7 minute read

STEENUILENWERKGROEP

Next Article
VOGELKRONIEKEN

VOGELKRONIEKEN

LUDO BRAECKMAN

STEENUILTJES EN TORENVALKEN, POLYGAMIE EN BIODIVERSITEIT

Advertisement

Over enkele dagen gaan we weer van start met het ringen van de jonge steenuiltjes. Dat is een periode waar we met zijn allen steeds weer hoopvol naar uitkijken. Van zowat overal hoor ik dit jaar veelbelovende meldingen en optimisme! Zou het kunnen dat dit een topjaar wordt?

↑ ↑ Onze plastieken nepsteenuil die al heel wat aanvallen moest verduren.. ↗ 'Ons' mannetje torenvalk in april 2015 bij één van zijn allereerste paringen. Let op de positie van de staart van het vrouwtje! ↑ Nestkast voor torenvalk met beveiliging tegen nijlgans. Het is beslist niet ongewoon dat we bij het ringen van de kleintjes ook het adulte vrouwtje in handen krijgen. Dat wordt dan natuurlijk ook geringd, of de gegevens van de ring die het al draagt worden opgenomen in de database voor verder onderzoek. In het nest kunnen jonge steenuiltjes niet op geslacht gebracht worden. Daarom krijgen we voor analyse van ringgegevens vooral data in handen die betrekking hebben op vrouwelijke uiltjes of uiltjes waarvan we eigenlijk het geslacht niet kennen. Een manier om daar iets aan te doen is het vangen van mannetjes in het voorjaar, op het moment dat ze hormonaal met zichzelf in feite geen blijf weten en hun territorium met overtuiging verdedigen. Wij spelen daar handig op in en meestal verloopt er niet meer dan een kwartiertje tussen het opzetten van het net en het vangen van het 'gefopt diertje'. Die eerder korte wachtperiode is dan net voldoende voor een kort gesprekje met de eigenaar van de grond. Bij één van die gesprekjes dit jaar hadden we het zowaar over polygamie bij steenuiltjes. Vijftien minuten is niet echt genoeg om een dergelijk onderwerp tot op de bodem uit te spitten. Maar we kwamen tot de slotsom dat het zeker niet onmogelijk is. Om het idee wat kracht bij te zetten verwees ik naar een nestkast in Anzegem, waarin tijdens drie opeenvolgende jaren twee vrouwtjes samenwoonden. Ik maakte ook een verwijzing naar een 'verdenking' van polygamie bij de torenvalken in mijn tuin.

Veel van de plaatsen waar we komen via het veldwerk van de steenuilenwerkgroep zijn ook een geschikte biotoop voor torenvalk. Vandaar dat we ook voor die soort steeds meer nestkasten opvolgen. Bij het bouwen van een nestkast heb je een doelsoort voor ogen. Om ongewenste gasten te weren moet je daarbij soms gerichte aanpassingen gaan doen op basis van ervaringen. Nijlganzen bijvoorbeeld vinden al snel de weg naar een nestkast voor de torenvalk. Maar je kan het probleem oplossen door de invliegopening in twee te splitsen. Probleem opgelost? Vergeet het maar, er zijn immers ook nog de kauwen... Van overal komen dit jaar meldingen binnen van piraterij door kauwen. Dat was bij ons thuis niet anders. De valken werden prompt uit hun nestkast (K1) verdreven, maar ze wisten een eksternest in te palmen in de onmiddellijke nabijheid. Dat ging allemaal gepaard met heel wat kabaal en daarom besloot ik om een tweede nestkast (K2) op te hangen voor de torenvalk, zowat 60 meter verder.

Op 16/04 zie ik een vreemd vrouwtje (V2) bij K2 zitten, en nog diezelfde dag zie ik haar paren met 'ons' mannetje (M). Gedurende een paar dagen heeft V2 het heftig aan de stok met de kauwen. Dat ontlast K1 en een ander vrouwtje (V1) maakt daarvan gebruik om het eksternest te verlaten en K1 terug in te palmen. Rond 27 april lijkt het erop dat beide vrouwtjes aan het broeden gaan. M brengt prooien aan voor zowel V1 als V2! De eksters bouwen een nieuw nest en tonen geen interesse meer in het oude. Op 2 mei zit er een holenduif bij de ingang van K1. Ik besluit een controle uit te voeren en vind de nestkast leeg. 's Anderendaags zitten V1 en V2 samen in K2 en M brengt prooien aan. Maar echt ver weg zijn de kauwen ondertussen nooit, en op 7 mei zie ik er 8 een staaltje luchtacrobatie ten beste geven met de beide vrouwtjes torenvalk om en rond K2. Van het mannetje geen spoor. De dagen daarna zijn er nergens nog torenvalken te bespeuren en de kauwen lijken absoluut niet meer geïnteresseerd in de nestkasten... Op 19 mei zag ik V1 dicht bij K2. Misschien overweegt ze wel om toch nog een kans te wagen, maar M lijkt van de aardbol verdwenen en enkele vragen blijven voorlopig onbeantwoord...

Maar van één iets kunnen we wel meer dan zeker zijn: het is onmogelijk om nestkasten zodanig aan te passen dat ze uitsluitend door de doelsoort worden bezet! Uit vorige artikels is het jullie beslist bekend dat onze nestkasten voor steenuil uitgerust zijn met een dubbele ingang die zodanig in elkaar is gezet dat de nestkast 'marter-proof' wordt. Deze uitrusting noemen we het anti-marter-slot. Het is vanzelfsprekend de bedoeling om te voorkomen dat de uiltjes ten prooi vallen aan boom- of steenmarter. Datzelfde slot houdt ook met succes kauwen en holenduiven uit onze steenuilennestkasten, maar niet de spreeuwen, mezen, eikelmuizen, bosmuizen, ... Maar daar is uiteindelijk niets mis mee. Meer nog, we zien het allemaal graag gebeuren! Het past helemaal in het plaatje van de biodiversiteit, waar we de laatste jaren met zijn allen heel terecht meer en meer naartoe trachten te werken.

Nestkasten zonder anti-marter-slot (zoals de vroegere natuurpunt-nestkasten) worden echter heel frequent door kauwen 'gekraakt'. Zowel kauwen als spreeuwen laten, van zodra de jongen zijn uitgevlogen, een geweldige smeerboel achter. Takken, pluimen, bladeren, uitwerpselen, parasieten, en een heel doordringende, eerder onaangename geur. Na het uitvliegen laat je die kasten na grondige reiniging best ook enkele dagen verluchten. Opvallend ook hoe bijzonder goed kleine spreeuwen en kleine kauwen op elkaar lijken zolang ze nog naakt zijn. Mezen vinden vrij dikwijls de weg naar onze kasten. Nochtans zijn die naar verhouding voor hen best groot, maar de hoeveelheden nestmateriaal die ze daarbij aanslepen hou je gewoon niet voor mogelijk. In provinciedomein De Gavers had ik dit jaar voor het eerst ook een broedgeval van roodborstjes in de ingang van een echt heel oude steenuilennestkast.

Het gebeurt ook wel dat steenuiltjes zich gaan vestigen in een voor een andere doelsoort geplaatste kast. In Sint-Denijs wist een koppeltje zich gedurende drie opeenvolgende jaren met succes voort te planten in een (voor hen) immense nestkast voor kerkuilen. Maar dit jaar werden ze eruit gegooid door... kauwen, en zijn ze verhuisd naar de nestkast die we jaren geleden voor hen al hadden opgehangen in een notelaar, vlakbij.

Roofvogels en andere predatoren doen het de laatste jaren steeds beter, zelfs in Vlaanderen. Dat is geen toeval, maar is vooral te danken aan de gerichte inspanningen van velen die zich al decennia lang inzetten voor de instandhouding en de bescherming van soorten. Ik denk dan aan slechtvalk, kerkuil, en noem maar op. Het lijkt wel of dit vooral de top van de piramide van de biodiversiteit ten goede komt. Niet voor niets natuurlijk is de adelaar één van de belangrijkste symbolen in de heraldiek. En toch wordt er wel al eens geopperd dat een soort als de bosuil bijvoorbeeld geen behoefte meer zou hebben aan 'extra' nestkasten. Misschien wel geen onterechte bewering, of op zijn minst toch een invraagstelling die onze aandacht meer dan verdient. De basis van de piramide krijgt harde klappen. Insecten doen het slecht, er zijn steeds minder kleine vogeltjes. Hoe moet het allemaal verder, hoe kunnen we het geheel in stand houden? Als we het tij willen keren moeten we allicht in de eerste plaats zoeken naar antwoorden bij onszelf.

Laat een stukje van je tuin volledig verwilderen. Gun de brandnetel en de distel een plaats. Ban het gebruik van chemische insecticiden en fungiciden volledig. Laat de auto wat meer aan de kant! De lijst van dingen die we zelf kunnen doen is veel veel veel veel langer. Maar het is gepast als eenieder voor zichzelf invult wat kan en wat niet kan.

↓ Kauwennest in aanbouw in één van onze Natuurpunt-nestkasten voor steenuil

↓ ↓ Nestkast kort na het uitvliegen van jonge spreeuwen, begin mei 2021

IS ER NOG HOOP?

Eergisteren controleerde ik nestkasten voor kleine vogels in de Gavers. Boven mijn hoofd in de 'canopy' weerklonken de heerlijk melodieuze zang van de wielewaal en de rauwe roep van zijn vrouwtje. En de dag daarvoor, in Bergelen, zaten de jonge ransuilen heerlijk te wiegelen op de rand van hun nest. Natuurlijk is er nog hoop!

This article is from: