Slagschaduwen

Page 1



6—

Etniciteit

De geschiedenis van Curaçao is één lange kleurrijke parade van nieuwkomers, als het mozaïek uit een caleidoscoop dat bij elke nieuwe draai een slag kantelt. Kort nadat de mannen van de West-Indische Compagnie het eiland op de Spanjaarden hadden veroverd, streken verschillende bevolkingsgroepen in hun kielzog neer op Curaçao. Allereerst blanke protestanten, te onderscheiden in een hoger echelon – voorname officieren, aristocratische kooplieden en hoge ambtenaren – dat zich vooral bezig hield met bestuurlijke taken, en een lager echelon – ambachtslieden, soldaten, winkeliers, zeelui – dat zich meer richtte op ambachtelijke werkzaamheden. Daarna diende een tweede blanke groep zich aan: de intellectuele, kosmopolitische Sefardische Joden, gevlucht uit Spanje en Portugal en via Amsterdam op het eiland beland. Tegenover deze blanke elites in de top van de piramide bevond zich vanaf de zeventiende eeuw een groeiende groep zwarte slaven uit Afrika in de voet van de piramide. De scherpe scheiding tussen top en bodem vervaagde in de loop der tijd door seksuele en sociale contacten die uitmondden in een nieuwe middengroep: de kleurlingen. Gilbert Wawoe: “De meesten van ons zijn bastaardkinderen. Was je dienstmeisje bij een shon, dan gingen de meester en zijn zonen met je naar bed. Het is niet toevallig dat Curaçaose dienstmeisjes nog steeds niet happig zijn op een 24-uursdienstbetrekking. Vaker vervullen West-Indische en Colombiaanse vrouwen die functie.”

Etniciteit

67


Loge Vergenoegen In de opbouw van de hedendaagse Curaçaose samenleving weerspiegelt zich de samenleving van vier eeuwen geleden. Gilbert Wawoe: “Aan de top staan nog steeds de afstammelingen van de blanke protestanten. Degenen die, als ik het badinerend zeg, lid zijn van de Club de Gezelligheid en Loge Vergenoegen. Zij vormden ten tijde van de kolonie het bestuur, de ambtenarij. De tweede laag is die van de Sefardische Joden. In de voorkoloniale tijd werden zij – net zomin als katholieken – voor vol aangezien en hadden ze nauwelijks toegang tot het ambtenarenapparaat. Daaronder staan de Asjkenazische Joden die begin jaren twintig van de vorig eeuw hier naartoe kwamen. Dan de immigranten uit Libanon en omstreken – die noemen wij Arabieren-, nog redelijk blank. Daarna krijgt je de mulatten, van licht tot donker. Dan de Surinamers. De rest van de demografie is een kwestie van kleur: zit er veel melk in de koffie of is het dubbele espresso? Hoe donkerder, hoe lager op de ladder. En helemaal onderaan bungelen de Haïtianen en Dominicanen.” Filomena Marquez: “Op Curaçao is lange tijd sprake geweest van een Europese elite die het onderwijs in handen had, de sociale verhoudingen bepaalde, de politiek dirigeerde en als een soort uitverkoren volk haar godsdienst en gewoonten beschouwde als de enige beschaafde en daar tegenover de onmachtige negroïde cultuur. Het was voor de zwarte klasse zo goed als onmogelijk om tot de blanke bourgeoisie door te dringen. De enkele kleurling die daarin slaagde, identificeerde zich met het blanke Nederlandse patroon en werd uitgemaakt voor makamba pretu, zwarte Nederlander.” Sluik haar, dunne lippen De sociale verhoudingen waren en zijn onmiskenbaar geschraagd door kleur. Daarbij gold het blanke schoonheidsideaal als ijkpunt en het zwarte als een karikaturale afwijking. Dat somatische normbeeld zit zo diep dat het zich zelfs in de taal heeft genesteld. Valdemar Marcha: “Kroeshaar heet in het Papiaments mal kabei, slecht haar. Je kleur verbeteren, drecha koló, betekent trouwen met een lichter getinte partner. Een diepzwarte huidskleur wordt aangeduid met de term tristu koló. Als een moeder ’s ochtends het haar van haar dochter ontkroest omdat het, zoals zij zegt ‘moeilijk, lelijk haar’ is, dan zal het kind zichzelf minderwaardig gaan voelen en proberen te lijken op een ander. En dat gevoel neemt het mee de volwassenheid in.” Herbert de Wind: “Er is in de loop van de tijd een soort periodiek systeem van kleur ontstaan met blank als het kostbaarste edelmetaal. Ik ben in 1932 geboren en vanaf de kleuterschool merkte ik dat de docenten anders omgingen met gekleurde kinderen. Op verschillende momenten heb ik ervaren hoe neerbuigend en misprijzend ze spraken over donkere mensen. Ik zat in de negende klas. Er had een akkefietje plaatsgevonden en de dader lag op het kerkhof. De frater wilde weten wie

68

Deel II


Etniciteit

69


verantwoordelijk was, maar iedereen hield zijn mond, waarop hij rood aanliep en tegen ons riep: ‘Slavenkinderen!’ Als één man zette de klas een stap vooruit, alsof ze hem op dat moment ter plekke wilde lynchen. De frater wist niet hoe snel hij zich uit de voeten moest maken. Een andere docent zei tegen ons: ‘De wijzen kwamen uit het oosten, maar jullie helaas uit het westen.’ Weet je wat dat met een kinderziel doet? Het bevestigt dat je een Untermensch bent. Witte kinderen werden op een andere manier behandeld dan zwarte kinderen. Als niet-blanke mocht je blij zijn dat je mee mocht doen. Als was je nog zo slim, het was eerst en vooral toch een soort gunst. Mijn hele leven lang heb ik ervaren dat ik, omdat ik gekleurd ben, anders wordt bekeken. ‘Wat bijzonder dat je presteert, want je bent toch niet blank.’ Ik sprak eens een vrouw die een relatie had met een zwarte man nadat ze uit een eerdere verhouding met een lichter getinte man kinderen had gekregen. Ze zei: ‘Toen ik mijn nageslacht had veiliggesteld, kon ik met deze zwarte man een verhouding beginnen.’ Dat is het somatische normbeeld. Ik heb ouders in mijn spreekkamer gehad die depressief waren omdat hun dochter met iemand ging trouwen die zwarter was dan zijzelf. Op deze eilanden heerst een ongelooflijk discriminatoir systeem waar iedereen aan meedoet. Discriminatie zit in het bloed van iedere eilandbewoner. ‘Oplichting’ is het toverwoord.” Jeanne Henriquez: “Je krijgt allerlei boodschappen mee van de samenleving over klasse en kleur. Zo zat ik op balletles. Ik vond het fantastisch en kon ook goed dansen. Toch mocht ik niet mee met de groep naar Suriname. Mijn haartype was niet geschikt voor het kroontje dat we moesten dragen.” Joseph Hart: “Wij hadden een zwart dienstmeisje dat deel uitmaakte van ons gezin en alles met ons deed. Zij zei: ik ga nooit werken voor iemand die donkerder is dan ik.” Filomena Marquez: “Om aan het gevoel van minderwaardigheid te ontsnappen scheppen zwarten en kleurlingen een bovennatuurlijke wereld waarin de blanke een onderworpen figuur is, schaffen ze luxeartikelen aan – kenmerken van de superieure soort – of keren ze zich, als laatste redmiddel, tegen het eigen ras: discrimineren donkerder gekleurden of weigeren gezag toe te kennen aan een rasgenoot. De behoefte aan erkenning weerspiegelt zich ook in de taal: pretu pero orguyoso, zwart maar wél trots.” Neysa Schoop: “Ter gelegenheid van de verkiezingen gingen we naar de Staten om politici te interviewen. Ik zat samen met twee Curaçaose dames met een lichtere huidskleur hen op te wachten. Er kwam een politicus binnen. Hij zag ons en zei: ‘O jullie horen bij de tegenpartij.’ Puur op basis van onze huidskleur deelde hij ons in bij een groep volgens de vooronderstelling: hoe blanker, hoe elitairder. We discrimineren elkaar, we discrimineren onszelf. Oprah Winfrey vroeg laatst aan kleine donkere meisjes om te kiezen tussen een zwarte en een witte pop. Ze kozen allemaal een witte. ‘Waarom?’ vroeg Oprah. ‘Welke pop lijkt nou het meest op jou?’ De meisjes konden het niet uitleggen. Ze vonden de witte poppen gewoon mooier.”

70

Deel II


Herbert de Windt: “Na mijn benoeming als eerste zwarte directeur van de Caprilleskliniek voor psychiatrische patiënten stapte de top, twee witte psychiaters en hun assistenten, op. Hun wantrouwen tegenover mij was te groot. Een zwarte kon toch geen psychiater zijn? Dat wantrouwen sloeg zelfs over op het zwarte personeel. Het was een van de moeilijkste perioden in mijn leven, maar ik heb het pleit binnen een jaar weten te winnen. Blanken als patiënten in de kliniek? Nee, die waren er zelden. Daar werd een andere oplossing voor bedacht.” Guiselle Martha: “Ik zat in de jaren tachtig op het Radulphuscollege. Tijdens de pauze stonden de blanke leerlingen in het midden, de gekleurde leerlingen daaromheen en de zwarte leerlingen aan de zijkant. Naast kleur was geld een bepalende factor in de hiërarchie. Had je misschien niet de goede tint maar was je wel rijk, dan steeg je op de ladder. Of was je blank maar niet zo bemiddeld, dan daalde je. Dat geldt ook in de rest van de samenleving. Zie ik ‘zomaar een zwarte vrouw’ op straat, dan is ze minder dan ‘zomaar een blanke vrouw’. Maar heeft die zwarte vrouw veel geld en een grote auto, dan stijgt ze in aanzien. Dat laat onverlet dat beide werelden voor het overgrote deel nog gescheiden zijn. Je hebt cafés, supermarkten en muziekstations voor de Europese Nederlanders en cafés, supermarkten en muziekstations voor de gekleurde of zwarte Curaçaoënaars. Racisme zit in de Curaçaose samenleving en ook in mijn hoofd, al wil ik het niet. Je weet wat mooi gevonden wordt, wat lelijk. Je kunt het atavistische, mysterieuze verleden analyseren en een plaats geven, maar het wordt moeilijk als het over het meer of minder subtiele racisme in onze eigen samenleving gaat. Ik heb nooit geleerd om erover te praten, heb er ook geen woordenschat voor ontwikkeld. Het is een proces waar ik nog doorheen moet. Ik kan lezen, nadenken en oordelen over hoe het in andere landen is gegaan, maar in dit geval moet ik oordelen over een omgeving waarvan ik zelf deel uitmaak. Ik heb elementen verinnerlijkt en dat is pijnlijk. En wie praat graag over pijnlijke zaken? Toch ben ik voor mijn gevoel in Nederland nog zwarter temidden van al die mensen zonder kleur. Ik voldoe niet aan het ideaalbeeld van het slanke, blonde meisje. Dat is ongemakkelijk. De zwarte mens wordt in Nederland gezien als exotisch of grappig of moederlijk. Ik voel me continu een vreemde.” Uitgekauwde stereotypen Felix de Rooy: “Op een bepaald moment ontmoette ik een Amerikaans theatermaker, Rufus Collins. Hij bleek thuis een hele collectie te hebben van nikkertjes, zwarte poppetjes, zwarte pieten, kitsch van de bovenste plank. Hij verzamelde alles wat te maken had met de beeldvorming over zwarte mensen. Dat intrigeerde me en vervolgens ben ik zelf ook een fanatiek verzamelaar geworden. Daar is in de jaren negentig Wit over zwart uit voortgekomen, een tentoonstelling over beeldvorming.

Etniciteit

71


72

Deel II


Etniciteit

73


De neger als brave bediende. De neger als seksueel object. De neger als metafoor voor koloniale producten: cacao, koffie, schoenpoets. De neger als infantiel wezen. De neger als ontbrekende link tussen aap en mens. Uitgekauwde negatieve stereotypen. Ook uitgekauwde – zij het spaarzame – positieve stereotypen. De neger als sporter. De neger als muzikant. In Het Alfabet voor de jeugd dat rond 1900 op scholen in zwang was, staat achter de N: ‘Negers zo zwart en zo vaardig, zingen en dansen, dat kunnen ze aardig.’ Is er in 110 jaar veel veranderd? Misschien zou er nu staan: ‘zingen en dansen en voetballen, dat kunnen ze aardig.’ Als positief rolmodel buiten de stereotypen om zijn zwarte mensen nergens te vinden. Waar is de zwarte astronoom, de zwarte bankdirecteur, de zwarte wiskundige? Ik leidde de toenmalige Nederlandse minister van Cultuur Hedy d’Ancona rond op de tentoonstelling. Ze liep hoofdschuddend rond, wat vreselijk allemaal, tot we bij de vitrine kwamen waar ik de Engelse Golliwog, de Franse Nègre Banania, de Duitse Sarotti-Mohr en de Nederlandse Zwarte Piet had tentoongesteld. Toen protesteerde ze. Dat was toch maar onschuldig kinderspel. Voor mij viel op dat moment het hypocriete westerse masker. Weer ontkenning.” Twintig namen voor bruin Carlos Weeber: “In de jaren vijftig verscheen er een boek getiteld Oud-Curaçaose families. De Weebers staan erin omdat mijn voorvader in 1730 als huursoldaat met de West-Indische Compagnie naar Curaçao is gekomen, maar in het hele boek staat geen zwarte Curaçaoënaar. Terwijl die hier al eeuwen zijn! Kleur is zo’n bepalend principe in deze samenleving. Ik zat bij de fraters op school in een klas die voor driekwart zwart was. De fraters waren conservatieve Brabantse boeren, niet de beste docenten. Ik maakte deel uit van een groepje van vier: twee zwarte jongens – Frank Martinus Arion en Gilbert Wawoe – en twee blanke jongens, onder wie Jan Verstappen, de broer van filmmaker Wim. We waren het enige gemengde vriendenclubje in de klas. Toch kwamen wit en zwart, ondanks de vriendschap, nooit bij elkaar over de vloer. Dat was een mentale apartheid waar niemand raar over deed: blank hoorde bij blank en zwart bij zwart. Nog steeds gaapt daar een enorme kloof. De Eskimo heeft twintig namen voor wit, de Curaçaoënaar twintig namen voor bruin.” Helmin Wiels: “Tussen zwart en licht zit liplap, sambo, mulat, mesties, kasties. Krijgt een liplap met een blanke een kind, dan is dat weer een blanke. Als je als vrouw met een blanke man een kind krijgt, dan weet je dat het een betere toekomst voor de boeg heeft. De huidskleur is een belangrijke voorspeller voor succes of mislukking.”

74

Deel II


Carel de Haseth: “Er is niet zozeer sprake van een scherpe tweedeling langs etnische als wel langs sociaaleconomische lijnen: the haves en have-nots. Aan de ene kant van het spectrum staan de arme zwarte Antillianen, Dominicanen en Haïtianen, aan de andere kant de rijke afstammelingen van blanke Europeanen en Sefardische Joden en de arbeidsmigranten die het gemaakt hebben. Die tweedeling vertaalt zich ook nog eens in een fysieke scheiding: Ser’i Fortuna versus Mahai oftewel de Schilderswijk versus Wassenaar. De kloven zijn diep.” Club de Gezelligheid Herbert de Windt: “Mijn opa Michael Römer was als zwarte man lid van de blanke club De Gezelligheid. Vraag me niet hoe het kan. Op een avond waren er twee mariniers uitgenodigd op de club. Mijn opa zat aan de bar met een van hen en die vroeg hoe hij zich voelde als zwarte man tussen als die blanken. Mijn opa zei: ‘Geef me een week om erover na te denken.’ De keer daarop had hij een potje witte en een potje zwarte verf bij zich. Hij pakte de hand van de marinier, smeerde er zwarte verf op en vroeg hem hoe dat voelde. ‘Niet prettig,’ reageerde die. Toen smeerde hij witte verf op zijn eigen hand en vroeg: ‘Hoe denkt u hoe dat voelt?’ Misschien ook niet prettig,’ suggereerde de marinier. Waarop mijn opa reageerde: ‘Ik ben zo gewend aan dat onderscheid dat de witte verf me niets doet.’ Dat is belangrijk. Hoe ga je om met een situatie waarin je constant herinnerd wordt aan het verschil tussen jou en die ander? De enige oplossing is: eelt op je ziel kweken.” Miguel Pourier: “Ik had zoals velen van jongs af aan een minderwaardigheidsgevoel ten opzichte van Europese Nederlanders. Door het slavernijverleden, door het Shellverleden. Steeds bevonden we ons in een ondergeschikte positie. Pas toen ik Nederland ging studeren en de taal in mijn vingers kreeg ben ik dat minderwaardigheidscomplex kwijtgeraakt. Bij anderen, die die gelegenheid niet kregen, werden die al aanwezige gevoelens van minderwaardigheid juist versterkt. Je merkt het in de samenleving nog steeds: het willen bewijzen – door machogedrag of anders – dat wij gelijkwaardig zijn aan Europese Nederlanders.” Paus met kroeshaar Valika Smeulders: “Na de afschaffing van de slavernij hield de blanke elite vast aan de raciale component. Dat racisme was geen doel, maar een middel om de eigen positie veilig te stellen. En zo komt het dat we vandaag de dag denken dat etnische registratie een voorspellende waarde kan hebben bij criminaliteit. De oneerlijke verdeling van de welvaart, de sociale onrechtvaardigheid, dát is de ware erfenis van het verleden. Op Curaçao is de economische macht vaker in handen van nazaten van slavenhouders dan van nazaten van slaven.” Felix de Rooy: “In het jaar van mijn geboorte, 1952, was Charles Eijck hier op het eiland. Hij had een grote muurschildering gemaakt voor het nieuwe postkantoor in Punda. Het koloniaal bestuur wees het af omdat er te veel zwarte

Etniciteit

75


mensen op stonden. Het was niet representatief genoeg. Naar analogie van dat voorval heb ik een toneelstuk geschreven, Ava en Gabriël, waarin een Nederlandse kunstenaar de opdracht krijgt een madonna te schilderen. De kunstenaar arriveert, en blijkt geen witte Hollander maar een zwarte Surinamer die een schilderij maakt van een zwarte madonna. De bisschop gelast hem zijn biezen te pakken en laat de zwarte madonna overschilderen met witte verf. Ziedaar mijn commentaar op de multiculturele fusie die nog steeds stagneert.” Valdemar Marcha: “Harry Hoetink stelt dat het einde van de gesegmenteerde samenleving in zicht is wanneer het etnisch onderscheid geen rol meer speelt in de keuze van de partner of vrienden. Is dat eenmaal een feit, dan sijpelt het idee vanzelf door naar andere gelederen van de samenleving.” Herbert de Windt: “Ik heb altijd gezegd: ik geloof pas dat discriminatie verleden tijd is wanneer er aan twee voorwaarden wordt voldaan. Als we een pikzwarte paus met kroeshaar, platte neus en dikke lippen hebben en een zwarte Amerikaanse president. We komen in de buurt.” Neysa Schoop: “Ik praat veel met studenten die naar Nederland gaan. Ik zeg altijd: jongens, jullie vallen op in een blank land vanwege je kleur, doe er je voordeel mee. Ben je gericht op discriminatie, dan zul je daarin bevestigd worden. Maar je kunt ook door een andere bril kijken. Zo wilde ik voor bedrijfskunde graag een internationale stage volgen, maar er waren weinig stageplaatsen in de aanbieding. Als een van de velen stelde ik me kandidaat voor een uitwisselingsprogramma in Londen. Ik was niet de beste, maakte geen goede taaltest, maar werd toch gekozen. Waarschijnlijk ben ik hen opgevallen vanwege mijn huidskleur. Heeft iemand in die vergadering gezegd: goh, dat gekleurde meisje, wat vonden jullie van haar? Kleur kan ook in je voordeel werken.” Yu di Kòrsou Valdemar Marcha: “Voor de een ben je een landskind – yu di Kòrsou – als je hier geboren bent, voor de ander als je zwart bent, voor een derde als je Papiaments spreekt. Maar het is vooral subjectief, emotioneel en soms zelf situationeel. Vandaag ben je yu di Kòrsou, maar als je morgen iets doet wat men niet prettig vindt ben je weer die Surinamer of die makamba.” Miguel Pourier: “Als bepaalde politieke partijen kleur de laatste jaren niet als thema hadden opgeworpen, was het geen probleem meer. Zij hebben de situatie op scherp gezet, de vraag opgeroepen: wie is Curaçaoënaar?“ Jeanne Henriquez: “Het koloniaal bewind was niet vies van het aanscherpen van de kleurverschillen en de laatste decennia lijkt zich in de onderlinge dynamiek een vergelijkbaar fenomeen voor te doen. Wie zich yu di Kòrsou mag noemen is een vraag die de verhoudingen op scherp stelt. Eén voorwaarde die onomstotelijk vaststaat is dat je het Papiaments moet beheersen, maar over de andere voorwaarden wordt gesteggeld. Zijn het degenen die op het eiland zijn geboren, of

76

Deel II


Etniciteit

77


78

Deel II


degenen die een constructieve bijdrage hebben geleverd aan de Curaçaose gemeenschap? Voor sommigen zijn het de zwarten, maar met uitsluiting van bijvoorbeeld Surinaamse immigranten, voor anderen horen ook de afstammelingen van Joodse en protestante kolonisten erbij, weer anderen spreken van nos bon yu di Kòrsou: wij goede kinderen van Curaçao, waarmee bedoeld wordt: de zwarte bevolking van Curaçao.” Javier Agard: “Mijn moeder is Surinaamse en mijn vader is op Curaçao geboren, maar zijn ouders kwamen van Montserrat, een van de kleine eilanden in de regio, om bij de Shell te werken. Rene Rosalia, de minister van Cultuur, zei onlangs dat de echte yu di Kòrsou de mensen zijn van Bandabau, omdat ze daar het sterkst leven met de traditie. Maar in mijn beleving is iedereen die hier blijvend woont yu di Kòrsou, ook ik. Oorspronkelijk zijn we allemaal import. En als je dan toch een onderscheid wil maken, dan zijn de echte yu di Kòrsou de Indianen, maar die zijn uitgemoord.” Carel de Haseth: “René Rosalia sprak ook over het tweekoppige monster. Daarmee bedoelde hij enerzijds de onderdrukkende Nederlandse cultuur en anderzijds de Antillianen die in Nederland hebben gestudeerd en zich daarbij hebben aangesloten. De Afro-Curaçaose cultuur zou de ware zijn. Maar wat is cultuur? Dat jij een keer per jaar de klompendans danst of ik een keer per jaar de tambú? Nee, cultuur is hoe je met elkaar communiceert, met elkaar omgaat. De geschiedenis van het eiland is de geschiedenis van al haar bewoners. Iedereen op Curaçao heeft gemengd bloed. Allemaal komen we van buitenaf. Niemand is honderd procent zwart of blank. Wie racistisch is ontkent een deel van zichzelf.” Tirzo Martha: “Jarenlang mengden Joden, christenen, Chinezen en Curaçaoënaars zich moeiteloos. Op een bepaald moment zijn politici die daar belang bij hadden weer het aspect van kleur gaan benadrukken. Vuile Nederlander, vieze Indiër. Mensen worden tegen elkaar opgezet. Het is schokkend voor mij dat ik plotseling geen yu de Kòrsou meer mag heten omdat mijn voorouders pas twee generaties geleden hier gekomen zijn. Ineens pas ik niet meer in dat nieuw getimmerde hokje. Die polarisatie breekt heel veel af. Wat is hier aan de hand?” Helmin Wiels: “In Suriname waren de boslandcreolen, Javanen, Hindoestanen en Chinezen lange tijd strikt gescheiden bevolkingsgroepen. Na de onafhankelijkheid zijn ze stapje voor stapje dichter naar elkaar toe gegroeid. Dat gaat langzaam, het zal zeker zo’n honderd jaar duren voordat het proces voltooid is, maar het is in gang gezet. In die zin fungeert onafhankelijkheid als een soort therapie. Daarom ben ik daar een voorstander van. Wij zitten op Curaçao met de koloniale overblijfselen van de bevolkingspolitiek. Hoe kun je die verschillende groepen met elkaar verbinden? Alleen maar door te benoemen wie Curaçaoënaar is en wie niet. In de Verenigde Staten weet iedereen wie een Amerikaan is, in Colombia iedereen wie een Colombiaan is, maar hier weet niemand wie een Curaçaoënaar is en hoe je een Curaçaoënaar moet worden. Het heeft te maken met vaderlandsliefde,

Etniciteit

79


met een gedeelde achtergrond, taal en cultuur. Nu klagen mensen dat ze een winkel binnenstappen en aangesproken worden in het Spaans of in het Creools of in het Nederlands omdat Nederlanders die hier wonen en werken de taal – ‘die apentaal’ zoals ze soms zeggen – niet willen spreken. In Nederland wordt van Antillianen gevraagd dat ze zich aanpassen of anders rotten ze maar op. Maar hier vertikken Nederlanders het Papiaments te spreken. Ik eis van mensen dat ze zich aanpassen aan de onze Afro-Curaçaose cultuur. Ben ik dan een racist? Ben ik een racist omdat ik niet geloof in multiculturalisme?” Felix de Rooy: “De hele wereld heeft aan de lopende band van elkaar geleerd en zaken van elkaar overgenomen. Daarom is de kreet di nos e ta, ‘het behoort ons toe’, zo onzinnig. Onze huidige samenleving heeft zich ontwikkeld tot wat zij is door eeuwenlange kruisbestuiving en interactie tussen al die verschillende culturen. Decodeer dat multiculturalisme. Zie dat het katoen van je T-shirt uit India komt en de aardappel op je bord van de Indianen. Breek dat enge nationalistische denken open. Geef iedereen de eer die hem toekomt. Word je bewust van de smeltkroes die we met elkaar vormen. Omdat mijn ouders Surinamers zijn word ik op Curaçao niet als een echte Curaçaoënaar beschouwd, omdat ik op Curaçao geboren ben zien Surinamers me niet als een Surinamer en voor Nederlanders ben ik een allochtoon. Maar mijn fusie is mijn kracht. Daarom ben ik lid van geen enkele club. Zelfs niet van de homobeweging. Ik heb altijd gestreden tegen onrecht en discriminatie van homo’s en ervoor gevochten dat ze uit de kast durfden te komen, maar lid van de homobeweging, nee. Ik wil niet bij een monocultuur horen. Dat leidt onherroepelijk tot het uitsluiten van anderen en dat wil ik koste wat kost voorkomen.”

80

Deel II


Etniciteit

81


82

Deel II


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.