8 minute read

LEVENSVERHAAL

Next Article
CULTUURTIPS

CULTUURTIPS

MARIE-CLAIRE VERMEULEN TROK OP HAAR 21STE NAAR HET KLOOSTER

Het is niet altijd het geloof dat een mens naar het klooster brengt. Marie-Claire Vermeulen was 21 jaar toen ze intrad bij de zusters Bernardinnen in Oudenaarde. Vandaag, op haar 83ste, vertelt ze over haar opmerkelijke levenskeuze. “Ik wilde vooral in de zorg werken.”

‘Ik had geen ander leven willen leiden’

Links: Marie-Claire bij haar intrede in 1960, in een wit ‘bruidskleed’. Rechts: begin jaren 60.

Tekst Brigitte Vermeulen

Oudenaarde centrum, tussen de winkels van de Hoogstraat bel ik aan bij de zusters Bernardinnen. Hier huist de kloostergemeenschap uit de Cisterciënzerfamilie, die nog steeds een twintigtal zusters telt. Vandaag heb ik een afspraak met zuster Marie-Claire, met haar 83 jaar niet de jongste van de congregatie, maar zeker een van de kwiekste. Ze ontvangt me met open armen en begeleidt me naar een huiselijk ingerichte spreekkamer. Een potje koffie, een pralientje erbij. “Zo ben ik grootgebracht, mijn ouders waren ontzettend gul, altijd bezig dat iedereen het goed had en niets tekortkwam.”

OP INTERNAAT “Ik ben in 1938 geboren als Marie-Josée Vermeulen in Meerdonk, bij Sint-Niklaas, als derde dochter van vier kinderen. Thuis hadden we een bakkerij: mijn vader bakte en mijn moeder stond in de winkel. Van kleins af kregen we de werkmentaliteit van mijn ouders mee. Mijn vader was de typische stille, harde werker, mijn moeder was de spil van ons huishouden. Zij was lid van de KVLV, hij zong in het kerkkoor. Aangezien mijn vader door zijn werk als bakker nooit tijd had om de repetities van het koor bij te wonen, kwam de koster bij ons thuis langs om de liederen samen te oefenen. Mijn vader kwam uit een diepchristelijk gezin van negen kinderen, van wie een broer én een zus in het klooster zijn getreden. Mijn grootmoeder stond erop dat de eerste kleinkinderen genoemd werden naar deze kloosterlingen en dat alle meisjes Vermeulen als eerste naam Marie kregen.” “Als kind was ik dikwijls ziek, ik sukkelde met astma. Ik ben erg beschermd opgegroeid. Omdat ik vaak afwezig was op school, vond ik daar moeilijk mijn draai. Ik deed acht studiejaren in Meerdonk en ging voor de humaniora op internaat naar Berkenboom in Sint-Niklaas. Maar voor de stad, of voor het klooster. Ik wou daar voelde ik me niet goed, het ging kunnen zorgen, en zo kwam van het een niet. Ik wist toen al dat ik graag iets in het ander. Het klooster in Oudenaarde is de zorg wou doen. Een lerares kwam bij al honderden jaren gelinkt aan het ziemijn ouders in de winkel en die hintte kenhuis, heel wat zusters namen daar een dat ik een opleiding tot kinderverzorg- engagement op. Ik besloot in te treden ster zou kunnen volgen in Bassevelde, omdat ik zo ook alle kansen kreeg om volook op internaat. Dat was toen een opleiding onder de vleugels van de zusters Bernardinnen. Mijn ‘Als je binnenkwam ouders waren niet dol op het idee en op in het noviciaat, nam en af naar Bassevelde met de bus gaan was geen evident traject, je afscheid van je maar ze lieten me gaan. In 1958 werd oude leven. Je nam ik gevraagd om in Bassevelde te blijven om te werken in de ook letterlijk een kinderkribbe. Een jaartje later werd de nieuwe naam aan’ opleiding verpleegkunde aangepast. Er kwam een nieuwe structuur die er- uit voor die zorgende rol te gaan, al was voor zorgde dat je na achttien maanden dat een zware pil voor thuis. Mijn broer ziekenoppasser was en dan verder kon maakte trouwplannen in datzelfde jaar en gaan voor verpleegster. De overste in mijn moeder zag het helemaal niet zitten Bassevelde vroeg me of ik geen zin had om twee kinderen ‘af te geven’ in hetzelfom in Oudenaarde naar de verpleegster- de jaar. Maar ik startte aan de verpleegschool te komen. Eigenlijk waren ze toen sterschool, deed stage in het ziekenhuis, studenten aan het ronselen voor die nieu- begon in het noviciaat bij het klooster, en we opleiding. Ik zag dat helemaal zitten, niemand heeft daar ooit nog iets over gemaar thuis waren ze er niet voor. ‘Wat ga zegd.” jij zo ver doen? Hoelang ga jij nu nog blijven studeren?’ Enzovoort. Maar ik had IN TROUWKOSTUUM mijn keuze gemaakt en in plaats van naar “Ik ben in 1960 binnengegaan in het het internaat in Bassevelde ben ik naar klooster met het idee dat ik nooit meer Oudenaarde gegaan. Ik heb pas thuis ge- naar huis zou gaan. Je familie kon toen zegd dat ik toch de verpleegstersopleiding bij jou op bezoek komen maar zelf ging je gestart was toen ik weer thuiskwam na niet naar buiten. Ons leven speelde zich een paar weken internaat (lacht).” volledig af in het klooster en het aanpa“Ik wou in de zorg, in de sfeer van een lende ziekenhuis. Zo heb ik dus het huziekenhuis voelde ik me helemaal in mijn welijk van mijn broer niet bijgewoond, element. Ik kwam niet naar Oudenaarde maar ze zijn wel een week later in trouw- ▲

Met haar ouders, broer en zussen: het gezin in Meerdonk. Marie-Claire (links) heette toen nog Marie-Josée.

kostuum en met de hele suite in vol ornaat bij mij langs geweest in Oudenaarde. Het deed deugd dat ze mij er zo toch ook graag bij wilden. Thuis hadden ze me uiteindelijk gezegd: ‘Als het echt niet gaat, kom je terug naar huis’ en dat maakte dat ik niet erg stilstond bij de gevolgen van de keuze voor een religieus leven. Ik had ergens in mijn hoofd dat ik altijd nog terug kon. Maar alles wat ik wou, was kunnen zorgen, daar was ik voor gekomen. Na één jaar noviciaat deed je tijdelijke geloften als kloosterlinge, na drie jaar eeuwige geloften. Je werd vanaf dag één ook ingeschakeld in de normale dienst van het ziekenhuis. Dus ik was heel blij met mijn nieuwe leven.” “Als je binnenkwam in het noviciaat, nam je afscheid van je oude leven. Dat werd ook heel letterlijk gedaan door een nieuwe naam aan te nemen. Van mijn overste mocht ik zelf een nieuwe naam kiezen dus schreef ik een brief naar huis, met de vraag om advies. Mijn oudste zus was net moeder geworden van een dochter, Marie-Claire, en omdat mijn zus genoemd is naar onze tante die kloosterlinge was, vond mijn moeder het gepast dat ik als naam Marie-Claire zou aannemen. En zo geschiedde. Vanaf 1965 werd er bij de professie niet meer van naam veranderd. Je mocht toen je doopnaam terugnemen maar ik heb Marie-Claire gehouden, iedereen kende me bij die naam dus ik heb dat niet meer veranderd.” “Dankzij de toenemende industrialisering, de opkomst van radio, tv en telefoon in de jaren 50 en 60 is er ook in de wereld van de religieuzen veel in beweging gekomen. Het werd het begin van een lange weg van aanpassing en vernieuwing, ook bij de zusters Bernardinnen. Vele zaken in ons dagelijks leven werden vereenvoudigd en versoepeld. Wij kregen stelselmatig meer toelating om naar buiten te gaan. Ook onze kledij veranderde midden jaren 60: van een lang habijt naar een eenvoudige zwarte rok en blouse, de grote kappen werden verwisseld voor een kleine zwarte sluier.”

FULLTIME JOB “Na het vervolledigen van mijn verpleegstersopleiding in 1964 kon ik meteen aan de slag op de materniteit en daarna op de nieuw opgestarte dienst pediatrie. Ik heb ook altijd voortgedaan om te blijven leren: eind de jaren 70 volgde ik Gezinswetenschappen. Daarvoor moest ik gedurende drie jaar elke zaterdag naar Brussel, maar dat had ik er graag voor over. Ik deed dan in de voormiddag dienst in het ziekenhuis, daarna trok ik naar Brussel, en zodra ik terug was, stond er nog een avonddienst op het programma. Ik was ook 30 jaar lang betrokken bij het NVKVV (Nationaal Verbond van Katholieke Verpleegkundigen en Vroedvrouwen, red.), de grootste Vlaamse beroepsorganisatie van en voor verpleegkundigen, opgericht in 1959. Wij zetten ons in om de belangen van verpleegkundigen te verdedigen. Die beroepsfierheid heb ik zeker van thuis

‘Thuis hadden ze me gezegd: ‘Als het echt niet gaat, kom je terug naar huis’’

meegekregen. Ik heb nog altijd een warm hart voor de zorg.” “Naast die fulltime job in het ziekenhuis had je ook nog eens een religieus leven. Het leven in gemeenschap is essentieel voor ons religieus leven. We zijn allemaal zusters met veel engagementen, maar houden elke dag samen het ochtendgebed, een stil gebed als aanbidding, het avondgebed, en eten doen we ook samen… Nu ik met pensioen ben, neem ik voor mijn medezusters de verzorging en de apotheek voor mijn rekening. Ik breng ontbijt rond, ruim af, help mee in de wasserij en doe kleine boodschappen voor wie niet meer goed ter been is. Wij leven hier nu in Oudenaarde met 22 zusters. Ik ben niet de jongste maar wel een van de actiefste leden van onze congregatie.”

KWETSBARE GEZINNEN “Een jongere groep zusters woont samen in het centrum van Gent. Er zijn ook nog steeds heel actieve congregaties van de zusters Bernardinnen in Afrika: in Rwanda bijvoorbeeld sinds de jaren 30, maar recenter ook in Tsjaad en Burkina Faso. Ook daar wordt er hard gewerkt om te zorgen. Onze Afrikaanse zusters zetten zich in voor kinderen en jongeren, voor zieken, kwetsbare gezinnen, jongens en meisjes zonder schoolkansen. Zelf ben ik daar nooit geweest, ik had hier genoeg te doen (lacht).” “Heb ik het gemist om geen eigen gezin te hebben? Voor mij niet, ik heb altijd hard gewerkt en werd omringd door de kloostergemeenschap. Ik voel ook dat ik gedragen word door mijn familie. De band met mijn zussen, mijn neefjes en nichtjes, en hun kinderen, is uitstekend. Ik geniet mee van hun gezinnen en dat is zeker geen gemis voor mij. Mijn keuze om te kunnen zorgen, heb ik voluit waargemaakt. Ik had geen ander leven willen leiden.” ■

Boven, links: aan het werk op de materniteit in 1966. Boven, rechts: nog met grote kap. Onder: Marie-Claire samen met een kleinkind in de familie.

This article is from: