Oostvaardersland

Page 1

O O STVA AR DER S L AN D

2. 0


Auteurs:

Van Hall Larenstein, Velp

Jorinde mulders- Higgins Chantel van Beurden

Velp, juni 2013 Begeleiders:

Met dank aan Arjan Bouma Ad Koolen Dick van Dorp

pagina 2

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013


Voorwoord Omdenken is een manier van denken waarmee je van een probleem een mogelijkheid maakt. Bij omdenken werk je het probleem niet weg , je lost het niet op maar je gebruikt het om er een nieuwe situatie mee te creëren. Voor u ligt het rapport waar we met veel plezier aan gewerkt hebben. Gaandeweg kwamen er nieuwe inzichten en werd het door te lopen proces steeds duidelijker. De opgave om een Masterplan te maken wat recht doet aan de uitdaging waar Almere en de gehele Flevopolder voor staat kon ons inziens alleen door op een totaal andere manier naar de uitdaging te kijken. De stelling ‘Alles is natuur’ werd ons uitgangspunt, de daaruit voortvloeiende mogelijkheden hebben we onderzocht en in beeld gebracht. Al snel werd duidelijk dat we in dit tijdsbestek een aanzet kunnen geven tot een interessante discussie, een nieuwe situatie roept ook nieuwe vragen op. Daarop zijn nog niet alle antwoorden bekend. Zeker is dat we vindingrijk moeten zijn als landschapsontwerpers. Samenwerken en verweven zijn manieren om de complexiteit van de opgaven binnen het werkveld, het landschap, het hoofd te bieden.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 3


INHOUDSOPGAVE


Inhoudsopgave

Voorwoord

blz. 3

Inleiding

blz. 7

Leeswijzer

blz. 9

Hoofdstuk 1: Opgave

blz.11

Hoofdstuk 2: Analyse 2.1 Ligging en landschap 2.2 Klimaat 2.3 Geologie 2.4 Bodem en water 2.5 Flora en Fauna 2.6 Wonen 2.7 Infra 2.8 Landbouw 2.9 Recreatie 2.10 Sociaal ruimtelijke analyse 2.11 Conclusies analyse

blz.15 blz.17 blz.19 blz. 21 blz. 23 blz. 27 blz. 29 blz. 31 blz. 33 blz. 35 blz. 37 blz. 39

Hoofdstuk 3: Visie en Concept 3.1 Natuur, wat is dat dan? 3.2 Concept

blz. 41 blz. 45 blz. 47

Hoofdstuk 4: Masterplan 4.1 Principes 4.2 Korrelgrootte van bebouwing 4.3 Infra 4.4 Toelichting masterplan

blz. 49 blz. 51 blz. 53 blz. 55 blz. 57

Hoofdstuk 5: Uitwerking 5.1 Analyse masterplan 5.2 Uitwerking: de strip 5.3 De strip: inpassingsmatrix 5.4 Stadswonen in de natuur 5.5 Dorpswonen 5.6 Landelijk wonen 5.7 Erf wonen

blz. 59 blz. 61 blz. 63 blz. 64 blz. 67 blz. 71 blz. 75 blz. 79

Hoofdstuk 6: Conclusie

blz. 83

Bijlages 1. Almere Principles 2. Natuur 3. Blauwe economie 4. Agroforestry en ecologie

blz. 87 blz. 89 blz. 101 blz. 103

Bronnen

blz. 107

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 5


INLEI DIN G

pagina 6

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013


Inleiding Waar zijn we in Godsnaam mee bezig! Het laatste bericht uit de media: Door het gebruik van antibiotica in de vleesindustrie zijn nu naast het kippenvlees ook het kalfsvlees (40%) en het rundvlees (15%) besmet met de ESBL- bacterie. Zelfs de biologische koeien ontkomen niet aan besmetting. Het gevolg is niet dat we allemaal massaal ziek worden. Jammer genoeg niet, dan was het probleem gauw verholpen. Door besmet vlees te eten worden we resistent tegen antibiotica. Dus als we het ècht nodig hebben, helpt het niet meer. De resistentie van bacterieën is inmiddels een wereldwijd probleem. Dit is één van de vele voorbeelden waarom het wegpoetsen van alles wat natuurlijk is naar de marges van onze wereld niet werkt. Natuur is leuk, maar “not in my backyard”. Hebben we dan niets geleerd van de jaren 50, waar de keurigheid de biodiversiteit in Nederland bijna om zeep heeft geholpen? Van de Round-up tot en met antibiotica, uiteindelijk trekken wij aan het kortste eind. De kijkrichting Inpasbare Natuur ( volgens het Plan bureau van de leefomgeving, bron 17) gaat uit van het natuurbeeld dat natuur belangrijk is, maar mens en economie belangrijker. Wel de lusten, niet de lasten. Dus ligt de nadruk op het zoeken naar economisch rendabele oplossingen en kansen voor een veelvoud aan opgaven in de landbouw, uitbreiding van wonen, infrastructuur en recreatie . Lange tijd is men er vanuit gegaan dat schaalvergroting in de landbouw het hoogste rendement oplevert. Maar bovenstaand voorbeeld toont aan dat dat een doodlopende weg is. Dynamische ecosystemen lijken op de lange termijn oneindig veel interessanter voor de mens en de economie. Gebruik maken van natuurlijke principes en processen in een cyclisch proces blijkt op de lange termijn efficiënter. Kijk naar wat onze omgeving, de natuur te bieden heeft en benut dat optimaal. Nu er sprake is van economische teruggang is het belangrijk dat er meer ruimte komt voor ondernemers en particulier initiatief om van onderaf invulling te geven aan de opgaven die de maatschappij ons stelt. Woon communities bouwen klimaat

neutraal, voeding wordt lokaal geproduceerd, dieren lopen in de vrije natuur en leveren het lekkerste vlees. Zo creëer je een aantrekkelijke, dynamische en flexibele leef omgeving die een voorbeeld functie heeft en mensen aantrekt. Dit vertaalt zich weer in een duurzame economische welvaart. Wil die natuur flexibel en dynamisch blijven dan moet ze wèl robuust zijn zodat ze tegen een stootje kan. En voor robuuste natuur heb je voldoende biodiversiteit nodig en dus ook de ruimte. Die ruimte krijgt het in ons plan door de natuur niet te scheiden van onze activiteiten, maar ze erin te integreren. Inpasbare natuur á-lá 2.0. In de komende hoofdstukken onderzoeken we hoe dat er in de Flevopolder uit gaat zien. Daarom is natuur, àlle natuur, drager van ons plan. Omdat we samen moeten werken met de natuur. We behoren allemaal tot hetzelfde ecosysteem. We hebben elkaar nodig. Wij leven van wat de natuur ons biedt, de natuur leeft bij de gratie van wat de mens ervoor overheeft. Maar we kunnen niet zonder. Wij zijn verantwoordelijk voor het voortbestaan van de wereld.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 7


Waar zijn we ? fig. 1 pagina 8

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013


Leeswijzer In hoofdstuk 1 De Opgave wordt de opgave uit elkaar gerafeld en worden de uitgangspunten geformuleerd. Hier wordt ook kort toegelicht hoe we tot de naam van dit rapport gekomen zijn. In hoofdstuk 2 Analyse wordt er aan de hand van het rangorde model van Piket gekeken naar het plangebied in de grotere context. We kijken eerst op de schaal van Nederland, vervolgens naar de schaal van de regio IJsselmeergebied en tot slot naar het schaalniveau van het plangebied zelf. Er wordt gezocht naar de samenhang tussen de verschillende niveaus om zo een duidelijk beeld te krijgen hoe het plangebied zich verhoudt tot zijn omgeving. De hieruit voortvloeiende conclusies worden meegenomen naar de verdere uitwerking van de opgave. In hoofdstuk 3 Visie en Concept worden de visie en het concept beschreven in woord en beeld. De visie wordt verder toegelicht aan de hand van het referentiegebied de Veluwe en een korte uitleg over ecosysteemdiensten. In dit hoofdstuk komt ook de nieuw te vormen natuur aan de orde waarvan de uitwerking een aparte bijlage vormt achterin het rapport. Dit leidt tot onze concept tekening die de onderlegger vormt voor het masterplan.

In hoofdstuk 5 Uitwerking worden de uitgangspunten van het masterplan besproken waarbij we steeds verder inzoomen om te kunnen formuleren hoe en waar we de functies en ecosysteemdiensten kunnen inpassen. Zo krijgen we een beeld van hoe het landschap er in 2040 uit zou kunnen zien. In hoofdstuk 6 Conclusie worden er conclusies getrokken uit de voorgaande hoofdstukken en worden er aanbevelingen gedaan voor verder onderzoek. Ten slotte zijn er een aantal bijlages toegevoegd die aanvullende informatie geven over onderwerpen die in het rapport kort aan de orde komen. Hier wordt zonodig in de tekst naar gerefereerd. In de Bronnen staan alle rapporten, artikelen, websites en boeken die belangrijk zijn geweest voor het tot stand komen van dit rapport.

In hoofdstuk 4 Masterplan worden de stappen uitgelegd die leiden naar het uiteindelijke masterplan. Via een lagenmodel met bijbehorende ontwerpprincipes wordt er verder ingezoomd op een aantal ruimtelijke onderdelen zoals de bebouwing met haar korrelgrootte en de lijnen die gevormd worden door de infra in het plangebied. rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 9


1. O pga ve


Hoofdstuk 1. Opgave

fig. 1.1

1.1 Situatie Almere staat aan de vooravond van grote veranderingen. Door de klimaat problematiek en de verwachte bevolkingsgroei van de noordelijke randstad moet Almere een schaalsprong maken. Rond het jaar 2050 wil Almere zich 4e grote stad van Nederland kunnen noemen, met een geheel eigen gezicht. Een groen gezicht. Hiervoor is een structuurvisie geformuleerd, ‘Almere 2.0’, waarbij ingezet wordt op duurzaamheid, robuuste groenstructuur, zelfvoorzienendheid, eigen initiatief en vooral prettig wonen en werken( bron 3). In de structuurvisie worden deze ambities samengevat in “De Almere Principles” (zie bijlage1). De stad krijgt ca. 60.000 nieuwe woningen en 100.000 extra arbeidsplaatsen. Deze groei draagt bij aan de economische ontwikkeling van de noordelijke Randstad en het ecologische herstel van het Markermeer en IJmeer. 1.2 Vraagstelling Ons projectgebied ligt aan de oostkant van Almere en omvat de uitbreidingslocatie Almere Oost en de nog te realiseren robuuste ecologische verbinding Oostvaarderswold. De geplande ecologische verbinding tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwe, is komen te vervallen vanwege het wegvallen van verdere financiering. Is er een ander mogelijkheid om de verbinding tot stand te brengen zonder Vitale natuur? Ons plangebied moet van de 60.000 geplande woningen er 15.000 tot 18.000 gaan herbergen waarbij de nadruk ligt op nieuwe duurzame woonvormen in een landelijk omgeving. Door het veranderende klimaat moeten er maatregelen getroffen worden. Zowel oorzaken als effecten van de opwarming moeten worden aangepakt. Dit resulteert in de volgende concrete vragen

- Het verbeteren van het woon- en werkklimaat in Flevoland - Het bergen van water. - Verbinden van de natuurgebieden met het vaste land. 1.3 Kijkrichtingen natuur (zie fig. 1.2-1.5) Het Planbureau van de Leefomgeving heeft in het rapport ‘Natuurverkenning 2010-2040’ vier kijkrichtingen ontwikkeld om het denkraam voor het natuurbeleid te verruimen. Elke kijkrichting schetst een ideaaltypisch beeld van Nederland in 2040, gebaseerd op de opgave en de drijfveren waarvoor de kijkrichting is ontwikkeld. De vier kijkrichtingen zijn: Vitale natuur- beleefbare natuur functionele natuur - inpasbare natuur. Uit het rapport van Roel Bakker, ‘ Natuur in Flevoland, eindrapport open planproces’. Blijkt dat :”het interessante van Flevoland als gebied is dat alle vier de kijkrichtingen een plaats kunnen krijgen als het gaat om natuur.”

- 15.000-18.000 woningen in een duurzame en klimaat robuuste omgeving. - Vergroten van de recreatie mogelijkheden. - Het ontwikkelen en compenseren van natuur. rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 11


fig. 1.2. Vitale natuur

fig. 1.3 Beleefbare natuur

fig. 1.4 Functionele natuur

fig. 1.5 Inpasbare natuur

pagina 12

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013


De richting vitale natuur als kijkrichting lijken we te gaan verlaten, de drie andere kijkrichtingen leveren verschillende ontwerp scenario’s op. Drie bureau’s werken de opgave uit op basis van een van de kijkrichtingen.

Ecologie: Hoe kan Gert het hert zijn route naar het vaste land vinden? Wonen: Duurzaam wonen in de natuur kan dat?

1.4.Bureau visie inpasbare natuur: Ons is gevraagd een plan te ontwikkelen op basis van de kijkrichting ‘inpasbare natuur’. De opgave van inpasbare natuur volgens het PBL is: • De economische lusten van natuur versterken en de lasten van natuurwetten en regelgeving beperken. Drijfveren: • Natuur is mooi en belangrijk, maar ondergeschikt aan andere functies. • Natuur is robuust, dynamisch en past zich aan. • Belemmeringen voor economische ontwikkeling die voortvloeien uit wetten en regelgeving moeten worden weggenomen Wij gaan er vanuit dat natuur niet alleen mooi en belangrijk is maar zelfs dat dit het startpunt is en dat andere functies hier ingepast worden. Natuur is de drager. In plaats van gescheiden werelden ontstaat er verweving van functies en een meervoudig ruimtegebruik op basis van ecosysteemdiensten. Een dynamisch geheel van mogelijkheden voor mens en dier. De economische lusten worden door verweving vergroot en dit levert op de lange termijn per saldo meer op voor mens en natuur. ( zie bijlage “Blauwe Economie voor voorbeelden ) Dat is inpasbare natuur volgens ons. Daar ligt nu de opgave voor de ontwikkeling van “Oostvaardersland 2.0”. 1.5 Projectuitgangspunten: Natuur: Natuur als drager, alles is natuur, wat is dat dan?

Bodem en water: Wat doen we met het zout? Klimaat: Hoe gaan we om met de gevolgen van klimaat verandering? Energie: Hoe ziet het nieuwe energie landschap eruit? Landbouw: Is de natuur ons landbouwareaal ? 1.6 Doelstelling Ons doel is het maken van een masterplan voor het plangebied waarbij het concept uitgerold kan worden over de hele Flevopolder. 1.7 Naamgeving Binnen de provincie Flevoland worden de drie gebieden Oostvaardersplassen, OostvaardersWold en Hosterwold tezamen het Oostvaardersland genoemd. Waarbij het OostvaardersWold het ruim 1.800 hectare groot gebied is tussen de Oostvaardersplassen en het Hosterwold in Zeewolde. Omdat deze drie gebieden gezamenlijk ons plangebied vormen noemen wij dit het Oostvaardersland 1.0. Voor het eerst in de geschiedenis van de provincie Flevoland echter verandert een grootschalig gebied van functie vandaar dat wij dit plan ‘Oostvaardersland 2.0’ noemen, met een knipoog naar de structuurvisie van ‘Almere 2.0’.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 13


1 2. ANALY S E


Hoofdstuk 2: Analyse De Flevopolder is aan de zee onttrokken en geheel achter de tekentafel gevormd. ‘God created the World, but the Dutch created The Netherlands.’ Dit gezegde is bij uitstek toepasbaar op de Flevopolder. Na de tweede wereldoorlog werden door de Zuiderzee werken enorme oppervlakken land toegevoegd aan Nederland en door de drooglegging kwamen er grote arealen landbouwgrond beschikbaar op vruchtbare kleigrond. Al snel na de inpoldering werd de Flevopolder ook gebruikt om woningbouw te plegen om zo de woningdruk op de Randstad te verlichten. De aanvankelijk op grootschalige landbouw gerichte Flevopolder werd ontworpen als een rationeel en open landschap, slechts op de slechtere gronden verrezen er productiebossen. Met de komst van de woningbouw kwam ook de vraag naar recreatie bossen met een meer natuurlijk karakter. De natuurgebieden in de Flevopolder liggen in een rationeel kavelpatroon maar hebben in veel gevallen een natuurlijk beeld. Dit is met name bij de Oostvaardersplassen het geval. Dit gebied is ontstaan bij de drooglegging van Zuidelijk-Flevoland in 1967. Er bleef een laag water staan in het toen laagste deel van de polder nabij de Oostvaardersdijk. Dit vormde het beginpunt van de ontwikkeling van een nieuw natuurgebied in ons land. Om met bioloog Frans Vera te spreken (1988): “Samen met de slikvlakte eromheen was dat de kiem van een onverwacht spontane en ongemeen uitbundige uitbarsting van planten- en dierenleven.” Het gebied van de Oostvaardersplassen heeft in die 40 jaren een successie doorgemaakt van nat slikkengebied tot een grootschalig moerasgebied. ( Bron 13) Om grip te krijgen op de complexiteit van de opgave hebben we door middel van een inventarisatie een aantal conclusies getrokken die als leidraad kunnen dienen tijdens de ontwerpende zoektocht. Bij de analyse van het landschap wordt het rangorde model van Piket gehanteerd. Dit model zet de meest dominante factor voorop waarbij de volgende verdeling ontstaat: 1. Klimaat 2. Geologie 3. Bodem en Water 4. Flora en Fauna Daarnaast hebben we een aantal factoren opgenomen die

vallen onder Occupatie en die relevant zijn voor de opgave en het gebied te weten : Wonen Infra Landbouw recreatie Begonnen wordt met de een korte omschrijving van de ligging en het landschap waarbij we gekeken hebben naar de verschillende schaalniveaus met hun context. Te weten Nederland, regio IJsselmeerpolders en tot slot op het niveau van zuidelijk Flevoland. De conclusies voortvloeiend uit de inventarisatie en analyse worden verder uitgewerkt in de daaropvolgende hoofdstukken. rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 15


Amsterdam

pagina 16

Flevopolder

Utrecht

Nederland

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

fig. 2.2 Ligging plangebied in Nederland

Almere Zeewolde fig. 2.4 Open polder nabij Vogelweg

fig. 2.3 Ligging plangebied in IJsselmeergebied

Lelystad


2.1 Ligging en landschap Zoals op de kaart duidelijk te zien is ligt ons plangebied bijna in het midden van Nederland in een driehoeksverhouding met de grote steden Amsterdam en Utrecht ( Fig. 2.2). Oorspronkelijk was de Flevopolder bedoeld als grootschalig landbouwgebied voor de voedselvoorziening van de Randstad. Dat is te zien aan de grote kavels en rationele indeling. Al gauw werd de polder ook een plek voor nieuwe steden zoals Almere en Lelystad die de overloop van de Randstad moesten opvangen. In de daarop volgende decennia groeiden ze uit tot grote slaapsteden.

groter lijken. Dichter bij Almere is het landschap meer ingericht voor menselijk vertoeven, al blijven de maten ruim bemeten. Er is meer opgaand groen waardoor de rationele verkaveling niet zo nadrukkelijk aanwezig is. De verkaveling, infrastructuur, plassen en watergangen in de stad Almere hebben een meer organisch karakter, door de meerkernige opbouw van de stad. Het sluit hiermee qua vorm aan op de zuidoostelijke uitbreiding van Amsterdam, de Bijlmer.

Ontstaan uit het IJsselmeer is het landschap van de Flevopolder de ultieme klei-polder met een bovenmenselijke maatvoering. De boerderijen liggen verloren bijeen in clusters van vier tussen de eindeloze rijen windmolens en uitgestrekte graanvlaktes, letterlijk “in the middle of nowhere�( Fig.2.4). Het sporadische opgaande groen doet de enorme ruimte nog

Het landschap van de Flevopolder is vooral een productielandschap. Alleen langs de randen is er nu plaats voor andere invullingen zoals natuur, recreatie en wonen. Door zijn centrale ligging, ruimte en vruchtbare grond heeft het gebied enorme potenties om uit te groeien tot multifunctioneel verbijf-, energieen natuurlandschap.

Conclusie

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 17


pagina 18 / rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

fig. 2.7 AHN plangebied met Giskaart.

fig. 2.6 Hoogtekaart IJsselmeergebied. Bron 1

fig. 2.5 Overstromingskaart Nederland. Bron 1.


2.2 Klimaat Nederland Nederland heeft een vochtig, gematigd klimaat. Hierdoor kennen we tamelijk koele zomers en zachte winters. Er is een neerslagoverschot waarbij de regelmatige over het jaar verdeelde neerslag in de zomer sneller verdampt dan in de winter. Daardoor kan er in de zomer een vochttekort optreden en in de winter een overschot. Door de klimaatverandering komen steeds vaker grotere extremen van natte periodes en droogte voor. Dit brengt voor Nederland behoorlijk ingrijpende opgaven met zich mee. Waterafvoer, berging en waterkeringen moeten berekend zijn op extreme omstandigheden. Als deltagebied van de Europese rivieren de Rijn en de Maas hebben we te maken met steeds grotere piekafvoer van water vanuit het buitenland. De afvoer op zee wordt bemoeilijkt door de rijzende zeespiegel. De gevolgen hiervan zijn in de afgelopen decennia in zowel hoog- als laag Nederland voelbaar geweest. Met name de problemen met waterberging en wateropslag heeft grote gevolgen voor zowel de landbouw-, glastuinbouw en weidegebieden, als voor steden en dorpen in risicogebieden ( Fig. 2.5). De reactie van de Rijksoverheid met het project “Ruimte voor de rivier” is kenmerkend voor de nieuwe visie op waterbeheer. Hier is een vorm van klimaatadaptatie gevonden die werkt mèt het water in plaats van ertegen.

zoute kwel vanuit de ondergrond naar boven door te weinig zoetwater tegendruk. Dit heeft grote gevolgen voor de landen tuinbouw in de betreffende gebieden maar ook voor de drinkerwatervoorziening. In de meeste gevallen wordt gezocht naar versterken van de zoetwaterbuffer als tegendruk tegen het (zwaardere) zoute en brakke water. IJsselmeergebied Het IJsselmeer is belangrijk voor zowel de watervoorziening als de afwatering van zijn aangrenzende gebieden. Door de zeespiegelstijging komt dit systeem onder druk te staan. De vraag is of het waterpeil in het IJsselmeer aangepast moet worden aan de nieuwe zeespiegel of gelijk moet blijven aan het huidige winterpeil. Verhoging van het waterpeil heeft onder andere verstrekkende gevolgen voor de karakteristieke vissersdorpjes langs de IJsselmeerkust. Bij meestijgen met het zeeniveau zullen zij verdwijnen achter hoge dijken. Daarmee wordt het unieke, cultuurhistorische karakter van het IJsselmeer aangetast. In het rapport “Het Nieuwe Peil” Deltaprogramma IJsselmeergebied worden verschillende scenario’s geschetst met diverse gevolgen voor de directe omgeving. Voor zover ons bekend is de definitieve beslissing hierover nog niet genomen. Zuidelijke Flevopolder

In droge periodes wordt er minder water aangevoerd door de rivieren en verdampt er meer water, zodat verdroging van de bodem optreedt. Dit is een probleem voor de landbouw, maar zeker ook voor de natuur. Ook de scheepvaart op de grote vaarroutes heeft last van lage waterstanden. Watergekoelde energiecentrales hebben moeite voldoende koelwater te krijgen. Water vasthouden in het eigen gebied is de oplossing. Hiervoor worden overal in Nederland op verschillende manieren maatregelen getroffen door bijvoorbeeld beekjes weer te laten meanderen en retentiegebieden aan te leggen. Door de zeespiegelstijging vindt er zowel in natte als in droge periodes infiltratie van zout plaats vanuit zee door indringing in de riviermondingen. Door diepgaande drooglegging komt

De klimaatverandering heeft in ons plangebied vooral invloed door de grotere extremen van nat en droog ( Fig. 2.7). Doordat de polder heel open is zal verdroging sneller optreden doordat het water in sloten en bodem sneller verdampt. In natte periodes kan het water vanwege de kleiige bodem niet snel wegzakken. Conclusie Voor ons plangebied liggen de klimaat opgaven vooral in de piekafvoer van water en oplossingen voor verdroging tijdens extreem droge periodes. Hier liggen echter ook kansen om de oorzaken van de klimaatverandering aan te pakken. rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 19


pagina 20 / rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

fig. 2.9 Geologische doorsnede

fig. 2.8 kaart van het Holoceen landschap. Bron 3


2.3 Geologie Nederland De bodem in Nederland loopt grofweg af van zuid-oost naar noord-west. Bovendien kantelt de bodem steeds verder richting noordzee door plaattectoniek van de aardkorst. De (diepe) ondergrond bestaat hoofdzakelijk uit dekzand en is gevormd in het Weichselien. Vanaf het begin van het Holoceen tot nu zijn door zeespiegeldaling of stijging meerdere lagen zand, klei en veen afgezet of juist geërodeerd waardoor de ondergrond zeer gelaagd van opbouw is ( Fig. 2.8). IJsselmeergebied Het IJsselmeer, de voormalige Zuiderzee, is ontstaan doordat meren in het veengebied aan elkaar groeiden. Door verbinding met de Noordzee werd er meer veen weggeslagen dan dat er aan kon groeien en zetten zich, afhankelijk van de snelheid van de stroming dikke zand- (in het noorden) en kleilagen (in het zuiden) af. Omdat dit onderwaterafzettingen zijn, zijn ze in horizontale richting zeer eenvormig. Alleen naar de randen toe zijn de afzettingen wat zandiger door golfwerking.

dan 2 meter. Dit betekent dat water onder natuurlijk verval kan afstromen. Verder zijn er in de ondergrond oude rivierafzettingen van de smeltwaterrivier de Eem te vinden in de vorm van zand en klei. Hoewel deze lagen tot wel 30 meter onder het maaiveld liggen hebben ze invloed op de geomorfologie van de polder. De golven in het wegdek van de Vogelweg zijn hier getuigen van. Door verschillen in zetting van deze bodemlagen is de bodem in dit gebied niet overal geschikt voor bebouwing. Conclusie Ondanks de geringe hoogteverschillen is er toch sprake van een natuurlijk verval van water van zuid naar noord. Er is zeer weinig reliëf in de polder, maar het weinige reliëf heeft wel degelijk invoed op het bodemgebruik ( Fig. 2.9).

Zuidelijke Flevopolder Door de hierboven beschreven reden is de bodem in de zuidelijk Flevopolder tamelijk homogeen en bestaat voornamelijk uit kalkrijke klei en zavel. Langs de randen bevinden zich meer zandige gronden. Doordat de bodem van het IJsselmeer, de voormalige Zuiderzee, komvormig was, loopt de bodem van de Flevopolder in noordeljke richting af. Het natuurlijke hoogteverschil in Zuid-Flevoland is iets meer rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 21


pagina 22 / rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

fig. 2.12 Inklinkingskaart zuidelijk Flevoland

Fig. 2.11 Bodemkaart Flevopolder

Fig. 2.10 Hoogtekaart diepte kaart Nederland. Bron 4.

NAP


2.4 Bodem en Water Bodem Nederland De bodem in Nederland loopt grofweg af van zuid-oost naar noord-west. Hierdoor ligt Nederland voor een groot deel onder zeeniveau ( Fig. 2.10). IJsselmeergebied Het IJsselmeergebied behoort tot het centrale zeekleigebied. Het zeekleilandschap is vlak en open. Op zeekleigronden vindt doorgaans grootschalige landbouw plaats. Kleigrond is namelijk erg voedselrijk, houdt lang water vast en levert grote opbrengsten per hectare. Zuidelijke Flevopolder

Deze bodemdaling wordt versterkt door de ontwatering ten behoeve van de landbouw in het gebied. De grondwatertrappen variĂŤren tussen grondwatertrap IV en VII en worden kunstmatig op peil gehouden. Door het wegpompen van het grondwater komt met chloride vervuild water uit diepere grondlagen naar boven waardoor de bodem ongeschikt wordt voor akkerbouw. Met name voor het landbouwgebied ten zuiden van de Lage Vaart en ten zuidoosten van Almere gaat dit in de nabije toekomst problemen opleveren ( Fig. 2.12). Conclusies De problemen in de landbouw door bodemdaling en vervuiling van het grondwater met chloride zullen door handhaving van het huidige waterpeilbeleid niet afnemen maar door verdere inklinking juist toenemen. Daarom geldt met name voor het gebied direct ten zuidoosten van Almere dat hier naar een andere bestemming voor de grond gezocht moet worden.

De bodem in ons plangebied bestaat voornamelijk uit kalkrijke klei en zavel. Er treedt bodemdaling op door rijping van de kleilagen. Dit is zowel een natuurkundig- als een chemisch proces waardoor de structuur van de grond verandert en compacter wordt. Dit proces is onomkeerbaar.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 23


fig. 2.13 Waterkaart Nederland

Lage Vaart

pagina 24 / rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

Hoge Vaart

fig. 2.14 Waterkaart IJsselmeergebied. Bron 1.

Hoge Vaart fig. 2.15 Watersysteem zuidelijke Flevopolder

Lage Vaart


Water Nederland Nederland is een deltagebied en ligt voor een groot deel onder zeeniveau. ( Fig. 2.10) Door het waterbeheer, de uitgebreide waterwerken en de beschermende duinkust houdt Nederland droge voeten. Er is een duidelijke verschil tussen de hoger- en lager gelegen gebieden. Ook in Hoog Nederland krijgt men door piekafvoer van water te maken met wateroverlast door een grotere toevoer vanuit het buitenland en, met name op de overgang van hoog naar laag, door het afstromen van het water over ondoordringbare lagen in de ondergrond. IJsselmeergebied Het Ijsselmeer is het grootste zoetwaterbekken van Nederland en van groot belang voor de watervoorziening van Noord Nederland. In de zomermaanden, bij droogte, is het IJsselmeer watervoorzienings-gebied voor de omringende gebieden. Ook wordt het water gebruikt om sloten en kanalen waar brak water infiltreert, door te spoelen. In natte periodes wordt water afgevoerd via het IJsselmeer naar de Waddenzee. Het feit dat de Flevopolder uit het IJsselmeer is gevormd, heeft een paar verstrekkende gevolgen voor de waterhuishouding van het gebied. Het is een droogmakerij en er zal altijd gepompt moeten worden. De bodem van de zuidelijke Flevopolder helt van zuidoost naar noord-west. Door middel van stuwen wordt het water in de hogere delen vastgehouden. De polder ligt gemiddeld zo’n 4m onder NAP en wordt aan alle kanten omringd door water en dijken. Achter de dijken is sprake van lokale kwel. Hierdoor is de bodem minder geschikt voor woningbouw en de meeste vormen van akkerbouw. Vanuit de Utrechtse heuvelrug en de Veluwe komt ook rijpe kwel omhoog. Doordat de ondergrond de zeebodem was van de voormalige Zuiderzee, is het grondwater door chloridevervuiling van matige kwaliteit. Door (te) sterke drooglegging van het gebied komen dieper gelegen zoutlagen eerder in contact met het grondwater, waardoor de verzilting verergert.

De polder is opgedeeld in 2 waterafvoer-afdelingen ( Fig. 2.14, 2.15). Door de grote kavels liggen de afwatersloten en vaarten ver uit elkaar. Het noord-westelijke deel watert voornamelijk het stedelijk gebied en het grote landbouwgebied in het midden af via de Lage vaart naar gemalen Blocq van Kuffeler, Wortman en Colijn. Door de hogere concentraties afvalstoffen in het water is de waterkwaliteit in het noordwestelijk deel lager dan die in het zuid-oostelijke deel, dat via de Hoge vaart afwatert op de Blocq van Kuffeler, Colijn en Lovink. Het streefpeil in het noord-westelijke deel is -6.20 m NAP, in het zuid-westelijk deel is dat -5.20 NAP. De drooglegging is in het stedelijk gebied ca. 1.80m onder het maaiveld, in het zuid-oostelijke deel en in de landbouwgebieden is dat ca. 1.40m. Lokaal: Zuidelijke Flevopolder Met name in het middengebied van de Flevopolder is weinig open water. De landbouwkavels zijn groot en de afvoersloten volgen allemaal het rationele verkavelingspatroon. In het gebied ten zuid-oosten van Almere zal als gevolg van de bodemdaling in de komende decennia, bij gelijkblijvend grondwaterpeil wateroverlast optreden. Verdere verlaging van het peil leidt tot meer verzilting en inklinking waardoor het huidige grondgebuik op den duur niet meer mogelijk zal zijn. Conclusie Water is voor Nederland, maar zeker voor de Flevopolder een hot item. Water is onontbeerlijk voor de landbouw en de natuur in het gebied maar zorgt ook voor overlast en problemen. Voor ons plangebied liggen de wateropgaven vooral in de opdringing van zoute kwel uit de ondergrond door de combinatie van bodemdaling en ontwatering. Ook is de waterafvoer in periode van extreme regenval een probleem en uitdroging in periodes van extreme droogte of hitte. Adaptatie aan de nieuwe omstandigheden zal van een flexibeler watersysteem moeten komen, waarbij waterretentie, opslag en recycling een belangrijke rol spelen.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 25


pagina 26 / rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

fig. 2.18 Bestaande groenstructuur zuidelijk Flevoland

fig. 2.17 Ecologische hoofdstructuur IJsselmeergebied

fig. 2.16 Ecologie Nederland


2.5 Flora en Fauna Nederland

Zuidelijke Flevopolder

Nederland vertoont qua natuur vooral een versnipperd beeld. Er is overal wel een beetje groen, maar de echte natuur is verbannen naar de plekken die niet geschikt zijn voor bebouwing of landbouw. Zo zijn de Veluwe en het waddengebied met daartussen het IJsselmeer onze grootst aaneengesloten natuurgebieden ( Fig. 2.16). Het waddengebied is een gebied waar de natuurlijke processen nog dominant zijn en geen menselijk ingrijpen behoeven. Dit gebied is internationaal belangrijk door zijn natuurlijk karakter en door zijn grote rijkdom aan water- en moerasvogels. De Veluwe daarentegen is een door menselijk toedoen ontstaan landschap met heide, dennenbossen en zandverstuivingen. We ervaren de Veluwe als echte natuur terwijl het gebied in feite is opgedeeld in allemaal kleine reservaatjes met hekken er omheen. De Veluwe heeft internationaal echter een belangrijke rol te vervullen in de migratiemogelijkheden van onder andere de grote grazers zoals het edelhert.

De zuidelijke Flevopolder is een centraal gelegen gebied met aan de oostzijde de Veluwe, in het zuiden de Utrechtse heuvelrug en aan de westkant de kust met zijn duingebied. De huidige kaart van Zuidelijk Flevoland laat zien dat ook hier de natuur teruggedrongen is tot de randen met de Oostvaardersplassen en de nabij gelegen Lepelaarplassen in het noordwesten, de productiebossen langs de randmeren in het zuidoosten en Almere Hout in het zuiden ( Fig. 2.18). De Oostvaarders- en Lepelaarsplassen zijn als twee grootste moerasgebieden van Nederland aangewezen als Natura 2000-gebieden en zijn belangrijk voor watervogels en grote grazers. De Oostvaardersplassen liggen echter geheel geïsoleerd van andere natuurgebieden waardoor overbevolking dreigt en er geen migratie mogelijk is.

IJsselmeergebied Ook het IJsselmeergebied is een uniek natuurgebied van (inter-)nationale betekenis ( Fig. 2.17). Het is een van de zee afgesloten, benedenstrooms gelegen, zoet laaglandmeer met een relatief jong ecosysteem. Door de aanwezigheid van ondiepe voedselrijke wateren is het gebied aantrekkelijk voor vele diersoorten. Grote aantallen vogels foerageren, ruien, broeden en rusten in het grootschalige open water en aan de randen van het gebied. Het voedselrijke, relatief ondiepe systeem met een rijk bodem- en waterleven (waterplanten, vissen en bodemfauna) vormt hiervoor de basis. Het IJsselmeergebied vormt een onmisbare schakel in de vogeltrekroutes tussen Siberië en Afrika. Daarnaast zijn er in de randmeren uitgestrekte waterplantenvelden te vinden. Een goede waterkwaliteit, passend bij een zoet laaglandmeer, vormt de basis voor het rijke, maar kwetsbare ecosysteem.

Het hele middengebied van de Flevopolder is puur functioneel productielandschap. Hier en daar zijn wat groene en blauwe structuren aangebracht die kunnen dienen als corridor voor kleine zoogdieren maar de nadruk ligt op grootschalige landbouw ten behoeve van de export. Hoofdwegen zoals de Vogelweg, de Tureluurweg en de Gooiseweg zijn beplant met een aantal rijen populieren. In het stedelijke gebied is veel ruimte ingeruimd voor groen. Door de relatief jonge leeftijd heeft dit nog een erg aangeplant karakter. Toch wordt Almere als een groene stad ervaren. Conclusie Flevoland is omringd door grote Natura 2000 gebieden. De centrale ligging van het gebied schept mogelijkheden om een belangrijke rol te spelen in het Europese Natura 2000 verhaal. Om bijzondere natuur te behouden en te versterken is een ecologische verbinding naar de Veluwe noodzakelijk. Door het wegvallen van verdere financiering van het project Oostvaarderswold zal er echter naar een andere, meer economisch verantwoorde vorm gezocht moeten worden die goed is voor mens én dier. rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 27


pagina 28 / rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

fig. 2.21 Bebouwingsconcentraties zuidelijk Flevoland

fig. 2.20 Begbouwingsconcentraties IJsselmeergebied

fig. 2.19 Bebiouwingsconcentraties Nederland


2.6 Wonen Nederland De concentratie van wonen is verspreid met een duidelijke verdichting met grotere gemeentes in het westen van het land, met name de Randstad ( Fig.2.19).In het midden en westen van Nederland wordt de meeste groei verwacht. De reeds dichtbevolkte gebieden in met name de Randstad zoeken nog steeds uitbreiding. In de buitenste randen van Nederland, met name in het oosten en het uiterste zuidoosten en noordoosten van Nederland verwacht men krimp. IJsselmeergebied: Flevoland heeft een aantal grotere gemeentes waarvan Almere veruit de grootste is. Amsterdam en het Gooi vormen een rand met bebouwing dicht bij Flevoland. Vanwege de hoge bebouwingsdichtheid van de Randstad is uitbreiding van woongebieden richting Flevoland een reĂŤle optie. De bebouwingsconcentraties in het westen, ( oa hoogstedelijk Amsterdam) hebben een hogere bebouwings dichtheid per hectare dan de gebieden in het zuidoosten ( de Gooi en Vechtstreek) waar sprake is van een kleinere korrelgrootte. De bebouwing concentraties in Flevoland bevinden zich voornamelijk langs de randen van de polder, een uitzondering hierop vormt Dronten dat vrij centraal in het noordelijk deel van de polder ligt ( Fig. 2.20). Lelystad en Dronten en hun buitengebied hebben een radiale opbouw. Het midden gebied van Flevoland heeft verspreide los staande bebouwing in de vorm van enkele boerderijen bij elkaar in een lineaire opbouw. De aantrekkelijkheid van het wonen in

Flevoland is de aanwezigheid van vrije kavels, ruimte en de kosten van woningen liggen lager dan het omliggende vaste land. Over het algemeen is de korrelgrootte beduidend kleiner dan op het vaste land. De Gemeentes langs het Gooi meer zoals Muiden, Blaricum en Eemnes hebben te maken met krimp. Amsterdam en Diemen hadden in 2009 een piek-groei, Almere had een enorme piek in 2002, daarna liep de groei terug. Zuidelijke Flevopolder: Almere is ĂŠĂŠn van de gemeentes grenzend aan de Randstad waar groei nog volop mogelijk is, de concentratie van wonen bevindt zich nu in het westelijke puntje van de Flevopolder. Inmiddels wordt er al uitgebreid richting de zuidwestelijke rand van de polder. Almere valt in de categorie van de 10 grootste gemeentes van Nederland qua inwoners. Het midden gebied van de zuidelijke Flevopolder is nog geheel agrarisch met boerderijen langs lange rechte wegen, een open landschap met een aantal grote boerderijen met enorme schuren in de open vlakte ( Fig. 2.21). In het zuidoostelijke deel ligt langs de kust het dorp Zeewolde. Het gehele plangebied valt onder de gemeente Zeewolde. Conclusie Het westen van de Flevopolder heeft behoefte aan een meer stedelijk woonmilieu wat aansluit op de hoogstedelijke woonmilieus van Amsterdam en omstreken. Het zuidoostelijk deel van de Flevopolder sluit qua korrelgrootte meer aan op de nabijgelegen woonmilieus van de Gooi- en Vechtstreek. rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 29


pagina 30 / rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

fig. Belangrijkste infrastructuur zuidelijk Flevoland

fig. Infrastructuur IJsselmeergebied. Bron 1

fig. 2.22 Wegenkaart Nederland. Bron 4


2.7 Infra Nederland

Zuidelijke Flevopolder

Nederland ligt op de overgang van land en zee, van belangrijke binnenscheepvaartroutes naar de grote internationale scheepvaartroutes van de Noordzee. Met een uitgebreid treinspoornet en een groot aantal snelwegen sluit de infrastuctuur aan op het Europese spoor- en wegennet. In de Randstad is het netwerk véél compacter dan in de buitengebieden ( Fig.2.22).

De infrastructuur van de zuidelijke Flevopolder is zeer functioneel van opzet, vanuit het idee van scheiding der functies. Het gebied wordt regionaal ontsloten door twee snelwegen de A6 en de A27. Hiervandaan loopt de N305 om het middengebied heen. De Vogelweg loopt er dwars doorheen en sluit aan op een grid van kleinere wegen waarlangs de boerderijen liggen (Fig. 2.24). In Almere is de meerkernige opbouw de leidraad geweest voor het wegennet. De hoofdontsluitingswegen lopen om de kernen heen, waardoor de kernen min of meer van elkaar gescheiden worden. Daarbinnen hebben ze hun eigen structuur van wegen en paden. Doordat de wegen in des stad steeds om de kernen heen lopen is het moeilijk om je te oriënteren. Er is geen logisch patroon om te volgen. Derhalve is de bezoeker sterk afhankelijk van bewegwijzering of navigatiesystemen.

IJsselmeergebied De Randstad wordt door een aantal noord-zuid en oost -west routes verbonden met de rest van Nederland. Één belangrijke, de A6, verbindt Amsterdam met Almere en Noord Nederland. De A27 verbindt Utrecht met Almere, waardoor het heel centraal ligt ( Fig. 2.23). De bereikbaarheid wordt in de nabije toekomst verbeterd door het verbreden van zowel de A6 als de A27. Door een nieuwe treinverbinding door de polder is de aansluiting op Oost en Noord Nederland verbeterd. Door in te zetten op de ontwikkeling van Almere tot een meer zelfstandige stad met z’n eigen voorzieningen op het gebied van werkgelegenheid en scholing wordt gepoogd de verkeersdruk op de snelwegen te verminderen.

De wegen langs de randmeren en het gebied daarlangs hebben een landelijk karakter en volgen het iets afwijkende verkavelingspatroon. Conclusie De infrastructuur Van de Flevopolder is vooral gericht op het efficient vervoeren van goederen, mn. landbouwproducten en de opbrengst van de visserij. De verbindingen met het vaste land haken aan op de ´ringweg´die over de hele polder loopt. De belangrijkste ontsluiting naar het vasteland ligt aan de westkant. De Vogelweg doorsnijdt de polder en vormt een kenmerkende lijn in het landschap. rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 31


pagina 32

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

natuurgebied ecologische waarde groenstructuur binnen agrarisch gebied

Weide gronden Bollenvelden Akkerbouw Stedelijk gebied

fig. 2.27 Verkavelinsstructuur landbouwgebied

grootschalige landbouw

fig. 2.26 Landbouw versus natuur IJsselmeergebied

Veeteelt/grasland

fig. 2.25 Landbouw in Nederland

Akkerbouw Fruitteelt


2.8 Landbouw Nederland

Zuidelijke Flevopolder

De landbouwgronden in geheel Nederland beslaan zo’n 22858 km2 dit is tweederde van het totale landoppervlakte ( Fig. 2.25). Flevoland samen met Zeeland en Noord Groningen vormen hiervan de grootste aaneengesloten gebieden met akkerbouw. Flevoland is met het doel van grootschalige landbouw drooggelegd. De ondergronden van de landbouw- gronden bestaan veelal uit voedzame rivier- of zeeklei. De hoger gelegen zandgronden en de nattere gronden zijn hoofdzakelijk in gebruik als grasland voor de veeteelt.

Het gehele middengebied van de Flevopolder is ingericht als een rationeel verkaveld, grootschalig, landbouw gebied De schaalgrootte van de boeren bedrijven is naar Nederlandse begrippen erg groot (Fig. 2.27). Niet gehinderd door de historische groei van boeren bedrijven, die vaak versnipperde stukken grond hebben, heeft men hier direct van de start af grote kavels uit gegeven. Dit is duidelijk terug te zien in de rechtlijnige kavels die open en bloot in het landschap liggen. Het is een puur functioneel landschap met nagenoeg alleen akkerbouw in het middendeel met wat fruit teelt langs de Hoge Vaart. Langs de zuid- westelijke randen, op de wat armere gronden, zijn er weilanden voor melkvee.

IJsselmeergebied De landbouw en visserijsector vormen de bakermat van de Flevolandse economie. Van oudsher was er al een levendige vishandel langs het IJsselmeer met een internationale afzetmarkt. Door het droogleggen van de Flevopolder kwam hier nog een enorm oppervlakte aan landbouwareaal bij waarbij het al snel duidelijk werd dat Flevoland de beste landbouwgrond van Europa heeft ( Fig. 2.26). De provincie stimuleert de visserij en landbouwsectoren om hun activiteiten te verdiepen en te verbreden en nieuwe markten aan te boren waarbij het streven tevens is om het grootste areaal biologische landbouw van Nederland te krijgen.

Conclusie De rechtlijnige en ruim opgezette landbouwkavels zijn erg bepalend voor de functionele uitstraling van het landschap.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 33


pagina 34 / rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

fig. 2.30 Recreatievoorzieningen zuidelijk Flevoland

fig. 2.29 Recreatievoorzieningen Flevopolders

fig. 2.28 Belangrijkste Recreatiegbieden Nederland


2.9 Recreatie Nederland

Zuidelijke Flevopolder

In heel Nederland ligt een uitgebreid netwerk van recreatie voorzieningen. waarbij er een aantal gebieden zijn die een aantrekkingskracht hebben voor heel Nederland en daarbuiten. Daarnaast zijn er door heel Nederland verspreid een aantal Nationale parken zoals het National park de Hoge Veluwe. De aanwezigheid van een Nationaal Park kan de recreatieve aantrekkelijkheid groter maken, in ieder geval de bekendheid. Daarnaast zij er de ‘verhalen’ waarmee regio’s zichzelf op de kaart zetten en aan de hand waarvan recreatie structuren en samenwerking verbanden kunnen ontstaan ( Fig. 2.28). Flevoland heeft zich ‘nog’ niet geprofileerd. De bijbehorende structuur ontbreekt nog op landelijk niveau.

Langs de kust van het IJsselmeer, in de Flevopolder, liggen jachthavens en accommodaties voor verblijfsrecreatie ( Fig. 2.29). Daarnaast zijn er stranden met toegang tot ( zwem) water en gebieden waar de beleving van de natuur en het landschap een belangrijke rol spelen. Ook zijn er verscheidene wandel- en fietsroutes aangelegd met picknickvoorzieningen veelal in de nog jonge bossen die voornamelijk langs de randen van de polder te vinden zijn in de nabijheid van de dorpen en steden. De zuidelijke Flevopolder heeft naast bosgebieden ook de Oostvaardersplassen waar men, weliswaar op afstand, kan genieten van de enorme populaties water-vogels en grote grazers. Vanwege de oorspronkelijke opzet van grootschalige landbouw is het middengebied recreatief weinig aantrekkelijk. De fiets en wandelontsluiting naar het middengebied is dan ook karig ( Fig. 2.30).

IJsselmeergebied In het IJsselmeergebied zijn veel verschillende toeristische trekpleisters. Het IJsselmeer zelf is met de uitgebreide watersport mogelijkheden de grootste trekpleister. De waterrecreatie mogelijkheden en de nabijheid van pittoreske oude vissersdorpjes en de havenplaatsen op het vaste land maken dit gebied aantrekkelijk. Amsterdam is internationaal gezien een stad met een enorme recreatieve functie waarbij het IJsselmeer bijna in de achtertuin ligt. In het zuid-westen ligt het Gooi en verder naar het oosten ligt de Veluwe, al deze gebieden op het vaste land hebben een sterk recreatie netwerk.

Conclusie De Flevopolder heeft zich zelf nog niet met een verhaal op de kaart gezet, door een goed verhaal kan dit de aantrekkelijkheid en bekendheid een impuls gegeven wat economisch interessant kan zijn. Recreatie is een belangrijke bron van inkomsten en wordt gezien als belangrijk voor een aantrekkelijke woon- en werkomgeving. Kortom, er valt nog veel te ontwikkelen op het gebied van recreatie in zuidoost Flevoland maar volgens de parabel van de schoenverkopers die naar Afrika gingen, betekent dat juist nieuwe kansen!

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 35


Gebruikers matrix Eisen: Behoud van verworvenheden zoals vrijheid en ruimte

Lokale boeren, 1e en 2e generatie jaarrond Eisen: Handelsrelatie met de stad, bereikbaar met de fiets en OV vanuit de stad Stadsboeren, nieuwe generatie, vaak met nevenactiviteiten. Verbonden met de stad.Jaarrond

Vrijheidzoekers, pioniers met een vrije geest, vernieuwend. Jaarrond pagina 36

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

Ruimtezoekers, jonge gezinnen die de stad uit willen, hoog opgeleiden met zelfstandig beroep

Eisen: Basisvoorzieningen op loop/ fietsafstand, creche, lagere school, veilige fiets- en wandelpaden

Eisen: Korte wandelroutes, goed wandelpad, bewegwijzering, bankjes Ommetjesmakers, leeftijd 35-85, lokale bewoners of verblijfsrecreanten, jaarrond

Wandelaars, leeftijd 23-75, rustzoekers

Eisen: Speelgroen, Educatieve programma’s, veilige fietspaden en wandelpaden

Schoolkinderen, leeftijd 6-12 Eisen: Ruimte voor eigen initiatief, innovatie, kunstzinnigheid, toegankelijkheid met auto

Eisen: Routes, horeca, OV, Bewegwijzering, diverse paden parkeergelegenheid

Eisen: Vogelkijkhutten, rust, Struinroutes, onverharde paden, parkeergelegenheid

Natuurrecreanten, leeftijd 18-70, bewust, onderzoekend, rustzoekers

Fietsers, leeftijd 23-65, bewoners, bezoekers of verblijfsrecreanten, van april tot oktober

Eisen: Goed onderhouden fietspaden, routes, knooppunten, horeca, parkeergelegenheid


2.10 Sociaal ruimtelijke analyse Almere is een stad, waarin de middenklasse overheerst. Almere is op dit moment meer woonstad dan werkstad en in het woningbestand overheerst het suburbane woonmilieu. Uit de sociale analyse blijkt dat de huidige samenleving van Almere hoofdzakelijk bestaat uit gezinnen.

en welgestelden. De eerste twee categorieën zullen vooral geïnteresseerd zijn in het groen stedelijk wonen met goede voorzieningen op loopafstand. De andere groepen zijn uit zichzelf mobieler en meer op zoek naar verbeelding, eigenheid en ruimte.

Door de schaalsprong van Almere zal er een toename te zien zijn van de vrije geesten, ontwikkelde stedelingen en welgestelden. Het aandeel dynamische families en traditionalisten neemt af. Vooral in de nieuwe gebieden is sprake van instroom van huishoudentypen die anno 2008 ondervertegenwoordigd zijn. De groeiende bevolkingsgroepen zijn doorgaans de groepen die de cultuurdragers van de samenleving vormen.

De nieuwe gebruikersgroepen zijn in twee categorieën op te splitsen:

Almere zal in de toekomst onderdeel uitmaken van de metropool Amsterdam-Utrecht. Metropolitanen maken gebruik van het hele scala aan voorzieningen dat de regio te bieden heeft, zoals de culturele voorzieningen en uitgaansmogelijkheden van Amsterdam en Utrecht, de landschappelijke kwaliteiten van het Groene Hart en de Utrechtse Heuvelrug, de recreatieve kwaliteiten van de historische binnensteden en het IJmeer. De nieuwe bewoners van Almere 2.0 zijn studenten of juist ouderen, creatievelingen, ontwikkelde stedelingen

De huidige en nieuwe bewoners van het plangebied. De bezoekers van het plangebied zoals dagjes mensen en verblijfsrecreanten. Elk groep heeft zijn eigen kenmerken en eisenpakket. Deze zijn samengebracht in een matrix. Conclusie Ruimte voor eigen inbreng en een breed aanbod van recreatie is belangrijk voor de toekomstige bewoners en gebruikers van het gebied.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 37


pagina 38 / rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

fig. 2.33 Natuur in de Oostvaardersplassen

fig. 2.32 Wateroverlast

fig. 2.31 Productielandschap


2.11 Conclusies analyse Klimaatopgave, woningopgave, natuuropgave Het landschap van de Flevopolder is vooral een productielandschap. Dat is te zien aan de rationele, ruim opgezette landbouwkavels die erg bepalend zijn voor de functionele uitstraling van het landschap ( Fig. 2.31). De infrastructuur sluit daarbij aan. Er is zeer weinig reliĂŤf in de polder, maar de ogenschijnlijke homogene ondergrond heeft wel degelijk invoed op het bodemgebruik. Met name het gebied direct ten zuidoosten van Almere zal vanwege bodemdaling en de daarmee gepaard gaande wateroverlast een andere bestemming moeten krijgen. Water is onontbeerlijk voor de landbouw en de natuur maar zorgt mede door de klimaatverandering ook steeds meer voor overlast en problemen ( Fig.2.32). Voor ons plangebied is dat vooral de opdringing van zoute kwel uit de ondergrond door de combinatie van bodemdaling en ontwatering. Ook is de waterafvoer in periode van extreme regenval een probleem en uitdroging in periodes van extreme droogte of hitte. Adaptatie aan de nieuwe omstandigheden zal van een flexibeler watersysteem moeten komen, waabij waterretentie, opslag en recycling een belangrijke rol spelen.

financiering van het project Oostvaarderswold dwingt ons naar een andere, meer economisch verantwoorde vorm te zoeken. Oostvaardersland heeft door zijn centrale ligging, ruimte en vruchtbare grond enorme potenties om uit te groeien tot multifunctioneel verbijf-, energie- en natuurlandschap. Recreatie is een belangrijke bron van inkomsten en is onontbeerlijk voor een aantrekkelijke woon- en werkomgeving. Wat betreft de woonopgave van 15.000/18.000 nieuwe woningen in het gebied heeft het gebied dicht bij Almere meer behoefte aan een stedelijker woonmilieu wat aansluit op de hoogstedelijke woonmilieus van Amsterdam en omstreken. Het zuidoostelijk deel van ons gebied sluit qua korrelgrootte meer aan op de nabijgelegen woonmilieus van de Gooi- en Vechtstreek. In het aanpakken van de woonopgave in combinatie met de klimaat- en natuuropgave liggen kansen om ook de oorzaken van de klimaatverandering aan te pakken door het stimuleren van duurzame woningbouw in harmonie met zijn natuurlijke omgeving.

De Flevopolder heeft zich recreatief gezien nog niet met een verhaal op de kaart gezet. Een goed verhaal kan de aantrekkelijkheid en bekendheid van Oostvaardersland een impuls geven. De Oostvaardersplassen zijn zo´n verhaal. Maar om de bijzondere natuur van de Oosvaardersplassen te behouden en te versterken is een ecologische verbinding naar de Veluwe noodzakelijk ( Fig. 2.33). Het wegvallen van de rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 39


fig.

3. V I SI E E N CON C EP T


Hoofdstuk 3. Visie Oostvaardersland 2.0 Àlles is natuur. Van de zeearend bij de Oostvaardersplassen naar de halsbandparkieten in het Vondelpark tot en met de grassprietjes die tussen de tegels van de “tuin” van mijn buren groeien. Natuur, àlle natuur, is de drager van ons plan. Een groen “tapijtje” waar we de overige functies “uit scheppen”! In plaats van gescheiden werelden krijg je verweving van functies en een meervoudig ruimtegebruik op basis van ecosysteemdiensten. Ecosysteemdiensten zijn diensten die door de natuur worden geleverd ( Fig. 3.2-3.3). Dit kan gaan om productiediensten zoals levering van schoon drinkwater, hout of voedsel of regulerende diensten in de vorm van gewasbestuiving, koolstofvastlegging in het bos of waterzuivering in rietmoerassen. Culturele diensten zijn bijvoorbeeld educatie, recreatie en gezondheid en ondersteunende diensten zijn de nutriëntenkringloop en bodemvorming. Hoe groter de biodiversiteit in een ecosysteem, hoe gezonder het systeem en hoe groter de hoeveelheid ecosysteemdiensten er geleverd kunnen worden.

Fig. 3.2 Ecosysteemdiensten, bron natuurkennis.nl

Fig. 3.3 Output Ecosysteemdiensten, bron natuurkennis.nl

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 41


fig. 3.4. De Veluwe

fig. 3.5.Uitsparingen

fig.3.6 Enclave op de Veluwe, Hoenderloo

fig. 3.7.Recreatie op de Veluwe

pagina 42

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013


Vervolg Visie De Flevopolder is een onnatuurlijke, door mensen gecreëerde situatie. Als we stoppen met pompen loopt de polder onder. Maar we kunnen die kunstmatige waterhuishouding ook in ons voordeel gebruiken. Op plaatsen waar het nodig is ( ten zuidoosten van Almere) in verband met bodemdaling en verzilting, gaan we de bodem vernatten door het huidige peil los te laten. Door de bodem gradiëntrijker te maken kan hier gevariëerde nieuwe natuur ontstaan. In ons plan worden door inpassing van functies zoals landbouw, wonen en recreëren veel overgangen gecreëerd tussen het ene en het andere ecosysteem. Juist deze overgangen zijn van groot belang voor de biodiversiteit. Natuur is flexibel en past zich aan, mits het de daarvoor benodigde ruimte en tijd krijgt. Een robuuste groene onderlegger met ruime marges is dus een vereiste. Door de centrale ligging tussen de uitgestrekte Natura 2000 gebieden heeft Oosvaardersland de potentie om een belangrijke schakel te worden in de Europese ecologische hoofdstructuur. Door zich hiermee te verbinden kan een dynamisch geheel van mogelijkheden ontstaan voor mens en dier. Met als kijkrichting Inpasbare natuur (wel de lusten maar niet de lasten) is de vraag: “Wat levert dat op?” een legitieme vraag. Bij natuur als puur natuur zonder menselijke inmenging, mogen in ons dichtbevolkte land kanttekeningen geplaatst worden. Maar het is zeer de vraag of gescheiden denken de duurzame oplossing is voor de toekomst. Uitroeien wat niet in ons straatje past, waardoor de ene onderdrukkende maatregel na de andere moet worden ingevoerd om te blijven functioneren, levert uiteindelijk meer problemen op, zoals in de inleiding al werd geschetst. Uit onderzoek ( zie bijlage 3‘De Blauwe economie’) is gebleken dat menselijke activiteit en biodiversiteit heel goed samen kunnen. Waarom de natuur als een losstaand element zien? Zijn wij niet onderdeel van die natuur? Wij mensen hebben het vruchtgebruik van de natuur, maar zijn

ook verantwoordelijk om de voorraad op peil te houden voor de komende generaties. Daarvoor zullen we onze strategie moeten aanpassen. Net zoals we erachter gekomen zijn dat samen werken mèt het water door het de ruimte te geven uiteindelijk méér veiligheid oplevert dan door het proberen te bedwingen, kunnen we ook kiezen om samen te werken met de natuur. Het vergt wat ‘omdenken’ maar wij menen dat biodiversiteit als strategie in plaats van monocultuur, leven in en met de natuur in plaats van ernaast, op de langere termijn rendabeler is. Dát is volgens ons “inpasbare natuur”. Referentiegebied: De Veluwe De Veluwe wordt gezien als Nederlands grootste natuur- en recreatie gebied. Van bovenaf gezien lijkt het zelfs wel één aaneengesloten bosgebied met hier en daar een open plek met heide en zandverstuivingen. Èchte natuur! Als we verder inzoomen bemerken we echter dat in de open plekken enclaves met bebouwing en kleine akkertjes verscholen liggen. Landhuizen, welnesscentra, herstellingsoorden, maneges, sjieke hotels; het is allemaal te vinden in de alles omvattende structuur van het groen. De Veluwe wordt gewaardeerd om zijn natuurwaarde. Hieraan wordt ook nog eens een goede boterham verdiend ( Bron 17). Maar de Veluwe wordt doorsneden door velerlei wegen en om elk stukje bos staat een hek om het wild binnen te houden. In onze visie zou het juist andersom moeten zijn: De natuur is de drager, de overkoepelende structuur. De andere functies passen zich hierin. Als er al een hek moet komen, dan is dat om de inpassing heen en niet om de natuur. (zie fig 3.11 en 3.12) De natuur is onze graanschuur die ons allerlei diensten levert. Door in te spelen op wat de natuur ons te bieden heeft en ons daar in te voegen als een aanvulling, niet als een concurent, kunnen we een duurzaam antwoord vinden op de opgaven van deze tijd.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 43


pagina 44

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

fig. 3.10 Bloemrijk grasland van het zeekleigebied

fig. 3.9 Bos van voedselrijke gronden

fig. 3.8 Zoet klei- oermoeras

Welke natuurlijke ontwikkelingen zullen in de polder optreden, uitgaande van de abiotische kenmerken van de polder, wanneer de natuurlijke processen de vrije loop wordt gelaten en welke landschapsbeelden horen hierbij?


fig. 3.12 Inpasbare natuur volgens ons.

fig. 3.11 Inpasbare natuur nu

3.1 Natuur, wat is dat dan? NATUUR (HET VRIJE ONBEBOUWDE LANDSCHAP, DAT WAT RONDOM DE MENS IS; OORSPRONG VAN ALLE SCHEPPENDE KRACHT M. Philippa e.a. (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands De Natuur is de drager van ons plan. Maar hoe ziet dat er dan uit? We gaan uit van de Potentiele Natuurlijke Vegetatie (PNV) zoals die zich zonder menselijk ingrijpen zou voordoen in de nieuwe situatie en plaatsen daar de menselijk inpassingen in. Dit levert een rijkdom aan gradiënten op die de biodiversiteit bevordert en diverse eco-systemen herbergt. Hiervan profiteren zowel flora als fauna als ook de mens. Voor het hele plangebied geldt dat de natuur zich vrijelijk moet kunnen bewegen. De ruimte wordt waar mogelijk multifunctioneel ingezet, met respect voor de natuur en elkaar. Maar ga dat een edelhert maar eens uitleggen als hij sappige slablaadjes ruikt. Dus waar vermenging met natuur niet wenselijk is zal de ingepaste functie afgeschermd moeten worden, bij voorkeur met natuurlijke middelen zoals meidoornhagen, sloten of greppels. Vanaf Almere komen we in zuidoostelijke richting eerst het halfopen, natte landschap tegen van het klei-oermoeras. Net als in de Oostvaardersplassen lopen hier de grote grazers vrijelijk rond en zorgen voor een natuurlijke instandhouding van het halfopen landschap. Otters en bevers vinden hier hun natuurlijke biotoop en diverse watervogels foerageren in het gebied. Voorbij de Vogelweg gaat dit plotseling over in hoog opgaand bos van de vochtige, voedselrijke gronden, afgewisseld met open plekken voor akkerbouw, veeteelt of bebouwing. In het bos loopt het vee en het grootwild rond en voorziet de mens van heerlijk vlees. Het bos is de ideale plek voor allerlei vleermuizen en zangvogels. Ten zuidoosten van de Hoge Vaart wordt het landschap grootschaliger en opener door grotere oppervlaktes met akkerbouw en veeweiden, afgewisseld met houtwallen of singels. Door het toepassen van bloemrijke akkerranden en natuurlijke oevers langs sloten en watergangen wordt de

biodiversiteit bevordert en het ecosysteem versterkt. Allerlei insecten, vlinders en kleine zoogdieren profiteren hiervan. In bijlage 2: wordt in de vorm van staalkaarten de betreffende natuurdoeltypen en hun beheer in een matrix uiteengezet. Door de natuur als basis te nemen is de ecologische verbinding van de Oostvaardersplassen naar de andere Natura 2000 gebieden eigenlijk vanzelfsprekend aanwezig. Daar waar conflicterende situaties ontstaan moet ter plekke naar een natuurvriendelijke oplossing worden gezocht. En die oplossing levert wellicht wel méér op dan verwacht. Zo zijn natuurvriendelijke oevers uiteindelijk veel goedkopen in het beheer dan de klassieke beschoeide oevers en brengt biologisch vlees uit het bos meer op dan die armzalige plofkip. Vanuit deze redenering komen wij uit bij het volgende concept.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 45


Groningen

Concept Alles is natuur behalve...

vernatting van de bodem tegen verzilting en inklinking

Lelystad

Zwolle

fig.

fig.

Almere

grootschalige landbouw voor regionale consumptie

Amsterdam

15.000 duurzame en klimaatbestendige woningen

Utrecht pagina 46

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

ecologische verbindingen met medegebruik van andere functies zoals recreatie, wonen en kleinschalige landbouw fig. 3.13 Concept tekening


3.2 Concept Als we uitgaan van het lagenmodel (Fig.4.2) en we nemen de natuur als uitgangspunt, dan moeten alle andere functies daar op een economisch rendabele wijze ingepast worden. Eerst kijken we op basis van de geomorfologie, bodem en water wat voor natuur zich waar zou kunnen ontwikkelen (Potentiële Natuurlijke Vegetatie). Dan “gummen” we alle bestaande functies zoals Almere, de belangrijke infrastructurele routes en een groot deel van de landbouwgebieden in het midden uit het groen, evenals de nieuw in te passen functies zoals wonen en (stads-) landbouw. Zo krijgen we een plan waarbij alles natuur is, behalve wat een andere functie krijgt waarbij natuur een ondergeschikte rol moet spelen. Functies worden zo veel mogelijk gecombineerd met de bestaande (nieuwe) natuur.

Ons Concept is dus: Àlles is natuur behalve...

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 47


4. M A S TER P L AN fig. 4.1 Doorsnede bestaand en doorsnede nieuw

pagina 48

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013


Hoofdstuk 4. Masterplan De basis voor ons masterplan is de natuur. De natuur zoals die er rond het jaar 2050 uit zou kunnen zien op basis van de aangepaste geomorfologie, de bodem en de waterhuishouding. Hierbij is rekening gehouden met de mogelijke klimaatverandering, de voortschrijdende bodemdaling en zeespiegelstijging. Het landschap van de Flevopolder zal een ingrijpende metamorfose ondergaan. Van open, uitgestrekt, bijna onmenselijk wijds polderlandschap transformeert het in een bosrijk landschap met vele gradiÍnten zowel in afwisseling van open en gesloten als in dichtheid van bebouwingseenheden. De overgang van nat naar droog bepaald eveneens het verschil in landschapsbeelden die we vanaf de stad door het landschap heen naar het zuidoosten tegenkomen. Ons plan is geen letterlijk plan in de zin van een ontwerp dat in deze vorm overgenomen en uitgevoerd dient te worden. Het is een manier van denken die het beeld van de toekomst volgens bepaalde principes moet invullen. De uiteindelijke vorm wordt bepaalt door de reeks van transformaties die volgens de principes worden ingepast. Met oog voor detail, landschap èn het grote geheel.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 49


LAGENMODEL PRINCIPES

Totaalplaatje

Infrastructuur bestaand en nieuw

Bebouwing bestaand en nieuw

fig.

Groenstructuur volgens PNV

fig. 4.2 Lagenmodel

Ondergrond AHN

pagina 50

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013


Fig. 4.4 Principe 2

fig. 4.3 Principe 1

4.1 Principes De uitgangspunten van de opgave Oostvaarderswold 2.0 zijn duurzaamheid, een hoog niveau van zelfvoorzienendheid voor de wooneenheden, ruimte voor individueel ondernemerschap en kleinschalige initiatieven op het gebied van woningbouw, landbouw en andere economische activiteiten. Hierbinnen moet ruimte gereserveerd worden voor een ingepaste ecologische verbinding tussen de Oostvaardersplassen en de omringende natuurgebieden. Hiervoor zijn de volgende principes geformuleerd:

PRINCIPE 2 De plek bepaalt. De bodem, de geomorfologie, de waterhuishouding en de onderlegger van natuur bepaalt welke functies wรกรกr ingepast kunnen worden.

PRINCIPE 3 Zelfvoorzienende eenheden op elk schaalniveau. Vanaf het kruidenplantje op de keukentafel tot en met de door bio-brandstof aangedreven energiecentrale, er wordt op elk schaalniveau gezocht naar innovatieve en duurzame oplossingen voor voedselproductie, energieopwekking en afvalverwerking.

fig. 4.5 Principe 3

PRINCIPE 1 Alles is natuur tenzij... Alle andere functies worden ingepast in een ondergrond van natuur, gebaseerd op de PNV van de plek.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 51


fig. 4.8 Referentie ca. 500 woningen pagina 52

/ rapport Almere / april 2013

fig. 4.7 Referentie ca. 1000 woningen

fig.

fig.

fig. 4.6 Referentie ca. 4000 woningen

fig. 4.9 Referentie max. 10 woningen


4.2 Korrelgrootte van bebouwing In het Masterplan is een gradiĂŤnt te zien van bebouwingsdichtheid die verloopt van dicht en dorps-stedelijk tot los en zeer landelijk. Op de rand van het natte gebied net onder Almere komt een relatief grote stadsuitbreiding in de vorm van een stads dorp van ca 4000 woningen. Het gebied daar onder, in de bocht van de A27, kenmerkt zich door veel opgaand groen met een aantal middelgrote dorpen en wat kleinschalige landbouw. Het middengebied heeft een heel eigen karakter door de afwisseling van hoog opgaand bos met open plekken voor landelijk wonen in kleine gehuchtjes met landbouw. In het bos loopt het vee en staan boswoningen die geĂŻntegreerd zijn in het bos, los van de bosvloer. Het zuidelijke gedeelte heeft een heel agrarisch karakter met vrij grootschalige boeren bedrijven met een duurzame bedrijfsvoering, gecombineerd met erfwoningen.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 53


fig. 4.10 Doorsnede Vogelweg

pagina 54

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013


fig. 4.11 Vogelweg

fig. 4.12 Snelweg A27

4.3 Infra

De vogelweg is de belangrijkste grote ontsluitingsweg van het gebied. Het is een tweebaansweg die gelijkvloers loopt met aan weerszijde een driedubbele rij laanbeplanting. Onder de bomen door loopt aan beide zeiden een fietspad. Aan de zuidkant gaat de wegbegeleidende beplanting direct over in hoog opgaand bos. Ten noorden van de weg bevinden zich hier en daar plukjes met bomen waarachter het halfopen, natte gebied met plassen, graslanden en wilgenstruweel zich uitstrekt.

De snelweg A27 verbindt de Flevopolder met Utrecht. Waar deze de Vogelweg kruist gaat de Vogelweg met een viaduct over de snelweg heen. De snelweg loopt gelijkvloers in het landschap en heeft in de toekomst 6 rijbanen. De weg wordt begeleid door aan weerszijden een driedubbele bomenrij die in het open, natte gebied richting A6 teruggebracht wordt tot een enkele rij aan weerskanten. Zo wordt het halfopen landschap vanuit de snelweg beleefbaar maar ligt de snelweg niet open in het landschap.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 55


0

2500

pagina 56

5000

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

10000 M


4.4 Toelichting Masterplan Wat opvalt aan het Masterplan is dat het groen is. Een groen tapijt dat zelfs doorloopt tot in de stad Almere. In dat groen zijn andere functies als het ware uitgegutst. Deze nieuwe functies bestaan uit zo’n 15.000 tot 18.000 nieuwe woningen, kleinschalige landbouw en stadslandbouw, een onderzoekscentrum voor innovatie en techniek en allerlei vormen van duurzame energieopwekking en afvalverwerking.

Ons plangebied bestaat uit het deel van Flevoland dat vanaf het zuid-oosten van Almere langs het voormalige Oostvaarderswold naar beneden loopt tot aan de randmeren, maar het principe zou verder uitgerold kunnen worden over de rest van de Flevopolder. Het grote, aaneengesloten hoog opgaande bos ten noordoosten van de grens van ons gebied geeft dus alleen de PNV weer waarin naar believen functies ingepast kunnen worden. Hier is ook plaats ingeruimd voor grootschalige landbouw die voorlopig nog nodig zal zijn voor de economie maar in de loop der tijd omgevormd dient te worden naar duurzamer vormen van landbouw, bijvoorbeeld agroforestry.

Het middengebied kenmerkt zich door hoog opgaand groen in de vorm van iepenrijke eiken-essenbos waarin open plekken zijn vrijgelaten voor inpassing van wonen, werken en landbouw. Dit levert een kleinschalig , afwisselend landschap op met tal van kansen voor mens en dier. Het gebied ten zuiden van de Hoge Vaart heeft een sterk agrarisch karakter met grotere open stukken uit het groen gegutst. Het opgaande groen bestaat hier gedeeltelijk uit houtwallen en singels. Hier kan agroforestry toegepast worden om de biodiversiteit te verbeteren.

Het gebied direct ten zuid-oosten van Almere buiten staat bekend als een probleemgebied voor de landbouw in verband met zout water dat in het grondwater infiltreerd. Het antwoord hierop is het gebied omvormen tot een groot, waterrijk kleioermoeras, vergelijkbaar met de Oostvaardersplassen, waar ruimte is voor natuur, recreatie, waterretentie, waterzuivering, energieopwekking, viskweek en begrazing door grote grazers zoals edelheren die vanuit de Oostvaardersplassen over het ecoduct over de A6 naar het gebied kunnen migreren.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 57


5 . U I T WER KI N G


Hoofdstuk 5. Uitwerking In de vorige hoofdstukken hebben we onze visie over de natuur als de drager van het plan uitgelegd. In dit hoofdstuk gaan we in op de stap van concept naar uitwerking van onze visie op inpasbare natuur. Hoe komen we van een lege polder naar een bijna arcadisch landschap? We hebben het hier niet over de verheerlijking van het pastorale landschap zoals we dit kennen uit de schilderijen van oude meesters. In ons plan is de natuur de basis. De verschillende functies zoals wonen, voedsel- , energieproductie en grondstoffen worden verweven met de onderliggende groenstructuur. Deze groenstructuur is nog niet of alleen in aanzet aanwezig. Hoe deze door aanleg en beheer tot stand moet komen ligt buiten het bestek van dit rapport. Wij beperken ons tot een beschrijving van lanschapsbeelden op basis van de gevolgde principes. Wel verwijzen we naar een studie “Zelfvoorzienend Flevoland, De natuur als landbouwareaal, Onderzoek naar productielandschappen in de Flevopolder” (zie zie bron 22). In de analyse van het masterplan bekijken we de ruimtelijke principes zoals ze uit het masterplan naar voren komen. Door een strip uit het masterplan te nemen waarin deze ruimtelijke principes op verschillende manieren vookomen, wordt duidelijk gemaakt wat dit aan verschillende landschapsbeelden oplevert. Hiervoor onderzoeken we welke functies en ecosysteemdiensten op welke plek inpasbaar zijn en hoe dat eruitgaat zien. Er zijn vier gebieden met een eigen karakter. Deze worden achtereenvolgens besproken door middel van sfeerbeelden, referentiebeelden en een doorsnede. Arcadië: het ideale land Bossen en heuvels van een adembenemende schoonheid, vol dicht gebladerde bomen en duizenden soorten bloemen. Een kudde schapen loopt grazend in het groene veld. De schaapsherders scheren wol of melken het vee. Sommigen spelen op een fluit, anderen zingen daarbij. Achter een eik verscholen kijken naakte nimfen lachend naar een ram die rare capriolen uithaalt. Op dat moment verschijnen vier saters, met geitenpoten en hoorns op hun hoofd. Zachtjes sluipen zij door het struikgewas om de nimfen te verrassen.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 59


pagina 60 / rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

fig. 5.3 Infra en kavelstructuur

fig. 5.2 Ruimte - massa

fig. 5.1 Korrelgrootte


5.1 Analyse Masterplan In dit hoofdstuk worden de opeenvolgende gebieden uit het masterplan nader bekeken. De verschillen worden door ligging en/ of ondergrond en de inpassing van functies bepaald. Om te kijken hoe die gebieden zich tot elkaar verhouden en welke functies hier verweven worden is het masterplan geanalyseerd. Hieruit volgen drie ruimtelijke principes: • We zien een verschuiving van korrelgrootte van bebouwing. • Verschil in de verhouding van ruimte en massa die wordt gevormd door bebouwing of groenstructuur. • Infra- en kavelstructuur is herkenbaar als onderliggend vormprincipe.

Korrelgrootte We hebben al gezien dat de korrelgrootte iets zegt over de grootte van de clusters bebouwing in de verschillende delen van het plangebied. De grootste korrel is de klein stedelijke bebouwing waarbij de dichtheid rond de 50w/HA ligt met een woongebied van zo’n 4000 woningen. De daaropvolgende locatie varieert tussen de 2000 en 1000 dorpswoningen met een dichtheid rond de 30w/Ha. In het middengebied, ten zuiden van de vogelweg, bevinden zich kleine dorpjes en gehuchtjes die verspreid liggen maar wel op fietsafstand van elkaar. Het zijn clusters van 500 woningen en minder met een dichtheid van 25w/ha. De kleinste korrel vinden we ten zuiden van de hoge vaart waar er sprake is van woonclusters ter grootte van een erf met meerdere gebouwen.

In het middengedeelte ten zuiden van de Vogelweg wordt de massa gevormd door opgaand groen en niet zozeer door bebouwing. In het bos zijn open plekken ontstaan door kleinschalige landbouw. Tenslotte zijn er de open ruimtes ten zuiden van de Hoge vaart en wordt de massa gevormd door robuuste randen rondom de open plekken van de landbouw. Echter in alle gevallen zijn de verhoudingen zodanig dat er nog steeds gesproken kan worden van: “Alles is natuur”. Bestaande kavels en infra In het masterplan is waar mogelijk uit gegaan van bestaande infrastructuur en lijnen in het landschap die nu zo kenmerkend zijn voor deze polder. Dit is het meest voelbaar in het gebied ten zuiden van de Hoge Vaart waar de arealen landbouwgrond groter zijn dan in de andere gebieden.

Massa-Ruimte In het masterplan is goed te zien dat de massa in het gebied ten zuidoosten van Almere gevormd wordt door bebouwing en opgaand groen, de open ruimtes zijn in dit schaalniveau klein.

Het gebied dat op het masterplan wordt aangeduid met ‘grootschalige landbouw’ valt buiten de uitwerking.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 61


fig. 5.4 Stadswonen

fig. 5.5 Strip nieuwe situatie:

fig. 5.6 Strip bestaande situatie

pagina 62

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

Dorpswonen

Stads wonen

Landelijk wonen

Dorps wonen

Landelijk wonen

Erf wonen

Erf wonen


5.2 Uitwerking: De strip We hebben een uitsnede, in de vorm van een strip, uit het masterplan genomen waarbij de variatie in ruimtelijke principes goed te zien is. De strip is onderverdeeld in verschillende deelgebieden met ieder een eigen karakter. In de matrix worden per gebied de verschillende functies en ecosysteemdiensten aangegeven die er in het betreffende gebied ingepast kunnen worden en op welke manier. Op een lager schaalniveau wordt gekeken wat deze inpassingen aan landschapsbeelden en overgangen in het landschap oplevert. In de doorsnede (fig. 5.4 ) is duidelijk de overgang van veel massa naar meer open ruimte te zien. Een aparte rol is weggelegd voor het gebied net ten zuidoosten van Almere. Door de vernatting van dit gebied ontstaat een half open natuurlijk landschap. Alleen aan de randen hiervan is bebouwing mogelijk (fig. 5.5 ). Deze richt zich qua sfeer en bebouwingsdichtheid op de stad Almere maar is toch zeer verbonden met de natuur die aan zijn voeten ligt.

De onderliggend verkaveling (fig. 5.6) is vooral te herkennen in de aanzet van belangrijke wegen en in de richting en vorm van de uitsparingen in het groen. Met name in het natte gebied en het bosgebied worden harde lijnen verzacht door overgangszones van het ene naar het andere biotoop.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 63


5.3 De Strip Inpassings Matrix

fig. 5.10 Erf wonen

fig. 5.9 Landelijk wonen

fig. 5.8 Dorpswonen

fig. 5.7 Stadswonen

Deelgebieden

pagina 64

WONEN

Stadswonen. laagbouw en wat gestapelde bouw max. 6 lagen. ruim opgezet. woningen langs bosrand en langs open waterrijk landschap.

INFRASTRUCTUUR

LANDBOUW

VEETEELT

HOUTKAP

De snelweg met wegbegeleidende beplanting overige wegen zijn uitgegutst in de natuur. Lokale tweebaansweg met ruime fietspaden is ontsluitingsweg. Openbaar vervoer bus. veel fietspaden en wandelpaden. Vogelweg en snelweg met wegbegeleidende beplanting. Overige wegen uitgegutst in natuur. lokale weg met fietspaden. Wegen tussen dorpjes, bus verbinding. Fietspaden en wandelpaden.

moestuinen kleinschalig binnen de buurtjes en langs de randen

in de bossen aan de zuidzijde lopen runderen van het stadscollectief `wat je van dichtbij haalt is lekker.

Oogsten van wilgentenen langs waterpartijen

Kleinschalige landbouw zoals de opzet van de kemphaan,

In de bossen lopen runderen en varkens.

Hakhout bosjes

Landelijk wonen, vrije kavels in gehuchtjes, kleine dorpjes waar een hoge mate van autarkie mogelijk is. wonen langs open akkers, bosranden maar ook letterlijk in het bos. kleinschalige boerenbedrijven.

Gebruikmakend van bestaande rechtlijnige infra als hoofdontsluiting, uitgegutst in de natuur. fijnmazige secundaire routes, fietspaden en wandelpaden.

Landbouw, biologisch met In de bossen lopen runderen lokale en regionale afzetmarkt. en varkens. Boeren hebben brede functiesbehalve productie ook educatie en recreatie.

Hakhout bosjes en houtwallen

Erf wonen in een overwegend agrarische omgeving, wonen en werken wordt hier optimaal verweven.

Gebruikmakend van bestaande infra deze lijnen versterken met robuuste groene randen.

Duurzame gedifferentieerde landbouw, agroforestry met regionale en landelijke afzetmarkt.

Houtteelt in agroforestry

Dorps wonen nieuwe stijl. duurzame moderne bouw. ruim opgezet, doorweven met groen.

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

In de bossen lopen runderen en varkens.


VISKWEEK

WILD

Viskweek bij de plassen ten In Almere Hout loopt wild, noordosten van de bebouwing herten, vossen.

RECREATIE

WIND EN ZONNE ENERGIE

ZUIVERINGSMOERAS

Intensief recreatie gebied met waterrecreatie. Fietspaden, ruiterpaden, wandelpaden. Picnick gelegenheid, mountainbike parcours en survivalbaan. Vollop sportgelegenheid. Recreatiegebied van Almere. Intensief recreatiegebied met verblijfsaccomodatie, wandel en fietsgelegenheid, ruiterpaden en wellness mogelijkheden.

Zonnecollectoren op de daken noordoosten liggen hergebruik van grijs water zuiveringsmoerassen.

Recyclen en upcyclen zijn hier de termen. Zonnecollectoren op de daken, wind energie boven de bossen

geen zuiveringsmoeras

Intensief recreatiegebied met verblijfsaccomodatie, Kamperen bij de boer. Wandel en fietsgelegenheid,ruiterpaden. waterrecreatie. Survival tochten.

combinaties van zonne en windenergie( boven de bossen)

zuiveringsmoerassen aan de noordzijde van de Vogelweg.

Windenergie

geen zuiveringsmoeras

geen viskweek

Wild loopt in de bossen

Viskweek ten noorden van de Vogelweg.

Wild loopt in de bossen en kan vanuit de Oostvaardersplassen overal heen.

geen viskweek

Wild loopt in de bossen en kan Kampeergelegenheden, via de randmeren richting de fietsroutes, de randmeren Veluwetrekken. waterrecreatie.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 65



fig. 5.12 Huidige situatie

fig. 5.11 locatie stadswonen op Masterplan

5.4 Stadswonen in de natuur Het gebied ten zuidoosten van Almere zal sterk van karakter veranderen. Het nu nog open agrarische landschap zal door vernatting en vergraving omgevormd worden tot klei-oermoeras. In dit half-natuurlijke landschap lopen de grote grazers vrij rond. Zij zorgen ervoor dat het moeras niet verlandt en dichtgroeit. Het landschap heeft hier een halfopen karakter. Open plassen met rietvelden wisselen elkaar af. Daartussen geven bosschages van wilgenstruweel de open ruimte structuur en diepte. De natuur is vrij toegankelijk op de paden en wordt alleen in het broedseizoen plaatselijk afgeschermd. Hier ligt een prachtig recreatiegebied onder handbereik van Almere met de nieuwe woon uitbreidingen die zich langs de rand van dit gebied kunnen ontwikkelen.

fig. 5.14 Riet moeras

Op het pleintje tussen de huizen spelen kinderen terwijl de ouders de strategie voor de gemeenschappelijke moestuin bespreken. Op een bankje in de schaduw voeren de opa´s een diepgaand gesprek terwijl pa net terugkomt van een struintocht in de natuur. Er zijn tal van recreatieve routes die veelal over kleine lokale wegen lopen. De zuidzijde van de daken hebben de ideale hoek voor zonnepanelen en de warmwatervoorziening geschiedt door middel van zonneboilers. Auto´s worden zo veel mogelijk uit het zicht geparkeerd en elektrisch rijden wordt gestimuleerd door centraal gelegen oplaadpunten. Uiteraard is er een uitstekende busverbinding naar Almere en Amsterdam.

fig. 5.13 Knotwilgen geknot

Zo kan er dicht bij de stad Almere een middelgroot dorp verrijzen met veel ruimte en groen waar uiteindelijk plaats zal zijn voor zo’n 4000 nieuwe woningen. De bebouwing heeft een semi-stads karakter waarbij de nadruk ligt op innovatieve, experimentele bouw en moderne gestapelde woningen met duurzame voorzieningen.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 67


A

pagina 68

stadsrand

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

zuiveringsriet

water

rietmoeras

A 27

A1


fig. 5.17 Thermische zonneboiler

fig. 5.16 Groen dak met zonnepanelen

A

fig. 5.15 Locatie doorsnede

A1

fig.5.18 wonen aan het water

Door de ruime opzet en de stedelijke architectuur sluit dit dorp aan op Almere en de noord stedelijke Randstad. Er is een speelse afwisseling tussen open en gesloten, laagbouw en lage hoogbouw. Duurzaamheid wordt nagestreefd door zoveel mogelijk gebruik te maken van zonne-energie. Ook binnen het dorp is voldoende open ruimte om gezamenlijke activiteiten te ontplooien.

fig. 5.20 Vlonderpad drassig

fig. 5.19 Gezamelijke moestuin

Door de natte ondergrond worden de bomen hier niet uitzonderlijk hoog. Wilgen, elzen en essen voeren hier de boventoon. De A 27 die langs het gebied loopt wordt afgeschermd door een rij populieren. Vanaf de weg is wel zicht op het waterrijke, halfopen landschap.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 69



fig. 5.22 Huidige situatie

fig. 5.21 locatie Dorpswonen op Masterplan

5.5 Dorpswonen In dit gebied komt de nadruk in de toekomst te liggen op de kleinschaligheid. Het nu nog kale, weidse productielandschap zal ingevuld worden met hoog opgaand bos waarin kleine enclaves zijn uitgespaard voor gezellige dorpjes met langs de randen en in het bos stadslandbouw ten behoeve van de plaatselijke horeca, welzijnsinstellingen en natuurlijk de lokale bevolking. Door de ligging tussen de A27 en Almere Hout is de bereikbaarheid uitstekend en zorgt ze voor een hecht contact tussen de stad en het dorpse buitenleven.

fig. 5.24 Klimbos

Tussen Almere Hout, de Vogelweg en de snelweg A27 liggen een paar knusse dorpjes met de kleinschaligheid die daarbij past. De dorpsstraat is ĂŠĂŠnrichtingsverkeer en alleen voor bestemmingsverkeer bedoeld. Hij fungeert dan ook vooral als openbare ruimte waar gespeeld, geflaneerd en gewandeld kan worden. De woningdichtheid varieert sterk al naar gelang men in het centrum of in de periferie van het dorp is. Rondom het dorp bevindt zich wat kleinschalige landbouw van lokale boeren. Langs de A27 en in het bos staan een aantal grote windmolens.

fig. 5.23 Wandelpad in bos

Het wordt een besloten landschap met veelal gesloten bos waarin het verrassingselement een rol gaat spelen. Bijzondere, innovatieve en duurzame architectuur kan daar zeker aan bijdragen. Ook het feit dat je in het bos zowel vee als wild tegen kunt komen en er allerlei vormen van recreatieve activiteiten kunnen plaatsvinden, maakt het gebied zeer aantrekkelijk voor bewoners en bezoekers. Van de hoog boven de boomkruinen geplaatste windmolens zal je als wandelaar geen last hebben. Het bladerdak ontneemt het zicht op de grote wieken en het ruisen van de wind overstemt het mogelijke geluid van de molens.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 71


pagina 72

Dorpsrand

fig.

A

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

paden langs akkers

Akkers

Vee in de bosstroken

A1


fig. 5.26 Windenrgie boven het bos

fig. 5.25 Locatie doorsnede

A

A1

Natuurlijk heeft een beetje bos een behoorlijke aanlooptijd nodig dus is het belangrijk dat er vroeg met de aanplant van de groene onderlegger wordt begonnen. Om al snel enige hoogte te hebben kan begonnen worden met het aanplanten van snelgroeiende soorten zoals populieren, berken en esdoorns samen met zomereik, haagbeuk en lindesoorten. Door ge誰ntegreerd bosbeheer kan dit bos uitgroeien tot een soortenrijk bos met weelderige onderbegroeiing en een rijke struiklaag.

fig. 5.29 scharrelvlees in het bos

fig. 5.28 Locale bilogische producten

fig. 5. 27 Zorgboerderij

Het bos levert behalve vers vlees, hout en biomassa ook de nodige ontspanning die zo belangrijk is voor ons welzijn. Ook is het goed voor Co2 opslag en is het een natuurlijke air conditioning. De kleinschalige landbouw levert eerlijke producten van de streek en het jaargetijde en kan mensen met een beperking middels zorgboerderijen een gepaste werkplek bieden.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 73



fig. 5. 31 Huidige situatie

fig. 5. 30 locatie Landelijk wonen op Masterplan

5.6 Landelijk wonen Hier, in het buitengebied, is ruimte en rust. Het hoge, opgaande bos herbergt kleine dorpjes en gehuchtjes die in de bosrand verscholen liggen of zelfs Ă­n het bos als spannende boswoningen, boven de bosvloer uitgetild. Het is een besloten, afwisselend landschap waar men zich vrij kan voelen om zelf te bepalen hoe er gewoond, gewerkt en geleefd wordt. Hier ben je ĂŠĂŠn met de natuur.

fig. 5.34 akkertje in het bos

fig. 5.33 Runderen in het bos

Omdat het landschap kleinschalig is en zeer afwisselend is er voor ieder wel een ideaal plekje te vinden. Kinderen ontdekken elke dag wel wat nieuws en de drukke stedeling komt hier tot rust.

fig. 5. 32 ontwikkeling gehucht

De akkers zijn als open plekken uit het bos gegutst. De randen gaan geleidelijk over in het bos zodat er voor allerlei dieren het juiste leefklimaat ontstaat. In het bos loopt het vee vrij rond, maar je kunt er ook een edelhert tegenkomen. Dit alles is beleefbaar vanuit tal van recreatieve routes die het gebied doorkruisen en de natuur van heel dichtbij laten zien. Dit trekt mensen aan die houden van vrijheid en van de natuur. Wonen en werken kan hier perfect gecombineerd worden. Men kan er voor kiezen om nagenoeg zelfvoorzienend te wonen. Ook kunnen er binnen een gehuchtje samenwerkingsverbanden bestaan waarbij je diensten deelt.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 75


A

pagina 76

Landelijk wonen

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

akkers

Boswonen

akkers

A1


A1

fig. 5.37 boomkroonpad

fig. 5.36 energie voorziening

fig. 5.35 locatie doorsnede

A

De bezoeker kan hier helemaal tot rust te komen. Het is de ideale plek doordat er volop verblijfsrecreatie te vinden is. Van kamperen bij de boer via de verwennerij van een wellness tot overnachten in een heuze boshut. Het kan allemaal.

fig. 5.40 de natuur rondom

fig.5.39 wonen in de bomen

fig. 5.38 ecologisch boeren bedrijf

De kleinschalige landbouw wordt gecombineerd met educatie en recreatie en bevoorraad de lokale horeca, zorginstellingen en bevolking. Doordat de grote windmolens hoog boven het bos uitsteken zijn ze niet storend aanwezig. Voor de energievooziening wordt zoveel mogelijk van duurzame bronnen gebruikgemaakt.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 77


fig.

fig.

fig.


fig. 5. 42 Huidige situatie

fig. 5.41 locatie Erf wonen op Masterplan

5.7 Erf wonen

fig. 5.45 agroforestry

De duurzame, moderne huizen zijn geĂŻnspireerd op boerderijen en schuren en liggen in clusters bijeen tussen de landerijen. De ruimere schaal wordt hier als prettige weidsheid ervaren. Er kan hier heerlijk gerecreĂŤerd worden en in de gezellige boerderijwoningen vindt men vast wel een goede Bed&Breakfast.

fig. 5.44 schuurwoningen

fig. 5.43 akkerrand

Dit landelijk gebied heeft echt een agrarische uitstraling. De akkers zijn van een ruimere schaal en geven het gebied een open karakter. Toch is er voldoende opgaand groen om dieren te herbergen en recreatieve routes rugdekking te geven. De groenstructuur is robuust en de overgangen van open naar hoog opgaand groen is geleidelijk. Ook door ruimte te reserveren voor bloemrijke akkerranden en natuurlijke oevers van de waterlopen, wordt de biodiversiteit versterkt. Hier profiteren zowel de dieren als de mensen van. Door de principes van agroforestry toe te passen ontstaat een symbiose van productie en natuur die elkaar ondersteunt ( Bron 4). We planten houtige gewassen aan in vegetatiestroken rondom (bescheiden formaat) percelen. Deze houtige beplantingen worden cyclisch geoogst als biomassa, groene grondstoffen of hout. Op de percelen worden andere gewassen geteeld zoals groenten, fruit of granen. Deze gewassen profiteren van het prettige microklimaat binnen de houtsingels en zijn daardoor eerder oogstrijp en hebben minder last van plagen en ziekten. Dit levert gezonde, biologische producten op voor de regionale en landelijke afzetmarkt.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 79


Erf wonen

grote akkers fig.

A

pagina 80

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

agroforestry

grote akkers

erf wonen

A1


fig. 5.46 locatie doorsnede

A

A1

In de brede houtsingels kunnen op strategische plaatsen windmolens voor energie zorgen. Ook is door de ligging van de boerderijen in clusters in de openheid van het landschap, zonne-energie een reĂŤle optie. Verder levert het bos hout en biomassa voor de open haard.

fig. 5.49 recreatie in het bos

fig. 5.48 Wandelpad langs de akker

fig. 5.47 principe biovergisting

In dit ruim bemeten landschap is volop mogelijkheid tot recreĂŤren. De nabijheid van de randmeren maakt het gebied nog aantrekkeijker voor langdurige verblijfsrecreatie. Logeren bij de boer, camperen of verblijven in een bed&breakfast zijn een greep uit de mogelijkheden.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 81


6. CONCLUSIE


Hoofdstuk 6. Conclusie Doel van de opgave en dit rapport is het onderzoeken van nieuwe mogelijkheden om in het plangebied Oostvaardersland een groot aantal duurzame en klimaatbestendige woningen te realiseren om de bevolkingsdruk van de noordelijke Randstad op te vangen en de stad Almere als een volwaardige metropool op de kaart te zetten. Hieruit vloeien vanzelfsprekend de vraag naar werk- en recreatiemogelijkheden voor de nieuwe bewoners voort en een belangrijke rol voor (nieuw te ontwikkelen) natuur. De klimaatveranderingen dwingen ons om na te denken hoe we omgaan met de oorzaken en gevolgen hiervan. Dit resulteert in de volgende concrete opgaven: - 15.000-18.000 woningen in een duurzame en klimaat robuuste omgeving. - vergroten van de recreatie mogelijkheden. - Het ontwikkelen en compenseren van natuur. - Het verbeteren van het woon- en werkklimaat in Flevoland - Het bergen van water. - Verbinden van de natuurgebieden met het vaste land. De ecologische verbinding tussen de Oostvaardersplassen dient niet meer als een op zichzelf staand project gezien te worden. Hier is domweg geen geld meer voor. Door ons concept ‘ALLES IS NATUUR’ wordt deze verbinding de drager van ons plan. Ons plan is geen letterlijk plan in de zin van een ontwerp dat in deze vorm overgenomen en uitgevoerd dient te worden. Het is een manier van denken die het beeld van de toekomst volgens bepaalde principes moet invullen. De uiteindelijke vorm wordt bepaalt door de reeks van transformaties die volgens de principes worden ingepast. Deze principes zijn de verschillende korrelgroottes van de bebouwing, verschil in de verhouding van ruimte en massa en

de herkenbaarheid van de infra- en kavelstructuur als onderliggend vormprincipe. Vanuit onze visie op de denkrichting “Inpasbare natuur”, ‘ALLES IS NATUUR’ levert dat de volgende vragen en conclusies op: Als natuur de drager is, wat is dat dan precies? Omdat de natuur de basis is zal deze als eerste een plek moeten krijgen. Dit is natuur zoals die er rond het jaar 2050 uit zou kunnen zien op basis van de aangepaste geomorfologie, de bodem en de waterhuishouding ( zie bijlage 2). Daaruit volgt dan welke inpassingen waar mogelijk zijn. Door daarop in te spelen en ons daar in te voegen als een aanvulling, niet als een concurent, kunnen we een duurzaam antwoord vinden op de opgaven van deze tijd. Hoe vinden de Edelherten uit de Oostvaardersplassen een veilige route naar het vaste land? De ecologische verbinding van de Oostvaardersplassen naar de andere Natura 2000 gebieden is vanzelfsprekend rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 83


pagina 84

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

langste draden om haar pafig. 6.2 Banksy, muurschildering

fig. 6.1 Verbods borden kunnen weg.

De natuur gebruikt enkel de

tronen te weven. Een klein stukje van haar weefsel openbaart de organisatie van het hele tapijt Richard Feynman


aanwezig. Er is niet ĂŠĂŠn route. De meest optimale weg vinden de dieren zelf als de groenstructuur robuust is. Daar waar wij ons zelf of onze gewassen moeten beschermen tegen de dieren treffen we maatregelen door middel van natuurvriendelijke afscheidingen zoals bijvoorbeeld, greppels, sloten en meidoornhagen.

Doordat we een robuuste groenstructuur aanleggen is er een groot gebied wat als infiltratie gebied kan dienen en waar volop plek is voor waterberging. Adaptatie aan de nieuwe omstandigheden zal van een flexibeler omgang met waterpeilen moeten komen. Waterretentie, opslag en recycling spelen hierbij een belangrijke rol.

Duurzaam wonen in de natuur kan dat? Hoe ziet het nieuwe energielandschap eruit? Inmiddels zijn de ontwikkelingen op het gebied van duurzame en cradle to cradle woningen volop in ontwikkeling De mogelijkheden zijn inmiddels legio, het vergt nog steeds veel doorzettingsvermogen maar als er ooit een tijd was om een flinke stap te maken is het nu wel (bron 7, Anders Nyquist). De gebouwen gaan een relatie aan met de plek en de groenstructuur die daar aanwezig is. De korrelgrootte houdt verband met de massa en ruimte. Hoe groter de korrel van bebouwing hoe meer massa van opgaand groen, hoe steviger de groenstructuur moet zijn. Hoe reageren we op de problemen van bodemdaling en zoutinfiltratie? Hier zullen we mee moeten bewegen, de verdere inklinking moet tegengegaan worden door het huidige waterpeil los te laten. Daarmee komen er stukken land ten zuidenoosten van Almere onder water te staan. Door de tegendruk van het water houden we de zoute kwel eronder. Hoe gaan we om met de gevolgen van klimaat verandering?

Door het energie aanbod steeds meer te decentraliseren zijn de mogelijkheden om op kleine en individuele schaal energie op te wekken interessanter geworden. Door samenwerking te zoeken met buurt bewoners maar ook met lokale boeren kan er een win- win situatie ontstaan. Door gebruik te maken van duurzame energie bronnen in plaats van fossiele grondstoffen wordt het milieu minder belast. De oorzaken van klimaatveranderingen worden hierdoor aangepakt en dit levert financieel rendement op. (bron 23) Het De natuur als ons landbouwareaal, hoe werkt dat? De natuur is onze graanschuur die ons allerlei diensten levert. Waterrijk landschap, bos of ruim bemeten ecologische landbouw, zij vormen zo hun eigen mogelijkheden en kansen voor het uitwisselen van (eco)systeemdiensten ( bron 22). Het leveren van grondstoffen zoals voedsel en brandstof is al langer bekend. Volgens de Blauwe economie ( zie bron 7) Zijn de mogelijkheden die de natuur te bieden heeft onuitputtelijk. Hier valt nog een wereld te winnen !

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 85


BIJLAGE


Bijlage 1. Almere Principles De Almere Principles Almere, de nieuwe stad die dertig jaar geleden werd ontworpen op uit zee gewonnen land, zal in 2030 leefbaar en gezond zijn. Ze zal zichzelf aanhoudend vernieuwen en omvormen en daarmee de kwaliteiten van haar meerkernen opbouw en haar omgeving versterken. Almere zal een vitale gemeenschap zijn met een rijke verscheidenheid aan woon- en werkmogelijkheden, in een weldadige overvloed van ruimte, water, natuur en cultuurlandschappen, die door de tijd heen kunnen groeien en veranderen. De Almere Principles zijn bedoeld als inspirerend richtsnoer voor iedereen die in de komende decennia betrokken is bij het doorontwerpen van Almere tot duurzame stad. De verwerkelijking van deze visie is een cultuurdaad, en de uitdrukking van een optimistische benadering van de toekomst. 1. Koester diversiteit Om de stad te verrijken, erkennen wij diversiteit als een bepalend kenmerk van robuuste ecologische, sociale en economische systemen. Door op ieder terrein diversiteit te waarderen en aan te moedigen, zal Almere gedijen als een stad die Rijk is aan variatie.

ruime mate van flexibiliteit en aanpasbaarheid in onze plannen en programma’s opnemen, en daarmee onvoorspelbare kansen voor toekomstige generaties mogelijk helpen maken. 5. Blijf innoveren Om de stad vooruit te brengen, zullen wij nieuwe en verbeterde processen, technologieën en infrastructuren aanmoedigen en experimenten en kennisuitwisseling ondersteunen. 6. Ontwerp gezonde systemen Om de stad te verduurzamen, zullen wij in onze stedelijke systemen ‘cradle-to-cradle’- oplossingen benutten, in het besef van de onderlinge afhankelijkheid van ecologische, sociale en economische gezondheid op ieder schaalniveau. 7. Mensen maken de stad Vanuit de erkenning dat burgers de drijvende kracht zijn in het maken, behouden en verduurzamen van de stad, ondersteunen wij hun streven om hun unieke mogelijkheden te verwezenlijken, met bezieling en waardigheid. De woorden van de Almere Principles zullen tot leven komen en betekenis krijgen door menselijk handelen, en door hen op elk niveau als beginsel te nemen van ieder ontwerp voor de stad als geheel.

2. Verbind plaats en context Om de stad te verbinden, zullen wij haar identiteit verankeren en versterken. De stad zal vanuit eigen kracht en tot wederzijds voordeel actieve relaties onderhouden met de haar omringende gemeenschappen in breedste zin. 3. Combineer stad en natuur Om de stad betekenis te geven, zullen wij bewust streven naar unieke en bestendige combinaties van het stedelijke en het natuurlijke weefsel, en naar een verhoogd besef van de menselijke verbondenheid met de natuur. 4. Anticipeer op verandering Om op de evolutie van de stad voort te bouwen, zullen wij een rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 87



Bijlage 2. Natuur Staalkaart zoet klei-oermoeras Het landschap kenmerkt zich door meren en plassen, omgeven door pioniermoeras en rietlanden, natte graslanden en wilgenstruweel. Door de fluctuatie van de waterstand wordt de verlanding geremd en blijven open water en boomloos moeras in stand. In het huidige systeem van de polder zal deze waterpeilfluctuatie door beheer in stand moeten worden gehouden. De opbouw van het landschap wordt voor een belangrijk deel bepaald door de plaatselijke hoogteverschillen. Een andere belangrijke factor is de begrazing. Paarden en runderen kunnen bijdragen aan het ontstaan en behoud van graslanden, grauwe ganzen kunnen een belangrijke rol spelen in het voortbestaan van het pioniersmoeras. Moerassen komen voor op de overgang van zoet water naar land. Moeras ontstaat in stilstaand voedselrijk, zoet water. De bodems zijn zeer nat, voedselrijk en matig zuur tot neutraal. Typische moerasplanten zijn hoge grassen als riet en rietgras, grote zeggen, biezen en galigaan. Moeras is van groot belang voor vogels, libellen, vissen, amfibieĂŤn en enkele zoogdieren als bever, otter, noordse woelmuis en waterspitsmuis. Moeras omvat open begroeiingen van riet, lisdodde en biezen in water; rietlanden en rietruigten.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 89


pagina 90 / rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

Althra palustris

Centranthus ruber

Salix cinerea

Salix fragilis Urtica dioica

Angelica

Alnus glutinosa

Populus nigra

Salix alba

Aegopdium podagraria

Iris pseudocorus

Solanum dulcamara

Salix viminalis

Salix triandra

Salix purpurea

Soorten van het zoet klei-oermoeras


Matrix natuurdoeltype STAALKAART 1. ZOET KLEI-OERMOERAS ecotoop

PNV

kenmerken

doelsoorten

water

beheer

tijd

Gebufferd meer

waterplantengemeenschappen, oeverplantengemeenschappen

matig groot tot groot,vrij ondiep tot diep, stilstaand, gebufferd zoet water (va. 10ha)Geleidelijke overgang water naar land, flauwe oevers

o.a. Bever, Meervleerzand, klei en veen op muis, Grote zilverreiger, zand (onderwaterbodem) Visarend, Gegolfd fonteinkruid, Krabbescheer, Waterdrieblad

bodem

open water, af en toe droogvallend, neutraalbasisch, matig eutroof

Peilbeheer met natuurlijke dynamiek (‘s winters hoog, ‘s zomers laag), beperking toevoer van meststoffen uit omgeving, evt verwijdering biomassa

verlanding tegengaan door periodiek gedeeltelijk schonen, eens per 5 tot 10 jaar

Droogvallend water en pioniermoeras (subtype a) Waterriet en biezen (subtype b)

pionierplanten zoals Moerasandijvie

Als lint langs oever of op grotere schaal in grotere, geïnnundeerde gebieden

o.a. Bergeend, Kemphaan, Kwabaal, Meerval

Zand-, leem-, zavel-, klei en veengrond

droogvallend-zeer nat, zwak zuur-neutraal, zwakmatig eutroof

Peilbeheer met natuurlijke dynamiek (permanente of incidentele overstromingen)

ontwikkelingsduur enkele jaren (subtype a) tot 10 jaar (subtype b)Zuiveringsmoerassen worden jaarlijks gemaaid

Nat, matig voedselrijk grasland, Zilverschoongrasland (subtype a) Nat, matig voedselrijk weidevogelgrasland (subtype c)

algemene grassen zoals Fioringras en Geknikte vossenstaart

op oeverzones als overgangszone moeras-doge graslanden.

o.a. Rosse vleermuis, Grauwe gans, RingslangGenadekruid, Kruipend moerasscherm

Zand-, leem-, zavel-, klei en veengrond

nat-matig nat, zwak zuurneutraal, zwak- matig eutroof

Noords walstro, Trosdravik, Wilde kievietsbloem

weidevogel gebied en als waterretentie gebied

Peilbeheer met natuurlijke dynamiek (permanente of incidentele overstromingen), beweiding, beweiding en/of zomermaaien

ontwikkelingsduur enkele jaren (subtype a) tot 10 jaar door stopzetting bemesting en extensieve begrazing

Wilgenstruweel (subtype a)

Breedbladige wilgensoorten, ondergroei moerasplanten

Lage tot middelhoge begroeiing van struiken, vaak lijnvormig langs stilstaande wateren of als mantel langs bossen op natte standsplaatsen

o.a. Bever, Otter, Kamsalamander, Kein glidkruid

Jonge bodemtypen, oa zavel en klei

zeer nat-nat, matig-zwak zuur, matig voedselrijkvoedselrijk, GLG zeer ondiep tot zeer diep, regelmatig overstromend

extensieve begrazing, periodieke kap om succesie naar bos tegen te gaan

verlandingsreeks naar moerasbos

Bruine kiekendief, Grote karekiet, Roerdomp

Riet, Lisdodde, Biezen

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 91



Staalkaart bos van voedselrijke gronden Vochtig bos met productie bestaat uit loofbossen die gedomineerd worden door diverse boomsoorten zoals populier, es, esdoorn, beuk, haagbeuk, eik, iep en els. Het is een grotendeels gesloten bos met een weelderige ondergroei. Dit bostype is de productievariant van delen van het haagbeuken- en essenbos en beek- en rivierbegeleidend bos. Het komt voor op matig nat tot matig droge, vrij voedselrijke kleiige tot zandige bodems. Dit bostype levert een belangrijke bijdrage aan de houtvoorziening door de goede groei van diverse gewilde (hardhout) loofboomsoorten. In potentie kan dit bostype de meeste houtige soorten bevatten. De diversiteit is laag tot matig hoog. Vooral soorten van oudere, meer ontwikkelde bosgroeiplaatsen ontbreken vaak nog, terwijl makkelijk koloniserende sporenplanten en vogels al aanwezig zijn. Door snelle groei en sterfte kan binnen afzienbare tijd een gevarieerde bosstructuur ontstaan, met veel dood hout en een weelderige struiklaag en bodemvegetatie.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 93


pagina 94

Crataegus monogyna

Fraxinus excelsior

Prunus avium

Prunus padus

Prunus spinoza

Quercus robur

Rosa canina

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

Sambucus nigra

Sorbus aucuparia

Ulmus minor

Corylus avellana

Cornus sanguinea

Clematis vitalba

Alnus glutinosa

Acer pseudoplatanus

Soorten uit bos van voedselrijke gronden


Matrix natuurdoeltype STAALKAART 2. Bos van voedselrijke, vochtige gronden doelsoorten

bodem

water

beheer

tijd

hoog opgaand bos met met rijke struiklaag en kruidlaag met veel voorjaarsbloeiers en ruigtekruiden

o.a. Das, Buizerd, Zeearend, Grote keverorchis, Stengelloze sleutelbloem, Wrangwortel

min of meer kalkrijk zand, al of niet lemig of kleiig, nitraatrijk en min of meer humeus, op leem, zavel of klei

matig nat-vochtig, zwak zuur-neutraal, zwak- matig eutroof, regelmatignooit overstromend

Peilbeheer met natuurlijke dynamiek (incidentele overstromingen), evt. extensieve begrazing

min. areaal 30ha, gemengde aanplant van Gewone es en Zomereik, ontwikkelingsduur 100150 jaar

Multifunctioneel bos

Iepenrijke eiken-essenbos

hoog opgaand bos met onderbegroeiing

o.a.

ge誰ntegreerd bosbeheer, evt. extensieve begrazing

gemengde aanplant Gewone es en Beuk, Zomereik, Haagbeuk en/ of Lindesoorten

Op drogere gronden in grensmilieus van zomen met kruiden en grassen en mantels met struiken in bosranden, houtwallen en op perceelranden

o.a. Das, Ruige dwergvleermuis, Steenuil,Sleedoornpage, Absintalsem, Kleine ruit, Stijve wolfsmelk

allerlei bodemtypen op zand, zavel en klei

vochtig-matig droog, neutraal, zwak- matig eutroof

extensief maaibeheer, extensieve begrazing

min. areaal 5ha. ontwikkelingsduur enkele jaren(pioniersstadium) tot minimal 10 jaar

Lage tot middelhoge begroeiing van struiken, vaak langs stilstaande wateren of als mantel langs bossen op natte standplaatsen

o.a. Bever, Otter, Kamsalamander, Kein glidkruid

Jonge bodemtypen, oa zavel en klei

zeer nat-nat, matig-zwak zuur, matig voedselrijkvoedselrijk, regelmatig overstromend

extensieve begrazing, periodieke kap om succesie naar bos tegen te gaan

verlandingsreeks naar moerasbos

Breedbladige wilgensoorten, ondergroei moerasplanten

Stellaria holostea

Wilgenstruweel (subtype a)

Geum urbanum

Zoom, mantel en droog struweel kruiden (subtype a) doornstruiken (subtype b)

Arum maculatum

kenmerken

Gewone es, Gladde iep, grauwe abeel, Zwarte els, Zoete kers

Anemone nemorosa

PNV

Essen-Iepenbos

Lamiastrum galeobdolon

ecotoop

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 95



Staalkaart bloemrijk grasland van het zeekleigebied Kruiden- en faunarijk grasland wordt bij een goede kwaliteit gekenmerkt door variatie in structuur (ruigte en plaatselijk struweel, hogere en lage vegetatie) en een kruidenrijke graslandbegroeiing die rijk is aan kleine fauna. GradiĂŤnten binnen (grond)waterpeil en voedselrijkdom zorgen voor diverse vegetatietypen. Kenmerkende of bijzondere soorten van schralere beheertypen ontbreken grotendeels binnen Kruiden- en faunarijk grasland, maar graslanden zijn vaak wel rijk aan minder zeldzame soorten. Het type is o.a. van belang voor vlinders en andere insecten, vogels en kleine zoogdieren.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 97


pagina 98 / rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

Inula conyzae

Hordeum secalinum

Papaver somniferum

Leucanthemum vulgare

Campanula glomerata

Cirsium eriophorum

Torilis nodosa

Centaurea scabiosa

Geranium pratense

Knautia arvensis

Soorten bloemrijk grasland van het zeekleigebied


Matrix natuurdoeltype STAALKAART 3. Bloemrijk grasland van het (rivieren-) en zeekleigebied ecotoop

PNV

Bloemrijk grasland van het rivierenen zeekleigebied

Glanshaverhooiland (subtype b)

Donderkruid, Ruige anjer en Wollige distel

kenmerken

doelsoorten

bodem

Kruidenrijk grasland met grote rijkdom aan vaatplanten

Das, Rosse vleermuis, Boerenzwaluw, Veldparelmoervlinder, Akkerdoornzaad, Kleine pimpernel, Veldgerst, Wrangwortel

Poldervaag- en ooivaaggronden in kalkrijke tot kalkarme klei- en zavelgronden

Bemaaid, Hoge, bloemrijke begroeiing vaak op deels zoomachtig begroeide bloemdijken

kalkrijke tot kalkarme kleien zavelgronden

water

beheer

tijd Ontwikkelingsduur 10 jaar (herstel) tot 25 jaar (ontwikkeling)

vochtig-matig droog, neutraal, matig voedselrijk tot voedselrijk, geen overstroming

Één à twee keer per jaar maaien, evt. met nabeweiding

diepere en/of snellere drainage in zomer, bemesting en intensiever maaibeheer

Multifunctioneel glanshaverhooiland Kamgrasweide (subtype c)

Multifunctionele kamgrasweide

verschralingsbeheer in de vorm van begrazing en/of maaien en afvoeren

Kluwenklokje, Knopig doornzaad en Veldgerst

Beweid, rozetplanten en lage begroeiing, meer algemeen voorkomend

kalkrijke tot kalkarme kleien zavelgronden

matig nat–vochtig, zwakzuur-neutraal, matig voedselrijk tot voedselrijk, GLG diep, incidentele overstroming

Extensieve beweiding

ontwikkelingsduur 10 jaar door stopzetting bemesting en extensieve begrazing diepere en/of snellere drainage in zomer, bemesting en hogere veedichtheid

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 99



Bijlage 3. Blauwe economie door Gunter Pauli Door goed naar natuurlijke systemen te kijken kunnen we komen tot een duurzame manier van produceren en consumeren. Dat is wat Gunter Pauli, voormalig directeur van Ecover en lid van de club van Rome, laat zien in het boek:’De Blauwe economie’. Kennis van de wijze waarop organismen - van bacteriën en weekdieren tot reptielen en zoogdieren - zijn gevormd en functioneren, kan ons helpen oplossingen te formuleren voor de vele uitdagingen in de nabije toekomst. Het kweken van paddenstoelen op pulp uit de koffiebonen teelt, het opvangen van waterdamp op de manier waarop de Namibische woestijnkever dat doet en een efficiëntere opwekking van zonne-energie volgens het proces van fotosynthese zijn slechts enkele voorbeelden van de honderd productiemethoden. Anders Nyquist, een zweedse architect ontdekte op basis van onderzoek naar termietenarchitectuur dat het mogelijk is om energiebesparende gebouwen te ontwerpen die zonodig verwarmd of gekoeld kunnen worden en comfortabel zijn, zonder dat de bewoners worden opgesloten in een dichte, zwaar geisoleerde ruimte, waar de lucht niet kan stromen en schadelijke bacteriën en microben zich gemakkelijk vermenigvuldigen. Zijn bevindingen die in het boek genoemd worden bieden kansen voor nieuwe duurzame woningen.

rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 101


pagina 102

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013


Bijlage 4. Agroforestry en Ecologie Teeltsystemen Sylvopasture De basis van agroforestry-teeltsystemen bestaat uit een meerlagige productiemethode, waarbij een gezonde uitwisseling van voedingsstoffen, licht en water tot een hogere opbrengst kunnen leiden. Sylvopasture is zo’n agroforestry-systeem, waarbij veeteelt gecombineerd wordt met houtproductie. Dit levert een aanzienlijke meerwaarde op voor natuur en dierenwelzijn. De dubbelteelt levert een commerciÍle winst op. Bij sylvopasture worden gramineae (grassen) gecombineerd met vlinderbloemigen (bijvoorbeeld klaver). De proteine-waarde van het blad is bijna 30%, wat veel hoger is dan in commerciÍle voedermixen het geval is (meestal 14-18%). Het gebruik (inzaai) van vlinderbloemigen is daarnaast van groot belang vanwege de eigenschap dat het stikstof bindt. Daardoor is het niet nodig om kuntsmest te gebruiken. Boomsoorten die geschikt zijn om te combineren met veeteelt, moeten aan een aantal criteria voldoen. Ze moeten snel groeien en een open kroon hebben die voldoende licht doorlaat om onderbegroeiing mogelijk te maken. Ook moeten ze vrij diep wortelen, om de concurrentie met de onderbegroeiing aan te kunnen. Verder is het belangrijk dat ze een lage plaag- en ziektegevoeligheid hebben en een commercieel interessante houtkwaliteit. Op de vruchtbare, vochtige kleigrond is populier een logische keuze. Voor de teelt ligt beplanting in rijen voor de hand, maar dit hoeft niet, zolang de ruimte tussen bomen maar gewaarborgd blijft. Als bomen meer dan een bedekkingsgraad van ongeveer 35% hebben, neemt de productie snel af. Onderzoe-

ken hebben aangetoond dat de biodiversiteit (vermoedelijk) even hoog is op inlandse soorten als klonen en hybriden. Omwille van de houtkwaliteit gaat de voorkeur naar klonen. Ecologische waarde De ecologische waarde van het sylvopasture-systeem tov de ecologische waarde van traditionele veeteelt (met begrazing) of houtproductie zonder veeteelt is veelbelovend. Om diverse redenen worden populierenbossen in het algemeen niet als ecologisch interessant beoordeeld. Een nadere beschouwing leert dat dit doorgaans onterecht is. Zo blijkt populier voor veel insectengroepen veel belangrijker dan bijvoorbeeld es, esdoorn of haagbeuk, soorten die vaak als vervangers en duurzaam alternatief voor de populier worden gezien. Flora Bossoorten kunnen zich in populierenopstanden vestigen als er zich een struiklaag kan ontwikkelen danwel is aangelegd, als de populier wordt beheerd in een extensief systeem waar langere omlooptijden gelden en als de soorten kunnen koloniseren vanuit nabijgelegen populaties. Op natte gronden kan de vegetatieontwikkeling zeer snel verlopen, binnen 50 jaar kan het ruigtestadium met riet en zeggesoorten overgaan in een moerasbosvegetatie. Epifyten Populieren zijn een belangrijke gastheer voor epifyten (mossen en korstmossen). Er is geen sprake van een bepaalde voorkeur voor inlandse populieren enerzijds en cultivars anderzijds. Dierenwelzijn Bomen die het vee schaduw of bescherming tegen wind bieden, hebben een klimaatstabiliserend effect door het verminderen van hittestress. Sommige studies hebrapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 103


ben aangetoond dat de bescherming van bomen het directe koude-effect met 50% of meer terugbrengt en de windsnelheid met maar liefst 70%. Onder deze omstandigheden verbruiken dieren minder energie waardoor de vleesopbrengst wordt vergroot. Sylviculture Het sylviculture-principe komt oorspronkelijk uit de tropen, waar kleinschalige percelen uit het bos gehakt werden voor gebruik als landbouwgrond. Deze werkwijze heeft zeer veel voordelen in vergelijking met de grootschalige ontbossing voor agricultuur. De ecologische waarde is aanzienlijk groter, de kans op erosie is vrijwel nihil en na uitputting van de bodem (en het verder trekken van de boeren) kan het bos weer makkelijk regenereren, omdat zaden altijd in de buurt zijn. Het spreekt voor zich dat de grootschalige ontbossings problematiek niet speelt in de Flevopolder. Op de rijke kleigrond vormen uitputting en erosie ook geen problemen. Desondanks is het sylviculuur-principe óók in de polder erg interessant. Hier in het grootschalige landschap kampen we namelijk wel met een ander probleem: wind. De wind heeft vrij spel en door het ontbreken van opgaande beplanting ontstaan er bovendien nauwelijks verschillende microklimaten. In plaats van landbouwgronden uithakken uit het bos, doen we in de Flevopolder het omgekeerde. We planten houtige gewassen aan in vegetatiestroken rondom (bescheiden formaat) percelen. Deze houtige beplantingen worden cyclisch geoogst als biomassa, groene grondstoffen of hout. Op de percelen worden andere gewassen geteeld: groenten, fruit of granen. Deze gewassen profiteren van het prettige microklimaat binnen de houtsingels, zijn daardoor eerder oogstrijp en hebben minder last van pagina 104

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013

plagen en ziekten. Wanneer voor de houtsingels uitsluitend gekozen wordt voor inheemse planten, zal dit leiden tot een verhoogde biodiversiteit en een groot aantal bestuivende insecten. De te telen gewassen worden zo van nature makkelijker bevrucht dan wanneer ze geteeld worden op het open veld. Ecologische waarde Agro-sylviculture-systemen bestaan uit twee of meer ‘etages’: een kruidlaag, soms een struiklaag, en een boomlaag, net als in een natuurlijke situatie. Deze opbouw heeft een veel grotere ecologische waarde dan een niet gelaagd systeem. Maximalisatie lengte vegetatieranden Doordat percelen verhoudingsgewijs klein van formaat zijn èn omzoomd met houtwallen, zijn er relatief veel vegetatieranden. Juist deze randen zijn ecologisch waardevol. De kern van een bos of andere opgaande beplanting heeft een veel lagere biodiversiteit dan er aan de randen te vinden is. De randen vertonen een rijke schakering beplantingen en een optimaal ontwikkelde beplanting, met ruime zoom en mantel. Microklimaat De relatief kleine percelen leveren niet alleen veel vegetatieranden, maar ook bijzondere microklimaten. Juist die microklimatologische verschillen zorgt voor een sterke verhoging van de biodiversiteit. Door de stand van de zon blijken met name de zuidwestzijde van vegetatieranden rondom een perceel een uitzonderlijk hoge biodiversiteit te vertonen, met een hoge soortenrijkdom van oa. vogels, insecten en vleermuizen. Het spreekt voor zich dat vegetatieranden zich juist aan die zijde goed zouden moeten kunnen ontwikkelen. Verhoging vastlegging koolstof Wanneer een perceel uit een mengteelt van bo-


men met gewassen bestaat is het mogelijk meer koolstof vast te leggen dan wanneer er enkel gewassen worden geteeld. Bestuiving Een optimalisatie van de biodiversiteit door de aanleg van houtwallen is niet alleen gunstig voor verhoging van de ecologische waarde, maar ook voor een hogere opbrengst van gewassen. Hakhout-middenbos Hakhoutbossen zijn loofbossen die bestaan uit houtgewas dat men niet hoog laat opschieten, maar dicht bij de grond afzet om de stronken weer te laten ontspruiten en de gevormde opslag te kunnen oogsten. Middenbos bestaat uit hakhout met overstaanders (doorgegroeide hakhouttelgen) of bovenstaander (aanplant). Door hakhoutbeheer kan een voortdurende houtopbrengst gewaarborgd worden. Op rijke gronden, zoals aanwezig in Flevoland, kan een bijna tweemaal zo hoge opbrengst worden gerealiseerd als op droge, armere plekken. In de corridor komen twee typen voor, elzen/essen en essen/iepen-hakhout. Een kanttekening is wel op zijn plaats. Deze teelt is commercieel niet rendabel. Inkomsten voor de agrariër kunnen naast inkomsten voor de houtopbrengst bestaan uit aanvullende inkomsten uit beheerpakketten binnen de regeling natuurbeheer. Toch is dit bostype interessant vanwege de grote ecologische waarde. Door de rijke onderbegroeiing die op den duur in dit bos zal ontstaan (waaronder bosanemoon, speenkruid, etc) ontwikkelt een dergelijk bos zich op termijn tot een natuurparel die ook een recreatieve waarde vertegenwoordigt vanwege het visueel aantrekkelijke karakter.

van het bos toeneemt. Jonge hakhoutbossen hebben nog niet zo’n hele grote waarde, maar feitelijk geldt dat voor alle jonge vegetatietypen. Aanplant van bossen op de drogere delen en deze beheren als hakhout-middenbos betekent een investering in de toekomst. Oude bossen Met name oud hakhout en middenbos herbergt met de oude groeiplaats, het dunne strooiseldek en het hakhoutbeheer samenhangende zeldzame bosplanten van vochtige standplaatsen en aan oude hakhoutstoven gebonden mossen en insecten. Zorg voor leeftijdsopbouw Middenbos is een hakhoutsysteem met overstaanders. Maar die overstaanders komen er niet vanzelf. Het is aan te raden bij elke kapronde een aantal potentiële overstaanders te sparen. Het resultaat is idealiter een piramidevormige leeftijdsopbouw van de opgaande bomen. Dit vereist een zorgvuldige bosbouwkundige planning met oog voor de ontwikkelingen op de lange termijn. Zodra het systeem functioneert kunnen er ook inkomsten uit houtopbrengsten gegenereerd worden, vooral wanneer ook het geplande quotum aan overstaanders geoogst kan worden. Uit oogpunt van natuurbeheer is het echter aan te bevelen om een deel van de overstaanders nooit te kappen en uiteindelijk op stam te laten sterven. Dit levert in feite gewoon een extra leeftijdsklasse op in het teeltsysteem. Cyclisch oogsten Door het gefaseerd oogsten van relatief kleine percelen kunnen dieren plantensoortenzich altijd goed handhaven en zijn alle stadia van kaal tot dicht bos aanwezig. Bron: natuurkennis.nl

Ecologische waarde Deze ecologische waarde neemt sterk toe naarmate de leeftijd rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 105


Bronnen 1: Atlas van het IJsselmeergebied Samengesteld door MWH Deltaprogramma IJsselmeergebied In opdracht van Rijksoverheid November 2010

8: Ecologisch groenbeheer in de praktijk Ing. K. Boer en drs. C.M.G.J. Schils IPC Groene Ruimte Mei 2011

2: Agromere, Stadslandbouw in Almere, van toekomstbeelden naar het ontwerp J.E. Jansma, A.J.G. Dekking, A.J. de Buck, .N.A. Ruijs, P.J. Galama en A.J. Visser Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Akkerbouw, Groene ruimte en Vollegrondsgroenten In opdracht van Wageningen UR Januari 2010

9: Ecowijk Sluisbuurt Denkrichtingen voor een ‘nieuw GWL-terrein’ op het Zeeburgereiland Endre Timár In opdracht van Projectteam Zeeburgereiland, Gemeente Amsterdam December 2010

3: Almere 2.0 Landschap Ontwerp +Ecologie Buro 3: Moniek deBoth, Maki Ryu, Shera van den Wittenboer, Martijn Zwagerman In opdracht van Hogeschool van Hall-Larenstein Juni 2012

10: Handboek Natuurdoeltypen D.Bal, H.M. Beije, M Fellinger, R. Haverman, A.J.F.M. van Opstal, F.J. Zadelhoff In opdract van Ministerie van Landbouw en Visserij 2001

4: Boswonen in Almere, rood en groen Attica Architecten In opdracht van Bouwfonds MAB, Ymere en Staatsbosbeheer Juni 2005

11: Het Nieuwe Peil, Resultaten fase 2 van het Deltaprogramma IJsselmeergebied in opdracht van de Rijksoverheid Mei 2012

5: Bouwstenen voor Waterrijk Een onderzoek naar waterrijke woonmilieus Attica Architecten In opdracht van Gemeente Almere Juni 2002

12: High tide in the polder Searching for a new relation between city, land and water in Almere East Door: Peter Minnema MSc Thesis Department of Urbanism Faculty of Architecture Delft University of Technology 2009

6: Concept Structuurvisie Almere 2.0 In opdracht van Stuurgroep Almere 2030 Juni 2009

13: knnv vereniging voor veldbiologie 14:Natura 2000: Oostvaardersplassen.

7: De Blauwe Economie, Gunther Pauli

15: Natuur in Flevoland

pagina 106

/ rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013


Eindrapport Open Planproces Concept 2013 Prof. Mr. R Bekker 16: Natuurverkenning 2010-2040 Visies op de ontwikkeling van natuur en landschap Planbureau voor de Leefomgeving Januari 2012 17: Nieuwe natuur nieuwe economie Over de potentiĂŤle economische baten van het Oostvaardersland Tom Bade, Berend van Middendorp en Gerben Smid Triple E Productions In opdracht van Provincie Flevoland Mei 2009 18: Planbureau voor de Leefomgeving 19: Smart Energy City, Amsterdam 2040 Endre TimĂĄr en Vanessa Rutgers Mei 2010 20: Stadslandschap Oosterwold Verkenning naar het combineren van stad en natuur in en om Almere Oosterwold de Werkmaatschappij Oosterwold, Staatsbosbeheer en MVRDV. Maart 2013 21: Waterwooncatalogus, op het water wonen Attica Architecten Maart 2001

Onderzoek naar productielandschappen in de Flevopolder Door: Melanie Koning, Steven Meijer, Hermineke Welleweerd In opdracht van Hogeschool van Hall-Larenstein April 2010 23: Zoeken naar de derde weg. Beschouwingen over de positie van natuur en landschap in Nederland door: Alterra, Bureau Bint 2011 ARTIKELEN: 24:Hart voor de wereld Interview met Matthijs Schouten, hoogleraar Natuur- en Landschapsbescherming, Door: Marjoleine de Vos NRC Weekend, maart 2013 25: De nieuwe duurzaamheid Door: Jurriaan Kamp NRC-bijlage november 2010 26: Blauw is het nieuwe groen Interview met Gunter Pauli Door: Jurriaan Kemp en Marco Visscher ODE Magazine Januari/Februari 2012 WEBSITES natuurkennis.nl Soilpedia.nl wikipedia.org/wiki/ecosysteemdiensten zuiderzeeland.nl

22: Zelfvoorzienend Flevoland De natuur als landbouwareaal rapport Oostvaardersland 2.0 / juni 2013 /

pagina 107


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.