrongen, echt onderscheidend worden, aangezien het gebouw zeker de krant zou halen. In het atelier boetseerden de medewerkers een maquette van klei.145 Kort daarop benaderde de Amsterdamsche Bank Cuypers om het pand, waar hij ooit de voorgevel van ontwierp, uit te breiden. Bij deze opdracht ontmoette hij Gerard Vissering (1865-1937), de directeur van die bank. Het klikte tussen beiden en dat leidde tot een vriendschap die het bureau veel opdrachten zou opleveren. Over de uitbreiding meldde Bouwkundige Bijdragen: ‘de bouwmeester heeft zich vrijgehouden van de rationalistische opvattingen en zich niet wars getoond van chic, van voornaamheid, die kalme opschik niet uitsluit [...] Hij heeft zijn samenstelling in een kleedij gestoken, die geen opgesmukte feesttooi is, maar een vormelijk, sierlijk kleed’.146 Tussen het reguliere werk investeerde Eduard tijd in het bijeenbrengen van informatie, foto’s en tekeningen over dat wat op architectuurgebied in Nederland speelde. Het materiaal moest op aansprekende wijze gepresenteerd worden op de wereldtentoonstelling, die in 1904 in Saint Louis, in de Verenigde Staten ging plaatsvinden.147 Hij moet zich verdiept hebben in de architectuuropvattingen binnen dat land, die goed tot hun recht kwamen op de wereldtentoonstelling in 1893 in Chicago.148 Deze tentoonstelling wordt gezien als de start van de City Beautiful Movement in Amerika. De bijbehorende architectuur vertoonde sterk invloeden van de Parijse L’École des Beaux-Arts.149 Eduard ontdekte daarbij de prominente rol van het architectenbureau McKim, Mead & White, waar hij zich mee verwant gevoeld moet hebben, niet alleen vanwege hun architectuuropvatting, maar ook om hun bedrijfsvoering.150 Betreffend bureau werkte nauw samen met Daniel Durnham, de man die sinds de tentoonstelling van 1893 bekendheid genoot als de ontwerper van groots opgezette stedenbouwkundige plannen, zoals voor Washington DC, Chicago, San Francisco en zelfs voor Manila.151 Het moet Eduard Cuypers uit reportages zijn opgevallen dat op de Louisiana Purchase Exposition in Saint Louis de City Beautiful-beweging en de Beaux-Arts architectuur weer sterk vertegenwoordigd waren. Ook moet hij ervaren hebben hoe belangrijk educatie werd gevonden, gezien ook de slogan van deze tentoonstelling: ‘Education is the source of all progress’.152 Bij het verzamelen van bouwplannen voor Saint Louis ervoer Cuypers bij diverse

03-01-18 11:40


30

Nederlandse architectuur in Indonesië 1897-1927

Amsterdam: Het bureau op 13 april 1906, de dag van de indiening van de prijsvraagontwerpen voor het Vredespaleis in Den Haag. Links vooraan Herman Baanders en Joan van der Meij. Rechts van Eduard Cuypers zit Henri Estourgie, achter hem staan Guillaume la Croix en Michel de Klerk, daarvoor leunt Nico Lansdorp op de tafel. Op de voorgrond staat Charles Estourgie met rechts van hem Piet Kramer hni

Nederlandse collega’s weerstand over een tentoonstelling als deze, niet in het laatst bij Berlage, wiens werk hij uiteraard ook selecteerde. De City Beautiful-beweging bevestigde de opvatting bij sommigen onder hen dat ‘de verfraaiing van een stad vooral als werktuig van het kapitalisme gezien moest worden’.153 Hoe dan ook, zowel Eduard Cuypers als Hendrik Berlage werden beloond. Beiden ontvingen een bronzen medaille voor hun bijdrage op architectuurgebied. Berlage kreeg daarnaast een medaille als ‘leading artist in the Netherlands’. Aan Eduard Cuypers werd een diploma met gouden medaille verstrekt voor de grote zorg die hij besteed had aan zijn inbreng.154 Naar voorbeeld van diverse Amerikaanse collega’s besloot Cuypers een maandelijks tijdschrift uit te brengen, Het Huis.155 Daarmee wilde hij tonen waar zijn bedrijf goed in was en tegelijk educatieve artikelen aanbieden.156 Met voldoende advertenties moest het mogelijk zijn om het blad gratis te verspreiden onder een selectief publiek. André Vlaanderen droeg zorg voor een prachtige vormgeving. Andere medewerkers leverden afhan-

Cuypers_p001_320_HT.indd 30

Amsterdam, Eduard Cuypers gaf het maandblad Het Huis uit vanaf 1903 hhon

03-01-18 11:40


Op de burelen in Amsterdam en Batavia

kelijk van hun vaardigheden, bijdragen op momenten waarop ze even niet aan een opdracht werkten. In het eerste nummer liet Cuypers weten waar de architect volgens hem stond: ‘De architect mag tot de kunstenaars gerekend worden zolang hij mooie dingen mag maken’.157 Hij vervolgde “een probleem blijft dat aan het uitoefenen van geen enkele kunst zoveel ‘zwarigheden” verbonden zijn, ten eerste omdat voldaan moet worden aan allerlei eisen die de fantasie zullen beperken. Vervolgens moet het concept overgedragen worden aan anderen om de schepping van zijn gedachten tot werkelijkheid te maken’.158 Wel vond hij dat ‘de architectuur de schepper van schoonheid is’, iets wat collega Berlage een ‘ondragelijke verschijning van burgerlijk individualisme’ vond.159 Eduard moet dit allemaal zinloos getheoretiseer gevonden hebben. Hoe kun je iemand die de hele negentiende eeuw afdeed als ‘de eeuw der leelijkheid’ nog serieus nemen?160 Batavia 1905: Het kerkje van Atjeh

Rond 1904 kwamen op de kaart van Indië de laatste ‘open plekken’, onder één centraal gezag in Batavia. Zelfs in Atjeh heerste rust. Het gouvernement stelde geld beschikbaar als ‘goedmaker’ voor al het leed dat het ‘krachtige optreden’ had veroorzaakt. Dit werd geïnvesteerd in de aanleg van een ‘vredespark’, de bouw van een nieuw paleis voor de vorst en in een imposante moskee. Dit bouwwerk stond in schril contrast met het vervallen houten kerkje van de destijds bekende pastoor Verbraak. Later bij een ‘In Memoriam’ rond Hulswit werd een foto geplaatst van een ander houten kerkje dat, ontworpen door Hulswit, ergens in Kotaradja stond. Mogelijk reisde Hulswit omstreeks 1903 af naar de meest noordelijke punt

Kotaradja, het het houten kerkje in Atjeh ontworpen door Hulswit rond 1903 nion sept. 1922 p. 133

Cuypers_p001_320_HT.indd 31

31

van Sumatra om daar in relatief korte tijd dit schuurkerkje te bouwen.161 Pastoor Verbraak moet er blij mee zijn geweest. Zonder de hulp van Hulswit was de pastoor, net als bij zijn eerste houten kerkje, vrijwel zeker veel meer geld kwijt geweest.162 Mogelijk leverde dit Hulswit veel goodwill op in katholieke kringen. Retour in Batavia moet hij de gevolgen van decentralisatiewet in Indië ondervonden hebben. Deze schreef de instelling voor van stadsgemeentes.163 Elke stad van enige omvang kreeg door deze wet de status van een gemeente met een eigen bestuurlijke en ambtelijke organisatie. Zo hoefde er minder vanuit Batavia geregeld te worden.164 Net als in Nederland ontving elke stad daartoe financiële middelen, gekoppeld aan de eis om de besteding van de gelden goed te verantwoorden.165 Net als in Nederland hoorde bij elke gemeente een bestuur, een gemeenteraad, een gemeentewapen en natuurlijk, een gemeentehuis. De Kunstkring in Batavia schreef in 1905 een prijsvraag uit. De opdracht luidde om het ‘ideaal ontwerp’ te maken voor een gemeentehuis voor een gefingeerde stad op Java. Marius Hulswit zat in de jury evenals P.A.J. Moojen, die het initiatief had genomen.166 Als winnaar kwam een onbekende ambtenaar naar voren, waar nadien nooit meer iemand iets van vernam.167 Amsterdam 1905-1906: Eduard Cuypers of het runnen van een bedrijf

In 1905 nam Ed. Cuypers de Rotterdamse meubelfabriek Eckhart over.168 Hierdoor kreeg hij er in één keer honderd medewerkers bij. Op het architectenbureau en in het atelier werkten ongeveer vijftig mensen.169 Het bureau van Eduard Cuypers behoorde rond die tijd tot de grootste in Nederland. Hij kon zich wat omvang betreft spiegelen aan de grote bureaus in het buitenland, zoals dat van Otto Wagner in Wenen.170 Wellicht uit angst dat zijn tijd teveel opging in management, verliet Andre Vlaanderen het atelier. Hij was de drijvende kracht achter de vele ontwerpactiviteiten binnen Het Huis. Mede daardoor moest Cuypers vanaf 1905 enkele bestuursfuncties afstoten.171 In 1906 dong zijn bureau mee aan de prijsvraag voor het Vredespaleis. Eduard Cuypers was één van de vier Nederlandse architecten die daarvoor in aanmerking kwam. Hij en zijn mannen maakten maar liefst vier verschillende inzendingen, waar ze dag en nacht aan werkten. In de woorden van Vissering: ‘Cuypers leverde niet één, maar vier geheel verschillende ontwerpen in, met zóóveel detail-teekeningen, dat voor het vervoer naar Den Haag een geheele wagon noodig was’.172 Zijn modernste inzendingen liet zich in opzet vergelijken met het werk van de andere inzenders, waaronder Berlage. Het bezat een eenvoudige hoofdvorm en bevatte, los van enkele rijzige beelden, amper decoraties en nauwelijks verwijzingen naar een historische stijl.173 Helaas, een prijs kregen ze niet, zelfs geen eervolle vermelding.174 Zijn teleurstelling zal groot zijn geweest.

03-01-18 11:40


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.