#16KVS17 Odysseus. Een zwerver komt thuis.

Page 1

Een zwerver komt thuis.


EDITO 3  ­­

©

Nick Hannes

TEMPEL VAN TAAL

ODYSSEUS Een zwerver komt thuis. REGIE MICHAEL DE COCK TEKST HOMEROS VERTALING PATRICK LATEUR SPEL ALINE CORNELISSEN, ARMIN MOLA, EMMANUEL VAN DER BEEK, HANNE VAN DOREN, JEF HELLEMANS, LUCA PERSAN, MAX COLONNE, NINA KORTEKAAS, BARTEL JESPERS, TIM BOGAERTS, LUKAS DE WOLF, STEF AERTS, RASHIF EL KAOUI, SERVÉ HERMANS, OSCAR VAN ROMPAY, STEFAN PERCEVAL, TOM TERNEST, JURGEN DELNAET, BRUNO VANDEN BROECKE, VALENTIJN DHAENENS, FRANK FOCKETYN, SOUFIANE CHILAH, TOM VAN BAUWEL, FRANK DIERENS, KRIS CUPPENS, STEVEN VAN WATERMEULEN, MARK VERSTRAETE, LUCAS VANDERVOST, GENE BERVOETS I.S.M. KAENA BERVOETS & BOB VAN DER LEIJ, BERT LUPPES, TOM JANSEN EPILOOG LISBETH GRUWEZ, MAARTEN VAN CAUWENBERGHE DRAMATURGIE MATTHIAS VELLE, KRISTIN ROGGHE JONGERENCOACH JELLIE SCHIPPERS KOSTUUM MYRIAM VAN GUCHT SCENOGRAFIE MARIE SZERSNOVICZ LICHTONTWERP HARRY COLE TECHNISCHE PRODUCTIELEIDING LIEVEN SYMAEYS LICHTTECHNIEK DIMI STUYVEN GELUID PATRICK VAN NECK PRODUCTIELEIDING CATHERINE VERVAECKE, NADIA EL MAHI SOUFFLEUR TINEKE DE MEYER MET DANK AAN VALENTINE KEMPYNCK, DANNY VANDEPUT PRODUCTIE KVS COPRODUCTIE NTGENT

De Ilias en de Odyssee zijn niet het begin van een traditie maar het einde ervan. Het hoogtepunt, waarin eeuwen van mondelinge overlevering gekristalliseerd zijn tot klinkende verzen. Zo is het te verklaren dat de twee oudste werken die het oude Griekenland ons schonk, zulke meesterwerken zijn. Werk dat je, mocht je willen vergelijken, op het eenzame niveau van Bach in de muziek zou kunnen zetten. Het was Patrick Lateur die me dat vertelde toen we, in het kader van een reportage voor Standaard der Letteren, voor de poorten van Troje stonden. De Odyssee is een monument opgetrokken uit taal. Terwijl de betere archeologie werkt bij de gratie van de invulling van wat verdwenen is, creatieve reconstructie op basis van brokstukken, en we niet anders kunnen dan gissen naar het verleden, is deze tempel van taal intact. Het is één van de redenen waarom de tekst integraal opvoeren een prikkelende gedachte is. Want die vraag mogen we wel stellen: waarom dit boek van de herinnering, van de thuiskomst, van de gastvrijheid - de filoxenia - integraal opvoeren? Ik heb het mij meermaals afgevraagd de laatste maanden. En toch is het antwoord eenvoudig: omdat de meanderende traagheid, het trage, hypnotiserende en diepe zoeken, essentieel deel uitmaakt van de kwaliteit van het werk. En het is net die kwaliteit die Homeros, de vertaler en al die spelers zoeken en met u willen delen. Ik zat op een avond begin januari in de kantine van KVS bij een matige koffie uit een automaat te praten met Tom Jansen. Hij was overgekomen uit Frankrijk, waar hij woont, om met

ons te repeteren. We werkten die week aan de eerste zangen én de laatste. Het bracht ontroerende ontmoetingen met zich mee tussen een acteur in de herfst van zijn carrière en jonge mensen voor wie alles nog moet beginnen. We vonden dat jonge talent door een open casting, via een video-auditie en een workshop.

‘Je mag je bij het spelen,’ zo zei Jansen me, ‘niet concentreren op het ultieme moment, le moment suprême … noch op het consumeren ervan. Dan doe je het werk zoveel oneer aan.’ Homeros leeft bij de gratie van het uitstel van het verlangen. De weg ernaartoe wordt minitieus in taal gegoten. Le moment suprême in een paar woorden verteld. De omstandigheid, het kader, de zoektocht, en ja zelfs een primaire vorm van psyche - veelal vermomde goden - doen er des te meer toe. Vanuit dat standpunt zijn de moeilijkste zangen de mooiste. Zij koesteren de stilstand het meest. De taal staat stil bij Homeros, zei Tom Jansen me. Alles wordt door taal gecreëerd en verdwijnt, eens uitgesproken, opnieuw tussen de plooien van de tijd. Zo is het ook met dit project. Acteur na acteur, met zijn eigen lijf en wezen, zijn eigen klank, timbre, humor en verstand zal u een verhaal vertellen over een zwerver. Niemand komt dichter bij de ziel van de tekst dan de vertaler en de acteur. Al was het maar omdat die laatste elk woord keer op keer moet omdraaien, tot hij het beheerst en als het zijne kan beschouwen. In die zin is dit project ook een ode aan het spel in zijn puurste vorm. Het vat de ultieme paradox van het spelen samen: de acteur moet de tekst knechten en temmen, om er zich dan, naïef als een kind, keer op keer weer in te verliezen.

In Odysseus, de belangrijkste held in de tekst, vindt u geen gemakkelijke vriend. Hij is moeilijk lief te hebben. Hij liegt en bedriegt. En op zijn reizen doet hij alles wat niet mag. Ik vind hem eigenlijk, na al die uren en uren repetitie, nog altijd niet zo sympathiek. Maar misschien is hij net daarom van alle Griekse helden het meeste mens. Misschien herkennen wij ons daarom zo in zijn lot. Samen met al die acteurs gaan wij in een wondermooie, tijdloze vertaling in blanke verzen van Patrick Lateur op zoek naar de ziel van Homeros. Want achter die ziel schuilt de universele mens. Ook die van vandaag. De vermogende en zo vaak onvermogende, de daadkrachtige en verslagene, de onbaatzuchtige en eergierige, de spelende, de listige en de driftige. Die tocht zal, net als die van de held, niet altijd makkelijk zijn. U zult zich verliezen nu en dan, in de veelheid van verzen en namen. Maar u zult ook aangegrepen worden, als u de tijd neemt dat te laten gebeuren. U zult vanuit de oudheid de oude helden tot u horen spreken. We kunnen ze horen, als spraken zij vandaag. En onder hun woorden en verzen en streven, hoe anders ook de zeden en de tijd, zult u een diepe drang naar menselijkheid, mededogen en harmonie herkennen. REGISSEUR

Michael De Cock


 4 BOEK | ODYSSEE. EEN ZWERVER KOMT THUIS | PATRICK LATEUR

SAMEN DE OSYSSEE LEZEN 5  ­­

©

Nick Hannes

DEELNEMERS GEZOCHT: SAMEN DE ODYSSEE LEZEN

In Odysseus. Een zwerver komt thuis zetten meer dan 30 acteurs hun tanden in de klassieker van Homeros. Aanleiding voor deze voorstelling is de gloednieuwe vertaling van het Griekse epos in het Nederlands, door classicus en dichter Patrick Lateur. Zijn vertaling kan je ook in boekvorm ontdekken en koesteren.

“Een nieuwe vertaling van de Odyssee zal het werk ontsluiten voor een nieuwe generatie lezers. […] Veel van Lateurs vertaalkeuzes staan in het teken van de toegankelijkheid van de tekst. Net zoals in zijn vertaling van de Ilias (2010), die met veel lof onthaald werd en waarvoor hij in 2013 de Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Letteren kreeg, hanteert Lateur rijmloze vijfvoetige jamben. Dit metrum mag dan iets minder expressieve mogelijkheden bieden dan de hexameter van de Griekse brontekst, het sluit, zoals Lateur terecht zegt, een stuk beter aan bij de cadans van gesproken Nederlands.” - Nadia Sels in Staalkaart

“Het resultaat is een vloeiende en leesbare tekst, mét behoud van respect voor het origineel. Meeslepend bij momenten: een vertaling voor mensen van deze tijd.”

“Opnieuw heeft de vertaler ons een tekst gegeven die onnadrukkelijk vormvast is en zich leent om hardop te lezen.” - Luc Devoldere in Standaard der Letteren

“Lateurs vertaling leest soepel en vlot. De brede versregels van Homeros zijn vervangen door korte. Er zit veel vaart in, met af en toe mooie ritmische versnellingen en vertragingen. De meest typische homerische wendingen zijn vervangen door naturel Nederlands. De blankarmige Nausikaä heet hier “Nausikaä met blanke armen”, en de rozevingerige dageraad “de Dageraad met roze vingers”. “

“Het verhaal is al vele malen eerder uitgebracht in het Nederlands, maar nog nooit zo mooi vertaald als door de Vlaamse classicus Patrick Lateur. Bij Lateur spatten de woorden van Homerus van de pagina’s af. Goede verhalen houd je levend, door ze steeds opnieuw te vertellen en niet door ze te vertalen in oubollige woorden. Je doet ze pas recht als de woorden net zo mooi zijn in het Nederlands als in het origineel. En dat is Lateur gelukt.” - Robert Visscher op NEMO Kennislink

- Guus Middag in NRC ****

“Patrick Lateur koos, evenals bij zijn veelgeprezen Ilias, voor een soepele jambe, de versmaat van Gorter en Nijhoff.”

“Die wereldreis waarvan je droomde, om nieuwe horizonten te verkennen, jezelf en het leven te herontdekken? … Lees dit boek.” - Nadia Sels in Staalkaart

Op 24 & 25 maart brengt KVS in één trek de 12.000 verzen van de Odyssee op de planken.

SAMEN LEZEN

Op 7 & 14 maart kan je in klein gezelschap alvast proeven van deze eeuwenoude tekst, maar ook van gedichten, verhalen en fragmenten uit de brede wereldliteratuur die bij de Odyssee aansluiten of zich erdoor lieten inspireren.

 18-21u

Samen Lezen is genieten. Je hoeft je niet voor te bereiden. Je hoeft niets mee te brengen. De leesbegeleiders zorgen voor verhalen en gedichten, lezen aan je voor en ontdekken samen met jou de wereld van Odysseus.

 07 & 14.03.2017

KVS BOX

Een project van de KVS i.s.m. DE DAGEN Met steun van het Vlaams Fonds voor de Letteren

MARATHON  24 & 25.03.2017  VRIJDAG 19U T.E.M. ZATERDAG 21U 

KVS BOL

Om 18 uur ontvangen we je graag aan het onthaal van de KVS BOX. We eten eerst samen soep en lezen dan van 19u30 tot uiterlijk 21u. Deelnemen is gratis, maar je schrijft wel vooraf in voor de volledige reeks van 2 keer samen lezen (7 en 14 maart) en 2 dagen samen marathon-kijken (24>25 maart). Bij deelname aan Samen Lezen kan je je ticket voor de marathon kopen aan halve prijs (25 euro i.p.v. 50 euro). Begeleiding: DE DAGEN. DE DAGEN houdt van literatuur én van mensen. Elke dag brengt ze die twee samen. In buurthuizen, in psychiatrische instellingen, in theaters. Om verhalen te delen en mensen te verbinden. www.dedagen.be Meer info of inschrijven: stuur een mailtje naar delphine.somers@kvs.be

- Piet Gerbrandy in de Volkskrant en De Morgen

- Geert Swaenepoel in Kunsttijdschrift Vlaanderen

ODYSSEE - EEN ZWERVER KOMT THUIS HOMEROS VERTALING: PATRICK LATEUR

MET EEN NAWOORD VAN EMILY VAN OPSTALL ATHENAEUM-POLAK & VAN GENNEP AMSTERDAM, 2016 (615 PP.) 1E DRUK ISBN 978 90 253 0409 6

€ 40 (E-BOOK: € 15)

Gerda Dendooven

(E-BOOK: 978 90 253 0415 7)

©

Patrick Lateur (°1949, Beveren-Leie) publiceert dichtbundels, vertalingen en bloemlezingen. Hij is redacteur van Kunsttijdschrift Vlaanderen, lid van het Guido Gezellegenootschap en de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Voor zijn Iliasvertaling ontving hij in 2013 de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Letteren - Vertalingen. Ook zijn vertaling van de Odyssee oogstte veel lof.


 6 ONDERWEG NAAR ODYSSEUS | REPETEREN, STUDEREN, PROBEREN

ONDERWEG NAAR ODYSSEUS | REPETEREN, STUDEREN, PROBEREN 7  ­­


 8 ONDERWEG NAAR ODYSSEUS | KOSTUUMS

ONDERWEG NAAR ODYSSEUS | KOSTUUMS 9  ­­

Hanne Van Doren en Nina Kortekaas © Myriam Van Gucht

Kostuumpas van Mark Verstraete en Tom Jansen © Myriam Van Gucht


DE ODYSSEE ZET AAN HET DENKEN 11  ­­

 10 DE ODYSSEE ZET AAN HET DENKEN

DE ODYSSEE ZET AAN HET DENKEN …

“Misschien is Homeros niet zozeer als mens geboren, maar als symbool, en is het de naam die de oude barden aan hun eigen kunst gaven, om zo een aloude activiteit te veranderen in een legendarische oerfiguur, in een beroemde gemeenschappelijke voorouder van alle dichters, de eerste en de beste.” - Alberto Manguel, De Ilias en de Odyssee van Homeros (2008)

Talloze filosofen, schrijvers en kunstenaars lieten zich inspireren door Homeros’ meesterwerk. Enkele reflecties over de kunst van het vertellen, Odysseus als held, en de Odyssee als boek van de herinnering. “Omdat we in moeilijke tijden leven, met vele uitdagingen, hebben we behoefte aan een nieuw soort helden: liever Odysseus dan Achilles, liever moed gecombineerd met pragmatisme en gezond mensenverstand dan het gedreven worden door pure adrenaline.” - Peter Venmans, Het derde deel van de ziel. Over thymos (2011)

“Ook als bedelaar blijft de polytropos Odysseus niets anders dan zichzelf - maar wel zichzelf in de hoedanigheid van geduldig lijder. Hij aanvaardt het basisprincipe van het leven: in een harde wereld is eigen plezier de uitzondering en lijden de regel. Dulden is de ononderbroken inspanning die de held levert om, schrander en bestand tegen lasten, doorheen het hele complex van toestanden te zijn wat de situatie van hem verlangt, los van identiteit en niet-identiteit.” - Peter Sloterdijk, Odysseus der Sophist in Was geschah im 20. Jahrhundert? (2016)

©

Romare Bearden, Home To Ithaca, collage, 1977. Courtesy Mount Holyoke College Art Museum, South Hadley, Massachusetts.

“Blind zijn de waarzeggers en blind zijn de Griekse dichters uit de oudste tijden. Blind is Homeros. Wat ons voor ogen staat, het heden, lijkt zich aan ons te onttrekken. We moeten met onze geest in het verleden kijken, almaar meer opgaan in het verleden. Vanuit dit standpunt is de Odyssee model en voorbeeld. Want het is het gedicht van de herinnering. En wat in dit alles nog geweldiger is: willen die ogen, ziende of niet ziende, echt gesloten voor altijd of misschien alleen maar mentaal gesloten, opengaan in de ware betekenis van het woord, dan moeten ze vanonder hun wimpers hete tranen laten stromen, tranen van de pijn die eigen is aan de herinnering: de nostalgie.” - Matteo Nucci, De tranen der helden (2013)

“Geheugenverlies is een dreiging die zich in de Odyssee meerdere malen voordoet: eerst met de uitnodiging van de Lotofagen, dan met de tovermiddelen van Circe, dan ook nog met het gezang van de Sirenen. Iedere keer moet Odysseus ervoor op zijn hoede zijn, als hij niet meteen alles wil vergeten… Wat vergeten? De Trojaanse oorlog? Het beleg? Het paard? Nee: zijn huis, zijn vaarroute, het doel van zijn reis. De uitdrukking die Homeros in deze gevallen gebruikt is ‘de terugkeer vergeten’. Odysseus mag de af te leggen weg, de aard van zijn lot, niet vergeten: kortom, hij mag de Odyssee niet vergeten. Maar ook de zingende dichter, die improviserend componeert, en de zanger, die uit zijn hoofd episoden herhaalt van al eerder gezongen gedichten, mogen niet vergeten als ze ‘van de terugkeer willen vertellen’; voor wie verzen zingt zonder ondersteuning van een geschreven tekst is ‘vergeten’ het negatiefste werkwoord dat er bestaat; en voor hen betekent ‘de terugkeer vergeten’ gedichten vergeten die nostoi worden genoemd, de hoogtepunten van hun repertoire.”

- Konstantinos Kavafis, Ithaka (1911), vert. Hans Warren en Mario Molengraaf

©

“… Houd Ithaka wel altijd in gedachten. Daar aan te komen is je doel. Maar overhaast je reis in geen geval. ‘t Is beter dat die vele jaren duurt, zodat je als oude man pas bij het eiland het anker uitwerpt, rijk aan wat je onderweg verwierf, zonder te hopen dat Ithaka je rijkdom schenken zal. Ithaka gaf je de mooie reis. Was het er niet, dan was je nooit vertrokken, verder heeft het je niets te bieden meer. …”

Gerda Dendooven

- Italo Calvino, De odysseeën in de Odyssee. Waarom zou je de klassieken lezen? (1991)


 12 LONG READ | MICHAEL DE COCK

LONG READ | MICHAEL DE COCK 13  ­­

DEEL I (ZANG 1-4) TELEMACHIE PAPAOUTAI

zowel het lot van de overwinnaar als dat van de verliezer te bezingen. En aan het eind wordt Femios gespaard. Hij moet niet sterven in de zang van de wraak. De kunst, zo lijkt het wel, gaat bij Homeros vrijuit.

ZANG 1

ZANG 2

ATHENA

TELEMACHOS

De Odyssee is het boek van de thuiskomst en van de filoxenia - letterlijk: de ‘liefde voor de gast’, de gastvrijheid. Zoals het elk goed werk betaamt, worden beide hoofdthema’s bij het prille begin aangehaald en in de verf gezet. De vergelijking met de thuiskomst van Agamemnon, waarmee het boek opent, is dan ook verre van toevallig. Het tragische lot dat hem te beurt viel bij zijn thuiskomst, en dat we zo goed kennen uit de Griekse tragedies, wordt meermaals aangehaald in de Odyssee. De waarschuwing is duidelijk: zo kan het ook. Met hem liep het slecht af. Agamemnons zoon Orestes moest wraak nemen. De parallel Agamemnon-Orestes en OdysseusTelemachos (tweemaal vader en zoon) ligt voor de hand. Odysseus, held van het boek, is de grote afwezige in de eerste vier zangen. In die afwezigheid die de eerste vier zangen (de Telemachie) beheerst, in dat gemis, is de held naar wie het werk genoemd is echter ook bijzonder aanwezig. Aanwezig door zijn afwezigheid.

Terwijl hij in zang 1 nog volop op zijn plaats wordt gezet, tracht Telemachos in deze zang voor het eerst een vuist te maken. Hij spreekt de vergadering die hij heeft samengeroepen toe en zegt dat ook zij die niet ingrijpen schuldig zijn. Antinoös neemt het op voor de vrijers. Hij licht - voor het eerst, maar niet voor het laatst - de list van Penelope toe. Hoe ze elke avond opnieuw, om tijd te winnen, de lijkwade voor de oude Laërtes weer ontrafelt. Telemachos zet zich schrap. Hij zegt dat hij naar Pylos én Sparta zal varen om te vragen of zij daar nieuws hebben over Odysseus. Het is de beslissing die alles in gang zet. Er is voor hem nu geen weg meer terug. Een point of no return, zoals dat heet in filmjargon.

LONG READ John William Waterhouse, Penelope and the Suitors (1912)

IN DE VOLGENDE NOTITIES BIJ ODYSSEUS. EEN ZWERVER KOMT THUIS MAAKT MICHAEL DE COCK JE WEGWIJS DOORHEEN HET HELE EPOS. DEEL PER DEEL, ZANG PER ZANG. TOELICHTING EN BEDENKINGEN BIJ DE THEMA’S EN STRUCTUUR VAN DE ODYSSEE.

Zanger met lier

Odysseus wordt wel als eerste van de personages geïntroduceerd. ‘Mijn hart / wordt nu gefolterd wegens Odysseus, / de onversaagde, ongelukkige,’ zegt Athena (1,45). De échte hoofdpersoon van de eerste vier zangen, Telemachos, komt vijftig verzen later pas in beeld. Zijn eerste woorden, aan de als Mentes vermomde Athena, zetten meteen het tweede belangrijke thema in de verf: de filoxenia. De Griekse wereld en waarden zijn ervan doordrongen, en dus ook onze westerse cultuur. ‘Wees welkom, vreemdeling. Je wordt bij ons / gastvrij onthaald. En na de maaltijd kan / je straks vertellen wat je nodig hebt.’ Zo luidt, doorheen het hele boek, de verwelkoming waarmee gastheren vreemdelingen ontvangen. Tweemaal spreekt Telemachos zijn vrees uit over het lot van zijn vader, maar hij blijft hopen op zijn terugkomst en op zijn wraak op de vrijers. Met die hoop, die bij het begin van het boek al wordt meegegeven, trekt Homeros een spanningsboog tot het einde, waar die wraak ook effectief voltrokken wordt. Er staat veel op het spel en Telemachos zal zijn einddoel niet zonder slag of stoot bereiken. Voor hem is de Odyssee een verhaal van zijn coming of age, of een Bildungsroman. Tegen het einde van het boek, als alles weer op orde is, is hij dan ook ‘een man.’ De vrees van Telemachos - namelijk dat zijn vader niet meer leeft - wordt meteen ontkracht door Athena. ‘Toch stierf Odysseus, / de goddelijke held, nog niet op aarde.’ (195) De spanning van het epos zit dan ook niet écht in de afloop. Die kent de toehoorder al bij het begin. Alleen de personages moeten het nog geloven. Opvallend - vanaf zang 1 al - is ook de rol van de zanger Femios. De zanger, en bij uitbreiding de kunst, speelt een belangrijke rol in de Odyssee. In zang 1 maant Penelope Femios aan om over wat anders te zingen dan over het trieste lot van de Trojegangers. Telemachos neemt zijn verdediging op. Later, bij de Faiaken, beroert de zanger ook Odysseus tot tranen toe, door

Telemachos gaat naar het strand om te bidden tot Athena. Zij spreekt hem moed in en voorspelt het einde van de vrijers. ‘Dat dood en donker noodlot zo nabij zijn, / dat zij op één dag met z’n allen sterven, / beseffen zijn niet eens. Maar niet veraf / meer is voor jou de dag waarop de tocht / begint waar jij zo vurig naar verlangt’ (282). Telemachos vraagt voedster Eurykleia om alles klaar te maken voor de reis en om zijn vertrek stil te houden. Erg mooi is het einde van zang 2. Met de hulp van Athena voert de jongen de mannen aan die hem zullen vergezellen op zijn reis. Het is een nieuwe dag. Ze offeren voor de goden. Het schip verlaat de haven. In de door de vertaler mooi uitgebalanceerde laatste verzen kan je het schip als het ware de haven zien en horen uitvaren. ‘Heel de nacht / doorklieft het schip de zee tot ’s morgens vroeg.’

ZANG 3

NESTOR ‘Ik ben op zoek - ik hoor wel ergens iets - / naar nieuws over mijn wijdvermaarde vader, / de onverschrokken, grote Odysseus. / Men zegt van hem dat hij aan je zijde / streed en de stad der Trojers heeft verwoest.’ (85) Telemachos trekt naar het ‘zandige Pylos’, waar ‘paardentemmer Nestor’ woont, een van de Grieken die samen met zijn vader Odysseus strijd voerde bij Troje. Het is met de nodige schroom dat Telemachos zijn queeste begint. ‘Hoe / moet ik tot hem gaan, hoe hem nu begroeten?’ vraagt hij aan Athena in de gedaante van Mentor. ‘Met wijze woorden heb ik niet de minste / ervaring, bovendien: een jongeman / schaamt zich een oudere man te ondervragen.’ Maar gelukkig is er Athena om hem moed in te spreken. Van Nestor krijgt Telemachos voor het eerst te horen hoe het er aan toeging in Troje en hoe de Griekse helden er vertrokken en weer thuiskwamen. Opnieuw staat het thema van de thuiskomst centraal. We krijgen nieuws over de Myrmidonen,


 14 LONG READ | MICHAEL DE COCK

Filoktetes en Idomeneus. Nestor vertelt uitdrukkelijk en op vraag van Telemachos hoe het Agamemnon bij zijn thuiskomst verging. Over Odysseus geen nieuws. ‘Men zou niet zeggen dat een jongere / op zo gepaste wijze weet te spreken’, zegt Nestor tot Telemachos. Het ultieme bewijs van zijn edele afkomst is dat nog niet. Daarvoor moeten we nog één zang wachten. Maar voor het eerst wordt Telemachos vergeleken met zijn vader. Ook voor de jonge Telemachos is de Odyssee een queeste en een zoektocht naar zijn identiteit. Twintig jaar is zijn vader weggeweest. Hij verliet Ithaka toen Telemachos nog een baby was. In een tijd waarin foto’s noch DNA-onderzoek bestonden is de vraag naar het vaderschap en dus de afkomst erg belangrijk. Zowel de zoon als de vader gaan in de Odyssee op zoek naar wie zij zijn. De zoon door het ouderlijk huis te verlaten, de vader door er met vele omwegen en obstakels weer naar terug te keren.

LONG READ | MICHAEL DE COCK 15  ­­

ik naar hem kijk -, / als die man op Telemachos gelijkt, / de zoon van Odysseus, de trotse held, / die hij als zuigeling thuis achterliet / toen de Achaiërs onder Trojes muren / verschenen, vastbesloten driest te vechten / om mijnentwil, ik, schaamteloze vrouw.’ (145) Na deze verzen, waarin Helena heel even het boetekleed aantrekt - veel meer wordt er over de affaire Helena-Paris niet gezegd, - herkent ook Menelaos Telemachos. Eerst aan de handen en de voeten, dan pas aan de oogopslag. Telemachos, voor het eerst door derden van zijn afkomst verzekerd, is overmand door verdriet. Helena doet toverkruid in de wijn om het huilen te stoppen. Daarna vertelt ze hoe ze Odysseus, vermomd als bedelaar, ontmoette in Troje. Het is de eerste keer dat Odysseus zo beschreven wordt, maar zeker niet de laatste. De vermomming en de list van Odysseus zijn een voorafspiegeling van al wat zal volgen na zijn thuiskomst op Ithaka. Dan vertelt Menelaos het verhaal van Proteus en Eidothea. Het is een lang en erg uitgebreid tussenstuk. Een magisch-realistisch verhaal dat de thuiskomst opnieuw als centraal thema heeft. Menelaos legt uit hoe hij vastzat op een eiland, en hoe Eidothea hem hielp om haar oude vader Proteus te verschalken. Bezwerend en grappig is de passage waarin Menelaos zich samen met zijn vrienden tussen de robben op de rotsen legt. Ze kunnen Proteus, mysterieuze zeegod, overmeesteren. Tijdens het gevecht verandert Proteus ‘in een leeuw met lange manen, dan / in een slang, een panter, een groot everzwijn, / vervolgens stromend water en een boom / met hoog gebladerte.’ (455) Het zegt iets over de imaginaire wereld waarin we ons bevinden.

Telemachos bij koning Nestor

Nestor stuurt Telemachos naar Sparta, om Menelaos om nieuws te vragen. Peisenor, zoon van Nestor, zal Telemachos vergezellen. Aan het einde van de zang wordt uitvoerig beschreven hoe een koe wordt geofferd. Het is een fantastisch tafereel dat ons inzicht geeft in oude rituelen en gebruiken. Ondertussen geeft Polykaste, de jongste dochter van Nestor, Telemachos een bad. ‘Nadat ze hem gebaad had en met olie / gewreven had tot glanzen toe, wierp zij hem / een mooie mantel en een chiton om. / Toen hij het bad verliet, leek zijn gedaante / op die van de onsterfelijken.’ (465) De jongen wordt weer een beetje meer man.

ZANG 4

MENELAOS Zang 4 is de langste zang van de Odyssee. Toch ziet u voor het eerst een (moedige) solist aan het werk, acteur Lukas De Wolf. Ter vergelijking: zang 6 telt 330 verzen, zang 4 bijna 850. Er staat dan ook heel wat op het spel in dit lijvige slot van de Telemachie. Sparta. Bij koning Menelaos. Als Telemachos en Peisenor in Lakedaimon/Sparta aankomen is er een dubbel huwelijksfeest aan de gang: zowel Hermione, enige dochter van Helena en Menelaos, als haar halfbroer Megapenthes trouwen. We maken een trouwfeest mee met een zanger die zichzelf begeleidt op de citer terwijl twee duikelaars hun acrobatieën vertonen. Opnieuw is de filoxenia een belangrijk thema. Menelaos berispt zijn dienaar Eteoneus als die twijfelt om Telemachos binnen te laten. Het antwoord van Menelaos is glashelder: ‘Jij was voorheen / geen dwaas, nu praat je onzin als een kind. / Wij beiden hebben op tocht naar huis / toch vaak gegeten aan de gastentafel / van anderen en hoopten steeds dat Zeus / ons sparen zou voor leed in later tijd.’ (30) Telemachos wordt als een vorst ontvangen, én gewassen in het schitterende, roemrijke paleis van Menelaos, dat ligt in ‘een glans als van de zon of van de maan.’ (45) Exact dezelfde vergelijking wordt opnieuw gemaakt in zang 7, bij de beschrijving van het paleis van Alkinoös. De wondermooie Helena komt de trap af en herkent Telemachos meteen. Een belangrijk moment. ‘Nog nooit zag ik een mens / met zo’n gelijkenis, noch man, noch vrouw / - verbazing treft me als

Proteus vertelt het verhaal van Ajas, Thyestes en opnieuw dat van Agamemnon. Allicht is het niet toevallig dat de wonderlijke zeegod (!) Proteus, als eerste écht nieuws brengt over Odysseus. ‘Ik zag hem op een eiland, / de tranen stroomden hem over de wangen, / bij nimf Kalypso in haar huis. Zij houdt hem onder dwang bij zich en naar zijn land, / zijn vaderland, kan hij niet meer terug. / Want schepen die van riemen zijn voorzien / bezit hij niet, geen vrienden die hem voeren / over de brede ruggen van de zee.’ (560) In het laatste deel van deze zang keren we terug naar Ithaka. De vrijers komen erachter dat Telemachos vertrokken is om zijn vader te zoeken en besluiten hem op te wachten in een hinderlaag. ‘Komaan, geef mij een schip dat snel kan varen / en twintig man. Ik wil hem op zijn weg / in hinderlaag opwachten in de straat, / de scheiding tussen Ithaka en Samos, / het rotsig eiland.’ (670) Penelope wordt aan het einde van de zang van dit verraad op de hoogte gebracht. Nu is zowel vader als zoon spoorloos. De moeder/ echtgenote blijft achter in haar verdriet.

DEEL II (ZANG 5-12) ZWERVER OP DRIFT ZANG 5

KALYPSO In zang 5 is het alsof het boek een tweede keer begint. We vergeten Telemachos, laten hem achter bij Menelaos en volgen van nu af Odysseus. Tijd voor de enige echte protagonist. Ook stilistisch, met een rechtstreekse echo naar de openingscène uit zang 1, is dit een nieuw begin. We bevinden ons opnieuw bij de goden. Athena maakt haar beklag bij Zeus over Odysseus. Zijn lijden heeft lang genoeg geduurd. Bode Hermes moet naar Kalypso gaan om haar duidelijk te maken dat ze Odysseus naar huis moet laten gaan. Kalypso is verontwaardigd dat de goden haar geen sterveling aan haar zijde gunnen, maar beseft dat ze geen keuze heeft. Ze zoekt Odysseus op, die zoals zo vaak zit te jammeren op de rotsen bij de zee, om hem in te lichten. In de eerste

scène wordt hij getoond als een antiheld. Het beeld van de huilende Odysseus, jammerend als een jongen, toont - ook al is het clichématig - de kwetsbare onvoldaanheid van de vastgelopen zwerver. ‘Hij zat, zoals zo vaak, / te wenen op het rotsstrand, zich te kwellen / met tranen, zuchten, zielsverdriet, keek steeds / over de rusteloze zee en schreide.’ (80) De grote Odysseus, de held die Troje liet vallen, zit in zak en as te jammeren bij de zee. Meer antiheld kan je niet zijn. Al moeten we een beetje voorzichtig zijn met zulke hedendaagse lezingen en interpretaties. Helden bij Homeros huilen nu eenmaal – denk maar aan Achilles, ook op het strand, in de Ilias. Het is de manier om aan te tonen dat het niet goed met hen gaat.

Arnold Böcklin, Odysseus und Kalypso (1883)

Kalypso probeert nog één keer de held te overtuigen om te blijven. Wat zij belooft is niet min! Zij kan hem het eeuwige leven schenken, en zij is mooier dan zijn vrouw Penelope, naar wie hij zo verlangt. ‘Met trots beweer ik dat ik zeker niet / haar mindere ben in schoonheid of gestalte.’ Scherper kan de keuze niet zijn: terug naar huis en naar het sterfelijke leven met de echtgenote die op hem wacht, of het eeuwige leven naast een wellustige godin. Ook hier moeten we onbewust denken aan het dilemma dat Achilles in de Ilias krijgt voorgelegd: een kort en heldhaftig of een lang en gelukkig, maar roemloos leven. Wanneer de even onoplettende Poseidon erachter komt dat Odysseus op weg naar huis is, doet hij een storm uitbreken op zee. Die storm wordt beschreven in het tweede deel van de zang. Het levert virtuoze literaire verzen op en een even virtuoze vertaling. Het bonken en beuken van de storm wordt in prachtige alliteraties gegoten. ‘Want op de kustlijn / zijn spitse klippen, daarrond brult en bruist / de branding, glad de rotswand die zich daar / verheft en diep de zee tot bij de kust, / onmogelijk om daar op beide voeten / rechtop te staan, aan onheil te ontkomen.’ (410) Met het beuken van de golven geeft aartsvijand Poseidon Odysseus een pak slaag, alvorens hem gebroken, naakt en meer dood dan levend uit te spuwen op het strand. ‘Hij zakte door zijn beide knieën, liet / zijn sterke armen hangen, overmand / door zeegeweld. Zijn huid was over heel / zijn lijf gezwollen, zeenat bleef maar gutsen / uit mond en neus.’ (455). Hij legt zich te rusten onder een hoop bladeren en geeft zich over aan de slaap. Uit heel dit prachtige tweede deel spreekt een grote kennis van de zee en van al haar gevaren. ZANG 6

NAUSIKAÄ Even speels lichtvoetig als bekend is deze zang. Na de enigszins dreigende en bedrukte sfeer in de Telemachie, de zang van het vertrek bij Kalypso en de storm die volgt, wordt in deze zang een soort wonderlijke wedergeboorte beschreven. De vroedvrouw van dienst? De jonge sprookjesprinses Nausikaä. Bij het begin van de zang laten we Odysseus achter op het strand. ‘Zo lag daar overmand door slaap en moeheid / de fiere Odysseus die niet versaagt.’ De camera zweeft over het eiland op zoek naar het paleis van Alkinoös, om meteen in te zoomen op de kamer van Nausikaä, die door deze zang door Homeros onsterfelijk gemaakt is.

De godin neemt de gedaante aan van een vriendin om Nausikaä, die nog in bed ligt, op pad te sturen om haar kleren te gaan wassen zodra de dageraad is aangebroken. ‘Ik geleid en help je / om er zo snel als kan mee klaar te zijn.’ (30). Het tafereel doet denken aan de voedster bij Romeo en Juliette, zoals de naïviteit van de spelende meisjes op het strand verderop doet denken aan een idyllisch impressionistisch schilderij. ‘Ze kwamen bij de wondermooie vliet / van de rivier - daar zijn er waskuilen / die altijd vol staan, helder water welt / er uit de grond in overvloed tevoorschijn / om zelfs de vuilste kleren schoon te wassen.’ (85) De nimfen die Nausikaä vergezellen zijn mooi, maar net als Artemis blinkt de prinses uit tussen al haar dienaressen. En talrijk zijn de verwijzingen naar licht, glans en schittering. Kortom, het hele tafereel baadt in romantiek. De mannelijke, uitgeputte, naakte held, versus de mooie jonge vrouwen die een bijna sacrale puurheid belichamen. Zelfs het ontwaken van schipbreukeling Odysseus wordt verpakt in een romantisch tafereel. Een gil van de meisjes tijdens het balspel maakt hem wakker. Het contrast tussen Nausikaä met haar mooie nimfen en de held kan niet groter zijn. Hij is immers ‘door zout en zee gehavend.’ Met vaste vuist breekt hij ‘een lovertak af / uit het dichte kreupelhout, om daar / zijn naaktheid mee te dekken.’ (130) Allen zetten het bij het zien van Odysseus op een lopen, behalve Nausikaä, die haar dienaressen berispt met een ultiem bewijs van gastvrijheid. ‘Maar deze zwerver kende tegenslag, / hij kwam bij ons (…) en elke gift is welkom, / hoe klein ook. Meisjes, geef nu spijs en drank / aan deze vreemdeling, geef hem een bad / in de rivier, beschut tegen de wind.’ (210) Nergens wordt de filoxenia mooier beschreven dan hier. De held, zwerver op drift, is uitgespuwd door de zee en ondergaat in deze zang een wedergeboorte. ZANG 7

ALKINOÖS Het is Athena, vermomd als een jong meisje met een kruik, die Odysseus naar het paleis van Alkinoös brengt. Ze maakt hem op zijn tocht naar het paleis onzichtbaar, zodat hij ongestoord kan wandelen en rondkijken. ‘Ze was hem toegenegen en ze legde / rond Odysseus een wonderlijke wolk.’ (40) Homeros neemt de tijd om het land te beschrijven van de Faiaken en de personages die er wonen. Helemaal bij het begin krijgt Eurymedousa een paar verzen, later is het de beurt aan Arete, vrouw van Alkinoös. Nog mooier is de beschrijving van het paleis van Alkinoös, dat net als dat van Menelaos een paar zangen eerder ligt in een ‘glans als van de zon of maan.’ (85) Er hangt een soort zuiverheid, perfectie en harmonie over de beschrijving van het paleis en de bijhorende tuinen. Het paleis schittert van het brons, goud, kobaltglas en zilver. En de bomen die er groeien in de tuinen leveren de een na de ander hun vruchten af: ‘granaten, peren, appelen vol glans, / een weelde van olijven, zoete vijgen. / Hun vrucht gaat nooit verloren en ontbreekt / in winter of in zomer niet, ze blijft / het hele jaar te vinden.’ (120) Er heerst perfecte harmonie in het land van de Faiaken. Groter kan het contrast met de chaos van de oorlog en die van de storm die Odysseus net beleefde, niet zijn. En zoals de dichter eerder de tijd nam om die chaos te beschrijven, zo beschrijft hij nu de rust en de orde die hier heersen en schetst hij de onvoorwaardelijke gastvrijheid van de Faiaken voor vreemdelingen. ‘U, vreemdeling, wil ik u vooreerst zelf vragen: / wie bent u, waar komt u vandaan? Wie gaf / u deze kleren? Zei u niet dat u / hier aankwam na een zwerftocht over zee?’ (240) Alkinoös stuurt de anderen weg. Odysseus vertelt het koningspaar wat hem overkomen is sinds hij vertrokken is bij Kalypso. Daarna krijgt Odysseus een bed om te gaan rusten. Zo eindigt de op één na kortste zang van het boek. Odysseus wordt

langzaam maar zeker weer mens. Het was zonder de hulp van de goden - een portie geluk? - en de goede zorgen van de Faiaken niet mogelijk

geliefde man die in het aanschijn / van stad en volk gesneuveld is …’ (525) ZANG 9

geweest. ZANG 8

FEEST ‘Dat is het werk van goden, want zij hebben / de draad gesponnen van verderf voor mensen, / als stof voor zangen bij het nageslacht.’ (580) Nergens staat het verhaal zo stil als hier. Zang van de stilstand dus. En toch is dit een erg mooie zang met tal van mooie verzen en met tonnen empathie. En daarnaast is het voor een moderne toehoorder een van de grappigste zangen van het boek en een belangrijk kantelmoment in het verhaal. De symmetrie in de opdeling van de Odyssee is overigens opmerkelijk. Zangen 4, 8, 12, 16 (van de 24) zijn essentiële kantelpunten en plotpoints. Net als in de vertelstructuur van hedendaagse cinema, merken we in de Odyssee verhaalwendingen op die vanuit een perfect aanvoelen voor verhaalopbouw vertrekken. We leren in deze zang het land van de Faiaken kennen en hun gebruiken. Ze leven op een idyllisch eiland ver weg van de oorlog waar schipbreukeling Odysseus vandaan komt. Om hem te eren wordt een feest georganiseerd. Wat doen oude Grieken die willen feesten? Sport en spel. En na het discuswerpen en hardlopen wordt er geluisterd naar verhalen. Net na de dood van Achilles worden ook in de Ilias spelen georganiseerd. Ook daar wordt het verhaal op een cruciaal punt stilgelegd vlak voor de grote finale. Dan gebeurt het hier veel beter, omdat het ook het hoofdpersonage aangaat - de ijdelheid én de kracht van Odysseus worden op de proef gesteld tijdens de spelen, en tijdens het lied kan hij zijn tranen niet bedwingen, waardoor hij herkend wordt. Het blijft dus, ondanks de afleiding, het verhaal van Odysseus - regel één in moderne storytelling. Wat er gebeurt, heeft een grote impact op het hoofdpersonage. In het begin van de zang wordt hij uitgedaagd door Laodamas, Alkinoös’ zoon. ‘Komaan, mijn waarde gastvriend, waag u ook / eens aan een kamp, die u misschien geleerd hebt. / Met kampspelen hoort men vertrouwd te zijn.’ (145) Eerst weigert hij, maar al snel wordt zijn eer te fel gekrenkt. Zelfs gebroken blijft hij diep van binnen de trotse Odysseus. Tot twee keer toe moet hij huilen, tot twee keer toe is het alleen Alkinoös die dat in de gaten heeft. Zo komt hij tot de ultieme, onafwendbare vraag aan het einde van de zang: wie bent u, vreemdeling? Let ook op het belang van ‘de zanger’ en dus bij uitbreiding van cultuur in de homerische wereld. Het gebruik van een verhaal is schering en inslag in de Odyssee: hoe vaak vertellen personages geen verhalen! Het zegt ons iets over hun virtuositeit in het vertellen en over het inzicht van het publiek. Een verhaal in een verhaal is één ding, en kan vrijblijvend zijn. Maar de Odyssee gaat verder. Het vertelde verhaal stuwt het hoofdverhaal voort of geeft er commentaar op. Het is wat men in de literatuur een mise en abyme noemt. In een eerste verhaal vertelt Demodokos over het bedrog van Ares en Afrodite en de wraak van Hefaistos. Het lijkt een waarschuwing voor Odysseus. Moeilijk immers om niet te denken aan Penelope, die op Ithaka door vrijers wordt belaagd. In het tweede verhaal vertelt hij over het paard (de list van Odysseus) en de val van Troje. Naast een moment in zang 4 is dit het enige moment dat er concreet verwezen wordt naar dit beroemde verhaal. (In de Ilias komt de val van Troje niet aan bod.) De verhalen breken Odysseus, en maken hem dus bekend. Helemaal mooi is dat de dichter, in een hartverscheurende vergelijking over het verdriet van oorlogsslachtoffers en oorlogsweduwen, niet alleen het verdriet van Odysseus bezingt, maar ook dat van ontelbare andere slachtoffers. Hij weent immers, zoals ‘een vrouw die weent, haar armen slaat / om haar

NIEMAND Zang 9 is vermoedelijk een van de bekendste uit het boek. Odysseus komt voor het eerst zelf aan het woord. Dat is bijzonder. In de hele Odyssee is er een ‘alwetende verteller’, de zanger die het verhaal brengt. Hij spreekt met voorkennis en vanuit een Olympic point of view. In vier zangen verschuift dat auctorieel vertelstandpunt naar een ik-perspectief. De belevende ik vertelt de toehoorders wat hij allemaal heeft meegemaakt. Terwijl de onversaagde, godgelijke, schrandere, door Zeus beschermde held voordien door anderen werd beschreven, komt hij nu zelf aan het woord. Vraag is maar of we hem zo beter leren kennen? We leren alleszins Odysseus de verhalenverteller kennen. De zeeman die terugkomt met spannende verhalen. ‘Waar moet ik beginnen?’ vraag hij zich luidop af. Daar dus: bij het verhaal van de Lotofagen en de Kikonen. Daar kiest hij natuurlijk volgens de wil van Homeros, - zelf voor. Vreemde, mysterieuze wezens uit een andere werkelijkheid, die dienen als opmaat voor het verhaal van de cycloop. Het thema van de reus komt na de Odyssee nog tientallen keren terug in de wereldliteratuur. De sterke reus tegen de moedige, kleine, slimme held. David en Goliath, of Klein Duimpje zijn voor de hand liggende voorbeelden.

Odysseus, onder een ram verstopt, ontsnapt aan de cycloop

Deze zangen van het onderbewuste boeien als een avonturenfilm op zaterdagavond. De held vertelt: moet je nu horen wat ik heb meegemaakt. Maar wie goed luistert, hoort veel meer dan een avonturenverhaal. In een donkere en duistere vertelling immers, vol oorlogsleed, moord en doodslag, neemt de ex-militair ons terug mee naar de plek van onheil. Hij blijft er niet onberoerd onder. De zang met de cycloop is even mythisch-heldhaftig als vermakelijk. De ik-verteller, het personage in het boek waar alles om draait, herleidt zichzelf in zijn gevecht met de afzichtelijke reus tot Niemand. Een list om de reus te misleiden. Maar ook filosofisch betekenisvol: na tien jaar oorlog om Troje de weg verliezen, een naamloze worden, ‘Niemand’ zijn, om daarna, zang na zang, zichzelf weer op te bouwen, te herscheppen, weer ‘iemand’ te worden. ZANG 10

KIRKE Zang 10 bestaat uit drie grote delen. De magische wereld en verhalen van op zee worden verdergezet. Aiolos, de god van de winden die er wel een bijzonder vreemd gezinsleven op na houdt, geeft hem een zak mee waarin alle winden opgesloten zitten. De juiste wind in de zeilen stuurt hem huiswaarts. ‘… zo dicht / genaderd was ons schip dat wij er mensen / bemerkten die hun vuren onderhielden.’ (30) Maar weer loopt het fout. ‘Door eigen dwaasheid gingen wij verloren.’ Odysseus en zijn bemanning dwalen rond op zee en komen bij de Laistrygonen en bij Kirke. In een verhaal dat bol staat van de erotiek vertelt Odysseus hoe zijn vrienden door de wondermooie Kirke met de lange vlechten worden


 16 LONG READ | MICHAEL DE COCK

DEEL I | SYNOPSIS VAN DE 24 ZANGEN 17  ­­

gaat om raad te vragen. Een beangstigende zang, waarin bij een plas bloed al wie gestorven is bij hem komt, maar ook een erg emotionele zang, met als summum natuurlijk het weerzien met zijn moeder, die stierf tijdens zijn afwezigheid. Als eerste ontmoet Odysseus zijn makker Elpenor, die door een dwaze val nog sneller dan Odysseus met zijn zwart schip in de onderwereld belandde. Na de emotionele ontmoeting met zijn moeder, die hem uitvoerig vertelt over het verdriet van Penelope en vader Laërtes, komt de ziener Teiresias naderbij. Hij voorspelt wat Odysseus te wachten staat.

Na de vier zangen Telemachie nam Homeros acht zangen de tijd om het ronddwalen van Odysseus te bezingen. Ook zangen 5 tot 12 zitten erg symmetrisch in elkaar. Zang 5 begon immers bij Kalypso, waar ook zang 12 eindigt. Daartussen zit de ontmoeting met Nausikaä en de tocht naar het paleis van Antinoös. Dan volgt het verhaal dat Odysseus vertelt en komen aan bod: Kalypso, Kirke, de tocht naar de Hades, Kirke, Sirenen, om weer uit te komen bij Kalypso. Almaar dieper graaft Homeros, met het verhaal in de onderwereld (zang 11) als het diepe onderbewustzijn dat een koortsige stem krijgt. Als een ui die je pelt om tot de kern door te dringen, en dan weer naar de oppervlakte te komen.

‘Jouzelf wacht dan weg van de zee een dood /zo zacht dat hij je mee zal nemen, zwak / door de genoegens van de oude dag, / terwijl het volk rond jou in welvaart leeft.’ (135) Tal van Griekse helden passeren de revue. Van Sisyfos, over Tantalos tot Oidipous … De hele Griekse mythologische wereld heeft verzamelen geblazen in de onderwereld. Duidelijk is dat mensen ook vroeger graag naar zulke verhalen luisterden. Als Odysseus er in het midden van het verhaal de brui aan wil geven, omdat het al laat is, moet hij van Alkinoös en Arete verder vertellen.

Félicien Rops, Pornocrates (1878)

omgetoverd tot varkens. Hoe zou je niet denken aan de Pornokrates, de dame met het varken, van Félicien Rops? Terwijl Eurylochos wil vertrekken, toont Odysseus opnieuw zijn helfdhaftige kant. Hij gaat tot bij Kirke en krijgt steun van Hermes, die hem een kruid schenkt om de charmes van Kirke (lang genoeg) te weerstaan. Onvergetelijk is de beschrijving van Kirke’s paleis en bed. ‘Nadat ze mij gebaad had en met olie / tot glanzens toe gewreven, wierp ze mij / een mooie mantel en een chiton om.’ (365) In het slot stuurt Kirke Odysseus naar de onderwereld. Daar zal hij de antwoorden vinden op zijn vragen. Kirke wijst hem de weg. Elpenor, zijn kameraad, ‘niet al / te moedig in de strijd, noch knap van geest’ vindt zelf de weg naar de Hades: hij valt van het dak en breekt zijn nek. Hij heeft geen gids meer nodig. Een tragikomisch einde van een even duistere als erotische zang. ZANG 11

HADES ‘Ach moeder, waarom blijf je nu voor mij / niet staan, als ik je vurig wil omhelzen? / We konden beiden in het huis van Hades / de lieve armen om elkander slaan / en ons verzadigen met droeve weeklacht.’ (210) Het hart van de monologen van Odysseus. Deze zangen (9-12) worden te makkelijk afgedaan als niet veel meer dan avontuurlijk. Ze zijn natuurlijk erg onderhoudend en ze lenen zich voor zulke lezing en interpretatie omwille van de onbekende, begeesterende wereld die ze oproepen en waar toehoorders zich graag in verliezen. Het zegt veel over wat mensen fascineert. Maar de zangen graven, als men goed luistert of leest, ook veel dieper. Ze zijn een essentiële passage in het ‘weer-mens-worden’ van Odysseus. Het noodzakelijk verwerkingsproces na een veel te lange oorlog. In deze zangen bezweert Odysseus zijn demonen en verjaagt hij zijn angsten. Nergens worden de angsten, verlokkingen, en diepe verlangens beter beschreven dan hier, in deze verhalen, die net als dromen veel meer dan alleen de ratio aanspreken. ‘Ik groef een kuil van één el in het vierkant / en plengde rond de rand voor alle doden / eerst honingdrank, daarna een zoete wijn, / als derde water; daarop strooide ik /de witte gerst.’ (30) Het diepst van al die zangen van het onderbewuste graaft allicht deze elfde zang, waarin de held op aanraden van Kirke tot het rijk der doden

Ook Agamemnon en Achilles gaan in gesprek met Odysseus. Odysseus is nog niet thuis, maar deze beide Trojegangers verging het nog slechter. De ontmoeting in de onderwereld met de twee gestorven helden geeft Homeros de kans om het over essentiële levensvragen te hebben. Met hen komen de thema’s van thuiskomst en heldendom volop ter sprake. Agamemnon - hij kan moeilijk anders - waarschuwt Odysseus voor Penelope. ‘Ook jij moet om die reden zelfs je vrouw / nooit blindelings vertrouwen, haar niet elke / gedachte die je koestert toevertrouwen. / Deel haar de ene mee, de rest verzwijg je.’ (440) Het kondigt met een omweg al aan dat de hereniging tussen Penelope en Odysseus niet meteen na zijn terugkomst zal gebeuren, en geen wandeling in het park zal worden. En Achilles? Die maakt voorgoed komaf met de mythe van de held en de heldendood. Zo geeft hij een glashelder antwoord op het dilemma dat hem in de Ilias gesteld werd. ‘Roemrijke Odysseus, stel mij de dood / niet mooi voor. Mocht ik op de aarde leven, ik koos ervoor als dagloner te werken / in dienst van iemand anders, van een arme, / een man die niet veel eigendom bezit. / Ja, liever dat dan over alle schimmen / als vorst te heersen in het dodenrijk.’ (490). De reden van het bezoek aan de Hades op aanraden van Kirke was het advies van Teiresias, die de toekomst kan voorspellen. De antwoorden die Odysseus er krijgt, reiken veel verder. ZANG 12

SIRENEN De dood - die we goed hebben leren kennen in zang 11 - heeft vele gezichten. Ook dat van een stuntelaar, zo blijkt uit de dood van Elpenor. Niet alle helden komen roemrijk aan hun einde. Sommigen vinden de trap niet en vallen dronken van het dak. Zang 12 begint dan ook met de begrafenis en eerbetuigingen voor Elpenor, zoals Odysseus het hem beloofd had in de Hades. Hoe je ook sterft, uiteindelijk zijn we in de dood gelijk. Het is een thema dat ook in het begin van de allerlaatste zang uitgebreid aan bod komt. Daar komen opnieuw Agamemnon, Achilles en de vermoorde vrijers aan het woord. Elpenor is door zijn geklungel alvast onsterfelijk geworden. Zijn dood én begrafenis worden over drie zangen gespreid. De bekende zang van de Sirenen leidt ons naar het midden van het boek. Het is het laatste verhaal in de ik-persoon. Daarna neemt de alwetende verteller het weer over en loopt het verhaal lineair naar het einde. Op één zang na (zang 15, waarin Athena Telemachos aanspoort om naar huis te keren) komt er in die tweede helft ook een eenheid van plaats: Ithaka en het paleis van Odysseus. Tijd en ruimte komen zo bij elkaar in de tweede helft.

DEEL I

TELEMACHIE PAPAOUTAI (ZANG 1-4)

1.

2.

3.

4.

ATHENA

TELEMACHOS

NESTOR

ATHENA

De godin adviseert Telemachos op zoek te gaan naar zijn vader Odysseus, en in te gaan tegen de vrijers die Odysseus’ bezit verbrassen en dingen naar de hand van zijn moeder Penelope.

In een vergadering reageert Telemachos heftig tegen Antinoös, leider van de vrijers, en eist een schip om informatie over zijn vader in te winnen bij vorsten die uit Troje terugkeerden: koning Nestor van Pylos en koning Menelaos van Sparta.

In Pylos wordt Telemachos hartelijk ontvangen. Koning Nestor vertelt hem wat hij weet over de terugkeer van de Griekse vorsten uit Troje, in het bijzonder over de moord op Agamemnon in Mykene.

In Sparta krijgt Telemachos van vorst Menelaos het verhaal te horen over zijn terugkeer en die van zijn broer Agamemnon én wat hij weet over Odysseus. Op Ithaka bereiden de vrijers intussen een aanslag op Telemachos voor en spreekt Athena Penelope moed in.

Paul Delvaux, Le village des sirènes (1942)

‘Kneed was die geurt als honing, / bestrijk ermee de oren van je makkers / opdat niet één van hen hun lied kan horen. / Maar als je zelf hun stem zou willen horen / laat hen jou, staande op het snelle schip, / rechtop tegen de mastkoker, vastbinden / aan hand en voet, de touwen aan de mast / goed vastgeknoopt. Zo zal je vol genoegen / de stem aanhoren van de twee Sirenen.’ (50) In deze zang speelt Odysseus een laatste keer met vuur. Hij laat zich vastbinden aan de mast om naar het zingen van de Sirenen te luisteren. Op zijn tochten heeft de held het allergruwelijkste en het allermooiste gezien en gehoord, maar aan het eind wil hij naar huis; dat lijkt de dichter ons te willen vertellen. Hij kent de wereld. Hij was sluw en slim genoeg om de verlokkingen aan te gaan en te temmen. Het maakt zelfs zijn thuiskomst, na jaren van dwalen, tot een heldendaad.

Aline Cornelissen

Luca Persan

Bartel Jesper

DEEL III (ZANG 13-19) IEMAND NIEMAND ZANG 13

ITHAKA

Nina Kortekaas

Armin Mola

De held komt weer thuis, precies in het midden van het boek. Een boek dat ongeveer net zo ingenieus en strak is gecomponeerd als een compositie van Bach. Toegegeven, de onderverdeling in 24 zangen - precies zoveel als letters in het Grieks alfabet - dateert van een latere tijd, en er is discussie of sommige zangen al dan niet later zijn toegevoegd. Maar het is veelzeggend, dat precies over de helft van de zangen, na die duistere, avontuurlijke verhalen van het onderbewuste, Odysseus weer thuiskomt. Deze dertiende zang start traag en plechtstatig, maar heeft verderop een aantal heel mooie passages in petto. Eerst vertelt de dichter ons over Odysseus’ afscheid van koning Alkinoös en Arete, die Odysseus gastvrij hebben ontvangen. Voor die gastvrijheid zullen ze overigens een prijs betalen. Ze worden immers, vlak nadat ze Odysseus hebben te slapen gelegd in de baai van Forkys, gestraft door Poseidon. Zeus had hem daar - nogal amoreel - een vrijgeleide voor gegeven. Wie goed doet, wordt niet altijd beloond. Ook in de oudheid niet. Zo komt een oude voorspelling van Zeus uit: ‘Hij zei dat ooit een welgebouwde boot / van de Faiaken op een zee vol mist / na een geleide weer naar huis zou keren / en door Poseidon zou verbrijzeld worden, / en dat een hoog gebergte onze stad / volledig zou omringen en verbergen.’ (175)

Lees verder op p.21

Hanne Van Doren

Jef Hellemans

Max Colonne

Emmanuel van der Beek

Tim Bogaerts

Lukas De Wolf


 18 SYNOPSIS VAN DE 24 ZANGEN | DEEL II

DEEL III | SYNOPSIS VAN DE 24 ZANGEN 19  ­­

DEEL III

DEEL II

ZWERVER OP DRIFT

IEMAND NIEMAND

(ZANG 5-12)

5.

6.

(ZANG 13-19)

7.

8.

13.

14.

15.

16.

KALYPSO

NAUSIKAÄ

ALKINOÖS

FEEST

ITHAKA

EUMAIOS

ZOON

VADER & ZOON

Op bevel van Zeus laat nimf Kalypso Odysseus na vele jaren eindelijk op een vlot vertrekken. De zeegod Poseidon ontketent een storm, Odysseus spoelt aan op het eiland van de Faiaken.

Athena stuurt Nausikaä naar het strand met het wasgoed en tijdens het spel met haar dienaressen ontwaakt Odysseus in de struiken. Nausikaä belooft hem gastvrijheid bij haar vader, koning Alkinoös.

Athena begeleidt Odysseus naar het paleis van Alkinoös. Daar doet Odysseus op aanraden van Nausikaä een beroep op koningin Arete. Alkinoös zelf belooft hem een geleide naar Ithaka.

Tijdens een feest demonstreert Odysseus zijn kunnen in het discuswerpen, zingt Demodokos over de liefde tussen Ares en Afrodite en ontroert hij Odysseus met zijn lied over het paard van Troje.

Odysseus wordt door de Faiaken naar Ithaka gebracht, waar hij ontwaakt. De godin Athena onthult hem zijn vaderland, belooft hem te helpen tegen de vrijers en verandert hem in een armoedige grijsaard.

Odysseus komt bij zijn trouwe varkenshoeder Eumaios, die hem vertelt over de vrijers en Telemachos’ reis. Odysseus verzint een identiteit, weeft nieuws over Odysseus in zijn verhaal, maar Eumaios blijft sceptisch.

Athena instrueert Telemachos, die nu uit Sparta vertrekt. In Pylos smeekt de banneling Theoklymenos om bescherming en Telemachos voert hem mee naar Ithaka, waar Eumaios intussen aan Odysseus zijn geschiedenis vertelt.

Nu Telemachos thuis is, licht Eumaios Penelope in. Intussen krijgt Odysseus weer zijn echte gedaante, zodat de zoon zijn vader vindt. Ze smeden plannen tegen de vrijers, die ontgoocheld zijn omdat Telemachos aan hun aanslag ontsnapte.

Stef Aerts

9.

Rashif El Kaoui

10.

Servé Hermans

11.

Oscar Van Rompay

Valentijn Dhaenens

12.

17.

Frank Focketyn

18.

Soufiane Chilah

19.

NIEMAND

KIRKE

HADES

SIRENEN

ARGOS

BEDELAAR

EURYKLEIA

Op verzoek van Alkinoös maakt Odysseus zich nu bekend en begint hij het lange verhaal van zijn dooltocht van Troje tot bij Kalypso. Via de Kikonen en Lotofagen komt hij bij de cycloop Polyfemos.

Na zijn passage bij de windgod Aiolos en de Laistrygonen belandt hij op het eiland van Kirke, die zijn makkers tot varkens omtovert. Met Hermes’ hulp weet Odysseus Kirke’s gastvrijheid te winnen.

Op Kirke’s advies vaart Odysseus naar het Dodenrijk om er met waarzegger Teiresias in de toekomst te kijken. Hij ontmoet er onder meer zijn moeder, de vermoorde Agamemnon en de gesneuvelde Achilles.

Terug bij Kirke voorspelt zij hem moeilijkheden op zijn tocht, onder meer de Sirenen, de zeemonsters Skylla en Charybdis, en Helios’ wraak om zijn gedode runderen. Odysseus overleeft een schipbreuk en belandt bij Kalypso.

Telemachos zoekt zijn moeder op. Op weg naar het paleis met Eumaios wordt Odysseus – nu een oude bedelaar – herkend door zijn hond Argos. Binnen wordt hij beledigd door Antinoös, maar Penelope wil hem spreken.

In een gevecht met een andere bedelaar maakt Odysseus indruk. Penelope verwijt de vrijers hun houding en bewondert de oude bedelaar, die verder nog beledigd wordt door een dienares en één van de vrijers.

Nadat vader en zoon de wapens uit de zaal hebben verwijderd, vertelt de bedelaar aan Penelope over ‘zichzelf’. Penelope laat de oude voedster Eurykleia hem een voetbad geven en deze herkent haar meester aan een litteken.

Stefan Perceval

Tom Ternest

Jurgen Delnaet

Bruno Vanden Broecke

Frank Dierens

Kris Cuppens

Steven Van Watermeulen

Tom Van Bauwel


 p16

 20 SYNOPSIS VAN DE 24 ZANGEN | DEEL IV

DEEL IV

ZWERVER WEER THUIS (ZANG 20-24)

20.

21.

22.

23.

PLAN

BOOG

WRAAK

PENELOPE

De slapeloze Odysseus wordt door Athena gerustgesteld en krijgt van Zeus een gunstig voorteken. Hij vindt in Filoitios een tweede trouwe dienaar, maar de vrijers blijven hem beledigen ondanks een onheilspellend voorteken.

Penelope besluit tot een wedstrijd met Odysseus’ boog. De vrijers kunnen de boog niet spannen. Odysseus maakt zich bekend aan Eumaios en Filoitios, en vraagt om de boog te mogen spannen. Dat lukt hem en zijn schot is raak.

Zijn volgende pijlen doden Antinoös en Eurymachos. Met de hulp van Telemachos en van Athena richt Odysseus een vreselijke slachting aan. Nadien wordt de zaal gereinigd en gezuiverd.

Eurykleia brengt Penelope op de hoogte. De vorstin ziet Odysseus, die de wraak vreest van de familie van de vrijers. Penelope test haar gast en zij erkent en herkent haar man. ‘s Anderendaags gaat Odysseus naar zijn vader Laërtes.

LONG READ | MICHAEL DE COCK 21  ­­

Die thuiskomst wordt opnieuw als een soort wedergeboorte beschreven. Odysseus ontwaakt, maar herkent zijn eigen vaderland niet omdat hij omgeven is door mist. Hij weet niet waar hij is en denkt dat de Faiaken hem bij de neus genomen hebben. Uiteindelijk is het de godin die hem zijn eigen land weer doet herkennen in een ontroerende passage. ‘Hier is de baai van Forkys, oude zeegod, / en bij de havenmond staat een olijf, / lancetvormig zijn blad, met in zijn buurt / een liefelijke, schemerige grot, / gewijd aan nimfen, die Najaden heten. / Hier ligt de overwelfde grot, jij bracht / er regelmatig rijke hecatomben / de nimfen welgevallig. En daar ligt / de Neriton, de berg bekleed met wouden.’ / Zo sprak Athena en ze joeg de nevel / uiteen, het land werd voor hem zichtbaar.’ (350) Opmerkelijk is ook het advies dat Athena aan Odysseus meegeeft: hij mag niemand verklappen wat hij heeft meegemaakt en moet geduld oefenen. ‘Vertel aan niemand, aan geen enkele man of vrouw, dat jij terugkwam van je zwerftocht. / Verduur dat vele leed in alle stilte, / doorsta de gewelddadigheid van mannen.’ (310). Ze belooft hem wel te helpen en betovert hem op het einde van de zang, zodat hij voor niemand nog herkenbaar is.

droever voorkomen dan jij. / Want alle bedelaars en vreemdelingen / zendt Zeus naar ons. Hoe klein ook, elke gift / geven we gráág.’ (55) Het effect van die keuze is veelvuldig: de dichter spreekt Eumaios toe, alsof hij een bekende is, een vertrouweling. Het lijkt ook dat Eumaios door die ingreep tussen het publiek zit, bij de toehoorders. En er spreekt een grote sympathie uit voor de gewone man. De dichter richt zich niet tot een koning, laat staan een god, maar tot iemand die in een hut woont en trouw de varkens van zijn meester hoedt. Het hoeft bijna niet meer gezegd, het belang van de filoxenia in de antieke wereld spreekt uit voorgaande citaat en uit heel deze zang. Die leidt in deze zang tot twee uitvoerig beschreven maaltijden. De oude Grieken en tafelen: ze kenden er wat van. De bereiding van het varken gebeurt zo smakelijk, wordt zo plastisch beschreven dat je er honger van krijgt. Het is een passage die ons meer inzicht geeft in het belang van de maaltijd, hoe ze bereid werd én de rituelen die ermee gepaard gingen. ‘De varkenshoeder legde op twee lagen / vet rauwe brokken vlees, uit alle leden / gesneden, strooide gerstemeel erop. / Toen wierp hij alle stukken in het vuur.’ (430) Die gastvrijheid, zo stelt Eumaios, gebeurt in opdracht van de goden, maar ook omdat Odysseus ze verdient. Hij roemt meerdere malen de kwaliteiten van zijn meester en hun oprechte vriendschap. ‘Want, vreemdeling, hij hield erg veel van mij / en droeg van harte zorg voor mij. “Mijn vriend”, / zo noem ik hem, al is hij er van hier.’ (148) In schril contrast hiermee staat het immorele gedrag van de vrijers en Eumaios’ misprijzen ervoor.

Mark Verstraete

24.

LAËRTES In de Hades ontmoeten vrijers en helden elkaar. Amfimedon vertelt Agamemnon over de slachting. Intussen zoekt Odysseus Laërtes op, die zijn zoon herkent. Athena bemiddelt tussen Odysseus en de nazaten van de vermoorde vrijers voor vrede op Ithaka.

Lucas Vandervost

Gene Bervoets

Bert Luppes

Giorgio De Chirico, Il ritorno di Ulisse (1968)

Het verhaal van de Odyssee is natuurlijk in grote mate verzonnen en aangedikt. Maar vermoedelijk baseerden de zangers zich wel ergens op bestaande feiten, plaatsen en mythes die hun weg in de verhalen vonden. De baai van Forkys is te bezoeken op Ithaka, en sinds niet zo lang heeft men ook een vermoeden waar de grot van de nimfen zich zou bevinden. Een paar kilometer boven de baai, op een bergflank, bevindt zich een grot met grote zalen. Toen Patrick Lateur en ik vorige zomer de plek bezochten, waren de archeologische opgravingen er volop aan de gang. ‘Dat Odysseus met zijn gastgeschenken helemaal alleen een paar keer die steile bergflank op zou zijn gelopen, is weinig waarschijnlijk,’ zei Patrick, ‘maar een mooie fantasie is het wel.’

Tom Jansen

Tot slot vertelt Odysseus in deze zang twee intrigerende verhalen. Eerst een gelogen verhaal over zijn omzwervingen rond de Middellandse Zee, en aan het eind een anekdote over hoe hij met slimme list aan een mantel geraakte bij de belegering van Troje. Dat laatste verhaal dist Odysseus op als ultieme test voor Eumaios.

ZANG 14

EUMAIOS Odysseus verlaat de baai van Forkys en loopt over bosrijke heuvelruggen tot bij het huis van de trouwe varkenshoeder Eumaios. Eumaios is de incarnatie van de loyauteit. Na twintig jaar denkt hij nog altijd aan zijn meester, en hij is hem – ook al is hij afwezig – in daden en gedachten nog altijd even trouw. Net als in een parabel of fabel zijn de menselijke (on)deugden in de Odyssee glashelder geschetst en is het niet zo moeilijk een moreel oordeel over de personages te vellen.

Voor het eerst op Ithaka voorspelt Odysseus zijn eigen terugkeer. Hij zegt tegen Eumaios: ‘Nog deze maand komt Odysseus hier weer. / Als deze maan afneemt, de nieuwe wast, / keert hij naar huis terug en hij neemt wraak / op al wie hier zijn legitieme vrouw / en ook zijn glorierijke zoon beledigt.’ (160) Een eind verderop herhaalt Odysseus die voorspelling met nog meer nadruk: ‘Maar als je meester, anders dan ik zeg, / niet weerkeert, stuur je slaven op me af, / werp mij maar van een hoge rots. Dan hoedt / een andere bedelaar zich voor bedrog.’ (400) Maar de woorden stuiten, en het zal niet de laatste keer zijn, steeds weer op ongeloof. ‘… Odysseus keert niet meer huiswaarts!’ (165)

Eumaios is een belangrijk personage. Niet in het minst voor Telemachos, die hem aanspreekt met het respect- en liefdevolle ‘vadertje’, terwijl Eumaios hem verwelkomt met ‘lief licht’. Overigens gebruikt Eumaios precies dezelfde woorden bij het weerzien met Telemachos, als zijn moeder Penelope in de volgende zang: (16,23 en 17,41) ‘Telemachos, lief licht, u bent terug!’ Bovendien, en let op die merkwaardige passages, is Eumaios het énige personage dat door Homeros wordt aangesproken in de jij-vorm. Als was hij een vriend of kennis. ‘En jij Eumaios, hoeder van de zwijnen, / hebt hem als volgt geantwoord: ‘Vreemdeling, / geen eer bewijzen aan een vreemdeling / is mijn gewoonte niet, al kwam er iemand / met een nog

ZANG 15

ZOON Odysseus is terug op Ithaka, en veranderd in een oude man is hij klaar om naar het paleis te gaan om wraak te nemen. Maar Telemachos is nog niet thuis. Zang 15 pikt de draad van zijn verhaal weer op, en sluit dus aan bij zang 4. Hij moet naar huis keren! Telemachos, nog altijd in Sparta bij koning Menelaos en Helena, krijgt ’s nachts bezoek van Pallas Athena. Zij vindt Telemachos en Peisenor in de voorhal van het paleis, waar ze liggen te slapen. ‘Maar voor Telemachos geen zoete slaap, / de hele goddelijke nacht hielden / hem diepe zorgen om zijn vader wakker.’ (8) Athene draagt hem op wat te doen en waarschuwt Telemachos voor de vrijers, die zich in een hinderlaag hebben gelegd om hem op te wachten. ‘Dus houd je met je welgebouwde boot / ver van de eilanden, en vaar ook ’s nachts.’ De volgende ochtend kondigt Telemachos zijn vertrek aan. Menelaos aanvaardt het … De wetten van de gastvrijheid reiken immers zo ver dat een gastheer te snel verlaten voor beledigend wordt aangezien. Peisenor en Telemachos krijgen geschenken en na een maaltijd maken zij zich klaar om te vertrekken. Mooi is het afscheid van Helena. Ze spreekt Telemachos moed in, en

geeft hem een eigenhandig vervaardigde peplos mee voor zijn toekomstige bruid. Nieuwe allusie op het volwassen worden van Telemachos. Dat de goden de jongens gunstig gezind zijn, blijkt uit een voorteken. ‘Na deze woorden vloog er rechts van hem / een vogel langs, een arend, in zijn klauwen / droeg hij een grote witte gans, een tamme / van op een erf. Hem achtervolgden mannen / en vrouwen onder luid geschreeuw. De arend / naderde van de rechterkant en vloog vlak / voor het span langs. Toen zij hem zagen waren / ze blij, voor allen was het hartverwarmend.’ (165) Helena interpreteert het voorteken: Odysseus is misschien al thuis en hij rekent af met de vrijers. Het beeld van de vogel die langsvliegt, al dan niet met een prooi in de bek, komt vaak terug. Ook Penelope ziet een gelijkaardig beeld in een droom. Wanneer ze klaar zijn om uit te varen vraagt een vluchteling, die achtervolgd wordt omdat hij een moord heeft gepleegd, om hulp. Telemachos biedt de zwerver gastvrij onderdak aan. Aan het eind van de zang gaan we terug naar Odysseus, die nog altijd in Eumaios’ hut in Ithaka, omgetoverd in een oude man, wacht op de hereniging met zijn zoon. Daarvoor heeft de dichter intussen alles in gereedheid gebracht. Telemachos landt na een lange reis weer op Ithaka. ZANG 16

VADER EN ZOON Na de vader keert ook de verloren zoon weer naar huis terug, en wordt er verwelkomd door varkenshoeder Eumaios. Eindelijk tijd voor de hereniging met vader Odysseus. Het levert zoals zo vaak in de Odyssee - sterke scènes en taferelen op. Prachtig in deze zang is al het openingsbeeld. Odysseus, nog onherkenbaar voor Telemachos, ziet zijn zoon van in de verte naderen, omringd door kwispelende honden. Hij herkent hem nog niet, maar ziet aan de honden dat het iemand bijzonder moet zijn! ‘Eumaios, daar komt iemand van je makkers / ofwel een andere bekende, zie, / de honden blaffen niet maar kwispelstaarten, / ik hoor het dof geluid van voetstappen.’ / Hij was nog niet uitgesproken / of zijn geliefde zoon stond in het deurgat.’ (10) Mooi is ook hoe de oude varkenshoeder Telemachos in zijn armen sluit en welkom heet. Zoals vaker wordt het thema van deze zang - de hereniging tussen vader en zoon - al in de eerste verzen aangekondigd. Het verlangen naar de hereniging wordt er nog scherper door gemaakt. ‘Zoals een vader warm zijn zoon verwelkomt / die na tien jaar uit een ver land terugkeert, / zijn enige, die hij laat heeft gekregen, / …’ Zo begroet de varkenshoeder Telemachos. Interessant om zien is weer hoe Telemachos langzaam maar zeker een man aan het worden is. Hier, in het hart van het boek, is hij geen snoeshaan meer, maar ook nog geen man. Zo reageert hij eerst bang wanneer de varkenshoeder hem ‘de vreemdeling’ (Odysseus dus) toevertrouwt. ‘Hoe kan ik in mijn huis een vreemdeling / ontvangen? Ik ben nog maar jong, vertrouw / mijn kracht niet om me te verdedigen / als iemand zomaar woedend wordt op mij.’ (70) Athena - wie anders - lokt Odysseus naar buiten en spoort hem aan zich bekend te maken. Opnieuw verbluffend hoe het denkproces bij Odysseus wordt verdicht in een mooie dialoog tussen de held en de godin die hem beschermt. Telemachos kan het eerst niet geloven. ‘U bent mijn vader niet, niet Odysseus. / Een god betovert mij om mij nog meer / te laten jammeren en zuchten.’ (195) Odysseus omhelst zijn zoon en laat zijn tranen lopen. Herenigd zijn ze klaar om de plannen voor de wraak nu écht te smeden. ZANG 17

ARGOS Telemachos verlaat de hut en keert terug naar het paleis om zijn moeder gerust te stellen. We kunnen het ons inbeelden: een reis ondernemen op zee in die tijd moet grote onzekerheden en ongerustheid met zich mee hebben gebracht. In het paleis botst hij op Eurykleia, die hem


 22 LONG READ | MICHAEL DE COCK

hartelijk verwelkomt. Het weerzien doet denken aan dat met de varkenshoeder en op dezelfde manier als die oude man kust de voedster het hoofd van Telemachos. ‘Telemachos, lief licht, je bent terug! / Ik dacht je nimmer meer terug te zien / toen jij per schip naar Pylos was vertrokken, / in het geheim, tegen mijn wil, op zoek / naar nieuws over je vader.’ (45) Telemachos vertelt zijn moeder het nieuws dat hij vernam op zijn reis naar Pylos. Hij licht haar in over zijn reis en over de nimf Kalypso. De hele waarheid over zijn vader vertelt hij niet. Hij wil zijn moeder niet nodeloos bezwaren met te veel informatie. De weg naar de hereniging met de echtgenote - pas in zang 23 - is nog erg lang en te belangrijk voor het verhaal. De ziener Theoklymenos spreekt wel de waarheid. ‘Hij is echt / reeds in zijn vaderland, hij houdt zich koest / of loopt hier rond, van deze wandaden / is hij al op de hoogte en hij zaait / voor alle vrijers kiemen van een onheil.’ (160). Opniew een slimme manier van de dichter om via een ziener het publiek vooraf in deze zang informatie mee te geven en de spanning op te drijven. Terug naar de hut bij Odysseus, die zich klaarmaakt om naar het paleis te gaan samen met de varkenshoeder. Het verhaal komt stilaan in een stroomversnelling. De reizen die de hoofdpersonages in het boek al maakten en die zich uitstrekten over de toenmalig gekende wereld, komen stilaan samen op één punt: het paleis van Odysseus op weg naar Ithaka. Als koning vertrok hij, als bedelaar komt hij terug. Van de hoogste sport op de maatschappelijke ladder tot de laagste. De nietige bedelaar zal er zijn vrouw terugvinden, belaagd door 108 hufterige vrijers die zijn bezit verbrassen. Het thema van de wraak wordt, zoals in hedendaagse verhalen - denk maar aan films van Tarantino of de wraakfilms met Charles Bronson -, geduldig en minutieus opgebouwd en uitgewerkt. Op weg naar het paleis immers stoten Odysseus en Eumaios op Melantheus. Melantheus vernedert de held en geeft hem naast een venijnige schop ook een waarschuwing mee. ‘Jou zal ik het duidelijk / en helder zeggen, zo zal het geschieden: / betreedt hij het paleis van Odysseus, / de goddelijke held, dan vliegen hem / rondom de kop uit vrijersvuisten tal / van voetbankjes, die ook zijn ribben raken, / als hij spitsroeden loopt door het paleis.’ (230) De agressie tegen Odysseus zal er bij de vrijers niet op verminderen. Deze kleine ontmoeting op weg naar het paleis is er de voorbode van. Onwaarschijnlijk mooi in deze zang is de tweede herkenningsscène. Na Telemachos in zang 16 is het nu de beurt aan de hond Argos. Niet een mens maar het trouwe huisdier herkent zijn meester als eerste! Opnieuw een geniale vondst, ontroerend in haar eenvoud. Merk ook op hoe de dichter de varkenshoeder Eumaios persoonlijk aanspreekt. Alsof een van de personages plots in de lens van de camera kijkt, recht in de ogen van het publiek. Homeros zoekt dat effect door precies het omgekeerde te doen. De goddelijke creator priemt met zijn vinger door de wand van de verbeeldingswereld en wijst een personage aan: ‘Eumaios, zwijnenhoeder, jij gaf hem / als antwoord: ‘Vreemdeling, dit is de hond / van hem die in den vreemde is gestorven.’ (311-315) Het is een bevreemdende, bijzondere stilistische ingreep die van veel vertel — en verhaalkennis getuigt en die bovendien illustreert hoe Homeros sympathiseert met de kleine man en met het personage dat het opneemt voor Odysseus. ZANG 18

BEDELAAR ‘Weg, oude vent, weg hier van de paleisdeur! / Want anders sleurt men jou wel bij de voeten / weg. Merk je niet dat allen knipogen / naar mij, me aanzetten je weg te slepen?’ (10) De schofterigheid die in de vorige zang werd aangezet, groeit in deze zang aan tot een climax.

LONG READ | MICHAEL DE COCK 23  ­­

Odysseus is dan wel terug thuis. Zijn positie heeft hij er nog niet terug verworven. Als een bedelaar tussen de bedelaars moet hij zich meten. Het heeft iets mythisch, heroïsch en bijna Bijbels. Hoe de held zich nederig op moet stellen, of hoe hij door iedereen vernederd moet worden, om vanuit die positie, vanuit die verloren identiteit weer mens, en daarna weer koning te worden. Het begin van zang 18 is erg mannelijk en viriel. De onderkant van de maatschappij leren we erin kennen. Arnaios en Iros schelden Odysseus uit en er wordt gevochten. Daarin wordt de held een keer te veel vernederd. Een eerste slachtoffer van zijn toorn na de thuiskomst is Iros. Hij blijft achter met een ontwrichte kaak. Het is - behalve voor Iros dan - een grappige passage. ‘Zo dacht hij bij zichzelf. Dit leek het beste: / hem licht te treffen om zo te vermijden / dat de Achaiërs hem zouden herkennen.’ (90) Om een paar verzen verder het resultaat te zien van zoveel ingehouden woede. ‘Maar Odysseus trof Iros in de hals / onder het oor en sloeg zijn kaakbeen in. / Het rode bloed kwam hem al in de mond / en kermend kwam hij in het stof terecht.’ (100) Het is een voorbode van de wraak die een paar zangen later volledig zal losbarsten.

wijst haar terecht. Het is een eerste keer dat leugen en waarheid mooi samenkomen in deze zang, want in zijn vermomming vertelt Odysseus Melantho de volle waarheid: ‘Ook ik bewoonde als gelukkig man / ooit een royaal paleis onder de mensen / en vaak gaf ik een zwerver iets, wie hij / ook was, in welke nood hij ook maar kwam.’ (78). De ontmoeting tussen Odysseus en Penelope is hier eindelijk een feit. De twee komen tot een uitgebreid gesprek, maar elkaar in de armen vallen doen ze nog niet. Volgt Odysseus de raad op die Agamemnoon hem geeft in zang 11? Of is er iets anders aan de hand. ‘Ik smacht naar mijn geliefde Odysseus, / mijn hart kwijnt weg.’ (135) Zelfs het verdriet van zijn vrouw kan hem nog niet op andere gedachten brengen. Eerst moet hij met de vrijers afrekenen.

Aan het einde - zoals zo vaak in cirkelstructuur met het begin - laait de grimmige sfeer weer op. Heel deze zang, en bij uitbreiding de hele Odyssee, maakt dankbaar gebruik van de tragische ironie. De zanger en het publiek hebben voorsprong op de personages, die zelf hun lot nog moeten ontdekken. Alleen Odysseus en Telemachos weten meer in deze zang, maar nog weten zij minder dan wie het verhaal beluistert, omdat de tekst van begin tot einde grossiert in slimme flash forwards. De tragische ironie komt bijzonder mooi tot uiting in de opmerking die Odysseus de woedende Eurymachos toesnauwt: ‘Mocht Odysseus zijn vaderland bereiken, / hier binnenkomen, zou het deurgat / dat toch wel breed is, voor u te snel te smal / zijn op uw vlucht door het portaal naar buiten.’ (385). We kunnen ons verbeelden hoe door de eeuwen heen, toehoorders met een brede glimlach op de lippen genoten van deze voorspelling. ZANG 19

EURYKLEIA Leugen en waarheid, het zou een ondertitel voor de Odyssee kunnen zijn. En in haast geen enkele zang komt dat zo tot uiting als in deze. Misschien omdat de leugen in deze zang verre van een vrijblijvende daad is, maar in het centrum van het verhaal wordt ingezet. En omdat Odysseus liegt tegen zijn geliefde Penelope, die zo lang op hem heeft gewacht. In het begin van de zang gaan Telemachos en Odysseus (vermomd als bedelaar) in het paleis elk hun eigen weg. Het geeft de verteller meer kansen om spanning op te bouwen. Odysseus wordt door Melantho vernederd. Hij

ZANG 20

PLAN ‘Zijn hart vanbinnen gromde van de toorn. / Zoals een teef boven haar tere jongen / waakt en een onbekende man aanblaft, / gereed om aan te vallen en te vechten - / zo gromde ook bij hem het hart vanbinnen, / vertoornd omwille van hun slechte daden.’ (15) Deze zang baadt in doem en duistere voorspellingen. Odysseus, zieners, Athena en zelfs oppergod Zeus voorspellen de terugkeer van Odysseus en de wraak op de vrijers. Dat zij niet willen zien of geloven krijgt haast Bijbelse proporties en de terugkeer van de held wordt iets messiaans. Deze zang begint met een bijzonder mooie setting, alsof de oude dichter een perfect aanvoelen van cinema had. Openingsbeeld: Odysseus die de slaap niet kan vatten. Hij ligt te draaien en te keren onder een deken. Mooi en tijdloos is het beeld van de kok bij het vuur, die ‘een pens gevuld met vet en bloed’ moet omdraaien bij het braden. De godin verschijnt aan hem, spreekt hem moed in en zorgt dat hij de slaap vat. ‘Maar laat de slaap nu komen over jou. / De ganse nacht door wakker zijn en waken / mat af, dra ben je van je rampen af.’ (50)

Ondanks al dat viriele machtsvertoon en geweld telt deze zang ook enkele beschouwende verzen en passages. ‘Van alles wat er op de wereld ademt / en kruipt, is niets zo nietig als de mens.’ (130) klinkt het. De verzen doen ons ontegensprekelijk denken aan een passage uit de Ilias: ‘Als het geslacht van bladeren, zo ook / is het geslacht van mensen…’ (6.146). Tussen begin en einde van deze mannelijke krachtpatserij zit een wondermooie passus met Penelope. Dit stuk kent onmiskenbaar een ander ritme en gevoel. Het staat in woordkeuze en toon haaks op de boertigheid van de vrijers. Penelope wordt aangespoord om naar beneden te gaan en als een koningin daalt ze de trap af. ‘De goddelijke vrouw kwam naar de vrijers, / haar fonkelende hoofddoek vóór de wangen, / en bij een pijler, drager van de stevig / gebouwde zoldering, stond zij toen stil, / een trouwe dienares aan beide zijden. / De kracht ontzonk de vrijers in de knieën / zodra hun hart ter plekke werd betoverd / door passie.’ (210)

DEEL IV (ZANG 20-24) ZWERVER WEER THUIS

Eurykleia geeft Odysseus een voetbad en herkent haar meester

Opnieuw worden waarheid en leugen in elkaar gevlochten wanneer Odysseus - terwijl hij zich uitgeeft voor iemand anders - vertelt over … Odysseus. ‘In Knossos was het dat ik Odysseus / gezien heb en hem gastgeschenken gaf.’ (185) Helemaal grappig wordt het wanneer hij vertelt hoe mooi Odysseus is. ‘… veel vrouwen keken toen / naar hem met ogen vol bewondering.’ (235) Uiteindelijk voorspelt Odysseus zijn eigen terugkomst. En aan de hand van een aantal onomstootbare bewijzen toont hij aan dat hij Odysseus gezien heeft. Met een feitelijke leugen toont Odysseus Penelope de emotionele waarheid en stelt hij haar gerust. Tekst en subtekst vertellen verschillende verhalen. Opnieuw een groot staaltje van literaire kunde. Of om het met Homeros te zeggen: ‘Zo sprak hij en hij zorgde dat veel leugens / als waarheid klonken.’ (205) Bovendien leert het ons iets over identiteit. Wie zijn wij en maken wij ons niet met woorden? Zijn wij, naast wat wij doen, ook niet die verhalen die we maken? Nog voor het personage in fictie goed en wel is uitgevonden, doet Homeros aan de constructie en de deconstructie ervan. Een thema waar de literatuur zich 3000 jaar later nog altijd mee bezighoudt. Bijzonder boeiend en intrigerend in deze zang is de scène tussen Odysseus en Penelope zeker. Maar ze geraken niet verder dan een flirterig voorspel. Alsof de dichter de liefde wil testen en de personages opnieuw de tijd moeten nemen en krijgen weer verliefd op elkaar te worden, elkaar lief te hebben. Het is niet aan haar, maar wel aan Eurykleia om haar meester, die ze zo lang niet meer zag, ter herkennen. Het litteken dat een everzwijn hem toebracht, is de verrader. Hoe we ook veranderen door de jaren heen, het verleden laat zijn sporen na. En zij die ons het langst kennen - al van in de kindertijd - kennen ons misschien het best. In de Odyssee, het boek van de herinnering, is dat alvast zo. Tenzij natuurlijk … Penelope niet minder listig is dan haar echtgenoot en zij Odysseus ook al heeft herkend en het spel gewoon meespeelt?

Nieuwe sequentie: elders in het paleis kan ook Penelope niet slapen en jammert. Door de eenzaamheid van beide protagonisten worden ze verbonden met elkaar. Alsof ze hun eenzaamheid delen. Ze zijn samen alleen, met niet meer dan een muur die hen nog van elkaar scheidt. Zoals de godin Odysseus toefluistert: het is nog maar een kwestie van tijd. Die boodschap wordt niet alleen door Athena gebracht, Zeus zelf geeft een voorteken. Homeros vertelt het door in te zoemen op de eenzame maalster, die het hoort donderen op het veld. Het heeft iets apocalyptisch. Na deze duistere voorspellingen trekt de dag zich weer op gang. Mooi is de dialoog met Filoitios, die medelijden heeft met de zwerver en aan zijn meester moet denken. Odysseus voorspelt ook hem dat het einde bijna in zicht is en dat wraak en gerechtigheid op komst zijn. In afwachting daarvan duren de vernederingen, die in zang 17 begonnen, voort. Ktesippos gooit een runderpoot naar Odysseus en krijgt een emotionele, ongecontroleerde uitbrander van Telemachos. Opnieuw een voorbode van de woede, agressie en wraak, die over een paar zangen de vrije loop zullen krijgen. ‘Want in mijn hart begrijp en weet ik alles, / het goede en het kwade. Vroeger was ik / nog een onnozel kind. Toch moet ik nu / dat alles nog verdragen, lijdzaam toezien / hoe men de schapen slacht, de wijn opdrinkt, / het voedsel vreet.’ (310) Deze verzen – over het inzicht in goed en kwaad – komen bijna letterlijk terug in zang 18. De slechten zullen worden gestraft, de goeden gespaard. Zoals ook glashelder blijkt uit de laatste voorspelling van ziener Theoklymenos. ‘Rampzaligen, welk onheil treft nu jullie? / Gehuld in nachtelijk duister jullie hoofden, / gezichten, jullie knieën onderaan. / Gehuil laait op, betraand zijn jullie wangen, de wanden en de mooie balken zijn / met bloed bespat …’ (355). ZANG 21

BOOG Met deze zang komt het verhaal in een definitieve fase. We hebben er lang genoeg op moeten wachten! Het is tijd voor de finale, de wraak, en de laatste, tevens belangrijkste herenigingen. ‘Het wordt een wedstrijd met de grote boog / van Odysseus, de koning. Wie van u / het makkelijkst de boog spant met zijn handen, / door alle twaalf de bijlen ook een pijl schiet,

/ die zal ik volgen als zijn echtgenote / en ik verlaat dit huis dat ik betrad / als bruid, een erg mooi huis, gevuld met rijkdom.’ (75) Penelope haalt de boog in een opslagruimte, het verst gelegen in het huis. Daar waar ook de andere kostbaarheden veilig opgeborgen liggen. Ze huilt. Hoewel de terugkeer van Odysseus veelvuldig voorspeld is, is hij er nog niet en ze kan een huwelijk niet langer uitstellen. Hij die de kamp met de boog van Odysseus wint, mag Penelope huwen. Een wedstrijd voor het hart van een vrouw. Het is niet de eerste keer in de literatuur, en het zal ook niet de laatste zijn, en in essentie is het een variante op de aanleiding van de oorlog om Troje. Daar streden immers tienduizenden omwille van Helena. Zoals ook de twist tussen Achilles en Agamemnon omwille van een vrouw is. In de hoofse literatuur zal dit thema nog veel meer aan bod komen. Voor het overige moeten we ons niet té veel illusies maken over de positie van de vrouw in de Griekse oudheid. Vanuit Ilias en Odyssee krijgen we weinig inzicht in hun denken en motieven. Wel wordt de vrouwelijke schoonheid en trouw veelvuldig bezongen in beide werken. En zijn vrouwen dus veelvuldig aanleiding tot jaloezie en twist bij mannen. Het maakt echter van beide werken - door die hiaten - gedroomde teksten om hedendaagse interpretaties of bewerking op los te laten.

rechtvaardigen. Het is niet minder dan een strijd tegen het kwade, die Odysseus voert. De vrijers zijn slecht en laf, en ze hebben de allerbelangrijkste waarde, de gastvrijheid, met de voeten getreden, net als Paris toen hij op bezoek ging bij Menelaos. Voor hen dus geen medelijden. Een glimp van mededogen volgt echter wel, helemaal aan het einde van het verhaal, want in de dood, zo beseften duidelijk ook de oude Grieken, is iedereen gelijk … In weinig teksten spat de haat en de wraak zo van het blad als in de verzen van deze zang. Het is het resultaat van al de verzamelde toorn en zucht naar rechtvaardigheid die de 21 voorafgaande zangen kleurden. Het is de katharsis, noodzakelijk om opnieuw te kunnen beginnen. Genoeg aanloop, moet de dichter gedacht hebben. Deze zang begint immers midden in de actie. Odysseus ontdoet zich van zijn lompen en springt naakt (!), zo vertellen de beginverzen, op de hoge drempel. (Later blijkt hij vreemd genoeg weer kleren aan te hebben.) Het eerste slachtoffer is Antinoös, zoals eerder aangekondigd. Erg filmisch, of theatraal zo u wilt, het openingsbeeld: Antinoös wordt getroffen, precies in de keel, terwijl hij de gouden beker in zijn handen houdt. Eurymachos probeert zich er nog uit te lullen, maar Odysseus is duidelijk. De wraak zal zich onherroepelijk voltrekken. ‘Toch zal ik mijn handen niet / van doodslag laten rusten vooraleer / de vrijers boeten voor al hun vergrijpen.’ (65)

Ook het thema van het wapen dat maar door één hand bediend kan worden - hier de boog van Odysseus -, komt later vaak terug in de literatuur. Denk maar aan het zwaard Excalibur van koning Arthur. De boog staat symbool voor de familie, vertelde Lucas Vandervost me. Symbool van verbondenheid en macht. Want beide dingen kan een familie zijn. Maar een boog kan ook breken. Het zijn mogelijke en boeiende symbolische lezingen van deze zang. Wat er ook van zij, eerst wordt dus het wapen geïntroduceerd én een kamp. Het is een laatste geniale verteltruc voor de afrekening begint. Opnieuw erg filmisch. Eerst het wapen, dan de moord. Het eerste slachtoffer van die wraak wordt overigens in deze verzen al aangekondigd: Antinoös. ‘Toch zou hij / als eerste proeven van een pijl geschoten / door de voortreffelijke Odysseus, / die hij, gezeten in de zaal, gekrenkt had, / ook al zijn makkers had hij opgestookt.’ (100) En zo heeft de dichter meteen het openingsbeeld van de volgende zang aangekondigd. Ook in de oudheid werd al gebruik gemaakt van teasers. Als eerste probeert Telemachos de boog te spannen. Als hij slaagt, redeneert hij, dan kan hij zijn moeder veel leed besparen. Drie keer faalt hij. Hij is niet sterk genoeg. Maar de vierde keer, zo suggereert de dichter, staat hij op het punt erin te slagen. ‘Nu hád hij hem echt / gespannen, toen hij voor de vierde keer / uit volle kracht de pees wist aan te halen, / maar Odysseus verbood het met een wenk, / hij hield hem tegen, ondanks zijn verlangen.’ (130) Het is een opmerkelijke passage. Alsof de vader niet wil dat de zoon zijn taak opknapt. De subtekst bij deze verzen is duidelijk. Telemachos kan bijna wat zijn vader kan. Hij is bijna een man. Maar de orde van de dingen moet gerespecteerd worden. Met een wenk doet Odysseus Telemachos van de vierde poging afzien. Het bewijs met ‘de boog die Odysseus alleen kan spannen’ moet blijven gelden én de vader kan en wil nog niet wijken voor de zoon. ZANG 22

WRAAK Naast de gastvrijheid en de thuiskomst is het streven naar gerechtigheid én wraak een belangrijk thema in de Odyssee. Het is frappant en betekenisvol dat in de eerste grote werken die de Griekse oudheid ons gaf, het thema zo aanwezig is. Het toont dat het om een gevoel gaat dat even oud is als de mens. Wel valt op hoeveel moeite de dichter doet om die wraak en gerechtigheid 21 zangen lang te kaderen en te

Delmas Howe, The Return of Odysseus (1990)

Naast een diepmenselijke drang naar wraak, is heel deze zang doordrongen van een esthetisering van geweld. Het geweld is niet alleen het onderwerp, het is aanleiding tot mooie verzen en literair vermaak. De Ilias baadt in dat soort verzen en taferelen. Gezien de plot van het verhaal zijn de accurate beschrijvingen van zulke gevechten in de Odyssee zeldzamer, maar toch evident aanwezig. Dat verlangen naar wraak laait in alle personages op. Zelfs in de anders zo zachte Eumaios. Opmerkelijk ook hoe de godin Athena Odysseus aanspoort om te volharden, zoals hij ook deed voor de poorten van Troje. Enkel de heraut en de dichter krijgen genade en worden gespaard. Hen treft geen schuld. De luguberste straf wacht Melanthios, aan het einde van de zang. Daarna wordt de zaal met zwavel en vuur gezuiverd. De wraak is voltrokken. Ontroerend en menselijk is opnieuw het slotakkoord van deze zang: ‘De dienaressen, fakkels in de hand, / verlieten hun verblijf, verdrongen zich / rond hem, begroetten hem, grepen zijn handen, / ze kusten Odysseus op hoofd en schouders / als welkom. En hem overviel een zoet / verlangen om te wenen en te zuchten. Zijn hart herkende hen nog allemaal.’ (500) ZANG 23

PENELOPE Van bij het begin lijkt Penelope een vermoeden te hebben dat er iets aan de hand is met de bedelaar die uit den vreemde aankwam in het paleis op Ithaka. Dat merken we al in zang 18, het wordt nog duidelijker in de fantastische suggestieve dialoog in zang 19. Zang 23 lijkt


 24 LONG READ | MICHAEL DE COCK

met deze zang in dialoog te gaan én is er de oplossing van. Want waren ze in de eerdere zangen nog ‘onbekenden’ voor elkaar, met hoogstens suggestieve dialogen, hier vallen eindelijk de maskers en vinden de geliefden elkaar na al die jaren weer. Het is moeilijk om niet mee te leven met de personages in deze zang en niet ontroerd te raken door de diepere symboliek die de dichter geeft aan het huwelijksbed. ‘Luid juichend liep de oude vrouw naar boven,’ zo vangt deze zang aan, over de oude dienares Eurykleia. De lichtheid en euforie van de beginverzen zal nauwelijks wegebben, alleen maar toenemen. Lichtheid en verlangen. ‘Penelope, mijn lieve kind, word wakker! / Dan kunt u met uw eigen ogen zien / waarnaar u alle dagen hebt verlangd.’ (5) Eerst kan Penelope het niet eens geloven. ‘Waarom drijf je de spot met mij? Mijn hart / is vol verdriet.’ (12) Mooi is de twijfel die Homeros Penelope toedicht wanneer ze de trap afloopt ‘terwijl haar hart voortdurend overwoog / of zij haar lieve echtgenoot op afstand / zou ondervragen, dan wel of zij zou / bij Odysseus gaan staan.’ (85) Maar in de goede traditie van de rest van het werk heeft de dichter een raadsel bedacht om de personages te helpen en uitsluitsel te bieden. ‘Is hij echt Odysseus, is hij echt thuis, / we zullen zeker wel elkaar herkennen, / en beter nog dan anders. Want we hebben / herkenningstekens, ons alleen bekend, / en die voor anderen verborgen blijven.’ (110) Dat teken is niet het litteken of iets anders dat verwijst naar Odysseus’ jeugd, waarmee de oude voedster hem herkent. Nee, het gaat recht naar de kern van de intieme relatie van de twee geliefden. Het gaat immers om een geheim dat te maken heeft met hun huwelijksbed, evident symbool van de intimiteit, seksualiteit en de amoureuze verbondenheid.

EPILOOG 25  ­­

bij het eind. De hereniging met de echtgenote, hoe belangrijk ook, is niet het slotakkoord. Wel de hereniging met Laërtes. Maar in een laatste miniatuur gebeurt die ook niet meteen. Odysseus geeft, wanneer hij zijn oude vader ziet, zijn tranen ‘wel de vrije loop.’ Toch zegt hij niet meteen wie hij is. ‘Dit leek het beste: / zijn vader met gelogen woorden eerst te testen.’ (240) Met een laatste leugen test de zoon de vader, die op zijn beurt om een ultiem bewijs vraagt. Dat bewijs is - wederom - het litteken uit zijn jeugd en een herinnering aan de bomen in de tuin. ‘En verder zal ik jou de bomen noemen, / die jij me gaf in jouw verzorgde tuin.’ (336)

EPILOOG Lisbeth Gruwez en Voetvolk in/en/na Odysseus

In het derde deel van deze zang gonst het van de echo’s naar zangen 1 en 2. Ook vormelijk maakt de dichter de cirkel rond. De volksvergadering en uiteindelijk het ingrijpen van de goden om een eind te maken aan de twist, verwijzen expliciet naar de openingszangen. Ook voor Telemachos kent de queeste een einde. Hij is eindelijk een man geworden, tot grote vreugde van de oude Laërtes. ‘Ik ben heel blij! / Ik zie de wedijver van zoon en kleinzoon / om wie de dapperste van beiden is.’ (515) Het verhaal eindigt op een drafje, net als de Ilias. Daar was het de toehoorder in de oudheid duidelijk niet om te doen. Het laatste woord is aan de goden. En wie anders kan dat zijn dan Pallas Athena, die een verdrag zal bezegelen. Zo eindigt na 24 zangen en 12.110 hexameters de Odyssee van Homeros, die u kon beluisteren in indrukwekkende vijfvoetige jamben, een vertaling van Patrick Lateur. De rust op Ithaka kan weerkeren. De orde is hersteld. De krijger kan weer mens worden. De zoeker heeft zichzelf gevonden. De zwerver is thuis.

Wanneer Penelope zeker is dat hij het is, verwijst ze in een mooie vergelijking naar Helena en de ‘schanddaad’ die haar ontrouw was. Odysseus reageert met tranen: ‘Hij weende, in zijn armen sloot hij toen / zijn vrouw, hem dierbaar en zo trouw van hart.’ (230) Daarna volgt een mooie Homerische vergelijking die tegelijk de hereniging met Penelope als de thematiek van de hele Odyssee in één beeld vervat: de vreugde van de schipbreukeling die, meer dood dan levend, land bereikt. We kunnen niet anders dan terugdenken aan Odysseus zelf, en hoe die het land van de Faiaken bereikte in zang 5, niet toevallig de eerste zang waarin hij écht aan bod komt. Alweer een staaltje van geniale verhaalopbouw en vertelkunst.

Als al het verbale geweld van de lange rij mannen die de Odyssee vertellen eenmaal over de scène heeft geraasd, brengt Lisbeth Gruwez een woordeloos antwoord in de meest zuivere eenvoud: twintig minuten lang danst ze alle verzwegen vrouwen van de Odyssee bijeen, en dient zodoende al die mannen van repliek. Het is de eerste keer dat Voetvolk, het gezelschap rond Lisbeth Gruwez en Maarten Van Cauwenberghe, werk in opdracht maakt, in dit geval in opdracht van KVS. Hun bijdrage aan het Odysseusproject is een epiloog: een voetnoot van Voetvolk. Het verschilt ook in heel wat opzichten van hun eigen producties, waaronder We’re pretty fuckin’ far from okay, dat op 9 februari 2017 in (Belgische) première gaat in KVS.

ZANG 24

LAËRTES

Dit lange tafereel in de onderwereld is een opmaat voor de ultieme herkenning tussen vader en zoon. Het is niet toevallig het sluitstuk van het boek. Zoon zoekt vader bij het begin én

“Penelope wacht, worstelt met tijd en verlangen. Haar beweging is die van de stilstand,” merkt Lisbeth op. Die unieke combinatie van beweging en stilstand giet ze in de vorm van een spiraal: een figuur die tegelijk beperkt en onbeperkt is. Het is haar bedoeling om de tijd niet lineair, maar circulair op te vatten. Want: “Is er überhaupt ooit een einde gekomen aan de cyclus van geweld die de Odyssee verbeeldt?” Dat is volgens Lisbeth de hoofdvraag van het gedicht. Ze leest het geheel als een eeuwig wederkeren van (mannelijk) geweld: een cyclus van vallen en opstaan, van aanvallen en hervallen.

© Fred Debrock

Zang 24 start met een lange verwijzing naar het begin van het boek. En naar de Ilias. Centraal staat de vraag naar een gelukkige thuiskomst. We zien een gesprek in de onderwereld, tussen de twee grootste Griekse helden die bij Troje in een ruzie waren verwikkeld. De één is gedood bij zijn thuiskomst. De andere is nooit thuisgeraakt en als held omgekomen voor de poorten van de stad. De twee hebben het bijgelegd in het dodenrijk en Agamemnon neemt zijn tijd om uit te leggen hoe Achilles begraven werd in het bijzijn van zijn moeder Thetis, de zeegodin met de zilverwitte voeten. Het leest als een sacraal gedicht. Terwijl de twee staan te praten, komen de schimmen van de vrijers voorbij. Amfimedon legt uit wat er gebeurd is, hoe Penelope hen bij de neus nam met haar list en hoe Odysseus terugkwam om wraak te nemen. Het tafereel in het dodenrijk eindigt met een mooi contrast tussen de twee vrouwen: Penelope, die deugdzaam heeft gewacht, versus Klytaemnestra, die haar eigen man heeft omgebracht.

Lisbeth Gruwez wil een open einde knopen aan Odysseus door de verbale veelheid naar een non-verbaal nulpunt te verleiden. No trucare, niks foefelare: ze maakt slechts gebruik van haar eigen lichaam om bijvoorbeeld het wachten van Penelope te verbeelden.

“Penelope wacht, worstelt met tijd en verlangen. Haar beweging is die van de stilstand.” In die interpretatie staat Penelope — en bij uitbreiding de vrouw — symbool voor verbintenis en verzoening, terwijl het mannelijke idioom van roem en heldendom alleen maar verdeeldheid zaait. Maar naast de honkvaste en trouwe Penelope krijgen nog zoveel andere vrouwen een non-verbale stem. Lisbeth probeert evengoed de nimfen en sirenen naar boven te brengen. Kalypso en Kirke. De meest uiteenlopende aspecten van het vrouw-zijn die in haar lijf besloten liggen, wil ze uitvergroten en naar buiten brengen. Ze doet dat als vanouds op aansturen van Maarten Van Cauwenberghe, haar vaste partner bij Voetvolk, die muziek ontwikkelt die de solo van Lisbeth tegelijk ondersteunt en aanvalt, als een soort contrapunt. Samen willen ze de tijd (voor even) laten stollen.


 26 DE ODYSSEE VAN A TOT Z | REGISTER VAN EIGENNAMEN

DE TOCHT VAN ODYSSEUS 27  ­­

DE ODYSSEE VAN A TOT Z REGISTER VAN EIGENNAMEN Achaia streek in de Peloponnesos, die bij Homeros verwijst naar heel Griekenland. Achaiërs algemene naam voor alle Grieken. Idem als Argeiërs en Danaërs. Achilles vorst van Fthia, aanvoerder van de Myrmidonen, sterkste Achaiër voor Troje. Afrodite dochter van Zeus, godin van de liefde en de schoonheid. Agamemnon zoon van Atreus, echtgenoot van Klytaimnestra, broer van Menelaos, koning van Mykene, aanvoerder van de Achaiërs voor Troje. Agelaos een van de vrijers die dingen naar de hand van Penelope. Aigisthos minnaar van Klytaimnestra, doodt Agamemnon. Aiolos god van de winden. Alkinoös vorst van de Faiaken, vader van Nausikaä. Amfinomos een van de vrijers die dingen naar de hand van Penelope. Antinoös voorman van de vrijers. Apollo ook Foibos Apollo, zoon van Zeus en Leto, god die doodt met de boog. Ares oorlogsgod. Arete vrouw van Alkinoös, moeder van Nausikaä. Argeiër algemene naam voor de Grieken. Idem als Achaiërs en Danaërs. Argosdoder epitheton voor Hermes, die de herder Argos doodde, de bewaker van de nimf Io op wie Zeus verliefd was. Artemis dochter van Zeus en Leto, zuster van Apollo, godin van de jacht. Athena ook Pallas Athena, dochter van Zeus, beschermgodin van Odysseus gedurende zijn zwerftocht en bij zijn thuiskomst. Atreus vader van Agamemnon en Menelaos, patronymicum bij Agamemnon en Menelaos (Atriden of Atreïden). Boreas noordenwind. Chariten Gratiën, godinnen van schoonheid en bevalligheid. Charybdis zeemonster in de Straat van Messina (?) dat met een draaikolk de schepen verzwelgt. Cycloop Polyfemos, zoon van Poseidon en de nimf Toösa; blind gemaakt door Odysseus is hij bron van Poseidons wraak. Cyclopen wilde eenogige reuzen. Danaërs algemene naam voor alle Grieken. Idem als Achaiërs en Argeiërs. Demodokos zanger bij de Faiaken. Elpenor makker van Odysseus. Erebos het dodenrijk. Erinyen wraakgodinnen. Eumaios trouwe varkenshoeder van Odysseus. Euros oostenwind. Eurykleia voedster van Odysseus en Telemachos. Eurylochos de voornaamste makker van Odysseus. Eurymachos een van de vrijers. Eurynome huishoudster van Penelope. Faiaken volk op het eiland Scheria dat Odysseus gastvrij ontvangt. Femios zanger bij de Faiaken. Filoitios trouwe koeherder van Odysseus. Hades (god van) de Onderwereld. Hefaistos zoon van Zeus en Hera, god van het vuur. Helena vrouw van vorst Menelaos van Sparta, geschaakt door Paris, oorzaak van de Trojaanse oorlog. Helios zonnegod. Hellas Griekenland als gebied van de Achaiërs. Hera zuster en vrouw van Zeus. Hermes zoon van Zeus, bode van de goden, begeleider van de schimmen naar de onderwereld. Hyperion bijnaam van Helios.

Idomeneus koning van Kreta. Ilion Troje. Ithaka eiland van vorst Odysseus. Kalypso nimf die Odysseus jarenlang vasthoudt op haar eiland. Kefallenia het eiland Kefallenia of het hele eilandengebied (met Ithaka) errond, het rijk van Odysseus. Kikonen volk in Thracië. Kirke godin, tovenares die Odysseus’ makkers betovert maar finaal gastvrijheid verleent aan Odysseus. Klytaimnestra vrouw van Agamemnon, met haar minnaar Aigisthos doodt zij haar echtgenoot. Kronide zoon van Kronos, Zeus. Zie Kronos. Kronos zoon van Ouranos en Gaia, echtgenoot van Rhea, vader van Zeus, Hades, Poseidon, Hera, Demeter en Hestia. Laërtes vader van Odysseus. Laistrygonen volk van reuzen en menseneters. Lakedaimon streek rond Sparta, tegelijk andere naam voor de stad. Laodamas lievelingszoon van vorst Alkinoös. Leto moeder van Apollo en Artemis bij Zeus. Lotofagen mythisch volk dat lotus als voedsel heeft. Medon heraut van Odysseus op Ithaka. Melantheus of Melanthios: ontrouwe geitenhoeder van Odysseus. Menelaos zoon van Atreus, echtgenoot van Helena, broer van Agamemnon en vorst van Sparta. Mentes naam die Athena gebruikt bij Telemachos. Mentor zoon van Alkimos, vriend van Odysseus, Athena neemt vaak zijn figuur aan als zij Odysseus en Telemachos ontmoet. Minos koning van Kreta, rechter in de onderwereld. Nausikaä dochter van Alkinoös en Arete, koningspaar van de Faiaken. Neleus vader van koning Nestor. Nestor zoon van Neleus, koning van Pylos. Niemand naam die Odysseus zich geeft bij de cycloop Polyfemos. Notos zuiderwind. Odysseus zoon van Laërtes, echtgenoot van Penelope, koning van Ithaka. Ogygia eiland van Kalypso. Okeanos de wereldzee die de aarde omgeeft. Olympiër Zeus. Olympos berg in Thessalië, verblijfplaats van de goden. Orestes zoon van Agamemnon en Klytaimnestra, wreekt zich op zijn moeder en Aigisthos. Parnassos berg in Fokis en Lokris, verblijfplaats van de negen Muzen. Patroklos vriend van Achilles, bij Troje gedood door Hektor. Peiraios vriend van Telemachos. Peleus vader van Achilles, echtgenoot van Thetis. Penelope vrouw van Odysseus, vorstin van Ithaka naar wier hand de vrijers dingen. Persefone dochter van Zeus, vrouw van Hades, godin van de onderwereld. Polyfemos Cycloop, zoon van Poseidon. Zie Cycloop. Pontonoös heraut van koning Alkinoös. Poseidon zoon van Kronos en Rhea, broer van Zeus en Hades, god van de zee en de aardbeving (Aardschudder). Vader van Polyfemos, de cycloop. Priamos echtgenoot van Hekabe, koning van Troje. Pylos stad in de Peloponnesos, rijk van koning Nestor.

Samos of Same een van de eilanden ofwel het oostelijke deel van het eiland Kefallonia waarover Odysseus heerst. Scheria eiland van de Faiaken. Sirenen zeemeerminnen of -nimfen met het lichaam van een vogel die zeelui lokken met hun verleidelijke zang. Skylla zeemonster in de Straat van Messina met zes koppen en twaalf poten. Sparta: hoofdplaats van Lakedaimon, stad van vorst Menelaos. Styx: rivier in de onderwereld. Teiresias: blinde ziener in Thebe, die Odysseus in de onderwereld instrueert. Telemachos: zoon van Odysseus en Penelope. Thebe stad in Boiotië en in Egypte. Themis godin van het recht. Theoklymenos banneling en ziener uit Argos. Theseus koning van Athene die op Kreta de Minotaurus versloeg. Thesproten volk in het noordwesten van Griekenland. Thetis zeegodin, vrouw van Peleus, moeder van Achilles. Thrinakia eiland van Helios. Trojanen of Trojers: inwoners van Troje, stad bij de Dardanellen. Zakynthos meest zuidelijke eiland onder Odysseus’ gezag in de Ionische Zee. Zefyros westenwind. Zeus zoon van Kronos, broer en echtgenoot van Hera, vader van andere Olympische goden en van vele helden, machtigste god, aan wie goden en mensen moeten gehoorzamen.


 28 EXPO | MEDITERRANEAN. THE CONTINUITY OF MAN.

EXPO | MEDITERRANEAN. THE CONTINUITY OF MAN. 29  ­­

MEDITERRANEAN. THE CONTINUITY OF MAN.

Maar aangezien u onze stad, ons land bereikt hebt, zal het u aan kleding niet ontbreken, evenmin aan al wat toekomt aan iemand die veel tegenslagen kent, een smekeling die in ons midden komt. - zang 6

Nick Hannes

In het kielzog van de voorstelling reist een fotobox mee, met een projectie van een selectie uit de fotoreeks Mediterranean. The Continuity of Man. Een caleidoscopisch portret van een mediterrane regio in verandering, afgewisseld met citaten uit de Odyssee. De zee en de kusten waarover Odysseus zwierf, zijn vandaag eens te meer het toneel van risicovolle tochten, ontmoetingen en confrontaties.

Fotograaf Nick Hannes (BE, °1974) legt zich toe op langdurige documentaire reeksen, vaak met een sociaal-politieke relevantie én een kritische noot. Van 2010 tot 2014 bezocht hij twintig landen rond de Middellandse Zee. In die periode haalde de regio herhaaldelijk en onvoorzien de voorpagina’s: crisis in Griekenland, de Arabische Lente, bootvluchtelingen op Lampedusa, oorlog in Libië, Syrië, Gaza ... Hannes brengt de mediterrane regio in beeld op een ongezien historisch kantelmoment. Zuid-Europa gaat gebukt onder de wereldwijde economische crisis, de Arabische landen zijn verwikkeld in de nasleep van de Arabische Lente en intussen ontmoeten toeristen en migranten elkaar op de stranden van de Middellandse Zee. Hij toont ons een regio vol humor en tragedie. Het Middellandse Zeegebied werd tweeduizend jaar geleden eengemaakt onder het Romeinse Rijk, maar is nu een strijdtoneel. In Mediterranean.The Continuity of Man belicht Nick Hannes hedendaagse thema’s zoals migratie, urbanisatie en massatoerisme. Met zijn herkenbare documentaire stijl omarmt hij de complexiteit van deze regio, overstijgt het anekdotische en gaat op zoek naar de verbindende schakels in de maatschappij.

Een zwerversleven is voor stervelingen het ergste, want om hun vervloekte maag verduren mensen kommer en ellende, zij doet hen dolen, brengt hen leed en pijn. - zang 15

Geloof me maar: niets erger dan de zee wanneer het erom gaat een man te knakken, hij mag dan nog zo sterk en krachtig zijn. - zang 8

Twee nachten en twee dagen bleef hij zwerven over enorme wentelende golven, vaak stond hem ondergang en dood voor ogen. Maar toen de Dageraad met mooie lokken de derde dag deed aanbreken, hield ook de noorder op, de zeespiegel werd kalm, het was windstil. En door een hoge golf omhooggetild, keek Odysseus heel scherp vóór zich en zag in de nabijheid land. - zang 5

MEDITERRANEAN. THE CONTINUITY OF MAN NICK HANNES

HANNIBAL PUBLISHERS VEURNE, 2014 (192 P.) TEKST VAN MICHAEL DE COCK NL/EN ISBN 978 94 9208 110 0 € 35

Hij is dus veilig, weldra komt hij aan, hij is nu heel dichtbij, hij blijft niet lang meer ver van zijn vrienden en zijn vadergrond verwijderd. Kijk, ik zweer u deze eed. - zang 19


 30 BRIEVEN AAN EEN ZWERVER | KVS I.S.M. DEBUREN

BRIEVEN AAN EEN ZWERVER

BRIEVEN AAN EEN ZWERVER | KVS I.S.M. DEBUREN 31  ­­

Ovidius schreef ooit prachtige brieven: Heroides, waarin heldinnen het woord richten aan een (meestal verre) held. Hij liet Briseïs het woord tot Achilles richten, Phaedra schreef Theseus, Dido Aeneas, en uiteraard had ook Penelope een en ander te zeggen tegen Odysseus — man op drift na een veel te lange oorlog.

uit Brussel: Heleen Debeuckelaere uit Groningen: Anneke Claus uit Rotterdam: Ester Naomi Perquin uit Antwerpen: Fatena Al-Ghorra uit Gent: Alicja Gescinska

Met Ovidius en de klassieken in het achterhoofd, wilden KVS en deBuren het genre nieuw leven inblazen. Ze nodigden vijf auteurs uit om een brief te schrijven aan een geliefde die al veel te lang van huis is. Vijf auteurs dus, één uit elke stad waar Odysseus. Een zwerver komt thuis halt houdt:

De brieven reizen mee met de voorstelling in een mini-tentoonstelling, en worden ook online ontsloten op WWW.KVS.BE.

... Hoe kon je zo hard zijn dat je je gezicht afwendde van moeders rimpels, die een onafhankelijke plattegrond van gebrek zijn geworden? Ook ik heb rimpels onder mijn ogen gekregen. Ogen die nog steeds naar jouw gezicht zoeken tussen de voorbijgangers. Mijn ziel is vol rimpels en littekens. Je was de verre verlosser, die bij iedere slag op mijn schouder zijn hand erop legde. Was de gevangenis zo hard, of waren de gevangenen nog harder? Alsof ik je zie in je diepe gevangenis, terwijl je je nieuwe verhalen op de muren schrijft. Misschien heb je nieuw schrijfgereedschap uitgevonden. Een vork of een mes dat je wist te verbergen voor de ogen van de bewakers. Ik kan nog steeds niet vergeten dat je me voor het laatst in mijn droom bezocht en daarna verdween. Je was als een geest en zo mager als een skelet in dun stof. Ik stapte op je af om je in mijn armen te nemen maar je kreunde, je lichaam kon de druk van mijn armen niet verdragen. Je was altijd al vreemd, niemand had toegang tot je gedachten of wist wat zich daar afspeelde. Ik was altijd bang om dicht bij je te komen. Ik was klein en ik probeerde nog de reden van mijn zijn te begrijpen. Mijn lichaam was nog niet geschonden door een man en mijn hart nog niet gebroken. Sinds je vertrek zijn ze mijn hart aan het breken en sinds je vertrek wacht ik op je om me te redden. Je eerste brief bereikte ons na 23 jaar. Iedereen was versteld omdat het geen gewone brief was, maar een prachtige literaire brief aan mij persoonlijk gericht. Ik begreep toendertijd niet waarom je hem aan mij richtte. En of je mij voorbereidde op deze beestachtige vreemde wereld die mijn toekomst werd. Ik ontving de brief met vervreemding en verbazing tegelijkertijd, omdat ik een kunstwerk in mijn handen had. ... Deze vraag houdt me vaak bezig: zou ik je gezicht herkennen als ik je toevallig in één of ander land tegen zou komen op straat? Dat is waarom ik altijd zo naar voorbijgangers staar op straat, wat vreemd is voor ze. Soms brengt het mij in vreemde situaties waarin ik niet de mogelijkheid heb om een logische verklaring te geven. Het is 20 jaar geleden dat je stem verdween uit de hoorn van de telefoon en 26 jaar dat je stem verdween uit ons huis. Je vader is ervan overtuigd dat de telefoon het enige communicatiemiddel is dat je kent om ons te bereiken. Wij weten ook niet of je op de hoogte bent van de uitvingen van de mobiele telefoon en het internet, of je weet van hun bestaan. Misschien ga je wel op facebook met een nepaccount en vind je mij en denk je: wat is ze groot geworden. En: ze heeft een manier gevonden om de weg te vinden waarvan ik wist dat ze die op zou gaan. ...

Ester Naomi Perquin (1980) groeide op in Zeeland maar woont al jaren in

K. Er zijn veel vragen die ik uitstekend kan negeren – van de krant, van de buren, de mensen in het dorp – maar wat moet ik in godsnaam met een lucifer en een knoop? Toen je laatste brief kwam was het winter, inmiddels staan de appelbomen, of wat daarvoor nog door gaat, op een schurftige manier in bloei. Als je hier was geweest om de bijl te hanteren hadden ze nu ongetwijfeld, in grillige stronken, onder het afdak liggen wachten op hun beurt in het vuur. Ik weet niet waarom ik ze laat staan. Ze zijn lelijk, ze vermoeien me. Her en der groeien nu die witte bloesems, grillig verspreid over de takken, afstekend tegen een lucht die maar niet volledig blauw wil worden. Je denkt niet aan de lente maar aan psoriasis. Bij het minste briesje dwarrelen ze neer. Schilfers. Punten op het erf die al weg zijn voor je ze hebt kunnen verbinden. ... Ik weet niet wat je bedoelde te zeggen, met je brief, de lucifer, de knoop. Je handschrift was lastig te lezen, als het recept van een arts. Haastig, vertrouwend op begrip van een gelijkgestemde – dat moet iemand anders zijn geweest. Die zin over de nieuwe lens kon ik ontcijferen, dat gedeelte over vonken in de verte. Al zou daar ook ‘vinken’ kunnen staan – maar ik kan me niet voorstellen dat er überhaupt nog vogels vliegen, waar je je bevindt. Er was geen postzegel, geen stempel. Je hebt iemand ontmoet, de enveloppe is van hand tot hand gegaan, tussen de vonken door naar de grens. Dat denk ik. Knoop en lucifer heb ik in het stenen olifantje op de schouw gelegd. De brief bewaar ik boven, naast de laatste rolletjes die je stuurde, de kaart met het kerkje waarop je schreef dat je binnen een maand thuis zou zijn. ...

Rotterdam. Ze volgde schrijfonderwijs in Amsterdam en werkte jarenlang als gevangenisbewaarder om dat te kunnen betalen. In 2007 debuteerde zij bij Uitgeverij van Oorschot met de dichtbundel Servetten halfstok. In 2009 volgde Namens de ander. Begin 2012 verscheen haar bundel Celinspecties, over het leven achter tralies. Deze bundel werd bekroond met de VSB Poëzieprijs 2013. In januari 2017 verschijnt haar nieuwe bundel Meervoudig afwezig. Voor haar werk ontving ze onder meer de Anna Blamanprijs, de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs en de J.C. Bloemprijs. Perquin schrijft naast gedichten ook essays en korte verhalen, geeft workshops en masterclasses en schrijft bijdragen voor De Groene Amsterdammer, De Gids, Trouw, de Volkskrant en NRC Handelsblad. Ze co-presenteert en programmeert De Nacht van de Poëzie in Utrecht. Sinds maart 2015 is Ester Naomi Perquin de vrijdagnachtpresentator van het VPRO-programma Nooit meer slapen op Radio 1, waar ze uiteenlopende gasten interviewt over leven en werk. Met grote regelmaat draagt ze haar werk voor op festivals in binnen- en buitenland.

FRAGMENTEN UIT BRIEF AAN K. AUTEUR FESTER NAOMI PERQUIN

DE VAL VAN DE GODEN DE KLEINE KLASSIEKERS VERZAMELD MICHAEL DE COCK EN GERDA DENDOOVEN

DAVIDSFONDS LEUVEN, 2014 (480 P.) ISBN 9789059088085 € 40

FRAGMENTEN UIT JIHAD - MIJN BROER DIE ZEI DAT HIJ WEGGING EN IN AFWEZIGHEID VERBLEEF AUTEUR FATENA AL-GHORRA VERTALING NISRINE MBARKI

Fatena Al-Ghorra (1974) is geboren in de bezette Palestijnse gebieden. Ze wordt algemeen beschouwd als een van de meest beloftevolle Palestijnse dichters. Ze groeide op met haar 9 broers in Gaza City. Op haar 17e werd ze uitgehuwelijkt aan een man die ze verafschuwde. Na 9 jaar lukte het haar te scheiden. Ze maakte carrière als dichteres en tv- presentator. Toen Hamas aan de macht kwam, werd ze met de dood bedreigd en besloot ze te vluchten. Sindsdien woont en werkt ze in Antwerpen. Al-Ghorra publiceerde vier dichtbundels sinds 2000. In 2012 won ze de El Hizjraprijs voor poëzie. Haar bundel Gods Bedrog werd in het Nederlands gepubliceerd bij uitgeverij P., in het Italiaans vertaald en later ook in Libanon gepubliceerd. Fatena Al-Ghorra geeft met de steun van het Vlaams Fonds voor de Letteren auteurslezingen in scholen en is een graag geziene gast op internationale literatuurfestivals.

Michael De Cock en Gerda Dendooven bewerkten een aantal oeroude thema’s en mythes tot fonkelende, soepele verhalen. Even hedendaags als tijdloos. Odysseus legt zijn zoon uit wat hem overkomen is. Helena probeert haar dochter het onmogelijke te vertellen. Ideaal als eerste kennismaking, bijzonder om deze eeuwenoude verhalen in deze unieke versies opnieuw te ontdekken. Bekroond met Boekenleeuw en Zilveren Griffel.


 32 COPRESENTATIE KVS - DE MUNT

PRAKTISCH 33  ­­

ODYSSEUS

Een zwerver komt thuis. MYTHISCH VOLK DAT LOTUS ALS VOEDSEL HEEFT

PÉNÉLOPE

GOD VAN DE ONDERWERELD

GABRIEL FAURÉ

WESTENWIND

 BOZAR  25 & 28.02.2017

GOD VAN DE ZEE EN DE AARDBEVING

 CONCERTANTE OPERA  FR  NL,FR

KONING VAN PYLOS

© Slevin Aaron

ZOON VAN ODYSSEUS & PENELOPE

PÉNÉLOPE

IL RITORNO D'ULISSE IN PATRIA

“Vaag en precies, mysterieus en helder als de blik van een kind, afwezig en present als een zomernacht ...” – met de Franse filosoof Vladimir Jankélévitch zouden we kunnen zeggen dat Fauré’s muzikale taal, in de kentering tussen twee tijdperken, niet in woorden vast te leggen is.

“Ieder vertrek wacht verlangend op een terugkeer; / Alleen jij hebt de dag van je terugkeer gemist.” Hiermee verwoordt Penelope hoe zij wacht op de thuiskomst van haar man Odysseus, sinds het einde van de Trojaanse oorlog.

Na 20 jaar wachten ...

TROUWE VARKENS HOEDER KONING VAN ATHENE DIE OP KRETA DE MINOTAURUS VERSLOEG

... terugkeer naar de bakermat

Fauré, die een voorliefde had voor de Oudheid, kreeg na jaren zoeken eindelijk een geschikt libretto aangereikt door sopraan Lucienne Bréval. In Pénélope, geïnspireerd door Odysseus’ terugkeer naar huis in Homeros’ Odyssea, horen we de rijpe Fauré op het hoogtepunt van zijn kunst. De aanduiding ‘poème lyrique’ en de doorleefde sopraanpartij tonen dat het de componist ging om het innerlijke drama van Pénélope – “Ik heb hem nog zoveel liefde te geven”. Deze schildering van de echtelijke liefde is Fauré’s enige opera en meteen ook zijn ultieme meesterwerk. Daarover laten dirigent Michel Plasson, specialist van het Franse repertoire, en sopraan Anna Caterina Antonacci geen twijfel bestaan.

KVS en De Munt ontwikkelen een inspirerende artistieke dialoog rond Odysseus. In De Munt staan twee concertante opera’s op het programma. Tickets & info: WWW.DEMUNT.BE

In tegenstelling tot wat de titel laat vermoeden, is dit eerst en vooral het verhaal van Penelope, de echte protagoniste – net als in Fauré’s Pénélope, dat De Munt presenteert als tegenhanger van dit barokwerk. Monteverdi en zijn librettist wisten het bekende verhaal uit Homeros’ Odyssea met medeleven en een diepe menselijkheid neer te zetten. Terwijl Monteverdi zijn eerste opera L’Orfeo schreef voor het hertogelijke hof van Mantua, ontstond Il Ritorno d’Ulisse in patria in de context van een publiek theater in Venetië. Met het expressieve recitatief staat het dramatische aspect op het voorplan van dit dramma per musica. Dat dit theatrale element bij René Jacobs in goede handen is, ook in een concertante productie, is dan ook een understatement.

DE PREMIÈRE-REEKS VAN 2, 3 EN 4 FEBRUARI IN KVS WORDT LIVE GESTREAMD OP WWW.KVS.BE EN WWW.BRUZZ.BE.

 02-04.02.2017

 KVS BRUSSEL - PREMIÈRE

 09-11.02.2017

 STADSSCHOUWBURG GRONINGEN

 16-18.02.2017

 DE ROTTERDAMSE SCHOUWBURG

 23-25.02.2017

 BOURLASCHOUWBURG

 16-18.03.2017

 NTGENT

 24>25.03.2017

 KVS BRUSSEL - MARATHON

ODYSSEUS MENU 25€

IL RITORNO D’ULISSE IN PATRIA CLAUDIO MONTEVERDI  BOZAR  14 & 16.03.2017  CONCERTANTE OPERA

© Lisa Wassman

 IT  NL,FR


 34 MARATHON

De nachten duren nu onzegbaar lang. Men kan gaan slapen, men kan ook genieten en naar verhalen luisteren. Jij hoeft je nog niet neer te leggen voor het tijd is. Want ook veel slapen is wel eens een plaag.

ODYSSEUS. DE MARATHON

Van vrijdagavond 24 maart om 19u tot zaterdagavond 25 maart rond 21u, kan u het hele epos een laatste keer beleven. Nog één keer vertellen al die acteurs u over de lotgevallen van Odysseus. Nog één keer spelen ze het boek van de thuiskomst en de gastvrijheid. Zag u het nog niet, of miste u een deel? Dan is nu uw laatste kans. Kom naar KVS en ga mee op reis. Kies à la carte uw favoriete zangen uit, of kom de acteur van uw hart bewonderen. Er is lekker eten en drinken om u in mediterrane sferen te brengen, er staan zetels en bedjes om even in uit te rusten, er zijn foto’s en brieven om uw zinnen te verzetten. En er zijn acteurs! Steengoeie acteurs, om u te gidsen door de mooiste verzen die de literatuur ons ooit geschonken heeft. REGISSEUR

Michael De Cock

 19:00 - ZANG 1

 07:50 - PAUZE

Aline Cornelissen, Nina Kortekaas, Hanne Van Doren, Jef Hellemans

 08:20 - ZANG 13 Valentijn Dhaenens

 19:50 - ZANG 2

 09:10 - ZANG 14 Frank Focketyn

Armin Mola, Emmanuel van der Beek, Luca Persan, Max Colonne

 10:20 - ZANG 15 Soufiane Chilah

 20:40 - ZANG 3 Bartel Jespers, Tim Bogaerts

 11:20 - ZANG 16 Tom Van Bauwel

 21:55 - ZANG 4 Lukas De Wolf

 12:25 - ZANG 17 Frank Dierens

 23:10 - PAUZE

 13:25 - PAUZE

 23:40 - ZANG 5 Stef Aerts

 13:55 - ZANG 18 Kris Cuppens

 00:35 - ZANG 6 Rashif El Kaoui

 14:45 - ZANG 19 Steven van Watermeulen

 01:45 - ZANG 7 Servé Hermans

 16:00 - ZANG 20 Mark Verstraete

 02:25 - ZANG 8 Oscar Van Rompay

 16:45 - ZANG 21 Lucas Vandervost

 03:40 - ZANG 9 Stefan Perceval

 17:45 - ZANG 22 Gene Bervoets

 04:40 - ZANG 10 Tom Ternest

 18:40 - ZANG 23 Bert Luppes

 05:55 - ZANG 11 Jurgen Delnaet

 19:10 - ZANG 24 Tom Jansen

 07:05 - ZANG 12 Bruno Vanden Broecke

 20:20 - DANS Lisbeth Gruwez

Nick Hannes

Odysseus, een zwerver komt (de laatste keer) thuis. Net als de held komt ook deze voorstelling, na een tocht langs coproducent NTGent, Toneelhuis Antwerpen en de Schouwburgen van Rotterdam en Groningen, weer thuis in KVS Brussel. Ditmaal niet opgesplitst in vier delen over drie speeldata … maar in één lange marathon.

 VRIJDAG 24.03.2017 > ZATERDAG 25.03.2017

©

INVITATION AU VOYAGE …

- ZANG 15

COLOFON REDACTIE KRISTIN ROGGHE, MATTHIAS VELLE, MICHAEL DE COCK, PATRICK LATEUR EINDREDACTIE LIEN STAS PRODUCTIELEIDING LIEN DE TROGH VORMGEVING AMIRA DAOUDI (KRAEY) FOTO’S COVER / BACK-COVER NICK HANNES PRINT PRINTING PARTNERS

V.U. Merlijn Erbuer, Arduinkaai 7, 1000 Brussel


ODYSSEUS

Een zwerver komt thuis. DE MARATHON 12.000 VERZEN 30 MEESTERVERTELLERS MEER DAN 24 UUR THEATERAVONTUUR

 KVS BRUSSEL  VRIJDAG 24.03.2017 > ZATERDAG 25.03.2017 Alleen in KVS: alle 24 zangen na elkaar. De integrale opvoering van Homeros’ Odyssee, met een woordeloze epiloog van Lisbeth Gruwez.

INFO & TICKETS:

WWW.KVS.BE


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.