YUBI KIRINDONGO Rebel in de kunst
Thomas Meijer zu Schlochtern Stichting LM Publishers, Arnhem
Yubi_p001_152.indd 1
21-11-13 18:25
Yubi_p001_152.indd 2
21-11-13 13:00
Voor Charlotte
Yubi_p001_152.indd 3
21-11-13 13:00 18:25
Colofon Yubi Kirindongo - Rebel in de kunst Stichting LM Publishers Velperbuitensingel 8 | 6828 CT Arnhem W: E:
www.lmpublishers.nl info@lmpublishers.nl
© 2014 Stichting LM Publishers, Arnhem ISBN
978 94 6022 276 4
Tekst
Thomas Meijer zu Schlochtern Jennifer Smit
Eindredactie
Monieke Boonstoppel
Grafische vormgeving
AtelierArgos.com
Productie
High Trade, Zwolle
Websites
www.yubikirindongo.net www.curacao-art.com/artists/yubi-kirindongo/
Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door: Mondriaan Fonds Nederland
Fundashon Yubi Kirindongo Curaçao
Stichting Prins Bernhard Cultuurfonds Caribisch Gebied
ISBN 978 94 6022 222 1 (Engels) ISBN 978 94 6022 277 1 (Papiaments)
Yubi_p001_152.indd 4
21-11-13 13:00 18:25
Inhoud 7
Voorwoord - Jan Teeuwisse
9
Willemstad – Curaçao - Cactuseiland prikkelt de verbeelding 1946 – 1966
13
Explosief & strijdbaar - Langs de afgrond naar de vrijheid - Van gangleider tot kunstenaar - Eerste stappen
21
Curaçao - Caribische wedergeboorte - High Flying Parks - Bling bling de Bumperman - Hardnekkig imago - Obsessieve verzamelaar - ‘Het lekkerst werk ik ’s nachts’ - De taal van de ‘snèk’
58
Yoruba - Yoruba-priester - Astrale power - Initiatie
65
Regionale ontwikkelingen - Veelzijdig oeuvre.
86
Ikonen in de openbare ruimte van Curaçao - Jennifer Smit: “Een dag met een gouden lijstje.”
94
Yubisme – Yubi’s Ideaal - Fundashon Yubi Kirindongo - Het Caribische perspectief
106
Oeuvrecatalogus - 1970–2014 - Fotoregister
141
Nawerk - Curriculum - Tentoonstellingen - Literatuur - Verantwoording en auteurs
Yubi_p001_152.indd 5
21-11-13 27-11-13 13:00 13:08
Made in Curaรงao 2010
6
Yubi_p001_152.indd 6
21-11-13 17:57
Voorwoord Het was in 2010 dat ik op uitnodiging van het Comité Koninkrijksrelaties een bezoek bracht aan Curaçao, een eiland dat ik alleen kende door klasgenootjes van de lagere school. Die school stond in de Pijp in Amsterdam, de buurt rond de langste dagmarkt van Europa, de Albert Cuyp, en juist daar hadden zich gezinnen uit Suriname en de Antillen gevestigd. Wat later de Bijlmer zou worden was in de jaren zestig de Pijp, een vrolijke en redelijk onbezorgde mix van Hollandse en exotische volkscultuur. Die lagere school heette de Martinusschool in de Servaes Noutstraat, een roomse broederschool onder de rook van de later afgebroken Willibrorduskerk nabij de Amstel. In vrijwel alle klassen zaten Surinaamse en Antilliaanse jongens en dankzij hen stonden we bovenaan in alle voetbalcompetities. Met gymnastiek waren ze sowieso beter dan wij en ze luisterden naar namen als Patrick Zaandam en Roël Tilon, namen die ons bleekscheten spannend in de oren klonken. Een keer per jaar kwam er een missiepater met zachte ‘g’ vertellen over de goede werken die hij en zijn confraters verrichtten in de Congo of tussen de leprozen en werden wij gemaand onze ouders een exemplaar van het prachtblad Jeugdjuweel te laten afnemen. Om het verhaal kracht bij te zetten riep de pater dan een van onze gekleurde medeleerlingen naar voren, wat bij de overige leerlingen, hoe simpel we ook waren, toch een zekere plaatsvervangende schaamte opriep. Bijzonder was het om met zo’n vriendje mee naar huis te mogen want het was daar compleet anders dan thuis. Meubels waren er nauwelijks maar familie des te meer. De sfeer was on-Hollands uitgelaten en het rook er zeker niet naar spruitjes. Op Curaçao werden we in de herfst van 2010 rondgeleid door de alleraardigste en goed geïnformeerde Verele Ghering-Engels, dochter van het doktersechtpaar Engels dat zo’n belangrijke sociale en culturele rol heeft vervuld op het eiland. In het museum van Willemstad was zojuist een overzicht van moderne en hedendaagse Curaçaose kunst geopend en dat vormde de leidraad voor de atelierbezoeken die we vervolgens brachten. Hoogtepunt was zonder twijfel de ontmoeting met Yubi Kirindongo. Op zijn erf viel ik van de ene verbazing in de andere en ik maskeerde die verrassing kennelijk zo slecht dat Yubi’s argwaan ten opzichte van de zoveelste ‘Hollander waar je nooit meer wat van hoort’, plaatsmaakte voor een zekere welwillendheid van zijn kant. Een poëtischer autokerkhof zal er niet bestaan en Yubi’s zonbeschenen Arte Povera werkte zo aanstekelijk dat ik hem ter plekke een solo in Beelden aan Zee aanbood. Nadat hij nog even zijn naakthonden had afgesnauwd, een slang onthoofd en met zijn Charlotte had overlegd, klonk een aarzelend ‘ja’. Inmiddels zijn we drie jaar verder en is de tentoonstelling, het eerste retrospectief van Yubi Kirindongo in een Nederlands museum, in volle gang. Geen spruitjeslucht in Beelden aan Zee de komende maanden!
Jan Teeuwisse Directeur museum Beelden aan Zee
7
Yubi_p001_152.indd 7
21-11-13 17:57 18:25
8
Yubi_p001_152.indd 8
21-11-13 17:57
Willemstad – Curaçao Hato, 6 mei 2012 Na precies tien jaar land ik weer op Hato, International Airport Curaçao. Het vliegveld is flink uitgebreid. Curaçao is populair. Onbezorgd rentenieren onder de tropenzon, een heerlijk klimaat, golfbanen, stranden, een fascinerende onderwaterwereld en een vriendelijke bevolking. Met mijn koffer loop ik naar buiten, de zwoele avond in. In de verte weerlicht en rommelt het. Een enorme maan, groter en stralender dan in Nederland, heet me welkom. De volgende dag bericht de radio over dit zeldzame natuurverschijnsel, een supermaan die 30.000 km dichter bij de aarde staat dan normaal. Die laatste keer in 2002 zal ik niet gauw vergeten. Ik was in Willemstad om een tentoonstelling te maken ter gelegenheid van de ingebruikneming van het nieuwe hoofdkantoor van de Bank van de Nederlandse Antillen. De opening van de tentoonstelling was onderdeel van het bezoek van ZKH Prins Willem Alexander en HKH Prinses Máxima aan de Antillen. Op 6 mei, rond het middaguur, stonden gouverneur mr. Jaime Saleh, bankfunctionarissen, autoriteiten en kunstenaars klaar om het pasgetrouwde paar te verwelkomen. Opeens gonsde een gerucht onder de groep journalisten die het koninklijk paar volgde: ‘Er is een aanslag gepleegd, Pim Fortuyn is vermoord!’ De feestelijkheden werden abrupt afgebroken, de versieringen weggehaald. De rest van de dag was in de greep van chaos en ongeloof en Willemstad was die avond uitgestorven. Alexander en Máxima keerden terug naar Nederland. Voor de onheilstijding was er een kleine rel bij de ingang van de bank. Yubi Kirindongo, een van de deelnemende kunstenaars, mocht niet naar binnen. De bankdirectie vond zijn kleding niet gepast voor de gelegenheid. Yubi zag er bijzonder uit, zoals altijd. Hij droeg een groene geruite driekwart broek, een wit overhemd, een stropdas van creditkaarten en een met kralen en kettingen versierd jasje. Hij werd kwaad, zijn trots was gekrenkt en iedereen probeerde de zaak te sussen. Tijdens de vlucht liet ik mijn gedachten gaan over de beeldende kunst op Curaçao en de plaats die Yubi Kirindongo daarin inneemt. Iedereen kent hem als de ‘Bumperman’ en op tal van plaatsen vind je zijn beelden. Wie is die man die uitgroeide tot een van de belangrijkste kunstenaars van het eiland, de koningin ontving als ze het eiland bezocht en bij leven een rotonde naar zich vernoemd kreeg? Dit boek probeert deze vragen te beantwoorden.
9
Yubi_p001_152.indd 9
21-11-13 17:57 18:25
Cactuseiland prikkelt de verbeelding 1946 – 1966 Op 24 januari 1946 wordt Hubert Marcolino Kirindongo met de navelstreng om zijn nek in Willemstad geboren. Hij wurgt zichzelf bijna. Volgens Yubi verklaart dat zijn grote en onbedwingbare energie. Het moet een enorme stoot adrenaline zijn geweest die hem in leven houdt, want er volgt een turbulent en fascinerend leven. Zijn moeder bevalt in de woning van haar zuster in Wishi Marchena, een volkswijk onder de rook van de Shell Raffinaderij. De wijk en het geboortehuis zijn er nog. De naam Kirindongo of Quirindongo komt veel voor op Curaçao. Er is ook een bario (wijk) die zo heet. Yubi’s moeder, Adriana Maria Jansen, is een mooie jonge vrouw uit Westpunt die verliefd wordt op de zeeman Eusebio Kirindongo. Alhoewel er nog vier zussen en halfzussen komen is het geen gelukkig huwelijk. Yubi herinnert zich weinig van zijn vader. Hij is de afwezige man die van vrouwen houdt en in vele havensteden liefjes heeft. Op een dag vergezelt zijn moeder hem naar Aruba. Ze vermoedt dat hij er een vriendin heeft. Ze krijgen ruzie. ‘Ik was een baby van acht maanden. Op een gegeven moment smeet mijn vader mij uit woede over het dek. Dat verhaal typeert mijn start. Er zouden nog vele klappen vallen in mijn leven.’ Adriana Jansen gaat met Frans Ferrero samenwonen, een timmerman die Yubi met straffe hand opvoedt. In een kleine werkplaats repareert Frans tafels en stoelen en hij maakt van oude onderdelen nieuwe meubels. Yubi helpt hem, krabt de verf van het hout en krijgt als dank regelmatig een hamer naar zijn kop. Yubi: ‘Toch ben ik hem dankbaar, hij leerde me recyclen en legde daarmee de basis voor mijn kunstenaarschap. Maar liefdevol was het allemaal niet. Een keer mocht ik mee naar Klein Curaçao. Mijn stiefvader had er een klus en hij vond dat ik intussen kon leren zwemmen. Ik lag met een zwemvest in het water, vastgebonden aan zijn boot. Al die tijd dat hij aan wal aan het werk was, moest ik oefenen. Ik kon niet uit het water en voelde me moederziel alleen. Er was in die tijd geen sterveling op het eiland te bekennen en het barstte er van de haaien. Ik heb nooit goed leren zwemmen.’ Yubi maakt het zijn moeder niet gemakkelijk. Hij spijbelt, hangt op straat rond of is te vinden bij het zeemanshuis waar hij geniet van de zeemansverhalen. Omdat ze bang is dat haar enige zoon niet goed terecht zal komen, onderneemt ze vele pogingen om Yubi op kostschool te krijgen, eerst op Scherpenheuvel bij de fraters van Tilburg, vervolgens op Brakkeput. Dat waren internaten voor verwaarloosde en moeilijk opvoedbare jongens. Neef Leo Jansen schiet te hulp en neemt Yubi in huis. Zijn bedoelingen zijn goed maar hij heeft geen oog voor Yubi’s interesses en talent. Hij stuurt hem naar de padvinderij. Daar wordt Yubi discipline, patriottisme en liefde voor het Oranjehuis bijgebracht. Hij leert er met zijn handen werken en met mes en vork eten. Als hij de emblemen van de padvinderij schildert wordt zijn artistieke talent ontdekt, maar neef Leo besluit dat Yubi in de bouw moet gaan: ‘Daar leer je niet bang te zijn van hard werken en je wordt er gespierd van.’ Later bezorgt hij Yubi een baantje bij een benzinestation. Van de negentig gulden loon per maand geeft Yubi een deel aan zijn moeder, die als kamermeisje in de toeristenhotels een karig bestaan leidt. Zijn vader heeft nooit een cent alimentatie betaald.
10
Yubi_p001_152.indd 10
21-11-13 17:57 18:25
11
Yubi_p001_152.indd 11
21-11-13 17:57
12
Yubi_p001_152.indd 12
21-11-13 17:57
Explosief en strijdbaar Lied der tropische zee De hemel: een ziedende damp, de zon: een brandende lens, een schip dat dreinend stampt door zijn hele bemanning verwenst. ... Hemel, zon en zee zijn verbasterde dingen: ik ga met de makkers mee dronkemansliedjes zingen. J. Braamse (Matroos bij de koopvaardij) Uit: De Stoep, literair tijdschrift Curaçao
Captain Ahab 1991
Langs de afgrond naar de vrijheid 1966–1976 Yubi Kirindongo zoekt avontuur en wil naar zee. Op zijn negentiende klimt hij als verstekeling aan boord van de Ms. North Sea, een Zweeds schip met een lading bananen. ‘Gelukkig had ik een monsterboekje op Curaçao aangevraagd. Met dat document kun je legaal worden als je gesnapt bent. Ik werd snel ontdekt. Ik was in een reddingsboot gekropen en stak een sigaretje op. Dat heeft me verraden. Brandalarm, daar zat ik.’ In Guadeloupe moet hij van boord, maar een paar dagen later monstert hij op hetzelfde schip aan als lichtmatroos. Na negen maanden op zee komt de boot in Piraeus aan. Yubi monstert af. In Athene beklimt hij de Akropolis en maakt kennis met Europa. Via Piraeus, Alexandrië en Brindisi reist hij naar Rome. Daar maakt de architectuur diepe indruk: het Romeinse verleden, het Forum Romanum, ’t Colosseum, de barokke beeldhouwkunst. Yubi slaat alles gretig op. Hij trekt verder door Italië en stapt in Genua op de trein naar Amsterdam. Na een reis die elf maanden eerder op Curaçao begon komt hij op zijn eindbestemming aan. In zijn witte tropenbroek staat hij op het Centraal Station in een voor hem vreemde nieuwe wereld. Het is winter, vroeg donker en Yubi mist de zon. Yubi leeft als een zwerver en voelt zich vrij. Als hij een stad te klein vindt of er is niemand bij wie hij kan slapen, neemt hij de trein naar een volgend station. Hij houdt van die vrijheid, ook al pakt de politie hem af en toe op. Regelmatig zoekt hij landgenoten op om mee te chillen en Papiaments te praten. In de jaren zestig zijn er nog niet veel Antillianen in Nederland. Het zijn vooral studenten en technici waar een tekort aan is in het bedrijfsleven. Die zijn welkom. Yubi spreekt onvoldoende Nederlands en hij heeft geen technische opleiding. Hij heeft alleen lagere school en zijn werk in de bouw. Zijn opleiding bestaat uit ‘on the job training’. Volgens Yubi word je op Curaçao door het onderwijs geblokkeerd: ‘Je kunt niet doorgroeien. De enige mogelijkheid is het beroep van je vader. Hij timmerman, dan jij ook timmerman.’
13
Yubi_p001_152.indd 13
21-11-13 19:26
In Amsterdam woont Yubi twee maanden met een stel lotgenoten bij de Haarlemmerpoort op een woonboot, zonder verwarming. Het is er ijskoud. Ze voelen zich verschoppelingen. ‘We werkten in kunstmestfabriek De Albatros, waar we bergen vogelpoep verpakten voor de export. Ik reed op zo’n Bobcat rond. Eerst moest je twee weken voor niks werken en dan kreeg je een voorschot. Bij mij duurde dat een maand. Die proeftijd was me te lang en met één gulden op zak nam ik de trein naar Hamburg. Ik kende iemand op de Reeperbahn.’ Hij blijft acht maanden in de Duitse havenstad en verdient zijn brood als ‘Krankenpfleger’ in het Universitair Ziekenhuis Eppendorf. Daar ontmoet hij Heinz-Dieter Bruns, die nog steeds zijn beste vriend is. Via eindeloze gangen rijden de vrienden zieken naar operatiekamers en lijken naar het mortuarium. Op een dag zit Yubi op straat te tekenen. Hij komt in contact met een man die hem meeneemt naar de Kunsthalle en hem uitnodigt te komen eten. Hij laat Yubi boeken zien van Breugel en de surrealisten en drukt hem op het hart te doen wat hij zelf voelt dat goed is. ‘Laat niemand je onderrichten. Laat je niet verpesten door een academie. Laat je niet manipuleren, blijf jezelf.’ Die man bleek Hubert Fichte (1935–1986), een bekende Duitse schrijver. Fichte schreef ‘etnografische poëzie’ en wordt in Duitsland als een van de eerste globalisten gezien. Hij en zijn vrouw, fotograaf Leonore Mau, reisden veel door Afrika en Zuid-Amerika. Fichte vindt Yubi interessant en hij wil alles weten over zijn achtergrond. De gesprekken maken indruk, maar terug in Nederland is dat gevoel weg. Nu is Yubi er trots op dat hij autodidact is, toen was hij onzeker en schaamde hij zich. Yubi heeft Fichte nooit meer teruggezien. Van gangleider tot kunstenaar Vanaf zijn terugkeer in Nederland leidt Kirindongo een dubbelleven. Overdag heeft hij allerlei baantjes en ’s nachts zit hij tussen de penoze: straatrovers, drugshandelaars en zakkenrollers. Hij haalt van alles uit en is onder andere bokser, pooier en boef, maar geen dief. Stelen vindt hij te min. Hij gaat vaak naar Rotterdam en hangt rond op Katendrecht. Hij kan uren bij de goktafels staan om de boel in de gaten te houden, hij vecht met zeelui of gaat op stap met zakkenrollers. ‘Die kornuiten waren zo bedreven in hun werk, ze haalden bij de vrouwen kettinkjes van hun nek zonder dat ze het merkten.’ Yubi is een gepassioneerd danser en populair bij de dames. Dat wekt jaloezie en geeft problemen met Antilliaanse en Surinaamse jongens. ‘Dan werd het knokken. Om niets kreeg je een mes tussen je ribben. Enkele maten uit die tijd kunnen het niet meer navertellen en een paar zitten nog vast. Ik droeg in die tijd een pistool. Dat kon niet anders. Ik besef dat ik duizend keer dood had kunnen zijn, maar dat is niet gebeurd. Die jongens waren meestal banger voor mij, bang dat ik ze voor zou zijn. Het ging om leven en dood, om overleven. Ik heb van alles uitgevreten, maar ik was cool en ik heb gelukkig nooit iemand gedood.’ Tijdens een weekendje Den Haag ontmoet hij Kitty Ros; ze worden verliefd. ‘Ze was een fantastische meid, een ideale vrouw. Ik kon van alles uitvreten. Ze liet me vrij en ging voor me door het vuur. Ze heeft me meerdere keren van de bajes gered.’ Yubi en Kitty gaan in Groningen wonen, waar hij al snel in hetzelfde milieu terechtkomt en zijn oude leven oppakt. Yubi kan niet tegen onrecht en discriminatie. Hij gaat voor zijn maten door het vuur en komt daardoor in de gevangenis terecht. Een voorval herinnert hij zich nog goed, het was 3 januari: ‘Een vriend kwam langs. Tijdens Oud en Nieuw hadden Ambonezen hem in een discotheek uitgescholden. Oké, zei ik, laten we het uitpraten. Dat liep uit de hand. Mijn vriend kon ontsnappen, maar ik bleef achter, omringd door Ambonezen. Ik had alleen een aardappelmesje bij me. Toch voelde ik me veilig. Ik kan niet weglopen, nooit. Ze kwamen als bavianen op me af. Een paar dagen later stonden ze aan mijn voordeur, dertig man. Ze wilden me “opvreten”. Kitty hield ze aan de praat en ik verdween met een laken over mijn hoofd door de achterdeur. Voor die knokpartij heb ik vier maanden gekregen. Veenhuizen met de isolatieafdeling Rode Pannen was de zwaarste gevangenis waar ik ooit heb gezeten. Door mijn agressie zat ik regelmatig op de isolatieafdeling, een oord waar je een speld kon horen vallen.’ In de cel heeft hij tijd na te denken over wat het leven hem heeft gebracht. Over zijn jeugd op Curaçao, het zeemansleven, zijn zwerversbestaan en de gesprekken met Hubert Fichte. In de gevangenis is een bibliotheek. Sinds Hamburg heeft hij geen boek meer in z’n handen gehad. Yubi’s oog valt op het levensverhaal van Caravaggio. (Michelangelo Merisi da Caravaggio 1571–1610). De realistische schilderijen met het dramatische lichtdonker contrast en het turbulente levensverhaal van de renaissancekunstenaar maken diepe indruk. ‘Als die agressieve messentrekker zulke fantastische schilderijen maakt en daarmee wereldberoemd wordt, is er hoop.’ Dat idee gaf troost. Hij herkent de worsteling en de drang naar destructie. De schilder was een heethoofd en net als hij voortdurend op de vlucht voor justitie. Yubi beseft dat agressie menselijk en begrijpelijk is en dat zijn leven niet uitzichtloos hoeft te zijn. De meester van het clair-obscur wordt een voorbeeld en een inspiratiebron.
14
Yubi_p001_152.indd 14
21-11-13 17:57 18:25
15
Yubi_p001_152.indd 15
21-11-13 17:57
Yubi gaat zich beter gedragen en mag naar een halfopen gevangenis. Hij krijgt een eigen kamer en mag werken bij een matrassenfabriek in Ermelo. In zijn vrije tijd maakt hij collages over sport, auto’s en voeding. Hij krijgt zelfs verlof om zijn werk te exposeren in een buurtcentrum. Weer uit de gevangenis wordt hij in 1969 voor militaire dienst opgeroepen. Hij meldt zich in Delft en volgt een koksopleiding. ‘Ik wilde er onderuit. Het was de Vietnamtijd en ik was opstandig en ging flink te keer. Uiteindelijk werd ik afgekeurd met S5, aanpassingsproblemen.’ Eerste stappen Het paar besluit terug naar Den Haag te gaan. Daar gaat Kitty de zaken regelen van haar ouders die op het Westeinde, in de rosse buurt kamers verhuren. Ze wonen zeven jaar in de hofstad, eerst aan het Oranjeplein in een gekraakt pand met alleen een wateraansluiting. Na twee jaar verhuizen Yubi en Kitty naar de Zuidwal 104. Yubi’s leven wordt stabieler en hij begint serieus te schilderen. Zijn zolderatelier wordt een ontmoetingsplek voor Antillianen met artistieke ambities. Jongens van zijn leeftijd, onder wie bokser, acrobaat Ruben La Cruz, Ronald Coffie en Steven Bridgewater. Ze sporen hem aan mee te doen aan een groepstentoonstelling in de Grote Kerk. Yubi: ‘Ronald Coffie was een artistiekeling en droeg zo’n zwarte koltrui. Hij kwam regelmatig langs en was de enige Antilliaan die zich kunstenaar noemde. Ik heb het over de jaren zestig en zeventig, mijn tijd. Ik heb het meegemaakt en beleefd. Het was de tijd van verandering, met Simon Vinkenoog, Bart Huges, Jimmy Hendrix, de Cats en het Paard van Troje. We praatten over kunst. Ik interesseerde me voor filosofie en als het even kon keek ik op zondagavond naar Pierre Jansen, die lange slanke man die met passie over kunst kon praten.’ De tentoonstelling in de Grote Kerk is een mijlpaal. De krant schrijft dat er van de driehonderd deelnemers zes kunstenaars met potentie zijn. Autodidact Yubi Kirindongo is een van die zes. Hij valt op. Een Antilliaanse jongen die een somber oorlogstafereel in reliëf met tanks en vliegtuigen schildert. Dat zorgt voor publiciteit. ‘Ze kozen het om de techniek’, zegt Yubi nu. Het voorbeeld Caravaggio en de tentoonstelling met de positieve recensie zijn doorslaggevend. Nu pas kan Yubi afstand nemen van zijn oude leven en een nieuwe weg inslaan. Opeens staat Kirindongo in de krant met iets positiefs. ‘Ik kreeg succes. Mijn moeder had tot dan alleen maar negatieve dingen over mij gelezen. Ik werd erkend als kunstenaar en kon in de BKR.’ (Beeldende Kunstenaars Regeling) Maar dan komt onverwacht de eis dat je voor de contraprestatie een academieopleiding nodig hebt. Yubi schrijft zich in bij De Vrije Academie Psychopolis en wordt lid van de kunstenaarsbond, de BBK. Bij de bond voert hij actie, iets wat hij graag doet. De opleiding bij Psychopolis valt tegen, want er is geen begeleiding en nauwelijks contact met andere studenten. Voor de BKR levert Yubi vijf jaar lang iedere zes weken werk in bij de Sociale Dienst aan de Zichtenburglaan. ‘Ik heb het werk teruggehaald. Zoals dit schilderij, een zelfportret als beeldhouwer. Het is belangrijk omdat het voorspelt wat ik op Curaçao zou gaan doen.’
16
Yubi_p001_152.indd 16
21-11-13 17:57 18:25
Oorlogsreliëf – 1970 Zelfportret – 1970 Bijlmerbotten – 1976
17
Yubi_p001_152.indd 17
21-11-13 17:57 18:25
In die tijd richt Yubi met buurtwerker Max Martina Stichting Tribon op. Ze willen iets doen voor Antilliaanse jongeren. Yubi: ‘Het was in De Poort, een oud klooster aan de Brouwersgracht en een berucht verblijfcentrum voor buitenlanders. Ons logo was een blauwe haai, een venijnige vis. Als iemand Tribon roept moet je maken dat je uit het water komt. Ik woonde een paar deuren verderop en werd co-beheerder van het centrum. Op een dag organiseerden we een feestje waarvoor Curaçaose studentes waren uitgenodigd. Die meisjes waren in Nederland voor hun studie en kwamen nooit in aanraking met rottigheid. Oude maten van mij, gangjongens, saboteerden het feest en vielen het publiek lastig. Bij de biljarttafel tilde een van die jongens de rokken van de meisjes op. Dat kon ik niet over mijn kant laten gaan. Daar heb ik een stokje voor gestoken. Tribon was belangrijk voor ons Antillianen. We protesteerden omdat we niet welkom waren in de uitgaansgelegenheden en disco’s. Je moest lid zijn of een stropdas dragen. Ik had een grote mond en verzette me; we hadden niets te verliezen. Het was puur racisme. Door onze kleur en achtergrond mochten we niet naar binnen. Iedereen stond lekker te swingen op Sexmachine, zwarte muziek van James Brown, en wij niet. Wij hebben een proces gevoerd om binnen te mogen. De buurtwerkers van het centrum durfden niet buiten hun boekje te gaan, maar wij wel. We hielden vergaderingen, zochten ons recht en kregen uiteindelijk aandacht van de politiek. We hebben de politie die ons steeds uitdaagde aangeklaagd. Ik werd gepest door twee rechercheurs, Starsky & Hutch. Blonde klootzakken waren het, twee klerelijers, die me lastigvielen. Als ik met de laatste trein in Den Haag aankwam, bleven ze me van het station tot aan de voordeur achtervolgen. Ze reden rondjes of reden me tegemoet. Pure intimidatie. Ik was alleen. In het donker hadden ze geen getuigen en konden me zo neerknallen. Ze pestten me omdat ik die klacht had ingediend. Ik was berucht in Den Haag, maar wilde al een tijd afrekenen met mijn oude leven. Toch bleef ik gevangen in die gang, vast zitten in die vullis. Ik mocht er niet uit van mijn maten. Als je omhoog wilt uit een mand met krabben word je door je soortgenoten teruggetrokken. Je bent erbij of ertegen, iets er tussenin bestaat niet bij die jongens. Uiteindelijk keerde de gang zich tegen mij. Dan moet je vechten. Dat kan niet anders, je moet overleven. Daar werd ook bij geschoten. Ik werd opgepakt, kreeg voorarrest en zat in totaal negen maanden vast.’ Op 29 september 1976 trouwen Yubi en Kitty in Den Haag. Hij beseft dat zijn langste tijd in Nederland erop zit en hij wil met Kitty terug naar zijn geboorte-eiland. In Nederland heeft Yubi zich een indringer gevoeld. ‘Als je een beetje trots en karakter hebt, ben je wel gedwongen je af te vragen wat je zoekt in een land dat neerkijkt op alles wat een gekleurde huid heeft.’ Maar de belangrijkste reden voor zijn terugkeer is zijn moeder. Als enige zoon wil Yubi haar verzorgen en een mooie oude dag geven. Na een paar korte verkenningen gaat het pas getrouwde paar in december 1976 definitief terug naar Curaçao. Ze trekken in bij zijn moeder in Wishi en een paar maanden later verhuizen ze naar Gato 41. Yubi en Kitty wonen in een houten huisje dat vijf maanden later tot de grond toe afbrandt. Bijna al zijn werk gaat in vlammen op. Er moet een nieuwe woning worden gezocht; het wordt Mahoena West 439. Daar ontstaat het idee om een eigen huis annex atelier te bouwen. In Souax, een wijk niet ver van vliegveld Hato, bezet Yubi een stuk grond en hij begint in 1986 aan de bouw van zijn droomhuis. Tien jaar later trekt hij in zijn nieuwe huis met atelier, galerie en beeldentuin, Kaya Reis 390. In 1990, na twintig gelukkige jaren scheiden Yubi en Kitty ‘van tafel en bed’. Kitty blijft tot haar terugkeer naar Nederland in 2000 in Mahoena wonen. Vier jaar later, op 27 september 2004 overlijdt ze in de armen van Yubi.
18
Yubi_p001_152.indd 18
21-11-13 17:57 18:25
Leo 1977 Aries 1977
19
Yubi_p001_152.indd 19
21-11-13 20:36
20
Yubi_p001_152.indd 20
21-11-13 20:44
Curaçao In de tien jaar dat Yubi Kirindongo in Nederland woont, verandert er sociaal en cultureel veel op Curaçao. De opstand van 30 mei 1969 markeert een dieptepunt. Positief is de bewustwording van de zwarte bevolking. Yubi hoort daar in Nederland weinig over, hij heeft zijn handen vol aan zijn eigen problemen. Op 30 mei is Curaçao in opstand. Een belangrijk deel van de Antilliaanse hoofdstad Willemstad gaat verloren. ‘Vóór 30 mei was er geen respect voor de zwarte cultuur, de zwarte mens, de zwarte huid.’ Willemstad, 30 mei. De stad stond in brand, plunderende stakers trokken door de straten. Trinta di mei, ofwel 30 mei 1969, is voor Curaçao als de moord op de Amerikaanse oud-president Kennedy voor de rest van de wereld: iedereen weet nog waar ie was en wat ie deed. Ruim veertig jaar geleden legden duizenden werknemers van de toenmalige Shell-raffinaderij het werk neer om op te trekken naar de regering in Willemstad. Onderweg werden winkels leeggehaald, flessen whisky achterovergeslagen, witte Europese Nederlanders uit auto’s gesleurd en monumentale panden in brand gestoken. Aan het eind van de dag lagen grote delen van de Antilliaanse hoofdstad in de as en was bij stakingsleider Wilson ‘Papa’ Godett operatief een politiekogel uit zijn rug verwijderd. Godett overleefde de rassenrevolte, twee andere Curaçaoënaars niet. De Nederlandse Mariniers werden ingezet om de rust te herstellen en te helpen bij het blussen van de branden. Een jaar na 30 mei 1969 concludeerde een onderzoekscommissie dat de oorzaak van de opstand lag bij de socio-economische en raciale spanningen op Curaçao. De ambivalente houding van de lokale politiek ten opzichte van de ontwikkeling van het eiland heeft bijgedragen aan de opstand; het streven naar politieke onafhankelijkheid in combinatie met economische groei is een illusie. Uit: NRC.nl>archief Caribische wedergeboorte 1976–heden Yubi Kirindongo’s bekendheid als beginnend kunstenaar maar vooral zijn beruchte verleden zijn hem vooruitgesneld. Vanaf zijn eerste stap op het eiland wordt hij door de autoriteiten in de gaten gehouden. Hij kent dat gevoel uit zijn Haagse tijd en had zich gedeisd kunnen houden maar dat ligt niet in zijn aard. Een Kirindongo laat zich niet klem zetten en zeker niet gijzelen door zijn verleden. Yubi heeft in de gevangenis gezeten maar zich nooit geestelijk laten opsluiten. Z’n jeugd in een van de getto’s van Curaçao en zijn verblijf in Nederland hebben diepe sporen getrokken en hem getekend. Hij wil afstand nemen van die periode en hij vindt een uitweg in de beeldende kunst. Het kunstenaarschap is voor hem een uitlaatklep, hij kan zijn woede omzetten in creativiteit. Ook Curaçao is door 30 mei 1969 veranderd. De zwarte bevolking voelt zich achtergesteld, wil afrekenen met de eeuwenoude raciale en culturele barrières en strijdt om erkenning en emancipatie. Yubi Kirindongo herkent dit als geen ander. Hij ziet de sociale onrechtvaardigheid en hij wil zich inzetten voor sociale verandering en meer culturele inbreng vanuit de zwarte gemeenschap. Zijn frustratie over de onderwaardering van zijn zwarte broeders en zusters met daaraan verbonden de ontkenning van een zwarte cultuur en zijn woede over de vervuiling en ecologische vernietiging op zijn geliefde eiland worden de inspiratiebronnen voor zijn artistieke ontwikkeling. De stank van de Isla Raffinaderij die hij zich goed herinnert uit zijn jeugd in Wishi Marchena, en de bergen verroeste autowrakken, huisafval, ijskasten en plastic die als open wonden verspreid over het eiland liggen, zijn de zichtbare sporen van die verwoesting. Ooit was hij zelf trash en wist zich daaraan te ontworstelen. Nu hergebruikt hij het afval van het eiland en maakt er beelden en totems van.
21
Yubi_p001_152.indd 21
21-11-13 17:57 18:25
Panorama 1997
‘I am a garbage picker I find a mountain of treasures in other people’s trash Other people’s trash is my cash’ Bij een van zijn eerdere bezoeken aan Curaçao leert Yubi Egberdien van Rossum kennen, oprichtster van Gallery rg. Zij startte de galerie in 1966 en was in die tijd een van de weinigen die serieus aandacht schonk aan hedendaagse kunst. Dertien jaar runde ze met groot enthousiasme haar expositieruimte in de Keukenstraat waar ze werk toonde van onder anderen Karel Appel, Jaap Wagemaker, Auke de Vries, Krijn Giezen, Jan van Munster en de Antillianen Hipólito Ocalia en José Maria Capricorne. Op een avond in februari 1976 maakt Curaçao met een knallende stunt kennis met Yubi Kirindongo. Voor zijn opening maakt hij een installatie met geschilderde ballonnen die per ongeluk met het verkeerde gas zijn gevuld. De ballonnen gaan niet de lucht in maar zweven laag over de grond. In het smalle straatje waar de galerie is gevestigd ploffen de ballonnen uit elkaar onder de langzaam voorbijrijdende auto’s. Chauffeurs en inzittenden schrikken zich rot en het publiek heeft dolle pret. De kunstenaar kan zich geen betere rentree wensen.
22
Yubi_p001_152.indd 22
21-11-13 17:57 18:25
High Flying Parks Begin jaren zeventig van de vorige eeuw ontstaan op Curaçao de zogenaamde High Flying Parks, buurtontmoetingsplaatsen die een jeugdcultuur van love, peace and happiness propageren. Het zijn hangplekken en vrijplaatsen voor jongeren. Ze maken er kleurrijke muurschilderingen en bouwwerken van afvalmaterialen, boomstronken en autobanden. Soms verrijzen er hoge stellages – vandaar de naam – of hutten van palmbladeren. Ze maken muziek, roken wiet en in de weekeinden wordt er gedanst. Pink Floyd, Santana en Jimmy Hendrix horen bij de parkcultuur. Elke wijk heeft een eigen park met namen als Trio African Hippy Park of Den Tranquila Park. De wijken wedijveren zelfs met elkaar om de mooiste installaties. Deze High Flying Parks zijn ook een kweekvijver voor artistiek talent. Jonge kunstenaars als Eb Marcano, Calito Gomez, Felix de Rooy, Nel Simon en Norva Sling zijn ermee verbonden. Ook Yubi raakt geïnspireerd door de High Flying Parks. Hij maakt muurschilderingen en psychedelische projecties van diaraampjes met gekleurde vloeistof en zet – wat nog nooit eerder is vertoond in Willemstad – een auto op het dak van bioscoop Rex. De overheid wil korte metten maken met de ‘parks’ en breekt ze af. Ze worden gezien als samenscholingsplekken en ‘holen’ van marihuanarokers. Daarmee maakt de overheid ook de wijksamenhang kapot en negeert ze het opkomende cultuurbewustzijn onder de zwarte bevolking. (Amigoe, 17 oktober 1972)
Funk on the Roof 1997
Music in art 1997
Yubi_p001_152.indd 23
23
21-11-13 21:05 18:25
Bling bling de bumperman Yubi beseft dat hij geen schilder is en hij zoekt naar een nieuwe beeldtaal. Hij experimenteert met nieuwe materialen en vertelt dat toeval daarin een belangrijke rol speelde: ‘Op een dag kwam een neef langs. Hij was op weg naar de vuilstort met een lading bumpers. Ze waren gloednieuw en zaten nog in plastic verplakt. Die kan ik wel gebruiken, dan hoef jij niet naar de stort, zei ik. Zo is het begonnen. Aanvankelijk maakte ik reliëfs, later werden het driedimensionale beelden. Nu sta ik bekend als de bumperman, al zie ik mezelf niet zo. Maar mijn bumperAlien 1999 werk wordt nog steeds het meest gevraagd. Mijn eerste bumperwerk verkocht ik in 1977 aan Rudy Dovale, een in Brooklyn uit Curaçaose ouders geboren oud-militair die zich hier in de jaren vijftig als grafisch vormgever vestigde.’ In die eerste jaren na zijn terugkeer is er nog iemand belangrijk voor Yubi: May Henriquez. Hij wordt haar protegé. Behorend tot de Curaçaose elite is ze een belangrijke cultuurdrager van het eiland. Ze vertaalt toneelstukken in het Papiaments en ze zet zich in voor de aanvaarding van die taal. Ze is een verdienstelijk beeldhouwer, die in Parijs les kreeg van Zadkine. Nicole Henriquez, dochter van May en de huidige eigenaar van galerie Bloemhof, weet niet precies hoe haar moeder Yubi heeft leren kennen. Ze weet wel dat haar moeder vanaf het begin werk van hem aankocht. ‘Ik herinner me dat Yubi net met bumpers ging werken. In die tijd maakte hij kennis met mijn moeder. Het klikte tussen die twee en ze bezocht hem vaak in zijn atelier. In 1983 exposeerde hij in Bloemhof. Ik heb de handgemaakte poster nog. Mijn moeder hield haar kunstaankopen goed bij. Vanaf 1980 tot aan haar overlijden in 1999 kocht ze dertien werken van hem.’ Als dank voor wat May Henriquez voor de kunstenaar heeft betekend geeft Yubi haar ‘Chipy’, het eerste resultaat van zijn experiment met afgedankt computermateriaal. May Henriquez zit in het bestuur van de Maduro & Curiel’s Bank (MCB) en met haar contacten regelt ze dat de bank werk van Yubi aankoopt. Als een bank werk van een kunstenaar aanschaft betekent dat iets en voor veel collectioneurs is het een doorslaggevend signaal. De beelden van Yubi Kirindongo worden een ‘business investment’ en hij verkoopt zijn werk voor een goeie prijs. Hij wordt door de Curaçaose elite geaccepteerd, krijgt opdrachten van banken en bedrijven en voert diverse monumentale werken in de publieke ruimte uit. Yubi laat zich door galeriehouders of verzamelaars niet de wet voorschrijven. Hij weet wat Ocalia, Olario en Nepomuceno is overkomen, die zo nu en dan iets voor een paar honderd gulden in de periferie verkochten aan rijke verzamelaars en later zagen hoe hetzelfde werk voor duizenden dollars op de markt kwam. Dat zal hem niet gebeuren, Yubi laat zich niet manipuleren en wegzetten als een ‘Uncle Tom’.
Chipy 1996
24
Yubi_p001_152.indd 24
21-11-13 17:57 18:25
25
Yubi_p001_152.indd 25
21-11-13 17:57
26
Yubi_p001_152.indd 26
21-11-13 17:57
Mini-Car 1978
27
Yubi_p001_152.indd 27
21-11-13 17:58
Knight | De Ridder 1978
28
Yubi_p001_152.indd 28
21-11-13 17:58
Rose | De Roos 1978
29
Yubi_p001_152.indd 29
21-11-13 17:58
Bureaucrat | Bureaucraat 1978/1988
30
Yubi_p001_152.indd 30
21-11-13 17:58
Moeder Aarde met Deugd en Ondeugd 1998
31
Yubi_p001_152.indd 31
21-11-13 20:45 18:25