16 minute read

REPORTAGE: Meer afstand, meer maatwerk

“Ik loods vaker de leefwereld van mijn kleuters de klas binnen”

Annick Morel, kleuterleraar in basisschool Simonnet, Sint-Martens-Latem vertrok tijdens corona weer vaker van de leefwereld van haar kleuters. “Ik experimenteerde in de loop der jaren met originele thema’s om de sleur voor mezelf te doorbreken. Maar wat bleek: kinderen die thuis minder kansen hebben, haken sneller af als het over ‘kabouters’ of ‘de onderwaterwereld’ gaat. Te ver van hun directe leefwereld.

“Kansen genoeg nochtans om aan hun leefwereld te haken. Via afstandsonderwijs kan je niet anders. De kinderen leerden de voorbije maanden bijna allemaal fietsen, sneller dan gewoonlijk. Hun trotse ouders stuurden me foto’s door. Op een daarvan stond een gevarendriehoek. Dankbaar materiaal voor een lesje vormen en kleuren!”

“Tijdens de online momenten brachten de kinderen in groepjes van vier de onderdelen van hun fiets ter sprake. We ontdekten dat banden sporen maken. Ik toonde in een video hoe je in zand of met krijt afdrukken fietst. Vervolgens vroeg ik de kinderen om op zo veel mogelijk fietsbanden een blad papier te leggen en erover te kleuren. Corona scherpte mijn voelsprieten aan, ik laat de themakeuze voortaan komen vanuit de kleuters. Het ene schooljaar zijn ‘superhelden’ of ‘de bakker’ toppers, maar dat garandeert niet dat dat de volgende drie jaren ook zo is. Terug op school laat ik ouders vaker voorwerpen meegeven, foto’s of filmpjes doorsturen die de leefwereld van mijn kleuters de klas binnenloodsen.”

“Volgend schooljaar probeer ik in de klas – maar ook als er nog een periode van afstandsonderwijs volgt – taalarme kinderen nog beter te bereiken. In mijn filmpjes gaf ik soms vergezochte voorbeelden. Ik leerde ze zo veel mogelijk soorten fietsen kennen, terwijl ze nog struikelden over fietstermen zoals ketting en stuur. En tijdens live sessies haakten ze soms snel af. Ik stelde de ouders gerust: ‘Het is al goed dat je kind vandaag vijf minuten deelnam’. Bij de taakjes uit de werkbundel schreef ik een stappenplan voor de ouders. Als de kinderen kaartjes van voorwerpen per kleur of patroon moesten leggen, raadde ik sommige ouders aan om met vier exemplaren te beginnen en daarna op te bouwen.”

“Vóór corona benutte ik de mediahoek van mijn klas amper. Straks bouw ik met zelfgemaakte stop-motionfilmpjes herhaling in. De klaspop stapelt blokken en zij raden wat hij maakt. Tijdens de video’s praten ze erop los en na twee-drie keer kijken hebben ze nieuwe woorden mee. Het leuke is: de filmpjes zet ik niet alleen in om te differentiëren, ik stuur ze voortaan ook naar kinderen die langdurig afwezig zijn.”

Wesley Van Oostende, leraar wiskunde bij ’T Saam Campus Aloysius in Diksmuide differentieert volgend schooljaar ook offline in drie groepen: “Onze directie stimuleert ons al een paar jaar om digitale cursussen aan te leggen en de aankoop van handboeken te beperken. Sinds dit schooljaar laten we eerstejaars een ‘pen device’ aankopen, een tablet waarop ze notities maken met een pennetje. Dat maakte de stap naar het afstandsleren iets minder groot.”

“Nog vóór corona ontwierp ik een online individueel traject voor een hoogbegaafde leerling. Hij werkt zelfstandig terwijl ik klassikaal les geef. Na een paar weken vroegen vier klasgenoten of zij de leerstof ook zelfstandig mochten aanpakken in de klas. Differentiatie groeide organisch dankzij mijn digitale aanpak. OneNote, een app voor digitale notities, dwingt leerlingen om ook hun denkwerk open te leggen als ze bijvoorbeeld een vergelijking opstellen. Je kan er rechtstreeks online documenten in verbeteren, wat een hoop mails bespaart. Zo vraagt differentiëren niet veel extra werk en is het heel effectief.”

“Als we weer op school zijn, wil ik blijven differentiëren door mijn klas in drie groepen te verdelen: groep één werkt zelfstandig met ‘pen device’, een tweede groep krijgt klassikale instructie. Die laatste deel ik nog eens op: een groepje kan alleen verder na mijn uitleg, de andere leerlin gen bied ik extra hulp met verlengde instructie. Dankzij de technologie kan ik elke leerling nog beter ondersteunen én uitdagen.”

“Critici van differentiatie vrezen dat je de lat te laag legt voor de tragere leerlingen. Dat is inderdaad een risico. Vroeger loste ik dat op door drie huistaken aan te bieden. Een basistaak voor leerlingen die meer oefening nodig hebben, een moeilijkere taak en één voor de doorbijters. De basistaak telt voor één huistaak, een moeilijkere voor twee, de doorbijtopdracht voor drie. Binnen een afgesproken termijn vraag ik van elke leerling minstens de waarde van vijf taken. Hoe? Dat puzzelen ze zelf in elkaar.”

“Daarmee stuurde ik het oude systeem bij: de wiskundeknobbel die snel klaar was, kreeg toen extra oefeningen van hetzelfde niveau. Dat vond hij vaak oneerlijk. In mijn systeem krijgt de zwakkere leerling wat meer tussenstappen, zonder dat de sterke zich ondertussen verveelt. Die aanpak werkt zowel in de klas als online.”

“Meer tussenstappen leggen de lat niet lager”

“Differentiëren krijgt iedereen aan het leren”

Tekst Bart De Wilde Beeld Katoo Peeters

‘Weg sleur, leve differentiatie’, mailt een leraar nadat ze tijdens afstandsonderwijs alles uit de kast haalde om alle leerlingen tot leren te krijgen. Nu smeedt ze plannen om ook in de klas vaker te differentiëren. Expert Katrien Struyven (UHasselt) knikt: “Differentiëren is een basishouding. Je start met een witte gordel en droomt van zwart.” Differentiëren is geen luxe maar noodzaak. Waarom kwam dat besef harder binnen bij het afstandsleren?

Katrien Struyven: “Onderzoek toonde vóór corona een gemengd beeld. Veel leraren geloven fel in differentiatie en spelen in op verschillen in motivatie, voorkennis en leeraanpak. Maar tegelijkertijd geeft een aantal leraren aan dat hun klas weinig of geen diversiteit kent. Logisch dat zij differentiëren links laten liggen.”

“Wellicht merkt die laatste groep de verschillen vandaag wél. Sterker nog: de spreidstand zal in september groter zijn dan ooit. Sommige leerlingen bleven door moei lijke omstandigheden nagenoeg stilstaan, andere maakten wel snelheid.”

Maakten leraren door afstandsonderwijs mooie sprongen in differentiatie?

Katrien Struyven: “Leraren snoeiden noodgedwongen in hun cursus. Selecteerden moetjes versus magjes en schoven prioritaire leerdoelen vooruit. Een pak leraren reageerde in moeilijke weken sterk op de verandering, maakte de digitale ommezwaai. Ze lieten leerlingen online nieuwe leerstof ontdekken of schotelden uitdagende opdrachten voor.”

“Differentiëren is geen klant-is-koningonderwijs waarbij leraren voor vijfentwintig leerlingen evenveel aparte pakketten ontwikkelen”

“Digitaal liggen er mooie kansen voor een rijkere leeromgeving. Als je aan lesmateriaal een video toevoegt met instructies, differentieer je automatisch. Leerlingen kiezen zelf of ze de video nodig hebben, hoe vaak ze hem afspelen en terugspoelen. En door met tools als Adpuzzle vragen te integreren, kan je inschatten of je leerlingen actief de inhoud begrijpen. Je ziet ook meteen wat ze nodig hebben: individuele opdrachten, een één-op-één- of groepsgesprek.”

Vraagt differentiatie veel ervaring, werk en zweet? Is het hogere krijgskunst?

Katrien Struyven: “Differentiatie moet een basisvaardigheid zijn. Dat lukt als leraren vanaf dag één in hun opleiding naar klassen leren kijken als kinderen die onderling sterk verschillen. Dan kruipt differentiatie automatisch in hun didactiek.”

“En ja, iedereen start met een witte gordel. Je stapt in een proces van aanpakken, vallen en opstaan. Je ondervindt wat werkt en minder loopt. Zoals een krijger: de zwarte gordel is het ultieme doel, maar die gris je niet zomaar mee. Stilletjes doorgroeien, elke keer een kleur hoger, dat is de ambitie.”

Met welke haalbare ingrepen kan je doorgroeien?

Katrien Struyven: “Keuzes aanbieden. Stel: je geeft les over abstracte figuren. Teken dan een rechthoek op je bord en vraag of je leerlingen een voetbalveld of een concertpodium zien. Hun keuze bepaalt of ze meetkunde aan sport of muziek koppelen. Door de inhoud te linken aan hun interesse leren beide groepen abstracte wiskunde waarvoor ze anders moeilijk warmlopen. Keuzes kunnen ook gaan over individueel, met een vriend(in) of in kleine groep werken of over welke bronnen ze mogen gebruiken. Je kan variëren.”

“Nog een voorbeeld. Moet iedereen bij dezelfde reeks spellingsoefeningen starten? Of springen sommige leerlingen – zelfstandig en zonder instructie – meteen naar oefening vier? Wat ook kan: geef klassikaal of digitaal korte instructie, stel daarna twee vragen. Wie ze allebei goed heeft, gaat alleen door de oefenreeks en start met complexere oefeningen. Eén vraag correct: die werkt met hulpmiddelen op de set basisoefeningen. Allebei fout, dan blijf je bij de leraar voor verlengde instructie. Dat vraagt geen extra werk of oefeningen. Alleen vooraf een denkreflex.”

“Nog ingrepen waarvoor je geen zwarte gordel moet hebben; een SOS-hoek in je klas tijdens zelfstandig werk. Ontzettend krachtig, niet alleen in september. Leerlingen gaan daar zitten als ze vastlopen. Een leerlingencoach schuift een paar minuten bij. Extra sterk, want dan komt de uitleg uit je klas. Online kan dat met een studiebuddy of een vragenforum.”

Moet differentiatie iedereen even ver krijgen?

Katrien Struyven: “Differentiatie moet iedereen aan het leren krijgen. Ook de leerlingen die al over de lat zitten als je een onderwerp aansnijdt en de groep die nog meer dan één leersprong moet maken om de lat te halen. Twee kwetsbare uitersten die je verliest met een algemeen klassikale aanpak. Veel te moeilijk voor de een, niets nieuws voor de ander. Beide groepen haken af en leren niets.”

“Trek je klas niet altijd uiteen in vaste groepen als je differentieert. Als een groepje leerlingen rond het heelal werkt en een ander rond media, sta je onnodig voor twee klassen. Nee, werk met dezelfde inhoud en splits ze op naar voorkennis. Geef leerlingen met veel voorkennis nieuwe zoekopdrachten over de ruimte op internet. Voor de andere blaas je het stof van de planeten. Toon je waar zon, aarde en maan staan, hoe ze cirkelen. Op het einde van de les presenteren leerlingen de verdiepende kennis. Dan krijgt iedereen het signaal: we werken rond hetzelfde thema, leren allemaal bij en zijn één klasgroep.”

“Sterke kans dat leraren in de toekomst vaker een korte evaluatie inzetten als startpunt”

Dreigt differentiëren soms door te slaan naar een streamingdienst? Voor elke leerling inhoud op maat?

Katrien Struyven: “Differentiëren is geen klant-is-koning-onderwijs waarbij leraren voor vijfentwintig leerlingen evenveel aparte pakketten ontwikkelen. Dat is onwerkbaar en onhaalbaar. Werken met twee of drie verschillende groepen is al knap. Wat je het best wel doet: elk kind dat vastloopt, moet bij jou of een buurman/-vrouw kunnen aankloppen. Wat individuele ondersteuning krijgen om niet te blokkeren of stil te vallen.”

Voor je differentieert moet je weten waar iedereen exact staat. Starten leraren in september het best met een grote voorkennischeck?

Katrien Struyven: “In september zullen leraren uitzoeken hoe leerlingen de leerstof aanpakten, waar ze staan. Met oefeningen, duo-gesprekken, door leerlingen samen aan bord te roepen … Sterke kans dat leraren die kaart vaker trekken: een korte, formatieve evaluatie als startpunt voor hun les. Gebruik daarbij liever twee goed gemikte vragen dan veertig. En sla vooral niet massaal aan het toetsen. Dat is demotiverend en confronterend. Zeker voor leerlingen die weinig leerkansen kregen tijdens corona.”

“Leerlingen die nauwelijks of geen opdrachten maakten omdat huiswerk tikken op een smartphone of in kleine, druk ke woonkamers onmogelijk vol te houden valt, haal je snel boven water. Maar je moet ook leerlingen die schijnbaar leer den ‘ontmaskeren’. Pubers ontdekten de achterpoorten van asynchroon afstandsonderwijs en schreven correctiesleutels over, nodigden een vriend(in) virtueel mee uit aan hun bureau of leerden met minimale of oppervlakkige inspanningen.”

“Zoek ook uit welke leerlingen wél alles onder de knie kregen. Anders denken die de eerste weken van het nieuwe schooljaar: ‘Dat ken ik allemaal al’. Als je dan in oktober met nieuwe kennis komt, zijn ze niet meer alert.”

De grote voorkennischeck

Met deze tools meet je efficiënt de voorkennis of beginsituatie van je leerlingen. Niet alleen in september. Zo schuif je iets vaker van de klassieker ‘test na de les’ naar ‘test voor de les’. En ontdek je de differentiatie-noden in je klas.

01.

EEN-OP-EENGESPREKKEN Tijdrovend, maar ontzettend leerrijk. En het kan zowel digitaal als op school. Vraag aan leerlingen wat ze allemaal opstaken, wat ze moeilijk vonden. Duw door om schijnbare leerders te doorprikken. En leerlingen die niet zozeer leerden maar overleefden. 02.

THINK-PAIR-SHARE Laat leerlingen eerst individueel nadenken over je les landbouw. Stap twee: een overleg in kleine groepjes. Daarna brengen ze de verzamelde voorkennis naar grote groep. Dat dwingt leerlingen om na te denken over hun antwoorden en samen veilig te ontdekken als ze iets niet volledig begrepen. 03.

TWEE VRAGEN Je stelt twee vragen. Beide vragen juist? Pak de oefeningen individueel aan of sla de eerste reeks over. Eén vraag correct: leerlingen krijgen een hulpmiddel. Lukt geen enkele vraag? Dan krijgen leerlingen verlengde instructie. Bekijken jullie samen de vragen nog eens?

04.

QUIZ Vijf korte vragen. Met whiteboards, Kahoot of gewoon op een blaadje. Geen winnaar, geen cijfer, wel een snelle check. Jij krijgt een overzicht van wat iedereen weet of denkt. En iedereen is meteen bij de les. 05.

BORDOEFENINGEN Haal een leerling aan bord. Laat hem verwoorden welke strategieën hij gebruikt. Extra kans: haal een hulplijn naar voren als de leerling strop zit. Weet je meteen ook hoe het met die klasgenoot staat. En in overleg komen ze verder. 06.

ONE MINUTE PAPER Je leerlingen noteren wat ze zich herinneren over de vorige les(sen). Een minuut, meer hebben ze niet nodig om zo veel mogelijk neer te pennen en om jou duidelijk te maken hoeveel ze opsloegen.

07.

ENTRY CARDS In jouw les raakt niemand zomaar binnen. Deel aan de klasdeur een kaart uit met een vraag of oefening. De oplossingen gebruik je om leerlingen in groepjes te verdelen. 08.

SPIEKEN MAG Organiseer een rondje georganiseerd spieken. Leerlingen krijgen een minuut om elkaars antwoorden of stukje tekst te bekijken. Met de feedback op elkaar geraken ze samen verder. 09.

WOORDENWOLK Wat weten je leerlingen al over je lesonderwerp? Laat ze tien woorden opschrijven en vergelijk met jouw eigen kernwoorden. Veel match of niet?

LES 3

De klas is een blijver

School is meer dan een kennisfabriek

Volgens Van Dale is een school ‘een inrichting waar onderwijs wordt gegeven’. De coronacrisis legde bloot wat we al langer weten: een school is veel meer dan dat. Vijf onderwijsexperten vertellen over de verschillende rollen die een school vervult.

Tekst Leen Leemans

“Naar school gaan, is een gelijkmaker”

SOCIALE LIFT

“Het Vlaamse onderwijs bevestigt veelal de sociale kloof. Tegelijkertijd presteren sommige kansarme leerlingen tegen alle verwachtingen in toch heel sterk. Deze veerkrachtige leerlingen benutten de sociale hefboom van het onderwijs ten volle: ze werken zich dankzij het onderwijs op. Het ultieme doel van het gelijkekansenbeleid.”

“We merken nu dat naar school gaan ook een gelijkmaker is: alle leerlingen beschikken over dezelfde materiële en immateriële elementen. Iedereen leert er in dezelfde omstandigheden. Zonder school spelen de verschillende thuissituaties veel meer mee: kans arme jongeren hebben geen rustige werkplek of laptop. Daardoor vergroot de kloof nog meer. Als je wilt dat veerkrachtige leerlin gen een kans maken, moeten ze naar school gaan.”

“Scholen met een goede sociale mix én met hoge verwachtingen voor alle leerlingen realiseren een groter hefboomeffect. Meteen een pleidooi om in de zomerscholen kansarme én kansrijke leerlingen toe te laten. En om te differentiëren zodat de lat hoog ligt zowel voor de afhakers als voor de groep die wel bijgeleerd heeft de afgelopen maanden.”

Kristof De Witte

onderwijseconoom KULeuven

“Kinderen ervaren op school dat de wereld rondom hen anders kan zijn”

“Samenwerken leer je door het tedoen, niet uit boekjes”

MOESTUIN

“De noodkreet van ouders en maatschappij maakt duidelijk dat de school meer is dan een intellectuele kennismachine. Het is een heel rijke pedagogische omgeving voor een kind waar kennis opdoen, voorbereiden op de arbeidsmarkt, opvang, socialiseren … allemaal samenkomen. De coronacrisis is een wake-upcall om onze blik op onderwijskwaliteit te verruimen tot al die aspecten samen. Ze zijn cruciaal om een kind normaal te laten ontwikkelen.”

“Scholen laten kinderen groeien, dagen ze uit en confronteren ze met grenzen. Dat alle kinderen samen door dat proces moeten, is de rijkdom van de school die je thuis niet kan bieden. Dat is opvoeden. Kinderen zitten op school samen met gelijkgezinden én maken er kennis met diversiteit. Ze ontdekken er dat de wereld rondom hen anders kan zijn. Ze leren zich aanpassen als de omgeving verandert en zich daar waarmaken en gelukkig voelen.”

Lieven Viaene

hoofd van de inspectie

MINIMAATSCHAPPIJ

“Kleuters leren veel door interactie in spel en door elkaar te imiteren. Als de juf of meester een terugblikgesprek voert na hoekenwerk, doen ze inspiratie op. In het lager en secundair stimuleer je kinderen via coöperatieve werkvormen om samen te werken. Dat leer je niet uit boekjes, maar door het te doen. Leraren creëren daar bewust situaties voor: ze denken na over hoe ze groepen samenstellen en hebben oog voor kinderen die naast de groep dreigen te vallen.”

“De school is een kleine maatschappij. Kinderen maken ruzie, maar als ze daardoor weer mogen meespelen, is dat positief. Leraren ondersteunen die sociale vaardigheden. Kinderen hebben ze nodig in de klas en later in de maatschappij. Leraren hebben tijdens de coronacrisis goed ingespeeld op het samengevoel, maar je merkt dat dat nog niet voldoende is. Kinderen die aan de kant staan, hadden het extra moeilijk. De slogan ‘zorg voor jezelf en de andere’ moeten we vasthouden, ook op school.”

Ilse Aerden

docent postgraduaat ‘Zorg voor kleuter’ en onderzoeker ‘education en development’ aan de UCLL

“Kinderen die het thuis moeilijk hebben, vinden steun en hulp op school”

“Samen leren, werkt motiverend”

VEILIG NEST

“Het Kinderrechtencommissariaat heeft meer dan 44.000 kinderen en jongeren bevraagd. Daaruit blijkt dat ze niet enkel hun vrienden, familie en hobby’s missen, maar ook hun school: 85% van de kinderen en 72% van de jongeren wilden terug naar school. Ze beseffen hoe belangrijk school voor hen is. Het is een plek voor sociaal contact, om je te amuseren en te ontspannen, maar ook om steun te vinden bij vrienden en leraren.”

“Ruzie en geweld namen enorm toe in gezinnen. Daarom mochten kinderen uit kwetsbare gezinnen ook naar de noodopvang. Kinderen missen school. Dat is een opsteker voor het onderwijs! De scholen wacht een belangrijke taak: kinderen met een moeilijke thuissituatie extra aandacht geven en intensief begeleiden als ze terugkeren naar school.”

Caroline Vrijens

kinderrechtencommissaris

LABORATORIUM

“Het sociale aspect van leren is essentieel. Leerlingen voelen dat ze samen leren, met hetzelfde bezig zijn, samen doelen bereiken. Dat werkt motiverend. Thuis alleen leren is vervelender, minder aantrekkelijk. Ook het contact met leraren is cruciaal: zij dragen leerstof goed over omdat ze leerlingen meenemen in een verhaal en vanuit hun kennis interesse opwekken. Een blik op de wereld bieden.”

“Als je onderwijs individualiseert, maak je het overbodig. Dankzij de school delen we culturele kennis met elkaar. Je weet als leerling dat wat je samen leert voor een deel de cultuur is die je moet kennen om later de wereld te vernieuwen, zoals filosoof Hannah Arendt zegt.”

“Daarnaast geeft de school ook zin aan het leven van jongeren: het structureert hun leven. Nu lopen vakantie, thuis en school door elkaar. Leerlingen verlangen terug naar de structuur die weggevallen is.”

Wim Van den Broeck

professor ontwikkelings- en onderwijspsychologie aan de VUB

Benny Schelfhout, zorgleraar in Sint-Joris Blaasveld

This article is from: