Bomen in zoute kwel De gevolgen van zoute kwel op de groeiomstandigheden van bomen
Bart Witte Hogeschool Van Hall Larenstein te Velp Tuin- en Landschapsinrichting
Bomen in zoute kwel De gevolgen van zoute kwel op de groeiomstandigheden van bomen
Bart Witte Hogeschool Van Hall Larenstein te Velp Tuin- en Landschapsinrichting Alkmaar, juni 2015
Voorwoord In uw handen ligt het eindresultaat van vijf maanden hard werken; mijn eindscriptie van de opleiding Tuin- en Landschapsinrichting aan hogeschool Van Hall Larenstein (VHL) te Velp. Gedurende deze opleiding heb ik vele aspecten van het complexe groen de revue zien passeren. Echter hebben bomen altijd meer mijn interesse gehad dan het overige groen. Na mijn minorkeuze, die gericht was op bomen in een stedelijke omgeving, was het voor mij al snel duidelijk dat ik in mijn afstudeeronderzoek bomen terug wilde laten komen. Om hier een verdiepend element aan toe te voegen wilde ik ook een ‘vreemd’ aspect toevoegen in mijn onderzoek. Dit ‘element’ is kwel geworden, zoute kwel. Na intensief onderzoek bleek dat hier nog niet veel onderzoek naar is gedaan en dat er dus nog maar weinig over bekend is. Er is überhaupt is nog maar weinig bekend over de gevolgen van zoute kwel op bomen. Tijdens dit onderzoek zijn enkele mensen belangrijk geweest. Enkele personen wil ik graag noemen. Allereerst wil ik Radboud Kok graag bedanken. Hij is mijn bedrijfsbegeleider bij Grontmij Alkmaar. Radboud heeft mij altijd geprikkeld scherp te blijven, en de essentie niet uit het oog te verliezen. Christiaan Leerlooijer wil ik ook graag bedanken. Hij is expert water bij Grontmij Alkmaar. Hij heeft mij geholpen met de kwelproblematiek en het opzetten van het (praktijk)onderzoek. Freddy van Dijken, docent aan de hogeschool VHL, dank ik voor de procesmatige en tekstuele begeleiding bij het afstuderen. Gerrit-Jan van Prooijen, Prohold Boomtechnisch Advies, heeft veel van zijn tijd opgeofferd om mij te helpen met het afstudeeronderzoek. Hij heeft mij veel procesmatige tips gegeven, maar hij heeft ook het onderzoek van diverse informatie voorzien. Ook wil ik de beleidsmedewerkers en groenbeheerders van de gemeente Haarlemmermeer bedanken. In het bijzonder Peter Sindelka. Peter was meteen bereidwillig en is altijd bereikbaar geweest om mijn vragen adequaat te beantwoorden.
Juni, 2015 Bart Witte
Samenvatting De problematiek van bomen die onder invloed staan van zoute kwel wordt in een toekomst een groter vraagstuk. (Zoute) kwel is grondwater dat onder druk aan de oppervlakte uit de bodem komt. Gemeenten, provincies en andere beleidsmedewerkers komen in de toekomst steeds vaker voor dit probleem te staan. Echter is er nauwelijks informatie bekend over de gevolgen hiervan, laat staan over oplossingen die hieraan kunnen bijdragen. Een gemeente hecht belang aan een kwalitatieve buitenruimte met groen. Gemeenten willen tegemoetkomen aan de groenwens van inwoners en ondernemers. Zij investeren in buitenruimte, vaak tegen hoge kosten, terwijl het resultaat hiervan niet altijd het gewenste eindbeeld oplevert. Dit is de aanleiding geweest voor dit onderzoek met als centrale vraag: ”Welke invloed heeft zoute kwel op de groeiomstandigheden van bomen in Nederland?” Een theoretisch kader heeft de basis gevormd van dit onderzoek. De antwoorden zijn gevonden door middel van literatuuronderzoek, bestudering van beeldmateriaal en door het voeren van gesprekken met verschillende experts van verschillende vakdisciplines. Na al deze antwoorden is er een veldonderzoek uitgevoerd. Tijdens het veldonderzoek heeft de nadruk gelegen op het aantonen van de theorie. Een kanttekening hierbij is dat er maar een beperkt aantal bomen zijn onderzocht. Er zal bij een vervolgonderzoek meer aandacht moeten komen voor de verschillende soorten en hoeveelheden bomen. Welke invloed heeft zoute kwel op de groeiomstandigheden van bomen in Nederland? Uit het veldonderzoek is gebleken dat zoute kwel een negatief effect heeft op de groei van bomen. Dit komt doordat zoute kwel invloed heeft op de bodemgesteldheid en (grond)waterkwaliteit. Als de zoutbelasting, als gevolg van zoute kwel, gedurende langere tijd plaatsvindt, ontstaat er een verstoring van een aantal levensprocessen van een boom. Afhankelijk van de invloed van de zoute kwel kan dit leiden tot verschillende verschijnselen. De volgorde van de verschillende verschijnselen zijn: groeiafname, bladverwelking, bladverkleuring en bladafsterving tot het compleet sterven van de boom. Het is soortafhankelijk hoe (snel) een boom reageert op zoute kwel. Enkele factoren hierin zijn: wortelactiviteit, zuurstofvoorziening, verdampingssnelheid, vastlegging van chloridenionen in blad en de doorstroming van natrium en chloride vanuit de wortels naar bovengrondse delen. De Nederlandse Vereniging van Boom Taxateurs (NVTB) heeft een waardebepaling voor bomen opgezet. Een gemiddelde boom bereikt na veertig jaar zijn functionele waarde. Dit is het moment waarop een boom het meeste waard is, uitgedrukt in geld. Bomen die onder invloed staan van zoute kwel bereiken niet de maximale groei. Hierdoor heeft een boom een lagere functionele waarde en wordt een boom sneller afgeschreven. Conclusie en advies Bomen die onder invloed staan van zoute kwel hebben een verminderde groei dan bomen die niet onder invloed staan van zoute kwel. Het achterblijven van hoogte, diktegroei en scheutlengte zijn hier de belangrijkste gevolgen van. Doordat bomen minder groeien, en niet hun verwachte maximale groei halen, hebben deze bomen een lagere functionele waarde. Hierdoor is de afschrijving van bomen onder invloed van zoute kwel hoger. Het belangrijkste advies voor beheerders van de openbare ruimte ligt in het kiezen van de juiste soortkeuze. Uit andere onderzoeken is gebleken dat er bomen zijn die beter kunnen omgaan met de zoute kwel dan andere bomen. Dit is echter maar een beperkte lijst en dit is vaak maar uit één bron. Indien er voor zoutgevoelige soorten wordt gekozen, moet er voor maximale groei een groeiplaatsverbetering worden aangebracht. Deze groeiplaatsverbetering moet zo zijn ingericht dat de boom niet onder invloed staat van zoute kwel.
Summary The problem of trees that are under the influence of salinity will be in the future a bigger question. Communities, provinces and other policy makers in the future will increasingly be confronted with this problem. However, there is hardly any information on the impact, not even solutions that can contribute. A congregation committed to high-quality outdoor space with greenery. Municipalities want to meet the green desire of residents and entrepreneurs. They invest in outdoor areas, often at great expense, while the result not always produce the desired final image. This was the reason for this research with the central question: What effect does salt water seepage on the growth conditions of trees in the Netherlands? A theoretical framework has formed the basis of this research. Answers are found through literature, studying footage and conducting interviews with various experts from different disciplines. There was a field research carried for answers. In the field, the emphasis was on demonstrating the theory. A caveat here is that there are only a limited number of trees have been investigated. When there is a follow-up study, more attention must be payed to the different types and amount. What effect does salt water seepage have on the growth conditions of trees in the Netherlands? Field research has shown that salt water seepage has a negative effect on the growth of trees. This is because salt seepage has a negative effect on the soil conditions and (ground) water quality. If the salt tax, as a result of salinity, occurs over a longer period, there is a disturbance of some life processes of a tree. Depending on the influence of salinity, this can lead to different symptoms. The sequences of the various phenomena are: growth decrease, leaf fading, leaf discoloration, leaf dieback to the complete death of the tree. It's depends how (fast) a tree responds to saline seepage. Some factors here are: root activity, oxygen supply, evaporation rate, fixation of chloride ions in sheet and flow of sodium and chloride from the roots to aerial parts. The Dutch Association of Tree Appraisers (NVTB) has established a value determination for trees. An average tree reaches its functional value after forty years. This is when a tree is worth the most. Trees that are under the influence of salinity do not reach the maximum growth. This tree has a lower functional value, and becomes a tree depreciated faster. Conclusion and recommendation Trees that are under the influence of salinity have reduced growth more than trees that are not under the influence of salinity. The lag in height, diameter growth and shoot length are the main consequences of this. Because trees grow less, and do not reach their maximum expected growth, these trees have a lower functional value. As a result, the amortization of trees under the influence of salinity is much higher. The most important advice for managers of public space lies in choosing the right kind of tree on the right kind of place. Other studies have shown that there are trees that can better cope with the saline seepage. But this is only a limited list and often only from one source. If it is for other salty sensitive species selected, a growing place for maximum growth improvement should be made. This habitat improvement should be arranged so that the tree is not under the influence of salinity
Inhoudsopgave (vervolg)
Inhoudsopgave
Voorwoord Samenvatting Summary Figuren- en tabellenlijst 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.6.1 1.6.2 1.6.3 1.6.4 1.7
Inleiding ...................................................................................................................... 12 Aanleiding van het onderzoek .................................................................................... 12 Probleemstelling ......................................................................................................... 13 Doelstelling van het onderzoek .................................................................................. 13 Werkwijze ................................................................................................................... 14 Afbakening .................................................................................................................. 14 Onderzoeksmethodiek................................................................................................ 14 Literatuuronderzoek ................................................................................................... 14 Interviews ................................................................................................................... 14 Gesprekken met experts............................................................................................. 14 Veldonderzoek ............................................................................................................ 15 Leeswijzer ................................................................................................................... 15
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Theoretisch kader ...................................................................................................... 16 Hoe ontstaat (zoute) kwel? ........................................................................................ 16 Toekomstig vraagstuk ................................................................................................. 19 Welke gevolgen heeft zoute kwel? ............................................................................. 22 Wat zijn de groeiplaatsomstandigheden van bomen? ............................................... 24 Wat zijn de gevolgen van (teveel) zout voor bomen? ................................................ 26
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3
Veldonderzoek ........................................................................................................... 29 Inventarisatie projectgebied ....................................................................................... 29 Resultaten van het onderzoek .................................................................................... 31 Bovengrondse situatie ................................................................................................ 31 Ondergrondse situatie ................................................................................................ 34 Analyse veldonderzoek ............................................................................................... 35
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3
Conclusie, advies en aanbevelingen .......................................................................... 36 Inleiding ...................................................................................................................... 36 Hoe ontstaat (zoute) kwel? ........................................................................................ 36 Welke gevolgen heeft zoute kwel? ............................................................................. 36 Hoe groeien bomen en wat zijn de groeiplaatsomstandigheden om te kunnen groeien? ...................................................................................................................... 36 Wat voor invloed heeft zoute kwel op de gezondheid van bomen? .......................... 37 Conclusie ..................................................................................................................... 37
4.1.4 4.2
Pagina 8 van 63
Inhoudsopgave (vervolg)
4.3 4.3.1 4.3.2 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3
Advies.......................................................................................................................... 37 Juiste soortkeuze ........................................................................................................ 37 Groeiplaatsverbetering ............................................................................................... 39 Aanbevelingen ............................................................................................................ 39 Nader onderzoek ........................................................................................................ 39 Groenstructuurplan .................................................................................................... 40 Kennisuitwisseling....................................................................................................... 40
Bibliografie .................................................................................................................................. 42 Bijlagen .................................................................................................................................... 44 BIJLAGE I - GRENSWAARDEN CHLORIDEGEHALTE ...................................................................... 44 BIJLAGE II - VOORBEELDBEREKENING BOOM ............................................................................. 47 BIJLAGE III - UITWERKINGEN VELDONDERZOEK.......................................................................... 48 BIJLAGE IV - GESPREKSSAMENVATTINGEN ................................................................................ 58 BIJLAGE V - VOORBEELD VAN EEN GROEIPLAATSVERBETERING ................................................ 62
Figuren- en tabellenlijst
Figuren- en tabellenlijst
Figuur 1, zichtbaar hoe (zoute) kwel kan doordringen in diepe polders .................................... 16 Figuur 2, drie typen kwel in een diepe polder met verschillende zoutgehaltes. ........................ 18 Figuur 3, absolute zeespiegelstijging in de 20ste eeuw, peilmeetstation Delfzeil...................... 19 Figuur 4, scenario's voor zeespiegelstijging in de toekomst ....................................................... 19 Figuur 5, zeespiegel Nederland in de loop der jaren .................................................................. 20 Figuur 6, verwachte daling en stijging van het oppervlak van Nederland in het jaar 2050 ten opzicht van de huidige situatie ................................................................................................... 21 Figuur 7, kwel in Nederland voor en na 5 meter zeespiegelstijging (Rijkswaterstaat, 1986) ..... 22 Figuur 8, risico gebieden met mogelijke zoute kwel ................................................................... 23 Figuur 9, vochtzones in een bodemprofiel.................................................................................. 25 Figuur 11, bladverwelking (Groot, z.d.) ...................................................................................... 27 Figuur 13, vervroegde herfst (boom links) (Ingenieurs Bureau Amsterdam, 1997) ................... 27 Figuur 12, bladrandverkleuring ................................................................................................... 27 Figuur 14, terugloop bladontwikkeling ....................................................................................... 27 Figuur 10, voorbeeld investerings- en afschrijvingscure volgens NVTB ..................................... 28 Figuur 15, overzicht gemeente Haarlemmermeer (Map data - OpenStreetMap contributors, 2012) ........................................................................................................................................... 29 Figuur 16, groeninventarisatie Zwanenburg ............................................................................... 30 Figuur 17, waterknelpunten Zwanenburg................................................................................... 31 Figuur 20, Fraxinus excelsior, niet onder invloed van zoute kwel .............................................. 33 Figuur 18, Tilia cordata, niet onder invloed van zoute kwel ....................................................... 33 Figuur 19, Tilia cordata, onder invloed van zoute kwel .............................................................. 33 Figuur 21, Fraxinus excelsior, onder invloed van zoute kwel ..................................................... 33 figuur 22, voorbeeld van een boorprofiel ................................................................................... 34
Tabel 1, hoofdstukindeling naar fasen van Kempen en Keizer (2000)........................................ 15 Tabel 2, resultaten bovengronds onderzoek Fraxinus excelsior ................................................. 32 Tabel 3, resultaten bovengrondsonderzoek Fraxiunus excelsior................................................ 32 Tabel 4, procentuele verschillen Tilia cordata naar resultaten veldonderzoek .......................... 35 Tabel 5, procentuele verschillen Fraxinus excelsior naar resultaten veldonderzoek ................. 35 Tabel 6, de gevoeligheid van bomen op zout ............................................................................ 38 Tabel 7, 'gezonde boom' Tilia cordata ........................................................................................ 49 Tabel 8, 'niet gezonde boom' Tilia cordata ................................................................................. 49 Tabel 9, 'gezonde' boom, Fraxiuns excelsior............................................................................... 50 Tabel 10, 'niet gezonde' boom, Fraxinus excelsior ..................................................................... 50
Pagina 10 van 63
Figuren- en tabellenlijst
Pagina 11 van 63
Inleiding
1
Inleiding
In laag Nederland bestaat het overgrote deel van de bodems uit veengronden, welke in het verleden zijn afgeplagd. Continue ontwatering van gronden leidt tot een afbraak van het veen en inklinking van de bodem. Hierdoor zakt een deel van Nederland langzaam onder de zeespiegel. Het gevolg is dat op sommige plaatsen zout kwelwater permanent aanwezig is in de meeste laag gelegen polders langs de kust. (Zoute) kwel is grondwater dat onder druk aan de oppervlakte uit de bodem komt. Kwel treedt op in de polders vanuit en vanonder de zoetwaterbel door, onder de duingebieden langs de Nederlandse kust. Op sommige plaatsen, zoals de polders van de Haarlemmermeer, komt het zoute kwelwater ook aan de oppervlakte. Op de plaatsen waar kwel omhoog komt kunnen ook bomen voorkomen. Bomen moeten, afhankelijk van het soort, onder andere een goede bodem en een juist vochtbalans hebben om te kunnen groeien. Daar waar zoute kwel omhoog komt, kan het dus nadelige gevolgen voor bomen hebben. Door de onduidelijkheden over de gevolgen van zoute kwel op bomen is er bij de gemeente Haarlemmermeer behoefte ontstaan om hier een onderzoek naar de starten. Deze behoefte is aanwezig omdat het verschijnsel (zoute) kwel een steeds nadrukkelijkere impact heeft in de Haarlemmermeer (Smakman, 2011).
1.1 Aanleiding van het onderzoek In het kader van het afstuderen aan de opleiding Tuin- en Landschapsinrichting aan de hogeschool VHL te Velp, moet er een onderzoek worden gedaan naar een actueel probleem binnen het vakgebied van Tuin- en Landschapsinrichting. Door de stageperiode die bij Grontmij vooraf is gegaan, is mij gevraagd om hier ook af te studeren en een onderzoek uit te voeren. Grontmij is een advies- en ingenieursbureau. Grontmij behandelt een grote diversiteit aan projecten en is actief in de sectoren bodem, bouw en vastgoed, energie, financiĂŤn, industrie, infrastructuur en mobiliteit, milieu en ruimte, software, stedelijke ontwikkeling en water. Grontmij wil meerwaarde leveren op het hele traject van ontwerp, advisering, engineering, contracten en management van multidisciplinaire projecten. Het werkgebied strekt zich uit door heel Nederland. Daarnaast is Grontmij actief binnen Europa en met verscheidene landen ook in andere continenten. Gedurende mijn stageperiode zijn er verschillende overleggen gevoerd met opdrachtgevers over mogelijke problematieken. Na overleg met de heer Ammo van Bennekom van de gemeente Haarlemmermeer, is gebleken dat er gebieden in en rond Zwanenburg zijn die zoute kwel bevatten. De gemeente vroeg zich hierbij af of zoute kwel gevolgen heeft voor bomen en of er advies gegeven kan worden voor de soortkeuze voor een nieuw beplantingsplan, naar aanleiding van eventuele bevindingen.
Pagina 12 van 63
Inleiding
1.2 Probleemstelling De gemeente Haarlemmermeer constateert uit eigen ervaring dat er bomen zijn binnen de gemeente die onder invloed staan van zoute kwel. Een deel van deze soorten groeien beter dan andere soorten. Door de onduidelijkheden die er zijn omtrent de problematiek en eventuele gevolgen van zoute kwel op bomen, is er behoefte ontstaan hier onderzoek naar te doen. Ook wil de gemeente graag oplossingsrichtingen weten welke kunnen bijdragen om het probleem te ondervangen. Dit is de aanleiding geweest voor dit onderzoek met de centrale vraag: “ Welke invloed heeft zoute kwel op de groeiomstandigheden van bomen in Nederland?� Deelvragen Om de centrale vraag te kunnen beantwoorden moeten er eerst enkele deelonderzoeksvragen worden beantwoord. De vragen die tezamen de centrale vraag moeten gaan beantwoorden zijn: 1) Hoe ontstaat (zoute) kwel? In deze deelvraag wordt inzichtelijk gemaakt hoe (zoute) kwel ontstaat. Ook worden de verschillen tussen polder en droogmakerij uitgelegd en wordt uitgelegd welke verschillende typen zoute kwel er zijn en waar de verschillen zitten. Als laatste wordt ook het zomer- en winterpeil uitgelegd. 2) Welke gevolgen heeft zoute kwel? Het is van belang om te weten welke gevolgen zoute kwel heeft. Er wordt in deze deelvraag onder andere ingegaan over verzilting en opname van voeding door planten. 3) Hoe groeien bomen en wat zijn de groeiplaatsomstandigheden om te kunnen groeien? De manier waarop bomen groeien is een complex verhaal. In deze deelvraag wordt de essentie uitgelegd. Zo wordt er ingegaan op fotosynthese, vochthuishouding, beschikbaarheid van grondwater, voedingselementen, wortels, indringingsweerstand en zoutbelasting. 4) Wat voor invloed heeft zoute kwel op de gezondheid van bomen? Met alle opgedane kennis van de eerdere deelvragen wordt gekeken wat de gevolgen voor de bomen kunnen zijn. Ook wordt in deze deelvraag inzichtelijk gemaakt welke bomen wel en niet goed gedijen op zoute kwel. 1.3 Doelstelling van het onderzoek Het doel van het onderzoek is inzicht geven of zoute kwel als een probleem voor bomen wordt ervaren. Indien dit een probleem is, worden de problematiek en de eventuele gevolgen van zoute kwel op bomen aangegeven, ook worden er oplossingsrichtingen aangedragen die het probleem kunnen ondervangen.
Pagina 13 van 63
Inleiding
1.4 Werkwijze Om de in paragraaf 1.2 gestelde vragen te kunnen beantwoorden, wordt er gebruik gemaakt van verschillende soorten onderzoekstechnieken. Er wordt literatuuronderzoek verricht en beeldmateriaal bestudeerd. Ook wordt er gesproken met deskundigen in het vakgebied. Door middel van veldonderzoek wordt de literatuur in de praktijk getoetst. Al deze onderzoeksactiviteiten resulteren in de antwoorden van de gestelde vragen van paragraaf 1.2. Vervolgens worden er conclusies, adviezen en aanbevelingen opgesteld.
1.5 Afbakening Dit onderzoek “bomen in zoute kwel” beperkt zich tot bomen in Nederland. In het kader van de praktijk is er één praktijkonderzoek uitgevoerd waarbij enkele bomen zijn onderzocht. Het onderzoek beperkt zich tot twee boomsoorten, hierbij zijn per boomsoort twee bomen onderzocht. Dit omwille van de tijd. Het onderzoek geeft hierdoor geen uitgebreide bevindingen ten aanzien van andere boomsoorten. Tijdens dit onderzoek wordt door middel van boringen de bodemopbouw onderzocht. Echter wordt de precieze samenstelling van alle voedingsdelen niet onderzocht. Dit zal in een laboratorium moeten gebeuren. Dit onderzoek is uitgevoerd in het voorjaar, met een relatieve hoge grondwaterstand. In de zomer worden waarschijnlijk andere waarden gemeten. Dit komt doordat de zoutwaterbel dan kleiner is geworden, waardoor de zoute kwel hoger kan komen. Hierdoor vallen de waarden in de zomer waarschijnlijk hoger uit.
1.6 Onderzoeksmethodiek 1.6.1 Literatuuronderzoek Voor het literatuuronderzoek worden er verschillende publicaties omtrent zoute kwel bestudeerd. Ook wordt er bestudeerd hoe bomen groeien en hoe bomen kunnen reageren op (een teveel aan) zout. Deze informatie wordt gebruikt ter voorbereiding op de interviews die worden gehouden met gemeentelijke medewerkers en de diverse gesprekken met deskundigen. Wanneer deze literatuur is gebruikt, wordt er in het rapport naar verwezen. 1.6.2 Interviews Beleidsmedewerkers van de gemeente Haarlemmermeer zijn telefonisch benaderd om vervolgens een afspraak te maken. Vanuit de gemeente kwam duidelijk naar voren dat het een actueel probleem is, waardoor de gemeente erg bereidwillig is geweest om mee te werken aan het onderzoek. Door gesprekken te voeren met een beleidsmedewerker en een groenbeheerder werd inzicht vergaard in de verschillende lagen van complexiteit. De groenbeheerder kan heel praktisch oplossingen geven, terwijl een beleidsmedewerker wat meer algemeen denkt. Hierdoor was er de mogelijkheid door te vragen over mogelijke oplossingen op verschillende niveaus. De gesprekssamenvatting zijn opgenomen in bijlage IV. 1.6.3 Gesprekken met experts Er is contact gelegd met instituten die zich bezighouden met (zoute) kwel en groeiomstandigheden. Zo is er contact gelegd met Grontmij, Hogeschool Van Hall Larenstein en Prohold Boomtechnisch Advies. In gesprek met Christiaan Leerlooijer, adviseur water bij Grontmij, lag de nadruk op de verschillende vormen van zoute kwel en de gevolgen hiervan. Ook is er een inhoudelijk gesprek gevoerd met Gerrit-jan van Prooijen, boomtechnisch expert bij Prohold Boomtechnisch Advies. De gesprekssamenvatting zijn opgenomen in de bijlage IV.
Pagina 14 van 63
Inleiding
1.6.4 Veldonderzoek In de gemeente Haarlemmermeer wordt in Zwanenburg een veldonderzoek uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek ligt eerst de nadruk op het vergaren van beeldmateriaal en inzicht verkrijgen van de praktijksituatie. Vervolgens wordt door het theoretisch kader kennis verkregen in de problematiek en wordt er een praktijkonderzoek uitgevoerd naar de zoutwaarden in het grondwater. Ook wordt de boom bovengronds bestudeerd. Hier worden uiteindelijk conclusies uit getrokken. 1.7 Leeswijzer In hoofdstuk twee, Theoretisch kader, worden de opgestelde vragen van hoofdstuk één behandeld. Hierin wordt uitgelegd hoe (zoute) kwel ontstaat en welke gevolgen dit heeft. Ook wordt uitgelegd hoe een boom groeit en wat uiteindelijk (theoretisch gezien) de gevolgen van zoute kwel op bomen zijn. In hoofdstuk drie, veldonderzoek, wordt aangetoond of de theoretische waarden op juistheid zijn gebaseerd en wat in de praktijk de gevolgen zijn van zoute kwel. Uiteindelijk volgt in hoofdstuk vier de beantwoording van de hoofdvraag en van de deelvragen, gevolgd door een conclusie. Vervolgens wordt er een advies opgesteld en worden er aanbevelingen gegeven. In tabel 1, hoofdstukindeling naar fasen van Kempen en Keizer (2000), is een overzicht gegeven. Oriëntatiefase 1. Inleiding
Onderzoeksfase 2. Theoretisch kader
Oplossingsfase 4. Conclusies, advies en aanbevelingen
3. Veldonderzoek tabel 1, hoofdstukindeling naar fasen van Kempen en Keizer (2000)
Pagina 15 van 63
Theoretisch kader
2
Theoretisch kader
Om de achtergronden van het onderzoek te begrijpen is het van belang een theoretisch kader op te stellen. Een theoretisch kader brengt de uitkomsten en conclusies uit eerdere onderzoeken aan bod. Dit is van belang om de achtergrond van dit onderzoek te begrijpen. Hierdoor kan er op basis van eerdere onderzoeken conclusies worden getrokken. 2.1 Hoe ontstaat (zoute) kwel? Kwel ontstaat als water van hoger gelegen gebieden naar lager gelegen gebieden stroomt en daar aan de bovenzijde wordt begrensd door een slecht doorlatende laag of ondoordringbare laag. Dit water komt dan onder druk te staan. Dit verschijnsel heet (gedeeltelijk) afgesloten grondwater. Indien de slecht doorlatende laag wordt doorboord, komt het water omhoog, dit heet artesisch water. Als het water vervolgens aan de oppervlakte komt wordt het kwel genoemd. Kwel is grondwater dat onder druk aan de oppervlakte uit de bodem komt. Grondwaterstroming, reliĂŤf en de geomorfologische opbouw van een gebied zijn bepalend of er kwel kan ontstaan. In figuur 1, zichtbaar hoe (zoute) kwel kan doordringen in diepe polders (Nonnekes, november 2006).
figuur 1, zichtbaar hoe (zoute) kwel kan doordringen in diepe polders
(Regen)water zakt op de hogere delen van een gebied in de bodem, een deel van dit water stroomt af richting sloten en plassen. Het overige deel dringt door de slecht doorlatende laag heen en komt uiteindelijk in het eerste watervoerende pakket, of dieper terecht. Verschil polder en droogmakerij In de laaggelegen polders langs de kust worden de waterstanden door de mens gereguleerd. De meeste polders zijn omringd door dijken. Deze zorgen voor een afscherming voor het hoger gelegen omringende water. Het overtollige water wordt vanuit de polders, door ingrijpen van het waterschap, weggepompt in boezems. Boezems zijn meren of kanalen waar het overtollige water op kan worden geloosd. Hierdoor fluctueert het peil van de boezem nogal en wordt er gesproken over boezempeil.
Pagina 16 van 63
Theoretisch kader
Een droogmakerij werkt in feite hetzelfde, alleen zijn droogmakerijen drooggemaakte meren, plassen of delen van de zee. De polders van droogmakerijen hebben meer last van (zoute) kwel, omdat deze meer zijn gelegen langs de kust en omdat deze veelal lager liggen dan het omliggende landschap. Het water in de droogmakerijen moet dan ook veelvuldig worden ververst om verzilting te bestrijden. Verzilting is het geleidelijk toenemen van het zoutgehalte van de bodem of water. Zoute kwel Langs de kust, bij gebieden die onder zeeniveau liggen, kan ook zoute of brakke kwel voorkomen. Zoute kwel is het omhoogkomen van zoutwater stromen. Deze ontstaan door het hoogteverschil tussen de zeespiegel en het aanliggende lager gelegen land. De oude zoutwaterlaag, welke in het diepe grondlaag zit, wordt hierdoor omhoog gestuwd. Zoute kwel is afhankelijk van de samenstelling van het grondwater dat opkwelt. Bij zoute kwel heeft het grondwater dat opkwelt een zout karakter. Opkwellend grondwater kan ook brak of zoet zijn. Brak kwel is zoutachtig water wat minder zout is dan zeewater. Het komt van nature voor op de overgangsgebieden van zee- naar zoetwater. Drie typen zoute kwel Er worden verschillende typen kwel onderscheiden die verschillen in flux en zoutgehalte, zie figuur 2, drie typen kwel in een diepe polder met verschillende zoutgehaltes. Hierbij is kwelflux het volume grondwater wat uittreed naar het maaiveld (Stowa, z.d.). 1. Diffuse kwel van zout grondwater door de slecht doorlatende deklaag Diffuse kwel is afhankelijk van ‘natuurlijke’ grondwaterstandfluctuaties als gevolg van neerslag en de dikte van de neerslaglens op het zoute water. Diffuse kwelsystemen voeren voornamelijk het zoete grondwater van het bovenste deel van het eerste watervoerende pakket af. De laaggelegen polders en droogmakerijen van West-Nederland vormen door diffuse kwel instromend water soms 75% van het totaal dat moet worden uitgemalen. 2. Zoute wellen, waarbij zout grondwater geconcentreerd en met grote snelheid (klein oppervlak, preferente grondwaterstroming) uittreedt (in waterlopen of op het land) Wellen zijn scheuren in de bodem die ontstaan door een openbarsting van de bodem. Deze openbarsting ontstaat door grote druk die van onderaf de bodem wordt uitgeoefend. Door deze scheuren stroomt het water vervolgens naar boven. Door de grote druk die op de scheuren wordt uitgeoefend kan er een grote stroomsnelheid ontstaan en de wellen erg diep trekken (soms tot wel dertig meter diepte). Hierdoor wordt het zoute water dus aangetrokken vanuit de diepe ondergrond. Dit zoute water is vanwege de hoge doorstroomsnelheid en de diepte waar het vandaan komt soms wel vijftig keer zouter dan het water dat op een langzame manier naar boven komt. Een wel is vaak maar één tot twee centimeter breed. Het wellengebied is echter honderd tot vijfhonderd vierkante meter groot. Wellen worden vooral gevonden in de grote kanalen. 3. Preferente zoute kwel door zandbanen in de Holocene deklaag (oude stroomgeulen) Door zandbanen in de ondergrond is de neerwaartse druk van de grondlagen kleiner dan in de omgeving. Hierdoor ontstaat ter plaatste van de zandbaan een verhoogd risico op de vorming van wellen.
Pagina 17 van 63
Theoretisch kader
figuur 2, drie typen kwel in een diepe polder met verschillende zoutgehaltes.
Bron: (Stowa, z.d.)
Verschillen De verschillen in zoutgehaltes van de drie typen kwel worden veroorzaakt door een combinatie van twee factoren, namelijk: het zoutprofiel dat onder de Holocene deklaag in de diepe polders van West-Nederland wordt aangetroffen, en opkegel mechanisme. Dit houdt in dat geconcentreerde vormen van kwel met hoge snelheden het grondwater van diepere lagen aantrekt, wat hogere zoutwaarden tot gevolg heeft. Zomer- en winterpeil In de wintermaanden is de hoeveelheid neerslag groter dan de verdamping (KNMI, 2011). Dit heeft een stijging van de grondwaterstand in de omringende polders als gevolg. Als oplossing worden de waterstanden van oppervlaktewateren verlaagd. Hierdoor ontstaat er een grotere drooglegging, het hoogteverschil tussen het maaiveld en het polderpeil, wat zorgt voor meer afstroming als gevolg van het verlagen van het grondwaterpeil. In de zomer is het precies omgekeerd. Er verdampt meer water dan de neerslag die valt (KNMI, 2011). De peilen in de sloten en kanalen worden verhoogt naar het zomerpeil. Hiermee wordt voorkomen dat de grondwaterstand te ver daalt, wat als gevolg heeft dat planten kunnen verdrogen doordat de wortels niet meer bij het water kunnen komen. Een aandachtspunt hierbij is dat het peil niet te laag mag worden. Dit kan de kans op (zoute) kwel, wellen en het opbarsten van de waterbodem vergroten. De neerwaartse druk wordt immers verkleind (Nijenhuis H. , 2015).
Pagina 18 van 63
Theoretisch kader
2.2
Toekomstig vraagstuk
In de toekomst zal de zeespiegel gaan stijgen (Klimaatbureau, z.d.). Dit heeft een toename van kwel als gevolg. De oorzaken van zeespiegelstijging kunnen worden onderverdeeld in absolute en relatieve zeespiegelstijging. Absolute zeespiegelstijging De stijging van de zeespiegel is niets nieuws. Al sinds de laatste ijstijd (circa 10.000 jaar geleden) smelt het poolijs. Op dit moment stijgt de zeespiegel ongeveer met 20 – 100 cm per eeuw ten opzichte van het dalend landoppervlak (Klimaatbureau, z.d.).
figuur 3, absolute zeespiegelstijging in de 20ste eeuw, peilmeetstation Delfzeil
Echter zorgt klimaatverandering voor versnelling van de temperatuurstijging. Het gevolg hiervan is dat de zeespiegel op twee manieren stijgt: uitzetten van het water en een toename van de hoeveelheid water in de oceanen. Water neemt naarmate het warmer wordt meer volume in. Elke graad temperatuurstijging van de oceanen zorgt voor een wereldwijde zeespiegelstijging van bijna één meter (Klimaatbureau, z.d.). Ook neemt de hoeveelheid water toe door het smelten van ijskappen en gletsjers. Er is wel een verschil tussen landijs en zee-ijs . Wanneer landijs smelt stroomt er extra water in de zee waardoor de zeespiegel stijgt. Wanneer zee-ijs smelt leidt dit niet tot een toename van de zeespiegel, zee-ijs ligt immers al in zee (Klimaatbureau, z.d.). In figuur 3, absolute zeespiegelstijging in de 20ste eeuw, peilmeetstation Delfzeil en figuur 4, scenario's voor zeespiegelstijging in de toekomst, zijn enkele toekomstige scenario’s zichtbaar voor de zeespiegelstijging wanneer deze een trend wordt (Klimaathype, 2008).
figuur 4, scenario's voor zeespiegelstijging in de toekomst
Pagina 19 van 63
Theoretisch kader
figuur 5, zeespiegel Nederland in de loop der jaren
In figuur 5, zeespiegel Nederland in de loop der jaren, is zichtbaar wat voor gevolgen de zeespiegelstijging heeft in Nederland. Hieruit blijkt namelijk dat wanneer de zeespiegel blijft stijgen, Nederland voor grote delen onder water komt te staan wanneer Nederland niet wordt verstevigd door middel van bijvoorbeeld dijken (Klimaathype, 2008).
Pagina 20 van 63
Theoretisch kader
Relatieve zeespiegelstijging Er wordt gesproken over relatieve zeespiegelstijging wanneer de zeespiegel stijgt als gevolg van de daling van de bodem. Bodemdaling vindt voornamelijk plaats langs de kustlijn. De oorzaken van bodemdaling wordt onderverdeelt in geologische processen en menselijke activiteiten. Bij geologische activiteiten kan de bodem dalen door bijvoorbeeld de daling van het Noordzeebekken (Klimaathype, 2008). Ook de menselijke invloed veroorzaakt bodemdaling. Oorzaken hiervan zijn belasting van bijvoorbeeld gebouwen, welke druk uitoefent op de bodem. Ook ingrepen in grondwaterniveau en waterhuishouding veroorzaken bodemdaling. Dit komt doordat bijvoorbeeld veen wordt drooggelegd. Als veen aan de buitenlucht blootstaat verteerd het, wat leidt tot bodemdaling. De laatste oorzaak van menselijke oorzaken van bodemdaling is de winning van delfstoffen. Door de winning van bijvoorbeeld gas, neemt de druk op de bovenliggende aardlagen af. Hierdoor drukken de bovenliggende lagen de zandsteenlaag in elkaar, wat zorgt voor bodemdaling (Naturalis, z.d.). In figuur 6, verwachte daling en stijging van het oppervlak van Nederland in het jaar 2050 ten opzicht van de huidige situatie, is het geheel in kaart gebracht.
figuur 6, verwachte daling en stijging van het oppervlak van Nederland in het jaar 2050 ten opzicht van de huidige situatie
Bron: (Natuurinformatie, z.d.) Pagina 21 van 63
Theoretisch kader
Relatie kwel en zeespiegelstijging Bij een stijging van de zeespiegel zal de blijvende brakke of zoute kwel toenemen. (Dam, 1993). Dit komt doordat het verschil tussen de zeespiegel en het achterliggende grondwaterpeil van het land groter wordt. Hierdoor neemt de druk af en kan zoute kwel gemakkelijker doordringen, wat leidt tot een toename van zoute kwel. In figuur 7, kwel in Nederland voor en na 5 meter zeespiegelstijging , is duidelijk zichtbaar wat de gevolgen zijn wanneer de zeespiegel vijf meter stijgt. Delen van Overijssel, Gelderland, Brabant en Drenthe komen dan onder invloed te staan van (zoute) kwel (Rijkswaterstaat, 1986).
figuur 7, kwel in Nederland voor en na 5 meter zeespiegelstijging (Rijkswaterstaat, 1986)
2.3 Welke gevolgen heeft zoute kwel? Het grootste probleem van zoute kwel is verzilting. Verzilting is het geleidelijk toenemen van het zoutgehalte van de bodem of van het water. De laaggelegen polders en droogmakerijen langs de kust hebben hier het meest last van. Er wordt onderscheid gemaakt in actieve en passieve verzilting. Actieve verzilting is het gevolg van ingrepen in het watersysteem. Bijvoorbeeld door de aanleg van zoet-zout gradiĂŤntgebieden. Passieve verzilting is het gevolg van indringend zeewater (externe verzilting) of zout kwelwater wat aan het oppervlakte komt (interne verzilting). Hierdoor worden met name de laaggelegen kustgebieden verzilt (WUR Alterra, 2011). Twee typen toename verzilting Door menselijk ingrijpen in het watersysteem en de verwachte klimaatveranderingen, leiden tot een toename van twee typen verzilting. Het eerste type is een structurele toename van kweldruk op regionale schaal. Deze vorm van verzilting heeft een grotere zoutbelasting tot gevolg. De oorzaak van dit type zijn bodemdaling, ontwatering en een stijging van de zeespiegel. Het tweede type betreft een periodieke toename van normoverschrijding van het zoutgehalte in het oppervlaktewater en het kleiner worden of het geheel verdwijnen van (zoete) neerslaglenzen. Oorzaken hiervan zijn een toename van het neerslagtekort in de zomer (door minder neerslag en een grotere verdamping) en de eerder genoemde structurele oorzaken.
Pagina 22 van 63
Theoretisch kader
Gevolgen Door verzilting vormt er een ophoping van zouten in ondiepe of diepe bodems. Als gevolg hiervan neemt de grondwaterkwaliteit en de bodemvruchtbaarheid af. Door verzilting kan het zoute water de wortelzone van beplanting bereiken. Dit kan gevolgen hebben voor boomsoorten die gevoelig zijn voor zout. In de droge zomermaanden kan er ook niet tot nauwelijks worden beregend, omdat er minder zoetwater beschikbaar is. In figuur 8, risico gebieden met mogelijke zoute kwel, zijn de risicogebieden in kaart gebracht. Kijkend naar zoute kwel, betekent dit dat er in de zomer een grotere kans is op verzilting dan in de winter. Dit komt doordat de zoetwaterlens in droge zomers (geheel) kan worden onttrokken, met een capillaire werking van zoutgrondwater als gevolg.
figuur 8, risico gebieden met mogelijke zoute kwel
Pagina 23 van 63
Theoretisch kader
2.4 Wat zijn de groeiplaatsomstandigheden van bomen? Houtachtige gewassen die (tijdelijk) onder invloed staan van zoute kwel, moeten leven in extreme omstandigheden. Zo moeten planten het vermogen hebben om zoutwater te verdragen en hier mee om te gaan. Indien een boom onder optimale omstandigheden kan groeien, moet er aan verschillende criteria worden voldaan. Onder deze criteria vallen: fotosynthese, vochthuishouding, beschikbaarheid van water, voedingselementen en een goed wortelstelsel. Fotosynthese Bomen fabriceren grotendeels hun eigen voedsel (bouwstoffen). Hiervoor heeft een boom twee belangrijke bouwstoffen nodig: koolstofdioxide (CO2) en water (H2O). Uit het water haalt de boom voedingszouten en vocht. De CO2 kan een boom via kleine gaatjes in het blad uit de lucht halen. Met deze twee stoffen is een boom in staat voedsel aan te maken, zoals de benodigde suikers. Voor het maken van suikers is energie nodig, wat vrij komt in het fotosynthese proces; door middel van (zon)licht en bladgroen, CO2 en H2O omzetten in suikers. Fotosynthese vindt meestal plaats op het blad(groen). Hoe groener het blad, hoe meer een boom kan omzetten. De glucose wordt via de levende bastcellen getransporteerd naar de wortels, de zaden, bloemen bladeren en knoppen (Prooijen, Stadsbomen vademecum 2A groeiplaatsaspecten, 2006). Vochthuishouding Water is van groot belang voor bomen. Water zorgt voor transport, stevigheid, draagt bij aan fotosynthese en uiteraard de groei van bomen. 95% Van het water dat een boom opneemt, wordt weer verdampt via de bladeren. Een boom verdampt water om het transport van allerlei stoffen mogelijk te maken en niet om de bladeren te verkoelen. Een boom heeft dus in het groeiseizoen veel behoefte aan water. Als een boom (tijdelijk) een vochttekort heeft, kan de boom de celspanning in de bladeren verminderen, wat ervoor zorgt dat de bladeren slap hangen. Als deze periode te lang duurt verdrogen de bladeren en verdorren de bladeren (Prooijen, Stadsbomen vademecum 2A groeiplaatsaspecten, 2006).
Beschikbaarheid van grondwater Er zijn verschillende manieren waarop bomen aan water kunnen komen. De beschikbaarheid van grondwater in de bewortelde zone levert een belangrijke bijdrage aan de vochtbehoefte van een boom. Een bodemprofiel kan in drie grondwaterzones worden opgedeeld: hangwaterzone, contactprofiel en grondwaterzone. In figuur 9, vochtzones in een bodemprofiel, zijn de profielen inzichtelijk gemaakt. Hangwaterprofiel Bij een hangwaterprofiel is er in de bewortelde zone geen grondwaterinvloed. Het grondwater staat diep onder het maaiveld is moeilijk of niet bereikbaar voor de wortels. Contactprofiel Bij een contactprofiel is het grondwater periodiek bereikbaar voor de wortels. Aan het begin van het groeiseizoen is de grondwaterstand hoog genoeg, waardoor er door capillaire werking voldoende vocht wordt geleverd. In de loop van de zomer, wanneer er minder neerslag valt, daalt de grondwaterstand. Hierdoor wordt uiteindelijk het contact met de capillaire werking verbroken waardoor de boom is aangewezen op neerslag en de vochtvoorraad in de doorwortelde zone.
Pagina 24 van 63
Theoretisch kader
Grondwaterprofiel Als grondwater het hele jaar binnen bereik is van de wortels wordt gesproken over grondwaterprofiel. Dit geeft niet alleen voordelen maar ook nadelen. Zo kan het zuurstof worden verdrongen door het water. Hierdoor kunnen wortels rotten. Ook gaan wortels zoeken naar een goede ruimte. Bij een hoge grondwaterstand gaan wortels oppervlakkiger wortelen, wat bomen minder stabiel maakt en bij harde wind kwetsbaarder maakt (Prooijen, Stadsbomen vademecum 2A groeiplaatsaspecten, 2006).
figuur 9, vochtzones in een bodemprofiel
Voedingselementen Naast de bouwstoffen die door middel van fotosynthese vrijkomen, heeft een boom ook andere voedingselementen nodig. Deze elementen vervullen in de boom de volgende functies: - onderdeel van weefsel van de boom; - regulieren van doorlatendheid van membranen; - helpen bij het neutraliseren van binnengedrongen zuren of basen; - dienen als katalysator bij scheikundige reacties; - het regelen van osmotische processen (waardoor planten voeding kan opnemen uit de grond). De minerale voedingselementen kunnen als volgt worden ingedeeld: - Hoofdvoedingselementen: Stikstof (N), Fosfor (P), kalium (K), Calcium (Ca), Magnesium (Mg) en Zwavel (S); -sporenelementen: Koper (Cu), Zink (zn), Borium (B), Ijzer (Fe), Mangaan (Mn) en Molybdeen (Mo). Een tekort aan voedingselementen resulteert in een vermindering van de groei en conditie van een boom. Hierdoor is een boom vatbaarder voor ziekten en plagen. Echter is ook een teveel aan bepaalde voedingselementen schadelijk voor een boom. Het resultaat hiervan kan zijn dat bepaalde elementen ervoor zorgen dat er aan andere elementen een tekort ontstaat (Prooijen, Stadsbomen vademecum 2A groeiplaatsaspecten, 2006).
Wortels, schimmels en mycorrhiza Een wortelstelsel bestaat uit gestelwortels en haarwortels. De gestelwortels zijn houtige wortels die zorgen voor verankering in de bodem. Haarwortels zijn niet-verhoute wortels welke zorgt voor de opname van vocht en voedingselementen. Haarwortels zorgen ook voor het lekken van suikers en zuren voor het bodemleven. Zo houden wortel en bodemleven elkaar in evenwicht. Onder een zwak zuur milieu met een pH waarde 6 vindt de beste uitwisseling plaats.
Pagina 25 van 63
Theoretisch kader
Wortels leven vaak in symbiose met schimmels. Dit betekent dat beide organismen elkaar nodig hebben om te overleven. Een belangrijke groep zijn de schimmels die samen met de wortel van de boom zogenaamde mycorrhiza vormen (micos = schimmel, rhiza = wortel). Wortels leveren suikers aan de schimmels. Omgekeerd leveren de schimmels schaarse voedingselementen aan de wortels. Schimmels zijn beter geschikt in het ‘zoeken’ hiervan. Schimmels kunnen ook voor bescherming zorgen tegen ziekteverwekkers (Prooijen, Stadsbomen vademecum 2A groeiplaatsaspecten, 2006).
2.5 Wat zijn de gevolgen van (teveel) zout voor bomen? Een teveel aan zout heeft een negatieve werking in het milieu van een boom. Het heeft namelijk een slechte invloed op de bodemgesteldheid, de boom zelf en op de waterkwaliteit. Indien de wortels van een boom, gedurende een bepaalde tijd in contact staan met zoute kwel, ondervindt een boom hier schade van. Het is per boomsoort zowel afhankelijk wat de zoutconcentraties zijn, als wat de verdraagzaamheid van een boom is. Met name in het voorjaar heeft een boom hier meer last van dan in het najaar. Dit komt doordat een boom in het voorjaar al zijn kracht nodig heeft om uit te lopen. Hierdoor heeft een boom meer water nodig dan in het najaar. Bij de gevolgen voor bomen wordt een onderscheid gemaakt in twee vormen: het zout als totaal en het chloride ion. (Prooijen, Stadsbomen vademecum 2A groeiplaatsaspecten, 2006) Zout als totaal Op het moment dat water veel zout bevat, kan een boom het moeilijker opnemen. Dit komt doordat het water sterker in de bodem wordt vastgehouden. Dit heet een fysiologische droogte. Dit is echter maar van korte duur, doordat de boom zich op verschillende manieren kan aanpassen, bijvoorbeeld door zelf zouten op te nemen uit de bodem. Het chloride ion Een teveel aan chloride ionen zorgt voor een verstoring van een aantal levensprocessen van de boom. Als door de wortels teveel aan chloride ionen wordt opgenomen, kan boven een bepaald chloridegehalte de groei van bomen afnemen. Het is echter sneller zichtbaar aan aangetaste bladeren met een bladrandverkleuring. Gevolgen Als de zoutbelasting gedurende een lange tijd plaatsvindt, worden de symptomen steeds heftiger. De volgorde van de verschillende verschijnselen zijn: groeiafname, bladverwelking, bladverkleuring, bladafsterving, terugloop bladontwikkeling en afsterven. Voorkomende schadebeelden zijn: bladverwelking en omkrullen van blad; bladrandverkleuring, die snel overgaat in vorming van bruine bladeren; afsterven van blad (vervroegde herfst), wordt soms gevolgd door opnieuw uitlopen van knoppen; terugloop blad ontwikkeling, vorming van kleinere bladeren, bladerloze takken, nietuitlopende knoppen en schorsverbranding; afsterving van grote delen van de boom, met volledige sterfte als eindstadium (Prooijen, Stadsbomen vademecum 2A groeiplaatsaspecten, 2006).Deze schadebeelden zijn verduidelijkt in figuur 10 tot en met 13. In bijlage I is een tabel zichtbaar met de hoeveelheidbelasting zout die een boom kan hebben. Dit cijfer is aangeduid in een EC-cijfer. Dit cijfer geeft de geleiding van zout in het grondwater weer.
Pagina 26 van 63
Theoretisch kader
Figuur 10, bladverwelking (Groot, z.d.)
figuur 11, bladrandverkleuring (Ingenieurs Bureau Amsterdam, 1997)
Figuur 12, vervroegde herfst (boom links) (Ingenieurs Bureau Amsterdam, 1997)
Figuur 13, terugloop bladontwikkeling (Groot, z.d.)
Tolerantie voor zout in de bodem De tolerantie voor zout dat via de wortels wordt opgenomen kan afhankelijk zijn van verschillende factoren. Enkele (vermoedelijke) factoren zijn: - wortelactiviteit, hierdoor kunnen natrium en chloridenionen geweerd worden; - zuurstofvoorziening in de bodem, bij een slechte zuurstofvoorziening neemt de opname van natrium en chloride toe en die van stikstof en kalium af; - regeling van verdampingssnelheid, waardoor ionenopname wordt geremd; - vastlegging van chloridenionen in het blad. Sommige soorten kunnen deze ionen vastliggen waardoor deze onschadelijk worden gemaakt; - doorstroming tegenhouden van natrium en chloride vanuit de wortels naar bovengrondse delen. Ook dit is soortafhankelijk (Prooijen, Stadsbomen vademecum 2A groeiplaatsaspecten, 2006).
Pagina 27 van 63
Theoretisch kader
Waardebepaling van bomen De Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB) heeft een uniforme waardebepaling van bomen opgezet. Hierdoor kunnen bomen naar waarde worden ingedeeld. Indien een gemiddelde boom onder normale omstandigheden groeit, heeft een boom na veertig jaar zijn maximale waarde. Deze waarde wordt ook wel functievervulling van een boom genoemd. Vanaf dit moment wordt de boom afgeschreven tot het einde van de functionele levensduur. In de onderstaande afbeelding, figuur 14, voorbeeld investerings- en afschrijvingscure, is een voorbeeld gegeven van een standaard boom. Dit kan een Fraxinus excelsior (es) of Tilia cordata (linde) zijn. Hierbij is de functievervulling gezet op veertig jaar met een leeftijd van ca. honderdtwintig jaar (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen, 2012). In bijlage II, is de voorbeeldberekening inzichtelijk gemaakt. Het rekenmodel is uitgegaan van prijspeil 2012.
figuur 14, voorbeeld investerings- en afschrijvingscure volgens NVTB
Indien een boom een hogere leeftijd bereikt stijgt de functievervulling, wat resulteert in een hogere boomwaarde. Een boom in een goede conditie heeft dus een hogere waarde en een langere afschrijvingsperiode. Anderzijds kan een boom in een slechte gezondheid resulteren in een lagere functievervulling. Hierdoor is de boom minder waard en is er sprake van een verkorte afschrijvingsperiode. Ook kunnen hierdoor de directe behandelkosten en beheerkosten toenemen. Onder directe behandelkosten wordt volstaan: de kosten die nodig zijn om verdere schade te voorkomen of te beperken. Onder verhoogde beheerkosten vallen alle beheerkosten die voortvloeien uit de schade.
Pagina 28 van 63
Veldonderzoek
3
Veldonderzoek
In het veldonderzoek wordt in de praktijk aangetoond of de gevonden theorie kan worden bevestigd. Door middel van boven- en ondergrondssonderzoek wordt aangetoond wat de gevolgen kunnen zijn van zoute kwel. 3.1 Inventarisatie projectgebied Het veldonderzoek wordt gehouden in de gemeente Haarlemmermeer. Deze gemeente bevindt zich ten noordoosten van Amsterdam in de provincie Noord-Holland, zie figuur 15, overzicht gemeente Haarlemmermeer . De Haarlemmermeer is een Nederlandse droogmakerij. In de eeuwen voor de drooglegging in 1852 was het Haarlemmermeer een enorme watervlakte. Doordat de gemeente Haarlemmermeer nu een diepe polder is, is er een uitgekiend watersysteem ontwikkeld. Echter wordt de huidige waterkwaliteit van de Haarlemmermeer be誰nvloed door kwelproblematiek. In grote delen van de polder komt (zoute) kwel voor, die voor een slechte oppervlaktewater kwaliteit zorgt. (Gemeente Haarlemmermeer en hoogheemraadschap Rijnland, 2008)
figuur 15, overzicht gemeente Haarlemmermeer (Map data - OpenStreetMap contributors, 2012)
Na overleg met de beheerder van de gemeente Haarlemmermeer, Peter Sindelka, is gebleken dat zoute kwel in Zwanenburg het grootste probleem vormt. Hierdoor is gekozen om het veldonderzoek hier uit te voeren. Pagina 29 van 63
Veldonderzoek
figuur 16, groeninventarisatie Zwanenburg
In figuur 16, groeninventarisatie Zwanenburg, is een overzicht te zien van de totale groeninventarisatie van de woonwijk. De nummers geven de volgende bomen weer: 1) Tilia cordata – kleinbladige linde 2) Fraxinus excelsior – gewone es 3) Tilia cordata – kleinbladige linde 4) Fraxinus excelsior – gewone es
Pagina 30 van 63
Veldonderzoek
figuur 17, waterknelpunten Zwanenburg
In figuur 17, waterknelpunten Zwanenburg, zijn de knelpunten van de wijk in kaart gebracht. Een probleem in de wijk is de afvoer van regenwater. Dit komt door een grote toename van verharding en bebouwing. Hierbij werden voormalige oppervlaktewaters of greppels langzamerhand dichtgegooid of zijn deze helemaal verdwenen. Hierdoor stijgt het grondwater in de wijk en heeft de wijk een mindere doorstroming van water. Hierdoor kan de zoute kwel lokaal zeer hoog zijn. Via wellen, welke in de wijk veel aanwezig zijn, komt er diep zout grondwater in het oppervlaktewater terecht. Dit zoute grondwater heeft een negatief effect op de kwaliteit van het oppervlaktewater. De intensiteit van de kwel verschilt sterk per gebied.
3.2 Resultaten van het onderzoek Het veldonderzoek is onderverdeeld in boven- en ondergronds. Alle bomen zijn afzonderlijk beoordeeld op verschillende parameters. De parameters en uitgebreide resultaten zijn in bijlage III voor wat betreft de bomen in Zwanenburg zichtbaar. Het geheel is samengevat in deze paragraaf. De nummers corresponderen met figuur 16, groeninventarisatie Zwanenburg 3.2.1 Bovengrondse situatie Om de boom op een juiste manier te kunnen beoordelen wordt onderscheid gemaakt in twee verschillende bovengrondse systemen. Deze systemen bestaan uit een biologisch en een mechanisch gedeelte. In de meeste gevallen is een visuele beoordeling voldoende om een oordeel te kunnen geven over de biologische- en mechanische kwaliteit, breukvastheid en stabiliteit van een boom.
Pagina 31 van 63
Veldonderzoek
Het biologische gedeelte omvat een onderzoek naar de conditie van de boom. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de dichtheid van de kroon, scheutlengte en knopzetting, de aanwezigheid van afstervende takken en naar regelmatige (dikte)groei. Bij het mechanische gedeelte zal het onderzoek zich toespitsen op de mechanische kwaliteiten van de boom. Op de eerste plaats wordt gelet op fysieke gebreken. Hierbij te denken aan plakoksel, scheuren en holtes. Daarnaast zal er gekeken worden op specifieke signalen afkomstig uit het door Professor Claus Mattheck (DE) opgestelde VTA methode (Visual Tree Assessment), waaruit mechanische kwaliteiten van een boom kan worden afgeleid. Enkele signalen die ontdekt kunnen worden zijn: onregelmatige schorsstructuur; verstoorde diktegroei en een versterkende groei. Voor het onderzoek zijn de bomen in figuur 18 tot en met 21 gebruikt. Een opsomming van de uitkomsten zijn zichtbaar in tabel 2 en 3.
Boomsoort
Fraxinus excelsior Boom 2
Fraxinus excelsior Boom 4
+
+/-
Mechanische kwaliteit
+/-
+/-
Toekomstverwachting
+/-
+/-
Zoutwaarde in mS/cm
5,67
8,4
Tilia cordata Boom 1
Tilia cordata Boom 3
Conditie (biologisch)
Boomsoort
Tabel 2, resultaten bovengronds onderzoek Fraxinus excelsior
Conditie (biologisch)
+
+/-
Mechanische kwaliteit
+
+/-
Toekomstverwachting
+
-
Zoutwaarde in mS/cm
5,67
8,5
Tabel 3, resultaten bovengrondsonderzoek Fraxiunus excelsior
Uit de bovengrondse onderzoeken blijkt dat bomen die een hogere zoutwaarde hebben, als gevolg van zoute kwel, een verminderde toekomstverwachting hebben. Dit is vooral zichtbaar bij de Tilia cordata. Uit onderzoek blijkt dat deze soort minder goed bestand is tegen zoute kwel dan de fraxinus excelsior. Doordat de fraxinus excelsior (boom 2) een verminderde mechanische kwaliteit heeft, is deze boom ook ingedeeld bij een redelijke toekomstverwachting. Indien dit niet het geval was geweest had deze boom ook een goede toekomstverwachting. Ook blijkt uit het veldonderzoek dat de bomen met een zoutwaarde hoger dan 5,67mS/cm, duidelijk een vermindering van groei zichtbaar is. Bij 8,4 mS/cm of hoger bevindt de boom zich in een gevaren zone, met een verminderde toekomstverwachting. Dit leidt tot een afname van de levensduur.
Pagina 32 van 63
Veldonderzoek
Figuur 18, Tilia cordata, niet onder invloed van zoute kwel
Figuur 20, Fraxinus excelsior, niet onder invloed van zoute kwel
Figuur 19, Tilia cordata, onder invloed van zoute kwel
Figuur 21, Fraxinus excelsior, onder invloed van zoute kwel
Pagina 33 van 63
Veldonderzoek
3.2.2 Ondergrondse situatie Het bodem- en wortelonderzoek is uitgevoerd om inzicht te krijgen in de samenstelling van de bodem, waterhuishouding en de verdeling van de wortels over de kluit. Uit de verschillende boringen (drie per boom), blijkt dat de ondergrond bij de verschillende bomen nagenoeg gelijk is. De bomen bevinden zich allen op een grasveld en er is niet tot nauwelijks hinder van verhardingen. Ook de factor funderingen, welke ook een rol kan spelen bij slechte groeiomstandigheden (Prooijen, Stadsbomen vademecum 2A groeiplaatsaspecten, 2006), kan hierbij worden uitgesloten. Vervolgens is er gekeken naar de grondwaterstand. De grondwaterstand bij de verschillende bomen zat overal rond de – 1,50 meter beneden maaiveld. Deze waarden kunnen dus ook met elkaar worden vergeleken. De bodemopbouw van de verschillende boringen laten nagenoeg een zelfde opbouw zien. De eerste dertig centimeter laat overal een goede humeuze laag zien. Deze laag bestaat uit grond. De volgende laag van circa dertig tot zestig centimeter beneden maaiveld bestaat uit een kleiige zandlaag. Vervolgens wordt de ondergrond in snel tempo minder goed voor de bomen. Vanaf zestig centimeter beneden maaiveld begint er een kleilaag, welke ruim zeventig centimeter diep is. Vanaf zestig centimeter is de klei nog licht humeuze, maar vanaf zeventig tot tachtig centimeter wordt het een zware kleilaag waar nauwelijks beworteling aanwezig is. Vanaf negentig centimeter is zware klei met een bruine kleur aanwezig. Helemaal onderin het boorgat, vanaf een diepte van honderdtien centimeter wordt de kleilaag blauw van kleur. Dit duidt op een ondoordringbare laag, ook wel de Afzetting van Calais genoemd. Dit is de oude zeekleilaag. In figuur 22, voorbeeld van een boorprofiel, is te zien hoe een bodem wordt beoordeeld.
figuur 22, voorbeeld van een boorprofiel
Pagina 34 van 63
Veldonderzoek
3.2.3 Analyse veldonderzoek Uit het gedane veldonderzoek van paragraaf 3.2.1 en 3.2.2 kan worden geconcludeerd dat bomen wel degelijk hinder ondervinden als gevolg van zoute kwel. Het achterblijven van de primaire (lengte) en secondaire (dikte) groei zijn hier de belangrijkste gevolgen van. De gevolgen liggen vooral in: achterblijven lengtegroei; open kroon; minder takscheutlengte; mindere stamdiameter. Als de gemeten waarden onderling met elkaar worden vergeleken, resulteert dit in de volgende analyse: een boom die onder invloed staat van zoute kwel groeit procentueel veel minder dan bomen die niet onder invloed staan van zoute kwel. In tabel 4, procentuele verschillen Tilia cordata, is dit inzichtelijk gemaakt. Hier komt naar voren een Tilia cordata die niet onder invloed staat van zoute kwel, tot wel 80% groter is, dan een boom die wel onder invloed staat van zoute kwel. Ook heeft de boom een 33% grotere kroondiameter , 20% betere takscheutlengte en 60% grotere stamdiameter. Tilia cordata 1
Tilia cordata 3
hoogte in m
18
10
Verschil in % (boom 1 in vergelijking met boom 3) 80%
Kroondiameter in m
8
6
33%
Takscheutlengte in cm (laatste 2 jaar)
12
10
20%
Stamdiameter in cm
40
25
60%
Leeftijd in jaren
35
43
tabel 4, procentuele verschillen Tilia cordata naar resultaten veldonderzoek
Ook voor de Fraxinus excelsior is duidelijk een achterstand zichtbaar. Zie tabel 5, procentuele verschillen Fraxinus excelsior.
hoogte in m Kroondiameter in m Takscheutlengte in cm (laatste 2 jaar) Stamdiameter in cm Leeftijd in jaren
Fraxinus excelsior 2
Fraxinus excelsior 4
20 15 20
15 10 10
65 43
40 34
Verschil in % (boom 2 in vergelijking met boom 4) 33% 50% 100% 63%
tabel 5, procentuele verschillen Fraxinus excelsior naar resultaten veldonderzoek
Pagina 35 van 63
Conclusie, advies en aanbevelingen
4
Conclusie, advies en aanbevelingen
De resultaten resulteren uiteindelijk in een conclusie en enkele adviezen. Tevens worden er enkele aanbevelingen gedaan. 4.1 Inleiding De in hoofdstuk twee opgestelde vragen worden na de bevindingen van hoofdstuk twee en drie hier beantwoord. De centrale vraag luidt: “ Welke invloed heeft zoute kwel op de groeiomstandigheden van bomen in Nederland?” Door middel van het theoretisch kader en het veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat zoute kwel invloed heeft op de groeiomstandigheden van bomen. De invloed komt doordat (een teveel aan) zout een negatieve werking heeft op de bodem en het (grond)water zelf. Hierdoor is een boom minder goed in staat om te groeien, en heeft daardoor een minder goede toekomstverwachting. De invloed van zoute kwel kan per boomsoort verschillen. Sommige soorten zijn gevoeliger voor zoute kwel dan andere soorten. In hoofdstuk 5.3 wordt een advies gegeven ten aanzien van de juiste soortkeuze. Het antwoord van de hoofdvraag is ontstaan door de beantwoording van de volgende deelvragen: 1) Hoe ontstaat (zoute) kwel? 2) Wat voor gevolgen heeft zoute kwel? 3) Hoe groeien bomen en wat zijn de groeiplaatsomstandigheden om te kunnen groeien? 4) Wat voor invloed heeft zoute kwel op de gezondheid van bomen? 4.1.1 Hoe ontstaat (zoute) kwel? (Zoute) kwel ontstaat indien water van hoger gelegen gebieden naar lager gelegen gebieden stroomt en daar aan de bovenzijde wordt begrensd door een slecht doorlatende laag of ondoordringbare laag. Dit water komt dan onder druk te staan. Indien de slecht doorlatende laag wordt doorboord, komt het (zoute) water omhoog. Als het (zoute)water vervolgens aan de oppervlakte komt wordt het kwel genoemd. Kwel is grondwater dat onder druk aan de oppervlakte uit de bodem komt. Grondwaterstroming, reliëf, locatie en de geomorfologische opbouw van een gebied zijn bepalend of er (zoute) kwel kan ontstaan. Er worden drie typen zoute kwel onderscheiden: 1) Diffuse kwel van zout grondwater door de slecht doorlatende deklaag; 2) preferente zoute kwel door zandbanen in de Holocene deklaag; 3) zoute wellen, waarbij zout grondwater geconcentreerd en met grote snelheid uittreedt. 4.1.2 Welke gevolgen heeft zoute kwel? Een teveel aan zout heeft een negatieve werking in het milieu van een boom. Het heeft namelijk een slechte invloed op de bodemgesteldheid, de boom zelf en op de waterkwaliteit. Als de zoutbelasting gedurende een lange tijd plaatsvindt, worden de symptomen steeds heftiger. De volgorde van de verschillende verschijnselen zijn: groeiafname, bladverwelking, bladverkleuring, bladafsterving, terugloop bladontwikkeling en afsterven. 4.1.3
Hoe groeien bomen en wat zijn de groeiplaatsomstandigheden om te kunnen groeien? Bomen hebben verschillende bouwstoffen nodig om te kunnen groeien. De belangrijkste hierin zijn CO2 en water. Door middel van (zon)licht is een boom in staat suikers en energie aan te maken. Ook heeft een boom voldoende voedingsstoffen en doorwortelbare ruimte nodig. Echter kan zout hierin een belemmerende werking hebben. Pagina 36 van 63
Conclusie, advies en aanbevelingen
4.1.4 Wat voor invloed heeft zoute kwel op de gezondheid van bomen? Zoute kwel heeft een negatieve werking op het milieu van bomen. Dit komt door een slechte invloed op de bodemgesteldheid, de boom zelf en de waterkwaliteit. Als de zoutbelasting, als gevolg van zoute kwel, gedurende langere tijd plaatsvindt, ontstaat er een verstoring van een aantal levensprocessen van een boom. De volgorde van de verschillende verschijnselen zijn: groeiafname, bladverwelking, bladverkleuring, bladafsterving tot het compleet sterven van de boom. Het is soortafhankelijk hoe (snel) een boom reageert op zoute kwel. Enkele factoren hierin zijn: wortelactiviteit, zuurstofvoorziening, verdampingssnelheid, vastlegging van chloridenionen in blad en doorstroming van natrium en chloride vanuit de wortels naar bovengrondse delen. 4.2 Conclusie Door middel van het theoretisch kader en het veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat zoute kwel invloed heeft op de groeiomstandigheden van bomen. De invloed komt doordat (een teveel aan) zout een negatieve werking heeft op de bodem en het (grond)water zelf. Hierdoor is een boom minder in staat om te groeien, en heeft mindere toekomstverwachting. Indien de boom onder een verminderende conditie groeit, wat bij zoute kwel het geval is, zal een boom een lagere toekomstverwachting hebben. Hierdoor krijgt de boom een lagere standaard functievervulling. Dit resulteert uiteindelijk in hogere afschrijvingskosten oftewel waardedaling van bomen. Doordat de boom een verminderde conditie heeft kan dit ook leiden tot een toename van directe behandelingskosten en een toename van beheerkosten. Bomen die onder invloed staan van zoute kwel hebben een lagere toekomstwaarde wat resulteert in hogere afschrijvingskosten.
4.3 Advies Op basis van het onderzoek kunnen een aantal adviezen gegeven worden om schade voor bomen in gebieden met zoute kwel te beperken of te voorkomen. 4.3.1 Juiste soortkeuze Het belangrijkste advies ligt in het toepassen van een juiste soortkeuze. Een goed beplantingsplan begint met de juiste boom op de juiste plaats. Door aan deze voorwaarde te voldoen kan een hoop schade worden voorkomen. Al het overige advies is enkel gericht om de schade van zoute kwel te beperken. Een juiste soortkeuze is het makkelijkst te realiseren zonder al de noodzakelijk hoge kosten die bij groeiplaatsconstructies vaak van toepassing zijn. Uit allerlei onderzoeken in binnen- en buitenland is een lijst opgesteld van bomen die goed en minder goed tegen zoute kwel bestand zijn, zie
Tabel 6, de gevoeligheid van bomen op zout . Deze lijst vormt een handreiking in de sortimentskeuze. In deze tabel is een opsomming weergegeven van de meest voorkomende bomen en of deze voldoende, matig of zeer gevoelig kunnen omgaan met zout in het wortelmilieu. In bijlage II is een complete lijst weergegeven, inclusief enkele grenswaarden.
Pagina 37 van 63
Conclusie, advies en aanbevelingen
Boom- of struiksoort
Zout in wortelmilieu Voldoende resistent
Matig resistent
Acer campestre
+
Acer negundo
+
Acer platanoides
+
Zeer gevoelig
Acer pseudoplatanus
+
Acer saccharinum
+
Aesculus hippocastanum
+
Ailanthus altissima
+
Alnus cordata
+
Alnus glutinosa
+
Alnus incana
+ + (?)
Alnus x spaethii Betula pendula
+ *) 1) +
Carpinus betulus +
Corylus colurna Crataegus monogyna
+ 1)
Crataegus laevigata
+ +
Fagus sylvatica +
Fraxinus excelsior Ginkgo biloba
+ (?)
Gleditsia triacanthos
+
Gleditsia triacanthos var. inermis Malus sylvestris
+
Platanus x acerifolia Populus alba
+ + *) +
Populus balsamifera
+
Populus x berolinensis
+
Populus x canescens
+ +
Populus simonii Populus tremula
+
Pyrus calleryana ’Chanticleer’
+
Pyrus communis
+
Quercus petraea
+
Quercus robur
+ 1)
Quercus rubra
+
Robinia pseudoacacia
+
Sophora japonica
+
Sorbus aria
+
Sorbus aucuparia
+
Sorbus intermedia
+ *)
Taxus baccata
+
Tilia x europaea
+
Tilia tomentosa
+
Ulmus x hollandica-cultivars
+
Tabel 6, de gevoeligheid van bomen op zout Pagina 38 van 63
Conclusie, advies en aanbevelingen
(?) is vermoedelijk resistent, maar deze bevinding is niet op een voldoende aantal waarnemingen gebaseerd. *) als jonge boom gevoelig 1) gevoelig gebleken in strenge winters 2) zware schade, beginnende sterfte
Bron: (Stolk, 2001)
4.3.2 Groeiplaatsverbetering Een ander advies is het toepassen van een groeiplaatsconstructie, indien er voor soorten wordt gekozen die minder goed tegen zoute kwel bestand zijn. Dit kan als deze soorten bijvoorbeeld ingepast moeten worden in het boomstructuurplan van een gemeente. Hierdoor worden kwetsbare soorten ‘geïsoleerd’ van het grondwater. Deze groeiplaatsconstructie moet dan wel aan enkele randvoorwaarden voldoen: 1) De gekozen constructie staat onder invloed van hangwater en mag niet onder invloed staan van grondwater. 2) De constructie moet worden voorzien van een overstort. Dit is nodig indien er teveel neerslag valt; 3) Indien er te weinig neerslag valt moet een irrigatie systeem voor voldoende water zorgen. 4) Hemelwater wordt niet afgevoerd naar het riool, maar stroomt naar de boom. Een nadeel van een dergelijke groeiplaatsconstructie is dat de kosten hiervan in de duizenden euro’s per stuk kan lopen. De vraag is dus of de kosten opwegen tegen de baten. Een voorbeeld hiervan is opgenomen in bijlage V. (Prooijen, Prohold Boomtechnisch Bureau, 2015) 4.4 Aanbevelingen Voor het onderzoek zijn enkele aanbevelingen opgesteld. Door middel van deze aanbevelingen kan er eventueel een vervolgonderzoek plaatsvinden. Voor dit onderzoek zijn drie aanbevelingen opgesteld, te weten: nader onderzoek, groenstructuurplan en kennisuitwisseling. 4.4.1 Nader onderzoek Voor dit onderzoek zijn de soorten en hoeveelheden beperkt. Nader onderzoek met betrekken tot andere boomsoorten en hoeveelheden is dan ook een aanbeveling. Een andere aanbeveling is het doen naar een vervolgstudie om oplossingen aan te dragen die het probleem van zoute kwel op de groeiomstandigheden kan ondervangen. Hierbij moet gedacht worden aan groeiplaatsverbeteringen, maar ook het terugdringen van het zoutgehalte. Vanuit de gemeente (Nijenhuis H. , 2015), zijn enkele oplossingsrichtingen naar voren gekomen die de problemen rond zoute kwel kunnen ondervangen. Dit zijn: 1) doorspoeling met zoet water; 2) draineren van gebieden; 3) isoleren van zoute wellen. Hierbij zal met name moeten worden onderzocht wat voor gevolgen het isoleren van de zoute wellen heeft. Een belangrijke kanttekening hierbij is dat de grondwaterstand niet teveel mag worden verandert. Indien de grondwaterstand verandert kunnen de meeste bomen zich niet aanpassen. Dit heeft dus consequenties voor alle bomen, en doet dus meer kwaad dan goed. (Prooijen, Prohold Boomtechnisch Bureau, 2015) Een aanbeveling is ook om uitvoerig ondergronds onderzoek te doen. Er is nu enkel naar de ondergrondse omstandigheden gekeken, om de verschillende bodems met elkaar te kunnen vergelijken. Er is niet gekeken naar de precieze samenstelling. Dit kan in een laboratorium worden uitgevoerd. Pagina 39 van 63
Conclusie, advies en aanbevelingen
4.4.2
Groenstructuurplan
Een groenstructuurplan vormt de richtlijnen van een goed doordacht groenbeheer. Het gaat over de kwaliteit, kwantiteit en betekenis van het groen in de gemeente. Het plan geeft richtlijnen voor het (nieuwe) groen. Gemeenten die last hebben van zoute kwel wordt geadviseerd onderzoek te doen naar de zoutwaarden op verschillende, relevante plekken. Als er een (te) hoge zoutwaarde wordt gemeten moet er in het groenstructuurplan een lijst worden opgenomen met soorten die hier tegen bestand zijn. 4.4.3 Kennisuitwisseling Gebleken is dat er bij de gemeente weinig kennis aanwezig is omtrent de problematiek van zoute kwel op bomen. Kennis die wetenschappelijk is onderbouwd en (deels) beschikbaar is bij Wageningen Universiteit en Hogeschool Van Hall Larenstein bereikt niet of nauwelijks de praktijkomgeving van ontwerper, uitvoerder of beheerder. Hierdoor worden er kansen gemist om voorbereidt te zijn op de toekomstige problematiek rondom zoute kwel op bomen. Het verdient hierdoor echt een aanbeveling om een platform te creĂŤren voor kennisuitwisseling voor gemeenten, kennisinstituten en mensen uit het werkveld.
Pagina 40 van 63
Conclusie, advies en aanbevelingen
Pagina 41 van 63
<Bibliografie>
Bibliografie
Dam, P. J. (1993). Hydrologie, grondslag voor water- en milieubeheer. Delft: TU Delft. Gemeente Haarlemmermeer en hoogheemraadschap Rijnland. (2008, maart). Opgeroepen op mei 19, 2015, van Waterplan Haarlemmermeer: http://www.rijnland.net/plannen/downloadsplannen/waterplan-haarlemmermeer.pdf Groot, B. D. (z.d.). Bladverwelking. Opgeroepen op 05 27, 2015, van http://www.essterfte.nl/?pid=41&gpid=12 Hop, M. (2012, maart). Zoutgevoeligheid van boomkwekerijgewassen. Opgeroepen op maart 15, 2015, van http://edepot.wur.nl/199315 Ingenieurs Bureau Amsterdam. (1997). Bomen en gladheidsbestreiding. Amsterdam: gemeente Amsterdam. Klimaatbureau. (z.d.). Klimaat bureau. Opgeroepen op april 15, 2015, van http://hier.nu/klimaatbureau/pagina/zeespiegelstijging-water-zet-uit-en-gletsjers-stromenleeg Klimaathype. (2008, september 6). Klimaathype. Opgeroepen op april 14, 2015, van https://klimaathype.wordpress.com/2008/09/06/alarmistische-zeespiegelstijging-van-dedeltacommissie/ KNMI. (2011, september 26). Weer en klimaat Nederland. Opgeroepen op mei 21, 2015, van intensiteit van extreme neerslag in een verandered klimaat: http://www.knmi.nl/cms/content/101220/ Map data - OpenStreetMap contributors. (2012, augustus). BAG woonplaatsen - Gemeente Haarlemmermeer. Opgeroepen op mei 19, 2015, van http://commons.wikimedia.org/wiki/File:BAG_woonplaatsen__Gemeente_Haarlemmermeer.png Naturalis. (z.d.). Bodemdaling. Opgeroepen op april 16, 2015, van http://www.natuurinformatie.nl/ndb.mcp/natuurdatabase.nl/i000331.html Natuurinformatie. (sd). Opgeroepen op april 15, 2015, van http://www.natuurinformatie.nl/ndb.mcp/natuurdatabase.nl/i000877.html Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen. (2012). Richtlijnen NVTB 2012. Houten: NVTB. Nijenhuis, H. (2015, maart 26). Polderecoloog bij de gemeente Haarlemmermeer. (B. Witte, Interviewer)
Pagina 42 van 63
<Bibliografie>
H. Nonnekes (november 2006), Aardrijkskunde / Tekstboek A VWO tweede fase (p. 172). Groningen: Noordhoff Uitgevers B.V. Norminstituut-Bomen. (2014). Het Handboek Bomen. Capelle aan den IJssel: Norminstituut Bomen. Prooijen, G.-J. v. (2015, mei 7). Prohold Boomtechnisch Bureau. (B. Witte, Interviewer) Prooijen, G.-J. v. (2006). Stadsbomen vademecum 2A groeiplaatsaspecten. Arnhem: IPC Groene Ruimte. Rijkswaterstaat. (1986). Zeespiegelrijzing. Den Haag: Rijkwaterstaat Dienst Getijdewateren. Sindelka, P. (2015, Maart 7). Groenbeheerder. (B. Witte, Interviewer) Smakman, S. (2011, augustus 29). Proef tegen zoute kwel Haarlemmermeer mislukt. Opgeroepen op April 7, 2015, van Haarlemsdagblad: http://www.haarlemsdagblad.nl/regionaal/haarlemmermeer/article11047261.ece Stolk, T. (2001). Met soortkeuze zoutschade omzeilen. Tuin & Landschap 21 , 50-53. Stowa. (z.d.). Brakke kwel. Opgeroepen op maart 21, 2015, van http://www.deltaproof.nl/pdf/Brakke_kwel?rId=21 Wesselingh, F. (z.d.). Geolgie van Nederland. Opgeroepen op april 15, 2015, van http://www.geologievannederland.nl/landschap/landschappen/veenlandschap WUR Alterra. (2011). Verzilting en natuur. Opgeroepen op maart 12, 2015, van http://content.alterra.wur.nl/Webdocs/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport2161.pdf
Pagina 43 van 63
Bijlagen
Bijlagen BIJLAGE I - GRENSWAARDEN CHLORIDEGEHALTE Grenswaarden EC (Electric Conductivity) in mS/cm
Maximale EC bodemvocht zonder schade
gevoelig
<2
tamelijk_gevoelig
<4
waarschijnlijk gevoelig matig_tolerant
2 tot 4
waarschijnlijk tolerant tamelijk_tolerant
4 tot 6
tolerant
>6
Loofhout
Gevoeligheid voor zout via de wortels
Acer platanoides
matig tolerant
Acer pseudoplatanus
gevoelig
Acer rubrum
gevoelig
Acer saccharinum
matig tolerant; tamelijk tolerant
Acer saccharum
gevoelig
Acer spp.
tamelijk gevoelig
Aesculus hippocastanum
gevoelig; tamelijk tolerant
Aesculus pavia
waarschijnlijk tolerant
Aesculus spp.
tamelijk gevoelig
Ailanthus giraldii
tamelijk gevoelig
Alnus spp.
matig tolerant
Amelanchier spp.
matig tolerant
Betula lenta
matig tolerant
Betula papyrifera
matig tolerant
Betula spp.
tamelijk gevoelig
Bignonia capreolata
tamelijk gevoelig
Bougainvillea spp.
tolerant
Castanea spp.
tamelijk gevoelig
Casuarina spp.
waarschijnlijk tolerant
Catalpa speciosa
gevoelig
Catalpa spp.
gevoelig
Ceanothus spp.
tamelijk gevoelig
Ceanothus thyrsiflorus
tolerant
Celastrus spp.
tamelijk gevoelig
Celtis spp.
tamelijk gevoelig
Cephalanthus occidentalis
tamelijk gevoelig
Cercis canadensis
tamelijk gevoelig
Cercis spp.
tamelijk gevoelig
Cestrum fasciculatum
tolerant
Clerodendrum thomsoniae
matig tolerant
Pagina 44 van 63
Bijlagen
Clethra alnifolia
waarschijnlijk tolerant
Clethra spp.
tamelijk gevoelig
Fagus spp.
tamelijk gevoelig
Frangula alnus
waarschijnlijk tolerant
Fraxinus excelsior
tamelijk tolerant
Fraxinus spp.
tamelijk gevoelig
Gleditsia spp.
tamelijk gevoelig
Gleditsia triacanthos
tolerant
Grevillea juniperina
tamelijk tolerant
Gymnocladus dioica
waarschijnlijk tolerant
Juglans spp.
gevoelig
Kalmia spp.
gevoelig
Koelreuteria paniculata
waarschijnlijk tolerant
Laburnum ×watereri
tamelijk tolerant
Laburnum spp.
tamelijk gevoelig
Liquidambar spp.
tamelijk gevoelig
Liquidambar styraciflua
tolerant
Liriodendron spp.
tamelijk gevoelig
Magnolia grandiflora
gevoelig
Magnolia spp.
tamelijk gevoelig
Magnolia stellata
tamelijk gevoelig
Mahonia japonica
matig tolerant
Malus baccata
tamelijk gevoelig
Malus prunifolia
matig tolerant
Malus pumila
matig tolerant
Malus spp.
tamelijk gevoelig
Malus sylvestris
tamelijk gevoelig
Morus spp.
tamelijk gevoelig
Nothofagus spp.
gevoelig; tamelijk gevoelig
Nyssa sylvatica
tolerant
Olea europaea
tolerant
Paulownia spp.
tamelijk gevoelig
Platanus ×hispanica
matig tolerant
Platanus occidentalis
tamelijk gevoelig
Platanus racemosa
matig tolerant
Platanus wrightii
tamelijk gevoelig
Populus ×canadensis
gevoelig
Populus ×canescens
tolerant
Populus alba
matig tolerant
Populus deltoides
matig tolerant
Populus nigra
variabel
Populus simonii
gevoelig
Populus spp.
matig tolerant
Populus tremula
tolerant
Prunus armeniaca
tolerant
Prunus avium
tamelijk gevoelig Pagina 45 van 63
Bijlagen
Prunus campanulata
gevoelig
Prunus cerasifera
matig tolerant
Prunus domestica
gevoelig
Prunus glandulosa
gevoelig
Prunus laurocerasus
gevoelig; tolerant
Prunus maritima
waarschijnlijk tolerant
Prunus serrulata
matig tolerant
Prunus spp.
gevoelig
Prunus triloba
gevoelig
Pyrus calleryana
tolerant
Pyrus spp.
tamelijk gevoelig
Quercus alba
tamelijk tolerant
Quercus cerris
tamelijk gevoelig
Quercus coccinea
tolerant
Quercus ilex
tamelijk gevoelig
Quercus macrocarpa
tamelijk gevoelig
Quercus palustris
tamelijk gevoelig tot tamelijk tolerant
Quercus robur
tamelijk gevoelig
Quercus rubra
tamelijk gevoelig tot tolerant
Quercus shumardii
tamelijk gevoelig
Quercus stellata
waarschijnlijk tolerant
Rhus aromatica
tolerant
Rhus glabra
matig tolerant
Rhus radicans
waarschijnlijk tolerant
Rhus spp.
tamelijk gevoelig; waarschijnlijk tolerant
Robinia pseudoacacia
tolerant
Robinia spp.
tamelijk gevoelig
Salix babylonica
tolerant
Salix spp.
tamelijk gevoelig tot tolerant
Salvia microphylla
tamelijk gevoelig
Sorbus spp.
matig tolerant
Tilia テ容uropaea
tamelijk gevoelig
Tilia americana
matig tolerant
Tilia cordata
gevoelig
Tilia spp.
matig tolerant
Trachelospermum asiaticum
tamelijk gevoelig
Trachelospermum jasminoides
tamelijk gevoelig
Trachycarpus fortunei
tamelijk gevoelig
Ulex spp.
matig tolerant
Ulmus americana
tamelijk tolerant
Ulmus minor
tamelijk gevoelig
Ulmus parvifolia
tolerant
Ulmus pumila
tamelijk tolerant
Ulmus spp.
tamelijk gevoelig
Bron: (Hop, 2012)
Pagina 46 van 63
Bijlagen
BIJLAGE II - VOORBEELDBEREKENING BOOM
Pagina 47 van 63
Bijlagen
BIJLAGE III - UITWERKINGEN VELDONDERZOEK
Pagina 48 van 63
Bijlagen
Tabel 7, 'gezonde boom' Tilia cordata
Tabel 8, 'niet gezonde boom' Tilia cordata
Pagina 49 van 63
Bijlagen
Tabel 9, 'gezonde' boom, Fraxiuns excelsior
Tabel 10, 'niet gezonde' boom, Fraxinus excelsior
Pagina 50 van 63
Bijlagen
PARAMETERS BOVENGRONDSE SITUATIE Weersomstandig heden:
Vanwege de verschillen van het weer tijdens de opname, kan een boom anders worden beoordeeld. Hierdoor worden de weersomstandigheden altijd vermeld.
Boomsoort:
Wetenschappelijke soortnaam.
Plantwijze:
Solitair, groep, bos, rij
Leeftijd:
Een schatting van de leeftijd van de boom.
Stamomtrek:
Omtrek van de stam in centimeters, gemeten op 130 centimeter hoogte.
Stamdiameter:
Diameter van de stam in centimeters, gemeten op 130 centimeter hoogte.
Conditie:
De conditie is een momentopname en geeft de huidige staat van de (biologische) bomen weer in de huidige omstandigheden.
Goed:
Goed groeiende twijgen, gezonde glanzende dikke knoppen op kort- en langloten en een goede dichte kroon;
Redelijk:
Redelijke twijggroei, enigszins transparante kroon door verminderde ontwikkeling van zijknoppen.
Matig:
Transparante kroon door deels afstervende twijgen, matige twijggroei, afstervende takuiteinden, regeneratiegroei op hoofdtakken.
Slecht:
(Zeer) transparante kroon door grootschalig afgestorven twijgen, nauwelijks groei, en afgestorven takuiteinden.
Mechanische kwaliteit: Goed:
Geen signalen van mechanische verzwakking door bijvoorbeeld: plakoksels, versterkings- en compensatiegroei, holten of groeibanen.
Redelijk:
Signalen van lichte mechanische verzwakking: bijvoorbeeld beginnende overbelasting, lichte mechanische beschadigingen of grote snoeiwonden.
Matig:
Signalen van vrij ernstige mechanische verzwakking: bijvoorbeeld overbelaste hoofdtakken, plakoksels met versterkingsgroei, inrottende wonden of recente scheefstand.
Slecht:
Mechanisch sterk verzwakte boom: bijvoorbeeld diep inrottende wonden, acute dreiging van uitbreken van takken, stambreuk of windworp.
Pagina 51 van 63
Bijlagen
Toekomstverwachting: Goed:
De toekomstverwachting van de boom is zonder meer goed. Ten aanzien van de mechanische kwaliteit en de conditionele toestand van de boom zijn geen afwijkingen aangetroffen. Op basis van de huidige toestand van de boom worden de komende 15 jaar geen problemen verwacht. De boom kan veilig worden gehandhaafd en er is geen verhoogde controle frequentie noodzakelijk.
Redelijk:
De toekomstverwachting van de boom lijkt iets verminderd, maar de aangetroffen (geringe) afwijkingen zijn van dien aard dat eventueel herstel goed mogelijk wordt geacht. Op basis van de huidige toestand van de boom worden de komende 10 jaar geen (ernstige) problemen verwacht. De boom kan veilig worden gehandhaafd maar, afhankelijk van de aangetroffen afwijking, kan in sommige gevallen een (licht) verhoogde controlefrequentie noodzakelijk zijn.
Matig:
De toekomstverwachting van de boom is sterk verminderd. Er zijn mechanische gebreken en/of schimmelaantastingen aangetroffen of de conditie is verminderd, maar op grond van de huidige toestand van de boom worden de komende 5 jaar geen problemen verwacht. De boom kan vooralsnog veilig worden gehandhaafd, maar in sommige gevallen kunnen gerichte (veiligheids)maatregelen nodig zijn. Er is een verhoogde controlefrequentie noodzakelijk.
Slecht:
De toekomstverwachting van de boom is minimaal. Er zijn ernstige mechanische gebreken en/of schimmelaantastingen aangetroffen en/of de conditie van de boom is sterk verminderd, waardoor op grond van de huidige toestand van de boom rekening moet worden gehouden met verlies van de boom binnen enkele jaren. De boom kan vooralsnog veilig worden gehandhaafd, maar gerichte (veiligheids) maatregelen kunnen hiertoe noodzakelijk zijn. Er is een (sterk) verhoogde controlefrequentie noodzakelijk.
Takscheutlengte:
De gemeten lengte na een jaarring van een tak. Hierdoor kan worden gekeken of de groei niet relatief is maar absoluut.
Pagina 52 van 63
Bijlagen
BOVENGRONDSE SITUATIE TILIA CORDATA Onderzoeker:
Bart Witte
Datum opname: Weersomstandigheden:
18-mei-'15 Zwaar bewolkt
Boomsoort
Tilia cordata (boom 1)
Tilia cordata (boom 3)
Plantwijze
Groep
Groep / rij
1980 – 35 jaar
1972 – 43 jaar
120
82
Stamdiameter in cm
35 - 40
25
hoogte in m
16 - 18
8-okt
Kroondiameter in m
8
6
Conditie (biologisch)
Goed
Redelijk
Mechanische kwaliteit
Goed
Redelijk
Toekomstverwachting
Goed
matig
0 - 1 jaar 12 cm 1 - 2 jaar 12 cm
0 - 1 jaar 10 cm 1 - 2 jaar 10 cm
-
Veel snoeiwonden
Leeftijd Stamomtrek in cm
Takscheutlengte Opmerkingen
Pagina 53 van 63
Bijlagen
BOVENGRONDSE SITUATIE FRAXINUS EXCELSIOR Onderzoeker:
Bart Witte
Datum opname: Weersomstandigheden:
18-mei-'15 Bewolkt
Boomsoort
Fraxinus excelsior (boom 2)
Fraxinus excelsior (boom 4)
Plantwijze
Groep
Groep
1972 – 43 jaar
1980 – 35 jaar
186
115
Stamdiameter in cm
61 - 65
40
hoogte in m
19 - 20
15 - 15
Kroondiameter in m
15
10
Conditie (biologisch)
Goed
Redelijk
Mechanische kwaliteit
Redelijk
Redelijk
Toekomstverwachting
Redelijk
Redelijk
0 1 jaar 20 cm 1 - 2 jaar 20 cm
0 - 1 jaar 10 cm 1 - 2 jaar 10 cm
Zware tak op ca. 4 meter hoogte
Afgebroken tak in de kroon
Leeftijd Stamomtrek in cm
Takscheutlengte Opmerkingen
Pagina 54 van 63
Bijlagen
PARAMETERS ONDERGRONDSE SITUATIE Diepte beneden maaiveld:
Door middel van een grondboor wordt er een gat gegraven en tevens de diepte bepaald.
Bodem:
Samenstelling van de bodem.
Beworteling:
Er wordt een onderscheid gemaakt in de wortels. Hieruit komt naar voren of er een intensieve beworteling, matig intensief of een matige beworteling is. Ook wordt de dikte van de stabiliteitswortels vermeldt.
Zoutwaarde:
Met behulp van een EC-meter wordt de geleidbaarheid van opgeloste zouten in het grondwater gemeten. Deze waarden worden aangegeven in millisiemens/centimeter (mS/cm).
Temperatuur:
Tijdens metingen is de temperatuur van het grondwater van belang.
Zuurgraad:
De zuurgraad van het grondwater is belangrijk voor juiste groei van bomen.
Pagina 55 van 63
Bijlagen
ONDERGRONDSE SITUATIE TILIA CORDATA Onderzoeker: Datum opname: Weersomstandigheden: Boomsoort
Bart Witte 18-mei-'15 Zwaar bewolkt Tilia cordata (boom 1)
Tilia cordata (boom 3)
30
30
Een goede humeuze kleiige zandlaag
Een goede humeuze kleiige zandlaag
Fijne haarwortels. Goede beworteling
Fijne haarwortels. Goede beworteling
31-60
41-60
Humeuze kleiige ondergrond
Zand
Goede beworteling van fijne en dikke wortels van circa 5-10 cm 61 - 110
Redelijke beworteling van dikke wortels van circa 5-7 cm 61 - 90
klei
Humeuze kleiige ondergrond
Niet tot nauwelijks beworteling aanwezig
Enkele dikke wortels van 10 cm
Diepte beneden maaiveld in cm
-
91 - 110
Bodem
-
Klei
Beworteling
-
Diepte beneden maaiveld in cm
-
Niet tot nauwelijks beworteling aanwezig. Matig bewortled 111 - 130
Bodem
-
Zware klei (blauw)
Beworteling
-
Geen
Zoutwaarde in mS per cm van het grondwater
5,67
8,5
Temperatuur in 째C van het grondwater
12,4
13
Zuurtegraad in pH van het grondwater
8
8
Storende laag met puin aanwezig op ca. 50 cm
Geen
Diepte beneden maaiveld in cm Bodem Beworteling Diepte beneden maaiveld in cm Bodem Beworteling
Diepte beneden maaiveld in cm Bodem Beworteling
Opmerkingen
Pagina 56 van 63
Bijlagen
ONDERGRONDSE SITUATIE FRAXINUS EXCELSIOR Onderzoeker:
Bart Witte
Datum opname: Weersomstandigheden: Boomsoort
18-mei-'15 Bewolkt Fraxinus excelsior (boom 2)
Fraxinus excelsior (boom 4)
30
30
Een goede humeuze kleiige zandlaag
Een goede humeuze kleiige zandlaag
Fijne haarwortels. Goede beworteling
Fijne haarwortels. Goede beworteling
31-60
31-60
Bodem
Beginnende kleilaag met deels humeuze grond
Beginnende kleilaag met deels humeuze grond
Beworteling
fijne en dikke wortels van 5-10 cm
fijne en dikke wortels van 5-10 cm
61-100
61-90
Kleilaag met weinig tot geen humeuze grond
Zware klei met bruine kleur (slecht doorlatende laag)
Enkele stabiliteitswortels van >10 cm
Weinig tot geen stabiliteitswortels
101-130
91 - 130
Hele zware (blauwe) kleilaag
Diepte beneden maaiveld in cm Bodem Beworteling Diepte beneden maaiveld in cm
Diepte beneden maaiveld in cm Bodem Beworteling Diepte beneden maaiveld in cm Bodem
Beworteling
geen
Hele zware (blauwe) kleilaag, moeilijk doordringbaar geen
Zoutwaarde in mS per cm van het grondwater
5,67
8.4
Temperatuur in 째C van het grondwater
12,4
13.5
Zuurtegraad in pH van het grondwater
8
8
Pagina 57 van 63
Bijlagen
BIJLAGE IV - GESPREKSSAMENVATTINGEN Overleg met: Locatie: Datum: Instantie: Functie:
Peter Sindelka Gemeentelijk dependance Haarlemmermeer 5 maart 2015 Gemeente Haarlemmermeer Beheerder groen
Na gesprek met de gemeente, wordt duidelijk dat het een groot probleem is binnen de gemeente. Er wordt verteld dat er zeer oude bomen zijn, welke niet of nauwelijks groeien. Ook wordt er vertelt dat de bestaande bomen, onder invloed van zoute kwel, vaak blijven bestaan. Dit doordat andere bomen zeer slecht aanslaan. Er wordt wel vertelt dat de bomen, die aan het einde van hun levensfase zitten, wel worden verwijdert. Vanuit de praktijk weet Peter te vertellen, dat hij zoveel mogelijk probeert te werken met bomen op terpen, of in verhoogde bakken. Dit om het contact met het zoute grondwater zoveel mogelijk te minimaliseren. Ook weet Peter te vertellen dat soorten, welke in de spilfase zijn aangeplant, aanzienlijk beter groeien dan grotere bomen met draadkluit. Dit zou te maken kunnen hebben met het feit dat jonge bomen sowieso sneller in staat zijn om zich aan te passen. Peter benadrukt nogmaals dat een goede bodem essentieel is voor het groeien van een boom. Duidelijk naar voren komen bomen in verharding en bomen in een plantvak, het verschil in grootte is, ondanks dezelfde leeftijd, aanzienlijk. De diverse fotoâ&#x20AC;&#x2122;s laten de verschillen zien in bomen, in relatie tot leeftijd en zoute kwel. Ook is er een foto van een eik welke Peter in jonge fase heeft geplant, welke begon als bosplantsoen en nu is uitgegroeid tot een mooie volwassen boom. Andere problemen welke naar voren komen zijn de bruine kleur van de stenen. Dit duidt op ijzerdeeltjes in het grondwater. Aandachtspunt binnen de wijk zijn de oude prunussen. Deze zitten echt op het einde van hun levensfase, maar worden niet vervangen vanwege het slechte aanslaan van de bomen. Peter geeft aan dat alle bomen zijn geĂŻnventariseerd op soort en eventueel kwaliteit. Dit is inzichtelijk op een computerprogramma bij de gemeente. Peter geeft aan dat het mogelijk is hier gebruik van te maken, door middel van daar achter een pc te gaan zitten.
Pagina 58 van 63
Bijlagen
Overleg met: Datum: Locatie: Instantie: Functie:
Henk Nijenhuis 26 maart 2015 Gemeentehuis Haarlemmermeer Gemeente Haarlemmermeer Polderecoloog
Henk begint over de onderbrekingen in de ondergrondse lagen. Hierdoor kan zoute kwel omhoog komen. Deze laag is echter niet overal even dik, waardoor er verschillen ontstaan in de zoutwaarde. Ook de kweldruk is van belang. Als er meer gewicht ergens op komt, als gevolg van bijvoorbeeld woningbouw, kan het zo zijn dat ergens anders meer zoute kwel omhoog komt. Dit komt door het opbarsten van de ondoordringbare laag. Elke ophoging in het landschap heeft dus gevolgen voor zoute wellen. Ook geeft Henk aan dat zoute kwel gezamenlijk makkelijker door een geul omhoog komt, en dat zoute kwel redelijk onder controle kan blijven door te zorgen voor een zoete bel, welke op het zoute kwelwater blijft drijven. Als gevolg van extra grondlichamen tijdens de aanleg van de HSL is de kweldruk toegenomen, wat resulteert in extra zoute wellen. Ook de verlaging van het polderpeil in 1970, met 1 meter, heeft enorm bijgedragen aan het probleem zoute kwel. Het polderniveau kwam lager te staan, waardoor de druk werd verminderd. Er zijn steeds meer zoute wellen bijgekomen, waardoor het oppervlaktewater steeds zouter wordt. Dit heeft deels te maken met het zakken van het land. Er is echter geen relatie aangetoond met het stijgen van de zeespiegel en het toenemen van zoute kwel. Henk geeft tevens enkele oplossingsrichtingen aan. Er zou nagedacht kunnen worden over flexibele waterpeilen. Hierdoor kan het water langer worden vastgehouden, waardoor het water pas later hoeft worden bij- of afgepompt. Wat ook een oplossing kan zijn, is dat waar een enorme zoute wel is ontstaan en waardoor het dus erg zout wordt, deze te isoleren in de zomer. Vervolgens in de winter deze gefaseerd af te laten vloeien, omdat het dan minder zout is. Een nadeel is echter dat de meeste zouten wellen zich in sloten bevinden (lagere druk) hierdoor is het moeilijk te isoleren. Ook geeft hij aan dat het ook mogelijk is het waterpeil te verhogen, waardoor er minder kwel omhoog kan komen. Ik denk dat het dan weer een nadeel is, dat er ergens anders meer druk op komt wat ter plekke weer resulteert in een verhoging van de zoute kwel. Als laatste kan er worden nagedacht over het water vast houden in retentiebekken, deze zouden bijvoorbeeld in samenhang kunnen gaan met woningbouw (project ging niet door in verband met kosten). Echter zou deze bekken maar maximaal 1 meter kunnen uitzakken, dit in verband met stankoverlast als gevolg van drooglegging van bagger. Als eventueel alternatief gaf Henk aan dat in plaats van water langer vastgehouden, het verbreden van sloten realistischer is, wat ook al deels gebeurt door de gemeente. Hierbij wordt de oever ruimer opgezet, waardoor het bovenste gedeelte van het water meer ruimte heeft. Hierdoor ontstaat er een flexibel waterpeil, wat zorgt voor minder afvoer in de winter. De gemeente hanteert normaal gesproken het peil, een laag zomerpeil en een hoog winterpeil. Dit zodat in het voorjaar de boeren snel het land op kunnen. Deze tendens zou dus moeten doorbroken. Ook moet er nagedacht worden over zouttolerantere gewassen, dan de huidige. Qua doorspoeling met betrekking tot bomen geeft Henk aan dat bomen geen oppervlakte water gebruiken, maar enkel grondwater. Hierdoor heeft doorspoeling niet heel veel nut. Als bomen, als gevolg van zoute kwel, minder grondwater kunnen opnemen, kan de boom in het ergste geval verdrogen. Maar dit gebeurt echter niet heel vaak (in een stedelijk milieu of in een
Pagina 59 van 63
Bijlagen
bos). Dit komt omdat hier minder verdamping plaatsvindt, ten opzichte van bijvoorbeeld akkers. Op dit moment is de stad/dorp eerder een waterretentie gebied, waarnaar het water naar de polders wordt afgevoerd. De steden zijn een zoetwaterbron voor de omliggende gebieden, dit vanwege de hogere grondwaterstand. Op dit moment houdt de polder geen rekening met het water uit het stedelijk gebied, daarna gaat het pas naar de landbouw. Maar het water van de landbouw gaat niet naar de steden. Qua sortiment gaf Henk aan te streven naar bijvoorbeeld iepen. Welke de populieren vervangen. De bomen aanleggen op een terpje, heeft geen nut, aldus Henk. Hij geeft aan dat het alleen wat langer duurt voordat de boom het grondwater bereikt (wortels zoeken toch het grondwater op). Eventueel kan worden nagedacht over struweel in plaats van bomen. Een technische oplossing is niet relevant, zo ver is de gemeente nog niet, en de kosten die hierbij gebaat gaan, wegen niet op tegen de baten. Wat misschien wel een oplossing is, is een soort krattensysteem onder de weg. Hierdoor kan je misschien een seizoensbergen creĂŤren, waardoor de bomen water kan opnemen, en tevens groeiruimte hebben. Dit is echter nog maar een idee. Henk zegt ook dat als er bij landbouwgrond 10 miljoen m3 verdampt, er 30-40 miljoen m3 moet worden doorgespoeld om zoute kwel tegen te gaan. Als laatste gaf Henk aan, dat het hoogheemraadschap de Haarlemmermeer voorziet van water, via Gouda inlaat. Het komt via de Ijseltong, hier trekt het wat de inlaat van Gouda in, waar zich veenweiden bevinden. Dit is dus een gevaar. Er zal in de toekomst minder water ontrokken kunnen worden. Henk zegt ook dat het tollerburgerplas (en het bos) iets hogere grondwaterstand heeft, van 1 meter. Hierdoor ondervindt het bos minder last van kwel. Er is geen afsluitende laag als gevolg van doorboringen. Er is hier een lage druk. Verder zei Henk dat bij toekomstig aangelegde waterpartijen er niet dieper gegraven moet worden dan 1 meter, dit om de laag in stand te houden.
Pagina 60 van 63
Bijlagen
Overleg met: Datum: Locatie: Instantie: Functie:
Gerrit-Jan van Prooijen 7 mei 2015 Zwanenburg (loactie veldonderzoek) Prohold Boomtechnisch Advies Boomtechnisch adviseur
Bij het doornemen van het onderzoek gaf Gerrit-Jan aan dat bij een vergelijkend onderzoek belangrijk is om de juiste factoren te vergelijken. Als de factoren hetzelfde zijn kunnen andere factoren namelijk worden uitgesloten. Gerrit-Jan geeft aan dat er meerdere aspecten ten gronde liggen bij het aangeven van maatregelen. Deze zijn onder te verdelen in locatie en grootte van de wijk. Als er naar lokale factoren gekeken wordt, kan bijvoorbeeld een andere soortkeuze al doorslaggevend zijn. Ook kan op lokale schaal factoren worden ingedamd. Zo zou een zoute wel kunnen worden ingesloten, waardoor het lokaal zeer zout wordt, maar de overige omgeving wordt minder zout. Ook is het hierbij dus van belang waar de zoute kwel vandaan komt. Indien er schone kwel aanwezig is, is het van belang deze schoon te houden. Andere stromen die deze zouden kunnen kruisen moet verholpen worden. Hierdoor kan deze schone kwel de gebieden schoon houden, en worden de gebieden niet â&#x20AC;&#x2DC;vervuildâ&#x20AC;&#x2122;. Dit is echt ook weer gebiedsafhankelijk. Zo zou het watersysteem in een polder veel makkelijker kunnen worden aangepast dan in een stedelijke omgeving. Een andere oplossing zou zijn het afkoppelen van het hemelwater stelsel. Hierdoor komt het gebiedseigen water weer terug in het gebied. Dit zorgt voor een toename van de bovenwaartse druk, waardoor kwel moeilijker omhoog kan komen. Dus regenwaterinfiltratie in de woonwijken. Een extreme oplossing zou zijn het volledig loskoppelen van de boom met het aanwezige grondwater. Dit zou mogelijk zijn met aquatec, Stockholm systeem. Voor het praktijkonderzoek geeft Gerrit-Jan de volgende tips: 1) zorg voor gelijke omstandigheden van bomen. 2) Meet ook de scheutlengte. Hierdoor kom je er achter of iets tijdelijk is of al langer tijd bezig is. 3) Maak duidelijke uitsluitingen. Zo kan het voortkomen dat je onderzochte water niet zout is. Dit zou te maken kunnen hebben met het voorjaar. Zo zit er natuurlijk meer water in de grond dat in de zomer. 4) maak altijd duidelijk wat je wilt onderzoeken, en waarom. Hierdoor ga je geen dingen onderzoek waar je niks aan hebt.
Pagina 61 van 63
Bijlagen
BIJLAGE V - VOORBEELD VAN EEN GROEIPLAATSVERBETERING
Pagina 62 van 63
Bijlagen
Pagina 63 van 63