L
E
E
S
L
A
D D
E
Tirza zoekt een vriendin Aly Hilberts Illustraties Iris Boter
R
Inhoud
Het vliegtuig .................................................................... De dief ............................................................................ De zakdoek ..................................................................... Nederland ....................................................................... Het nieuwe huis ............................................................ Konijntjes ....................................................................... Heimwee ........................................................................ De school ....................................................................... Nanja .............................................................................. Vriendinnen? .................................................................. Gevonden ....................................................................... De pony .......................................................................... Te laat ............................................................................. Leugens .......................................................................... Stelen .............................................................................. Spijt ................................................................................ Vriendinnen ....................................................................
1 Het vliegtuig
T
irza schrikt wakker. Haar grote donkerbruine ogen kijken van links naar rechts. Wat is dat voor vreemd gedreun? En waarom hangt papa zo tegen haar aan? O ja, ze zit in het vliegtuig. Naar het land waar ze niet naartoe wil. Ze wil in Suriname blijven bij haar vriendin Elise, het paard Pasja en de kinderen van groep zeven. Mama zit aan de andere kant van het gangpad. Ze leest een boek. Naast haar zingt oma Suus zacht een liedje voor Josja. Hij is nog maar negen maanden. Toch probeert hij al met oma mee te klappen. Papa is wat onderuitgezakt in zijn stoel. Zijn hoofd schudt mee op het gedreun van het vliegtuig. Het is rustig, de mensen slapen, lezen of kijken tv. De meeste mensen hier zijn bruin en net als zij Surinamers. Haar haren zijn helemaal in de war geraakt. Ze voelt in haar zwarte krullen naar het elastiekje voor een staartje. Langzaam maakt ze er weer een mooi kapsel van. Het boek dat ze nu zou willen lezen zit in haar tas. Maar die ligt achter een deurtje tegen het plafond. Er zit niets anders op dan naar de tv te kijken.
‘Tirza, wakker worden.’ Papa tikt zachtjes tegen haar wang. Hij geeft haar een kartonnen doosje. ‘Er is eten voor je.’ Hij doet het klepje, dat vastzit aan de rugleuning van de stoel voor haar, naar beneden. ‘Dit is uw tafeltje, mevrouw, zet deze heerlijke maaltijd er maar op.’
‘Van wie heb je dat?’ vraagt Tirza slaperig. Vader wijst. ‘Van de stewardess. Kijk maar, iedereen heeft zo’n doos met een maaltijd erin.’ Ze telt de vakken met hapjes. Zacht roept ze naar mama: ‘Ik heb wel vier dingen, jij dan?’ Mama steekt haar duim omhoog: ‘Ik ook!’ ‘En ik heb er maar drie’, klinkt het naast haar. Papa’s mond is vol. Hij heeft het vakje van het kleine cakeje leeggegeten. Voor de stoel van mama zit een meisje met een rode paardenstaart. Tirza heeft haar de hele reis alleen van achteren gezien. Nu kijkt ze nieuwsgierig om en steekt lachend haar hand op naar Tirza. Haar ogen twinkelen en ze heeft grappige sproeten op haar neus. Ze lijkt iets ouder dan Tirza. Tirza wuift verbaasd terug. ‘Wil je koffie, thee of melk?’ vraagt de stewardess. ‘Koffie’, zegt Tirza nog slaperig. Fout, denkt ze meteen, ik lust helemaal geen koffie. Maar het staat nu al op het klepje. Papa moet lachen, hij knikt naar de stewardess: ‘Ik graag melk!’ ‘Eet smakelijk’, klinkt het vriendelijk. Dan rijdt ze weer een stoel verder met haar karretje. Met een knipoogje naar Tirza ruilt papa de melk en de koffie om. ‘Hmm ... lekker zo’n warm broodje.’ Tirza laat de boter erop smelten en doet er een lepeltje jam op. ‘Het lijkt hier wel een restaurant met zoveel etende mensen’, lacht ze. ‘Gaan deze mensen ook in Nederland wonen, net als wij?’ Papa schudt zijn hoofd: ‘De meeste mensen gaan voor een poosje op familiebezoek.’ ‘Dan ga ik lekker met hen terug!’ zegt Tirza. Ze staat op om naar de wc te gaan achter in het vliegtuig. Er staat een hele rij mensen. Sommigen om wat met elkaar te praten, anderen wachten tot het toilet vrij is. ‘Hallo’, klinkt een vrolijke stem achter haar. Het is het meisje met
de rode haren en het vrolijke gezicht. Ze heeft een stoere groene broek aan met grote zakken en een jack vol met ritsen. Tirza vindt haar meteen leuk en zegt: ‘Saai in zo’n vliegtuig, hè?’ Het meisje schuift opzij naar een rustiger plekje en wenkt Tirza. ‘Hoe heet je?’ vraagt ze. ‘Tirza? Leuke naam. Ik heet Ruth en ik reis alleen naar Nederland, ik ga naar mijn moeder. Mijn vader is dokter in Suriname. Ik heb een paar weken bij hem gelogeerd. Hij komt later ook. Hij heeft me naar het vliegveld gebracht. Een stewardess let een beetje op me deze reis. Eigenlijk onzin, ik ben al bijna veertien. Maar nu heb ik hulp nodig, zou jij me willen helpen? Ik moet iets oplossen en dat kan ik niet alleen.’ Dat klinkt spannend en geheimzinnig. Tirza knikt enthousiast. ‘Vertel het maar’, zegt ze, ‘wat kan ik doen?’ ‘Zie je die jongen met dat rode T-shirt aan de andere kant van het pad?’ fluistert Ruth. Tirza wijst. ‘Je bedoelt die lange jongen met vier gouden ringen aan één hand?’ ‘Niet wijzen’, schrikt Ruth. ‘Ja, die bedoel ik, het is een dief ’, zegt ze boos. ‘Vanmorgen moest ik wachten voor het winkelwagentje van de stewardess. Ik kon er niet langs. Ze verkocht aan de mevrouw die naast hem zat een flesje parfum. Die mevrouw betaalde en kreeg geld terug. Toen viel er een briefje van tien euro op de grond. De vrouw en de stewardess bukten zich om het te pakken. Maar het was al weg. Ik zag dat de jongen met dat rode T-shirt het in zijn hand verstopte!’
2 De dief
T
irza luistert gespannen. ‘Hij heeft het dus gehouden?’ vraagt ze nieuwsgierig. Ruth knikt. ‘Later dacht ik, ik ga hem vertellen wat ik heb gezien. Toen hij naar het keukentje ging om koffie te halen liep ik naar hem toe. Ik zei: “Jij hebt een tientje van die mevrouw gestolen.” Hij keek me boos aan en riep: “Hoe kom je daar nou bij, zoiets zou ik nóóit doen!”’ Tirza wil meteen helpen. ‘Ik ga het aan mijn vader vertellen,’ zegt ze, ‘die weet vast wat we moeten doen.’ Ruth houdt haar tegen: ‘Nee joh, zonder bewijs kan je vader ook niets doen. Wij moeten bewijzen dat hij een dief is en ik heb ook al bedacht op welke manier. Maar ik kan het zelf niet doen, want die jongen kent mij en daarom heb ik jou nodig.’ Tirza knikt. ‘Vertel maar wat ik moet doen! Maar ik ga eerst even tegen mijn ouders zeggen dat ik hier sta te kletsen.’ ‘Niets vertellen hoor’, roept Ruth haar na. Tirza schudt haar hoofd en zoekt haar vader. ‘Ik sta achter in het vliegtuig met het meisje te praten met dat rode haar’, zegt ze. ‘Ze verveelt zich, net als ik.’ ‘Prima, verdwalen kun je hier niet, dus ik zie je wel weer een keertje’, zegt vader. Tirza rent meteen weer naar achteren. Even kijkt ze naar de jongen met het rode T-shirt. Hoe oud zou hij zijn? Vast al wel zestien. Hij leest een tijdschrift. ‘Lelijkerd’, mompelt ze. ‘Weet je zeker dat je het wilt doen?’ vraagt Ruth als ze terug is.
Tirza knikt: ‘Moet ik hem naar zijn portemonnee vragen?’ ‘Nee,’ grinnikt Ruth, ‘dat zou ik maar niet doen, je doet iets veel slimmers. Kijk, ik heb hier een briefje van twintig euro en een potlood. Jij zet jouw naam in dit hoekje en ik de mijne in het andere hoekje.’ Tirza’s hand trilt. Dit wordt spannend. Ruth hangt een tasje om Tirza’s schouder. ‘Let op,’ zegt ze, ‘als die jongen zijn tijdschrift weglegt ...’ ‘Hij leest al niet meer’, zegt Tirza. ‘Prima, dan loop je straks dicht langs hem en haal je een zakdoek uit de tas. Maar je zorgt ervoor dat deze twintig euro dan vlak voor hem uit de tas valt. Je loopt gewoon door en ik kijk wat hij doet.’ Tirza wrijft enthousiast in haar handen. ‘Goed bedacht,’ zegt ze, ‘zo kunnen we zien of hij een echte dief is.’ Ruth lacht: ‘Dat weet ik wel zeker, nu het bewijs nog.’ Als de jongen wat rondkijkt, geeft Ruth Tirza een duw. ‘Nu’, fluistert ze. Tirza loopt rustig tussen de stoelen door. Bij de jongen haalt ze haar zakdoek uit de tas en laat het geld naast hem vallen. Ze loopt een rondje alsof er niets is gebeurd. Dan komt ze weer bij Ruth. ‘Nou?’ vraagt ze nieuwsgierig, ‘wat is er gebeurd?’ ‘Niets,’ fluistert Ruth bezorgd, ‘kijk, het ligt er nog, hij heeft het niet gezien.’ Ze fronst haar wenkbrauwen, krabbelt op haar hoofd en wipt van het ene been op het andere. ‘O, o, wat moeten we nu doen? Wat ...wat ...wat ...? Het moet snel, straks vindt iemand anders het geld.’ ‘Ik ga nog een keer,’ zegt Tirza, ‘geef mij je jas en dat lege, plastic bekertje. Kijk, nu heb ik mijn handen vol. Straks laat ik het bekertje bij hem vallen, misschien dat hij het dan ziet.’ Tirza’s hart klopt in haar keel, ze pakt ook nog snel de tas erbij. Met volle
armen loopt ze weer door het gangpad. Haar benen trillen als ze bij de jongen het bekertje laat vallen. Langs de andere gang komt ze weer bij Ruth. Die staat haar al blij op te wachten. ‘Gelukt,’ zegt Ruth opgewonden, ‘precies wat ik dacht. Hij pakte het geld snel op en stopte het in zijn zak, het bekertje liet hij gewoon liggen. Nu komt het moeilijkste, Tirza, we moeten hem aanspreken. Maar niet iedereen moet zich ermee bemoeien. Als hij opstaat gaan we weer achter hem aan, net als ik eerder deed.’ Maar dat wachten duurt lang. De meisjes lopen wat rond en maken een praatje met de vader en moeder van Tirza. Ruth vertelt: ‘Mijn moeder en ik wonen al een tijdje in Amsterdam. Mijn vader komt wat later naar Nederland. Ze moeten eerst nog een andere dokter vinden in Suriname. Ik ben twee weken bij papa geweest. Maar volgende week moet ik weer naar school.’ Opeens ziet Tirza de jongen in het andere gangpad lopen. Ze geeft Ruth een duwtje. ‘Kom,’ zegt ze, ‘ik ga maar weer eens naar achteren, kijken of er al land in zicht is.’ ‘Ik ga mee,’ zegt Ruth, ‘door die raampjes daar kun je heel ver kijken.’ Ze volgen de jongen die blijkbaar hetzelfde heeft bedacht. Hij tuurt door het achterste raam naar buiten. Ruth tikt hem op zijn schouder. Hij draait zich geschrokken om en gromt: ‘Ben je daar nu alweer? Wegwezen jij, anders word ik echt boos en dat wil je vast niet meemaken!’ ‘Jij hebt mijn twintig euro gepakt die ik heb verloren’, zegt Tirza flink. De jongen lacht. ‘Alweer zo’n raar verhaal, hoe komen jullie toch bij die onzin?’ ‘Omdat die twintig euro in jouw broekzak zit!’ zegt Ruth.
‘Klopt’, zegt de jongen, en haalt er twintig euro uit, ‘maar dit briefje is toch echt helemaal van mij!’ ‘Wij hebben het bewijs dat het van mij is,’ zegt Tirza, ‘en dat jij het hebt gestolen.’ ‘Daarom roep ik nu de stewardess’, dreigt Ruth. Als ze weg wil lopen houdt de jongen haar tegen. ‘Welk bewijs denken jullie tegen me te hebben?’ bijt hij de meisjes toe. ‘Onze namen staan op het geld’, zegt Tirza. De jongen schuift dichter naar het raam en bekijkt de twintig euro. Zijn gezicht verandert in een grijns. Hij kijkt Tirza doordringend aan en geeft Ruth de twintig euro. Dan loopt hij weg. Tirza houdt hem tegen. ‘Je hebt nog meer wat niet van jou is!’ ‘We bedoelen dat tientje van die mevrouw daar’, wijst Ruth. Er komen zweetdruppeltjes op het voorhoofd van de jongen. Met een strak gezicht haalt hij de tien euro uit zijn zak. ‘Jullie kunnen beter uit mijn buurt blijven’, zegt hij dreigend. Hij draait zich om en loopt naar de mevrouw. ‘Alstublieft, ik heb uw tientje gevonden’, zegt hij onverschillig en loopt snel verder. Dan draait hij zich ineens om en komt terug. ‘Nu heb ik geen cent meer, ik kan niet eens met de bus straks’, gromt hij boos. ‘Misschien kun je een paar gouden ringen verkopen?’ zegt Ruth. Tirza draait zich om en schiet in de lach. Ruth geeft haar een duwtje en giechelend lopen ze langs de lezende en slapende mensen door het gangpad. Een oudere mevrouw houdt de vinger voor haar mond: ‘Ssst ... mijn man slaapt’, fluistert ze. ‘Missie geslaagd’, lacht Ruth naar Tirza als ze terug zijn bij hun plaatsen.
L
E E S L A D D E R -boeken bevorderen het leesplezier bij kinderen. Leuke verhalen helpen spelenderwijs het leesniveau te verbeteren. Het niveau van het boek is zichtbaar op het logo: een kind onder aan de ladder is een beginnende lezer, vergelijkbaar met Avi 2/3 niveau. De eerste tree is voor kinderen met leesniveau 4, 5 en 6. De volgende stap is voor Avi 7 en 8 en het kind bovenin is een gevorderde lezer: Avi 9 en 9+.
Tirza woont in Suriname. Ze heeft een leuke klas, een goede vriendin en ze zorgt voor een heel lief paard. Op een dag komt haar vader met groot nieuws: hij heeft een baan in Nederland gekregen. Daar gaan ze nu met z’n allen wonen. Ze moet afscheid nemen van haar vriendin, van haar klas, van het paard. In Nederland is alles vreemd voor Tirza. Ze woont in een heel ander soort huis. Het is heel ander weer. En ze gaat naar een heel andere school. Zal ze daar wel nieuwe vrienden en vriendinnen vinden?
Bestelnummer 5112