![](https://assets.isu.pub/document-structure/220525075831-ba87147f7f0d64fb5adefe4e566c1fc2/v1/8f1181cdc1c76a9a19932cea31a2cc3a.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
3 minute read
COLUMN
Duizend jaar
Om de twee weken vangen we op woensdagmiddag onze twee kleinzoontjes op: V van 6 en O van 4, verder V6 en O4 genoemd. Opa heeft vandaag een ander engagement: hij helpt een handje in de tuin van de oudste zoon. Dat betekent dat ik me zonder auto dien te redden met de broertjes. V6 heeft zwemles en er zal dus gewandeld moeten worden. Om niet een half uur lang ‘kei-ver’ en ‘kei-saai’ te moeten aanhoren, probeer ik voor wat afleiding te zorgen: liedje, spelletje, babbel. Als we voorbij V6’s toekomstige school wandelen, ontspint zich een gesprek over wat hij graag doet en wat hij later wil worden. “Je weet toch dat ik bouwman wil worden?” “Echt waar? Wil je later huizen bouwen?” “Ja.” En dan, na een korte denkpauze… “Maar weet je wat ik het allerliefste zou willen?” Ik vraag me af wat de lokroep van bouwman kan overtreffen, als hij er uitflapt: “Met pensioen! Dan hoef ik niet te werken.” Ik schiet in de lach, maar voel tegelijk een steek in mijn maag om dit jochie dat nog aan zijn schoolcarrière, om nog te zwijgen van een lange loopbaan, moet beginnen. V6 is geïnteresseerd in zowat alles, is actief, creatief, sportief. Maar als je hem vraagt of hij misschien wil gaan turnen – terwijl je hem in de speeltuin de atleet ziet uithangen – , dan toch liever niet. Of de scouts, zou dat niet echt iets voor hem zijn? “Ik weet het niet.” Vanaf zijn geboorte was hij een waterrat pur sang. De eerste lessen zwemgewenning amuseerde hij zich rot, maar nu vindt hij het geregeld “niet zo leuk”. Misschien werkt het in structuren willen gieten van spontane interesses bij kinderen wel averechts. En niet alleen bij kinderen. Ik denk aan mijn zoon, de papa van V6 en O4, die van zijn hobby zijn beroep wist te maken, maar na tien jaar grenzeloze overgave onder gewijzigde werkomstandigheden, corona en uitputting in een diep dal sukkelde. Hij zet voorzichtig stappen in een nieuwe job en ik kruis mijn vingers tot ze blauw zien. Na het zwemmen lonkt de cafetaria, met het drankje en de chips. Na lang twijfelen wordt het paprika voor V6 en zout voor O4.
Lut Geypens (63) schrijft over het leven zoals het is, met pensioen. Dat mondt uit in een spel van ruilen (even grote stukken liefst) en een team vormen tegen oma die een stukje wil bemachtigen. Tot O4 overstag gaat en mij zijn halve zak aanbiedt. Dan naar de speeltuin. Op de schommel duw ik O4 “hoger, hoger, tot in de wolken”, terwijl V6 zijn grenzen verlegt op het klimrek. Op de terugweg glijden twee handjes ‘Weet je wat ik in de mijne. Dat gebeurt niet zo vaak bij deze stoere boys, het bewijst dat ze moe zijn. het allerliefste O4: “Oma, hoeveel jaar ben jij?” Ik: “Raad eens.” wil later?’, zei O4: “Zestien jaar!” Ik: “Véél ouder.” O4: “Duizend jaar!” de zesjarige, V6: “Zo oud worden mensen niet. Alleen Sinterklaas. Toch?” ‘Met pensioen!’ Ik zie de twijfel over zijn gezicht kruipen en verander snel van onderwerp: “We zijn er.” Opa laat weten dat hij niet voor 7 uur thuis komt. Dan papa maar gebeld. Hij moet nog een vergadering voorbereiden en kan ook niet veel vroeger komen. Hopelijk is hij toch weer niet te hard aan het gaan? Ik geef ze een boterhammetje en daarna doet de tv wat hij altijd doet: even rust brengen. Paw Patrol rolt te lang over het scherm, maar oma is moe. De bel gaat. Even uitbundig als ze vanmiddag binnenstormden, rennen ze nu hun papa tegemoet. Ik moet het doen met een verstrooid ‘Daaag oma’ terwijl ze kibbelen om wie de liftknop mag indrukken. Gelukkig is oma “met pensioen”. ■