
17 minute read
Wetenschappelijke vooruitgang heeft de mens niet gelukkiger gemaakt
STELLING → In de ‘stelling’ reageert een vast panel van historici op een actuele gebeurtenis. DOOR MAURICE BLESSING
Advertisement
Martin Sommer
‘IK WIL HET ZO graag een keertje eens zijn met de stelling, maar dat wil maar niet lukken. Wat te denken van de fantastische boeken van Annegreet van Bergen over de jaren vijftig? De uitvinding van de stofzuiger en de wasmachine – die zijn toch gebaseerd op wetenschappelijke vooruitgang? Het lijkt me buiten kijf staan dat die de mens, in casu de vrouw, enorm veel gelukkiger hebben gemaakt. Ik begrijp de strekking wel – dat geluk niet afhangt van materiële welstand. Dat heet in Den Haag brede welvaart, omdat welvaart niet langer alleen op grond van het bnp mocht worden berekend. Het is gebaseerd op het onderzoek van geluks professoren, die altijd wijzen op het bergstaatje Bhutan, waar de mensen heel gelukkig zijn, terwijl ze geen radio, geen televisie en geen hoog inkomen hebben. Ik heb daar voor de Volkskrant weleens beter naar gekeken. Toen bleek dat al dat geluk voortkwam uit een verbod op westerse materialistische verleidingen. Ze mochten geen radio! Toen begreep ik dat de overtuiging dat de mensen gelukkiger zouden zijn zonder materiële vooruitgang alleen maar romantiek is. Zouden die Bhutanezen echt geen mobieltje willen, net als al die gelukkige Afrikanen die naar Europa willen?’
Martin Sommer is historicus en journalist van de Volkskrant.
Beatrice de Graaf Eva Rovers
DE VOORUITGANG OP het gebied van wetenschap en techniek heeft geen gelijke tred gehouden met de ontwikkeling van ons geluksgevoel. Iedere geluksprofessor kan je vertellen dat geluk niet de uitkomst is van een lineaire formule waarin geld, goederen en technologische vooruitgang bij elkaar worden opgeteld. Geluk is ook afhankelijk van andere factoren, zoals betekenisvolle relaties en zinvol werk. Maar toch: de wetenschap schoot ons naar de maan. En aluminium en tefal hebben de last van veel huishoudens verlicht. Vrijheid, emancipatie en ontplooiing kwamen voor vrouwen binnen handbereik dankzij de pil. In de ethiek wordt de laatste jaren veel gesproken over de capabilities approach. Niet de wetenschappelijke voor uitgang op zich is in die optiek bepalend, maar de mate waarin die vooruitgang bereikbaar is voor ieder individu. Dat is de vooruitgang die telt. Juist die vooruitgang is de afgelopen jaren gestokt. Ondanks wetenschappelijke verworvenheden kunnen minder mensen zijn wie en doen wat ze willen. De Human Development Index – die is gebaseerd op deze uitgangspunten – laat zien dat ongelijkheid in bijvoorbeeld onderwijs en scholing tussen mensen en landen toeneemt. Gelukkig word je daar niet van.’
Beatrice de Graaf is hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. ONS GELOOF IN DE noodzaak van vooruitgang dreigt onze ondergang te worden. Dankzij wetenschappe lijke vooruitgang kunnen we steeds meer grondstoffen delven, voedsel verbouwen, produceren en consumeren. De capaciteit van de aarde wordt zo elk jaar weer sneller overschreden. We kunnen beter een voorbeeld nemen aan het cyclische denken van inmiddels verdwenen beschavingen als die van de Egyptenaren, Grieken en Azteken, waarin groei en verval als even noodzakelijk werden beschouwd. De wetenschappelijke vooruitgang heeft vooral de tastbare kant van het leven beïnvloed. Innerlijk verschillen we maar weinig van onze voorouders. We zijn niet beter in staat tot liefhebben, we zijn niet minder jaloers en onzeker, we zijn niet minder bang voor de dood – of voor het leven. We vinden het steeds moeilijker om te gaan met verval, tegenslag en willekeur. Met wetenschap proberen we de tragiek uit het leven te bannen, maar dat is natuurlijk onmogelijk. Dat was ook de kritiek van Nietzsche op het dogma van het vooruitgangsgeloof: het beschouwt tragiek als een afwijking van de norm, niet als inherent onderdeel van het leven. Maar pas als we ook de tragiek omarmen, kunnen we – af en toe – gelukkig zijn.’
Eva Rovers is cultuurhistoricus en biograaf.
Een geboren provocateur
DIRCK COORNHERTLIGT ALTIJD DWARS
Veel van zijn zestiende-eeuwse tijdgenoten konden zijn bloed wel drinken. Dirck Volckertsz. Coornhert was voor godsdienstvrijheid, tegen religieuze dwang en voor afschaffing van de doodstraf. In talloze geschriften getuigde hij van deze radicale opvattingen. Tegenwoordig geldt hij als een grondlegger van de Verlichting.
DOOR FEMKE DEEN
Dirck Volckertz. Coornhert was zeventien jaar oud toen hij in 1539 trouwde met een twaalf jaar oudere vrouw die ook nog eens onbemiddeld was. Zijn ouders waren diep geschokt, ook omdat de zus van Coornherts toekomsti ge vrouw de minnares was van Reinoud III, graaf van Brederode, en onterfden hem. De jonge Coornhert moest voortaan zijn eigen kost verdienen. Dat moet niet zijn meegevallen voor een jongen die was opgegroeid in het rijke gedeelte van de Warmoesstraat, als zoon van een welge stelde lakenkoopman. Hij en zijn kersverse vrouw Neeltje Simonsdr. trokken weg uit Amsterdam. Het was de start van een veelzijdige carrière, die Coornhert beroemd en berucht zou maken. De dwarse keuze voor zijn bruid kenmerkt
het karakter van Coornhert. Hij koos nooit voor de gemakkelijke weg. Toen Coornhert in 1590 overleed, noteerde een tijdgenoot in zijn dagboek over hem: ‘Hij was geboren om tegen te spreken.’ Er was geen godsdienstige stroming of kerk waartegen Coornhert zich níét vroeg of laat publiekelijk en in felle bewoordingen uitsprak. De geleerde had een immense weerzin tegen kerkelijk gezaghebbers die in zijn ogen de zoektocht naar het ware geloof dwarsboomden. Door zowel de katholieke als de gereformeerde kerk werd Coornhert verketterd, en hij moest verschillende keren vluchten uit angst voor zijn leven. Godsdienstige spanningen Na zijn vertrek uit Amsterdam kwam Coornhert via zijn schoonzus terecht aan het hof van Reinoud III van Brederode in Vianen. Zijn betrekking als hofmeester paste niet bij hem, maar was wel van belang voor zijn verdere vorming. Via de goedgevulde bibliotheek op slot Batestein kwam Coornhert in aanraking met de klassieke auteurs en dissidente literatuur. Hij raakte onder meer geïnspi reerd door de ideeën van de spiritualist Sebastian Franck, die een afkeer had van INDIVIDUELE KEUZE DE OVERHEID MAG ONDERDANEN GEEN GELOOF OPLEGGEN
→
Portret van Dirck Coornhert door Cornelis van Haarlem, 1586-1588.
WILLEM VAN ORANJE

de institutionele kerken en zich richtte op de innerlijke verlichting van de geest. Twee jaar verbleven Coornhert en zijn vrouw in Vianen. Daarna trok het echtpaar naar Haarlem, waar Coornhert gedurende vijftien jaar de kost verdiende als graveur en etser. In zijn vrije tijd leerde hij zichzelf Latijn en legde hij zich toe op het bestude ren en vertalen van de klassieken. Na een uitstapje als mede-eigenaar van een drukkerij vestigde Coornhert zich in 1561 als notaris. En een jaar later werd hij ingezworen als stadssecretaris van Haarlem. In de Nederlanden liepen de godsdienstige spanningen intussen op. De Reformatie greep om zich heen. De katholieke koning Filips II reageerde door ketters nog strenger dan voorheen te vervolgen. Daarmee riep hij alleen maar meer verzet op. Coornhert, die zelf uitvoerig de Bijbel had bestudeerd, zag met afgrijzen hoe de godsdienststrijd steeds meer slachtoffers eiste. Dat er bloed werd vergoten in de naam van de God van liefde, vond hij volstrekt onlogisch. Hij hield trouwens niet alleen de Rooms-Katholieke Kerk verantwoordelijk. Zijn eerste publieke traktaat uit 1560
richtte zich tegen de reforma toren Johannes Calvijn en Menno Simons,

TEGEN GODS BEDOELING DE PREDESTINATIELEER VINDT COORNHERT EEN ‘MONSTRUEUZE OPINIE’
die hun volgers opriepen hun geloof publiekelijk te belijden, ook als dat betekende dat ze ervoor op de brandstapel zouden eindigen. De twee theologen hadden het bloed van de geloofsmartelaren aan hun handen, aldus Coornhert.
De mens is goed Zijn opvatting dat de overheid haar onderdanen geen geloof mocht opleggen, leverde hem eeuwen later de reputatie op van grondlegger van de Verlichting. Een van de pijlers van zijn gedachtegoed was dat iedereen zelf moest kunnen bepalen welke godsdienst hij of zij aanhing. Het geloof was een innerlijke zaak; daarmee hadden wereldse instituties niets te maken. Sterker nog: de hiërarchie en de onzinnige ceremoniën en uiterlijkheden van de ‘zichtbare kerken’ konden het bereiken van het ware geloof in de weg staan. Een andere belangrijke pijler was zijn geloof in het goede van de mens. De overtuiging dat Adam door de appel aan te nemen van Eva de gehele mensheid in zonde had gestort, was volgens hem onzin. De mens beschikte wel degelijk over een vrije wil en was dus niet al bij voorbaat tot verdorvenheid gedoemd. De erfzondeleer was volgens Coornhert onbijbels. Ook de predestinatieleer verwierp hij als een
Wederdopers In februari 1535 lopen Wederdopers naakt door de straten van Amsterdam, luid ‘Wee, Wee!’ roepend. Het maakt diepe indruk op de jonge Coornhert.


‘monstrueuze opinie’. Dat God al een deel van de mensen bij voorbaat had uitverkoren en het andere deel verdoemd, druiste volgens hem volledig in tegen een God van liefde. Het maakte bovendien dat mensen niet bepaald gemotiveerd meer waren om hun leven te beteren. Mensen hadden volgens Coornhert wel degelijk zelf invloed op hun lotsbestemming. Door het gebruik van de rede en goed gedrag kon de mens volmaaktheid bereiken. Zijn gedachtegoed was dan misschien te radicaal voor de meeste van zijn tijdgeno ten, maar in Willem van Oranje vond Coornhert een geestverwant. Oranje was een van de leiders van het verzet tegen Filips II, en net als Coornhert voorstander van godsdienstvrijheid. Coornhert raakte betrokken bij Oranjes verzetsbeweging en zag in de prins de ideale vorst. Toen Oranje in 1567 naar Duitsland vluchtte uit angst voor de vergeldings maatregelen van de hertog van Alva, vluchtte Coornhert ook. Maar in tegenstel ling tot de prins keerde Coornhert na korte tijd terug naar Haarlem. De voormalige stadssecretaris dacht ongetwijfeld dat hij veilig was – hij had immers geholpen de beeldenstorm in zijn stad af te wenden. Coornhert kreeg ongelijk. Zijn eerdere vlucht en de samenwerking met Oranje waren genoeg redenen voor de hertog van Alva om hem gevangen te zetten.
→ Brandmerken en neus splijten Tijdens zijn gevangenschap in Den Haag schreef Coornhert het traktaat BoevenTucht ofte middelen tot mindering der schadelijke ledighghanghers. Hij pleitte in de tekst voor een andere manier van straffen. De doodstraf en verminking moesten volgens hem worden afgeschaft. In plaats daarvan moesten misdadigers dwangarbeid verrichten. Boeven-Tucht wordt vaak gezien als een pleidooi voor mildheid, maar Coornhert vond juist dat er harder moest worden opgetreden tegen criminaliteit. Met de doodstraf kwam een misdadiger er relatief gemakkelijk vanaf, meende hij. Dwangarbeid was een ‘straf bitterder dan de dood’. Coornhert was een van de eersten die zich uitlieten over de mogelijkheid van heropvoeding door dwangarbeid. Het past naadloos binnen zijn opvattingen over het vermogen van mensen om zich te
VOORBLAD VAN ‘ZEDEKUNST’
EERSTE ETHISCHE HANDLEIDING IN VOLKSTAAL HOE WORD JE VOLMAAKT?

In 1586 voltooit Dirck Coornhert zijn Zedekunst dat is wellevenskunste, de apotheose van zijn werk. M et Zedekunst schreef hij een ethica naar het voorbeeld van auteurs uit de antieke Oudheid: een handleiding met ethische leerstellingen. Coornhert beschrijft hoe de mens de staat van volmaaktheid kan bereiken. Als eerste ethica in een Europese volkstaal was het werk uitdrukkelijk bedoeld voor een breed publiek van geïnteresseerden.
verbeteren. Zware misdadigers dienden te roeien op de
galeien en te helpen bij de landwinning. Daarnaast moesten er speciale stadsgevangenissen komen waar gevangenen nuttig werk deden en tegelijk een ambacht leerden. Zijn voorstel om misdadigers die een halsmisdaad hadden begaan te brandmerken of hun neus te splijten, komt niet bepaald zachtzinnig over, maar Coornhert benadrukte dat deze verminkingen geen straf op zich waren. Ze dienden alleen om de pakkans te vergroten bij ontsnapping. Boeven-Tucht leverde Coornhert de reputatie op van een van de eerste hervormers van het strafrecht. Zijn opvattingen dienden waarschijnlijk als inspiratiebron voor het Amsterdamse Rasphuis en Spinhuis. Het Rasphuis werd in 1589 opgericht: gevangenen besteedden er hun tijd aan het raspen van hout als ingrediënt voor de verfindustrie – vandaar de naam. Enkele jaren later konden ook veroordeelde vrouwen weer op het rechte pad worden gebracht in het Spinhuis, waar ze moesten spinnen en naaien. In de periode erna werden door heel Europa dit soort ‘verbeterhuizen’ opgericht. HARDE AANPAK DWANGARBEID IS EEN ‘STRAF BITTERDER DAN DE DOOD’

Martelaren van Gorcum Coornhert onderzoekt de wandaden van de watergeuzen tegen katholieke geestelijken, zoals hier in Gorcum. Prent van Cesare Fracassini uit 1867.
COORNHERT-LIGA WIL MINDER VRIJHEIDSSTRAFFEN STRAFRECHTHERVORMERS

Geïnspireerd door Dirck Coornhert richtten studenten, juristen, psychiaters en ex-gedetineerden in 1971 de Coornhert-Liga op. Ze pleitten voor decriminalisering van het strafrecht. Alleen heel zware vergrijpen zouden nog onder het strafrecht moeten vallen. Bij andere vergrijpen zou er een soort bemiddeling tussen dader en slachtoffer moeten komen. Een minderheid van de oprichters was zelfs voor een volledige afschaffing van het strafrecht. Vooral in de eerste helft van de jaren zeventig was er begrip voor terugdringing van vrijheidsstraffen, maar geleidelijk keerde het tij. De samenleving voelde er steeds minder voor criminelen tegemoet te komen. De Liga bestaat nog steeds, maar is sinds 1999 niet meer actief.
Gruweldaden van de geuzen Coornhert wist uiteindelijk te ontsnappen en vluchtte naar Duitsland. Vier jaar leefde hij in ballingschap, in Keulen, Gogh, Emden en uiteindelijk in Xanten. Noodge dwongen moest hij weer de kost verdienen als graveur. Daarnaast zet hij zich in voor de zaak van Willem van Oranje, die van plan was om Alva met geweld uit de Nederlanden te verjagen. Hij zette zijn literaire talent in om geuzenliederen te componeren – er is zelfs geopperd dat hij de auteur is van het Wilhelmus. In 1572, nadat delen van Holland en Zeeland zich bij Oranje en de geuzen hadden aangesloten, keerde Coornhert terug naar Holland. Op verzoek van Willem van Oranje trad hij in dienst van de Staten van Holland als secretaris. Hij kreeg de opdracht een onderzoek in te stellen naar de gruweldaden die geuzenkapiteins als Lumeij en Sonoy tijdens de ‘bevrijding’ hadden begaan tegen katholieke geestelij ken. Vooral Lumeij was woedend toen hij
begreep dat de conclusies van Coornhert er niet om logen. Hij gaf zijn mannen opdracht de secretaris te laten vermoorden. Daarop vluchtte Coornhert naar Duitsland, waar hij zijn werk als graveur opnieuw oppakte. Vanuit Xanten schreef hij in 1576 een publiek traktaat waarin hij Filips II als zijn wettige vorst erkende. Oranje had in de tussentijd openlijk de kant van de calvinisten gekozen. Dat zorgde voor een verwijdering tussen Oranje en Coornhert. De weerzin van de laatste tegen de onverzoenlijkheid van de gereformeerde kerk was alleen maar toegenomen. Toen Coornhert zich een jaar na het verschijnen van dit traktaat weer in de Nederlanden vestigde, was Oranje daar niet bepaald gelukkig mee. Hij kende de kritische pen van zijn vriend en wist dat Coornhert niet zou schuwen die te gebruiken.

Breed publiek Inderdaad richtte Coornhert zich vanaf zijn terugkeer in 1577 in een serie provocatieve geschriften tegen de Gereformeerde Kerk. In de opstandige staten mocht iedereen in theorie zijn eigen geloof aanhangen, maar de gereformeerde godsdienst was de enige die publiekelijk mocht worden uitgeoefend. Er was dus wel sprake van gewetensvrijheid, maar niet van godsdienstvrijheid. Steeds meer werd de katholieke godsdienst teruggedrongen uit de publieke ruimte. Coornhert wierp zich op als spreekbuis voor het katholieke deel van de bevolking. ‘Dwang maakt de overheid gehaat,’ meende hij. Zeer provocatief was bijvoorbeeld zijn stelling dat de katholieke inquisitie ingeruild werd voor een gereformeerde inquisitie. Ketterij, in welke vorm dan ook, mocht niet door de overheid worden bestraft. Geloven was een zaak van de geest, en wereldlijke instituties moesten zich daar verre van houden: ‘God alleen mag de ziel doden.’ Dit was een gevoelig punt binnen de gereformeerde kerk, en Coornherts gedachtegoed vond dan ook weerklank onder sommige predikanten en leden van de stadsbesturen. In traktaten, prenten, gedichten, dialogen, toneelstukken en brieven uitte hij zijn kritiek. Dat deed hij bewust in de volkstaal, om zijn ideeën zo breed mogelijk te verspreiden. Ook zijn eenvoudige →
Dwangarbeid Het Rasphuis aan de Heiligeweg in Amsterdam. In de geest van Coornhert worden hier vanaf 1589 gevangenen heropgevoed. Met het raspen van hout voor de verfindustrie maken ze zich nuttig voor de maatschappij. Enkele jaren later komt er voor vrouwen een soortgelijke strafinrichting: het Spinhuis.

argumentatie droeg bij aan de toegankelijkheid van zijn teksten. Keer op keer ging Coornhert publiekelijk de confrontatie aan met zijn tegenstanders in zijn pogingen de mens te verheffen. ‘Onwetend blijven is de enige zonde van de mens en de oorzaak van elke dwaling,’ schreef hij. De autoriteiten namen het Coornhert zeer kwalijk dat hij bewust zijn meningen verspreidde onder een breed publiek; hij verstoorde met zijn kritiek de openbare orde. Ze stelden een publicatieverbod in, dat Coornhert woedend maakte. Vrije meningsuiting stond voor hem gelijk aan gewetensvrijheid. Sterker nog: verbieden van de vrijheid van opinie stond volgens hem gelijk aan tirannie. Ook daarin was hij zijn tijd ver vooruit, want pas vanaf de Verlichting werd de opvatting breed gedeeld dat persvrijheid wenselijk was.
Valse leer In een aantal geruchtmakende openbare debatten ging hij de strijd aan met gereformeerde predikanten. In 1583 kruiste hij bijvoorbeeld de degens met de theoloog Adrianus Saravia over de Heidelbergse catechismus, een van de officiële geloofsbelijdenissen van de gereformeerde kerk. Volgens Coornhert


was de catechis mus een valse leer – ‘een zo schadelijke leer dat alle mensen zich daarvoor moeten hoeden als voor een dodelijk gif voor de ziel.’ Zo’n directe aanval op de publieke kerk was ongehoord; Coornhert werd er zelfs van beschuldigd een landverrader te zijn. In 1585, een jaar na de dood van zijn vrouw Neeltje, voelde hij zich zo bedreigd dat hij uitweek naar Emden. Het jaar erop keerde hij weer terug, en vestigde zich noodgedwongen in Gouda toen hij in Delft niet welkom bleek. Coornhert is wel verweten ‘onverdraag zaam in de naam van verdraaglijkheid’ te zijn. Hij voelde een enorme drang zijn lezers en toehoorders te onderwijzen. Kennis verspreiden was zijn doel, en uiteindelijk daardoor de mens verheffen. Hij stierf in 1590 op 68-jarige leeftijd. Femke Deen is historicus. FOLTERING Detail van het voorblad van de verzamelde werken van Coornhert uit 1630.
MEER WETEN
Dirck Volckertszn Coornhert (2009) door Mirjam van Veen.
Leven en werk van Dirck Volckertsz Coornhert (1978) door H. Bonger.
Disputation by Decree (2010) door Marianne Roobol.
COLLEGEDAG

4 TOP-HISTORICI OVER CHRISTELIJK NEDERLAND
RELIGIEGESCHIEDENIS VRIJDAG 15 NOVEMBER 2019
Historisch Nieuwsblad presenteert een interessante collegedag over religiegeschiedenis. In de Zuiderkerk in Amsterdam leiden vier tophistorici u langs de belangrijkste gebeurtenissen uit de christelijke geschiedenis van Nederland.
Eeuwenlang vormde religie een rode draad in de Neder landse geschiedenis. Godsdienst was een van de bepalende factoren in de ontwikkeling van ons land. De collegedag begint met een lezing van prof. dr. Marco Mostert, die de kerstening van Nederland onder leiding van missionarissen Willibrord en Bonifatius bespreekt. Zo vertelt hij hoe de heidense Friezen en Saksen met veel machtsvertoon tot het chris tendom werden bekeerd. Vervolgens geeft prof. dr. Judith Pollmann inzicht in de Nationale Synode van Dordrecht. Deze een halfjaar durende kerkvergadering, die plaatsvond in 1618 en 1619, moest Nederland behoeden voor een burgeroorlog die wegens theologische geschil len en politieke conflicten binnen de jonge Republiek dreigde. De lezing van prof. dr. George Harinck werpt licht op de negentiende eeuw en de rol van oud-premier Abraham Kuyper, een van de invloedrijkste staatsmannen uit de Nederlandse geschiedenis. Tot slot buigt prof. dr. James Kennedy zich over de opkomst van het protestantisme en de naoorlogse secularise ring die uiteindelijk heeft bijgedragen aan onze huidige multireligieuze samenleving.
De collegedag wordt gehouden in de fraaie zeventiendeeeuwse Zuiderkerk, de eerste kerk in Nederland die door protestanten werd gebouwd.
Praktische informatie
DATUM vrijdag 15 november 2019 TIJD 09.30-17.00 uur, deuren openen om 09.00 uur. LOCATIE Zuiderkerk, Zuiderkerkhof 72, Amsterdam PRIJS Voor abonnees € 73,- Regulier € 93,- Nog geen abonnee? Voor € 93,- heeft u een abonnement én een ticket. INCLUSIEF vier lezingen, koffie/thee en lunch. CONTACT Heeft u vragen? Mail naar redactie@historisch nieuwsblad.nl
Meld u nu aan! Tickets en meer informatie over de locatie, de sprekers en de details van het programma vindt u op: historischnieuwsblad.nl/ events.