4 minute read

De Boomgaard: Stijlbreuk

STIJLBREUK

Als beeldend kunstenaar heb ik altijd veel plezier gehad in projecten waarin ik kinderen kon betrekken. De open blik, de onbevangenheid en de speelsheid van mensen die nog maar net beginnen op de wereld hebben me altijd geïnspireerd. Na een jarenlang zzp-bestaan, laverend van het ene kunstproject naar het andere, kwam de mogelijkheid voorbij om te zij-instromen in het onderwijs. Dat nieuwe avontuur sprak me aan. Inmiddels ben ik leerkracht en werk ik drie dagen per week op De Boomgaard. Daarnaast zit ik in de flexpool en vervang ik zieke leerkrachten door heel Utrecht.

Ik fiets deze ochtend om 7.00 uur weg. De zon komt op in een mistige wereld. Ik ben voor een aantal maanden geboekt door een school ergens in de stad. Groep 5, kinderen van 8 en 9 jaar. Heerlijke leeftijd. Het interbellum tussen kleuter en puber. Ik kom aan op de school. Ik ken de klas inmiddels goed. Ik zie dat alles al keurig klaarligt. Voor in de klas hangt het programma van vandaag: lekker lezen, rekenen, spelling, pauze, werkwoordspelling, aardrijkskunde, grote pauze, natuur, crea. Ik zet het digibord aan en open de lesmethodes van de verschillende vakken. Ik kan de opbouw van de lessen klakkeloos volgen. Alles is gedetailleerd voorgekauwd. Ineens voel ik de energie wegvloeien. Wat voeg ik als leerkracht eigenlijk toe? Of is dat een kunstenaars-tic, dat ik zo nodig zélf iets wil maken? Het is toch chic dat dit bestaat? Dat ik dit niet zelf hoef voor te bereiden? Waarom kan ik hier niet van genieten? Ik denk daarover na terwijl de kinderen binnenkomen. De kinderen gaan zitten en pakken een boek. ‘Lekker lezen’ is een fijn begin van de dag. Ik kijk de klas rond. De meesten zitten rustig te lezen. Een paar friemelen met kneedgum of een pop-it. K., de grote kleine onruststoker, duwt tegen de etui van zijn buurvrouw. Die gaat straks vallen. Als ik hem erop aanspreek, zal hij verongelijkt reageren. “Dat deed ik niet! Ik krijg altijd de schuld!” Hij heeft een punt: hij krijgt vaak de schuld. Ook als hij het niet doet. Thuis gebeurt hetzelfde, denk ik. Zijn vader zei op het schoolplein tegen mij: “Pak hem maar hard aan, dat heeft hij nodig!” Inmiddels is hij zo gewend aan zijn rol als ‘dader’, dat hij de dingen alvast doet. Dan weet hij zeker dat hij de schuld krijgt. Achter hem zit het meisje dat voor veel dingen bang is. De jongen ernaast denkt altijd rechtdoor, waardoor hij de hele dag letterlijk en figuurlijk tegen alles aanbotst. Daarachter het meisje van wie ik weet dat ze het thuis niet gemakkelijk heeft. Beide ouders werk kwijt, relatieproblemen. Mede mogelijk gemaakt door corona. Naast haar de stille jongen die alles doorheeft, maar die je bijna zou vergeten. En die soms vreselijk kwaad kan worden.

Zo zit ik daar. Dit vind ik fijn: kinderen lezen. Al die verhalen naast elkaar in een klas. Ik zou willen dat de dag zo bleef. Maar de klok aan de muur vertelt dat het tijd is voor het programma. Ik denk aan de lesmethodes, die ik op het digibord tevoorschijn zal toveren. Ik sta op, werp een blik door het raam en zie mezelf staan in de spiegeling. Het schemert nog. Komt daar nu rook uit mijn oren of is het de mist die nog niet helemaal is opgetrokken?

“Jongens en meiden, we beginnen vandaag met crea”, hoor ik mezelf zeggen. Commotie. Er wordt gejuicht. Ik laat een filmpje zien over kunststroming De Stijl. De focus is groot. Zelfs K. laat de etui van zijn buurvrouw met rust, kijkt en is stil. Als de schilderijen van Mondriaan langskomen, waarin een realistisch geschilderde boom in fasen ontwikkelt tot een abstract schilderij, zegt L., het jongetje dat een Rubiks kubus in twee minuten kan oplossen: “Gadverdamme, dit vind ik zó lelijk!” De film is voorbij. “Wat vonden jullie nu het belangrijkste van deze film?”, vraag ik. “Dat die Mondriaan wel mooi kon schilderen. Maar zonde dat hij daarna al die saaie dingen ging maken.” Deze jongen krijgt bijval, maar niet iedereen is het met hem eens. “Ik vind die schilderijen met die kleurige blokken juist mooi!”, zegt een meisje. Er ontstaat een discussie. M., de stille jongen, steekt zijn vinger op. “Ik vind het knap dat die kunstenaars iets nieuws gingen doen. Want als heel veel mensen het raar en lelijk vinden, moet je wel sterk zijn om het tóch te doen.” Wow, de spijker op z’n kop!

“Jongens, tot de pauze mogen jullie doen wat jullie willen. Denk aan de film. Ga iets maken. Je bent vrij.” Er gebeurt van alles. Iedereen is enthousiast bezig. Wat een energie! Een jongetje zegt: “Meester, K. maakt er een zooitje van.” Ik ga kijken. K. staat in een hoek van de klas rode verf op een karton te gieten. Alles zit onder de verf: de tafel, de stoel en zijn gezicht. “Ik heb een beetje geknoeid, Mees!”, zegt hij.Ik kijk wat hij gemaakt heeft. Met krijt heeft hij een zwart getralied kader getekend. Daaroverheen een vlammenzee aan rode verf. “Die lijnen, dat is een kooi, meester. En dat rood, dat ben ik. Ik ben een wild dier en wil er soms uit.” Hij brult als een leeuw. “En daarna word ik weer rustig!” “Schitterend, man!”, zeg ik. K. lacht. Ik ben trots op hem. En op mezelf.

This article is from: