Jozef en Maria krijgen een kindje Angelique Bos
Jozef ‘Au!’ Jozef laat zijn hamer vallen. Hij steekt zijn duim in zijn mond. Dat helpt. ‘Gaat het, Jozef?’ vraagt de meester. ‘Ik sla steeds op mijn duim,’ moppert Jozef.
‘Kijk maar!’ Jozef steekt zijn duim omhoog.
‘Oei,’ zegt de meester. ‘Je duim is bont en blauw. Dat doet pijn. Ik heb een tip voor je. Dan sla je
nóóit meer op je duim.
Geef eens een spijker. Dan doe ik het voor.’
5
Jozef pakt een spijker uit zijn kist. Hij geeft hem aan de meester. Zijn meester is timmerman. Jozef wil ook timmerman worden. Net als hij. Zagen en schuren gaat al goed. Maar als hij timmert, slaat hij nog vaak mis.
‘Let op!’ zegt de meester. ‘Pak de hamer net boven het ijzer. En geef drie zachte tikken.’
Tik tik tok. ‘Schuif dan je hand naar het einde van de steel. Laat nu de spijker los. En geef vier harde slagen.’
Pats! Boem! Klap! Baf! ‘Nu jij.’ Jozef raapt zijn hamer op. Hij pakt een spijker. En doet de meester na.
Tik tik tok. Vingers weg … Hand naar het eind van de steel.
6
Pats! Boem! Klap! Baf! De spijker zit vast. Een beetje scheef. Maar dat geeft niet. Hij sloeg niet op zijn duim. Daar ging het om. ‘Goed werk,’ zegt de meester. ‘Ga zo door.’
Jozef gaat weer aan de slag. Hij timmert, zaagt en schuurt. Aan het eind van de dag is hij klaar. De meester komt kijken. ‘En?’ vraagt Jozef. ‘Wat vindt u van mijn stoel?’
7
‘Mooi vakwerk,’ zegt de meester. ‘De stoel is voor Maria,’ zegt Jozef trots. ‘Is dat je liefje?’ Jozef knikt. ‘Ik ga met haar trouwen. De stoel is voor ons nieuwe huis.’ ‘Mag ik gaan zitten?’ vraagt de meester. ‘Tuurlijk,’ zegt Jozef. De meester gaat zitten. De stoel wipt heen en weer.
Oei! Dat is niet goed. De meester staat op. Hij kijkt naar de stoel. ‘Eén poot is te kort,’ zegt hij. ‘Wat moet ik nu doen?’ vraagt Jozef. ‘Zaag een stukje van de poot. Niet van de korte poot. Maar van de drie lange poten.’ ‘Dat is een goed plan,’ zegt Jozef. ‘Dan komt het vast goed.’ Jozef haalt een lint uit zijn zak. Een meetlint.
8
Hij meet de korte poot. Tien, twintig, dertig, veertig en vijf. En dan de lange poten. Tien, twintig, dertig, veertig en zes.
Aha. De meester heeft gelijk. Dat is één te veel. Jozef pakt de zaag.
Krrr, krrr, krrr … gaat de zaag. Eén poot.
Krrr, krrr, krrr … Twee poten.
Krrr, krrr, krrr … Drie poten.
9
Jozef gaat zitten. Nu is de stoel goed. Hij wipt nog een klein beetje. Maar een beetje vindt Maria vast niet erg.
10
Maria Maria is thuis aan het werk. Ze timmert niet. Maar leert voor huisvrouw. Ze bakt een brood. Ze veegt de vloer. Ze hakt hout voor het vuur. Ze haalt water. Ze stoft de kast. Ze zet een spin uit huis. En ze doet nog veel meer.
11
Over een halfjaar heeft ze haar eigen huis. Een huis met Jozef. Dus leert ze nu hoe alles moet. Jozef is lief, leuk, knap en stoer. Ze wil graag met hem trouwen. Maar eerst moet Jozef nog sparen. Trouwen kost veel geld. Je moet een feest geven. Een pak kopen. Een jurk maken. Een taart bakken. Kaarten sturen. En … ‘Hallo Maria.’
Huh? Wie zei dat? Maria kijkt op van haar werk. Ze schrikt. De kamer is vol licht. In het licht staat een man. Hij heeft mooie, witte kleren aan.
12
Jozef en Maria krijgen een kindje Jozef en Maria moeten op reis. Omdat de keizer het zegt. Maria krijgt al bijna een kindje. Dan is reizen lastig. Ze moeten naar Betlehem. Dat is een heel eind weg. In Betlehem zijn de hotels vol. Alle huizen ook. Een vrouw zegt: ‘Ga maar slapen in de stal.’ Daar wordt het kindje geboren. Jezus heet hij. Het is niet zomaar een kindje. Dat vertellen de engelen. De herders zien het. En jij kunt dit verhaal lezen. Avi M4
Met illustraties van Liza-Beth Valkema
Dit verhaal is speciaal geschreven voor jonge kinderen. Zo kunnen zij zelf het verhaal van kerst lezen.
Bestelnummer 5050 ISBN 978-90-5788-523-5