1 VAN IDEE NAAR PLAN
Station Wapenveld op een FREMO P87 module van Ben Verheijden
Het antwoord op de vraag wat is een goede modelspoorweg? is gemakkelijker gegeven dan in de praktijk uitgevoerd. Een goede modelspoorweg is: realistisch, bouwers en bezoekers raken er niet op uitgekeken en biedt rijmogelijkheden voor meerdere personen. Een modelspoorweg hoeft dus geen exacte verkleining te zijn van een bestaand voorbeeld. Wel moet er een verhaal achter zitten en een situatie uitgebeeld die in werkelijkheid zou kunnen bestaan. Het mooiste is als mensen denken goh, dat ken ik toch, waar zou dat zijn? Dan ben je in je opzet geslaagd.
Voor je een modelspoorweg gaat bouwen, zou je jezelf eerst de volgende vragen moeten stellen: • wat wil ik uitbeelden en wat vind ik mooi; • waar komt de modelspoorweg, wat is mijn beschikbare ruimte; • welke schaalverhouding spreekt mij aan; • wat zijn mijn beschikbare budget en tijd; • wat kan ik zelf, waarbij heb ik hulp nodig; • welke concessies wil ik doen, of juist niet? De eerste vraag wat wil ik uitbeelden? is heel persoonlijk. Wanneer internationale personentreinen of stoere locomotieven die lange goederentreinen voortslepen je het meest boeien, zal je het meest plezier beleven aan een hoofdlijn met lange trajecten. Wil je het liefst rangeren met goederentreinen in combinatie met een afwisselend reizigersverkeer dan is een thema met een kopstation waar een hoofdlijn en zijlijn eindigen misschien iets dat meer bij je past. Het kan natuurlijk ook zijn dat je een pittoresk dorpsstationnetje het leukst vindt. Welke van de voorbeelden je dan kunt realiseren, is mede afhankelijk van de vragen wat is de beschikbare ruimte en welke schaal heeft de voorkeur? Het spreekt voor zich dat dit van invloed is op de themakeuze. Ook of het een vaste of verplaatsbare modelspoorweg moet worden en, niet in de laatste plaats, de schaal waarin je gaat bouwen. Ben je daaruit, dan volgt vanzelf de vraag wat is echt mogelijk in de tijd, binnen het budget en de vaardigheden waarover je beschikt.
4
Normalisatie Voor je nu over voorgaande vragen gaat nadenken eerst even aandacht voor de in de modelspoorbouw aangehouden normen. In dit boek wordt veelvuldig gekeken naar de NEM, dat staat voor Normen Europäischer Modellbahnen. Het is een set richtlijnen die sinds 1954 wordt uitgebracht door: Verband der Modelleisenbahner und Eisenbahnfreunde Europas, de MOROP. Hoewel ingeburgerd, is het onjuist te spreken over NEM-normen, aangezien je dan het woord normen dubbel gebruikt. Vandaar dat in dit werk wordt gesproken over MOROP normen, NEM gevolgd door een nummer of over NEM-bladen. Het is niet de bedoeling de genoemde normen als wet op te leggen. Het zijn aanbevelingen om een goed (model) spoorbedrijf te garanderen. Indien je ervan afwijkt, is het je eigen keuze. De modeltreinen zijn bijvoorbeeld voor de minimale boogstraal en het stijgingspercentage veel toleranter dan waarvan in dit boek wordt uitgegaan. Het uitgangspunt bij het aanhalen van de normen is wat mooi staat en werkelijkheidsgetrouw overkomt, niet wat technisch kan. Als het echter gaat om normen met betrekking tot de baan en het materieel dat er over rijdt, dan zijn afwijkingen vervelend, en is het zaak de normen wel in acht te nemen, bijvoorbeeld wanneer de speermaat (binnenmaat) van een wielstel verkeerd is waardoor de loc of wagen over een wissel hobbelt of ontspoort.
PRAKTIJKBOEK MODELSPOORWEGEN