Net als op vakantie Iris Boter
Inhoud Hoofdstuk 1 Logeren!
5
Hoofdstuk 2 Is het wel leuk?
19
Hoofdstuk 3 Ruzie
28
Hoofdstuk 4 ‘Bekijk het maar!’
36
Hoofdstuk 5 Een tent in de tuin
46
Hoofdstuk 1 Logeren! Anne zit in de bus op weg naar Buitendam. Tegenover haar zit een mevrouw een boek te lezen. Ze kijkt nogal streng, alsof ze de hele tijd iets vies ruikt. Buiten schijnt de zon, er lopen hordes koeien in de wei en ergens is een boer met zijn trekker hooi aan het omgooien. Prachtig weer om te logeren, denkt Anne. Ze neemt het laatste snoepje uit het rolletje dat ze van haar vader kreeg voor onderweg. Nog even, dan is ze bij Manon. In de zomer op Texel hebben ze elkaar leren kennen. De hele vakantie hebben ze zandkastelen gemaakt, hutten gebouwd, heksensoep gekookt, strandtekeningen gemaakt en eindeloos gekwartet. Manon heeft hele aardige ouders en haar broer Koen was ook best leuk. Voor een jongen dan. Toen Manon als eerste naar huis ging, hebben ze samen staan grienen bij het afscheid. En Anne was nog niet thuis of de eerste mailtjes waren de computer al uit. Ze spraken meteen af om in de herfstvakantie bij elkaar te gaan logeren. En nu is het eindelijk zo ver. De bus is intussen het stadje ingereden. Opletten nu. Papa heeft gezegd dat Anne eruit moet bij de tweede bushalte in de eerste Verlengstraat. Toch? Of was het nu de eerste bushalte in de tweede Verlengstraat? Nee, het was de tweede halte in de eerste Verlengstraat. Anne weet het zeker. Ze kijkt uit het raam. De bus rijdt langs een halte. 5
Zoef, daar vliegt Manon voorbij. In een flits zien ze elkaar en als Anne achteromkijkt, ziet ze Manon verschrikt zwaaien. Meteen drukt Anne op de knop. ‘Stop!’ roept ze. De buschauffeur kijkt in de spiegel naar haar. ‘Ik mag alleen stoppen bij een halte!’ roept hij. De strenge mevrouw kijkt boos van haar boek op. Manon wordt steeds kleiner en rent achter de bus aan. Aan haar mond zie je dat ze iets roept. ‘Ik moet eruit! Mijn vriendin wacht op me,’ roept Anne. ‘Wacht maar even,’ zegt de chauffeur. ‘Als je nu heel snel uitstapt, doe ik net of ik niks zie.’ Hij remt, gooit de deur open en Anne springt eruit. ‘Dank u!’ roept ze. De man tikt tegen zijn pet en de bus rijdt verder. Daar staat Anne dan. Ze kijkt om zich heen. Net zag ze Manon nog lopen in de verte, maar nu niet meer. Waar is ze? Ik loop gewoon de route van de bus terug, denkt Anne. Dan moet ik Manon wel tegenkomen. Het is druk in de straat. Er rijden veel toeterende auto’s en knetterende brommers. Het is een heel andere stad dan waar Anne woont. Op de hoek van de straat voor een snackbar staat een ijsje zo groot als Anne zelf. Mm, lekker! denkt ze. Daar heb ik wel trek in. Van papa en mama heeft ze vijf euro zakgeld gekregen. Daar moet ze wel vijf dagen mee doen. Maar Manon krijgt vast ook zakgeld en van haar vader en moeder krijgen ze ook wel wat, toch? Op vakantie mochten ze haast elke dag een ijsje of drop kopen. 6
Uit het zijvakje van haar rugtas peutert ze haar portemonnee. Net als ze met twee grote chocolade-ijsjes naar buiten loopt, botst er een meisje tegen haar aan. ‘Hé! Kijk uit!’ roept Anne. ‘Kijk zelf uit!’ roept de ander. Dan pas ziet Anne dat het Manon is. Ze schieten in de lach. ‘Hier, voor jou.’ Anne geeft haar een ijsje. ‘Lekker.’ Likkend lopen ze verder. ‘Je haar is langer geworden,’ zegt Anne. ‘En dat van jou juist korter!’ Ze slaan hun armen om elkaars schouder. Zo lopen ze likkend aan hun ijsjes naar Manons huis.
7
Fijn om Manon weer te zien, denkt Anne. ‘Kijk, daar woon ik!’ Ze staan voor een huis in een rijtje. Er groeit een flinke klimop tegen de muur en er staat een schommel in de voortuin. ‘Is dat jouw kamer?’ Voor een raam boven zitten twee roze beren in de vensterbank naar buiten te kijken. ‘Ja, en daar slapen we vanavond samen!’ Anne kan haast niet wachten tot het zover is. Op vakantie mocht het ook, en ze hebben een keer drie uur lang de slappe lach gehad. Manon trekt aan het touwtje dat uit de brievenbus steekt. ‘Mam, we zijn er!’ Binnen zit Manons moeder achter een laptop aan de tafel bij het raam. ‘Hoi Anne!’ Ze draagt een net pak en schoenen met hakken. ‘Je ziet eruit als een mevrouw!’ flapt Anne eruit. Oeps. Haar woorden gaan er soms sneller uit dan ze wil. ‘Haha, dat is mijn werkkleding. Heb je een goede reis gehad?’ Ze kust Anne op beide wangen en schenkt twee grote glazen fris in die ze op tafel zet. ‘Ga maar zitten meiden. Pas op Manon, niet knoeien.’ ‘Doe ik niet.’ ‘Jullie zullen wel dorst hebben!’ ‘Nou!’ Anne drinkt haar glas in één keer leeg. Ze kan nog net op tijd een boer binnenhouden. ‘Hè, Manon, nu heb je toch geknoeid.’ Zuchtend gooit Manons moeder een vaatdoekje naar haar. Manon veegt de tafel schoon. 8
Anne kijkt de kamer rond. Het is heel netjes in huis. Alle boeken staan keurig op een rij. Nergens ligt speelgoed. Zelfs de afstandsbediening ligt keurig naast de tv. ‘Het lijkt hier wel een meubelwinkel,’ zegt Anne. Manons moeder lacht. ‘Meen je dat nou?’ Daar komt Manons vader binnen. Eerst herkent Anne hem bijna niet. Want hij heeft geen overhemd vol bloemen aan en ook geen feloranje korte broek. Hij draagt een pak met een stropdas. Zijn haar is netjes gekamd en zijn wangen zijn gladgeschoren. Hij ziet er een stuk strenger uit dan op Texel. ‘Morgen om negen uur werkoverleg!’ zegt hij in zijn mobieltje. Het lijkt wel of hij Anne nog niet gezien heeft. Pas als hij klaar is met bellen, steekt hij zijn hand naar haar op. ‘Hoi Anne,’ zegt hij. ‘Ik moet meteen weer door. Het is druk op de zaak.’ Hij geeft Manons moeder een kusje op haar wang. En weg is hij weer. ‘Ben je vandaag wél op tijd thuis voor het eten?’ roept Manons moeder. ‘Jaha,’ horen ze hem nog net roepen. ‘Is Koen er niet?’ Anne had gedacht dat hij haar allang aan het schrikken had gemaakt, zoals op Texel elke dag. ‘Geen idee. Hij gaat z’n eigen gang.’ Manon hangt het vaatdoekje netjes over de verwarming. ‘Zullen we naar je kamer gaan?’ Anne springt van de stoel. ‘Lekker kleien of een kunstwerk maken!’ ‘Leuk!’ Manon rent al richting de trap. ‘Dames!’ Manons moeder roept ze terug. ‘Dat lijkt me niet 9
zo’n goed plan. Alles is net schoon boven. Waarom gaan jullie niet een spelletje doen op je kamer of zo?’ ‘Okeeee,’ moppert Manon. Manons kamer is aan de voorkant van het huis, net als bij Anne. Het is klein, maar gezellig. En ook heel erg netjes. Er staat een hoogslaper met daaronder een bureau en één wand van haar kamer is behangen met een grote foto van een paard. ‘Heb jij een paard?’ vraagt Anne verbaasd. ‘Nee joh! Was het maar waar. Ik mag niet eens een cavia.’ ‘Hé, wat gaaf! Je hebt een disco-eend.’ ‘De batterijen zijn op,’ zegt Manon. ‘En ik krijg geen nieuwe.’ ‘O.’ Anne ruikt aan een flesje parfum. Voelt aan een trui die over de stoel hangt en kijkt in de roze spiegel bij de deur. Manon zet een cd op. ‘Leuke muziek,’ zegt Anne. ‘Ja hè?’ Daar staan ze dan. Het is een beetje gek. Opeens weet Anne niet meer zo goed wat ze moet zeggen. ‘Jet was vorige week jarig,’ zegt ze dan maar. ‘Ze heeft verse wortels gekregen. Met een strik erom. Die heeft ze ook opgegeten.’ ‘O,’ zegt Manon. ‘Wie is Jet?’ ‘Ons konijn. Dat wist je toch wel?’ Manon knikt. ‘Kijk, dit heb ik op de knutselclub gemaakt.’ Ze haalt een fotolijst tevoorschijn met geplakte schelpen en zand. In het midden zit een foto van Anne en Manon op het strand. Wat waren ze daar bruin! En wat was de lucht blauw! 10
‘Leuk zeg!’ Anne tuurt naar de foto. Ze weet nog precies wanneer die foto gemaakt werd. Ze hadden de hele middag lummeltje gespeeld en ‘s avonds gingen ze met z’n allen barbecueën. De vaders lachten de hele avond heel hard. ‘Ik moet naar de wc.’ Anne voelt het opeens heel goed. ‘Ik moest in de bus al!’ ‘De badkamer is daar.’ Manon wijst naar de overloop. In de badkamer is het ook al netjes. Nergens een handdoek op de grond of een puzzelstukje in bad en alle dopjes zitten op de shampoo en de tandpasta. Anne durft bijna niet op de glanzende bril te gaan zitten, maar het moet. En snel ook. Hè, dat lucht op. Oh nee, het wc-papier is op. Hoe nu? ‘Manon! Manon!’ Maar niemand hoort haar. Met haar broek half op haar knieën schuifelt Anne de overloop op. ‘Manon!’ Welke deur was nu van haar? Deze. Ze doet de deur open. ‘Het wc-papier is op!’ ‘Wat doe jij hier?’ Koen ligt te gamen op bed. Hij staat op en gooit de deur weer dicht. ‘Hé Koen, ik ben het!’ roept Anne. ‘Anne, van Texel. Weet jij waar het wc-papier is?’ Hij bromt wat door de deur, maar komt niet terug. ‘Ach, die broer van mij,’ zegt Manon. ‘Laat hem maar. Hij is niet te doen gewoon.’ Ze geeft Anne een wc-rol en wacht voor de deur tot ze klaar is. ‘Zullen we een spelletje pesten?’ vraagt Manon dan. Ze pakt het spel kaarten al. 11
Ervaringen delen
Aardig doen
Samen spelen en werken
Een taak uitvoeren
Lezen is leuk en soms ook spannend. En je kunt veel dingen ontdekken. Bijvoorbeeld wat kinderen doen in moeilijke situaties. Wat kiezen ze, en hoe loopt dat af? Je kunt met de hoofdpersonen meeleven en denken: wat zou ik nu zelf doen?
Jezelf presenteren
Een keuze maken
Opkomen voor jezelf
Omgaan met ruzie
Anne gaat logeren bij Manon. Ze kennen elkaar van de vakantie. Toen hadden ze samen veel plezier. Maar nu is alles anders. De papa en mama van Manon hebben nergens tijd voor. Manon heeft nergens zin in. Eigenlijk wil Anne het liefst naar huis maar dat kan niet. Want papa en mama zijn aan het klussen bij opa en oma. Wat moet ze nu doen? Anne bedenkt een plan. Zal het lukken om het gezellig te maken?
Avi 6/E5 Met illustraties van DaniĂŤlle Schothorst
Bestelnummer 5123