Samenwerken 6
Samenwerken
De serie Hoe doe je dat? is bedoeld voor kinderen in de onderbouw van de basisschool. In de verhalen komen onderwerpen aan de orde die voor jonge kinderen herkenbaar zijn. Omdat dieren de hoofdpersonen zijn in de verhalen wordt het voor kinderen makkelijker om vrijuit mee te denken over de situaties, alternatieven te bedenken en uit te proberen. Door de vragen en werkvormen bij de verhalen kunnen kinderen spelenderwijs oefenen met sociale en emotionele vaardigheden. Van de makers van Kwink.
6
HOE DOE JE DAT?
Ep, Odette en Egel hebben alle drie een restaurant. Ze kunnen allemaal iets heel goed. Bij Ep is het erg gezellig. Bij Odette is het heel netjes en Egel kan goed koken. Ze kunnen ook allemaal iets niet zo goed. Zouden ze niet veel beter samen kunnen werken? Dan is het gezellig in het restaurant, netjes en is het eten lekker. Maar wat moet je allemaal kunnen om goed samen te werken?
Bestelnummer: 0706 ISBN 978 90 5788 566 2
Illustraties Adriaan Bijloo
Inhoud pagina
7 8 24 26
Inleiding Verhaal Toelichting en verantwoording Werkvormen
6
HOE DOE JE DAT? * Samenwerken
Inleiding De serie Hoe doe je dat? onderzoekt met jonge kinderen verschillende sociaal-emotionele situaties. Met verhalen uit het leven van alledag ontdekken kinderen dat je je op verschillende manieren kunt gedragen, maar dat de ene manier beter ontvangen wordt dan de andere. Soms worden die gedragsverwachtingen hardop uitgesproken, maar vaak wordt ervan uit gegaan dat kinderen weten wat er van ze wordt verwacht. In de verhalen in Hoe doe je dat? wordt stilgestaan bij situaties die kinderen uit de onderbouw misschien nog niet zo goed kennen. Ze maken kennis met verschillende gedragsmogelijkheden en -verwachtingen en kunnen de vaardigheden die daarbij horen spelenderwijs oefenen.
TiP Neem de werkvormen door en kies de werkvormen uit die het meest aansluiten op de leerbehoeftes van de kinderen. Zo kun je de boeken gericht gebruiken.
In het boek wordt het verhaal eerst in zijn geheel verteld. De grote platen bieden de mogelijkheid om de kinderen mee te laten kijken. Na het verhaal volgt een verantwoording van het thema en een overzicht van de vaardigheden waaraan met behulp van dit boek wordt gewerkt. Tot slot worden de vaardigheden geoefend met behulp van de verdiepingsvragen bij het verhaal en de aangeboden werkvormen. Bij de vragen en werkvormen is de bijbehorende illustratie afgedrukt, zodat je die gemakkelijk nogmaals met de kinderen kunt delen. Het verhaal, de vragen en de werkvormen kun je met de hele klas uitvoeren. Heb je het idee dat sommige kinderen moeite hebben met bepaalde vaardigheden, dan is het een goed idee om het verhaal nogmaals in een groepje voor te lezen en de activiteiten te doen die werken aan die betreffende vaardigheden. De liedjes en de werkbladen uit dit deel vind je op www.hoe-doe-je-dat-voor-onderbouw.nl. Veel vertel- en leerplezier gewenst!
7
HOE DOE JE DAT? * Samenwerken
Ep, Egel en Odette hebben alle drie een restaurant. Maar ze hebben niet zo veel klanten. Bij Ep is het erg gezellig, maar ook een beetje rommelig. Egel kan goed koken, maar als hij het druk heeft, vindt hij het moeilijk om aardig te doen tegen de gasten. En Odette? Bij Odette is het keurig, maar bij haar brandt altijd alles aan. ‘Paniek!’ roept ze dan. ‘Brand-alááárm!’ De andere dieren in de stad weten niet bij welk restaurant ze moeten gaan eten. Daarom eten ze maar thuis.
8
HOE DOE JE DAT? * Samenwerken
Maar op een dag heeft Ep een idee. ‘Zullen we samen een restaurant beginnen?’ vraagt hij. ‘Samen?’ reageert Egel zenuwachtig. ‘Maar hoe dan? En wanneer? En waarom? Wat ingewikkeld allemaal!’ Odette wil weten of het wel netjes wordt in het nieuwe restaurant. ‘Túúrlijk wel!’ roept Ep vrolijk. ‘Daar maken we dan toch afspraken over?’ Ze praten er nog een tijd over door. Ze vinden het alle drie een goed idee!
10
HOE DOE JE DAT? * Samenwerken
Er moet veel gebeuren voor het nieuwe restaurant. ‘Laten we de tussenmuren weghalen,’ stelt Ep voor. ‘Zal ik dat doen?’ ‘Graag!’ antwoordt Odette. ‘Dan maak ik een bord met de naam van het restaurant. Wat dachten jullie van: De drie sterren?’ ‘Super,’ vindt Ep. ‘Dat past perfect bij ons én bij ons restaurant.’
12
HOE DOE JE DAT? * Samenwerken
Je bent een ster!
Op de website is het dansmuziekje te vinden.
Ep, Odette en Egel zijn alle drie ergens goed in. Ep kan het gezellig maken, Egel kan erg lekker koken en Odette is heel netjes. Noem iets waar jij als leerkracht zelf goed in bent. Vertel dan dat iedereen ergens goed in is. Iedereen is een ster! Geef ieder kind een ster en vraag elk kind iets te noemen waar het goed in is. Help het kind als het niets kan bedenken en vraag ook de andere kinderen om mee te denken. Iets bedacht? Schrijf het op de ster (schrijf ook de naam van het kind erop). De kinderen versieren de sterren. Prik er een gaatje in en maak er met behulp van een stukje draad een ketting van. Doe de kettingen om bij de kinderen en geef een compliment dat past bij wat er op de ster staat.
Op de website zijn de werkbladen met de sterren te vinden.
Sterrendans
VAARDIGHEDEN
K N U TS E LOP DRAC HT
Vaardigheid: Benoemen van kwaliteiten
DANSSPEL
Vaardigheden: Benoemen van kwaliteiten, verschillen en overeenkomsten herkennen Zet het dansmuziekje op en doe samen een sterrendans. De kinderen dansen door de ruimte met hun sterrenketting om. Op jouw teken zoeken de kinderen een maatje. Ze haken hun armen in elkaar en draaien een rondje. Stop de muziek. De kinderen bekijken elkaars ster en vertellen wat er op hun eigen ster staat. Herhaal dit een aantal keer. Gaat dit goed? Vraag de kinderen dan nog iets te bedenken waar ze goed in zijn. En weten ze ook iets waar de ander goed in is?
Dit kan ik al
BEWEEGSPEL
Vaardigheden: Benoemen van kwaliteiten, verschillen en overeenkomsten herkennen
• Benoemen van kwaliteiten • Verschillen en overeenkomsten herkennen VRAGEN
Noem een voor een de onderstaande activiteiten op. Bedenk zelf extra activiteiten of vraag de kinderen hiernaar. De kinderen gaan staan als ze goed zijn in die activiteit en blijven zitten als dat niet zo is. Laat de kinderen goed naar elkaar kijken: wie gaat er wel en niet staan? Wijs de kinderen erop dat iedereen wel ergens goed in is en dat de een soms iets anders kan dan de ander. En dat je nog heel veel kunt leren in je leven!
Wat kan Egel goed? Wat kan Odette goed?
• Wat kunnen Ep, Egel en Odette niet zo goed?
• Wat kun jij zelf goed? Wat kun jij nog niet zo goed?
• Bij wie van de drie zou
- Opruimen - Samen spelen - Veters strikken - Jas dichtdoen - Op je beurt wachten - Lang uitslapen - Touwtjespringen - Je vinger opsteken als je iets wilt vragen - ...
TiP
• Wat kan Ep goed?
jij het liefst gaan eten?
Kunnen de kinderen bedenken wie ze om hulp kunnen vragen als ze het zelf (nog) niet kunnen?
27
HOE DOE JE DAT? * Samenwerken
Luisterkring
K RIN GAC TIVITE IT
Vaardigheid: Luisteren naar een ander Dit is een activiteit waarbij de kinderen oefenen om naar elkaar te luisteren, een belangrijke voorwaarde voor samenwerken. De kinderen zitten in een kring. Pak een bal. Vertel wat je lievelingseten is en rol de bal naar een kind in de kring. Dat kind pakt de bal, herhaalt wat jouw lievelingseten is, noemt dan zijn eigen lievelingseten en rolt de bal naar een volgend kind. Die noemt wat het kind vóór hem heeft gezegd (dus niet van alle voorgaande kinderen) en noemt daarna zijn eigen lievelingseten. De bal mag niet twee keer naar hetzelfde kind. Herhaal dit tot iedereen aan de beurt is geweest. Na een aantal beurten kun je de kinderen ook vragen op te staan en de activiteit lopend door de klas, de gymzaal of het plein te doen.
TiP
VAARDIGHEID Als je gedurende de dag hoort of ziet dat er (niet zo) vriendelijk op elkaar gereageerd wordt, bevries dan de situatie en laat het vriendelijke kaartje zien. Vraag de kinderen hun vriendelijke kaartje omhoog te houden als ze vinden dat de situatie vriendelijk is. Vinden ze dit niet? Dan doen ze hun armen over elkaar. Waarom is de situatie wel/niet vriendelijk? Hoe kunnen de kinderen vriendelijker zijn in deze situatie?
VRAGEN
Druk op de bel
• Ep wil graag samen een BEWEEGSPEL
Vaardigheden: Eigen inbreng hebben, luisteren naar een ander
Vaardigheden: Eigen inbreng hebben, vriendelijk op elkaar reageren
Zet een bel neer op een centrale plek op het schoolplein. Vertel dat het kind dat de bel luidt, mag zeggen hoe de andere kinderen moeten lopen. Bijvoorbeeld als kikker, huppelen of achteruitlopen. Begin zelf door de bel te luiden en zeg: ‘Loop achteruit over het plein’. De kinderen bewegen nu op die manier over het plein. Nu mogen de kinderen.
Geef alle kinderen een vriendelijk kaartje. Bespreek kort wat de kinderen op het kaartje zien. Wat hoort er nog meer bij vriendelijk zijn? Wat zie je dan? Wat hoor je dan? Speel enkele situaties uit met handpoppen. Kinderen die vinden dat er vriendelijk gereageerd wordt, steken hun vriendelijke kaartje in de lucht. Vinden ze dat het onvriendelijk is, dan gaan ze met de armen over elkaar zitten. Wie van de kinderen kan het op een vriendelijke manier voordoen of zeggen?
Zijn het steeds dezelfde kinderen die op de bel drukken? Benoem dan hoe belangrijk het is om anderen aan de beurt te laten en te luisteren naar andere ideeën. Je kunt het spel ook meer begeleiden door de naam te noemen van een kind dat op de bel mag drukken en mag zeggen hoe de andere kinderen moeten lopen. Vertel daarbij dat een kind mag passen als het niet wil. Als er kinderen zijn die het lastig vinden om een opdracht te bedenken, fluister ze dan een suggestie in.
Vriendelijk of niet?
Op de website zijn voorbeeldsituaties voor het poppenspel en de vriendelijke kaartjes te vinden.
P OP P E N S P E L
• Luisteren naar een ander • Eigen inbreng hebben • Vriendelijk op elkaar reageren
restaurant beginnen. Wat doe jij graag samen?
• Wat vinden de anderen van het plan van Ep?
• Hoe vind jij het om samen te spelen?
29
HOE DOE JE DAT? * Samenwerken
Samenwerken 6
Samenwerken
De serie Hoe doe je dat? is bedoeld voor kinderen in de onderbouw van de basisschool. In de verhalen komen onderwerpen aan de orde die voor jonge kinderen herkenbaar zijn. Omdat dieren de hoofdpersonen zijn in de verhalen wordt het voor kinderen makkelijker om vrijuit mee te denken over de situaties, alternatieven te bedenken en uit te proberen. Door de vragen en werkvormen bij de verhalen kunnen kinderen spelenderwijs oefenen met sociale en emotionele vaardigheden. Van de makers van Kwink.
6
HOE DOE JE DAT?
Ep, Odette en Egel hebben alle drie een restaurant. Ze kunnen allemaal iets heel goed. Bij Ep is het erg gezellig. Bij Odette is het heel netjes en Egel kan goed koken. Ze kunnen ook allemaal iets niet zo goed. Zouden ze niet veel beter samen kunnen werken? Dan is het gezellig in het restaurant, netjes en is het eten lekker. Maar wat moet je allemaal kunnen om goed samen te werken?
Bestelnummer: 0706 ISBN 978 90 5788 566 2
Illustraties Adriaan Bijloo