Klim- en bergsportmagazine 2017 2

Page 1

KLIM- EN BERGSPORTMAGAZINE april 2017

/een blik op... Groot-Brittannië

VERSCHIJNT VIJF KEER PER JAAR - FEBRUARI, APRIL, JUNI, SEPTEMBER, NOVEMBER AFGIFTEKANTOOR 3500 HASSELT 1 - AFZENDERADRES STATIESTRAAT 64 - ZWIJNDRECHT - ERKENNINGSNR. P309808

1


ACTIK

Photo Š www.kalice.fr

Unbridled energy for any nighttime adventure.

Compact and powerful headlamp with long burn times. The lightweight multi-beam ACTIK is the ideal headlamp for long outdoor nighttime adventures. Its red beam mode preserves your night vision, while the reflective headband includes a safety whistle for emergency situations. Delivered with batteries, the ACTIK is also compatible with the CORE rechargeable battery (sold separately). 300 lumens. www.petzl.com


JAARGANG 10

2017 / 2

Een blik op... Groot Brittannië 12

INHOUD 14

ACTUEEL 5 Woord vooraf 7 Up2Date MATERIAAL EN TECHNIEK 8 Hoe kies je de juiste slaapmat?

22

38

BERGWANDELEN 12 Een blik op... Groot Brittannië 14 West Highland Way: meest populaire tocht in Groot-Brittannië 18 Hadrian Wall: stappen met Romeinen 27 The Three Peaks Challenge BERGBEKLIMMEN 38 Optimisme is alles: of hoe een alpinst zijn reisdoelen aanpast aan overwachte condities 42 Don’t eat the yellow snow: stage bergbeklimmen voor beginners ROTSKLIMMEN 20 Groot-Brittannië... gevuld met klimgebieden in alle soorten en maten 22 Peak District 26 Wonderland 34 Een portie geluk in het hart van Sardinië 55 Aan de slag in Hotton 59 Onbekend is onbeklommen: Calvaire CULTUUR 28 The Golden Age of Mountaineering 32 The Alpine Club 33 Over “henneptouw” en Manilla Hemp 50 Levensverhaal: van klimmer tot wijnboer (Frans van den dries) WINTER 46 In het spoor van de Sami

46

ECOLOGIE 60 De slechtvalk: Stuka van onze avifauna MEDISCH 62 Met een baby in de bergen - Do’s en don’ts op hoogte

Foto kaft © Debbie Sanders - Bergwandelen in Wales

3


BERGBEKLIMMEN

www.berghut.be info@berghut.be prijzen geldig tot 30/04/2017 ®

®

Guide Tennie Approach schoen €124,95

NU

99

Acces

fast hiking and scrambling €125

NU

99

KBF-leden 10% korting

www.avventura.be 4

Gent • St-Amandstraat 20 • 09 223 37 92


WOORD VOORAF LIDGELD 2017 (voor leden 2016) Gewoon lid (AU): 77 € Jeugdlid (JU) : 48 € Seniorlid (SU): 66 € Gezin (GU): 199 € Uitbreiding mountainbike: 6 € Uitbreiding ski/snowboard op piste: 12 € Rekeningnummer: BE55 0682 2479 9244 Mededeling: OGM-nr (zie herinneringsbrief) of het lidnummer

Beste KBF-lid,

Worstel je al jaren met de vraag of de Batcave, de schuilplaats van Batman, een creatie is van Moeder Natuur of krachtige Hollywoodcomputers? Dan begint – en eindigt? – jouw existentiële zoektocht in het Welsche Brecon Beacons National park, waar je de waterval van de Batcave vindt en ‘Dan-Yr-Ogof’, de grootste toegankelijke grotten van Groot-Brittannië. De Britse moorlanden (moors) zijn echter meer dan een omvangrijke, budgetvriendelijke openluchtstudio; ze vormen in vele literaire meesterwerken het romantische decor voor langoureuze close encounters , alsook een mistig doolhof waarin gedoemde figuren als Heathcliff en William Boldwood ronddwalen. Hun duale en allegorische karakter bezorgen de moors een unieke outsidersplaats in het door de Alpen en Himalaya gedomineerde klim- en bergsportcanon, én een felbegeerde vermelding in het overzicht van de quintessential Britse wandel- en klimgebieden op pagina’s 12-13 en 20-21. Vooral voor rotsklimmers biedt Groot-Brittannië de nodige uitdagingen, met dank aan de steile rots-en bergwanden, hoge kliffen langs de ruige kustlijn, curieuze rotspilaren in de zee (sea stacks) en lokale ‘back to basics’-klimethiek die de voorkeur geeft aan klimmen op onbehaakte routes. Trad-klimmen (dus) in het desolate Snowdonia, Peak District of Lake District: klinkt ongetwijfeld als muziek in de oren van veel klimpuristen. Mag niet ontbreken op de soundtrack: De popparel Wuthering Heights, waarin Kate Bush alias Cathy mijmert over onbezonnen tijden in de moorlanden, met name in de befaamde openingszin ‘Out in the wiley, windy moors, we would roll and fall in green’. Mooie herinneringen die op haar netvlies gebrand zijn. En binnenkort op dat van jou? Veel lees- en vooral reisgenot.

Tom De Clerck

REDACTIETEAM Versterk jij binnenkort ons team? Ben jij gepassioneerd door de klim- en bergsport en vertaal je die passie feilloos naar het papier? Dan ben jij de geknipte aanvulling voor onze redactie! Laat het ons weten via redactie@kbfvzw.be of isabeau.vogeleer@kbfvzw.be. Wil je een bijdrage leveren aan het tijdschrift? Heb je een boeiend verhaal over de klim- en bergsport dat je wilt delen met meer dan 11 000 KBF-leden? Laat het ons weten via redactie@kbfvzw.be of isabeau.vogeleer@kbfvzw.be.

colofon KLIM- EN BERGSPORTMAGAZINE KBF Dit federatietijdschrift verschijnt vijf maal per jaar en is een uitgave van de Klim- en Bergsportfederatie VERSCHIJNINGSDATA 2017 15 februari, 15 april, 15 juni, 15 september en 15 november. Special Edition januari. REDACTIEVERANTWOORDELIJKE Reginald Roels / reginald.roels@kbfvzw.be REDACTIEMEDEWERKERS Tom De Clerck, Reginald Roels, Isabeau Vogeleer, Pleun van Looij, Celien Souvagie, Luc Vandenbosch, Louis De Geest, Orlando Furfari, Arne Monstrey, Mark Sebille, Lisa Viane VORMGEVING, PREPRESS EN DRUK Beeld en Lay-out - opmaak: Reginald Roels Eindredactie teksten: Isabeau Vogeleer Druk: Drukkerij EVM Print - Brussel Afsluitdatum inzendingen uitgave juni: 19/04/2017 uitgave september: 28/06/2017 uitgave november: 28/08/2017 VERANTWOORDELIJKE UITGEVer Tuur Ceuleers - p/a Statiestraat 64 - Zwijndrecht

5


stelt voor: Tentenshow 2017: 1 mei

En verschillende andere acties: - Fietsweken: 18/04-29/04 - Kampeerweken: Tenten, matten, slaapzakken, kampeerstoeltjes: 01/05-13/05 - Alpinistenweken: 16/05-27/05 - Zomerweken: 06/06-17/06

Ledenkorting 10% Base Camp, Bevelsesteenweg 42, 2560 Nijlen www.basecamp.be

Klim- en alpineweek : 24 maart t.e.m. 2 april

Rug- en slaapzakkenweek : 31 maart t.e.m. 9 april

Textiel- en schoenenweek : 7 t.e.m. 16 april

Tent- en kampeerweek : 14 t.e.m. 23 april

21 / 22 / 23 april

opendeur weekend

www.mounteqshop.be 6


UP2DATE

BELGISCH KAMPIOENschap SKI-MOUNTAINEERING 2017

BELGISCH TRIO BEKLIMT TORRE CENTRAL IN CHILEENS PATAGONIË

Met een verse sneeuwlaag van ruim een meter dik waren de omstandigheden voor het Belgisch kampioenschap optimaal. Het parcours was bijzonder gevarieerd en stelde de Belgische atleten danig op de proef. Niet alleen het uithoudingsvermogen en de skitechniek van de atleten werden getest, ook rotsklimtechnieken waren noodzakelijk bij de beklimming van een smalle couloir. De wedstrijd ging van start bij mooi weer, maar het duurde niet lang voor de bergen en het dal in wolken gehuld waren. De zichtbaarheid werd tijdens de wedstrijd steeds slechter, tot amper tien meter. Door de rotsbeklimming in de tweede helft van het parcours, was de wedstrijd aanzienlijk moeilijker. Met behulp van een klimgordel en via ferrata set stegen de atleten aan een veiligheidstouw. Ondanks de slechte zichtbaarheid en de technische moeilijkheden bereikten alle atleten veilig de finishlijn. Onze landgenoten Fabrice Etienne en Anouk Doore kronen zichzelf tot Belgisch kampioen ski-mountaineering. Bij de heren gaat het zilver naar Bert Van Den Berge, gevolgd door Corentin Boucher. Bij de dames is de tweede plaats voor Marleen Koninckx. In de categorie junioren gaat Maximilien Drion aan de haal met de Belgische titel, gevolgd door Guillaume Funck en Theo Leunis.

De Belgische klimmers Siebe Vanhee, Sean Villanueva O’Driscoll en Nicolas Favresse hebben als eerste de befaamde bigwall El Regalo de Mwono beklommen in een vrije beklimming. Met een moeilijkheidsgraad van 8a (5.13b) deden de atleten er 19 dagen over om via de oostelijke route de middelste top van Torres del Paine te bereiken. De route werd in 1992 geopend door een Brits team met Paul Pritchard, Simon Yates, Simon Smith en Noel Craine. Zij bereikten de top met hulpmiddelen bij een routewaardering van 5.10 A4, VI. Het trio zorgde dus niet alleen voor de eerste vrije beklimming, maar ook voor de tweede route op de oostwand van Torre Central in een volledig vrije beklimming. Het team dacht vooraf vijftien dagen op de wand door te brengen, maar door het slechte weer kwamen daar uiteindelijk vier dagen bij.

Op zaterdag 18 maart vond het Belgisch kampioenschap skimountaineering plaats in het Franse Doucy, Valmorel.

OLYMPISCHE WEDSTRIJDFORMULE KRIJGT VORM

Na afloop van de jaarlijkse Algemene Vergadering in Québec gaf de internationale sportklimfederatie IFSC een toelichting van de langverwachte Olympische wedstrijdformule. Sportklimmen maakt voor het eerst in haar geschiedenis deel uit van de Olympische Spelen tijdens de Jeugd Olympische Spelen 2018 in Buenos Aires en de Olympische Zomerspelen 2020 in Tokyo. De internationale sportklimfederatie lichtte het Olympisch wedstrijdformat toe tijdens een persconferentie aansluitend op de Algemene Vergadering. Deze wedstrijdformule is uitgewerkt in nauw overleg met het Internationaal Olympisch Comité (IOC) en bevestigt eerdere speculaties over een wedstrijdformule waarbij de drie disciplines gecombineerd worden. Olympische wedstrijdformule Sportklimmen zal deel uitmaken van de Olympische Spelen als een combinatie van de drie verschillende disciplines. De wedstrijd zal bestaan uit twee verschillende rondes waarin telkens de drie disciplines aan bod komen: eerst speed, daarna boulder, afgesloten door lead. Twintig mannen en twintig vrouwen nemen deel aan de kwalificatieronde. Na de kwalificatieronde wordt een ranking opgesteld op basis van de scores van de atleten in iedere discipline. Hoe lager de score, hoe beter. Zes mannelijke en zes vrouwelijke atleten stoten door naar de finaleronde waarbij opnieuw de drie disciplines aan bod komen. Tenslotte gaat één vrouwelijke en één mannelijke atleet aan de haal met Olympisch goud. Kwalificatiewedstrijden In juli 2017 maakt het IOC de kwalificatieprincipes bekend voor de Olympische Spelen 2020. In navolging van deze beslissing plant de IFSC om de kwalificatieprincipes voor sportklimmen in het najaar van 2017 vast te leggen. Meer informatie volgt later dit jaar.

7


MATERIAAL EN TECHNIEK

/HOE KIES JE DE JUISTE

Uittesten van de Exped wintermatten tijdens een winterbivak in de Hoge Venen (Arne Montstrey)

Het aanbod aan slaapmatten is tegenwoordig net zo uitgebreid als de keuze aan slaapzakken. De gemiddelde buitensportwinkel heeft een tiental verschillende slaapmatten in zijn collectie die bovendien verkrijgbaar zijn in allerlei diktes en afmetingen. Welke slaapmat is voor mij dan het meest geschikt? Aan de hand van deze vraag probeer ik jullie wegwijs te maken in dit uitgebreide aanbod.

8

I n dit artikel beperk ik me tot slaapmatten geschikt voor trekkers: matjes die licht en compact genoeg zijn om mee te nemen in een fietstas of rugzak. Verder zullen bepaalde merken uitgebreid aan bod komen, en andere merken nauwelijks of zelfs niet vermeld worden. Om dit artikel bruikbaar te houden, beperk ik mij tot de modellen die in de meeste Belgische buitensportwinkels te vinden zijn.


Tekst Arne Monstrey (verkoper K2)

SLAAPMAT?

NEOAIR Trekker 3

4. Moderne luchtmatras 1. Klassieke slaapmat De klassieke slaapmat, ook wel turn- of yogamat genoemd, is veruit de goedkoopste oplossing. Voor amper 10 euro koop je zo’n matje. Deze matjes wegen erg weinig en isoleren heel goed. Het enige nadeel is dat ze redelijk hard zijn om op te slapen en heel volumineus. Je zult ze bij een trektocht dan ook altijd aan de buitenkant van je rugzak opbergen.

Een tiental jaren geleden bracht het merk Exped een moderne luchtmatras op de markt die stevige concurrentie is voor Therm-ARest. De slaapmatten van Exped zijn nóg comfortabeler, nóg lichter, nóg compacter, maar uiteraard ook duurder. Een doorsnee slaapmat kost ongeveer 140 euro zoals de Exped Synmat UL 7M. De slaapmat ziet er nog steeds uit als een klassieke luchtmatras, maar heeft een synthetische of zelfs donzen vulling. In tegenstelling tot de klassieke matrassen, isoleert deze luchtmatras heel goed.

2. Klassieke luchtmatras De klassieke luchtmatras is een matras gevuld met lucht. Dit maakt de mat een stuk comfortabeler om op te slapen, maar ook veel kwetsbaarder. Het is veruit de minst duurzame en minst interessante mat om mee te nemen tijdens een trektocht. Ondanks de voordelige prijs – voor zo’n 30 euro vind je een exemplaar – is de slaapmat zwaar, volumineus en isoleert bovendien slecht. Veel kampeerders vloeken tijdens een koude nacht en geloven dat hun slaapzak niet warm genoeg is. Meestal is het echter de koude van de grond die de lucht in de matras zodanig afkoelt, dat je net zo goed op de grond kunt slapen. Kortom, geen interessante optie dus. 3. Zelfopblaasbare slaapmat Toen verscheen het Ierse merk Therm-A-Rest op de markt. Sinds 1971 produceren zij de zogenoemde zelfopblaasbare en met schuim gevulde matjes. Wat een Bic is voor een balpen, Kodak voor een fototoestel, dat is Therm-A-Rest voor het zelfopblaasbaar matje. Deze matjes zijn relatief licht, compact, zeer comfortabel en goed isolerend. Deze matjes zijn dan ook iets duurder, maar het goedkoopste compacte model (bijvoorbeeld de Trail Lite) bestaat al vanaf 70 euro. Deze matrassen blijven veruit de meest duurzame oplossing en zijn dus steeds waar voor hun geld.

Een antwoord van Therm-A-Rest kon uiteraard niet lang uitblijven: het merk bracht de NeoAir reeks op de markt. Geen zelfopblaasbare met schuim gevulde matjes, maar luchtmatrassen die aan de binnenkant bekleed zijn met een soort folie. De matras is onderverdeeld in kleine luchtcompartimenten waardoor de mat beter isoleert. Bij de eerste modellen maakte de mat een vervelend geluid door de knisperende folie, maar dat probleem is intussen verholpen. De NeoAir Trekker is een klassieker in deze reeks en met een kostprijs van 135 euro erg gelijkaardig aan de Exped Synmat UL 7M. Een relatief nieuwe speler op de slaapmattenmarkt is het merk Sea To Summit. De slaapmatten zijn geïsoleerd door een aluminiumfolie en/of een thermolite vulling en/of een onderverdeling van de slaapmat in vele, kleine compartimenten. Deze kleine kamertjes zorgen voor een betere verdeling van je lichaamsgewicht op de mat en liggen hierdoor erg comfortabel. Opvallend is de ‘Comfort Plus’ reeks die je boven- en onderaan apart opblaast. Zo heb je een back-up wanneer een van beide kanten lek geraakt. Beschikbaar vanaf 110 €

9


Welk slaapmatje is het meest geschikt voor mij? Tot zover de geschiedenis en het overzicht van beschikbare slaapmatjes. Handig om inzicht te krijgen in het grotere plaatje, maar bij de aanschaf van een slaapmatje houd je ook rekening met vele andere factoren zoals budget, duurzaamheid, comfort, gewicht, pakvolume, afmetingen in uitgerolde toestand, isolatiewaarde (of R-waarde) en de reparatiemogelijkheden onderweg. Budget Als budget je belangrijkste argument is, kies je het best voor de klassieke turn- of yogamat. Hou er rekening mee dat deze slaapmat redelijk hard ligt. Wil je toch graag iets meer, dan zijn de zelfopblaasbare matjes van Therm-A-Rest je beste optie. En ja, ik vernoem bewust dit merk. Therm-A-Rest biedt een levenslange garantie op: het loskomen van het ventiel, het lossen van de naden aan de zijkant en delaminatie van je slaapmat. In de vijftien jaar dat ik intussen in de verkoop werk, heb ik de eerste twee situaties nog nooit gezien.

Comfort, gewicht en pakvolume Het comfort van een slaapmat is relatief moeilijk te omschrijven en vooral iets wat je zelf moet ervaren. Probeer daarom in de winkel de verschillende matjes uit. Dezelfde slaapmat bestaat vaak in verschillende diktes. Dit komt niet alleen de isolatiewaarde ten goede, maar ook het ligcomfort. Om het met een voorbeeld te zeggen: de Therm-A-Rest Prolite is 2,5 centimer dik en de Prolite Plus 3,8 centimeter. Ook al weegt deze laatste iets meer, de mat slaapt een stuk zachter. Wat mij betreft is die 200 gram extra het verschil echt waard. Een slechte nachtrust kan tijdens je tocht harder doorwegen dan een zwaardere rugzak. Comfort blijft dus een belangrijke factor. Dit brengt ons meteen bij het gewicht en het pakvolume van het slaapmatje. Doorgaans geldt: hoe lichter, hoe duurder, maar ook hoe lichter, hoe compacter. Ook het pakvolume is van belang wanneer je een matje uitkiest.

Delaminatie gebeurt wel vaker, hoewel je dit in veel gevallen kunt voorkomen. Wanneer je mat delamineert, staat er een grote luchtbel op je mat. Het betekent dat er lucht zit tussen lagen waar eigenlijk geen lucht mag zitten. Slapen op zo’n matje wordt binnen één nacht haast onmogelijk. Gebeurt dit tijdens je tocht, probeer je mat dan zo te draaien zodat je er het minste last van hebt. Bevindt de bult zich ter hoogte van je schouders, draai je mat dan om en slaap met je hoofd op je voeteneinde.

Eens terug van je trip, ga dan langs bij je buitensportspeciaalzaak die de mat normaliter direct omruilt. De meest voorkomende reden waarom een mat delamineert, is blootstelling aan hitte. Een slaapmat is niet bedoeld voor het strand in Zuid-Frankrijk. Zelfs een dag in een tent op je camping kan al fataal zijn. Je zou ervan versteld staan hoe warm het overdag wordt in een tent. Om dit te voorkomen, open je ‘s ochtends het ventiel. Zo kan de lucht die opwarmt en uitzet ontsnappen.

EXPED SynMat Hyperlite MW

EXPED SynMat UL 7

10


Afmeting

Isolatiewaarde

Veel matjes bestaan niet alleen in verschillende diktes, maar hebben ook verschillende lengtes en breedtes. Een standaard (Regular) mat is gemiddeld 51 centimeter breed en 1 meter 83 centimeter lang. Dit lijkt niet veel, maar de meeste slaapzakken zijn niet veel breder. Ook de meeste lichtgewicht tweepersoonstenten zijn hierop afgestemd. De gemiddelde lange (Long) mat is 62 centimeter breed en 1 meter 96 centimeter lang. Twee lange matjes passen zelfs niet in de meeste tweepersoonstenten. Hou hier dus rekening mee!

Het isolatievermogen van een slaapmat wordt uitgedrukt met een waarde op de zogezegde R-schaal, een schaal van 0 tot 10. De Therm-A-Rest Prolite Plus heeft een R-waarde van 3.4, de Exped Synmat UL 7M een waarde van 3.3 en de Neoair Trekker haalt 3.0. Ter referentie: een R-waarde van 3.3 betekent dat je mat je beschermt tegen de koude van de grond tot een temperatuur van -4°C. Je hebt nog steeds een goede slaapzak nodig, maar het koudegevoel komt alleszins niet meer van de grond. Met elke van deze drie matten kun je dus op stap in het voorjaar, najaar en de zomer. Enkel in de winter heb je een warmere slaapmat nodig. De NeoAir All Season en de Exped Synmat 7M hebben allebei een R-waarde van 4.9, wat grofweg betekent dat ze je beschermen tot een temperatuur van -17°C. De Exped Downmat 9 heeft een R-waarde van 8.0 en gaat hiermee zelfs tot een temperatuur van -38°C. Uiteraard is deze mat alleen bedoeld voor extreme, winterse omstandigheden.

Wat de lengte betreft: ik ben zelf 1 meter 94 centimeter lang, maar slaap al heel mijn buitensportleven op een standaard mat. Ik leg mijn hoofdkussen (of eerder mijn opgeplooide kleren) boven mijn matje, zodat ik toch nog steeds vanaf mijn hielen tot aan mijn schouders op de mat lig. Op die manier kun je als lang persoon toch gewicht uitsparen. Verder bestaan er ook, net zoals bij de slaapzakken, damesmatten. De Women’s Regular is gemiddeld 51 centimeter breed en 1 meter 68 centimeter lang. Maar het gewicht blijft hetzelfde als bij de heren. Bij het damesmodel zit er meer isolatiemateriaal ter hoogte van het zitvlak en de voeten. Sommige slaapmatten zijn ook beschikbaar in een korte (Short) versie. Deze is dan 51 centimeter breed en 1 meter 19 centimeter lang en bedoeld voor de echte grammenjagers. Dit soort matjes wordt meestal gebruikt door alpinisten. Je ligt dan met je zitvlak en je schouders op de isolerende mat, terwijl je hoofd op een opgerold kledingstuk ligt. Je benen leg je op de rugzak of een uitgerold touw. Niet erg comfortabel, maar wel licht en compact, en dat maakt de dag nadien misschien het verschil.

Reparatiemogelijkheden onderweg Ten slotte kun je bij de aanschaf van een slaapmat ook rekening houden met de mogelijkheid om je matje te herstellen eenmaal je onderweg bent. Het fenomeen delaminatie heb ik eerder al besproken, maar wat doe je wanneer bijvoorbeeld een scherpe doorn je matje doorprikt? In het geval van de klassieke turnslaapmat is dit uiteraard geen enkel probleem. Er zit geen lucht in de mat, dus kan de slaapmat ook niet lek. Een zelfopblaasbaar matje is binnenin gevuld met een soort elastisch schuim. Zelfs een lekke mat zal je altijd nog een minimum aan demping en isolatie geven, net zoals de met dons of synthetische voering gevulde slaapmatten. De slaapmatten uit de NeoAir reeks of de matjes van Sea To Summit zullen je op de grond doen slapen (met uitzondering van de Sea To Summit Comfort Plus reeks, zie boven). Sommige slaapmatten leveren een reparatieset bij aankoop. Dit is geen reden om wantrouwig te worden. Je zal tevreden zijn wanneer je het setje bijhebt eenmaal je matje lek is! Een slaapmatje herstellen gebeurt overigens net als het plakken van een fietsband. Probeer het gaatje te lokaliseren met behulp van wat water, maak het gaatje droog en markeer het. Soms is een druppeltje lijm al genoeg om het gaatje te dichten. Bij grotere gaatjes/scheurtjes zal je ook een plakker moeten kleven. ▲

THERMAREST Prolite Plus THERMAREST ridgerest Classic

11


BERGWANDELEN

/een blik op... groot-brittannië De Britten houden van wandelen: getuige daarvan de vele duizenden kilometers bewegwijzerde wandelpaden die Groot-Brittannië doorkruisen. Het landschap in Engeland, Wales en Schotland heeft dan ook heel wat verrassingen in petto: van moerassen, venen, lieftallige heuvels en romantische valleien tot onherbergzame, door de wind gegeselde bergtoppen. En dan is er nog die spectaculaire kustlijn waar steile kliffen loodrecht de Atlantische Oceaan in duiken. Kortom, Groot-Brittannië is de place-to-be om je bergschoenen aan te trekken. In dit artikel bekijken we wat hiken in Groot-Brittannië zo bijzonder maakt.

De

aantrekkingskracht van Engeland, Schotland en Wales gaat allicht niet schuil in de hoogte van de bergtoppen. De hoogste top, Ben Nevis in Schotland, is amper 1345 meter hoog. Maar wat GrootBrittannië ontbreekt in hoogte, maakt het eiland ruimschoots goed in onherbergzaamheid. Als wandelaar kun je je verrassend snel alleen op de wereld voelen – en daarvoor hoef je niét naar het uiterste noorden te reizen. De grote variatie in landschappen resulteert in ontelbare wandelmogelijkheden voor zowel beginnende als meer ervaren hikers. Vrije toegang Dankzij het ‘right of way’ kun je in Engeland en Wales lange, doorgaande tochten maken. Iedere landeigenaar is er immers verplicht om wandelaars toe te laten op de paden die zijn/haar grondgebied doorkruisen. Zo kun je zelfs van kust tot kust wandelen. De bekendste route is de “Coast-to-Coast” in het noorden van Engeland die drie nationale parken doorkruist. In Schotland geldt dan weer het ‘right to roam’ dat ruimer is dan het Engelse ‘right of way’. Ook buiten de aangelegde paden heb je in Schotland vrije toegang tot niet-gecultiveerde gebieden. Hou wel rekening met lokale beperkingen tijdens het jachtseizoen (van augustus tot december). Dit recht op overpad gaat uiteraard ook gepaard met enkele plichten. Deze gedragsregels staan beschreven in de ‘country code’ (Engeland en Wales) en de ‘outdoor access code’ (Schotland).

12

Groot-Brittannië telt in totaal vijftien nationale parken: tien in Engeland, drie in Wales en twee in Schotland. Deze gebieden worden beschermd omwille van het prachtige landschap, de dieren die er leven en/of de culturele waarde. Naast de nationale parken vind je in Groot-Brittannië ook 46 natuurgebieden of ‘area’s of outstanding natural beauty’ (AONB’s). Neusje van de zalm De ‘national trails’ in Engeland en Wales, en ‘Scotland’s great trails’ zijn het neusje van de zalm onder de langeafstandstochten. Deze wandelpaden worden onderhouden met de steun van de Britse overheid en zijn steeds goed bewegwijzerd: een eikel duidt de weg aan voor de vijftien ‘national trails’ en een distel markeert de 26 Schotse wandelpaden. Vaak lopen deze tochten niet alleen door prachtige landschappen, maar vertellen ze ook een historisch verhaal. Het ‘Hadrian’s Wall Path’, waarover je verderop in dit tijdschrift kunt lezen, is hier een mooi voorbeeld van. Onderweg heb je dan ook geregeld de kans om historisch erfgoed of pittoreske dorpjes te bezoeken. Je kan langsheen de routes overnachten op een camping, in een B&B, jeugdherberg of hotel. Opgelet, op de populaire routes moet je in het hoogseizoen jouw verblijf ruim vooraf boeken. Deze gemarkeerde paden zijn de uitgelezen keuze voor hikers die weinig ervaring hebben met navigatie en oriëntatie. Naast de ‘national trails’ zijn er ook talrijke regionale wandelpaden. Een volledig overzicht vind je op de website van The Long Distance Walkers’ Association’ (zie kader).


Tekst Reginald Roels Tekst Isabeau Vogeleer / foto’s Wikimedia Commons

Van de platgetreden paden

Twee millimeter terreur

Verlaat je graag de platgetreden paden, dan kun je ook zelf een tocht uittekenen, maar bevoorrading onderweg varieert sterk per regio. Onder meer in Snowdonia N.P. en Lake District N.P. ben je volledig op jezelf aangewezen. Drinkbaar water vind je in de vele stroompjes en meertjes onderweg, maar omwille van het vee moet je het water ontsmetten. Wildkamperen is in Engeland en Wales niet toegestaan, tenzij je toestemming hebt van de landeigenaar. In verschillende nationale parken echter wordt wildbivakkeren oogluikend toegestaan. In Schotland is wildbivakkeren dan weer wel toegestaan, met uitzondering van enkele druk belopen routes zoals de West Highland Way (zie artikel pagina 14).

Het zomerwandelseizoen in Groot-Brittannië start midden april wanneer de meeste sneeuw verdwenen is. Maar opgelet, want sneeuwval is tot laat in het voorjaar nog steeds mogelijk. Begin juni duiken de beruchte Highland midges op. Met een vleugelspanwijdte van amper twee millimeter kunnen deze bijtvliegen je het leven behoorlijk zuur maken. Midges houden van zweet en ze zijn nooit alleen – integendeel. De beste voorzorgsmaatregel is om je tocht af te stemmen op het midgesseizoen: vermijd kortom de periode juni-augustus. Je kunt de voorspellingen van het aantal bijtvliegen volgen op www.smidgeup.com. Wil je de bijtvliegen ontlopen tijdens je tocht? Probeer dan veengebieden te vermijden en zoek de wind op. Schaf ook je insectenwerende producten ter plaatse aan. Vaak zijn deze effectiever dan de middelen in België verkrijgbaar. ▲

De Cape Wrath Trail in de noordwestelijke punt van Schotland wordt omschreven als één van de zwaarste tochten in GrootBrittannië: meer dan 320 kilometer over niet-gemarkeerd terrein met verscheidene rivierdoorsteken. De Highland High Way is een zwaardere variant op de West Highland Way. Deze tocht doorkruist de Schotse hooglanden via de verschillende toppen, goed voor zo’n 830 tot 1720 hoogtemeter per dag. De avontuurlijke hiker kan in Groot-Brittannië ook gebruik maken van de zogeheten ‘bothies’: een eenvoudig huisje of hut, onbemand en zonder voorzieningen zoals drinkwater of dekens. Deze primitieve onderkomens zijn dus níet te vergelijken met berghutten in de Alpen! Een matje, slaapzak en kookgerei breng je zelf mee. Er is steeds drinkwater in de buurt van de hut en vaak kun je de open haard aansteken. Het verblijf is er gratis. Meer informatie vind je op de website van de Mountain Bothy Association (zie kader).

Meer wandelinspiratie nodig? • Op www.oppad.nl vind je meer dan 20 wandeltips! Ook op hikingadvisor.be kun je de landenpagina’s raadplegen met heel wat extra informatie. • www.walkingbritain.co.uk, www.walkinghighlandsco.uk, www.walkni.com, www.mountainbothies.org.uk • “The UK trailwalker’s handbook” (2009) Cicerone Press, verkrijgbaar in de KBF-bibliotheek. Een uitgave van The Long Distance Walkers’ Association en een goede leidraad bij het uitkiezen van een wandeltocht.

13


BERGWANDELEN

/WEST HIGHLAND Meest populaire tocht in Groot-Brittannië Wie houdt van wandelen en het Schotse landschap, moet de West Highland Way aan zijn bucketlist toevoegen. De 152 kilometer lange route werd in 1980 geopend en loopt van Milngavie bij Glasgow tot Fort William. Zoals de naam al zegt, loopt deze prachtige route van zuid naar noord door de Schotse Hooglanden. Ongeveer de helft van deze tocht loopt over oude militaire wegen, veedrijverroutes en koetswegen. Deze paden zijn meestal goed onderhouden, in tegenstelling tot de andere helft van de wegen. Deze helft bestaat uit droogliggende bergbeken en rivieren. Deze ondergrond van kiezels, stenen en rotsen en de combinatie met stijgen en dalen, maakt van deze tocht best wel een zware onderneming. Toch is het de populairste tocht van Groot-Brittannië!

“De West Highland Way is vooral een heel mooie wandeling! Je hebt op sommige plaatsen supermooie uitzichten en op andere momenten zit je dan weer op enkele steile stukjes tussen de bomen of naast het water te wandelen...”

14


Tekst Laura Reginald Roels Tekst Lisa Viane / foto’s Willemot

WAY

15


Ervaringen Veerle Van Belle: “De West Highland Way was mijn eerste echte wandelvakantie. Ik wist dus ook niet helemaal wat ik moest verwachten. Maar wat ik kreeg tijdens die week wandelen, was alleszins meer dan ik ooit had zien aankomen. Toen ik de West Highland Way wandelde was ik net geen 15 jaar. De West Highland Way was fysiek zeer lastig voor mij aangezien ik vanaf de tweede dag enorm veel last had van mijn knieën door het wandelen. Maar de West Highland Way is vooral een heel mooie wandeling! Je hebt op sommige plaatsen supermooie uitzichten en op andere momenten zit je dan weer op enkele steile stukjes tussen de bomen naast het water te wandelen. De natuur die je daar in Schotland te zien krijgt, is gewoon prachtig! Op de laatste dag hebben we de Ben Nevis nog opgewandeld. Er werd ons vooraf verteld dat deze hoge bergtop slechts tien dagen per jaar niét in de wolken is gehuld. Toen wij deze laatste wandeling deden, was het een stralende dag met geen enkele wolk en eenmaal op de top aangekomen konden we enorm indrukwekkend ver zien!” Laura Willemot: “De West Higland Way is een hele aangename route om te bewandelen. Het is een wondermooie omgeving met heel wat vriendelijke mensen. Wandelaars die je de eerste dag tegenkomt, zal je normaal de hele 7-daagse trekking blijven ontmoeten. Iedereen gaat naar dezelfde jeugdherbergen en iedereen wandelt er met de rugzak naar de volgende bestemming. Je voelt je volledig teruggetrokken in de natuur aangezien er slechts op enkele plaatsen van de wandeling auto’s kunnen passeren.”

“De volgende dagen kunnen we onder een stralende zon genieten van een prachtig landschap. De temperatuur rond de 20 graden heeft als enige nadeel de vele midges die je rond de oren vliegen....”

Leen Delcoucq: “De eerste dag van de tocht moesten we al direct Conic Hill overwinnen om zo via Loch Lomond de Highlands voor ons te zien opduiken. De volgende dagen kunnen we genieten van een prachtig landschap, met onder andere de Devil’s Staircase, in een stralende zon en temperaturen rond de 20 graden. Het enige nadeel van dit mooie weer zijn de vele midges die je rond de oren vliegen. De wandeling eindigt met letterlijk een hoogtepunt. Met onze laatste krachten beklimmen we de Ben Nevis. Jammer genoeg was het een mistige dag en konden we boven niets zien, maar het blijft een unieke ervaring om op de hoogste berg van Schotland te staan.” Merel Duhamel: “De West Highland Way was zeer goed te doen voor mij, misschien omdat ik wel al ervaring had. Tijdens de tocht kwamen we elke dag een loper tegen: er is een loopwedstrijd die de volledige route van de WHW volgt. We hebben twee keer in tenten geslapen en dat was heel goed te doen. Met een goed (isolerend) matje en een warme slaapzak, kun je zeer comfortabel slapen. Tijdens de tocht zelf zijn we eigenlijk bijna niemand anders tegen gekomen. Het was echt super rustig. Er wordt gezegd dat het in Schotland meer regent dan dat de zon schijnt. Daarom namen wij ook onze voorzorgen, en zoals het een goede alpinist beaamt, kleedden wij ons ook in laagjes. Maar de verwachte regen bleef uit. We hebben geen druppel regen gehad, en als we onze regenjas al aandeden, was dat meer als extra laagje tegen de soms felle wind, dan tegen de regen. De West Highland Way is echt een supermooie tocht in een prachtig land.”

16


Route

Hoe lang ben je onderweg?

De route begint in het landelijke achterland van Glasgow, in Milngavie. Via Conic Hill bereik je de oevers van Loch Lomond, het grootste zoetwaterreservoir in Groot-Brittannië. De West Highland Way volgt Loch Lomond langs de oostoever voor zo’n 35 kilometer. Daarna is het stijgen geblazen tussen Rowardennan en Inversnaid. Voor velen is dit het lastigste stuk. Het zandpad is slecht onderhouden en wordt bij nat weer al snel modderig. Maar het harde werk wordt beloond! Je hebt bovenaan prachtige vergezichten op de Highlands. Na Iverarnan trek je door naar Bridge of Orchy en volgt de route het dal dwars door de Highlands met hun karakteristieke vorm. Van Bridge of Orchy loopt de route langs Blackmount en Rannoch Moor. Dit is de meest verlaten passage van de wandeling, met een magnifiek zicht op de Buachaille Etive Mor, de bekende berg van Glen Coe. Na deze enige echt steile klim - niet voor niets de Devil’s Staircase genoemd - wordt je opnieuw beloond met prachtige vergezichten.

Afhankelijk van je fysieke conditie is de West Highland Way in zes tot tien dagen af te leggen. E zijn onderweg voldoende overnachtingsmogelijkheden en winkels, waardoor je makkelijk je eigen trajecten kan indelen. Hou er wel rekening mee dat het noordelijke deel langs Loch Lomond en het traject vanaf Bridge of Orchy redelijk afgelegen is. Deze stukken worden dus bij voorkeur in één keer afgelegd. Ook voor mensen die met de tent trekken, zijn er voldoende mogelijkheden. Let er wel op dat de regels voor wildkamperen hier tegengesteld zijn aan de rest van Schotland: langs de route mag je enkel kamperen waar de bordjes het specifiek toelaten.

Via Kinlochleven en de Mamores eindigt de route in Fort William, aan de voet van Ben Nevis, de hoogste berg van Groot-Brittannië. Niets belet je om deze (bij goed weer) ook nog even te beklimmen! Harry Potter-fans kunnen de stoomtrein van Fort William naar Mallaig nemen en zich even in de magische wereld wanen. De routemarkering is zeer duidelijk. Je herkent de bordjes met de distel in de zeshoek van ver. Doordat deze route onderdeel is van de Long Distance Routes, wordt ze financieel gesteund door de nationale overheid. De markeringen en voorzieningen (zoals overstapjes) zijn daardoor zeer goed.

“Tijdens de tocht zelf zijn we eigenlijk bijna niemand anders tegen gekomen...”

Beste periode? De meest droge en zonnige maand in Schotland is mei. Vanaf half mei wordt het opnieuw regenachtiger, waardoor de midges je het leven zuur kunnen maken. Deze zeer kleine vliegjes steken niet, maar bijten en komen vooral in vochtige streken voor, vooral in de hooggelegen gebieden van de West Highlands. Een muskietennet over je pet en anti-insectenspray kunnen helpen. De ideale periode voor deze trektocht is dus begin mei. ▲

17


BERGWANDELEN

/HADRIAN WALL : Wie op zoek is naar een meerdaagse wandeltocht met een eigenzinnige insteek moet de Hadrian Wall National Trail zeker overwegen. Het traject loopt van Bownesson-Solway in het oosten tot Wallsend bij Newcastle aan de Britse westkust en bedraagt in totaal zo’n 84 mijl of 135 kilometer. Met een week kom je dus ruimschoots toe. Onderweg zijn er zo veel overnachtingsmogelijkheden dat het heel eenvoudig is om je eigen dagetappes op te stellen. Je kunt overnachten in een tent, maar evengoed gebruik maken van de uitstekende B&B’s.

E ngeland

telt vijftien verschillende “National Trails”: langeafstandspaden die de prachtige pastorale landschappen doorkruisen. Verwacht je aan een combinatie van weides, bossen, rivieren, akkers en heggen waar je zowel kans hebt om tamme koeien als wilde herten te zien. Engeland is veel groener en meer desolaat dan velen beseffen. Wat dit specifieke pad zo uniek maakt, is de geschiedenis. Het pad volgt zo goed mogelijk het verloop van de muur die de Romeinse keizer Hadrianus rond 122 n.C. heeft gebouwd.

De muur van Hadrianus In plaats van de ‘Barbaren’ in Schotland te bevechten, bedacht Hadrianus een meer eenvoudige oplossing: hij bouwde een muur om de Schotten tegen te houden – of hoe de geschiedenis zichzelf soms herhaalt. Die muur staat er grotendeels nog steeds. Vandaag ligt de grens met Schotland iets noordelijker, maar het blijft een indrukwekkend staaltje bouwkunst. Niet alleen de muur, ook vele (ruïnes van) forten en steden zijn nog duidelijk zichtbaar in het landschap en allemaal te bezoeken. Met elke stap die je er zet, zet je een stap in de geschiedenis. En uiteraard kom je onderweg genoeg pubs tegen om alle indrukken even door te spoelen. Midges Wanneer ik terugdenk aan deze tocht, herinner ik me mijn eerste kennismaking met de beruchte midges op de camping in Bownesson-Solway. Als je niet weet wat deze beestjes zijn, denk je eerst dat er enkele fruitvliegjes rond je zwerven, tot het je een half uur later jeukend duidelijk wordt wat ze eigenlijk echt voor je betekenen. Na de ontdekking van de midges volgde ook redelijk snel de ontdekking van Deet...

18


Tekst en foto’s Arne Monstrey

stappen met Romeinen Tijdens een van de eerste overnachtingen vonden we een oude man die een deel van zijn tuin verhuurde als camping. Toen we aanbelden aan zijn deur, glimmend van de regen op onze GoreTex jassen, waren zijn woorden als volgt: “You two look like you’re in desperate need of a cup of tea.” Hij voegde de daad bij het woord en kwam even later aan met een schaaltje met daarop een theepot en twee plastic bekers. Hij verontschuldigde zich uitgebreid voor de plastic bekers. Hij legde uit dat hij de schaal met porseleinen kopjes had laten vallen en sindsdien het porselein niet meer mocht gebruiken… Hij was wel zo vriendelijk om ons zijn paraplu te lenen wanneer we even verderop naar de pub wandelden. Britse hoffelijkheid Heerlijk ook aan dit deel van Engeland zijn de vele ‘Village Greens’. Een soort grasveldje in het midden van het dorp waar je voor bijna geen geld je tentje mag opzetten. De sanitaire voorzieningen zijn er basic, maar proper. Aangezien het terrein omringd wordt door huizen is de sociale controle er groot genoeg om je tent rustig te laten staan en (alweer) een pub te gaan opzoeken. Op een van die gelegenheden geraakten we aan de praat met enkele amateurarcheologen die even verderop met opgravingen bezig waren. We hadden het net over de vergelijking tussen Belgisch en Brits bier toen de muziek stilviel en de hele bar Eva’s ongezouten mening leerde kennen. Gelukkig namen ze het ons niet kwalijk. We werden zelfs uitgenodigd om een kijkje te nemen bij de opgravingen die voor het publiek gesloten waren. Twee dagen later viel ons dezelfde eer te beurt toen we reeds voor tien uur présence gaven in een openluchtmuseum. We mochten er van de bewaker wel al rondlopen, maar hij kon ons geen ticketje verkopen. Of hoe de Britten hoffelijkheid combineren met werkethiek.

Diploma Wanneer je de tocht met kinderen aflegt – of voor de liefhebbers onder de volwassenen – kun je vooraf een paspoort aanvragen. Onderweg kun je zes stempels verzamelen. Nadien kun je in het museum in Newcastle een certificaat krijgen dat je de tocht gelopen hebt. ▲

Reiswijzer Reisperiode Kan in principe heel het jaar door, maar is vooral aan te raden tussen begin mei en eind oktober. Vervoer Ofwel rij je erheen met je eigen auto en maak je gebruik van het openbaar vervoer om op begin- en/of eindpunt te geraken. Ofwel vlieg je op Glasgow of Newcastle om opnieuw gebruik te maken van het openbaar vervoer. Je geraakt met de trein tot in Carlisle, vanwaar je dan nog een bus dient te nemen tot Bowness-on-Solway. Accommodatie Zoals je zelf wilt. Alles kan met de tent gebeuren, maar dan weegt je rugzak wat zwaarder. Of je kiest voor lichtgewicht en stapt van B&B naar B&B. Er zijn zelfs organisaties die je reis zodanig verzorgen, dat ze alle overnachtingen voor je boeken en je bagage overdag voor jou transporteren zodat je enkel een dagrugzak hoeft te dragen. Moeilijkheidsgraad Iedereen met een basis stapconditie kan deze tocht aan. Zoals gezegd zijn er zoveel mogelijkheden qua dagplanning en het gewicht van je rugzak, dat iedereen met een gezonde portie goesting deze tocht aan zou moeten kunnen. Topo Wij gebruikten de uitstekende ‘Trailblazer’ wandelgids (ISBN 978-1-905864-58-4) Nuttige websites www.nationaltrail.co.uk www.english-heritage.org.uk

19


ROTSKLIMMEN

/GROOT-BRITTANNIË... gevuld met klimgebieden in alle soorten en maten

Rotsklimmen in Groot-Brittannië kan een heel gevarieerde aangelegenheid zijn. Je kan er sportklimmen, trad-klimmen, boulderen en deep water soloing. Essentieel om te weten is dat het gebruik van haken en boorhaken er eerder zeldzaam is. Als klimmer zal je dus inventief gebruik moeten maken van natuurlijk aanwezige zekeringsmogelijkheden. De geologische geschiedenis van het land heeft geleid tot een enorme diversiteit aan gesteentes, gaande van graniet tot zandsteen. Ook op vlak van moeilijkheidsgraden is er voor ieder wat wils. Om iets wijzer te worden uit dit grote aanbod, lichten wij er vier mooie gebieden uit. Vergelijkende schaal Frankrijk UK 1,2 Mod / Diff 3 Vdiff / HVDiv 4 S / HS 4+ VS 5a VS / HVS 5b HVS 5c HVS 5c+ E1 5a 6a E1 5b - E2 5a 6a+ E1 5c - E3 5b 6b E2 6a - E4 5c 6b+ E3 5c - E5 6a 6c E3 6a - E5 6a 6c+ E4 6a - E5 6b 7a E4 6b - E6 6b 7a+ E5 6b - E6 6b 7b E5 6c - E7 6c 7b+ E6 6b - E8 6c 7c E6 6c - E8 6c 7c+ E6 6c - E9 7a 8a E7 6c - E9 7a 8a+ E7 7a - E10 7a 8b E8 7a - E10 7a 8b+ E8 7a - E11 7a 8c E9 7b - E11 7a Moderate (M, or “Mod”) / Difficult (D, or “Diff”) / Hard Difficult (HD, or “Hard Diff”) / Very Difficult (VD, or “V Diff”) / Hard Very Difficult (HVD, or “Hard V Diff”) / Mild Severe (MS) / Severe (S) / / Hard Severe (HS) / Mild Very Severe (MVS - often omitted) / Very Severe (VS) / Hard Very Severe (HVS) / Extremely Severe (E1, E2, E3, ...) Meer info: https://en.wikipedia.org/wiki/Grade_(climbing)

20 20


Tekst Pleun van Looij / foto’s David De Moerloose

Portland

Lake District National Park

Portland is een schiereiland, gelegen in het zuidwesten van GrootBrittannië. Dit schiereiland wordt gekenmerkt door indrukwekkende witte kalksteenkliffen die je tijdens het klimmen een adembenemend uitzicht bezorgen op het Kanaal. Vooral als sportklimmer kan je hier goed uit de voeten. Het gebied staat namelijk bekend om zijn behaakte sportklimroutes van gevarieerde moeilijkheidsgraden. Naar verluidt bevinden zich er zelfs een aantal van de mooiste sportklimroutes van Groot-Brittannië. Naast sportklimmen zijn boulderen (West Weares, Blacknor Beach, Battelship Beach, Portland Bill, Southwell Landslips, The Cuttings, enz.) en deep water soloing ook goed mogelijk in Portland. The Cuttings Boulderfield bestaat uit honderden boulders die eerder laag zijn (+- 3m) en waarbij een zitstart de norm is. Slechts een aantal gebieden in Portland worden beïnvloed door de getijden maar het is verstandig dit toch even na te gaan voor je ergens gaat klimmen. Wat klimaat betreft heeft Portland een mild klimaat wat het mogelijk maakt er het hele jaar door te klimmen.

Lake District ligt in het noordwesten van Groot-Brittannië en wordt gezien als één van de bakermatten van het rotsklimmen. Alleen al dit gegeven maakt het vandaag de dag één van de populairste klimbestemmingen van Groot-Brittannië. Lake District bestaat uit verschillende valleien met elk een eigen karakter en atmosfeer. Steensoorten die voorkomen in dit gebied zijn kalksteen, zandsteen, leisteen, graniet en Borrowdale Volcanics (een hard vulkanisch gesteente dat erosie heeft weten te doorstaan, n.v.d.r.). Moeilijkheidsgraden variëren en zorgen ervoor dat zowel de beginnende klimmer als meer ervaren klimmer het naar zijn zin heeft. In Lake District kan je voornamelijk trad-klimmen hoewel er in St Bees een aantal behaakte routes zijn. Ook als boulderaar kan je je in Lake District vermaken. Je hebt er zowel hooggelegen vulkanische boulders in de bergen als lagergelegen gebieden zoals Kentmere, Carrock Fell, Eskdale of St Bees. De voornaamste klimgebieden in Lake District zijn Langdale, Coniston (sommige routes behaakt), Eskdale, Gable, Pillar, Buttermere, Borrowdale, Swindale, St Bees Head, Chapel Head Scar (meerderheid routes behaakt maar moeilijker) en Silverdale. Heel het jaar door kan er in Lake District geklommen worden. Hou er echter rekening mee dat het gebied bekend staat om zijn wispelturig weer met een niet geringe kans op regen.

“De geologische geschiedenis van het land heeft geleid tot een enorme diversiteit aan gesteentes, gaande van graniet tot zandsteen.....”

Peak District National Park

Snowdonia National Park Snowdonia National Park is een bergachtig gebied in het noorden van Wales. Het park is genoemd naar de berg Snowdon, met 1085 meter de hoogste berg in Wales. Geologisch gezien bevat dit park enorm veel verschillende steensoorten. Een veelvoorkomend gesteente is Rhyolite, een vulkanisch gesteente dat erg doet denken aan graniet. In Snowdonia kan je zowel trad-klimmen als sportklimmen. Ogwen Valley biedt mooie routes voor de beginnende klimmers onder ons. Hoewel de moeilijkheidsgraad iets lager ligt, geeft Ogwen Valley je een echt alpiene gevoel aangezien de vallei uitgesleten is door gletsjers. De Llanberis Pass bevat dan weer ietwat uitdagendere routes waarvan de Cenotaph Corner (5c) de meest bekende is. Net als de rest van Groot-Brittannië is het weer in het noorden van Wales onvoorspelbaar en wordt de regio gekenmerkt door een mild zeeklimaat. Snowdonia is één van de natste gebieden van GrootBrittannië. De meeste regen valt gemiddeld genomen in november en de minste in april.

Eerder centraal gelegen in Groot-Brittannië vind je Peak District, met letterlijk wel duizenden routes om uit te kiezen. In 1951 werd Peak District het eerste gebied dat aangewezen werd als nationaal park. Later dat decennium volgden Snowdonia, Lake District, Dartmoor en nog vele anderen. De vele routes in Peak District vragen verschillende klimstijlen en ook hier vind je een grote variëteit aan gesteentes. Je kan hier hoofdzakelijk trad-klimmen maar ook boulderen. Peak District is opgedeeld in Dark Peak, voornamelijk bestaande uit zandsteen en White Peak, bestaande uit kalksteen en gekenmerkt door steilere wanden. De excellente grip die zandsteen biedt, zorgt ervoor dat Dark Peak populair is bij klimmers van alle niveaus. Stanage edge en Froggatt edge zijn twee indrukwekkende en befaamde klimlocaties waar je jezelf op de proef kan stellen. Meer zuidelijk in dit gebied vind je de echt uitdagende routes zoals Higgar Tor, Burbage Edge en Millstone Edge. Er kan in Peak District gedurende het hele jaar door geklommen worden op voorwaarde dat het droog is. Koude winterdagen zorgen voor ideale omstandigheden om hier te boulderen, aangezien je dan maximaal wrijving hebt op zandsteen. De beste periode voor trad-klimmen is van de lente tot en met de herfst. Een verslag vind je op de volgende pagina. ▲

21


ROTSKLIMMEN

/PEAK DISTRICT Eind september, de twee super klimweken in Chamonix van deze zomer zitten nog vers in het hoofd. Met de winter op komst, maak ik me de bedenking of we niet nog een korte klimtrip kunnen doen voor het zover is. De gedachte aan lange routes klimmen in Orpierre, Calanques,… is nog niet helemaal rijp, als er een mail van Philip verschijnt: “Hey gasten, iemand zin om nog ergens te gaan klimmen?” Enkele mails later is de klimtrip bezegeld: Philip, Jo en ik trekken naar het Peak District in het noorden van Engeland.

22


Roels Tekst en foto’sTekst DavidReginald De Moerloose

Ik

ben meer iemand van ‘lange routes’, maar in Peak District variëren de routes van 8 meter tot 15 à 20 meter lengte. Bovendien krijg ik niet echt warm vanbinnen bij de gedachte aan Peak District in oktober. Maar kom, denk ik, een nieuw klimgebied, trad klimmen… verkocht! Eerste feeling met ‘gritstone’ Woensdagmorgen vroeg spreken we af ten huize Philip, we laden de auto van Jo tot de nok vol, en vertrekken richting Calais. De checkin op de Eurotunnel verloopt vlot, en een goed half uur later zetten we al voet aan wal op Engelse bodem! We rijden via Londen richting Sheffield, en iets na de middag komen we aan in Hathersage. We doorkruisen het dorp, en komen via enkele kleine weggetjes aan onze camping ‘North Lees’. Het is er rustig, dus we kiezen ons een mooie staanplaats en zetten onze tent op. De dag is nog niet om, dus we beslissen om nog naar de rots te trekken en een eerste feeling met de ‘gritstone’ op te doen. Voor Philip en mij is het de eerste ervaring in Peak District, voor Jo is het zijn 7de of 8ste keer! Qua gids kunnen we dus niet klagen. We trekken naar ‘Burbage North.’ Het weer is eerder bewolkt en tamelijk winderig, maar Jo verzekert ons dat zelfs onder vochtige omstandigheden de grip nog altijd voldoende is. Over de grip valt inderdaad niets te zeggen, maar bovenaan de route worden we bijna omvergeblazen door de wind! Aangezien we met drie zijn, passen we volgend systeem toe: de eerste klimt voor en plaatst de zekeringen, de tweede klimt ook voor en pikt enkel in, en de derde klimt na en ruimt alles op. Het afdalen gaat via een pad, dat meestal slechts enkele meters van de route ligt. Na een viertal routes krijgen we het gezelschap van Jeremy, een fotograaf uit Londen die o.a. samenwerkt met Bear Grills.

Hij heeft ons opgemerkt vanuit het tegenoverliggende massief ‘Higgar Tor.’ Voor we het weten zijn we aan het klimmen te midden van een professionele fotoshoot. Ondanks alle ‘peer pressure’ lukken de routes vlot. Het gevoel zit goed. Nieuw is de Engelse quotering van de routes. Gelukkig heeft Jo hier een pak ervaring in. Waar Jo ook ervaring in heeft, zijn de lokale pubs. Na de klimsessie trekken we dus richting ‘Fox house.’ Engels bier blijkt meteen ook wennen, maar daar zitten we niet te hard mee in. Het voorgerecht blijkt quasi een hoofdgerecht, we prijzen ons gelukkig dat we geen dessert besteld hebben! We drinken nog iets op de camping, en genieten na van de eerste geslaagde dag. De weersvoorspelling voor de komende dagen ziet er perfect uit.

“De route is terug niet zo erg hoog, maar de hoogte van de zekeringspunten maakt een grondval altijd mogelijk. Dat spookt wel wat in ons hoofd.....”

Zelfvertrouwen groeit Onze gsm loopt af, tijd om uit een warme slaapzak te komen. Dankzij Jo z’n koffie is iedereen snel wakker. Vandaag trekken we richting ‘Stanage North’, waarschijnlijk het meest gekende massief van Peak District. We zien het volledig zitten. Jo stelt voor om naar ‘Stanage End’ trekken, letterlijk op het einde van het massief. Na een stevige wandeling van een uur door lang nat gras, komen we met doorweekte schoenen en broek aan bij het massief. Maar de zon is ondertussen van de partij! Jo heeft er een mooi deel uitgekozen: licht mossig, nog een beetje vochtig. Jo begint aan de eerste route. Bijna boven is er een lastige traversé, waar het even goed uitkijken is. Voor de volgende routes keren we een tiental meter terug, om de hoek in de zon. Deze keer is het mijn beurt om voor te klimmen, maar het gevoel zit goed en we zijn vertrokken voor alweer een mooie klimdag. We klimmen onder andere de routes ‘The Ariel’ en ‘Prospero’s Climb’. Daarna keren we een stukje terug naar sector ‘Fate and Youth.’ We houden de keuze van de routes binnen onze klimmogelijkheden, wat het vertrouwen doet groeien. We klimmen hier de routes ‘Ono’ en ‘Uno cracks.’ ‘Fate’ (E2 5C) klimmen we in toprope, omdat de protectie bovenaan op heel klein materiaal is, en we het vertrouwen nog even willen behouden. We klimmen de wand volledig uit met de routes ‘Duo Crack Climb’, ‘Solo Slab’ en ‘Staircase Rib’. Het afdalen gaat terug via een pad net naast de routes. Daarna keren we nog een stukje terug om af te sluiten met de routes ‘Icy Crack’ en ‘Youth.’ Wanneer we afsluiten, kan Jo ons onmiddellijk naar een goede pub leiden, waar we de tijd nemen om ons palmares aan te vullen met de routes van vandaag. Na iets gegeten te hebben, besluiten we rustig richting de camping te trekken waar we nog nagenieten met…. een drankje of twee.

23


“Het zit tussen de oren”

“Wide and awkward”

Vrijdag belooft een zonnige dag te worden, dus we raken iets vlotter uit de slaapzak. En inderdaad, nog geen uurtje later is de zon al van de partij. We vertrekken naar ‘Rivelin’, een massief dat in tegenstelling tot ‘Stanage’ en ‘Burbage North’ volledig tussen de bomen ligt. Maar met het weer van vandaag is dat misschien wel een goede zaak! Relais maken gebeurt hier rond bomen. Het wandelpad ligt ook iets verder af, en het pad ligt er ook wel gladder bij. De eerste routes zijn opwarmers. Daarna kiezen we er een dalroute ‘Better Late Then Never’. Deze route blijkt goed te doen tot halverwege. In het tweede deel is haast geen beveiliging te steken, tenzij je heel ver naar rechts van de route afwijkt. Daar is een mogelijkheid om een bandsling rond een boom te leggen, om vervolgens na enkele spannende meters een friend in een barst te kunnen steken. Eens die er zit, ben ik gerust om veilig boven te raken. Als Jo de route als derde naklimt (of “wandelt”) krijgen we een mooie demonstratie van hoe de route te klimmen. Zijn vlotheid doet ons beseffen dat het werkelijk ‘tussen de oren’ zit bij het voorklimmen.

De laatste dag gaat het richting ‘Higgar Thor.’ We parkeren de wagen en beginnen aan een mooie ochtendwandeling. We dalen vlot af naar beneden richting de rotsen, die in het begin meer boulders blijken te zijn. We maken de bedenking “zitten we hier wel juist?” maar wandelen toch gewoon verder. Er volgen alleen maar boulders, boulders en boulders! Uiteindelijk draaien we rechts de hoek om, en daar begint er wat hoogte in de wand te komen. We zijn op de goede weg. Het weer is iets minder goed dan gisteren, wat dauw, een beetje frisser. Het is aan mij om de dag te openen en een eerste route te kiezen. We beginnen rustig. Bovengekomen bouw ik een relais op twee friends, zodat Philip daarna Jo kan naar boven zekeren. Philip zijn route is al iets steviger, er zit een mooi stukje traversé in. Aangezien ik daarnet als eerste voorklom ben ik nu naklimmer in toprope. Maar wat zou ik deze graag voorgeklommen hebben!

De volgende route ‘Jonad Rib’ is voor Philip. Het begin is wat onwennig, de eerste beveiliging is nog een trapje hoger dan voorheen, en bij een eventuele val komt Philip sowieso in de diepte in de bosjes terecht. Niet echt aan te raden. We plaatsen dus een friend in de route ernaast met een bandsling van 1,20 meter eraan. Het touwverloop is niet ideaal, maar er kan veilig geklommen worden. De volgende route kiest Jo: een off-width route met de naam ‘Jonathan’s Chimney’, die al onmiddellijk met een pittig begin van start gaat. Ook de volgende meters blijken stevig, maar de algemene bevinding is: een mooie route. Nu we de weg van de brede barsten zijn ingeslagen, kies ik voor een vervolg met ‘David’s Chimney’. Al ons groot materiaal verdwijnt erin: friends nummer 3, 4 en 5. In de uitklim komt er wat fijner materiaal aan te pas, daar raak ik friends nummer 1 en 2 in kwijt. Ik eindig opnieuw met een bandsling rond een boom. Er is geen pad, dus ik laat me met een musketon in dezelfde bandsling zakken door mijn zekeraar. Erna werken we nog enkele routes af. Ik zie ook de énige maillon en ketting die we tijdens de volle vier dagen in Peak District zullen tegenkomen, op een pijler. De avond wordt naar gewoonte afgesloten met een etentje en een drankje. Morgen is helaas al de laatste klimdag!

24


Jo zijn keuze leidt ons terug de bredere barsten in. ‘Walkover’ noemt de route, maar het is niet zo’n walkover. De route erna heeft Philip het helemaal getroffen, een offwidth waar enkele ledematen volledig in kunnen verdwijnen. Philip start erin, maar veel protectie kan er niet geplaatst worden. De enige friend die in aanmerking komt is de nummer 5. Die zit bovendien net op maximum van het veilige werken. Het probleem is dat dit nog relatief laag in de route is, en naar boven toe de barst nog een stuk breder wordt. Hij plaatst er nog een offset nut bij, ter hoogte van de friend, zodat er toch twee zekeringspunten zijn. Maar Philip vindt het vertrouwen niet om hierboven verder te klimmen. De volgende beveiliging kan pas een zestal meter hoger onder een dakje, dus een grondval is niet uitgesloten. Jo zekert en ik blijf spotten, maar Philip besluit om terug te keren.

Ik begin in te zien welke routes me liggen, en kies bij het voorklimmen dan ook hetzelfde type barst. Het wordt ‘Doddle’ die in de topo de beschrijving “wide and awkward, especially the bold start” heeft! De route is terug niet zo erg hoog, maar de hoogte van de zekeringspunten maakt een grondval altijd mogelijk. Dat spookt wel wat in ons hoofd. De start is een dülfer passage van enkele meters, daarna kan ik op een kleine richel steunen. Ik blokkeer mezelf door mijn knie half in de barst te klemmen, om zo mijn evenwicht te bewaren en mijn hand vrij te hebben om 2 friends te plaatsen. Nadat ik het touw heb ingepikt, heb ik terug een moment van verlossing. Ik ga nog enkele meters door en ik sta opnieuw boven een relais te bouwen. We werken er nog enkele routes af, terug iets fijner van klimstijl. Daarna zakken we terug af naar ‘The Fox house’ om iets te eten. Naast ons aan tafel vraagt een klimmer ons waar we geklommen hebben. “Hebben jullie ‘The File’ geklommen?”, vraagt hij als hij hoort dat we die dag in ‘Higgar Thor’ waren. Jammer genoeg niet, blijkt als we later in de topo zien dat dit een van de vijftig beste routes van Peak District is. We moeten dus nog een keertje terugkomen. De dag nadien houdt Jo zich aan de Engelse traditie en hij stelt voor om een echt Engels ontbijt te nuttigen voor we de trip naar huis aanvatten. Geslaagd? Zeker en vast! Peak District heeft mijn verwachtingen overtroffen, zowel qua natuur als qua klimmen… een aanrader! ▲

Reiswijzer Vervoer Eurotunnel Calais-Folkestone, reistijd 35 minuten, prijzen vanaf €83 per voertuig enkele reis. Meer informatie op eurotunnel.com. Accommodatie camping ‘North Lees’, meer info via w w w. p e a k d i s t r i c t . g o v. u k / v i s i t i n g / g e t a c t i v e / c a m p i n g / camping-northlees Informatie Topo van Peak District te vinden op www.rockfax.com/ climbing-guides/books/eastern-grit/ Jo doet ook een poging, maar besluit net als Philip deze route eventjes zo te laten. Ik denk bij mezelf: de rots is zo grof als schuurpapier. Als ik nu eens mijn gore-tex jas uitdoe en met mijn been en bovenlichaam mezelf in de barst klem, dan moet ik mezelf door de wrijving redelijk vast kunnen klemmen. Dus ik besluit zo een poging te wagen. Het voelt onmiddellijk goed aan, en ook enorm vast. Dus ik begin omhoog te klimmen, schuiven, en hier en daar vind ik nog enkele kleine richeltjes in de barst. Wat me uiteindelijk het meest hindert tijdens het naar boven schuiven is onze friend nummer 5! Ik denk er zelfs een moment aan om deze weg te nemen, en enkel de nut te behouden. Maar ik raak er toch boven. Nu is het even rustig nog een meter of twee verder “schuiven”. Ik geraak vlot omhoog tot onder het dakje, waar ik een gele friend nummer 2 steek om ons te behoeden voor een grondval. Onder het dakje volgt nog een kleine traversé naar rechts tot ik boven kom. De dag is nu al geslaagd.

Tips ‘Gritstone’ (of ‘grit’) is een silicieus afzettingsgesteente dat vooral uit quartz bestaat en dat erg op zandsteen lijkt. Gritstone heeft een buitengewone wrijving tot groot jolijt van alle klimmers. Tradklimmen is typisch voor het Peak District. Bij tradklimmen zijn geen vaste zekeringspunten (behaking) aangebracht in de rotswand. De klimmer maakt gebruikt van mobiele zekeringen zoals friends, nut, slings, enzovoort die hij als zekeringspunt aanbrengt in de rotswand. Als je wil gaan klimmen in Peak District is ervaring met tradklimmen een vereiste. Voorzie ook voldoende mobiele zekeringsmateriaal!

25


ROTSKLIMMEN

Tekst Arne Monstrey / foto ‘s © David Coley

/WONDERLAND één route, 67 touwlengtes, 1278 meter De langste route van Groot-Brittannië “Wonderland” vind je op de kliffen van het Zuid-Engelse Dorset. Deze rotsen zijn amper enkele tientallen meters hoog en de route is dus één lange traversée. Naar aloude Britse traditie is het een trad-route. Reken dus niet op boorhaken om je doorheen deze kliffen te loodsen. Ondanks de lengte van de route, en het feit dat je werkt met mobiele zekeringsmiddelen, heeft de route een haalbaar klimniveau van E1. De route is onderverdeeld in 12 secties waarbij je kunt afdalen en/of uitklimmen in een bestaande en duidelijk herkenbare lijn. De klimniveaus zijn als volgt: 5a, 5a, 4c, 4c, 5a, 5a, 4a, 5a, 5a, 4c, 4a, 4a, 4a, 4b, 4b, 4c, 4b, 4b, 4c, 4c, 4b, 4b, 4b, 5a, 5a, 5a, 5a, 4c, 5a, 4a, 4c, 5a, 4b, 5a, 4c, 5a, 5a, 4c, 4b, 5a, 5b, 4b, 4a, 4c, 5b, 5b, 4c, 5a, 5b, 5b, 3a, 5c, 5a, 4a, 5b, 5a, 5a, 5b, 4a, 4a, 4b, 5a,

5a, 4b, 5a, 5b, 4a.

Artikels kun je vinden op volgende links: www.coldmountainkit.com/knowledge/articles/ wonderland-a-very-british-big-wall-part-1/ www.coldmountainkit.com/knowledge/articles/ wonderland-a-very-british-big-wall-part-2/ www.coldmountainkit.com/knowledge/articles/ wonderland-a-very-british-big-wall-part-3-nearly-there/ Lees meer in het boek: www.amazon.co.uk/High-Advanced-Multi-PitchClimbing-ebook/dp/B00UJG9DH6 Website David Coley: http://multipitchclimbing.com De route is tot dusver nog nooit geklommen in één dag tijd. Een uitdaging? Meer informatie vind je op www.multipitchclimbing.com ▲

26


BERGWANDELEN

Tekst Arne Monstrey

/THE THREE PEAKS CHALLENGE

T

ijdens een zoektocht naar gekke avonturen in eigen land bedachten enkele Britten de ‘three peaks challenge’: de beklimming van de drie hoogste toppen van Engeland, Wales en Schotland binnen 24 uur tijd inclusief verplaatsing. De drie bergen op het lijstje zijn de 1085 meter hoge Snowdon in Wales, de Scafel Pike in Engeland (978 meter) en de hoogte stop van Schotland, de Ben Nevis (1345 meter). In totaal wandel je zo’n 42 tot 44 kilometer – afhankelijk van je gekozen route – en stijg je zo’n 3000 hoogtemeter. De ideale uitdaging voor wie zin heeft in een creatieve conditietest. Je kunt je registreren via www.threepeakschallenge.net om zo nadien een certificaat te ontvangen. Nieuwsgierig naar de Belgische variant van deze uitdaging? Het hoogste punt van Vlaanderen ligt in de Voerstreek op 287 meter. Ukkel is met 129 meter het hoogste punt van Brussel. In Wallonië is de Signal de Botrange het hoogste punt op 694 meter hoogte. 24 uur lijkt ons aan de ruime kant, dus stellen we de fiets als verplaatsingsmiddel voor. Hou ons op de hoogte wanneer je de uitdaging aangaat! ▲

www.threepeakchallenge.uk

Foto boven (© Nick Jonhston): Hoogste top van Wales: Snowdon - 1085 meter Foto midden (© Wikimedia Commons): Hoogste top van Schotland: Ben Nevis - 1345 meter Foto onder (© Nick Jonhston): Hoogste top van Engeland: Scafell Pike - 978 meter

27


BERGBEKLIMMEN

/THE GOLDEN AGE OF MOUNTAINEERING Tegen het midden van de negentiende eeuw was het Groot-Brittannië van Queen Victoria uitgegroeid tot de absolute wereldmacht. De overzeese koloniën brachten letterlijk goud naar het eiland en op de rijkdom van de upper-class stond geen maat. De gewone man werd er amper beter van, maar er ontstond wel een gegoede burgerij die geld had om te reizen en te ontdekken. De wetenschappelijke nieuwsgierigheid was groot en de Royal Geographical Society stuurde Victoria’s onderdanen naar alle uithoeken van de wereld om de resterende witte vlekken op de wereldkaart in te vullen. Ook naar de Alpen, waar een periode aanbreekt die de geschiedenis inging als “The Golden Age”.

D e Renaissance had al in de 16e eeuw de deur op een kier gezet voor dingen die niet levensnoodzakelijk waren, maar gewoon interessant om te weten of te doen. Zoals de aarde exploreren. Marco Polo ondernam grote ontdekkingsreizen naar China en Mongolië, en Columbus was in 1492 naar Amerika gevaren. Maar pas met de Verlichting ging de mens initiatieven nemen die louter dienden voor het genot of omdat men er zin in had. De nieuwe rijken, zowel de adel als de upper-middle class, waren vermogend genoeg om op tijd en stond het regenachtige Engeland te ontvluchten en ze gingen graag kuren, het liefst in Zuid-Europa of in de bergen. Voor de mannen, en mettertijd ook vrouwen, begint in de Alpen een stormloop naar de Alpentoppen. Niet zozeer om er wetenschappelijke waarnemingen te doen, nee, gewoon voor het plezier. Om de eerste te zijn en hun naam te vereeuwigen met de berg. In de Alpenlanden groeit een nieuwe industrie: het bergtoerisme.

Links: gletsjer aan Mont Blanc anno 1862 Rechts: amper een uur lag er tussen Victory en Tragedy. De Matterhorn was de laatste maagdelijke vierduizender.

28

Het viel op dat, tien jaar na haar oprichting, de fanatieke sportievelingen de Alpine Club al helemaal domineerden. Het alpinisme (de term werd pas in de twintigste eeuw geïntroduceerd) had op dat moment grotendeels zijn huidige vorm gekregen met specifieke uitrustingsstukken, individuele topklimmers, een bredere groep recreatieve beoefenaars en een ervaren en professioneel gidsenkorps. De dramatische afloop van Whymper’s Matterhornbeklimming in 1865 was het eerste alpine ongeval dat gedurende maanden de frontpagina’s van de Europese kranten beheerste, met alle complottheorieën erbij.


Tekst Reginald Roels Tekst Mark Sebille / foto’s Wikimedia Commons

Ontstaan van een sport

Twaalf turbulente jaren op een rijtje

Het begin van de klimsport in de hoge Alpen, men sprak toen nog uitsluitend over mountaineering , wordt gelinkt aan de beklimming van de Wetterhorn (Berner Oberland 3692 meter) in 1854 door Sir Francis Wills, een latere rechter aan het Britse Hooggerechtshof. Maar in tegenstelling tot wat Wills dacht was hij niet de eerste die op de top van de Wetterhorn stond, Melchior Bannholzer en Hans Jaun, twee gidsen uit Grindelwald, waren hem al tien jaar voor. Wills’ reisverslag was echter h ot news in Engeland en het maakte bergbeklimmen plots “fashionable” . Daarmee brak een gouden tijdperk aan. Tussen 1854 en 1865 gingen vervolgens alle drie- en vierduizenders voor de bijl. Het was kenmerkend voor de beginjaren van de Golden Age dat wetenschappelijke observatie zich nog vermengde met sportieve prestatiedrang. De fysicus John Tyndall was daar nog een goed voorbeeld van. Maar tegen de tijd dat Whymper en Carell op rivaliserende wijze streden om de top van de Matterhorn kon men al spreken van een competitieve sport. Het viel op dat, tien jaar na haar oprichting, de fanatieke sportievelingen de Al pine Club al helemaal domineerden. Het alpinisme (de term werd pas in de twintigste eeuw geïntroduceerd) had op dat moment grotendeels zijn huidige vorm gekregen met specifieke uitrustingsstukken, individuele topklimmers, een bredere groep recreatieve beoefenaars en een ervaren en professioneel gidsenkorps. De dramatische afloop van Whymper’s Matterhornbeklimming in 1865 was het eerste alpine ongeval dat gedurende maanden de frontpagina’s van de Europese kranten beheerste, met alle complottheorieën erbij.

De periode van 1854 tot 1865 waren zonder meer stormachtig. Een aantal prominente namen komt voortdurend terug in het lijstje van de eerstbeklimmingen. Onder hen Lord Francis Douglas, Florence Crauford Grove, Charles Hudson, E. S. Kennedy, William Mathews, A. W. Moore, Leslie Stephen, Francis Fox Tuckett, John Tyndall, Horace Walker, George Spencer Mathews, J. K. Stone, Edward Whymper en vele anderen. Velen onder hen waren stichtend lid van de Alpine Club en werden vaak de The Gentlemen Climbers genoemd. Maar ook de gidsen hadden hun vedetten, zoals Christian Almer, Jakob en Melchior Anderegg, J.J. Bennen, Michel Croz, Johann Zumtaugwald. De jonge Edward Whymper was een buitenbeentje in het gezelschap, hij was niet van adel en kwam niet uit de gegoede burgerij. Whymper was een getalenteerd schilder, graveur en tekenaar en werd door een uitgeverij naar de Alpen gestuurd om er illustraties te maken voor hun reisgidsen. Vanuit die rol raakte hij gefascineerd door de bergen en hun toppen. Hij hield nauwkeurige aantekeningen bij en zou later zijn eigen klimgidsen uitgeven.

29


Op zoek naar een fysieke uitdaging midden in een prachাg decor? ZuiDERHuiS IJslandreizen hee[ zowel wandelreizen, trekkings als cross-country ski én een uitdagende MTB-reis in het aanbod. Onder de wandelreizen en trekkings is er keuze tussen dagtochten vanuit een vast verblijf, trekkings met bagagevervoer en rugzaktrekkings.

30

IJslandreizen

Kortedagsteeg 13-15, 9000 Gent - tel 09/233 50 00 Melkmarkt 23, 2000 Antwerpen - tel 03/285 99 90 ijslandreizen@zuiderhuis.be www.zuiderhuis.be/sportieve-ijslandreizen


De opsomming van de voornaamste Britse premières geeft een idee van de intensiteit van die periode: 1854 1855 1856 1857 1858 1859 1860 1861

1862 1863 1864

1865

Edward Whymper: cultfiguur, kunstenaar, en een klimmer die niet uit de upper-class kwam.

Wetterhorn, Königspitze, Monte Rosa Ostspitze, Strahlhorn Mont Blanc du Tacul, Weissmies, Monte Rosa Dufourspitze Aiguille du Midi, Allalinhorn, Lagginhorn, Les Droites Mönch, Monte Pelmo Dom, Eiger, Nadelhorn, Piz Morteratsch, Wildstrubel, Grandes Jorasses Aletschhorn, Bietschhorn, Grand Combin, Rimpfischhorn, Monte Leone Alphubel, Blüemlisalphorn, Civetta, Gran Paradiso, Grande Casse Castor, Fluchthorn, Lyskamm, Mont Pourri, Schreckhorn, Weisshorn, Weisskugel, Monte Rosa, Nordend, Mont Pelvoux Dent Blanche, Dent Parachée, Doldenhorn, Gross Fiecherhorn, Monte Disgrazia, Täschhorn, Zuckerhütl Dent d’Hérens, Parrotspitze, Piz Zupò Adamello, Aiguille d’Argentière, Aiguille de Tré la Tête, Antelao, Balmhorn, Barre des Écrins, Dammastock, Gross Wannenhorn, Marmolata, Mont Dolent, Pollux, Presanella, Zinalrothhorn Brenvapijler Mont Blanc, Aiguille de Bionnassay, Aiguille Verte, Grand Cornier, La Ruinette, Ober Gabelhorn, Grande Rocheuse, Pigne d’Arolla, Aiguille Blanche de Peuterey, Piz Buin, Piz Roseg en tenslotte de Matterhorn.

Zodra in de Alpen alle drie- en vierduizenders “gevallen” waren, verlegde de competitieve veroveringstocht zich naar het Amerikaanse continent. De hoofdrolspelers bleven dezelfde, met die nuance dat een aantal van de Franse en Zwitserse gidsen nu als klimmer, en niet meer zozeer als gids, deelnamen aan de rush naar de overzeese toppen. Ondanks de ongebreidelde individuele eerzucht van sommigen werd in die tijd nog in de naam van het land geklommen. In 1865 waren de gouden jaren voorbij, maar het waren nog lang de Engelsen die de boventoon voerden. In 1874 beklom Crauford Grove met Gardner en Walker de Mount Elbroes (5642 meter). Zijn boek The Frosty Caucasus , geïllustreerd met tekeningen van Whymper, was een echte bestseller. In 1904 haalden Whymper en de gebroeders Carell de top van de Chimborazzo (6263 meter) in Ecuador en waren daarmee de eersten die een berg van meer dan zesduizend meter hadden beklommen. Omdat er in Engeland nogal wat scepticisme was hierover beklom Whymper hem in hetzelfde jaar opnieuw, langs een andere route. In Afrika haalden Duitsland-Oostenrijk in 1889 als eersten de Kilimanjarotop, de Engelsen waren dan weer eerst op Mount Kenya (1899) en Ruwenzori (1900). In 1882 werden ook de Southern Alps in Nieuw-Zeeland ontdekt en in 1894 bereikte de “Kiwi-mountaineer” Tom Fyfe als eerste de top van Mount Cook (toen nog Aoraki genoemd). In de twintigste eeuw traden vooral Duitse, Oostenrijkse en Franse klimmers op het voorplan en namen het initiatief over van de Engelsen.

Grandes Jorasses met Pointe Whymper

In de Alpen brak in 1915 de Groote Oorlog uit. Dat had ingrijpende gevolgen op vele vlakken, maar de bergtoppen bleven dezelfde. Na de oorlog evolueerde de sport op twee sporen: de veroveringsdrang verplaatste zich naar de Himalaya en in de Alpen werd geleidelijk de sportieve moeilijkheidsgraad opgedreven. ▲

31


CULTUUR

/the alpine club Op 22 december 1857 verzamelde een kleine groep Engelse klimmers in het Londense Ashley’s Hotel om er de allereerste Alpenclub te stichten. Ze noemden zich “the leading edge of mountaineering”. Allemaal waren ze actief in de ontsluiting van de Alpentoppen en gaven daarmee gestalte aan de “Golden Age of Mountaineering”. De natuurkundige John Ball werd de eerste voorzitter van de Alpine Club (AC).

O

pmerkelijk is dat er in de stichtingsverslagen niet alleen werd verwezen naar de noodzaak om accurate informatie over de bergen te publiceren, maar ook om degelijke materialen te ontwikkelen zoals goed touw en uitrustingsstukken. Een technisch comité begon meteen met het uittesten van henneptouw van verschillende fabrikanten. Er werd zowel gelet op de sterkte als op het gewicht, en uiteindelijk kreeg John Buckingham uit Bloomsbury de opdracht het officiële Alpine Club Rope te fabriceren. Dit bestond uit drie strengen Manila Hemp , behandeld tegen rotten en gemerkt met een ingevlochten rode wollen rijgdraad als herkenningsmerk (zie foto). De Alpine Club had de typische karakteristieken van een Engelse “Gentlemen’s Club” waarvan de leden uit de “upper-middle class” kwamen. Net zoals de golf-, polo- of cricketclubs in die tijd was ze “Men Only” en dat bleef ze tot 1974. Er was inmiddels in 1907 ook een Ladies’ Alpine Club opgericht. In 1921 kreeg die er zelfs de rivaliserende Pinnacle Club bij, gesticht door twee vrouwen die geen theekransje wensten maar de lat hoger wilden leggen. Pas in 1975 fusioneerden de AC and Ladies’ Club tot de Alpine Club of Britain. Het lidmaatschap van de AC was nog steeds een zeer exclusieve aangelegenheid, zelfs na de fusie lag het ledenaantal niet hoger dan enkele honderden. Die “Men Only” mentaliteit was ook in andere landen aanwezig. In Zwitserland liet de SAC aanvankelijk elke sectie zelf beslissen of vrouwen toegelaten werden. Vanaf 1907 werden ze helemaal uitgesloten en ook daar groepeerden vrouwen zich in de Schweizerischen Frauen-Alpenclub die pas in 1980 fusioneerde met de SAC/CAS. Enkele gekende voorzitters van de AC waren Lord John Hunt (’5659), expeditieleider van de Everest première in ’54, Eric Shipton (65-68) Himalaya pionier, Sir Chris Bonington (96-99) en Doug Scott (99-01). Lidmaatschap van de AC is vandaag opgesplitst in aspirant members die, kunnen doorgroeien tot Senior (Full) Members . Het is nog steeds nodig om voorgedragen, gesteund en aanvaard te worden. Als reactie op de elitaire status van de AC werden in de negentiende eeuw nog her en der clubs opgericht in zowel Engeland, Scotland en Wales. Na de Tweede Wereldoorlog besefte men de noodzaak zich te organiseren onder een gemeenschappelijke koepel wat in 1944 leidde tot de oprichting van de British Mountaineering Council (BMC) die alle clubs in Engeland en Wales overkoepelde. Stichtende leden van de BMC waren de Alpine Club, de Ladies’ Alpine Club, de Rucksack Club, de Wayfarers’ Club, de Pinnacle Club en de Yorkshire Ramblers. De Schotse clubs traden niet toe en zouden zich later verenigen in de Mountaineering Council of Scotland , in 1970 opgericht in Perth.

32

De AC was uitgever van het jaarlijkse Alpine Journal , het oudste bergmagazine ter wereld. Het werd voor het eerst uitgegeven op 2 maart 1863 en was gedurende enkele decennia hét medium voor alle informatie over wat reilde en zeilde in de Alpen. Eigenlijk was het de vervanger van het meer sobere Peaks, Passes and Glaciers dat al enkele jaren door John Ball werd uitgegeven. Het Alpine Journal bestaat nog steeds, wij zouden het nu het jaarboek noemen, de huidige uitgever is Stephen Goodwin. ▲


Tekst Reginald Roels Tekst en foto’s Mark Sebille / foto insert Wikimedia Commons

/Over “henneptouw” en Manilla HEmp

Het authentieke Alpine Club Rope was herkenbaar aan de fijne rode woldraad die in één van de drie strengen was gevlochten.

H et klimtouw van de negentiende en twintigste eeuw (tot ongeveer 1960) werd in Europa veralgemeend “henneptouw” genoemd. Touw werd gevlochten met vezels uit de stam van de hennepplant die op grote schaal gekweekt werd voor de productie van koord voor de scheepvaart en de bouw. De lengtevezels werden vervlochten tot touw met meervoudige strengen. Loodgieters gebruikten de vezels ongevlochten onder de naam “kemp”. Mettertijd ging men voor touwen andere vezels gebruiken die duurzamer en net iets dynamischer waren dan de hennepstrengen. Nieuwere klimtouwen werden vervaardigd met de vezels uit de stam van de Musa Textilis , een bananenplant verwant aan de vruchtdragende soorten. Engelsen noemden dit Manilla Hemp , in het Frans Chanvre de Manille , omdat de import vooral vanuit de Filipijnen kwam. Ook hier was de productie voornamelijk bestemd voor de industrie en voor de scheepvaart, voor toepassingen waar de duurzaamheid en breukbestendigheid op de proef werden gesteld. Manilla Hemp bleek ook beter bestand tegen vocht dan de hennepvezels. In België zorgde Xavier de Grunne, die toen secretaris-generaal van de CAB was en goede contacten had met de Alpine Club, in de jaren dertig voor de invoer van het Engelse Alpine Club Rope . Hij overtuigde een Brusselse handelaar in sportartikelen, Harker’s Sport, om deze touwen hier te verkopen.

Pas in de zestiger jaren van vorige eeuw werd het henneptouw bij het klimmen geleidelijk vervangen door kernmanteltouw dat uit synthetische vezels bestond. Dit leidde, na een lange technische ontwikkeling, tot het dynamische klimtouw van vandaag. Toch stonden, zowel hier als in de Alpen, veel klimmers wantrouwig tegen deze nieuwigheid en bleven nog jaren het henneptouw gebruiken. Jean Lecomte was de eerste om het synthetische kernmanteltouw in België te introduceren. Dat was rond 1958. Hij kocht één touw van de Engelse fabrikant Viking (11 mm) en wilde een vergelijkende praktijktest in schokabsorptie met het courant gebruikte 11 mm henneptouw. Hij nodigde daartoe een aantal klimmers uit in Freyr. Daar werd een tractorband opgevuld tot 80 kg en vanop vijftien meter hoogte naar beneden gegooid. De henneptouwen begaven het bij de eerste val, zo niet bij de tweede. Het synthetische touw overleefde 17 vallen zonder te breken. De test was zo overtuigend dat Jean Lecomte besloot om zelf die touwen in te voeren, wat meteen het begin was van de eerste gespecialiseerde handelszaak in materialen voor alpinisme en speleologie in België. Het henneptouw verdween na die test opvallend snel uit onze massieven. Om tot slot alle misverstanden te voorkomen: van een henneptouw kon je geen joint rollen… ▲

33


ROTSKLIMMEN

/EEN PORTIE GELUK IN HET HART VAN SARDINIË Je mag al eens geluk hebben in het leven. De een valt met zijn gat in de boter, terwijl een ander gaat lopen met wat flessengeluk. Op aanraden van een vriend gingen wij een kijkje nemen in het dorpje Ulassai in Sardinië. Moe van de stad, nood aan natuur en met een stiekeme zoektocht naar een toekomstplan boekten we de ferry… Zelf routes equiperen en misschien een eigen Chamonix opstarten? Onze eigen interpretatie geven aan een klimgebied? Een utopisch idee dat al een tijdje ronddwaalde in de schaduw van ons leven. Waar in Europa kan zoiets nog? Alles lijkt ontwikkelt en opportuniteiten zijn reeds lang ingenomen. Het is een beetje zoals een royal flush trekken tussen de kers op de taart en het neusje van de zalm door.

Foto links: Ruben Beckers in “Sus’pense” (8a) / Foto rechts: Frances Collins in “Trama del tempo” (7a+)

34


Roels Tekst Ruben Beckers /Tekst foto’sReginald Klaas Willems

I n het hart van Sardinië, op een steenworp van de oostkust, vind je Ulassai. Een dorpje met een duizendtal inwoners en het tienvoud aan geiten. Fiat panda’s gevuld met oude besjes snorren vrolijk richting hun moestuintje en kinderen zijn nog de baas op het dorpsplein. Het ene moment ben je er op zoek naar een niet bestaande topo en het andere moment heb je een derde glas lokale wijn in handen. De avond valt, de geit wordt van het spit gehaald en je vraagt je af: misschien denken ze dat ik iemand anders ben? Met een kater van jewelste doe je de dag erna je ogen open. Je kijkt rond en je ziet kilometers rots. Geen topo, geen haken, geen klimmers. Het begint te dagen... dikke vette chance. High five! Van vervallen villa naar klimgebied Om van punt A (niets) naar punt B (450 routes, topo en refuge) te geraken moet je wel wat tussenstops passeren. Je moet equiperen. Dat wil zeggen: diep in je buidel tasten en uren aan een touw hangen. Je moet een topo maken. Lees: staren naar een computerscherm en hopen dat er iets van komt. Tenslotte moet je een refuge opstarten. Eerst en vooral koop je een groot, vervallen huis. Zonder immobiliënkantoor in de buurt vertaalt dat zich in het drinken van tientallen grappa’s en koffies vooraleer je weet of er al dan niet iets te koop staat. Vervolgens onderhandel je over de prijs: meer grappa. Als de eigenaar je dan bij de notaris vertelt dat hij geen eigendomspapieren heeft en “iedereen in het dorp weet dat dat mijn huis is” nog steeds niet rechtsgeldig is, dan grijp je snel zelf wel even naar de fles.

De Nannai klimfamilie Gelukkig waren we niet alleen op onze pelgrimstocht. Onderweg groeide ons project en met oude kennissen en andere gemotiveerden vormden we een knalhard team van zes personen. Samen knoopten we de eindjes aan elkaar en draaiden we de euro’s om. Met punt B aan de horizon doopten we onszelf tot de “Nannai Climbing Family.” Met die naam geven we een hint naar onze visie op klimmen. Vergeet 8a.nu scorecards, saaie hangtraining en vloekende zeikerds in hun o-zo belangrijk project. Wij willen good times, een familiegevoel en gewoon relaxed, maar keihard klimmen. Respect voor natuur en omgeving staat bij ons met voorsprong op nummer één, de rest volgt. Dit is hoe wij het zelf willen. Enfin soit, genoeg op de loftrompet geblazen. Je zou haast vergeten dat dit een artikel over rotsklimmen is? Beste reisperiode? Als je wil klimmen in Ulassai is de beste periode tussen April en December, de lente- en herfstmaanden zijn toppers. Je kan al eens een nat pak halen, maar met een weekje topcondities achter de kiezen is dat snel vergeten. In tegenstelling tot andere zomerse klimbestemmingen zijn de zomermaanden nóg beter! Het leeuwendeel van de routes komt in de schaduw na de middag. Jawel, dat betekent lekker uitslapen, koffiedrinken of een uiltje knappen voor het klimmen. Ben je op zoek naar een alternatieve klimbestemming gecombineerd met zon, zee, strand? Dan boek je nu al best ferry- of vliegticket.

“Respect voor natuur en omgeving staat bij ons met voorsprong op nummer één, de rest volgt....”

35


“Klimroutes gaan van 4a tot 8c. De dominerende stijl is verticaal tot licht overhangend op een hoog kwalitatieve kalksteen....”

Foto links: Frances Collins in “Snake eye” (7b+) Foto rechts: Ruben Beckers in “Fanalista” (6c)

36


Hoe bereik je Ulassai?

Klimmen in Ulassai

Sardinië bereik je dus per auto/ferry vanuit Spanje, Frankrijk of Italië. Voor ons is Genova de dichtstbijzijnde en goedkoopste optie. Maar Barcelona, Marseille, Toulon, Livorno of Civita Vecchia kunnen ook. Vliegen kan je budgetvriendelijk vanuit Charleroi naar Cagliari, al zijn er ook alternatieven vanuit Zaventem. Eenmaal met beide voeten op het eiland tuf je in een paar gezapige uurtjes vanuit het noorden of het zuiden tot bij ons. Wil je helemaal lowcost, dan neem je de bus voor 8 euro vanuit Cagliari.

De moeilijkheidsgraden gaan van 4a tot 8c. De dominerende stijl is verticaal tot licht overhangend op een hoogkwalitatieve kalksteen. Met een standaard zeventig meter touw en vijftien setjes bereik je de standplaats van het mereldeel van de routes. Op dit moment zijn er zo’n 450 routes verdeeld over zeven sectoren. Tegen het einde van 2017 plannen we daar minstens 50 routes aan toe te voegen.

En ter plaatse? Wil je in Ulassai dan ook nog eens een bed en een dak boven je hoofd, dan kan je terecht in Nannai Climbing Home, met dakterras. Overnachten kost er 10 Euro (slaapzaal) tot 60 Euro (suite). Ter plaatse vind je alle benodigdheden om te overleven: een supermarkt, pizzeria (3,20 euro voor een grote pizza margherita), bar, enzovoort. Alle producten zijn lokaal. Vergeet bio-labels, dit is één grote biomarkt. Geraak niet te gehecht aan dat geitje onder de klimsector, ‘s avonds staart hij je meedogenloos aan vanuit je bord. Verse ricotta, honing, wijn, olijfolie, bier, vis, vlees, groenten en fruit. Eén voor één niet te missen lokale topproducten.

Dankzij de eindeloze steun van vele vrienden en lokale overheden kan Nannai onvermoeid verder blijven equiperen. Klassiekers zoals de 40 meter lange 7b “arezu” of de nieuwe 6a “sun and bass” werden door vrienden geadopteerd. Zij toverden onverwacht een vijftiger uit hun zak, kozen de naam en sponsorden ons project met de opening van een nieuwe route. Alle routes zijn tot stand gekomen dankzij de generositeit van de klimmersgemeenschap. Zo, leg dan nu het Klim- en Bergsport Magazine aan de kant. Surf naar www.climbingulassai.com en vind alle informatie voor je volgende klimtrip. A presto! ▲

Reiswijzer website: www.climbingulassai.com Beste reisperiode: April-December Vervoer: Vliegtuig, ferry, openbaar vervoer Accommodatie: Nannai Climbing Home Benodigd materiaal: 70 m touw, 15 setjes Moeilijkheidsgraad: 4a-8c Info: www.climbingulassai.com

37


BERGBEKLIMMEN

/OPTIMISME IS ALLES Of hoe een alpinist zijn reisdoelen aanpast aan onverwachte condities

De laatste stage van Mount Coach 6. ‘Goulottekes’ klimmen rond de gletsjers van het Zwitserse Konkordiaplateau, met toerski’s en pulka’s tot aan het massief om de nieuwe ijsbijlen en het alpiene schoeisel aan een ultieme test te onderwerpen, maar vooral: te genieten van adembenemende zichten van bovenop wolkenkrabbers van steen en ijs. Een plan dat niet stuk kan! Tenzij we heel de week in een sneeuwstorm ondergedompeld worden en onze reis een oefening op arctische condities wordt.

H et

einde van februari nadert en zo ook onze geplande stage rond het Mont Blancmassief. Materiaal wordt bijeengesprokkeld, de afspraken voor centrale carpoolplekken worden gemaakt. Nog eens even bij onze lokale klimhippie Andreas checken, die het winterseizoen in Chamonix doorbrengt? “No go, jongens!”, antwoordt hij, “ik ben vorige week in zomerse condities tot aan Vallée Blanche gewandeld. Absoluut niet veilig om daar nu te skiën!” Aanpassing van de plannen dus! Na het afwachten van de uiteindelijke weersverwachtingen, komt de Zwitserse Konkordiaplatz uit de bus. Een stevige sneeuwbui tijdens de eerste twee dagen zal ervoor zorgen dat alle valleien een toerskiparadijs worden, de ‘subzero’ temperaturen die niet meer met één cijfer uitgedrukt kunnen worden, krijgen alle rots- en ijswandjes in perfecte conditie. Ons enthousiasme kan niet meer op en we vertrekken zo vroeg mogelijk om al een dagje verse poedersneeuw te kunnen happen op de piste. Jozua kan last minute nog sneeuwkettingen regelen, want boy oh boy gaan we die nodig hebben!

Popelend komen we zaterdagochtend heel vroeg aan in het Zwitserse Blatten. Om uit te kijken op een winters equivalent van “genante stilte die slechts monotoon verstoord wordt door het getsjirp van krekels”. Behalve een sporadische sneeuwvlek die als een half uitgeroeide schimmel het grasveld hier en daar besmeurt, is er niets dat een skipas aan Zwitserse prijzen de moeite waard maakt. Een dag uitrusten en klaarleggen, dan maar, om de dag erna de eeuwige sneeuw op te zoeken in onze klim.

“Met ijzige wind om onze voeten en scherpe sneeuw in ons gezicht, besluiten we de zware pulka met een piolet te verankeren om eerst de zware rugzakken en kleine sleetjes af te gooien...”

38


Tekst Reginald Roels Tekst en foto’s Roel Goris

Een week gevuld met toerskiën, bivakkeren, ijsklimmen en uiteraard ook eten, dat vraagt heel wat materiaal. Uit enkele lege zeepvaten en een stevig eind prusiktouw knutselen we onze eigen materiaalsleetjes. Onze coach Sanne ziet toch liever het echte werk en haalt zijn professionele pulka van een eerdere expeditie boven. Vier personen met een minipulka en drie sterke overblijvers om afwisselend of samen de grote versie te sleuren, en wij vertrekken over de langlaufpiste richting Fafleralp om van daaruit over de gletsjers tot aan de Hollandiahütte te trekken. Het zonnetje schijnt, de sneeuw is mooi, de gemiste dag diepsneeuw is al lang vergeten. Echter, de helling is steil, de slee is zwaar, en met het adembenemende zicht van een ondergaand zonnetje boven de Langgletscher besluiten we de tent op te slaan. Onze eerste stappen in het winters bivakkeren zijn gezet wanneer we trots onze ski’s door de lussen van de tent dwingen en onszelf met behulp van onze lawineschoppen van een kookput voorzien. De mooie cirrostratus- en altostratuswolken - waarvan Sanne nog bevestigt dat deze binnen 24 tot 48 uur sneeuw voorspellen - zouden een eerste onheilspellende voorbode kunnen zijn, maar ons alpien geluk kan nog niet op.

Save the fondue De dag erop breken we vrolijk ons kamp op. Sanne telt er vandaag een jaartje bij en belooft ons een feestmaal wanneer we de hut bereiken. Gestaag gaat de instijg voort. We zeulen onze kleine pulka’s omhoog en de drie overblijvers wagen zich aan de “petersleper”, een krachtverdelende opstelling voor de slee waarbij enkel de rode neus van Rudolf ontbreekt. Wat blijkt die Hollandiahütte toch ver! Vanop de laatste pas, de Lötschenlücke, is het nog slechts 100 steile hoogtemeters tot aan de hut. Maar komt daar verdorie toch wel de voorspelde sneeuw aan zeker… Met ijzige wind om onze voeten en scherpe sneeuw in ons gezicht, besluiten we de zware pulka met een piolet te verankeren om eerst de zware rugzakken en kleine sleetjes af te gooien. De hut met warm kacheltje lonkt even, maar Sanne is onverbiddelijk: “het feestmaal zit in de slee, dus die moet vandaag nog boven geraken”. Wij terug de storm in om met man en macht het onding - we doopten het ondertussen om tot ‘The Donald’ - tot boven te zeulen. Afgepeigerd halen we de veilige haven en wordt het allemaal de moeite waard: het feestmaal blijkt kaasfondue te zijn en laat dat na zo’n zware dag meer dan geweldig smaken! Buiten razen sneeuw en wind steeds harder, sneller en agressiever tegen de hut aan. De hermetisch vergrendelde deur gaat dus nog hoogstens open om de onze kookpot met sneeuw te vullen. Navigeren in een glas melk Als we de dag erop buiten kijken, duurt het even voor we doorhebben dat eigenlijk de zon al op zou moeten zijn. De rotsen die tien meter verder liggen, zijn niet meer dan een donkere, schimmige veeg in de witte dikke mist die alles, inclusief hut, opslorpt. We wagen toch een trip naar het Anujoch en steken nog hoopvol de ijsbijlen en crampons naast het gekende lawinemateriaal in de rugzak. Aan de voet van de rotswand aangekomen, kunnen we echter niet anders dan de risico’s inschatten, de klimplannen annuleren en schoorvoetend door de whiteout terug richting hut keren. Het licht gelukzalige gevoel van het skiën in de diepsneeuw weegt helaas niet op tegen de teleurstelling door de whiteout en de gemiste klim. Terug in de hut aangekomen, gooien we de stafkaart open op tafel. We stippelen een toer uit om de komende drie dagen in te zwoegen en zweten, pakken het nodige materiaal in om er een heuse winterbivak van te maken en steken wederom bijlen en crampons weg om als kers op de taart de Jungfrau te overmeesteren. De bergtop van 4158 meter, welteverstaan. Onze begeleidster An hoeft niets te vrezen. ‘s Woensdags trekken we vol goede moed de deur open en springen enthousiast de buitenlucht in… Om haast van onze sokken te worden geblazen door de ijzige wind. Als door een glas melk zwemmend dalen we af over de Grosser Aletschfirn en navigeren we op kompas en hoogtemeter tot op de geplande bivakplaats op de Gletscherhornfirn. De sneeuwschoppen komen boven en gedreven graven we een put die ons en onze tenten tegen het stormweer moet beschermen. Rugzakken, ski’s en helmen die - gelukkig goed bij elkaar - opzij lagen, zijn al snel bedekt onder een stevige laag pow. Zodra de tenten staan en het materiaal in veilig bereik is vastgeketend, kruipen we als sardientjes in onze tenten om er te eten en reeds vroeg de slaapzak op te zoeken. Goed uitrusten voor de dag erna, volgens voorspellingen de mooiste dag van de week.

39


“Puur op azimuts baserend vertrekken we in de goede richting. De diepe verse sneeuw maakt het voor de man op kop een vermoeiende opdracht, maar de stevige tred van Maarten is onverwoestbaar...�

40


Moet er nog sneeuw zijn? Wanneer we ‘s morgens onze ogen openen, valt ons al meteen iets op. De tentstokken die enkele uren eerder een symmetrisch lijnenspel verzorgden, lijken schots en scheef onder het gewicht van het tentzeil te bezwijken. Het moeizaam openen van de rits bevestigt ons vermoeden: van onze veilige put schiet haast niets meer over. Met wat duw- en trekwerk bevrijden we onszelf uit de tent, die net als ski’s en alle materiaal haast volledig onder het witte tapijt is bedolven. Wanneer wat later ons kamp sneeuwvrij gemaakt is, nemen we onze klimplanning onder de loep. Aangezien het echter nog steeds lijkt alsof we ons aan de binnenkant van een bus slagroom bevinden, gaat ook een ambitieuze vierduizender geen goed idee zijn. Met een pruillipje breken we het kamp op en beginnen we aan een nieuwe navigatietocht door de witte wereld. Puur op azimuts baserend vertrekken we in de goede richting. De diepe verse sneeuw maakt het voor de man op kop een vermoeiende opdracht, maar de stevige tred van Maarten is onverwoestbaar. Wanneer we uren later afgepeigerd de col van het Lötschenlücke bereiken, beginnen de wolken langzaam plaats te maken voor blauwe lucht. Perfect om de techniek van noodbivak in een sneeuwhol in werking te zien. Nog wat later, wanneer we in de hut zijn opgewarmd, breekt de zon echt volledig door, al zal het slechts voor een uurtje zijn voor deze achter de horizon verdwijnt. Dit houdt Andreas, Jozua en Matty niet tegen om zich aan een prachtige afdaling over de gletsjer te wagen, al betekent dit dat ze erna nog enkele uren hoogtemeters moeten overwinnen om ons in het donker terug te vervoegen. Hun gelukzalige glimlach spreekt boekdelen en we kijken hoopvol de weersverwachtingen voor onze twee resterende dagen na. Way down we go Die verwachtingen bieden echter niet veel hoop. Onze voorlaatste dag heeft ‘s voormiddags een zonnetje gepland, maar rond de middag trekt alles weer dicht om dit winterwonderland de komende dagen in een sneeuwstorm onder te dompelen. Willen we onze pulka ‘The Donald’ op een verantwoorde manier beneden krijgen, dan moeten we dus dit window gebruiken. Een dagje vroeger dan gepland, wagen we ons dus terug over de gletsjers en valleien richting Blatten. Dankzij het goede weer tijdens deze afdaling, hebben we wel de mogelijkheid om wat met ‘The Donald’ te spelen. Gaat hij op een afdaling voorop, dan waan je je een heuse waterskiër die zich door hem laat voorttrekken. Laat de helling een ongeleid projectiel toe? Dan laten we Donald even zijn eigen gang gaan om ons vervolgens zelf in de diepsneeuw uit te leven. Op de plattere stukken zijn we blij dat Andreas zo’n beer van een kerel is die zich als een onstopbare roodharige yeti over de zware slee ontfermt. Veilig en wel en nog voor de nieuwe storm bereiken we de wagens. En niet geheel onbelangrijk na een week op expeditievoer te hebben geleefd: de pizzeria. We blikken terug op een leerrijke week, waarin gebleken is dat je je in de bergsport steeds moet kunnen aanpassen aan variabele omstandigheden. En je er toch steeds het beste van moet kunnen maken. Want al steken we soms de draak met onze Coach zijn uitspraken “materiaal is alles” of “genoeg drinken is alles”, uit zo’n week blijkt toch: optimisme is alles. ▲

41


BERGBEKLIMMEN

DON’T EAT THE YELLO Stage bergbeklimmen voor beginners

“Een hellend ijsvlak is de ideale plaats om de eerste stapoefeningen te oefenen. Op een schuine wand leren we onze stijgijzers gebruiken...”

Een gletsjer oversteken, het idee was nooit eerder bij me opgekomen. Tijdens huttentochten in de bergen had ik ze wel al eens gezien: de stoere mannen en vrouwen die in touwgroep vertrokken met hun ijspikkel in de hand. Zij trokken nog veel hoger en verder de bergen in, naar plaatsen die ik nooit zou bereiken. Tenminste dat dacht ik. Op het verjaardagsfeestje van een vriendin ontmoette ik Fabrice, een enthousiaste alpiene instructeur. Hij vertelde me dat hij tijdens de zomer een stage ‘bergbeklimmen voor beginners’ organiseerde in Oostenrijk voor de West-Vlaamse Bergsportvereniging. Ik moet toegeven dat er meestal niet veel overtuigingskracht nodig is om mij tot een reisje te overhalen, maar zijn begeestering werkte wel heel erg aanstekelijk...! 42

O

p zondag 31 juli start het alpiene avontuur in het Nationale Park Hoge Tauern in Oostenrijk. Samen met negen andere deelnemers en twee instructeurs, Thomas en Fabrice, kijk ik uit over de Pasterze, de langste gletsjer van Oostenrijk en de Grossglockner, met 3798 meter de hoogste berg van Oostenrijk. Dat het uitzicht meer dan indrukwekkend is, daar zijn we het allen over eens. In de verte zien we de Oberwalderhut (2972 meter) liggen, ons logement voor de komende week. We hijsen onze rugzakken op met daaraan een helm, ijspikkel, stijgijzers, ijsschroeven,… Als ik mezelf in de weerspiegeling van een ruit zie, moet ik even glimlachen. “Zie mij hier nu staan blinken”, denk ik, “bijna als een echte…”

De Oberwalderhut aan de voet van de Grossglockner


Tekst Lien Grimonprez / Foto’s Pieter Van Hoorebeke

OW SNOW In de hut neemt onze groep onmiddellijk een volledige slaapzaal of ‘lager’ in beslag. De warme erwtensoep doet deugd na de inspanning en daarna begint de theorieles rond oriëntatie. De les begint buiten maar ijzige wind en regen drijven ons weer naar binnen. We leren de symbolen op de kaart kennen, ons oriënteren en een azimut schieten: een techniek om een richting te meten met het kompas. De instructeurs blijken heel geduldige leerkrachten te zijn en iedereen krijgt het azimut-gedoe min of meer onder de knie. Zoals het hoort in een berghut kruipen we vroeg in ons bed. Ondertussen hebben zich ook nog vier Duitsers in onze lager geïnstalleerd. Eén van hen heeft in het midden van de nacht waarschijnlijk een erge nachtmerrie want hij schreeuwt zich plots de longen uit het lijf. Iedereen wipt een halve meter de lucht in. Oordoppen zijn geen overbodige luxe hier. Wandeltechnieken We proppen een zwartbruine zuurdesem boterham in onze mond en proberen voldoende energie op te doen voor onze dag rond wandeltechnieken. Blijkbaar hing hier vroeger een bordje met “het brood is niet hard, geen brood, dát is hard.” Ik begrijp het punt, maar ontbijten blijft een beetje een strijd. Buiten volgt al snel de eerste test: doe uw stijgijzers aan. Ik slaag erin om mezelf en mijn buur niet te verwonden, en ze ook nog aan de juiste voet aan te binden. Test twee is het vormen van een cordée en onszelf correct inbinden aan het touw. Er is een vrouwenteam, een mannenteam en een mixed-team maar dat doet er niet echt toe, aangezien we allemaal alpinisten zijn…

“Vanaf nu zijn we alpinisten” We wandelen over een breed, gemakkelijk pad dat overgaat in grote steenplateaus. Daarna komen enkele sneeuwveldjes en de sfeer is uitgelaten. De eerste ‘uitspraak van de week’ is een feit: “Vanaf nu zijn we geen mannen of vrouwen meer, vanaf nu zijn we alpinisten.” De goede verstaander begrijpt hieronder: niet zagen over stinkende oksels, T-shirts of kousen, en plassen waar het kan. Check! Thomas leidt de groep verder, Fabrice vormt de achterhoede en wij trappelen daar tussenin flink mee. Er moet al een stukje gletsjer overgestoken worden en ik vind het alvast spannend. We springen over enkele kleine gletsjerstroompjes, waarbij ik vooral denk: “zorg maar dat je hier niet met je voeten in het water zit!” Voor ons ligt een steile sneeuwhelling. Daar moeten we over om tot bij de hut te raken. We stampen ons een weg naar boven. Na de sneeuw komt er nog een pittig zigzag stukje door de rotsen. Het is onmiddellijk puffen van de inspanning maar ontzettend fijn om even alles te geven. Het uitzicht boven is formidabel: voor ons staat de mooie Oberwalderhut, overal rondom ons zijn gletsjers en besneeuwde bergtoppen. Hier kan een mens niet anders dan gelukkig zijn.

Met de pikkel in de hand, stappen we aan een goed tempo over de gletsjer. We glunderen. Wat een overweldigend mooie omgeving toch. Een hellend ijsvlak is de ideale plaats om de eerste stapoefeningen te oefenen. We leren onze stijgijzers gebruiken op een schuine wand en schoppen vol overtuiging onze voorste punten in het ijs om omhoog of omlaag te klimmen. Even panikeer ik als ik bedenk dat ik meters naar beneden kan glijden. Voor ik het besef is Fabrice al ter plaatse om mij te assisteren. Na de picknick volgt nog een initiatie ijsklimmen. Er worden twee touwen uitgehangen en we klimmen op onze stijgijzers en met ijsbijltjes op die indrukwekkende witte wand omhoog. Stoer hoor. Essentieel is dat je niet in je touw hakt (dat zou minder stoer zijn). We moedigen elkaar aan, de sfeer is top en iedereen raakt boven. Wat een superervaring! De terugkeer naar de hut is net iets lastiger omdat de sneeuw er wat papperig bij ligt. Met mijn korte pootjes zak ik soms wat dieper weg. We nemen een alternatieve route naar de hut, eentje die ongelofelijk stijl omhoog gaat. ‘Tegen de tanden’ gaat hier wel op, maar wat een ontzettend fijne dag. Ons Duits gaat er ‘s avonds in de hut ook zienderogen op vooruit: “Eine grosse Stiegl bitte”, of... “een grote pint bier, aub”..., welverdiend natuurlijk.

43


Spaltenberging

Beklimming van Johannisberg

Om zes uur ’s morgen zitten we allemaal, bijna fris en monter, aan de ontbijttafel. Maar het weer ziet er zorgelijk uit. We mogen anderhalf uur terug in bed kruipen. Ik protesteer niet. Na een tweede ontbijt is het programma aangepast. Vandaag gaan we geen bergtocht maken maar oefenen we de spaltenberging. Wat te doen als iemand in een gletsjerspleet valt? Fabrice en Thomas demonstreren de oefening aan een gigantische sneeuwhelling. Fabrice verdwijnt over de rand maar Thomas vist hem netjes terug op. Het ziet er in ieder geval erg indrukwekkend uit. We graven zelf als jonge honden onze ijsbijl in en zijn ‘preus gelijk veertig’ als het T-anker ook blijft zitten. Best maar, aangezien de onfortuinlijke voorganger daarop gezekerd wordt. Iedereen moet eens slachtoffer spelen en al snel blijkt dat er al ergere dingen zijn dan dat. De zon is er ondertussen volledig doorgekomen. Als slachtoffer hang je een twintigtal minuten rustig in de zon te bengelen boven een grandioos landschap en daarna trekken ze je weer omhoog. Easy peasy. Het redden zelf blijkt wat meer labeur te zijn maar ook dat valt al bij al wel mee.

Vandaag is de dag: we beklimmen de Johannisberg (3453 meter). Ik loop in het midden van een cordée van drie en we moeten eerst de Pasterze over. Onderweg springen we over een spleet of twee. Het zijn hele smalle waar je niet in kunt vallen maar maar nu dringt het besef echt door dat we wel degelijk op een gletsjer zitten. Ingebonden aan het touw lopen is niet meer enkel een oefening. In de verte zie je stroken rood-grijs ijs, die kleurschakering blijkt door zand uit de West-Afrikaanse Sahara te komen. Ongelooflijk toch. De volgende etappe van onze tocht brengt ons naar de steile, besneeuwde bergwand die we al zigzaggend omhooggaan. Daarbij moet je bij elke bocht over je touw stappen en je ijspikkel van hand veranderen. Laat mij het volgende daarover zeggen: mijn eerste wissel is absoluut niet vlot verlopen. De helling is ook gewoon ongelofelijk steil wat alles nog wat spannender maakt. Als een bang wicht druk ik mij volledig tegen de wand en daarna geraak ik bijna niet meer terug recht door mijn zware rugzak. Gelukkig heb ik heel geduldige touwgenoten die ik volledig vertrouw en de volgende bochten gaan een stuk beter. We bereiken de top zonder grote moeilijkheden en even zien we 360 graden rondom ons. Het uitzicht is machtig. Onze eerste alpiene beklimming is een feit!

Als we weer allemaal veilig boven staan, is het tijd voor het namiddagprogramma: rotsklimmen. Ondertussen is het snikheet geworden. Ik, die eeuwig bang ben om kou te lijden, zweet mij te pletter in mijn donkerblauw Woolpower truitje. We klimmen twee verschillende routes en halverwege de eerste bedenk ik dat ik waarschijnlijk nooit meer in zo’n indrukwekkend decor zal klimmen. Onder mij zie ik de gletsjer, boven mij torent de Grossglockner uit. In de verte horen we ijs van de gletsjer breken, het gekraak weergalmt rondom ons. Het lijkt wel alsof we in een BBC-natuurdocumentaire zitten.

Één groepslid heeft zichzelf puur op karakter naar boven gesleept, maar eigenlijk voelt ze zich lamlendig door de hoogte. We zijn trots op haar en ook wel wat op onszelf. Een fotoshoot is een volgend puntje op onze to-do lijst. Kwestie dat we willen bewijzen dat we wel degelijk boven geraakt zijn. Ondertussen zitten we wel volledig in de wolken en kan je eigenlijk totaal niet meer zien dat we op de Johannisberg staan.

“Onze eerste Alpiene beklimming is een feit: de Johannesberg is overwonnen!”

44


Het afdalen is minder schrikwekkend dan ik vreesde en we glijden in de sneeuw naar beneden. Een groep voor ons wijst ons op enkele gigantische spalten, die oneindig diep lijken te zijn. We ontwijken ze netjes maar even later wordt het wat uitdagender aangezien we in een spaltenveld terechtgekomen zijn. We springen over verschillende spleten, zakken soms met ons been erin en proberen er zo snel mogelijk door te komen. Als mijn voet even in het luchtledige trapt, slaak ik een preventieve gil maar eigenlijk is er niets aan de hand. Dan zakt de eerste man van de eerste cordée tot zijn middel weg. Hij geraakt op eigen kracht terug uit de spleet maar we beslissen om rechtsomkeer te maken en het veld met een brede bocht te ontwijken. Het tempo wordt stevig opgedreven en in militaire pas steken we de gletsjer weer over. Het is puur genieten van de fysieke inspanning en de prachtige omgeving. “Don’t eat the yellow snow” Helaas, ik kan het niet anders omschrijven: het is strontweer buiten. Niet ideaal om de Münchhausen techniek te oefenen, waarbij je jezelf uit een spleet hijst. We starten daarom de oefening in de traphal. Iedereen wordt een beetje lui van het binnen zitten en we beslissen om toch naar buiten te gaan. In de gietende regen laten we ons over de richel van een rotswand zakken en dan begint het echte werk. Omhoog prusikken, een gardaknoop voor het laatste stukje installeren en langzaam maar zeker jezelf optrekken tot je weer boven komt koekeloeren. Oefening afgewerkt en dan maar snel weer naar binnen lopen.

We zijn trouwens niet de enige die buiten het weer trotseren. Een groot deel van de hut is ingenomen door een groep aspirant alpiene instructeurs die vandaag examen hebben. Drie weken lang duurde hun opleiding. Als verzopen katten komen ook zij één na één weer binnengedruppeld na een praktische test buiten. Daarna volgt nog een theoretisch examen en we krijgen zowaar stress in hun plaats. Voor ons volgt er ook nog een deeltje theorie over EHBO en we onthouden vooral “don’t eat the yellow snow” als je drinkwater te kort hebt. Dan begint het buiten te sneeuwen. Ik kan het moeilijk geloven, het is augustus! Met enkele enthousiastelingen, die ook al wat onrustig werden door het stilzitten in de hut, vliegen we naar buiten om een sneeuwman te maken. Dat ontaardt natuurlijk al snel in een gigantisch sneeuwballengevecht en iedereen moet eraan geloven: medereisgezellen, aspirant-instructeurs, een nochtans stoere huttenwirte,... De sneeuw- en ijsballen zijn nogal vaak raak. ’s Avonds aanzien we nog hoe de groep Oostenrijkse aspirantinstructeurs zich precies een beetje laat gaan met de schnaps omdat ze bijna allemaal voor hun examen slaagden. Met moeite geraken sommigen van hen nog de trap op. Een beetje grappig aangezien we ze de vorige dag nog grotendeels ongezekerd een gigantische ijswand zagen opklimmen. Gedoopt tot beginnende alpinist We laten we de Oberwalderhut definitief achter ons. Ondertussen is het nog een flink pak bijgesneeuwd en moeten de stijgijzers aan voor de afdaling. We groeten verschillende groepen alpinisten die de omgekeerde richting uitgaan en nog aan hun avontuur moeten beginnen. Het eerste moment denk ik opnieuw “amai die zien er indrukwekkend uit”, om mezelf daarna onmiddellijk te corrigeren, “ja maar wij hebben dat hier ook wel net gedaan hé.” Vanaf nu mogen we onszelf beginnende alpinisten noemen. Een warme dankjewel aan Thomas en Fabrice voor de fantastische begeleiding, hun geduld en het delen van hun passie voor de bergen. Ze zorgden ervoor dat de stage voor iedereen een waar succes werd. Erika, Nicole, Liesbeth, Severine, Pieter, Thijs, Lander, Wim en Andy waren mijn sympathieke en gemotiveerde reisgenoten op deze intensieve reis. ▲

45


WINTER

/IN HET SPOOR VAN DE SAMI

We schrijven 5 maart 2015. Het halo van zonet, ontsteekt het even zo rustige en zonovergoten sneeuwlandschap rond Sulitjelma, Noorwegen in een haast onmenselijke ruigte. De ene windstoot na de andere dondert naar beneden om dan hard tegen ons in te beuken. Sneeuwdrift tot 50 cm hoog maakt van het terrein een erwtensoep. Onze eerste sneeuwstorm is een feit. Lapland heeft duidelijk niet gerekend op de twee Vlaamse indringers en kan het niet bepaald smaken om in haar rust te worden verstoord. Angst valt op ons. We zijn hierop voorbereid, maar de confrontatie komt te snel en te hard.

E ven later graven we een stuk sneeuwflank uit om daar onze tent in kwijt te geraken. Nou, hier zitten we dan, niet meteen hartelijk verwelkomd door een wildernis die het decor zal vormen voor de komende drie weken. Onze droom tijdens dit avontuur: op ski’s met slede (Pulka) en volledig zelfvoorzienend in het spoor te treden van het laatste oervolk van Europa, de Sami, en dit via hun eeuwenoude migratieroutes. leegte van de wildernis De volgende dagen zijn een confrontatie van jewelste. Complete desoriëntatie door “white-out”, steile flanken en meters verse diepsneeuw vertragen onze expeditie zienderogen. Ons eerste stormkamp wordt een feit en ligt diep verscholen in de geul van een bevroren rivier! Na twee stormdagen en bovenmenselijk sleurwerk op de steile pas, skiën we eindelijk als door majestueuze poorten tot de echte wildernis. Onze nieuwe habitat ligt voor ons. We worden even overmand door euforie. Dan schiet Dries plots uit het niets met volle vaart voor mij uit in een ongewisse diepte. Het wordt even heel

46

erg stil in Lapland. Als ik even later door de mist voorzichtig bij Dries aankom, grijpt hij kermend naar zijn getorste knie. Het trekstel van Dries’ slede blijkt ook onherstelbaar beschadigd. We beraden ons. Dit land zou haar schoonheid duidelijk niet zomaar ontvouwen. Toch een eerste deuk in onze moraal. We flankeren de oostelijke zijde van het Storelvvatnan-meer tot een immense pas opdoemt. De pas is zwaar met steile hellingen van poedersneeuw tot ijs en terug die sneeuwbulten en geulen die als wachters uit het niets opdoemen. Een dikke mist blijft hangen en het terrein wordt instant te gevaarlijk om verder te gaan. Een vlakker stukje in een reusachtige geul zal ons kamp vormen voor de volgende twee dagen waar we tot frustratie de speelbal zijn van wind, sneeuw en nul-zicht. Stormkamp twee wordt afgevinkt. Op de dag van onze putsch forceert Dries een mooie doorbraak op een sneeuwflank net boven ons kamp. Via voorbereide sneeuwgeulen trekken en duwen we onze sledes bovenop de pas. Daar krijgen we eindelijk nog eens het magistrale zicht te zien op Lapland tot over de grens met Zweden. Na nog een aantal te steile hellingen


Roels Tekst enTekst foto’sReginald Jeroen Adam

daagt het ons dat er in het hoge Noorden helaas geen plaats is voor overmoed. Ski nooit een helling af met een pulka achter je aan als je de dimensies onderaan de helling niet kan inschatten. Wij redden verschillende keren ons hachje door pulka per pulka naar beneden te brengen. Het is altijd even slikken als blijkt dat een sneeuwwacht onderaan de helling een extra leegte aankondigt. Dit land wil ons niet! De volgende dag is de sneeuw terug op drift en dit doet ons afleiden naar de kloof van de Sarjasjahka-rivier. De oever tegen de rotsen is smal maar lijkt ons stabiel om twee man met pulka’s te dragen. Niet veel later begeven we ons langs de metershoge sneeuwrichels van de riviergeul, richting rivier. De ski’s hebben we niet aan wegens een toch reële kans om door het ijs te zakken. We bevinden ons nu met 1 meter afstand tussen elkaar in de nauwe geul. Plots zakt Dries door het water. Zijn benen verdwijnen vliegensvlug onder het ijs. Ik zie hoe hij zich moet vastklampen aan het ijs om niet onder dat ijs te worden meegesleurd. Op goed geluk, snel ik hem toe om zijn hand te grijpen. Onze handen grijpen elkaar en een paar seconden later liggen we hijgend en verlamd tegen de rotsen aangedrukt. Onze moraal krijgt een tweede tik. We blijven gelukkig nuchter, evalueren tot meer voorzichtigheid rond rivieren en na de nodige emotie skiën we als nietige dwergjes in het majestueuze landschap verder. Net voorbij het Samidorp Staddajakkastugorna worden we opgeschrikt door een eland. Het is best spannend om even later het pad te kruisen van de koning van Lapland. Het imposante dier kiest uiteindelijk hoger gelegen terrein.

Elke dag begint nu zijn moeilijkheden te kennen. Zowel fysiek als mentaal biedt onze expeditie behoorlijk wat uitdagingen. Daar doen we het natuurlijk voor. Maar eerlijk is eerlijk als ik beken dat we toch telkens verdomd opgelucht zijn als we terug maar weer die pas over zijn en een goed beschutte plaats hebben gevonden voor de nooit aflatende wind in Padjelanta. Het sissende geluid van het MSR-vuurtje, de hete damp van een tas soep die aanslaat tegen het tentzeil en die de temperatuur met een aangename 2 graden doet stijgen en de warmte van de donzen slaapzak vormen op zo’n momenten een rijkdom die tegen geen enkele andere ziel te verklaren valt.

“De wolken hangen de volgende dag als verstild boven ons kamp. Het is echter drukkend heet op het plateau en een hoge dichte cirrus komt opzetten...”

We skiën nu richting de eerste van een reeks Sami-nederzettingen. Het terrein zit vol ptarmigans (sneeuwhoenen), elandenwijfjes met kalfjes, sneeuwbulten en berkenbossen. Een dik pak sneeuwdrift maakt oriëntatie alweer onmogelijk. Voor zij die richting Lapland vertrekken, keer terug, waar je ook bent, als je je GPS bent vergeten. Het is echt niet te doen zonder.

47


Superlatieven

Het ritme van het Noorden

Als we veilig en wel onze soep, kaas, worst en prak aan het verorberen zijn, valt het ons op dat het abnormaal helder is volgens het tijdsstip. En jawel, buiten is het weergaloze schouwspel van het Noorderlicht aan de gang. Als in een hallucinatie staan we te turen naar het firmament dat het immense hoogplateau flitsend beschijnt.

Onze laatste nacht in Padjelanta wordt onvergetelijk. Net voor de zon ondergaat, tekent Ahkka, de Koningin van Lapland, zich scherp af tegen een paarse achtergrond. Het kamp ligt terug diep ingegraven, de temperatuur tot -15 °C. Een gure poolwind tilt ons kamp naar de gekende extremen. Het noorderlicht danst sierlijk boven Padjelanta. Dit gevoel valt niet verder te omschrijven.

Vanaf 13 maart naderen we aan onze noordoostelijke zijde de hoge toppen van Sarek. Voor ons in het noorden, ligt een groot stuk van het culturele erfgoed van de Zweedse Sami. Hun verlaten zomerkampen liggen eenzaam verspreid langs het gigantische Virihaure-meer. De plaggenhutten nemen ons mee naar 10.000 jaar geleden toen de volkeren vanuit het westen van Europa de noordelijker migrerende rendierkuddes volgden om uiteindelijk in Scandinavië te blijven dolen. Overal zien we de proviandplatformen die de zomervoorraden beschermden tegen de legendarische vraatzucht van de veelvraat. Het lijkt ons het best om toch maar uit de buurt van dit dier te blijven. Hopelijk denkt dat beest er ook net zo over. Op het punt dat de Mielladno rivier zich in het Virrihaure-meer stortte volgen wij haar oever, richting het volgende hoogplateau. Tientallen rivieren lopen via diepe geulen van het plateau naar de Laddejahka-rivier. Onze oriëntatie staat terug op scherp. De afdaling is gevaarlijk en skiën zou gelijk staan aan Saälekeskoute, de zogenoemde laatste rit met de slee waarmee oude Sami het mensenleven inruilden voor de eeuwige sneeuwvelden. Dus toch maar liever focussen. We overstijgen Lapland naar het laatste hoogplateau van Padjelanta en turen 360 graden rond diep in dit magische land.

De uittocht uit Padjelanta is groots. We lopen op de westelijke flanken van het Sarek National Park met de hoogvlakte in onze rug. De meren Virihaure, Vastenjaure, Sallohaure en Kutjaura liggen aan westelijke zijde en de machtige Vuojatadon, sierlijk en fors meanderend door de met berken bezette aardkorst pal in het Noorden. Een poolvos lacht ons uit terwijl hij sierlijk zijn prooi aan het verschalken is. Al zigzaggend laten we de pulka’s met touwen naar beneden. Naar beneden skiën zou wederom fataal zijn. Berkenbomen geven niet zo goed mee... Op 17 maart verlaten we de versterkte burcht van Sarek. Nog even skiën we op de ijzige flanken van het Sarek-massief om dan steeds meer oostelijke richting te kiezen richting de vlakkere Stora Sjoffalet. Zware wolken drummen tegen de flanken van Sarek en laten af en toe de zon erdoor steken. Ik bedenk mij hoe frappant ik het wel vind dat ik op elk van mijn avonturen beslissingen moet nemen die ervoor zorgen dat er altijd wel een stuk terrein overblijft om nog eens naartoe terug te keren. Af en toe frustrerend maar eigenlijk ook heerlijk toch?

“Ik moet bekennen dat ik toch telkens verdomd opgelucht ben als we terug maar weer die pas over zijn en een goed beschutte plaats hebben gevonden voor de nooit aflatende wind...”

48


Redeneren met een open geest Ik bedenk dat zelfs plan B een onhaalbaar avontuur wordt. Boven Sarek blijven de donkere wolken intussen ook hangen. Al snel blijkt dat we een plan C zullen moeten organiseren dat ons verder oostelijk zal stuwen. Dankzij een uitstekende verstandhouding komen we snel tot de beslissing om de volgende dag door te steken tot het merengebied ten zuiden van Hallji. Ons kamp komt net onder een grote rotsblok te liggen. Op het toilet (gehurkt tegen een stijf bevroren steen) wordt ik getrakteerd op een waarlijk intens noorderlicht die zich eerst slechts in flarden aankondigt boven Sarek en me dan als een prisma net boven mij, lijkt op te tillen. Ik zit even in een tent van poollicht en kan het licht bijna aanraken. Dit is mijn moment. De wolken hangen de volgende dag als verstild boven ons kamp. Het is echter drukkend heet op het plateau en een hoge dichte cirrus komt opzetten. Thor maakt zich op. Eenmaal op weg door de blokkenwoestenij, wordt een gigantische halo het decor van de dag. Geen zuchtje wind en belachelijk warm. Het vergt wat speurwerk naar de beste route door de blokken heen. We zien 2 andere expedities in allerijl uit het gebied skiën. Zou ons gevoel van dreigend onheil toch een juiste inschatting zijn?

Het is nog vroeg in de morgen als we elkaar wat mottig aankijken bij het horen van een aanwakkerende wind. We besluiten wat weifelend om te wachten op de verdere evolutie van de wind… En dan ontsteekt de wildernis in een onwerkelijke razernij. De drift maakt elke activiteit onmogelijk, dan maar lezen. Eigenlijk best gezellig. Doordat we beiden goed hebben gedoseerd in ons dieet, hebben we nu al zicht op wat overschot. Ideaal voor zo’n moment wanneer je vast komt te zitten. We komen in het oog van de storm. Een wilde titanenstrijd woelt al te hevig in Stora Sjofallet. Het onaangename gebulder neemt alleen maar toe. De tent schudt van links naar rechts en het zeil wordt continu tegen ons aan gedrukt. Onze luxe van de extra marge door te kiezen voor plan C staat alweer op de helling. Binnenin de tent vriest het tot -10°C. Alles ijs. Ochtendlijke pleziertjes 20 maart, de storm is al wat gaan liggen maar heeft zoals verwacht serieuze littekens in het landschap geslagen. Diepe sneeuwgeulen en hoog opgewaaide richels maken onze uittocht complexer. Ik grijp gretig naar mijn wanten met dons en stormbril. Plots doemt het Suorvajaure-meer op. Via een kleine kloof van de Njavvejagasj-rivier begeven we ons al zigzaggend naar beneden. Beneden ons wordt de omvang van het laatste berkenbos ook steeds meer duidelijk. Aan de rand van dat bos maken we ons voorlaatste kamp in de wildernis. Stiekem en haast geruisloos valt de poolsneeuw bij kraakheldere hemel op de toendra. Schoonheid overal. Emotie over heel ons lijf. Een vreemd gevoel bekruipt me bij het opstaan. Dit is onze laatste dag. Ik was nooit goed in afscheid nemen. Ondanks alle moeilijkheden van dit avontuur ben ik intens beginnen houden van de ruige toendra. De wildernis is eerlijk en heeft een ware gedaante. Er valt mee samen te leven, mee te communiceren als je de moeite neemt om ernaar te luisteren. Ze wordt aangenaam als je ze benadert vanuit een kwetsbaarheid. De wildernis heeft me de ganse expeditie toegefluisterd. Nou ja, soms was het ook bulderen. Lente in Lapland Samen met Dries besluit ik hogerop nog wat te skiën om een laatste blik op Sarek te werpen. Het is mooi geweest. Onze droom is nu een fenomenale herinnering. Net als we de afdaling richting kamp aanvatten, doemen enkele schimmen vanuit het berkenbos op. Grijze pelsen en hoge geweien komen tevoorschijn. De rendieren die door de Sami worden bewaakt in de berkenbossen rond het Suorvajauremeer werden wellicht onrustig door de steeds duidelijker worden inkomende lente. Op die momenten zijn de dieren niet meer te houden en worden hun “corals” geopend. Het oeroude schouwspel van de migratie van de rendieren van de geborgenheid van het bos naar de hoger gelegen zomerweiden van Sarek en Padjelanta, brandt zich op ons netvlies. De tent begint te stinken, wij stinken, we hebben het koud, de couscous van de vorige avond plakt nog tegen mijn tanden en het verlangen naar thuis begint op te wellen. We zetten de tent voor een laatste keer op. Ik spoed mij met onderkoelde handen naar binnen en laat een diepe zucht. Ik leef en mijn handen beginnen pijnlijk te tintelen. Voor ons hoor ik in gedachten al het gekakel van de beschaving. Het eerste contact met die beschaving is vreemd. We lopen de stuwdammen van Suorva voorbij. De dammen scheppen de zalm weg uit de rivieren, doet de watervallen krimpen en vormde een drastische verandering in de levenswijze van de Sami. Ook nu blijkt de wildernis niet eeuwig. ▲

49


CULTUUR

Levensverhaal Frans Van den dries

/VAN KLIMMER TOT WIJNBOER Gedurende zes intensieve jaren (1977 tot ’83) was Frans Van den dries voorzitter van de Vlaamse Sectie van het ŒAV (Œsterreichischer Alpenverrein). Het was een beslissende periode in de geschiedenis van de club want Frans erfde een nostalgische wandelclub en hij maakte er een brede alpenclub van. Het was de onvermijdelijke verpopping van de ŒAV-Section Flandern tot een Vlaamse Bergsportvereniging. Beroepsmatig was Frans na zijn voorzitterschap vooral actief in een Antwerps havenbedrijf maar nadat de firma in 2002 werd overgenomen trok hij zich terug uit het zakenleven. In 2003 kochten Frans en Frieda een huis in Laatsch (Zuid-Tirol) en wilden er aan kleinschalige biologische wijnbouw doen. In april 2016 besloot hij het wijnbedrijf over te laten aan zijn dochter. Een verhaal van pure passie.

M aandag 31 oktober 2016. De nieuwe dag begint bij 4° Celsius onder een staalblauwe hemel. We staan al vroeg op de hellingen van Abtei Marienberg, een schitterend burcht-Benedictijnenklooster bij Burgeis in de Vinschgau. Met een kleine groep plukkers worden hier vandaag de laatste druiven geoogst van de ranken die Frans en zijn dochter Hilde hier vanaf 2013 zijn beginnen aanplanten. Het is hun eerste echte oogst op deze plek en het resultaat zal door velen met argusogen gevolgd worden. Want dit is niet zomaar een wijngaard, het is de hoogste wijnberg van Europa en hier wordt uitsluitend biodynamisch gewerkt. Een bergbeklimmer legt de lat immers hoog.

links: Grosse Zinne (1989), rechts: Hohe Angelus Nordwand (1992); foto’s Bart Van den dries

50


Tekst Reginald Roels Tekst en foto’s Mark Sebille

Je bent jong en je wil wat Dit levensverhaal begint eigenlijk rond 1967, laten we de klok dus eventjes vijftig jaar terugdraaien. Frans sloot zich als zevenentwintigjarige aan bij de Sektion Flandern van het ŒAV. Dat was in de hoogdagen van de flower-power beweging. Jongeren waren hier, zowel als elders, in de ban van Love, Peace & Music, en bergbeklimmen was toen niet bepaald hip. De Vlaamse sectie van het ŒAV was een clubje van bergwandelaars, de meeste leden hadden een maatschappelijke status waarbij nogal wat vrije beroepen de dienst uitmaakten. Toch waren er ook in die tijd al enkelen die vooral wilden klimmen en uit die groep zijn toen ‘De Steenbokken’ gegroeid. Het bestuur was niet gelukkig met een club binnen de club want ze vreesde voor een afscheuring, maar zo ver kwam het helemaal niet. Frans hoorde bij die klimmerskern. Wat motiveerde hem dan om later voorzitter te worden? Frans: “Ik zat al enkele jaren in het bestuur toen Louis (Van de Vel) ons kwam vertellen dat hij er mee wilde stoppen. Dat voorzitterschap was nooit mijn ambitie, maar blijkbaar gingen alle neuzen in mijn richting kijken en kon ik er moreel niet meer onderuit. Het was mij dus wel een beetje opgedrongen”.

Een jaar voordien vond de stichtingsvergadering plaats van de vzw Vlaamse Bergsportvereniging. Administratief bleef ze een ŒAVsectie maar in de dagelijkse werking kon ze zich onafhankelijker van Oostenrijk opstellen, niet in het minst omdat ze nu door BLOSO als een autonome club erkend werd. Eenmaal voorzitter gooide Frans er zich volledig tegenaan en hij pleitte voor grote veranderingen. Het aantal leden nam fors toe en hij had het gevoel dat het bestuur in Antwerpen het contact met een groot deel van de leden begon te verliezen. Daarom stelde hij voor om in iedere provincie een kern te laten uitgroeien tot een zelfstandige afdeling met een eigen bestuur, waarna elke afdeling ook in het hoofdbestuur zou vertegenwoordigd zijn. Frans: “Die decentralisatie was een noodzaak. De situatie was al niet eenvoudig omdat er weer spanningen waren met de CAB over de toegang tot de rotsen van Dave. Daarom zochten we naar een nieuw massief. Ons secretaris Tuur Verleye kon toen een akkoord bekomen om het massief van Mozet, eigendom van het chemiebedrijf Solvay, exclusief te laten gebruiken door onze club. Zo werd Mozet voortaan onze thuisbasis. Ikzelf was in die tijd ook lid van de CAB, alleen om in Freyr te kunnen klimmen, en zo was ik bevriend geraakt met Claude Barbier. Samen zijn we toen het massief in Mozet gaan verkennen waar Claudio enkele routes heeft geopend”.

51


Frans was in 1976 expeditieleider van de Vlaamse Huascaran Expeditie waaraan voor het eerst zowel klimmers van de VBV (Vlaamse Bergsport Vereniging) als van de BAC (Belgische Alpenclub) deelnamen. Drie jaar later leidde hij, in het kader van de twintigste verjaardag van de club, ook nog de succesvolle Expeditie naar de Ancohuma in Bolivië.

Daarna heb ik besloten om er een punt achter te zetten. We maken hier nog wel wat eenvoudige bergtochten maar daar blijft het dan ook bij.“

In 1983 droeg Frans het voorzitterschap over aan Guy Kouwijzer. De vraag of hij later wil herinnerd worden als klimmer, als zakenman of als wijnboer beantwoorde Frans ietwat ontwijkend, maar het kenmerkt zijn levenshouding: “Elke stap die je zet heeft te maken met een bepaalde periode in je leven zonder dat je daar helemaal moet mee vereenzelvigd worden.”

Frans: “Ik had vroeger al wel een cursus wijn maken gevolgd bij Tastevin en was lid van hun wijngilde. Anderzijds brachten wij onze vakanties al zo lang door in deze regio en nadat het bedrijf in Antwerpen verkocht was kon ik hier ook meer tijd doorbrengen. In 2003 vernamen we dat dit huis te koop stond. Maar ik wilde het huis wel kopen op voorwaarde dat ik ook de omliggende grond kon kopen, en dat duurde dan weer tot 2005. Men vroeg mij hier in het dorp wat ik met die grond wilde doen, en heb daar prompt op geantwoord: wijn verbouwen!

KBF: Heb je aan de VBV-periode echte vrienden overgehouden? Frans: “Nee, behalve Wolf Albrechts, maar die is helaas in september 2015 overleden. Wij zijn de uitstervende generatie hé. Ik ben ook niet iemand die me vastklampt aan palmaressen of prestaties maar veeleer aan de goede herinneringen. Tot mijn beste herinneringen behoren een aantal Dolomietenbeklimmingen, vooral in de Sextener, ik denk bijvoorbeeld graag terug aan de ‘Cassin route’ in de noordwand van de Grosse Zinne (Cima Grande). Maar ook aan de Ancohuma expeditie in 1979. Verder heb ik uiteraard ook goede herinneringen aan de klimmers die er in Bolivië bij waren zoals Cor Vos, Wouter Panis en Frans Dekens, maar eigenlijk aan de hele expeditieploeg. In ‘97 was ik nog met mijn dochter Hilde in het Ortlergebied, we wilden er zeven toppen doen maar raakten er verrast door stormweer en we hebben daar vier dagen vastgezeten in een Biwakschachtel, hebben er vier dagen kaart gespeeld om de tijd te doden en de honger te verbijten. Er was toen nog geen gsm en mijn vrouw was uiteraard helemaal in het ongewisse.

De Benedictijnenabdij Marienberg in Burgeis, Zuid-Tirol

52

KBF: Was de wijnbouw een gevolg van de verhuis naar Zuid-Tirol of was het een oude droom?

We hebben dan datzelfde jaar al de eerste wijnstokken geplant. Wijn maken was voor mij een uitdaging, net zoals klimmen. Of zoals sommigen mij zeggen: een uit de hand gelopen hobby.” Frans, gesteund door echtgenote Frieda en hun kinderen, koos bewust voor een geheel biologische wijncultuur. In 2011 volgde dan een grote investering door hun kelders in Laatsch (deelgemeente van Mals) uit te breiden met een professionele installatie. Laatsch ligt op ongeveer duizend meter, dat is minder hoog dan de wijngaard die ze nu aan Abtei Marienberg pachten maar het blijft hoog. Inmiddels heeft Hilde Van den dries de wijnactiviteit overgenomen en ze werkt met dezelfde, of misschien nog grotere, passie als haar vader. Zij omschrijft hun aanpak niet meer als biologisch maar als biodynamisch.


Pure passie als drijfveer Hilde: “Onder ‘biologisch’ kunnen de meesten zich wel wat voorstellen: het volledig weglaten van chemische mest- en bestrijdingsmiddelen. Biodynamisch gaat nog een stap verder. Wij houden ook rekening met zaken zoals de maanstand, zo zullen wij alleen snijden of snoeien bij afnemende maan. Sommigen zullen dit afdoen als onzin, of als tè esotherisch, maar als je ziet dat de maan zeeën en oceanen kan verplaatsen moeten we daarvan de kracht niet onderschatten.

Hilde: “We hebben in 2005 de eerste ‘reben’ geplant in Laatsch, voor een eerste oogst in 2008, en dat waren 23 flessen… (lacht). Je moet klein beginnen hé. Het begon met een hobby van mijn vader en uit die hobby is een bedrijfje gegroeid. Nu is die helling goed voor zesduizend flessen. En in april van dit jaar heb ik het bedrijf overgenomen van mijn vader.” Frans, Frieda en Hilde zijn nog maar tien jaar bezig maar kunnen buigen op een goede kwaliteit. Rond de woning in Laatsch verbouwen ze één hectare. Dit is geen leefbaar volume. Met de 2,3 hectare er bij die ze aan Marienberg pachten krijgt het wat meer omvang maar het blijft nog redelijk kleinschalig.

(nvdr: Het is wetenschappelijk aangetoond dat bij wassende maan de planten meer sappen produceren dan bij afnemende maan. Zelfs bij ons houdt de biologisch tuinbouw daarmee rekening) Ook wordt in de biologische landbouw nog koper en zwavel toegelaten om de planten te behandelen, maar zelfs dat doen wij ook niet. Wij maken wel gebruik van een soort “thee”, een aftreksel van bepaalde kruiden, om de planten te behandelen. Je maakt ze daarmee sterker zodat ze ook resistenter worden tegen bepaalde ziektes.” Om ziektes en parastieten te bestrijden worden hier nuttige insecten ingezet. Daartoe werden vier soorten klaver en zeven bloemensoorten gezaaid. Dat schept een goed biotoop voor onder meer Lieveheersbeestjes, Oorwormen en Gaasvliegen, natuurlijke partners in de bestrijding van parasieten. Frans: “Ook niet te onderschatten is het effect van diepere wortels. Door bewust wilde gewassen rond onze wijnstokken te laten groeien gaat de plant automatisch langere wortels ontwikkelen zodat ze hun energie niet enkel aan de oppervlakte gaan zoeken. Zo geraakt de grond ook minder snel uitgeput.” KBF: Staan wij hier werkelijk op de hoogste biologische wijnberg van Europa? Hilde: “Neen, dit is de hoogste wijnberg ‘tout court’. Zelfs in Sicilië halen ze onze hoogte niet, je moet al tot de Canarische eilanden gaan om een iets hogere wijnberg te vinden. De middellijn hier ligt op 1350 meter, aan de kloostermuur zitten we aan 1370m.”

“Dit is niet zomaar een wijngaard, het is de hoogste wijnberg van Europa...”

Hilde: “Neen, leefbaar is het nu nog niet. Ik werk hier in mijn wijngaarden zeven dagen op zeven, maar heb ’s avonds nog een deeltijdse job om mijn leven te financieren. En ik hoop dat, zodra we hier op volle capaciteit zullen draaien, die tweede job tot het verleden behoort. Geloof mij, dit werk is soms beenhard. Nu ziet het er allemaal mooi uit, oogsten is uiteraard superfijn, maar wat er allemaal aan voorafgaat is niet altijd even leuk. Van februari tot november is het hard werken. Dat leidt soms tot dagen van zestien uren, en dan vraag je mij hoe ik het volhou, maar het zit hier vanbinnen. Het doel ligt hoger, het is een passie en zonder die passie zou ik dit niet volhouden. En hoe we het binnen vijf jaar gaan moeten doen, daar kan ik op dit moment nog niet mee bezig zijn. Je kan wel plannen maken maar dikwijls moeten die weer helemaal omgegooid worden omdat de natuur ons andere dingen zegt. Zeker op de manier waarop wij hier werken. Het is natuurlijk niet omdat het een bio-wijn is dat het ook een goede wijn is. Bij ons is het er in eerste instantie om te doen een goede wijn te maken, als we daar bovenop ook nog kunnen zeggen dat het een biologische wijn is dan geeft dat een grote meerwaarde. En het is natuurlijk ook het product van onze overtuiging hé, ik zou niet op een andere wijze kunnen werken. Dat komt van binnenuit, het is een vorm van biologisch denken.”

KBF: Jullie wijn komt niet in de kleinhandel. Welk is jullie verkoopcircuit? Hilde: Voornamelijk hotels hier in de streek. We hebben ook mensen die aan huis kopen maar zeker 85% van onze productie gaat naar hotels die het erg appreciëren dat er hier in de streek zo’n wijnen gemaakt worden. Hotels die het regionale karakter en het natuurlijke hoog in hun vaandel dragen. En ik denk dat dàt ook de toekomst is voor deze streek. Met ‘streek’ bedoel ik vooral de Vinschgau, waar wij leveren, maar dat geldt eigenlijk voor geheel Zuid-Tirol. Frans: “Vorig jaar hadden we hier een journalist van de Süddeutsche Zeitung, die hebben een volle pagina over ons geschreven. Dat is natuurlijk leuk, maar nog dezelfde dag bellen ons mensen op uit München, uit Berlijn… om te vragen waar ze onze wijn kunnen kopen. Helaas nergens in Duitsland. Onze productie is daar ook te klein voor, we hebben hier nu een fijne samenwerking met de afnemers, dat geeft veel meer voldoening dan te kunnen zeggen dat we klanten hebben in Berlijn, München of Hamburg.”

Weinhof Calvenschlössl klinkt aardig. Het is nochtans geen kasteeldomein. Het is de naam van deze plek, en de grond is hier historisch zwaar beladen. Vlakbij ligt de Calvenbrücke en het Calvenwald. Frans vertelt me het verhaal van de veroveringsoorlog die in de geschiedenisboeken vermeld staat als “der Schwabenkrieg”. In 1499 voerden de Habsburgers een veroveringstocht die uitmondde in “der Schlacht an der Calven”. De zegezekere Oostenrijkers wachtten de troepen van de Confederatie (het latere Zwitserland) hier op, maar ze werden er door een list van de Helveten letterlijk in de pan gehakt. Het vervolg was de plundering van Glurns en alle omliggende dorpen, inclusief Abtei Marienburg. Het bloed van die veldslag maakte deze grond voor eeuwig vruchtbaar. Maar dat laatste is mijn eigen vrije interpretatie. Een degustatie van de verschillende wijnen van Weinhof Calvenschlössl was helaas niet mogelijk, gewoon omdat alles verkocht is. Het is nu wachten tot volgende zomer op de nieuwe wijn. ▲

53


Profshop

Wij zijn verhuisd naar: Cleydaellaan 10, unit 8 - 2630 Aartselaar webshop op www.k2profshop.be tel: +32 (0)3 303 14 53 mail: info@k2profshop.be


ROTSKLIMMEN

Tekst Reginald Roels Tekst en foto’s Isabeau Vogeleer

/Aan de slag in

Hotton

“De nieuwe route wordt vaak dezelfde dag nog geklommen en de eer gaat naar de behaker. het is haast onmogelijk om de routes die je zelf hebt geëquipeerd te quoteren, je hebt de route immers al zó vaak geklommen...”

Meer dan vijftig enthousiastelingen zakken op zaterdag 11 februari af naar het rotsmassief in Hotton om de handen uit de mouwen te steken tijdens de eerste collectieve rotsbeheerdag. De ervaren rotten van het Belgian Rebolting Team staan klaar om deze groentjes – inclusief mezelf – de kneepjes van het vak te tonen. “Hotton is hiervoor de geknipte locatie”, zegt Tom De Vocht.

E en jaar geleden was het massief in Hotton klaar om gesloten te worden”, legt Tom uit. Tom De Vocht is verantwoordelijk voor de rotswerking bij Bergsportvereniging Provincie Antwerpen (BPA) en coördineert de werkdag in Hotton. “Dankzij overleg tussen KBF, DNF (Département de la Nature et des Forêts, n.v.d.r.) en de natuurvereniging Natagora kon het klimgebied toch blijven bestaan. Het werk dat we hier verzetten is daarvoor cruciaal.” Tijdens deze collectieve rotsbeheerdag werken de verschillende KBF-clubs samen die deel uitmaken van het Belgian Rebolting Team. De ervaren rotswerkers gaan zelf aan de slag, terwijl een twintigtal nieuwkomers zich in groepjes verdelen. Er zijn vandaag drie werkposten: eerst maken we verschillende routes schoon, dan leren we om een haak te plaatsen en ten slotte steken we een handje toe bij de snoeiwerken. Op de eerste werkpost worden we aangetuigd met allerlei materiaal: klimgordel, helm, een ruwe borstel en een instrument dat lijkt op een koevoet. “Normaal dalen we af van op de top van het massief om de routes te poetsen”, legt Iris uit, “maar in deze sector moeten we onderaan vertrekken. Daarom stijgen we eerst op deze statische touwen.” Met behulp van twee toestellen demonstreert Iris moeiteloos hoe we ons een weg naar boven hijsen. Vervolgens legt Thomas uit hoe we de route schoonmaken. Zonder dit werk zouden de routes in een mum van tijd opnieuw overgroeid geraken. Ook losse stenen halen we weg, en precies daarom werken we steeds in één lijn.

Nu is het aan ons. Het ‘jumaren’ vergt enige handigheid, maar het duurt niet lang voor een rotsblok ter grootte van een voetbal met een luide plof op de grond belandt. Cailloux! ‘Anti-Hollander’ Na de pauze met een welverdiende beker hete soep start de demonstratie waar we misschien wel het meest naar uitkijken: we halen de boormachine boven! ‘Bies’ vertelt eerst over de lange administratieve weg en het snoei- en poetswerk dat voorafgaat aan de opening van een klimgebied in België. Daarna krijgen we de kans om zelf enkele knopen te oefenen die gebruikt worden om veilig te werken op de rots. “Wanneer het poetswerk achter de rug is en de klimlijn is uitgezet”, legt Bies uit, “dan duiden we met stukjes tape aan op welke plaatsen in de route we een haak plaatsen. De eerste drie haken zijn de belangrijkste, maar ook de moeilijkste, omdat het risico steeds bestaat dat de klimmer op de grond valt.” Op de meer recente massieven is het de tendens om de afstand tussen de haken klein te houden. “De routes vergen vandaag minder engagement, vroeger equipeerden we meer anti-Hollander”, zegt Bies met een knipoog naar de twee aanwezige Noorderburen. Maar er zijn ook voordelen om routes minder avontuurlijk te equiperen. “Er gebeuren minder ongevallen, en wanneer de route vaak wordt geklommen, vergt de route minder onderhoudswerk.”

55


Dan breekt het moment aan waarop Bies ons de boormachine aanreikt. De eerste kandidaat om de boormachine te bedienen, beklaagt zich al snel zijn enthousiasme: het is hard labeur! Met een blaasbalg maken we het gaatje stofvrij en lijmen daarna de haak vast met tweecomponentenlijm. “Na twee uur is de lijm droog. De nieuwe route wordt vaak dezelfde dag nog geklommen en de eer gaat naar de behaker,” zegt Bies. “Het is haast onmogelijk om de routes die je zelf hebt geëquipeerd te quoteren, je hebt de route immers al zó vaak geklommen.” De standplaatsen op de massieven beheerd door het Belgian Rebolting Team zien er steeds hetzelfde uit: een gegalvaniseerde ‘broche’ én eentje in INOX, verbonden met een ketting. “We doen dit op vraag van de klimscholen, maar de meningen hierover zijn verdeeld. Niet op alle massieven zien de standplaatsen er immers hetzelfde uit. Beginnende klimmers moeten hier ook op voorbereid zijn.” Zeldzame vlinders Ten slotte helpen we bij het opruimen van het snoeiafval dat wordt verbrand op een kampvuurtje aan de waterkant. “De terrassen op de top van het massief worden jaarlijks gesnoeid om de kalkgraslanden te beschermen”, legt Tom De Vocht uit. Deze kalkgraslanden zijn een erg zeldzame biotoop in België en Nederland. Hoewel het grasland er schraal uitziet, is het een van de meest soortenrijke plantengemeenschappen in Europa. Je vindt er allerlei zeldzame planten zoals orchideeën, gentianen en mossen. Deze zeldzame planten trekken dan weer bijzondere insecten aan. “Sinds 2011 duiken de rotsvlinder en het graslanddikkopje hier op”, legt Eddy Serneels uit. “De vlinders gedijen hier goed. Natuurspotters komen naar Hotton om deze soorten waar te nemen, een echt unicum.” Het beheer van de kalkgraslanden is een belangrijke voorwaarde voor het behoud van de toegang tot het klimgebied. “Een win-win situatie voor alle partijen”, zegt Eddy, “de unieke biotoop is beschermd en de klimmers krijgen toegang tot het massief.”

Tevreden terugblik Tom De Vocht blikt tevreden terug op de eerste collectieve rotsbeheerdag en hoopt dat vandaag het startschot is van een jaarlijks terugkerend initiatief. “De laatste jaren is er veel vooruitgang geboekt in de ondersteuning van het rotsbeheer”, zegt Tom. Onder andere door de aankoop van allerlei materiaal, zoals een bosmaaier en kettingzaag. Voordien gebeurde het snoeiwerk met een kniptang en een handzaag…” In 2014 is het massief in Hotton volledig gesaneerd: alle routes zijn gekuist, opnieuw behaakt en alle standplaatsen zijn herzien. In totaal is er meer dan twee jaar gewerkt en het resultaat is spectaculair: een goed geëquipeerd massief, idyllisch gelegen aan het water met enkele picknickbanken.

“Tijdens de collectieve rotsbeheerdagen werken de KBF-clubs samen die deel uitmaken van het Belgian Rebolting Team...”

Momenteel is het Belgian Rebolting Team aan de slag in vier verschillende, nieuwe klimgebieden. Bies maakt ons bij een pint aan het kampvuur warm om mee aan de slag te gaan. “Als rotswerker klim je nooit nog gladde routes en je leert nieuwe, meer verscholen klimgebieden kennen. Je komt tijdens het equiperen ook in allerlei onverwachte situaties terecht en leert zo ontzettend veel bij. Je hoeft je overigens geen zorgen te maken over het klimniveau: welk niveau je ook klimt, iedereen is welkom!” Waar wacht je nog op? ▲

56


Wie is het Belgian Rebolting Team? In samenwerking met de Klim- en Bergsportfederatie zijn de vrijwilligers van het Belgian Rebolting Team verantwoordelijk voor het onderhoud van bestaande en de inrichting van nieuwe klimgebieden: ze maken de rotswanden schoon, installeren standplaatsen, leggen paadjes aan, werken nieuwe routes uit, enzovoort. Het Belgian Rebolting Team beheert momenteel zes klimgebieden: Yvoir, Hotton, Comblain la Tour, Mozet, Durnal en Pont Ă Lesse. Daar komen binnenkort vier nieuwe massieven bij! Er zijn voorlopig zes verschillende KBF-clubs actief bij het Belgian Rebolting Team: BRT Classic, BPA, Bergpallieters, WBV, BVLB en BAC Antwerpen. Wil je weten wanneer het Belgian Rebolting Team actief is op de rotsen? Neem dan zeker een kijkje op www.rebolting.be. Heb je interesse om jouw steentje bij te dragen? Laat het ons weten via rotsklimmen@kbfvzw.be of neem contact op met de verantwoordelijke in jouw club.

57


BERGBEKLIMMEN

Foto: Sara Van Den Steen – Fitz Roy, Argentinië

Alles voor klimmers en trekkers

Oude Gentbaan 255 9300 AALST www.trek-king.be Trekking buitensport

58

053 705 222 info@trek-king.be


ROTSKLIMMEN

Tekst Reginald Roels Tekst en foto’s Koen Hauchecorne

/ONBEKEND IS ONBEMIND, EN ONBEKLOMMEN

Rocher du Calvaire Specifieke kenmerken Een makkelijk bereikbare rotsband in kalksteen die tot ongeveer twaalf meter hoog is. Het massief is verdeeld in drie goed overzienbare sectoren (‘Rocher Principal’, ‘Mont-Bell’ en ‘Rocher de la Croix’). De routes zijn prima behaakt met lijmhaken. Als KVB3houder kan je hier dus zelfstandig aan de slag. Om al die redenen wordt het weleens een ‘klimzaal in openlucht’ genoemd.

Aanbod Moeilijkheid 3 en 4 5a, 5b en 5c 6a, 6b en 6c 7a, 7b en 7c 8a

De doorsnee moeilijkheidsgraad ligt hoog, waardoor deze rubriek ook de sterke klimmers iets naar hun gading biedt. Maar ook als je (slechts) de hogere vijfde graad beheerst, kan je hier een erg aangename klimdag doorbrengen. Nadeel is wel het overmatige gebruik van magnesium of, beter gezegd, de sporen die dat heeft achtergelaten. Niet alleen visueel, maar ook tactiel: sommige grepen zijn al flink glad geworden. Gelukkig zijn de wanden verticaal tot overhangend en de grepen meestal positief.

Hoe geraak je er? De schuin oplopende rotsband is goed zichtbaar vanaf de brug over de Ourthe in het centrum van Bomal. De (niet officiële) parkeerplaats bereik je door op de linkeroever van de Ourthe de straat ‘Champoutre’ gedurende ongeveer 400 meter te volgen (Google Maps 50.379810, 5.520757).

Aantal routes 4 10 15 20 2

Meer informatie Het massief wordt beheerd door de Union Belge de Spéléologie (UBS). Niet geschikt voor grote groepen. Je vindt de topo online via http://infosescalade.forumup.be/ viewtopic.php?p=1051&highlight=&mforum=infosescalade ▲

59


ECOLOGIE

/DE SLECHTVALK

Stuka van onze avifauna Leggen alle vogels een ei in mei? Een volkswijsheid die ik ten stelligste betwist, samen met de intrigerende Falco peregrinus. De wie? Awel, de Slechtvalk, onze snelste roofvogel, een heuse acrobaat en een geoliede moordmachine. Gaat er al een lichtje branden? Neen? De hoogste tijd dus om dit gat in jullie vogelkunde dicht te vliegen in een eerste deel van een tweeluik... Foto © Benoit Segaert

Uitvliegende uilskuikens

W

“ áár hij deze winter ook heen gaat, ik zal hem volgen. Ik zal de vrees en de opwinding en de verveling van dit jagersleven delen. Ik zal hem volgen tot mijn silhouet van menselijk roofdier niet langer de geschudde, kleurige caleidoscoop in de diepe kuil van zijn schitterend oog in angst verduistert.” – John A. Baker, De slechtvalk Beestige beestenboel Slechtvalken hebben een groot, stevig lijf met brede schouders. Wat niet wil zeggen dat hen gigantische proporties dienen toegemeten te worden, wat ons weleens overkomt als we aan een roofvogel denken. Ook al zijn ze onze grootste inheemse valken, qua gestalte is het mannetje (de ‘tarsel’) te vergelijken met de Houtduif, die van langsom meer onze tuinen aandoet. Zoals bij andere valken is het mannetje kleiner dan het wijfje (de ‘valk’). Van kop tot staart meet hij maximum 46 cm, en zijn vleugelspanwijdte bedraagt 85 cm. Zij haalt maximum 54 cm en haar vleugelspanwijdte kan oplopen tot 115 cm. Het gewicht varieert van 600 tot 800 gram voor het mannetje, en 950 tot 1150 gram voor het wijfje. Hun onderkant is groezelig wit, met donkere dwarsbandjes. Hun bovendelen zijn blauw, blauwzwart of grijs. Zij hebben een donkere kogelvormige kop met een brede, zwarte baardstreep, hun hals en wangen zijn wit. Poten, oogrand en washuid (= de verhoornde kale huid rondom de snavel) zijn geel, terwijl de snavel donkergrijs is. Jonge slechtvalken zijn bruin en in de lengte gestreept. Hun poten zijn eveneens geel, maar hun washuid en oogrand zijn blauwgrijs.

60

Vanuit darwinistisch perspectief is hun keuze van een nestplek betrekkelijk simpel, namelijk die locatie die de grootste kans op een broedsucces biedt. Een blote, harde en steile rots, waarvan ook klimmers houden. Concreet geniet een richel in de flank van een steile rotsklif de voorkeur. Ze maken geen nest, maar krabben een ondiepe holte uit. In de loop van de maand maart worden er drie of vier eieren gelegd, uitzonderlijk vijf. Het wijfje broedt de eieren uit. Wanneer ze op zoek gaat naar eten, lost het mannetje haar af. Na een broedtijd van een maand komen de eieren uit. Al na vier weken zijn de uilskuikens even groot als hun ouders, hun veren groeien, hun donskleed verdwijnt en ze beginnen frenetiek met hun vleugels te slaan om de vliegspieren te oefenen. Zes weken na het uitkomen vliegen ze uit. Onder het alziend oog van hun ouders doorlopen de jongen een strak geregisseerd opleidingsprogramma, waarin in een eerste fase de vliegkunst geperfectioneerd wordt, en in een tweede de jachtvlucht aan bod komt. Na twee tot drie maanden zijn de jongen volledig zelfstandig en trekken ze weg uit het leefgebied van hun ouders. Slechts de helft van de jonge valken overleeft de eerste winter. Vanaf het tweede levensjaar zijn slechtvalken geslachtsrijp en gaan ze een langdurende paarband aan. In het wild worden slechtvalken ongeveer vijftien jaar oud. Slechtvalken zijn vooral waarneembaar tijdens de broedtijd. Houd afstand, en wees er met mij van overtuigd dat uit elke indruk die wij, mensen, achterlaten in de rotsen, een gedachte zal ontspruiten, die zal meegevoerd worden door de Slechtvalken, die ons aandachtig gadegeslagen hebben (vrij naar: André Lamberty, Hommage à Roberto Antonioli, Ardennes & Alpes, 191, 1ier trimestre 2017).


Tekst Roels Tekst LucReginald Vandenbosch bijdehandse Belgicisten Op het einde van vorige eeuw zochten de Slechtvalken hun voorouderlijke nestplekken terug op in Wallonië, om al begin 2000 op te duiken in Freyr, en later ook in Dave. Na een dramatische neergang in de zestiger jaren, zijn Slechtvalken zich in het laatste decennium van vorige eeuw ook thuis gaan voelen in en op torenspitsen. Hun capriolen op de Sint-Michiels- en St. Goedele kathedraal in centrum Brussel doen het hart van menig voorbijganger sneller kloppen (voor levende beelden zie www.valkenvooriedereen. be). Sinds de koeltorens van elektriciteitscentrales werden uitgerust met nestkasten, kunnen ook zij rekenen op een groeiende interesse van de Slechtvalken. In Doel bijvoorbeeld, waar ze vanop 110 meter hoogte de Noordzee overschouwen (voor de instructieve brochure ‘De Slechtvalk. Thuis bij Engie’, zie www.engie-zakelijk.nl/over-ons/ mvo/slechtvalken). Slopende snelheidsduivels De slechtvalken worden vaak bestempeld als de snelste vogels ter wereld. Bij de actieve, horizontale vlucht halen ze snelheden van 100 km per uur. Wanneer ze zich van hoog in de lucht op hun prooi storten, kunnen zij een valsnelheid ontwikkelen van meer dan 350 km per uur. Hun gestroomlijnde bouw - een robuust lichaam en ankervormige vleugels - en houding - de spitse vleugels geprangd tegen hun romp - bieden immers nauwelijks valweerstand.

Slechtvalken herkennen hun prooien tot op een afstand van 300 meter. Hun menukaart vermeldt vooral vogels, zoals leeuweriken, steltlopers en duiven. Slechtvalken jagen vaak in paarverband. De ene slechtvalk is de achtervolger (‘bad cop’), terwijl de andere zich hoog in de lucht klaarhoudt (‘good cop’) om zich op zijn slachtoffer te stoten, en met zijn grijpgrage klauwen ondersteboven te keilen. Franstaligen spreken van de techniek van de ‘buffetage’. Aangezien hun buit uitstekende vliegers zijn, schieten de Slechtvalken regelmatig hun doel voorbij. absolute Aandacht Tijdens de broedperiode mogen de Slechtvalken in geen geval gestoord worden. Duidelijk! Ook tijdens het uitvliegen en zelfstandig worden, lopen de jonge valken gevaar. Indien onfortuinlijke uilskuikens aan de voet van de rots belanden, is er slechts één goeie reactie, namelijk, contact opnemen met het Centre de Révalidation pour les Espèces Animales Vivant à l’Etat Sauvage (CREAVES). Voor de regio Namur is deze organisatie gevestigd in Ferme de Temploux, chaussée de Nivelles 343, 5020 Namur (0477 70 98 03). ▲

Nota: Stuka: Duitse duikbommenwerper wiens sirenes onze (groot)ouders de stuipen op het lijf joegen tijdens de Blitzkrieg.

61


MEDISCH

Bron: Hoogtelijn - NKBV Tekst Marieke Van Vessem Illustrator Toon Hezemans

/MET EEN BABY IN DE BERGEN Do’s en don’ts op hoogte

En dan ben je ineens je vrijheid kwijt. Een allesoverweldigend gevoel bevangt je als je in de wieg kijkt; je bent moeder of vader geworden. Maar soms, na weer een middag kinderboerderij en luiers verschonen, bekruipt je het verlangen naar vroeger tijden. Alle vakanties en weekends plande je altijd vol met skitoeren, bergtochtenof het beklimmen van een vierduizender. Moet je al die hobby’s opgeven? Wat kun je nog doen met je kindje?

N aar aanleiding van een artikel rond ouders die met hun elf maanden oude zuigeling door Canada tokken, werden door verschillende bergsporters enkele bezorgde reacties geuit. In het artikel was te lezen dat in de Rockies de baby de eerste zeven nachten achter elkaar huilde. De ouders hadden zich dit anders voorgesteld. Ze vertrokken aan de voet van een berg, en de ouders bedachten dat het kindje misschien moest wennen aan zijn nieuwe omgeving? Een andere bedenking was dat een baby onder deze omstandigheden huilt omdat hij misschien hoogteziek is, of erger, long- of hersenoedeem krijgt... Slaaphoogte Dat symptomen van hoogteziekte erg aspecifiek zijn en een zuigeling nog niet kan communiceren, is lastig. Omdat het hart-longsysteem niet geschikt is voor plots verblijf op grotere hoogte, is het verstandig om in het eerste levensjaar een slaaphoogte van maximaal 1600 meter aan te houden. Voor kinderen van 1 tot 4 jaar geldt een maximum tot 2500 meter. Niet voor niets staat in Frankrijk onderaan de liften van de Grand Montets (3275 meter) en de Aiguilledu Midi (3842 meter) dat het verboden is voor kinderen onder de 3 jaar. Dit heeft ook te maken met de verblijfshoogte en acclimatisatie. Daarnaast kan snelle stijging naar die hoogtes onaangenaam zijn als de neus van het kindje dicht zit; het lukt hem dan niet om te klaren en dan krijgt hij oorpijn door de snelle drukverandering.

62

De Franse staat beslist voor deze kwetsbare groep dat het niet is toegestaan om naar grotere hoogte te gaan. Pasgeborenen op hoogte Spanjaarden die in de zestiende eeuw in de Andes neerstreken, maakten mee dat hun pasgeborenen stierven als zij op hoogte ter wereld kwamen. Daarom gingen moeders naar zeeniveau om te bevallen en kwamen ze pas naar huis als het kind zes maanden oud was, na zorgvuldige acclimatisatie. De lokale Andesbewoners waren genetisch in de loop der tijd zodanig aangepast aan hoogte, dat zij geen medische problemen hadden met hun pasgeborenen op hoogte. Twijfel? Blijf in het dal Recent woonden wij drie maanden op 1400 meter hoogte in Zwitserland. Onze jongste was toen twee maanden oud. Hoe wij plezier maakten? Na acclimatiseren picknickten we op 1800 meter. We skieden om en om alleen, of gingen met het oudste kind. Of we regelden een goede oppas zodat wij een toerskitocht bij de Strahlhorn (4190 meter) konden maken. Mijn motto: als het te hoog is, of als er geen ruimte is om te acclimatiseren, laat de kindjes dan in het dal. Neem je ze mee, maak het dan leuk en speels onderweg. Dam bijvoorbeeld een beekje af. Daar wisten de avonturiers in de Rockies trouwens wel raad mee! ▲


� g a zond

� g a az terd

e/ d i r h t Dea / s r u la/ rco o a b p w m rs” to e Tou / t s e a i l r pal ter g g r i l e l B e Gez itie d e p x : “E w u e i N

� � t u p e t Plat nhout e g g u �B Pit”

���

w : i e m � ag

d r e t za

a

oc e g ( 0km

z

mk 5 7 /

i

nt e v j i r nsch

; o f n i r e e m

atis

gr % � � �

14u

t h c o t e k i b in 0

0u3 1 & 0

3

7u 0 n e s us

km

50 / m k 35

s

in m k 30

a t n u o m : ei

m � g onda

u& 8 0 n e

ss

tu n e v j i chr

m/

0k 2 / ) e ch

1

6km/

t h c o t l e d an

e

“D c c n e al

orth p s n a a

� � � mei �

e b . s r e t e i all

p g r e b . w w w

63


LOCATION: ArĂŞte des Cosmiques 2017 PACK: Ascent Superlight 2017

In 1967 we made a backpack that in one moment, changed travel in the mountains forever. This year we created the Ascent Superlight. A pack made for fast & light alpinism. It is the pinnacle of our experience and a testament the moments we spend in the vertical worlds of rock and ice.

#FORMOMENTSLIKETHIS | LOWEALPINE.CO.UK/50YEARS 64


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.