13-02-2012
13:25
Pagina 1
MIJN
MIJN
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
STAD DORP
HISTORISCH TIJDSCHRIFT OVERIJSSEL JAARGANG 3 | NUMMER 1 | MAART / APRIL 2012 | €5,95
Wie waren de Patriotten? • De Vrijmaking van 1944 • Katoen voor Afrika • De opkomst van de koelkast • en meer... historischcentrumoverijssel
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
2
13-02-2012
13:25
Pagina 2
inhoud
Jaargang 3, nummer 1, maart/april 2012
12 18
20
In dit nummer Wie waren de Patriotten en waarvoor stonden zij?
26
Met de Boissevain naar NederlandsIndië
12
‘Ja vriend, we zijn eindelijk vrij’
28
Klaas Schilder en de Vrijmaking van 1944
15
Pioniers met passie voor de plattelandsbibliotheek
18
De Poppe’s: van paarden, potten en pannen
20
Katoen voor Afrika
8
8
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:25
Pagina 3
Wachtlokaal der Patriotten met portret van Joan Derk van der Capellen, anoniem, 1786.
Wim Coster, hoofdredacteur
redactioneel
Omwentelingen ijnStadMijnDorp beleeft in 2012 een omwenteling door een aangepaste vormgeving, een uitbreiding van het aantal pagina’s voor de rubriek ‘In de werkplaats van de geschiedenis’, de verplaatsing van enkele vaste onderdelen én met het Historisch Centrum Overijssel als nieuwe uitgever. De samenwerking met uitgever W Books blijft bestaan in de persoon van redacteur Menno van der Laan. De nieuwe vormgeving laat zich zien door het verdwijnen van de ‘balk’ bovenaan de pagina, waardoor er meer lucht en vooral meer ruimte ontstaat voor tekst en beeld. En dat laatste is nodig, want er is bijzonder veel te melden op het terrein van de Overijsselse geschiedenis. Het Historisch Centrum Overijssel staat er middenin, met MijnStadMijnDorp als belangrijk instrument. De link met het digitale domein zal daarbij in het komende jaar steeds meer worden gezocht.
M
28 Rubrieken 4
14 24 25 31 32 34 35 36 38
In de werkplaats van de geschiedenis Sallands erfgoed Kadastrale Atlas Hennie Kuiper en de Kuiperberg Boek van het Jaar Uit de Beeldbank Ruïne van een familiegraf Geschiedenis van alledag De keuken krijgt het koud Column Ad van Liempt De worsteling van Sicco Mansholt Naar de plek van Nijlpaard en neanderthaler Wat staat daar eigenlijk? Uit het markeboek van Bergentheim Gesignaleerd Agenda Mededelingen IJsselacademie Van wie ben jij er een? Marti ten Kate
Inhoudelijk staat deze aflevering eveneens in het teken van de omwenteling, met name in de bijdrages over de roerige jaren tachtig van de achttiende eeuw, de tijd van Patriotten en Prinsgezinden. Clemens Hogenstijn, specialist op dit terrein, laat in een overzichtsartikel zien dat de Patriotten zeker geen eenheid vormden, maar opereerden vanuit verschillende politieke belangen en achtergronden. Henk Boom voert Frederik Gijsbert baron van Dedem ten tonele, een man die in deze tijd steeds, zoals de auteur het uitdrukt, door het midden wist te laveren. Een andere omwenteling vond plaats in het naoorlogse Nederlands-Indië, toen de Indonesiërs zich zelfstandig verklaarden. De Nederlandse regering reageerde met het inzetten van een grote troepenmacht van vrijwilligers, dienstplichtigen en leden van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Columnist Ad van Liempt beschrijft de persoonlijke worsteling die minister Sicco Mansholt doormaakte toen de regering Beel het besluit nam tot de ‘politionele acties’, in feite een oorlog met Indonesië. Ook Overijsselse ‘jongens’, vaak waren zij dat inderdaad nog, raakten daarbij betrokken. De ervaringen die zij ver van huis opdeden betekenden niet zelden een keerpunt in hun bestaan. Teruggekeerd in hun eigen omgeving ondervonden zij daarvoor meestal weinig begrip; als zij zich zelf al realiseerden wat zij hadden meegemaakt. Ab Gellekink vertelt hoe in september 1946 een kleine drieduizend soldaten naar Indië werden getransporteerd met het motorschip de Boissevain. Onder hen waren negentig Twentenaren. Zeker twee van hen lieten het leven. Binnenkort zal op het digitale platform MijnStadMijnDorp de profielpagina ‘Overijsselse Indiëgangers’ worden geopend. De bedoeling daarvan is meer te weten te komen over met name de in totaal ongeveer tweehonderd Overijsselse militairen die omkwamen in Indië. Deze profielpagina is een voorbeeld van de hiervoor genoemde link tussen het tijdschrift en het digitale domein. Tegelijkertijd is het een voorbeeld van de persoonlijke benadering van de geschiedenis, zoals die in MijnStadMijnDorp nadrukkelijk wordt gezocht.
Oproep
De redactie van MijnStadMijnDorp nodigt instellingen (archieven, bibliotheken, musea, historische verenigingen enzovoort), maar ook particulieren, in en buiten Overijssel, uit om uitbreiding te geven aan de lijst van vaste correspondenten. Om melding te maken van activiteiten en nieuwe publicaties, maar óók om artikelen en illustratiemateriaal aan te bieden, suggesties te doen of te reageren op de inhoud van het tijdschrift. Tevens roept de redactie auteurs op om met voorstellen te komen voor bijdragen aan een thema, een rubriek of anderszins. Op die manier kan MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel nog beter laten zien hóe en wáár geschiedenis leeft in deze provincie! Belangstellenden kunnen zich melden via: contacthco@historischcentrumoverijssel.nl
3
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
4
13-02-2012
13:25
Pagina 4
Waarom WIEISWIE in De Sallands Erfgoed Show in de regio Overijssel? In de werkplaats
Zie voor bewegend beeld: www.youtube.com/user/HCOverijssel
Ad van Liempt over de biografie p donderdag 26 april wordt de uitbreiding van de website wieiswieinoverijssel.nl gepresenteerd. In oktober 2004 ging deze site van start met enkele tientallen biografieën, gebaseerd op bestaande publicaties . Inmiddels nadert de site het aantal van 500 lemma’s. In het afgelopen jaar konden dankzij financiële bijdrages van de Provincie Overijssel en het Prins Bernhard Cultuurfonds artikelen over honderd Overijsselaars uit diverse maatschappelijke sectoren worden toegevoegd. De voorbereidingen voor het programma op 26 april waren bij het ter perse gaan van dit blad nog gaande. Wel staat vast dat journalist, publicist en programmamaker Ad van Liempt, ook bedenker van het tv-programma Andere Tijden en columnist van MijnStadMijnDorp, een lezing zal houden onder de titel ‘Waarom WIEISWIE in Overijssel? Omtrent de regionale biografie’. Het programma in het Huis voor Cultuur en Bestuur in Nijverdal begint om 15.00 uur (inloop vanaf 14.30 uur) en eindigt om 17.30 uur. Nadere informatie volgt. Reacties: tonny.peters@obd.nl. Zie ook www.obd.nl , www.sabinfo.nl en www.historischcentrumoverijssel.nl.
O
Zanger, gitarist en ‘liedtiesskriever uut Dalsen’ Erwin Nijhoff trad op tijdens de eerste reeks van de Sallands Erfgoed Show.
fgelopen najaar werden al vijf andere plaatsen bezocht. Diepenveen, Raalte (Mariënheem), Wijhe (Boerhaar), Holten en Hellendoorn staan nu op het programma voor de erfgoedshow. De tournee is mogelijk gemaakt door subsidies van LEADER en de Rabobank. Het Historisch Centrum Overijssel verzorgt veelal plaatselijk historisch filmmateriaal. De Sallands Erfgoed Show in het kort: historische en actuele sfeerbeelden van Salland op foto en film, een spoedcursus boerderijkunde, streektaalmuzikant Thomas Tijs, de verkiezing van de mooiste Sallandse boerderij en jonge bevlogen bestuursleden met hart voor Salland. Dit voorjaar organiseert de Stichting Sallands Erfgoed vijf keer een multimediaal avondprogramma over het Sallandse boerenlandschap en zijn streekeigen boerderijen. Deze show vormt een vermakelijk avondje uit met een serieuze ondertoon. Inwoners van Salland kunnen zo bijvoorbeeld kennismaken met de opzienbarende resultaten van een meerjarig onderzoek van dr. Everhard Jans naar historische boerderijen in de regio. Momenteel gaat er vrijwel maandelijks een historische boerderij in de regio verloren. Op deze manier verdwijnt de eigenheid van Salland in ras tempo. De stichting maakt zich sterk voor behoud en vernieuwing van het agrarisch erfgoed, onder andere met een subsidieprogramma voor rieten daken, cursussen boerderijonderhoud en ludieke acties als ‘Ruil je conifeer voor een peer’.
A
Mooiste boerderij van Salland Een belangrijk onderdeel van het programma is de verkiezing van ‘de mooiste boerderij van Salland’. Iedereen kan hiervoor boerderijen nomineren via
info@stichtingsallandserfgoed.nl, onder vermelding van adres en eigenaren, met twee foto’s van voor- en achterzijde van het pand. Voor elk dorp worden vijf kandidaten geselecteerd. Het publiek bepaalt tijdens de erfgoedtournee van Stichting Sallands Erfgoed telkens welke boerderij tot mooiste van het dorp wordt uitgeroepen. Deze finalist dingt vervolgens via een internetverkiezing mee naar de titel ‘mooiste boerderij van Salland’. Het winnende pand krijgt een gratis onderhoudsinspectiebeurt door Monumentenwacht en een deskundig historisch bouwonderzoek met artistieke impressie van dr. Everhard Jans.
Een lang boerenleven
Data, tijd en plaatsen 22 maart, Diepenveen (Hof van Salland); 28 maart, Raalte/Mariënheem (Kruidentuin); 12 april, Wijhe/ Boerhaar (Logtenberg); 17 april, Holten/ Dijkerhoek (Bonte Peerd); 26 april, Hellendoorn (De Kroon). Zaal open: 19.30 uur. Programma: 20.00-22.15 uur. Zie ook: www.stichtingsallandserfgoed.nl Erve Nevenzel, verkozen als mooiste boerderij van Den Ham. De Sallands Erfgoed Show was afgelopen najaar in Heeten, Den Ham, Heino, Olst en Bathmen.
oer Derk Steenbruggen uit Olst en historicus Ewout van der Horst, met zijn gezin woonachtig op landgoed Klein Hoenlo in Olst, zaten enkele jaren lang op zondagavond om de tafel. Steenbruggen vertelde dan over het leven op zijn boerderij aan de Diepenveense weg, net buiten Olst. Op basis van deze gesprekken en het archief van de inmiddels negentigjarige Olstenaar ontstond een boek onder de titel Het Sallandse boerenleven in de 20e eeuw, verhalen van MRIJ-veefokker en fruitteler Derk Steenbruggen. Het werd uitgegeven door de Stichting Sallands Erfgoed. Prijs € 17,95.
B
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:25
Pagina 5
5
Dröppel en doonder t Leek of alns keek noar den vosn in t westn. De weend was bots kloar met bloazn en t blad wördn zoo ok gewaar woarum at de vöggel vortdoekn veur t gevoar. Docent Jan van de Wetering, op de voorgrond, en zijn cursisten.
Samen geschiedenis schrijven eden van de Historische Kring Haaksbergen en Heemkundevereniging Bussemakerhuis uit Borne volgden in januari en februari de driedaagse cursus ‘Hoe schrijf ik geschiedenis’ van publicist Jan van de Wetering. De cursus – georganiseerd in samenwerking met het Historisch Centrum Overijssel – vond plaats in het sfeervolle gebouw van Historisch Kring Haaksbergen. De twintig deelnemers waren in twee groepen verdeeld. De ochtendgroep ging aan de slag met het schrijven van een familie- of dorpsgeschiedenis of teksten over thema’s als handelswegen en boerderijbouw. Het brengen van orde in de chaos van de verzamelde informatie is altijd een lastige klus. Een goed bouwplan voor de tekst zorgt ervoor dat de schrijvers zo gericht mogelijk gaan schrijven. Tijdens de cursus leren de schrijvers hoe ze uit de veelheid van soms droge feiten toch een leesbaar verhaal kunnen maken. De verenigingen uit Haaksbergen en Borne hopen dat de deelnemers na de cursus ook teksten gaan schrijven voor hun historisch tijdschrift. De middaggroep bestaat uit de redacties van het tijd-
L
schrift en de website van de verenigingen. Eerst wordt een analyse gemaakt van een jaargang van de historische tijdschriften en de websites: wat is er goed en waar liggen punten voor verbetering? Daarbij staan de inhoud, de vormgeving en de leesbaarheid centraal. Maar ook de samenstelling en de werkwijze van de redacties zijn van belang. En de samenwerking tussen de redacties van het tijdschrift en de website. Het blijft niet bij praten alleen: de redacties worden gestimuleerd om zoveel mogelijk concrete afspraken te maken over de voorgestelde verbeteringen. De eerste resultaten zijn er al! Het enthousiasme van de deelnemers is groot. Ze leren niet alleen van de docent, maar ook van elkaar. Het samenwerkingsverband tussen de twee verenigingen is zeker voor herhaling vatbaar. In het voor- en najaar van 2012 organiseert Jan van de Wetering opnieuw cursussen ‘Hoe schrijf ik geschiedenis’, zowel voor individuele schrijvers als voor historische verenigingen. Meer hierover is te lezen op de website en in de nieuwsbrieven van het Historisch Centrum Overijssel.
t Kwam liek op miej too en ik wördn zoo klean as n meanske kan wean in t duustere angezich van n opkomnd schoer. Dröppel en doonder sloetn miej in op n boer. Op n boek teln ik de tied tusken löchtn en grommeln. t Gung der albeanig an too en ik dachn an mien moo. Mer t was mien tied nich. t Wördn joa wier lech en n kluurnboogn verbleekn. Noe schettert de eksters, ne veenke slöt veur miej, vleenders daanst veurbiej in t foonkelnd zunnegoald woar a’k t hoalt roekn kan en n zeagn veur t bouwlaand miej oet de bokspiepn siept. Dick Schlüter Provinciedichter Overijssel 2011-2013 Geschreven in het kader van maart dialectmaand.
Historische Kring Hellendoorn Nijverdal: twintig jaar e Historische Kring Hellendoorn-Nijverdal zet zich op verschillende manieren in voor behoud en herontwikkeling van het cultureel erfgoed in de gemeente Hellendoorn. De vereniging bestaat sinds 1992 en viert dit jaar dus haar twintigjarig bestaan.
D
Het kwartaalblad Reggesproake bevat artikelen over de geschiedenis van Hellendoorn, Nijverdal en de omliggende plaatsen. Ze gaan zowel over gemeentebrede ontwikkelingen, als persoonlijke verhalen en gebeurtenissen. Sinds dit jaar verschijnt Reggesproake geheel in kleur, in een verhoogde oplage.
In het voorjaar vindt altijd ’n Monn oaver vrogger plaats, een cultuurhistorische markt waar de verschillende leden van de kring zich presenteren met hun verzamelingen. Ook zijn er dan vaak historische verenigingen uit de kleinere plaatsen rondom Hellendoorn aanwezig. Dit jaar vindt de Monn plaats op 24 maart in het Huis voor Cultuur & Bestuur in Nijverdal. De aan de Historische Kring gelieerde stichting Uutgeverieje ’n Boaken publiceert over het verleden van de gemeente. Zo verschenen er boeken over spreekwoorden en uitdrukkingen in het plaatselijk dialect, over het Mirakel van Hellendoorn, en over
boerderijen langs en rondom de Regge. De meest recente uitgave is het boek Erom of eronder? van oudwethouder Peter de Noord, over de bouw van de combitunnel in Nijverdal. (Zie pagina 34) Voor verschillende activiteiten van de kring bestaan werkgroepen, bijvoorbeeld voor het knipsel-archief of voor de foto’s, waarvan er al duizenden digitaal beschikbaar zijn. De werkgroep ‘De Luu veur oald niejs sprokkel’n’ houdt zich alleen bezig met de geschiedenis van het dorp Hellendoorn. Voor meer informatie: www.hkhn.nl
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
6
13-02-2012
13:26
Pagina 6
In de werkplaats
Hennie Kuiper en de Kuiperberg ‘Is die berg soms naar jou genoemd?’ Een vraag die oud-wielrenner Hennie Kuiper kreeg in 2008 toen het Nederlands Kampioenschap wielrennen voor de eerste keer werd gehouden in Ootmarsum. Letterlijk en figuurlijk hoogtepunt (70 meter) van de wedstrijd was de Kuiperberg, op de grens van Denekamp en Ootmarsum. In 2011, toen dit nationaal kampioenschap weer werd gehouden in en rond deze plaatsen binnen de Gemeente Dinkelland, kreeg Hennie Kuiper de vraag opnieuw.
Hennie Kuiper tijdens Parijs-Roubaix in 1983. (Schilderij Rana Berends)
Kadastrale Atlas Overijssel op DVD et Kadaster is in Nederland ingevoerd in 1832, nadat al vanaf 1812 het gehele grondgebied nauwkeurig in kaart was gebracht , ook in Overijssel. Van elk perceel is vastgelegd wie de eigenaar was, waarvoor het werd gebruikt en hoe groot de oppervlakte was. Dat heeft onder meer geresulteerd in bijna 1.600 kaarten, de zogenaamde minuutplans, en registers waarin de gegevens van alle circa 260.000 Overijsselse percelen zijn vermeld, de oorspronkelijk aanwijzende tafels (OAT’s). De kaarten en de bijbehorende registers vormen een momentopname van de provincie naar de situatie van 1832. Ze zijn dan ook een belangrijke bron voor onderzoek op velerlei terreinen. Vrijwilligers van de Stichting Kadastrale Atlas van Overijssel 1832 hebben sinds 1987 al deze gegevens gedigitaliseerd: de kaarten zijn nagetekend en de gegevens van de OAT’s zijn in Excel-bestanden overgenomen. De gedigitaliseerde gegevens zijn gebruikt bij de
H
publicatie van kadastrale atlassen van een groot aantal gemeenten in Overijssel. De Stichting Kadastrale Atlas van Overijssel 1832 presenteert in het late voorjaar van 2012 een DVD waarop alle kadastrale gegevens van geheel Overijssel zijn opgenomen. Het betreft de minuutplans, zowel de scans van de originelen als de nagetekende kaarten. Verder de oorspronkelijk aanwijzende tafels en een groot aantal andere gegevens, zoals de processen-verbaal die zijn opgesteld bij het vaststellen van de gemeentegrenzen. Daarbij de schetsen die het verloop van de grenzen aangeven. Verder een overzicht van het verloop van de kadastrale werkzaamheden in elke gemeente. De DVD zal voor € 15 verkrijgbaar zijn in het Historisch Centrum Overijssel. Belangstelling? Stuur een mail met naam en adres en de vermelding ‘kadastrale atlas dvd’ naar: info@historischcentrumoverijssel.nl
Begrijpelijk, want Hendrikus Andreas Kuiper, zoals zijn naam officieel luidt, woont nog steeds in de omgeving waar hij, op 3 februari 1949 in Noord-Deurningen, is geboren. Ook zijn voorouders woonden en werkten in Noordoost-Twente. Toch heeft de naam van de berg – vermoedelijk – niet direct te maken met zijn familie. Hennie Kuiper raadpleegde bij zijn zoektocht diverse deskundigen; in zijn woonplaats, in Ootmarsum en bij het Historisch Centrum Overijssel. Zo leerde hij dat de berg niet expliciet staat getekend op het kadastrale minuutplan (Sectie A blad 1) van de Gemeente Ootmarsum uit 1832. Op de Topografische en militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden van 1864 staat deze echter wel vermeld. Vermoedelijk is de naam dus ergens tussen die beide jaren ontstaan. Maar hoe? Het definitieve antwoord is er nog niet. Daarom roept Hennie Kuiper de hulp in van de lezers en lezeressen van MijnStadMijnDorp. Hij stelt ook een prijs beschikbaar. Degene die met een overtuigende verklaring komt voor het ontstaan van de naam Kuiperberg mag een gesigneerde versie verwachten van de biografie Alleen vooruit. Hennie Kuiper, kampioen van het volk door Dominique Elshout uit 2006.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 7
7
Overijssels 2011 Boek jaar VAN HET
De Stichting van Ben Morshuis
Genomineerden Overijssels Boek van 2011 bekend
Wie ‘Ben Morshuis’ zegt, zegt ook: de geschiedenis van Ootmarsum. De naam van deze geschiedvorser is verbonden aan de Ben Morshuis Stichting (BMS) die op 9 december 1994 werd opgericht met als doel ‘de historie van Ootmarsum tot aan de hedendaagse ontwikkeling in beeld en geschrift te verzamelen, vast te leggen en te bewaren.’ Eigenlijk zou hieraan, aldus de website van de Stichting nog toegevoegd moeten worden: ‘om alles door te geven aan de generaties na ons.’ Educatie
Wat wordt het beste boek van Overijssel dat in 2011 is verschenen? Voor het vierde achtereenvolgende jaar organiseren het Historisch Centrum Overijssel (HCO), de Overijsselse Bibliotheekdienst (OBD) en Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek Deventer (SAB) de Verkiezing van het Overijssels Boek van het Jaar. Voor zowel de categorie fictie als non-fictie is de shortlist inmiddels samengesteld. De winnaar wordt bekend gemaakt op 12 april 2012 tijdens een feestelijke bijeenkomst in de Burgerzaal van het Deventer Stadhuis, in het bijzijn van Hester Maij, gedeputeerde voor de provincie Overijssel.
Voor het eerst een fictieprijs Uit een aanbod van bijna 200 boeken op het gebied van cultuur, geschiedenis en taal koos de vijfkoppige jury tien titels voor de ‘shortlist non-fictie’. De jury bestaat uit Lamberthe de Jong (historica; voorzitter), Marion Groenewoud (kunsthistorica, journalist), Gerard Lage Venterink (historicus, journalist), Ben Siemerink (journalist) en Frank Inklaar (docent Open Universiteit). Nieuw dit jaar is de categorie ‘fictie’. Ook voor de beste roman, verhalen- of dichtbundel is de shortlist bekend. De jury voor deze categorie bestaat uit Enno de Witt (journalist; voorzitter), Gees Bartels (kunstvrouw van het jaar 2011) en Jan Kristen (oud-gedeputeerde cultuur).
Genomineerden in de categorie non-fictie:
is dan ook een speerpunt van de Stichting. Zo werd het uit 2004 daterende boek Ootmarsum van kennis naar Vriendschap in augustus 2009 opnieuw uitgegeven en uitgedeeld aan alle basisscholen. Op de planken in Morshuis’ werkkamer staat een imposante rij met uitgaven van de Stichting. Een greep: boeken over het schoolgaan, scouting, de Joden, Indiëgangers, carnaval, de harmonie, het vervoer, verdwenen winkels, de Hervormde Gemeente en de tabaksindustrie. Het archief van de BMS is eveneens te vinden in Morshuis’ woning aan de Stobbenkamp in Ootmarsum. Het bevat niet alleen documenten, maar ook boeken, tijdschriften, kranten, films, meer dan 1200 foto’s en andere documenten. De BMS ontplooit ook diverse activiteiten. Zo werden onder andere films geproduceerd over het klompenmaken, het maken van een midwinterhoorn, de jaarlijkse nachtwacht-wandeling, het slachten in oude stijl en het boerendansen. In oktober 2009 werd op het Bergplein een herinneringssteen onthuld voor de Indiëgangers uit Ootmarsum. Regelmatig zijn er, op verschillende plaatsen, exposities. Ook dit jaar zijn er in en rond de zomer weer een boekenmarkt en een stadswandeling.
• Gerard Potcamp; een Twentse priester apostolisch vicaris tegen wil en dank, door Hans Gloerich. Over een Bornse priester die tegen zijn zin tot aartsbisschop werd gekozen. • Cultuurhistorische atlas van de Vecht: biografie van Nederlands grootste kleine rivier, met bijdragen van diverse auteurs. Over de geschiedenis van het landschap, de rivier en bewoners, met veel illustraties en kaarten. • Ten Strijde!: het vriendenboek van de Deventenaar Macharius Pinninck, door M. Stein-Wilkeshuis. Een 400 jaar oud vriendenboek van een millitair, voor het eerst in druk verschenen. • Honderd jaar Natura Docet: meester Bernink en zijn natuurhistorisch museum, door Willem Groothuis De geschiedenis van dit oudste regionale natuurmuseum en de mensen die erbij betrokken waren. • A.M. Gorter (1866-1933): Schilder van het OostNederlandse landschap, door Paul Gorter. Over de in Almelo geboren schilder die vooral bekendheid verwierf met zijn schilderijen van Achterhoekse, Drentse en Twentse landschappen. • Verweven met Twente: de joodse fabrikantenfamilie Spanjaard (1800-2000), door Marianka Spanjaard & Paul Denekamp. Familieboek over de Spanjaards
met veel aandacht voor maatschappelijke en economische ontwikkelingen. • Aan de monding van de Grote Aa: het havenfront van Zwolle, door Jan ten Hove & Michael Klomp. Over de geschiedenis van het Rodetorenplein en omgeving in Zwolle. • Ontmoetingsplaats van verhalen: het gemeentearchief Steenwijkerland, door Jolanda de Kruyf. Een verslag over tien jaar lang ontsluiten van een archief door vakspecialisten en vrijwilligers. • Raarhoek, door Miek Smilde. Onderzoek met veel persoonlijke verhalen naar de geschiedenis van het psychiatrisch ziekenhuis Sint-Franciscushof in Raalte, waar de schrijfster woonde als dochter van de geneesheer-directeur. • Twee eeuwen recht en wet. Het arrondissement ZwolleLelystad in fasen, facetten en figuren, door W. Coster. Over de rechtspleging en rechterlijke organisatie in het arrondissement Zwolle-Lelystad.
Genomineerden in de categorie fictie: • Buiten de tijd, door Hanneke Schooten. Poëzie. Gedichten die zijn geïnspireerd op een jarenlange vriendschap met de schrijver Willem Brakman. • Vliegtuigmagneet, door H.H. ter Balkt. Poëzie. Een soort onheilspoëzie, maar steeds vitaal en nooit somber met veel verwijzingen naar geheimzinnige gebeurtenissen. • De vuurwerkramp van Harmen Saliger, door Peter de Zwaan. Thriller. Op de dag dat zich in Enschede de vuurwerkramp voltrekt, besluit ondernemer Harmen Saliger zijn koffers te pakken en te verdwijnen. Spannende thriller gebaseerd op een waargebeurd feit. • De imker, door Jacob Vis. Thriller. Over een rijke bankiersfamilie en commissaris Ben van Arkel uit IJsselmonde (Kampen). • Verbrande schepen, door Paul Gellings. Roman: hoe vind je vrienden en bekenden uit je verleden terug? Als een man in een ellendige situatie belandt, denkt hij aan zijn vroegere contacten.
Prijs De twee winnaars ontvangen elk een bedrag van € 500 en een bijzondere award. Doel van de verkiezing van het Overijssels Boek van het Jaar is promotie van publicaties met betrekking tot de geschiedenis van Overijssel en het genereren van aandacht en betrokkenheid voor het eigene en bijzondere van de cultuur(historie) van Overijssel. Van alle genomineerde boeken is een overzicht te vinden op www.overijsselsboekvanhetjaar.nl. De site bevat tevens alle aanvullende informatie rondom de verkiezing en de prijsuitreiking.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 8
8
Wie waren d De kleine keeshond genoot in de achttiende eeuw een goede reputatie: hij was niet bang en durfde te keffen tegen grotere soortgenoten. Voor de Patriotten – een uiterst gevarieerd gezelschap, waarbinnen in de jaren tachtig van die eeuw allerlei politieke tegenstellingen verscholen gingen – werd ‘Kees’ een geuzennaam. Zij durfden te keffen tegen de Orangisten of Prinsgezinden, die op de hand waren van stadhouder Willem V (1748-1806). Joan Derk van der Capellen tot den Pol formuleerde in 1781 hun verlangens, anoniem, in zijn pamflet Aan het volk van Nederland.
Het beeld van Joan Derk van der Capellen tot den Pol op het Bethlehemskerkplein in Zwolle.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 9
9
door Clemens Hogenstijn
n de Patriotten en waarvoor stonden zij? e leden van het 'monsterverbond' van Patriotten waren niet in de laatste plaats te vinden in een landgewest als Overijssel. Het ging hier vooral om regenten van de steden Deventer, Kampen en Zwolle, die waren vertegenwoordigd in de Staten. Ze verlangden terug naar het tijdperk zonder stadhouder van de jaren 1702-1747, waarin hun macht niet kon worden ingeperkt door de prinsen van Oranje. Bij deze bestuurders sloten zich democratisch gezinden aan, die zich verzetten tegen de besloten regeringscolleges, zoals de stedelijke besturen met hun 'achterkamertjespolitiek' wel werden genoemd. Toch bestonden tussen deze groepen belangrijke principiële tegenstellingen. De regenten wilden eerst en vooral meer macht voor zichzelf en waren gericht op behoud. De democratisch denkende heren daarentegen maakten zich sterk voor een bredere samenstelling van de stedelijke ‘regeringen’. Dat betekende: meer kiezers, bestuurders uit bredere groepen burgers, medezeggenschap en inspraak oftewel een volksregering. Dergelijke, democratischer samengestelde, stadsregeringen zouden, zo was het idee, op hun beurt gaan zorgen voor een bredere vertegenwoordiging van de bevolking in de Staten van de provincies. De uit Deventer afkomstige Rutger Jan Schimmelpenninck (1761-1825), die zich zou ontwikkelen tot de theoreticus van de Patriottenbeweging, sprak in dat verband van ‘eene soort van regeering, in welke de leden der maatschappy, of burgeren, hunne gemeene zaaken zelve bestieren, of deze aan anderen, door meerderheid van stemmen verkozen, ter bezorging aanbevelen.’
D
Rumoerige jaren tachtig Politiek ontevredenen vonden elkaar vanuit allerlei staatkundige en religieuze richtingen. De Patriotten overbrugden bovendien een oude politieke, ook cultureel bepaalde, kloof: die tussen stad en platteland. Want buiten de steden, waar de adel in de armere landgewesten nog een grote invloed had, waren zij eveneens te vinden. Een zwaartepunt van de Patriottenbeweging kwam te liggen in de drie al genoemde IJsselsteden Deventer, Kampen en Zwolle én op het Overijsselse platteland. Maar ook Holland, Groningen, delen van Gelderland en de stad Utrecht telden veel Patriotten. Wat men gemeenschappelijk had, was vaak toch heel verschillend en onvoorspelbaar en ook de doelen waren daardoor weer tegenstrijdig. Wat de Patriotten samenbond, was hun gemeenschappelijke afkeer van
het stadhouderlijk bewind. De Verlichting, de grote intellectuele vernieuwingsbeweging die in de achttiende eeuw zoveel heeft betekend, vormde voor hen allen een bron van inspiratie. Wat hen verder verenigde was minder duidelijk. De ‘democratische vleugel’ ijverde, zoals gezegd, voor gekozen vertegenwoordigers in de stedelijke besturen en een bescheidener positie van de stadhouder. De ‘aristocratische vleugel’ ging dat eigenlijk al veel te ver. Soms speelde de tegenstelling PatriottenPrinsgezinden geen enkele rol, bijvoorbeeld wanneer economische belangen in het geding waren. Soms ook stapte men ogenschijnlijk gemakkelijk over van het ene naar het andere kamp. Zo kon het gebeuren dat de jaren tachtig van de achttiende eeuw tot de rumoerigste uit de Nederlandse geschiedenis gingen behoren. Een zeer uitgebreide stroom pamfletten legde daarvan getuigenis af.
Aristocratische Patriotten Hoewel het zwaartepunt van de beweging van de Patriotten lag in delen van de landgewesten, vooral in Overijssel en Gelderland, waren hun geestverwanten ook elders te vinden. De belangrijksten van hen waren anti-stadhouderlijke ofwel staatsgezinde leden van de stedelijke besturen in de zeegewesten, met name in Holland. Ook daar was vaak sprake van een monsterverbond, maar deze regenten voelden zich hoe dan ook wél superieur ten opzichte van hun geestverwanten uit de landprovincies. Voor een welvarend Amsterdams ‘regeringslid’ – een heerschap met internationale commerciële connecties dat zich lid waande van de imaginaire Respublica Literaria, de ‘Republiek der Letteren’ – was een kale landjonker uit Overijssel natuurlijk welkom om zijn politieke standpunt te steunen. Sociaal en vooral economisch gezien vormde laatstgenoemde voor eerstgenoemde echter geen partij. De vooruitstrevende jonkers uit de buitengewesten en de Hollandse stadsregenten vormden een coalitie van ‘vaderlandsche regenten’. Vertegenwoordigers van deze, zoals latere geschiedschrijvers hen noemden, ‘aristocratische Patriotten’ kwamen enkele malen bijeen op landelijk niveau. Bij die gelegenheden spraken zij gezamenlijke strategieën af en bundelden zij lokale activiteiten. Gerhard Dumbar (1743-1802), stadssecretaris en geschiedschrijver van Deventer, behoorde tot de gewaardeerde deelnemers aan dergelijke samenkomsten. Hij gebruikte, zoals veel van zijn geestverwanten, graag historische argumenten om de standpunten van
de Patriotten kracht bij te zetten: ‘Alles uit den grond ophalen en den langzamen voortgang der gebeurtenissen volgen, om dus te toonen door welke oorzaken en langs welke wegen de dingen die wij thans vinden in den tegenwoordigen toestand zijn gekomen.’
Democratische Patriotten De burger- of democratische Patriotten vormden een nog veel heterogener gezelschap dan hun aristocratische verwanten. Tot hen behoorden intellectuelen, maar ook gezeten burgers, ambachtslieden en eigengeërfde landbouwers die buiten overheidsambten werden gehouden. Daarbij kwamen voormannen uit de kleine steden, godsdienstig achtergestelden als katholieken, dopers en lutheranen, maar ook gereformeerden die ontevreden waren over de rechtzinnige koers van hun kerk. In Deventer speelden de gilden een vooraanstaande rol. Aanvankelijk vormden deze een kern van de patriotse beweging. Later wisten Prinsgezinden hen over te halen tot deelname aan hun kamp en daarmee raakte de patriotse factie verscheurd. Ook in andere plaatsen veranderde de De Oldenzaalse advocaat en patriottenleider Jan Willem Racer (1736-1816) maakte zich ook sterk voor het afschaffen van de Drostendiensten.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 10
10 samenstelling van de patriotse coalitie soms, vooral wanneer gevoelens van onvrede niet meer het belangrijkste bindmiddel vormden. Al deze politiek monddode burgers wilden zich emanciperen, zich los maken uit als drukkend ervaren politieke en bestuurlijke systemen. Zij verlangden voor de toekomst naar gelijkheid voor de wet van álle burgers. Godsdienstige tolerantie en medezeggenschap in het openbaar bestuur zouden daarvan een logisch gevolg zijn, zo meenden zij. Die zeggenschap moesten zij in elke stad en elk plattelandsdistrict afzonderlijk bevechten en hun succes of falen was daarom zeer afhankelijk van de plaatselijke situatie. Bij dit alles was het gebruikelijk te spreken over ‘het volk’, maar daarmee bedoelde men in feite alleen het eigen milieu; het ‘grauw’ of ‘gepeupel’, telde op geen enkele wijze mee.
Samenwerking Ondanks alle verschillen was samenwerking op bovengewestelijk niveau geboden, omdat er nu eenmaal ook gezamenlijke punten op het programma stonden. Daarbij ging het niet in de laatste plaats over het waarborgen van de rechten van het volk. Ook de internationale positie van de Republiek moest worden
versterkt. Ten slotte ging het om het beschermen van democratische ontwikkelingen tegen ingrijpen van buitenaf. Niet zonder reden, zoals in 1787 zou blijken. Voor de realisatie van dit programma moest worden voorkomen dat de stadhouder te veel macht kreeg en diende het volk het recht te hebben om zich te bewapenen. Bovendien golden het recht van vereniging en vergadering en de vrijheid van drukpers als onmisbare voorwaarden. Daarmee kwamen de grondrechten, de rechten van individuele burgers tegenover de staat, in beeld. In internationaal perspectief waren de erkenning van de Verenigde Staten en een verbond met Frankrijk van belang. Aanvullend speelden in Overijssel onder andere de typisch regionale kwesties van de drostendiensten mee. De edelman Joan Derk van der Capellen tot den Pol ageerde in woord en geschrift tegen deze verplichting voor de boeren om een paar dagen per jaar gratis te werken voor de drost; een hoge edelman die het bestuur in handen had in een van de kwartieren, Salland, Twente of het Land van Vollenhove. In 1781 publiceerde Van der Capellen, anoniem, het pamflet Aan het volk van Nederland, waarin hij het beleid van stadhouder Willem V scherp veroordeelde. Een scherpe breuk met het verleden beoogden de
Een vrijcorpist naast een medaillon met borstbeeld van Joan Derk van der Capellen, anoniem, vierde kwart achttiende eeuw.
Een rouwpenning van Joan Derk van der Capellen, ‘Libertatis Restaurator’, hersteller van de vrijheid, 1784.
Patriotten zeker niet. Publicisten uit hun kring hechtten eraan de continuïteit te benadrukken. Zij presenteerden hun ideeën bijna zonder uitzondering als een terugkeer naar een geïdealiseerd verleden.
Tussen oud en nieuw Patriotten namen uit ideeën en stelsels van ‘verlichte’ auteurs allerlei gedachten, denkbeelden en begrippen over. Zij combineerden die tot betogen om de politiek die zij nodig of wenselijk achtten te rechtvaardigen. Het oude en het nieuwe liepen zo in de jaren tachtig van de achttiende eeuw vaak op een ingewikkelde wijze door elkaar heen. Dit verklaart waarom de periode enerzijds als verlengstuk van het Ancien Régime wordt beschouwd en anderzijds als een aanloop naar de latere, liberale democratie. Hedendaags inzicht heeft echter een eigen waardering van deze tijd gebracht. Juist in dit door elkaar lopen van oud en nieuw, in dit zoeken in, worstelen met en ontstijgen aan het eigen verleden ligt het specifieke karakter van de Patriottentijd. In elk geval mag dat gelden voor enkele vernieuwende gedachten die de Patriotten aan de orde stelden. Zo moesten de burgers in hun opinie de bron van gezag zijn en blijven, al stelden zij politieke representanten aan. Vervolgens moest politiek meer openbaar worden en het doen en laten van de stadhouders en de regenten meer controleerbaar voor de burgerij. Bij een grotere openbaarheid van bestuur paste vrijheid van drukpers. Ten slotte dienden de burgers van de Republiek actief betrokken te zijn bij het vaderland. Burgercommissies en vooral gewapende burgermilities waren daar de uitdrukking van. Dergelijke commissies en milities verschenen ook in veel Overijsselse steden en dorpen. Het wereldbeeld van de Nederlandse Patriotten toonde veel verwantschap met denkbeelden van mannen in alle delen van de westerse wereld die verlangden naar ingrijpende hervormingen en volkssoevereiniteit. Dat moest dan wel gebeuren in een vorm die de veiligheid van bezit garandeerde en de bekwamen boven de massa stelde. Hun uitgangspunten ontleenden zij aan denkers als de Fransen Montesquieu (1689-1755) en Rousseau (1712-1778) of de Britten Locke (16321704) en Blackstone (1723-1780).
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 11
11 Andere Anglo-Amerikaanse auteurs boden hun de prille Verenigde Staten als hun grote voorbeeld. Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784) greep in dit verband terug op een in zijn tijd populair thema, namelijk dat van de mythische Bataafse periode: ‘Het land hoord ulieden met malkanderen toe en niet den prins met zijne grooten alleen, die ulieden, die ons allen, die Neerlands geheele volk, de afstammeling der vrije Batavieren aanzien en behandelen als hunnen erflijken eigendom, als hunne ossen ende schaapen, dewelken zij naar hun goeddunken of scheeren of slagten kunnen en mogen.’
Verscherpte tegenstellingen Vanaf 1784 begon een radicalisering van de politieke verhoudingen in de Republiek. Een jaar later trad een fase in die zelfs revolutionair kan worden genoemd. De ‘vaderlandse regenten’ hadden hun monsterverbond inmiddels meer inhoud gegeven door vanaf 1783 in Amsterdam bijeenkomsten te organiseren. In 1784 volgde een reeks van vergaderingen van vertegenwoordigers van plaatselijke exercitiegenootschappen in Utrecht. Dergelijke bovengewestelijke ontmoetingen leidden tot publicaties die de bekendheid van het Patriotse gedachtegoed vergrootten. Bovendien stimuleerden ze het gevoel van saamhorigheid. De verscherpte politieke tegenstellingen bereikten in augustus 1786 een nieuw hoogtepunt, toen prinsgezinde troepen de patriotsgezinde Veluwse stadjes
Elburg en Hattem bezetten. Hulp door Overijsselse burgermilities was tevergeefs of kwam te laat. De politieke verdeeldheid binnen de Republiek was groot, maar in 1787 kwam – althans voorlopig – een eind aan de strijd. Pruisische troepen grepen toen in, nadat Wilhelmina van Pruisen, de echtgenote van stadhouder Willem V, bij Goejanverwellesluis was vastgehouden door leden van een patriottisch vrijkorps. Vele Patriotten sloegen op de vlucht, naar Frankrijk vooral, toen de sterke Pruisische troepenmacht eenmaal in het land was. Dit abrupte einde van de patriottentijd kwam op een moment dat veel ontwikkelingen nog volop gaande waren en nog geen vaste vorm hadden aangenomen. Het is daardoor moeilijk een helder beeld te krijgen van deze complexe tijd en van de verschillende tegengestelde bewegingen.
Hernieuwde waardering Het veelzijdige en soms tegenstrijdige karakter van de beweging van de Patriotten, alsmede de levensbeschouwelijke en politieke diversiteit, hebben steeds tot variaties in de beeldvorming geleid. Dikwijls was daarbij sprake van een zekere geringschatting. De achttiende eeuw gold, zeker in vergelijking met de zeventiende, bepaald niet als een tijdvak uit de geschiedenis van de Nederlanden waar men trots op kon terugzien. Hoepelrok en pruik stonden model voor het beeld van een periode van neergang van het culturele en economische leven, van binnenlandse
politieke twisten en de teloorgang van de eens zo glanzende internationale positie. Uiteindelijk zou zelfs aan het bestaan van de Republiek als zelfstandige natie een einde komen. De Patriotten waren deelgenoten in die ontwikkeling, er misschien zelfs de oorzaak van. Een aantrekkelijk voorbeeld voor de Nederlanders van de negentiende eeuw vormden zij dan ook niet. Inmiddels is aan die geringschatting een einde gekomen en is er begrip en zelfs waardering ontstaan. Het ongenuanceerde beeld van de achttiende eeuw als een tijd van algemene achteruitgang is achterhaald. Hetzelfde geldt voor het idee, dat de Franse en de Bataafse revoluties met al hun ellende het enige en onvermijdelijke resultaat zouden zijn van het vernieuwingsstreven in de decennia daarvóór. De achttiende eeuw, zo wordt algemeen erkend, was een tijd waarin de moderne westerse samenleving vorm begon te krijgen. En dat proces ging onvermijdelijk - in heel de westerse wereld - gepaard met verdeeldheid onder tijdgenoten, met onstuimige reacties en met conflicten. De Patriotten brachten grote beroering teweeg; in Nederland als geheel, maar ook in de steden en op het platteland van Overijssel. Daarmee plaatsten de ‘kezen’ dit sociaal-economisch en politiek bescheiden gewest, het zesde in de rangorde van de zeven Verenigde Nederlanden, in het centrum van de politieke belangstelling. Zo werden hier de jaren tachtig van de achttiende eeuw tot één van de meest bijzondere historische perioden.
Joan Derk van der Capellen tot den Pol verschijnt op 1 november 1782, bij het afschaffen der drostendiensten in Overijssel, opnieuw in de vergadering van de Staten.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
12
13-02-2012
13:26
Pagina 12
door Henk Boom
Frederik Gijsbert van Dedem (1743-1820).
‘Ja vriend, we zijn eindelijk vrij’ Frederik Gijsbert baron van Dedem (1743-1820) keerde eind 1793 voor enige tijd terug naar zijn kasteel De Gelder in Wijhe. Sinds 1785 was hij namens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ambassadeur in Constantinopel, het latere Istanbul. De baron kwam vooral om uit te rusten, maar aan de boorden van de IJssel volgde hij ondertussen wel nauwlettend de actuele ontwikkelingen in de roerige Republiek der Verenigde Nederlanden et waren alarmerende berichten die hem op oudejaarsdag 1794 bereikten. Franse troepen hadden voor het eerst een oversteek gewaagd over het ijs van de Waal tussen Zuilichem en Brakel. De oversteek was mislukt. Enkele soldaten waren door het ijs gezakt ‘hetgeen hun genoodzaakt heeft van deze onderneming af te zien’, aldus het aan de baron opgestuurde bulletin. Zorgwekkender nog was het nieuws uit Grave. ‘Den dapperen Generaal de Bons is eindelijk genoodzaakt geweest zich op discretie over te geven’. De 74-jarige, in Zwitserland geboren, generaal-majoor van ‘het brave garnizoen van Grave’ had gecapituleerd.
H
Na zeven lange jaren Van Dedem volgde de berichten van dag tot dag. In Arnhem had hij zich verzekerd van een anonieme informant die hem dagelijks berichten van het front stuurde. Het was wikken en wegen. Alles wat Frankrijk was, had doorgaans zijn voorkeur gehad. Maar met de wetenschap dat de Franse adel na de revolutie van 1789 een kopje kleiner was gemaakt, had hij alle reden om zich zorgen te maken nu de Republiek in Franse handen dreigde te vallen. Eigenlijk had Van Dedem na zeven tropenjaren als ambassadeur in Constantinopel even in alle rust willen genieten van een glaasje rood en een wandeling langs de IJssel. Sinds hij in het najaar van 1785 zijn geloofsbrieven aan sultan Abdülhamid I had overhandigd, was hem immers weinig rust gegund. Naast zijn hoofdtaak – het behartigen van de economische belangen van de Levantse Handel – was hij voortdurend geconfronteerd met ramp en tegenspoed. Aardbevingen, de immer loerende pest, ‘ijsselijke branden’ die grote delen van Constantinopel in de as hadden gelegd, de zorgwekkende gezondheidstoestand van zijn echtgenote, de in de zomermaanden ondraaglijke hitte en bovendien hadden turbulente gebeurtenissen binnen en buiten de muren van het Topkapi Paleis, de Osmaanse regeringsveste, hem heel wat eelt op zijn ziel bezorgd. Na een ongemakkelijke reis van bijna drie maanden per koets was hij op 27 november 1793 aangekomen in Wijhe. Het jaar daarvoor had Frankrijk de oorlog verklaard aan Oostenrijk. Een eerste poging om de zuidelijke Nederlanden te annexeren, was mislukt. Eenmaal in Wijhe kreeg Van Dedem volop mee hoe het Franse leger alsnog – langzaam maar zeker – oprukte naar
het noorden. De in 1787 naar Frankrijk gevluchte Patriotten, onder leiding van Herman Willem Daendels, stonden te popelen om het revolutionaire vuur in de noordelijke Nederlanden aan te wakkeren. Overijssel was er klaar voor.
Roering in Overijssel ‘De Patriotten vormen in verscheidene provincies, zoals Overijssel en Utrecht, een overweldigende meerderheid’, had een Franse agent in december 1793 aan zijn revolutionaire opdrachtgevers in Parijs geschreven. Dat was kort nadat de veldtocht van generaal Charles-François Dumouriez vanuit de al veroverde Zuidelijke Nederlanden naar Brabant was uitgelopen op een smadelijke nederlaag. Wat Dumouriez niet was gelukt, kreeg generaal JeanFrançois Pichegru wel voor elkaar. Na de verovering van ’s-Hertogenbosch op 10 oktober 1794 volgden Maastricht en Nijmegen op 4 en 8 november. Al leek het daar nog niet op toen de Franse troepen arriveerden bij de grote rivieren, die als een schijnbaar onneembare barrière voor hen lagen. ‘Wat nu?’, zou Pichegru hebben gezegd, toen hij hiermee werd geconfronteerd. De natuur gaf antwoord. Ruim een maand later zorgde een plotselinge inval van extreme kou ervoor dat het Franse leger verder naar het noorden kon optrekken. Na enkele nachten met 17 graden vorst lag er genoeg ijs op de Waal om de overtocht te kunnen maken. ‘Une gelée funeste’ zou Willem V later zeggen. Korte tijd later, op 17 januari 1795, werd Utrecht veroverd. Een dag later vluchtte stadhouder Willem V naar Engeland. Twee weken nadien werd in Zwolle rondom de vrijheidsboom op de Grote Markt gedanst. Een paar dagen later was Deventer aan de beurt. Een revolutionair comité onder leiding van Hendrik Arnold van Marle trok in optocht naar het stadhuis. Om bloedvergieten te voorkomen restte het zittende stadsbestuur, dat in 1787 aan de macht was gekomen, niets anders dan op te stappen. Daags daarna werd ook op de Brink gedanst rondom de vrijheidsboom. Op 31 januari 1795 ontving Van Dedem een brief van een anoniem gebleven vriend uit Den Haag. ‘Ja vriend, we zijn eindelijk vrij’, luidde de aanhef. Uit de brief kan worden afgeleid dat de auteur behoorde tot het comité van waakzaamheid en dat hij op zijn beurt een niet bewaard gebleven brief van Van Dedem had ont-
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 13
13 deden het nog eens dunnetjes over. Met als gevolg dat na de hongerwinter in het voorjaar van 1795 niets meer op het land stond en er geen koe of varken meer was overgebleven. In Almelo, Hengelo, Enschede en Ootmarsum, plaatsen waar de herinnering aan de gehate drostendiensten nog vers in het geheugen lag, leidde dat tot oproer tegen de nieuwe machthebbers.
Einde van Ridderschap en Steden Huize De Gelder rond 1900 .
vangen. ‘Uw brief heb ik bij onze volksrepresentanten voorgelezen. Die waren daarover zeer voldaan omdat ze in uw woorden dezelfde ijver voor de goede zaak der vrijheid ontwaarden. De enige voorschriften waren de vrijheid en gelijkheid in deze republiek te vestigen door het uitroeien van alle onkruid dat daartoe schadelijk is.’ Die brief lijkt op het eerste gezicht strijdig, maar juist dit laveren door het midden was kenmerkend voor Van Dedem, die ook zelden het achterste van zijn tong liet zien. Er zijn tal van voorbeelden te noemen van zijn Fransgezindheid, maar tegelijkertijd ook van zijn patriottisme. Op beide valt het nodige af te dingen. ‘Opportunisme’, zou tegenwoordig de conclusie zijn, maar dat is een gevaarlijk woord om te projecteren op de tijd waarin hij leefde. De kenner van de adelsgeschiedenis Albert Mensema zegt over deze houding dat elke baron zijn politiek en zijn ideologie nu eenmaal baseerde op het belang van zijn landgoed en zijn familie. In zijn boek Windvanen noemt Matthijs Lok het ‘de strategie van de actieve afzijdigheid.’ De euforie over de Franse ‘bevrijding’ was van korte duur. De strenge winter en de oorlog hadden diepe sporen getrokken in het sociale leven achter de dijken. Landerijen waren onder water gelopen en daarna veranderd in ijszeeën. Een groot deel van de aardappeloogst was verloren gegaan. ‘In Twente’, schrijft Simon Schama in zijn boek over patriotten en bevrijders, ‘werd naar verluidt boomschors en gierst gegeten. Bijna eenderde van de streekbevolking bezweek aan de honger.’ Tot overmaat van ramp eiste het Franse leger voor kapitalen aan hooi, stro, haven, brood en vee op. Het kwam de verstandhouding niet ten goede. En al helemaal niet toen de Franse soldaten zich te buiten gingen aan plunderingen van winkels in Zutphen en Zwolle. Tegelijkertijd herleefden de oude veten tussen enerzijds Zwolle, Deventer en Kampen, de drie steden waar de vergaderingen van Provinciale Staten doorgaans hadden plaatsgevonden en anderzijds de bewoners van het platteland die het meest hadden te lijden in de hongerwinter. Het volk morde, vooral in Twente dat driedubbel werd geplaagd. Eerst hadden Engelse soldaten die zich hadden teruggetrokken tot over de Duitse grens de regio geplunderd. De Franse soldaten
De Franse bezetting had ook bestuurlijke consequenties. Op 5 februari 1795 kwam er een einde aan het bewind van Ridderschap en Steden in de Staten van Overijssel. Eerst drongen tien afgevaardigden van het platteland van Overijssel de Statenvergadering binnen. Er waren twee edelen bij, de riddermatige Joachim Ernst Mulert tot de Leemcule en de kort tevoren uit de Ridderschap geweerde Gijsbert Lucas Geerlig van Fridagh. Op luide toon en tot verbazing en ergernis van de aanwezigen lieten de indringers weten dat zij zich beschouwden als de vertegenwoordigers van het ‘volk van het platteland en kleine steden dezer provincie’ en zij verzochten de leden van de Ridderschap de vergadering te verlaten. De voorzittende drost van Salland, Derk Bentinck tot Diepenheim, verzette zich aanvankelijk met de opmerking dat de verklaring een onwettig karakter had. Maar uiteindelijk restte hem niet anders dan aan deze eis te voldoen. Hij nam afscheid met de wens dat God zijn ‘beste zegeningen over de dierbaarste Panden van deze Provincie en derzelver goede Ingezetenen’ niet zou onthouden. De aanwezige riddermatige edelen sloten zich daarbij aan. Onder hen bevond zich Van Dedem die de kans greep om zijn stem nog één keer te verheffen in de Provinciale Staten van Overijssel. Hij was vertoornd omdat men de Ridderschap ontzette uit ‘de haar sedert ondenkHuize De Gelder rond 2000 .
Deze bijdrage is gebaseerd op een hoofdstuk uit het aan Frederik Gijsbert van Dedem en zijn Turkse jaren als ambassadeur in Constantinopel gewijde boek dat auteur Henk Boom en uitgeverij De Walburgpers dit najaar zullen presenteren in het kader van 400 jaar diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Turkije. Het boek betekent eerherstel voor een opmerkelijke Overijsselse baron die in de geschiedschrijving om onduidelijke redenen over de rand is gevallen.
bare tijden toegekende privileges en erfrechten.’ In zijn verklaring stelde hij dat er ‘geen schaduw van blijk of bewijs voorhanden was’ dat er sprake was van een diep verlangen van het volk en dat de genoemde indringers ‘de stem des volks’ vertegenwoordigden. Veel bijval kreeg Van Dedem niet. De gedeputeerden van Deventer, Zwolle en Kampen lieten aantekenen dat zij zich niet wensten in te laten ‘met deze deliberatie’ van de ambassadeur. Zo eindigde voor het gewest Overijssel de regering van Ridderschap en Steden. Deelname aan het bestuur op basis van adellijke geboorte was er niet meer bij. De regering werd overgenomen door de Provisionele Representanten van het volk van Overijssel. ‘Gij zijt vrij. Gij zijt gelijk’, werd overal geroepen. Met de leus ‘vrijheid en gelijkheid’ ging de Bataafse Republiek van start. Maar tegelijkertijd begon daarmee een periode van politieke onzekerheden op een moment dat Van Dedem zijn koffers al weer pakte om Wijhe te verlaten en terug te keren naar Constantinopel.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
14
13-02-2012
13:26
Pagina 14
Uit de beeldbank
door Ester Smit
Verwoesting door buskruid op 7 augustus 1788.
n de beeldcollectie van het Historisch Centrum Overijssel ligt onder nummer TP000289 een prent verborgen, die in originele vorm 20 x 31 cm meet. Er is een ruïne zichtbaar. Op de voorgrond zijn twee mensen in gesprek. Op de achtergrond is het kerkje van het Gelderse Gorssel te zien. Wat hier werd verwoest, was het mausoleum van het familiegraf van de Van der Capellens tot den Pol. De vernieling ervan in augustus 1788 was een doelgerichte actie. Tegen het beroemdste lid van de familie: Joan Derk, aanvoerder van de Patriotten, overleden in 1784. In 1781 had hij, toen nog anoniem, een pamflet geschreven, dat in de nacht van 25 op 26 september vanuit geblindeerde koetsen werd verspreid over alle grote steden in de Republiek der Verenigde Nederlanden. Zijn medeburgers waren op goddeloze wijze verkocht en verraden, aldus de eerste regels van Aan het Volk van Nederland. De auteur wilde daarom waarschuwen voor het echt te laat zou zijn. ‘Het is, mijn waarde medeburgers!, niet sinds gisteren of eergisteren dat men U bedriegt en mishandelt’, schreef hij, ‘neen, ge zijt, om niet van vroeger tijden te spreken, nu sedert bijna twee eeuwen de speelbal geweest van allerlei heerszuchtige lieden, die, onder de schijn van voor Uw belangen en vrijheid te zorgen, niets - ja, zowaar als er een God is, aan wie ik wegens dit geschrift rekenschap zal moeten geven -
I
volstrekt niets anders beoogd hebben dan een erfelijk juk op Uw vrije halzen te drukken.’ Pas in 1891 kon worden bewezen dat Joan Derk Van der Capellen tot den Pol de auteur was geweest van het stuk, de geloofsbelijdenis van de Patriotten. Het pamflet was verboden, beleefde vele herdrukken, ook in het Frans en Engels, en wekte tegelijkertijd de toorn van de Oranje-aanhangers. Joan Derk was voor hen hoe dan ook een kwade genius. In 1785, een jaar nadat Joan Derk was bijgezet in het familiegraf in Gorssel, werd het wapenschild van het mausoleum vernield. Voor de zekerheid besloot men zijn lichaam naar elders over te brengen. Dat bleek een wijs besluit. In de nacht van 7 op 8 augustus 1788 lieten Orangisten, gewapend met donderbussen en buskruit, het grafmonument de lucht invliegen. Het werd nooit meer opgebouwd. Ook de beeldengroep die een praalgraf voor Joan Derk had moeten sieren kwam er niet. De beelden, vervaardigd door de Italiaanse beeldhouwer Giuseppe Ceracchi, bleven in Rome. Maar dat gaat zeer waarschijnlijk veranderen, want als de plannen werkelijkheid worden komt de beeldengroep in 2012 alsnog naar Nederland. Naar Van der Capellens laatste woonplaats Zwolle, om daar te worden geplaatst in de Grote Kerk: 224 jaar na de grote klap op de Gorsselse heide.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 15
15
door Marijke Borghgraaf
Pioniers met passie voor de plattelandsbibliotheek Tegenwoordig kun je met een paar muisklikken een boek thuis laten bezorgen. Ook in de meest afgelegen plaatsen op het platteland. De bibliotheekpioniers Abraham van Uxem en Claar Goudswaard zouden er misschien wel van hebben gedroomd.
et de bibliotheken op het platteland was het droevig gesteld, constateerde Van Uxem omstreeks 1948. Als cursusleider van Volkshogeschool Diependaal in Markelo had hij, in samenwerking met de Overijsselsche Landbouwmaatschappij, een enquete gehouden naar de lectuurvoorziening buiten de steden. Het leverde een beeld op van versnippering en chaos en Van Uxem besloot daarin verbetering te brengen. Hij koerste op een provinciale of regionale organisatie met een centrale bibliotheek en een wisselmagazijn. Kleine, vaak nog op te richten, bibliotheekjes in de buitengebieden zouden daarvan dan gebruik kunnen maken. Na veel voorbereidend werk en intensief overleg met belanghebbende organisaties werd op 17 maart 1948 de Centrale Plattelandsbibliotheek voor Overijssel (CPBO) opgericht. Claar Goudswaard werd benoemd als directrice van de centrale en zij was daarmee tegelijkertijd de eerste professionele kracht. Zij had ruime ervaring als bibliothecaresse in verschillende stedelijke openbare bibliotheken en als directrice van de openbare bibliotheek in Vlaardingen.
Abraham van Uxem en Claar Goudswaard
M
‘Meneer’ en ‘mejuffrouw’ Gedreven door idealisme, creativiteit en zakelijk instinct was Abraham van Uxem de stuwende kracht achter de nieuwe organisatie. In grote eensgezindheid en in nauw overleg met Claar Goudswaard bouwde hij aan een netwerk van bibliotheken op het platteland in de provincie. Vanaf het begin was er sprake van een natuurlijke rolverdeling. Hij was de nuchtere slimme zakenman, die zorgde voor de financiën. Zij bewaakte de idealen van verspreiding van kennis op het platteland en hoge kwaliteit binnen de bibliotheken. Met een natuurlijke autoriteit en voortdurende persoonlijke belangstelling voor het personeel gaf zij leiding. Respectvol werd zij ‘de moeder van het
‘Juffrouw’ Goudswaard en ‘meneer’ Van Uxem tijdens een feestelijke bijeenkomst in 1973 ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de CPBO.
bedrijf’ genoemd. ‘Juffrouw Goudswaard is goud waard’ was het gezegde onder het personeel. Samen vormden ‘mijnheer’ Van Uxem en ‘juffrouw’ Goudswaard een markant en dynamisch duo. Het was de oprechte overtuiging van Van Uxem dat bewoners van het platteland recht hadden op goede bibliotheken en hij deed er alles aan om dat recht te realiseren. Naar zijn idee stelde een dorpsgemeenschap geen prijs op een anoniem systeem van boekzendingen zonder tegenprestatie. Volgens hem moest een op te richten bibliotheekcommissie van elke aangesloten dorpsbibliotheek zèlf verantwoordelijk worden gesteld voor de financiën en de dagelijkse gang van zaken. Een eigen dorpsbibliotheek was een voorwaarde voor het welslagen van de lectuurverspreiding in de buitengebieden. Hij was ervan overtuigd dat gemeenschapsvorming, ondanks de modernisering van de samenleving, een belangrijke factor bleef in het dagelijks doen en laten van de dorpsbewoners. In de pioniersfase waren er veel, zowel financiële als
praktische, problemen. Enig budget voor de opleiding van professionele bibliothecarissen was er niet. Daarom bezocht de directrice ten minste twee keer per seizoen de bibliotheken die bij de centrale waren aangesloten. Zo kon zij de bibliothecaressen bijpraten over alle aspecten van het werk en bleef zij op de hoogte van het wel en wee van de mensen in het veld. Ze stimuleerde hen en adviseerde om open te staan voor de vernieuwingen in de na-oorlogse maatschappij.
Groen en rood De voornaamste zorg van de beide pioniers was hoe een bibliotheek acceptabel kon zijn voor lezers en lezeressen van alle gezindten. Claar Goudswaard bedacht er iets op. Boeken werden ingedeeld naar levensbeschouwelijke overtuiging. Groen gemerkte boeken waren ‘veilig’ voor iedereen; de rode waren níet voor streng-christelijke en niet voor -katholieke lezers. In geval van twijfel waren er de adviseurs: twee dominees
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 16
16
‘Officieel bezoek’ aan de bibliotheek in Haarle begin jaren zestig.
en een pater die na lezing gezamenlijk hun oordeel geven. In die verzuilde tijd een unieke constructie. Om de kennisachterstand in het buitenstedelijk gebied zo snel mogelijk weg te werken, pleitte de directrice al in de beginperiode ook voor het aanschaffen van vaktijdschriften voor landbouwkringen en stimuleerde ze de uitbreiding van het aantal studieboeken. Verspreiding van kennis op het platteland was één van haar idealen, juist ook omdat de jeugd méér dan voorheen voortgezet onderwijs ging volgen. Onder haar aansturing groeide ook het aantal jeugdboeken onverminderd. Ze richtte speciale jeugdafdelingen op met lidmaatschap tegen laag tarief. Het aantal jeugdige lezers nam gestaag toe en de hulp van plattelandsvrouwen werd dan ook graag geaccepteerd.
Bouwplannen Dankzij hun doorzettingsvermogen en onverzettelijkheid gelukte het Van Uxem en Goudswaard op den
duur om hun ideaal vorm te geven. Het bibliotheekbedrijf bleef groeien, ondanks de vaak primitieve behuizing waarin de uitleen van boeken plaatsvond. Soms was er niet eens een toilet; de buren moeten erg gastvrij zijn geweest! In 1957 kwam Van Uxem met een meerjarenbouwplan, op basis van een eenvoudig en functioneel concept: een uitleenruimte die door één functionaris kon worden overzien. Op die manier kon ook worden bespaard op de personeelskosten. Het ontwerp van de gebouwen werd regelmatig herhaald en zo bleven ook de bouwkosten relatief laag. Vanwege de strakke rechthoekige vormgeving werden de bibliotheken in de volksmond al gauw ‘schoenendozen’ genoemd. ‘Niet te lang praten, maar aan het werk’, was Van Uxems lijfspreuk, voortkomend uit zijn aangeboren zuinigheid. ‘Dit gepraat heeft de belastingbetaler al heel wat geld gekost’, merkte hij eens op na een gesprek vóór een vergadering.
Spijkers met koppen Door zijn creatieve manier van denken heeft Van Uxem veel geld voor de Centrale bij elkaar gesprokkeld. Toen hij er aan het eind van de jaren vijftig lucht van kreeg dat de overheid extra subsidie toekende aan bedrijven in zogenoemde probleemgebieden, was De voormalige bibliotheekcentrale (1959-1975) in Borne.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 17
>
17
De eerste bibliobus van de PBC Overijssel-Oost (1969).
Een typische ‘Van Uxem-bibliotheek’ in Bathmen.
>
hij er als de kippen bij om die regeling tot het uiterste te benutten. In de betreffende gebieden zou extra geld worden toegekend voor ‘aard- en nagelvaste goederen’. Eigenhandig timmerde Van Uxem alle bibliotheekkasten vast aan de vloer! In 1968 stelde hij opnieuw een vijfjarenplan op voor de bouw, wat leidde tot een dicht netwerk van bibliotheken. Over een lange reeks van jaren is zijn succesformule praktisch onveranderd gebleven. En hoewel hij niet altijd rekening hield met nieuwe inzichten en ontwikkelingen gingen de medewerkers als vanouds voor de directie door het vuur.
Op 6 april 1948 werd in Borne de Katholieke Centrale voor Lectuurvoorziening in Overijssel opgericht. Deze organisatie bestreek een groot gedeelte van de buitengebieden in Oost-Overijssel, met name Twente. Al snel werd dan ook gesproken van de bibliotheekcentrales ‘Oost’ en ‘West’. Pioniers in de regio Oost waren de directeuren J. Buijvoets en R. Heerink. Nadat Heerink in 1952 was benoemd, bleef hij de organisatie trouw tot aan zijn pensionering in 1980. Ook de penningmeester van het eerste uur, J.G.A. Lubberdink, heeft zich tot 1985 ingezet voor het bedrijf. Om efficiënter te kunnen werken gingen ‘Oost’ en ‘West’ in 1967 over tot samenwerking. Na een moeizame onderhandelingsperiode fuseerden de twee organisaties op 1 januari 1989 en werd de Overijsselse Bibliotheek Dienst (OBD) opgericht, een netwerkorganisatie die tot op de dag van vandaag service en diensten verleent aan Overijsselse bibliotheken.
Claar Goudswaard moest verder met een nieuwe economisch directeur en na verloop van tijd ontstonden tussen hen grote conflicten. ‘Niet het schitterende schema, maar de mensen moeten het doen’, noteerde zij. ‘Belangrijker dan een rechte lijn is plezier in het werk’. En: ‘Streven naar een ideale organisatie is mooi, maar de ervaring leert, dat er geen mens of groep te vinden is die er precies in past…’
Problemen na 1975 Toch begonnen zich geleidelijk aan problemen af te tekenen: het streven naar democratisering begon ook voelbaar te worden binnen de organisatie. Het grootste struikelblok bleek op den duur het centralistisch gevoerde beleid, zonder al te veel inspraak. In 1975 werd de Bibliotheekwet van kracht en dat had diepgaande gevolgen voor de organisatie. De contributievrijdom tot achttien jaar bracht een enorme toename van het aantal uitleningen met zich mee. Bovendien gingen langere openingstijden gelden in combinatie met een personeelsstop. Een ander systeem van subsidietoekenning, dat midden in het jaar werd ingevoerd, ontregelde de financiële administratie volledig. Nieuwe regelingen en voorschriften legden een steeds zwaardere druk op de organisatie. Het betekende dat Van Uxem zijn beleid moest aanpassen en dat viel hem zwaar. In 1976 ging hij op 65-jarige leeftijd met pensioen. Het sterke duo Van UxemGoudswaard viel daarmee uiteen.
Langzamerhand werd de situatie voor haar onhoudbaar. In 1977 meldde zij zich ziek en zij kwam niet meer terug. Het deed haar veel pijn, dat zij met problemen moest vertrekken. Op 1 januari 1980 ging zij op 62-jarige leeftijd met pensioen. Bij het veertigjarig jubileum van de Centrale in 1988 was zij op uitnodiging van de nieuwe directeur Henk Middelveld aanwezig bij de feestelijkheden. De scherpe kanten van het oude conflict leken wat zachter te zijn geworden. Het heeft haar in elk geval geholpen wat meer afstand te nemen van het verleden. Het jubileumboekje Het vermogen tot…, in 1988 uitgegeven ter gelegenheid van het jubileum, werd opgedragen aan ‘Cl. M. Goudswaard en A. van Uxem, pioniers, ontwerpers, bouwers en vooral werkers…’. Claar Goudswaard overleed op 28 oktober 2000 in Zwolle. Bijna vijf jaar eerder, op 11 januari 1996, was Abraham van Uxem overleden.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 18
18
door Marcel Kloosterman
De Poppe’s: van paarde De naam Poppe klinkt veel Overijsselaars bekend in de oren. Niet alleen omdat er veel mensen met deze achternaam in de provincie rondliepen en -lopen, maar ook omdat die prijkt op de gevel van een Zwols restaurant. De ondernemerszin zat er al in bij de eerste Overijsselse Poppe’s. De jeugdige Duitse neven Dirk en Alert Poppe trokken in het begin van de achttiende eeuw met paard en hessenwagen vanuit het Nedersaksische Wildeshausen naar Zwolle. Uiteindelijk vestigden zij zich hier definitief. Dirk werd zelfs de grondlegger van wat tot 1973 de oudste familiesmederij van Zwolle was.
die de benodigde energie moesten leveren. Voor de smeden was er dus voldoende klandizie. Al helemaal in Zwolle, want de stad was een belangrijk centrum voor handelaren en reizigersverkeer. Het had een uiterst gunstige geografische positie en de plaats was van nature voorbestemd als doorvoerhaven tussen Holland en Duitsland. Met de handelsbemiddeling belastten zich in Zwolle zogeheten factoors, een beroep dat neef Alert later ook zou gaan uitoefenen. De zaken van de Poppe’s bleven goed gaan, ook nadat
den of het smeden van hoefijzers en Alert zorgde ervoor dat de reizigers konden overnachten. Uiteindelijk zou de smederij van Poppe definitief zijn naam vestigen in Zwolle.
Smederij ‘De Gekroonde Hoefijzers’
Het oude handwerk voor de edele viervoeter.
ussen Bremen en Zwolle bestonden door de Hanze al sinds de Middeleeuwen hechte handelsbanden. Niet ver van Bremen ligt het kleine plaatsje Wildeshausen. Ook voor de inwoners van deze plaats was het interessant om met handelswaar naar plaatsen als Kampen, Zwolle en Deventer te trekken.
T
Met vier paarden naar Zwolle Herman, de vader van Alert Poppe, was door zijn tochten met paard en wagen naar Nederland dan ook lange periodes in het jaar weg van huis. En nadat Alert op 6 mei 1703 ter wereld was gekomen, werd al snel duidelijk wat zijn beroep zou zijn: Großknecht beim großen Wagen. Alert maakte samen met zijn vader, en later vooral met zijn vier jaar oudere neef Dirk, vervolgens regelmatig de reis naar Zwolle. Vier sterke paarden zorgden ervoor dat de hessenwagen de tocht kon volbrengen. Na jaren van heen en weer reizen besloten de twee neven zich in Zwolle te vestigen. Dirk werd smid en Alert kastelein. Een logische combinatie. Dirk kon de expediteurs van dienst zijn met het slaan van de paar-
De huidige plek van het restaurant is niet de plek waar het allemaal begon. Dirk vestigde zijn smederij in 1725 namelijk in De Smeden, zoals het laatste deel van de Diezerstraat tot 1916 heette. De vroegere naam is een verwijzing naar het voorschrift dat de gildemannen alleen op die bewuste plek hun ambacht mochten uitoefenen. Al in 1402 had De Smeden het alleenrecht gekregen op het bakken van brood en op open-vuurwerkzaamheden. Doordat het stuk straat aan het einde van de stad lag, hadden relatief weinig mensen last van het luidruchtige beroep van smid. Naast smeden waren in dit deel van de straat overigens ook herbergiers, bierverkopers, kleermakerijen en leerlooiers te vinden. Het werd al snel een zeer belangrijke weg, want zowel vanaf het noorden als het oosten kon men alleen door deze straat de stad binnenkomen. Daarnaast was het de enige straat binnen de stadspoorten waar het was toegestaan om te parkeren met paard en wagen, wat ervoor zorgde dat deze toegangsweg vaak fungeerd als een groot wagenplein. Dirk besloot in 1728 zijn smederij de naam ‘De Gekroonde Hoefijzers’ te geven, wat groot op de voorgevel kwam te staan in combinatie met de afbeelding van twee hoefijzers en een kroon.
Voor- en tegenspoed Hij begon zich inmiddels helemaal te settelen in Zwolle. Op 1 mei 1729 trad de toen 29-jarige Duitser in het huwelijk met Gesina Greve. Ze kregen zeven kinderen. In 1731 kreeg Dirk ook Zwolse burgerrechten. Daarmee was hij niet uniek, want veel Duitsers bleven in die periode in Zwolle hangen. Ze trouwden er, kregen er kinderen en vestigden zich er definitief. Daarom werd het Zwolle van vroeger eeuwen door historici ook wel een ‘genealogische doorlaatpost’ genoemd. De wegen werden steeds beter en daardoor nam ook het aantal reizigers toe. Het waren paardenkrachten
In de Luttekestraat in Zwolle kwamen potten en pannen in de plaats van paarden en hoefijzers.
Dirk in 1753 op 54-jarige leeftijd was overleden. Zo goed zelfs dat de derde Poppe, die net als zijn grootvader Dirk heette, er een smederij bijnam. Deze werd in 1820 aan de Bollenhoek gevestigd, een deel van de stad dat in 1860 werd omgedoopt tot Nieuwe Haven en in 1968 tot Luttekestraat. Vestiging buiten De Smeden was mogelijk geworden omdat de verplichte vestiging aldaar werd opgeheven, waardoor op meerdere plekken in Zwolle nieuwe smederijen ontstonden. Dat moest ook wel, want één smederij zou het grote aanbod nooit hebben aangekund. Het paard was nog altijd zeer belangrijk voor de koets, de wagen of de ploeg. Honderden paardenhoeven werden wekelijks beslagen. Net als bij De Smeden hadden de Poppe’s ook ditmaal een verstandige keuze gemaakt. Schuin tegenover hun nieuwe vestigingsplaats werd, op de Blijmarkt, de paardenmarkt gehouden. Iedere week kwamen boeren uit de omtrek daar naartoe. Bovendien werd de Polkabrug in 1874 vervangen door de Nieuwe Havenbrug. Dit werd daarmee de eerste vaste verbrede bijbrug van Zwolle en meteen de drukste toegang tot de stad.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 19
19
den, potten en pannen Montere mobiele smid Dat het beroep van smid door de jaren heen was veranderd, ondervond Willem aan den lijve. Voorheen kwamen de paarden naar de smid, nu was het andersom. Willem koos dus eieren voor zijn geld en werd een mobiele smid. Vanuit zijn boerderij in Hattemerbroek voert de montere, inmiddels 75-jarige, Willem zijn werk uit tot op de dag van vandaag. ‘Ik heb hier een aanhangwagen met de benodigdheden. Stad en land reis ik af naar klanten. Zo kom ik overal, van Tilburg tot Utrecht, maar ik ga ook
Na jarenlang huren had Theodorus Poppe het pand in 1866 inmiddels gekocht. In 1901 deed de familie de smederij bij De Smeden van de hand, omdat de bereikbaarheid van de nieuwe vestigingsplaats veel beter was en het oude bedrijf niet meer rendabel. Niet lang daarna begonnen de goede tijden ten einde te lopen. Door de introductie van stoom-, benzine- en dieselmotoren nam het gemotoriseerde vervoer meer en meer de plaats in van dat met paardenkracht. De auto zorgde er in de loop van de twintigste eeuw voor dat het paard uit het straatbeeld verdween en de tractor maakte de edele viervoeter overbodig op de boerderij.
Mobiele smederij Smeden merkten hiervan sterk de gevolgen en in het hele land kreeg hun ambacht te maken met teruglopende inkomsten. Smederij Poppe was in dat opzicht geen uitzondering. Willem Poppe was de laatste in de familie die in het pand aan de Luttekestraat het beroep van smid uitoefende. Hij nam de smederij in 1973 over van zijn vader Theodorus Antonius, maar toen had het bedrijf – op zijn zachtst gezegd – zijn beste tijd al wel gehad. ‘Er was nog één klant die zelf met het paard naar de smederij kwam. Maar daar kun je een smederij natuurlijk niet draaiende van houden. Een half jaar nadat ik het had overgenomen nam ik er al afscheid van’, vertelde Willem nog onlangs. De smederij werd vervolgens in 1976 een restaurant, ‘restaurant voorheen hoefsmederij Poppe’, waarbij het oorspronkelijke interieur zoveel mogelijk werd gehandhaafd. Temidden van de potten en pannen herinneren de smeedbok, de smeedhamer, het smeedijzer en de vele opgehangen hoefijzers nog aan de paarden die hier eens beslagen werden. Niemand kon heen om de hoefsmederij van Poppe in de Luttekestraat. De locatie aan deze toegangsweg vanaf de Stadsgracht naar het centrum was goed gekozen.
naar Duitsland, naar Keulen bijvoorbeeld. Er is door het hele land nog steeds behoefte aan smeden. De paardensport is populairder geworden en het was met name in de jaren zeventig een trend onder de rijken om Arabische volbloedpaarden te kopen.’ De kwaliteit van het beroep smid is volgens Willem wel minder geworden. ‘Het is nu een vrij beroep en aan minder regels gebonden. Destijds volgde ik drie jaar lang elke zaterdag een cursus aan de Ambachtschool in Zwolle. Mijn vakdiploma heb ik in Utrecht behaald. Dat is nu allemaal niet meer nodig.’
De zoon van Willem is vrachtwagenchauffeur. Zo lijkt er een einde te komen aan een lange lijn van Poppe’s als smid. ‘Dat klopt, maar ik heb daar vrede mee. Vroeger was het zo dat je standaard het werk van je vader overnam, maar die tijden zijn veranderd. Ik ben trots op de naam die Poppe heeft neergezet in Zwolle. Voor veel Zwollenaren en mensen uit de omgeving was een Poppe die een paard besloeg of ijzer aan het smeden was een vertrouwd beeld. De familienaam is een begrip in de stad geworden en ik blijf in ieder geval nog hard mijn best doen om de goede naam hoog te houden.’
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 20
20
door Willem Ankersmit
Katoen voor Afrika
‘Ankersmit’s Textielfabrieken’, 1799-1965 Overijssel kent een rijk textielverleden. In dit verband wordt dan meestal aan Twente gedacht, maar ook daarbuiten hebben zich in de negentiende eeuw textielbedrijven gevestigd met een boeiende geschiedenis. Een daarvan was Ankersmit’s Textielfabrieken te Deventer. Dit bedrijf ontstond in 1799, toen Hendrik Jan Ankersmit (1774-1850), zoon van een boer uit Terwolde, een manufacturenhandel begon in de Polstraat in Deventer. Ruim anderhalve eeuw later viel het doek voor het bedrijf en kwamen in één klap elfhonderd man op straat te staan. Een rijke geschiedenis was ten einde. endrik Jan Ankersmit kocht zijn garens in het begin van de negentiende eeuw in Twente en Engeland. Het weven besteedde hij uit aan handwevers, boeren uit de omstreken. De garens kregen zij thuisgebracht, waarna de geweven doeken weer werden afgehaald. De eindbewerking vond plaats in de blauwververij en in de door een paard aangedreven kalandermolen Achter de Muren in Deventer. Onder leiding van zijn zoon Hendrik Jan (1806-1890) werd de overgang van huisarbeid naar gecentraliseerde gemechaniseerde fabrieksarbeid ingezet. In 1860 verrees op de Zandweerd aan de Lange Zandstraat, buiten de vestingwerken van Deventer, een stoomweverij. De naam van het bedrijf was sindsdien Stoomweverij, Ververij en Drukkerij Ankersmit & Co.
H
Bedrijvige mannen De fabriek kwam echter eerst in 1865 in bedrijf vanwege de katoenschaarste als gevolg van de Amerikaanse
Hendrik Jan Ankersmit (1806-1890)
Burgeroorlog (1860-1865), die het verbouwen en exporteren van katoen voor de Verenigde Staten onmogelijk maakte. Hendrik Jan II was niet alleen ondernemer, maar van 1851-1873 ook gemeenteraadslid van Deventer en hij correspondeerde met de liberale staatsman Thorbecke. Zijn zoons Hendrik Jan III (1834-1905), Gerhard Johan Leonard (1844-1904) en Diderik Leonard (1842-1918) gingen in 1860 ook in de zaak van hun vader en waren betrokken bij de opbouw van de nieuwe fabriek. De broers bekleedden ook verschillende nevenfuncties. Twee van hen waren net als hun vader gemeenteraadslid, Gerhard Johan ook nog wethouder en lid van Provinciale Staten van Overijssel. Diderik Leonard richtte in 1897 de Sallandsche Bank op, die oorspronkelijk vooral functioneerde ten behoeve van de eigen fabriek. Onder leiding van de drie broers maakte de fabriek een gestage groei door. Het aantal weefgetouwen groeide van zestig in 1865 naar tweehonderd in 1897. Het buitenland werd het voornaamste afzetgebied. Evenals de
Hendrik Jan Ankersmit (1834-1905)
Hendrik Jan Ankersmit (1895-1982)
Twentse katoenbedrijven exporteerde Ankersmit aanvankelijk via de Nederlandsche Handel-Maatschappij voornamelijk naar Nederlands- Indië, wat allerlei financiële voordelen bood. In 1874 was het echter gedaan met die voordelen voor de partners van de NHM. Ankersmit zocht daarom naar geschikte markten op andere continenten en zo kwam men in Afrika terecht. Naar West-Afrika werd indigoblauw geverfd doek geëxporteerd, dat vooral populair werd bij de gevreesde Toeareg-krijgers in Senegal. De doeken werden namelijk zodanig geverfd, dat zij verfrestanten afgaven op de dragers, wat resulteerde in de door de klant gewenste koperglans op de huid. In 1901 namen drie zonen van de tot dan zittende directeuren het roer over. Hendrik Jan (1866-1923), zoon van Hendrik Jan III, Hendrik Jan Diderik (1873-1929), zoon van Diderik Leonard en Albert (1870-1944), zoon van Gerhard Johan Leonard. Een jaar later werd het bedrijf omgezet in de NV Deventer Katoenmaatschappij, voorheen Ankersmit & Co. Onder leiding van Hendrik Jan IV werd aan het bedrijf een katoendrukkerij met een uniek product, de wasdruk, toegevoegd.
Wasdruk Vooral de wasdruk zou de groei van de onderneming in de twintigste eeuw gaan bepalen. Dit product bestond uit een gedeeltelijk machinaal vervaardigde imitatiebatik, zoals die door de Haarlemse Katoenmaatschappij (HKM) al sinds het eind van de negentiende eeuw met veel succes naar West-Afrika werd geëxporteerd. Geen enkel artikel wist zozeer de begeerte van de Afrikaanse vrouwen op te wekken als deze kleurige en aan de Afrikaanse belevingswereld aangepaste stoffen. Het succes van de HKM inspireerde Ankersmit om zelf wasdrukken te gaan maken. In 1910 werd daartoe een nieuwe drukkerij gebouwd en al in 1911 had men het productieproces onder de knie gekregen. Daartoe was ook een colorist – die in de katoendrukkerij verantwoordelijk was voor de receptuur, de procedés en de controle en bereiding van de kleurstoffen – van de HKM in dienst genomen. Binnen enkele jaren werd Ankersmit een belangrijke producent van wasdrukken en had de HKM er een geduchte concurrent bij gekregen. De Eerste Wereldoorlog belemmerde de internationale handel. Omdat de HKM zich volledig op exotische markten had gespecialiseerd en geen thuismarkt had was het bedrijf gedwongen tijdens de oorlog te liquideren. Ankersmit overleefde, omdat het wel een behoorlijke thuismarkt had.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 21
21 Uitbreiding en consolidatie
‘Ankersmit’s Textielfabrieken’, na de oorlog.
Uit de inboedel van de HKM kochten Ankersmit en concurrent P.F. Van Vlissingen & Co’s Katoenfabrieken te Helmond wasdrukmachines en koperen drukrollen met succesvolle Haarlemse dessins. Daarmee namen zij de rol van de HKM in West-Afrika over en werden zij de belangrijkste producenten van wasdrukken voor deze regio. Ankersmit had in 1910 een Zwitsers handelshuis, de Basler Handelsgesellschaft, gecontracteerd voor de marketing en verkoop van de eigen wasdrukken. In 1918 ging het bedrijf in zee met het Britse handelshuis Swanzy, dat ook de wasdrukken van Van Vlissingen verkocht. Na een proces van fusies en overnames werd Swanzy in 1929 uiteindelijk onderdeel van de United Africa Company (UAC), het handelshuis van Unilever voor Afrika. In de jaren twintig bleef de West-Afrikaanse markt voor wasdrukken groeien en werd Ankersmit marktleider. In 1932 kreeg de UAC de verkoop van vrijwel alle wasdrukartikelen van beide firma’s in handen.
Nadat H. J. Ankersmit in 1923 was overleden, werd hij opgevolgd door zijn oudste zoon Hendrik Jan V. Later traden zijn broer Rudolf (‘Ru’) en zijn neven, Diderik Leonard (‘Di’) en Anton toe tot de directie. Hendrik Jan V was algemeen directeur en ‘Ru’ hield zich bezig met de verkoop naar Nederlands-Indië en als directeur personeelszaken met de ‘sociale afdeling’. Die zou vooral na de Tweede Wereldoorlog een prominente plaats binnen het bedrijf gaan innemen. Aspecten als maatschappelijk werk, gezinszorg, huisvesting, veiligheid en personeelswerving kregen toen meer aandacht. ‘Di’ leidde de weverij en spinnerij en zijn broer Anton het wasdrukbedrijf en de export naar Afrika. In die functie maakte Anton vele reizen naar West-Afrika om de markt te verkennen. Hij kreeg een uitstekende persoonlijke verstandhouding met Jan Fentener van Vlissingen, directeur van concurrent Van Vlissingen. Deze goede relatie bracht beide bedrijven voordeel tijdens hun onderhandelingen met de UAC.
Ontvangst van Mary Nzimoro met haar echtgenoot op Huize Wijnbergen te Olst (1957). Van links naar rechts: Jack Hague (UAC), Lenie Ankersmit-Hogedijk, Richard Nzimoro (burgemeester Port Harcourt, Nigeria), Mary Nzimoro (koopvrouw, ‘mammie trader’) en Anton Ankersmit.
Tussen de wereldoorlogen werd het bedrijf uitgebreid met een eigen blekerij en de merceriseerderij, waar de stoffen glanzend en zijdeachtig werden gemaakt. In 1926 stichtte de N.V. tot Exploitatie van Ankersmits Katoen Fabrieken, zoals het bedrijf na de derde naamverandering in datzelfde jaar heette, de NV Katoenspinnerij ‘De Zandweerd’. In 1931 beschikte Ankersmit over meer dan duizend weefgetouwen. Ten behoeve van de export naar Nederlands-Indië werd het handelshuis Everard in Batavia overgenomen. Door al deze activiteiten werd Ankersmit een volledig geïntegreerde textielonderneming. In 1938 werd, op initiatief van Hendrik Jan V, Ankersmit’s Chemische Fabrieken NV opgericht. Deze laatste onderneming uit Borgharen (Limburg) verwerkt tot vandaag de dag mergel en andere mineralen tot producten voor toepassing in de industrie en landbouw en had met textiel niets van doen. Maar het bleek een rendabele zet. Met de Duitse bezetting braken voor het bedrijf moeilijke jaren aan. Er werd uitsluitend nog geproduceerd voor het binnenland en het vasteland van Europa. Op last van de bezetter werd ook aan het Duitse leger geleverd, onder andere verbandgaas. Zo goed en zo kwaad als het ging werden zoveel mogelijk mensen aan het werk gehouden, ook al om tewerkstelling voor de werknemers in Duitsland te voorkomen. De eens zo lucratieve export naar Azië en vooral Afrika was niet meer mogelijk. In de laatste bezettingsjaren werden delen van de fabriek gesloten. Om het confisqueren van voorraden door de Duitsers te voorkomen werden formulieren verkeerd ingevuld en werd meer dan een miljoen meter doek weggemetseld in twee grote kelders. Direct na de bevrijding werden van deze voorraden textielpakketten samengesteld, om voor de inwoners van Deventer de eerste nood op dit gebied te lenigen. H.J. Ankersmit V vervulde een belangrijke rol bij de financiering van het verzet en mede daarom werd hij direct na de oorlog in 1945 tot loco-burgemeester van Deventer benoemd.
Na de oorlog Na de oorlog kwam de export weer op gang. In WestAfrika was er nog steeds een enorme vraag naar wasdrukartikelen. Aan het dringend verzoek van de combinatie Unilever/UAC om de capaciteit voor wasdrukken flink uit te breiden wilde Ankersmit echter niet volledig voldoen, want men wilde de markt niet overvoeren met dit exclusieve product. Concurrent Van Vlissingen voerde de productie wel sterk op. Het gevolg was dat Ankersmit’s Textielfabrieken NV, zoals de onderneming na de oorlog heette, zijn positie van marktleider voor wasdrukken in West-Afrika kwijtraakte. Toch was er gedurende de eerste vijftien jaar wel degelijk sprake van een aanzienlijke groei. In 1956 richtten Ankersmit en Van Vlissingen – concurrenten, maar zeker ook collega’s – pal naast de chemische fabriek van Ankersmit in Borgharen een kleurstoffenfabriek op, de NV Gamma. Behalve de
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 22
22 succesvolle wasdrukken produceerde Ankersmit onder andere ook bontgeweven japonstoffen, katoenen geweven vitrages, en later ook geweven en gebreide Terlenka vitrages voor de Europese markt. De omzet van de stoffen voor de Europese markt was in het begin van de jaren zestig ongeveer gelijk aan die van de wasdrukken. Vanwege de enorme krapte op de arbeidsmarkt in de regio Deventer werd de productiecapaciteit in 1957 uitgebreid met een wasdrukkerij in Didam. In het begin van de jaren zestig werd nog geïnvesteerd in een nieuwe energiecentrale en in een complete nieuwe hal voor de wasdrukproductie. Daarnaast werd door een team onder leiding van H. J. Ankersmit VI (1928-2011) een machine ontwikkeld voor de volledige mechanisatie van het wasdrukproces. In deze periode vond bij de directie een gedeeltelijke wisseling van de wacht plaats. Hendrik Jan V verliet het bedrijf in 1957, in 1962 volgden Rudolf en Diderik. Hendrik Jan V werd opgevolgd door zijn zoon Jan Ankersmit. Als ‘buitenstaander’ werd B.H. Mensing benoemd in de directie, waarvan ook Anton Ankersmit, sinds 1933 directeur, deel bleef uitmaken.
Fatale fusie De economische omstandigheden werden ongunstiger aan het eind van de jaren vijftig, door krapte op de arbeidsmarkt, sterk gestegen loonkosten en toenemende concurrentie. De financiële resultaten in de afdelingen die voor de Europese markt produceerden begonnen rond 1960 achteruit te gaan. Het vroegere succesartikel ‘marquisette’, katoenen vitragestof, werd van de markt verdrongen door gebreide terlenka, waarop Ankersmit noodgedwongen ook moest overgaan. Dit vergde aanzienlijke investeringen.
‘Veritable wax Hollandais.’
In de toonzaal van de fabriek in augustus 1949, de directie met ‘Mammies’ uit Nigeria. Staand van links naar rechts: G.J. Meeles, A. Ankersmit, W. Wienbelt. Zittend: R. Ankersmit, Priscilla Nzimoro (dochter), Mary Nzimoro en D.L. Ankersmit. Staand v.l.n.r.. Zittend en D.L. Ankersmit.
‘Mammies’ De wasdrukproducten werden in Afrika door Unilever/UAC doorverkocht aan lokale vrouwelijke handelaren, de ‘Mammies’. Deze gewiekste zakenvrouwen vormden de onmisbare derde schakel in de keten van producent naar consument. Zij hadden een scherp oog voor kwaliteit en dessin. Als fabrikant had je maar aan de wensen en wil van deze machtige koopvrouwen te voldoen. Anders kon je het wel vergeten. Op zakenbezoek in Deventer werden ze door de directie van Ankersmit dan ook vorstelijk ontvangen. Zij bezochten de toonkamers en werden rondgeleid langs de verschillende productieafdelingen, vooral de handdrukkerij. Ondertussen gaven zij adviezen over de vormgeving en kleurstelling van de verschillende dessins. De dames
hadden veel bekijks in de straten van Deventer, wanneer zij zich, gehuld in hun veelkleurige gewaden, met hun gevolg van Hotel de Keizerskroon naar de plaatselijke V&D begaven om inkopen te doen. De belangrijkste naoorlogse ‘mammies’ waren Catherine Botchwey uit Ghana en Mary Nzimoro uit Nigeria. Anton Ankersmit en zijn echtgenote ontvingen de dames met vertegenwoordigers van Unilever/UAC ook vaak thuis op het ‘Het Wijnbergen’ in Olst. Ook op de kinderen Ankersmit maakten deze bezoeken grote indruk. Dat Mary een belangrijk persoon was bleek ook in 1962, toen zij werd onderscheiden met de Order of the British Empire voor haar prestaties op zakelijk en charitatief gebied voor de ontwikkeling van Nigeria.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 23
23 Tot overmaat van ramp stortte in het begin van de jaren zestig ook de Afrikaanse markt in. De onafhankelijkheid van de voormalige Afrikaanse koloniën leidde in veel jonge landen tot politieke instabiliteit en economische neergang. Ook de aldaar pas begonnen lokale wasdrukproductie nam een deel van de markt weg. De winsten van de wasdrukproducten konden de verliezen van de productie voor Europa niet meer goedmaken. In 1963 werd een verlies geleden van 653.000 gulden op een omzet van ongeveer 25 miljoen gulden. In 1964 werd weer een bescheiden winst geboekt, maar de grote winsten uit de jaren vijftig leken definitief tot het verleden te behoren. De slechte resultaten versterkten het gevoel bij directie en aandeelhouders van Ankersmit dat het bedrijf beter in een groter verband kon opgaan. Er werden fusie besprekingen gevoerd met Van Vlissingen en de Stoomweverij Nijverheid te Enschede, een textieldrukkerij die zeer succesvol was op de Europese markt. Op deze fusie werd aangedrongen door Unilever dat in 1960 een belang had genomen in Van Vlissingen. De multinational wilde Ankersmit laten fuseren met Van Vlissingen en zelf een groot belang nemen in de nieuwe combinatie door de familie Ankersmit gedeeltelijk uit te kopen. Op die manier hoopte Unilever haar winstgevend aandeel in de wasdrukhandel veilig te stellen en te voorkomen dat de productie in vreemde handen kwam. In 1964 kwam het inderdaad tot een fusie tussen de drie bedrijven en werd Ankersmit een werkmaatschappij van de nieuw gevormde onderneming Texoprint, waarin Unilever 42 procent van de aandelen bezat.
Op weg naar het einde Een belangrijke doelstelling van Texoprint was verbetering van de efficiency door rationalisatie en interne reorganisatie. Het rationaliseren van de productie bracht sanering van onrendabele productie met zich mee. Ook moest de productiecapaciteit van wasdruk in Europa worden teruggebracht. De Afrikaanse marktomstandigheden waren verslechterd en Unilever bracht de productiecapaciteit voor Afrikaanse stoffen in Europa gedeeltelijk over naar Afrika. Door Afrikaanse landen te helpen bij hun industrialisatie hoopte Unilever goodwill te kweken bij deze nieuwe onafhankelijke staten en zo haar handelsbelangen in West-Afrika te beschermen. Al deze overwegingen leidden tot de beslissing de wasdrukproductie te concentreren op één locatie. Daarom werd een studie naar de beste vestigingsplaats uitgevoerd. Ankersmit had een modernere bedrijfsruimte en energievoorziening en was verder met de automatisering van het handdrukken. De totale investeringen in bedrijfsgebouwen en machines in de jaren 1962 en 1963 hadden nog ongeveer zes miljoen gulden bedragen. Toch werd gekozen voor Van Vlissingen, omdat dat bedrijf groter was. Het betekende meteen ook het einde van de andere afdelingen van Ankersmit die immers al jaren met verlies draaiden. En zo eindigde de fusie, waarvan de familie Ankersmit dacht dat die de continuïteit van de onderneming zou waarborgen, ruim een jaar na de oprich-
Geen enkel artikel wist zozeer de begeerte van de Afrikaanse vrouwen op te wekken als de kleurige en aan de Afrikaanse belevingswereld aangepaste stoffen, zoals dit ABC-dessin, dat het belang van het onderwijs symboliseert.
Herinneringen De wasdrukdessins van Ankersmit werden in 1966 opgenomen in de collectie van Van Vlissingen en vallen nog steeds in het straatbeeld van West-Afrika te bewonderen. In die zin leeft het rijke verleden van Ankersmit’s Textielfabrieken op kleurige wijze nog steeds voort. Eind jaren zestig werden wasdrukmachines van Ankersmit overgebracht naar Tema in Ghana, waar er enkele nog steeds dienst doen bij de Ghana Textile and Printing Company. Dessinontwerper Teun Kloosterboer zorgde er in de jaren tachtig, samen met de heren Jan Ankersmit en Hendrik Jan Riphagen, voor dat het bedrijfsarchief van
Ankersmit werd opgenomen in het stadsarchief van Deventer. Op het voormalige fabrieksterrein tussen de IJsselkade en de Zandweerdseweg verrees in de jaren negentig een compleet nieuwe woonwijk. Daar herinnert een bescheiden monument, dat in 2002 tot stand kwam op initiatief van de Stichting Industrieel Erfgoed Deventer (SIED), aan het verleden van het textielbedrijf. De vier gietijzeren ramen in de muur behorend bij het moment zijn de enige bouwkundige overblijfselen van Ankersmit’s textielfabrieken. Om de herinnering aan Ankersmit levend te houden publiceerde de SIED in 2006 Ankersmit, Honderd jaar katoen in Deventer door Heleen Janszen en Sam de Visser.
ting van Texoprint in het tegendeel. Het Deventer bedrijf, dat in 1965 honderd jaar bestond als industriële onderneming, ging in 1966 dicht. Elfhonderd werknemers stonden op straat.
vakbonden. De toenmalige staatssecretaris van Sociale Zaken liet maatregelen treffen voor de arbeidsmarkt in de regio Deventer. Buitenlandse arbeidskrachten – Italianen, Spanjaarden en in de jaren zestig vooral Turken – mochten niet meer worden aangetrokken. Het merendeel van de ontslagen werknemers vond al snel weer ander werk en Texoprint stelde een bedrag van 2.5 miljoen gulden beschikbaar voor alle werknemers. Oudere werknemers en langdurig werklozen kregen extra premies. Desondanks was het ontslag voor verreweg de meeste van de 1100 werknemers een bittere pil. Velen hadden jarenlang hun beste krachten aan het bedrijf gegeven.
Deventer na de klap Het bericht over de sluiting van Ankersmit op 9 december 1965 sloeg in als een bom. In die jaren van een overspannen arbeidsmarkt was men een dergelijk massa-ontslag niet meer gewend. Deventer verloor ineens tien procent van haar industriële werkgelegenheid. Minister van Economische Zaken Joop den Uyl laakte het beleid van de Texoprint-directie, omdat deze verzuimd had tijdig overleg te plegen met de
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
24
13-02-2012
13:26
Pagina 24
Geschiedenis van alledag
door Girbe Buist
De keuken krijgt het koud Een bijzonder fenomeen dat vanaf eind jaren vijftig in sommige plattelandsstreken populair begon te worden, waren de diepvrieshuisjes. Boeren en burgers beheerden een coöperatieve ruimte, waar iedereen een kast of kist kreeg om vlees van een eigen varken of koe en eigen groenten en fruit uit de tuin in te vriezen. Anno 2012 fungeert er in St. Isidorushoeve (Haaksbergen) nog steeds een uit 1959 daterend diepvrieshuisje; waarschijnlijk het laatste van Nederland. De teloorgang van het diepvrieshuisje hangt nauw samen met de grote veranderingen in het naoorlogse leefpatroon en met de gelijktijdige opkomst van de koelkast.
n Nederland is de koelkast een apparaat met een relatief korte geschiedenis. Hoewel de huishoudelijke koelkast hier al in 1925 werd geïntroduceerd, stond er in 1957 nog maar in drie van de honderd Nederlandse woningen een dergelijk apparaat. Oftewel: in 97 van de honderd woningen nog niet!
I
Zakelijk gebruik In de vele eeuwen voor de uitvinding van de koelkast had men ijs nodig om iets te koelen. Kastelen en oude huizen van rijke mensen hadden vaak een goed geïsoleerde kelder. In fabrieken werd ijs gemaakt waartussen groente en fruit geen last hadden van de zon. In 1805 werd de eerste koelkast ontworpen door de Amerikaan Oliver Evans. Een model is er nooit gekomen. Pas op de Londense Wereldtentoonstelling van 1862 werd voor het eerst formeel een koelkast gepresenteerd. Uitvinders in Engeland en Australië hadden toen onafhankelijk van elkaar sedert vijfentwintig jaar aan ontwerpen voor koelsystemen gewerkt. Die waren echter allerminst bedoeld voor huishoudelijk gebruik. Voor de toenemende vleestransporten overzee was er dringend behoefte aan goede conservering tijdens de lange zeereizen. Daar lag de eerste omvangrijke toepassing.
Huishoudelijk gebruik Uiteindelijk verschenen in 1879 de eerste koelkasten voor in huis. Ze waren erg duur, dus niet iedereen kon er een kopen. Daarnaast maakten ze veel lawaai, omdat ze door een stoompomp werden aangedreven. De Zweedse ingenieurs Baltzar von Platen en Carl Munters
ontwierpen rond 1925 de eerste koelkast met een elektrische motor. Die maakte veel minder herrie en werd daarom allengs geliefder. De werking berust op het principe dat sommige vloeistoffen, zoals ammoniak, de neiging hebben te verdampen en daartoe warmte onttrekken aan de omgeving. Deze vloeistoffen worden rondgepompt in het koelsysteem van de koelkast. Het Amerikaans bedrijf Elektrolux nam het ontwerp van Von Platen en Munters over en verkocht in 1936 wereldwijd al de miljoenste koelkast. Het waren voornamelijk Amerikaanse huishoudens die in de jaren dertig een koelkast aanschaften. Europa volgde met enige
vertraging en in de tweede helft van de twintigste eeuw groeide de koelkast uit tot een onmisbaar element in ieder westers huishouden.
Opmars in Nederland In 1957 was het tijdperk van de zelfbediening nog maar nauwelijks begonnen. Mensen gingen vooral naar de winkel om de hoek, vertelden wat ze nodig hadden en dat werd dan ingepakt en in een tasje gedaan. Huisvrouwen deden vrijwel dagelijks boodschappen. Geen grote voorraden en zeker geen bederfelijke dingen. Ook werd er veel aan huis bezorgd door de bakker, de melkboer en de groenteman. De behoefte aan een koelkast was nog niet zo groot. Dat veranderde toen meer vrouwen gingen werken, huishoudelijke hulp wegviel, het bezorgen aan huis terugliep en aansluiting op het elektriciteitsnetwerk algemeen werd. Ook het fenomeen flatgebouw nam een hoge vlucht, met wooneenheden zónder kelder als koelmogelijkheid. Inmiddels waren de supermarkten aan hun opmars begonnen, waardoor huisvrouwen voorraden gingen aanleggen. Vanaf eind jaren vijftig was ook Nederland rijp voor de koeling in de keuken en begon de koelkast, net als later de diepvriezer, gemeengoed te worden. Een koelkast kocht men in de plaatselijke witgoedwinkel die er steevast trots eentje in de etalage had staan. Naast een radio en een stofzuiger.
Een echte koelkast uit Amerika!
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:26
Pagina 25
door Ad van Liempt
Column
De worsteling van Sicco Mansholt Voor een antwoord op de vraag waarom Nederland in 1947, twee jaar na zijn eigen bevrijding, in hemelsnaam een oorlog was begonnen tegen de republiek Indonesië was ik in oktober 1993 in Wapserveen beland, bij dr Sicco Mansholt. Hij was toen de laatste nog levende minister van het kabinet-Beel dat het besluit tot die oorlog had genomen. Nog maar even, want in juni 1995 overleed Mansholt. gaan werken. Na vier jaar haalde hij zijn diploma, maar het was crisis, ook in Indië, en hij kon er niet aan de slag komen. Uiteindelijk werd hij in 1934 toch medewerker van een theeplantage in de Preanger, op Java. Daar hield hij het maar twee jaar uit – de koloniale gezagsverhoudingen vielen hem zwaar tegen. Maar hij kende land en volk dus uit eigen ervaring, als een van de weinigen in de ministerraad van 1947. Waarom zweeg hij daar? Mansholt zei tegen mij dat zijn collega-ministers niet eens wisten dat hij op Java had gewerkt – ‘ik liep daar niet mee te koop.’ En daarna: ‘Er waren al genoeg politici die zich na twee weken Indië deskundig noemden.’ Prachtige man, die Mansholt. Hij werkte zich drie slagen in de rondte, in die tijd. Hij was verantwoordelijk voor de voedselvoorziening, en die verliep in het naoorlogse Nederland nog altijd buitengewoon moeizaam. Daar had hij zijn handen vol aan. En daar kwamen die eindeloze kabinetsvergadeSicco Mansholt (1908-1995).
eel details herinnerde hij zich niet meer, hij had in de jaren daarna natuurlijk zoveel spannende vergaderingen en ingewikkelde bestuurlijke kwesties doorstaan, dat hij niet meer precies wist wat er zich in juni en juli 1947 in de ministerraad had afgespeeld. Maar één ding wist hij wel: dat hij een grote fout had gemaakt door in het kabinet te blijven toen dat besloot tot wat het een ‘politionele actie’ noemde – en wat nu langzamerhand gewoon oorlog begint te heten. Ik had me nogal diepgaand bezig gehouden met de periode die aan die beslissing vooraf was gegaan, en het was me opgevallen dat Mansholt zich volgens de notulen van de ministerraad nooit met de discussies over het Indië-beleid had bemoeid. Vreemd, want hij had wel degelijk Indische ervaring. Na zijn eindexamen was hij in 1926 namelijk naar Deventer getrokken, om daar te studeren aan de Middelbare Koloniale Landbouwschool. Zijn droom was toen om, in navolging van een van zijn ooms, op een plantage in Java te
V
ringen nog bij over de Indische kwestie. Die gingen soms hele nachten door. Het kabinet was totaal verdeeld, de PvdA-ministers wilden géén aanval op de Republiek, en de KVP-ministers wel. Premier Beel probeerde de oorlog door te drukken, vice-premier Drees probeerde voortdurend alles met iedereen te verzoenen – volgens Mansholt zijn sterkste punt. Toch vond Mansholt het geen vechtkabinet: ‘Het was een zorgelijk kabinet. We hadden allemaal op ons beleidsterrein grote zorgen, de problemen waren twee jaar na de oorlog in het verarmde Nederland enorm.’ Uiteindelijk ging het kabinet-Beel in zijn vergadering van vrijdag 18 juli 1947 akkoord met een oorlog tegen de Republiek Indonesië. Ook Mansholt: hij liet zich overtuigen door berichten uit Batavia dat zijn politieke ‘leidsman’ aldaar Wim Schermerhorn zijn bezwaren tegen een aanval had laten varen. Mansholt was de jongste minister van het stel, 38 jaar oud, en ging als voorlaatste door de pomp, de laatste was minister van Verkeer en Waterstaat Hein Vos, die tegenstemde, maar uiteindelijk onder hevige druk zijn besluit om uit het kabinet te stappen weer introk. De volgende dag besloot de PvdA-partijraad om elf uur ’s avonds, na tien uur vergaderen, om het besluit van zijn ministers te steunen en binnen de coalitie te blijven. De dag erna rukten, onder leiding van generaal Spoor, de Nederlandse legers op om de plantages op Java en Sumatra weer onder controle te brengen. Weer een dag later, op maandag 21 juli, begonnen bij de PvdA de opzeggingen binnen te stromen, uiteindelijk 7000 in totaal. Mansholt, die dag in oktober 1993 in Wapserveen tegen mij: ‘Ik had moeten aftreden. Ik ben daar laf in geweest, ik had moeten volhouden. Maar dat heb ik later pas ingezien. Dus ik neem er alle verantwoordelijkheid voor.’
De Koloniale Landbouwschool in Deventer, waar Sicco Mansholt in 1930 zijn diploma behaalde.
25
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
26
13-02-2012
13:27
Pagina 26
Zie voor bewegend beeld: www.youtube.com/user/HCOverijssel
door Ab Gellekink
Met de Boissevain naar Van een verhaal komt een verhaal. Aflevering 6 van 2011 van MijnStadMijnDorp kende het verhaal over de Taiwanese Clarice Liao, die in 1966 als baby met haar ouders van Taiwan naar Argentinië emigreerde en uiteindelijk via Californië in Zwolle haar plek vond. De overtocht naar Argentinië maakte zij met het motorschip Boissevain. De naam van dit schip zal voor menig Nederlands soldaat in Nederlands-Indië een ‘schok der herkenning’ teweeg hebben gebracht. et motorschip Boissevain (17.000 brutoton, 175 meter lang, 657 passagiers) werd in 1937 op de scheepswerf Blohm & Voss in Hamburg gebouwd in opdracht van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (Amsterdam/Batavia) en tijdens de Tweede Wereldoorlog gevorderd door het Engelse Ministry of Wartransport, waarbij het werd omgebouwd tot troepentransportschip. In 1946 kwam het terug bij de KPM, die het een jaar later onderbracht bij de Kon. Java-China-Japan Paketvaartlijnen. Het schip werd in 1968 uit de vaart genomen en in Kaohsiung op Taiwan gesloopt.
H
Het M.S. Boissevain.
Inscheping Vele duizenden oorlogsvrijwilligers (OVW’ers) vertrokken na het einde van de oorlog naar NederlandsIndië. In het voorjaar van 1946 werden echter ook de eerste contingenten Nederlandse dienstplichtigen opgeroepen voor de strijd tegen de nationalisten in de door Soekarno en Hatta uitgeroepen onafhankelijke Republik Indonesia. Op een enkele uitzondering na waren deze militairen allemaal geboren in 1925. Na een opleiding van enkele maanden in Nederlandse kazernes werden zij ingescheept voor de overtocht naar de Oost. De meesten maakten deel uit van de 1e
Divisie 7 December. Onomstreden was de inzet geenszins; volgens een opinieonderzoek medio 1946 was zo’n veertig procent van de Nederlandse bevolking tegen uitzending van dienstplichtigen naar Indië. Uit de haven van Amsterdam vertrok op 24 september 1946 het eerste troepenschip met aan boord voornamelijk dienstplichtigen. Het was het motorschip Boissevain, volgestouwd met een kleine 3.000 militairen; het vertrek ging gepaard met een grootscheepse werk- en proteststaking van Amsterdams gemeenteen havenpersoneel. Aan boord bevonden zich voornamelijk militairen van de Aan- en Afvoertroepen en Genietroepen (Pioniers), daarnaast kleine contingenten Materiaalpark, Verbindingstroepen, Geneeskundige Troepen en Marechaussee. De Boissevain was eerder ingezet op 25 maart 1946 voor het vervoer van het OVW-onderdeel 2-7 Regiment Infanterie en zou een derde reis maken op 25 april 1947 met aan boord onder meer de 17e Compagnie Aan- en Afvoertroepen.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:27
Pagina 27
• Jack Kooistra, Laatste bericht. Ereveld van Indië en Nieuw-Guinea, Leeuwarden 2007. • P.F. Berends, Tahoen jang soedah loepa. De vergeten jaren. Twentse jongens in NederlandsOostindië en Nieuw-Guinea 1942-1962, Haaksbergen 1993.
• Ab Gellekink, Hallo, hallo, hier zijn we weer… Henk Wieringa in Nederlands-Indië (1946-1949), Enschede 1999.
Nederlands-Indië
Het wegdragen uit het mortuarium in Poerwakarta van de kist met Henk Wieringa.
De begrafenis van Henk Wieringa op Menteng Pulo, de kist met bloemen, Henks kameraden en zijn commandant majoor Houdkamp die een toespraak houdt (14 mei 1949).
Profielpagina: Op 1 maart 2012 wordt op het platform mijnstadmijndorp.nl de profielpagina ‘Overijsselse Indiëgangers’ geopend. Na een korte schets van de politieke en militaire situatie in Nederland en Nederlands-Indië tussen 1940 en 1950, eventueel uit te breiden tot 1962 met het conflict rond Nieuw-Guinea, zal een naamregister worden samengesteld van de circa 200 gesneuvelde en anderszins omgekomen Overijsselse Indiëgangers. Van ieder van hen worden persoonsgegevens opgenomen. OudIndiëgangers en andere bezoekers kunnen hun persoonlijke verhalen plaatsen. Ab Gellekink uit Enschede – auteur van dit stuk, een van de vaste medewerkers aan MijnStadMijnDorp en Indië-historicus – zal de pagina gaan beheren. Hij zal ook contact leggen met veteranencafés in Overijssel en veteranenorganisaties. Henk Wieringa, poserend bij een AAT-vrachtwagen (1948)
Omgekomen Op de tientallen transporten tussen 1945 en 1949 bevonden zich wisselende aantallen Overijsselse militairen. De precieze aantallen per provincie zijn waarschijnlijk nergens gepubliceerd. Van de eerste reis met de Boissevain is wel bekend dat zich negentig Twentenaren aan boord bevonden. Veel meer kwam ook voor: twee weken later, op 3 oktober 1946, vervoerde bijvoorbeeld de Tegelberg ruim 240 Twentse dienstplichtigen, bijna allen behorend tot het 3-9 Regiment Infanterie en het 6e Regiment Veldartillerie. In totaal zijn een kleine 200 Overijsselse militairen in Indië omgekomen. Vast staat dat van de op 24 september
1946 met de Boissevain vertrokken militairen twee Twentenaren niet terugkeerden: • Gerrit Jan Poortman, afkomstig uit Rijssen, geboren 7 mei 1925, die op 12 april 1949 in het Militair Hospitaal in Jakarta overleed aan opgelopen oorlogsverwondingen, en • Jan Hendrik Wieringa, afkomstig uit Enschede, geboren 29 december 1925, die op 13 mei 1949 sneuvelde in een hinderlaag tussen Soebang en Poerwakarta (WJava). Van drie andere omgekomen Overijsselaars is, op basis van de onderdelen waartoe zij behoorden, aannemelijk dat zij zich toen ook op de Boissevain bevonden:
De auteur bij het graf van Henk Wieringa.
• Teunis van Dijk (Marechaussee), afkomstig uit Kampen, geboren 31 mei 1925, gesneuveld op 21 februari 1947 in Tjileungsir (W-Java); • Albertus Lokken (1e Genie Veldcompagnie), afkomstig uit Marknesse, post Zwartsluis, geboren 1 mei 1925, omgekomen ten gevolge van een verkeersongeval, Batavia 26 februari 1947; • Wolter Noordman (12e Genie Veldcompagnie), afkomstig uit Kampen, geboren 21 januari 1926, omgekomen op 12 augustus 1947 bij een munitie-ontploffing in Tjikampek (W-Java). Alle vijf zijn zij begraven op het Ereveld Menteng Pulo in Jakarta.
Oproep: Graag wil de auteur vernemen of bovenstaande gegevens juist zijn en of er wellicht nog andere omgekomen Overijsselaars op 24 september 1946 met de Boissevain naar Indië vertrokken zijn. Reacties naar ab.gellekink@home.nl.
27
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
28
13-02-2012
13:27
Pagina 28
door Herman Broers
Klaas Schild In de Tweede Wereldoorlog ‘scheurden’ de Gereformeerde Kerken in Nederland. Onder leiding van de geboren Kamper predikant en hoogleraar Klaas Schilder (1890-1952) maakte een deel van hen zich in 1944 ‘vrij’. Wat bezielde die gereformeerden elkaar het leven zuur te maken, terwijl de wereld in brand stond? En wat was de rol van Schilder? laas Schilder werd geboren als zoon van een sigarenmaker en een wasvrouw. Zijn vader overleed toen Klaas zes jaar oud was, waarna zijn moeder van de hervormden overstapte naar de gereformeerden. De stille, enigszins dromerige maar pientere Klaas, kreeg via bemiddeling van het schoolhoofd en enkele mecenassen de gelegenheid om het gymnasium te doen. Daarna ging hij studeren aan de Theologische School, die sinds 1854 in zijn geboortestad was gevestigd. In 1914 studeerde de jonge Schilder cum laude af en werd hij predikant in het nabijgelegen Ambt-Vollenhove. Een hele trits benoemingen in het westen van het land volgde, onder andere van 1928 tot 1933 in Rotterdam. Schilder publiceerde al op jonge leeftijd veel en hij ontwikkelde zich tot een geliefd voorganger. In 1933 promoveerde hij in de filosofie in het Duitse Erlangen, waarna hij glorieus terugkeerde naar zijn geboortestad om hoogleraar dogmatiek te worden aan de Theologische Hogeschool. Een van de eerste dingen die hij bij zijn terugkeer deed, was een bezoek brengen aan het oude huisje van zijn inmiddels overleden moeder. Het intellectuele gezag dat Schilder genoot en zijn populariteit onder de gereformeerden in Nederland waren, mede door zijn eenvoudige komaf, enorm. Zijn colleges trokken niet alleen studenten, maar ook veel andere predikanten die ‘K.S.’ persoonlijk wilden beluisteren. Hij gold als een briljante, polemische man en in zijn talrijke publicaties streek hij nogal wat mensen tegen de haren in. Was hij op papier principieel, keihard en vlijmscherp, in de persoonlijke omgang was hij aangenaam. Hij kon genieten van een goed glas wijn en een stevige sigaar. Al ver voor de Duitse inval in 1940 was Schilder opgestaan tegen de nazi’s. In 1935 schreef en preekte hij dat het nationaalsocialisme ‘heidens’ en ‘anti-christelijk’
K
Professor Klaas Schilder (1890-1952), gefotografeerd in 1941 als rector van de dan nog ongedeelde Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken (‘Oudestraat’) in Kampen. Drie jaar later zal hij de Vrijmaking proclameren en zich met duizenden volgelingen van kerk en hogeschool afsplitsen.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:27
Pagina 29
29
lder en de Vrijmaking van 1944 was. Het was grotendeels aan zijn invloed te danken dat de generale synode - het hoogste kerkbestuur van de toen nog ongedeelde Gereformeerde Kerken in Nederland - de NSB in 1936 kerkelijk veroordeelde. Ook na de capitulatie riep Schilder, op 11 juni 1940, in zijn manifest Den schuilkelder uit, de uniform aan op tot verzet. Het vond weerklank tot ver buiten eigen kring. Al in augustus 1940 werd de strijdbare predikant door de Duitsers gevangengenomen. In december van dat jaar kwam hij weer vrij, maar wel met een schrijfverbod. Het was ingegeven door Schilders politieke stellingname; niet door zijn theologische opvattingen, waarmee hij in de jaren dertig eveneens stelling had genomen tegen het gezag. Het kerkelijk gezag in eigen kring.
kerken die besluiten in eerste instantie zouden accepteren en eventueel bij een volgende synode bezwaar konden maken. Naast verschil over leer en recht speelden echter ook meer persoonlijke elementen een rol. Met zijn polemische toon viel Schilder voortdurend het synodebeleid in de leerkwesties aan. Hij was één van de populairste gereformeerde voorgangers in het land en werd hoe langer hoe meer de centrale figuur in de oppositie binnen de kerk. Er ontstonden groepjes van voor- en tegenstanders, met als gevolg dat tegen het einde van de jaren dertig de persoonlijke verhoudingen in de top van de kerk ernstig verstoord raakten. Al discussiërend werden de gereformeerden verrast door de Duitse inval van 10 mei 1940.
Gereformeerde conflicten In de jaren dertig, terwijl het nationaalsocialisme opkwam, verzeilden de Gereformeerde Kerken in interne conflicten over ‘leergeschillen’: verschillen van inzicht over de uitleg van principes die voortkwamen uit Gods Woord. Het ging om fundamentele theologische kwesties, die voor gereformeerden de basis vormden van het bestaan op aarde en vooral daarna. De onenigheid ging onder andere over de precieze betekenis van de doop. Is die alleen - volgens de opvatting van de synodalen - geldig als de gedoopte de rest van zijn of haar leven gelovig blijft? En doop je op grond van een veronderstelde wedergeboorte? Of is de doop - aldus de vrijgemaakten - een teken van Gods belofte dat je Zijn kind mag zijn, waarbij de dopeling geroepen wordt om ook als kind van God te leven? Daarnaast speelden kerkrechtelijke zaken een belangrijke rol. De vraag was bijvoorbeeld of kerken synodebesluiten moesten goedkeuren, zoals de vrijgemaakten wilden. De synodalen wilden juist dat de
Vanuit de onderduik Na de capitulatie leek de situatie zich te normaliseren, totdat Schilder in augustus 1940 door de bezetter werd gearresteerd. In diezelfde maand nam de synode het, achteraf, fatale besluit om de behandeling van de leergeschillen niet te ‘parkeren’ tot na de oorlog, maar voort te zetten. De polemiek werd heviger. Diverse synodeleden en prominente Kamper hoogleraren voelden zich gedwongen, deels vanuit de onderduik dan wel vanuit de gevangenis, de discussies voort te zetten. In juni 1942 kwam de synode unaniem tot besluiten over de leerkwesties en het conflict leek daarmee uit de wereld. Maar de gepubliceerde toelichting was zo omstreden of ‘bezwarend’ dat Schilder die onaanvaardbaar achtte. Hij weigerde zich aan de leeruitspraken te onderwerpen en betwistte de legitimiteit van de synode. Vanwege het gerucht dat een nieuwe arrestatie in de lucht hing, besloot hij op 13 juli 1942
Na 158 jaar Van de twee Kamper opleidingen zou de synodale theologische hogeschool in de jaren zestig, zeventig en tachtig uitgroeien tot de grootste theologische faculteit van Nederland, met in 1979 meer dan 500 studenten. De belangstelling voor de studie theologie nam echter af en de opleidingen in Leiden, Utrecht en Kampen fuseerden tot één algemene predikantsopleiding voor de in 2004 gevormde Protestantse Kerk Nederland (PKN). Op 1 september 2012 sluiten ze alle drie om hun omvangrijke erfenis te verdelen over de theologische faculteit van de Vrije Universiteit in Amsterdam en de faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap van de Rijksuniversiteit Groningen. Zo vertrekt in de zomer van 2012, na 158 jaar, de oudste van de twee Kamper hogescholen uit de stad. Alleen de ‘nazaten’ van Schilder blijven vooralsnog achter aan de Broederweg (foto).
onder te duiken. Op één dag na twee jaar later, op 12 juli 1944, kwam hij weer boven. Hij was blijven schrijven, maar tijdens zijn onderduikperiode had hij zijn pijlen steeds minder op de Duitsers en steeds meer gericht op opponenten uit eigen kring. In februari 1944 eiste de synode van Schilder, die op dat moment al ruim anderhalf ondergedoken zat, dat hij zich aan haar besluiten zou conformeren. Hij weigerde. Het theologisch geschil liep zo hoog op dat Schilder op 2 augustus 1944 door de generale synode werd afgezet als hoogleraar en predikant. Op 11 augustus 1944, in dezelfde week waarin in Vught 23 merendeels gereformeerde medewerkers van de illegale krant Trouw door de nazi’s werden geëxecuteerd, las Schilder in de Lutherse Kerk in Den Haag voor een groep ‘bezwaarde’ medestanders zijn Akte van Vrijmaking en Wederkeer voor. Na de Vrijmaking wordt Schilder rector van zijn ‘eigen’ Theologische Hogeschool in Kampen aan de Broederweg. Zes collega’s gaan met hem mee. Hier staan ze voor het nieuwe academiegebouw aan de Broederweg: v.l.n.r. D.K. Wielenga, C. Veenhof, P. Deddens, S. Greijdanus, Schilder, B. Holwerda en D.J. Buwalda.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:27
Pagina 30
onder wie landelijk bekenden als de Kamper gymnasiumrector Roelof-Jan Dam, de banketbakker Hilbert van Dijk en de broers Marinus en Johannes Post. Al snel bleek dat Schilders achterban er om zeer uiteenlopende redenen voor had gekozen hem in de Vrijmaking te volgen. ‘Koos men voor de “dubbele” verzetsman, de bevlogen prediker, de artiest in hem, zijn theologische concepten?’, aldus de vraag die de Kamper kerkhistoricus Jaap van Gelderen zich stelde, ‘óf wilde men “vrij” zijn in oorlogstijd, ook van een synode die een geliefde voorganger de mond snoerde?’ Schilder zelf hield vol dat hij de Vrijmaking nooit had gewild, maar dat hij was gedwongen door de synode. De buitenwereld snapte het niet en ook veel gereformeerden wisten er niet zo goed raad mee. ‘Het waren twee werelden, die nergens in elkaar pasten’, aldus een van hen. ‘Gepraat over doodvonnissen, zwarte handel, treinbeschietingen, gaarkeukens, razzia’s, fietsenvorderingen, gingen over in opgewonden discussies over het zaad des verbonds en de veronderstelde wedergeboorte.’
30
Blijvende verdeeldheid Klaas Schilder in 1910 als student (centraal in het midden, zonder snor) aan de Theologische School op een van de talrijke theologiestudentenfeestjes in Kampen.
Duizenden volgden hem. Een ooggetuige tekende op: ‘Op 20 augustus speelden zich in drie gereformeerde kerken van Kampen onstichtelijke taferelen af. Beide partijen probeerden zich met wisselend succes meester te maken van de kansels. De helft van de mensen liep de kerk uit, de andere helft bleef zitten en begon fanatiek Een vaste burcht is onze God te zingen. Kerkgangers begonnen te schelden en met vuisten te dreigen. (…) Het kwam voor dat oude vrienden die elkaar tegenkwamen op straat, uit minachting op de grond spuugden.’ Nog vóór de bevrijding werd Schilder gevolgd door diverse gereformeerde kerkgemeenten en individuele kerkleden. Zij maakten zich ‘vrij’ van het gezag en de leerbeslissingen van de synode. Meer dan 60.000 van de bijna 700.000 leden van de Gereformeerde Kerken in Nederland vormden een nieuwe mini-zuil, de Gereformeerde Kerken met de toevoeging ‘vrijgemaakt’, inclusief een nieuwe theologische hogeschool. Voor buitenstaanders was het een groot raadsel. De grote gereformeerde Klaas Schilder, deze onverzettelijke held, uit de kerk gezet? Of gestapt? Of zoiets?
Bronnen Voor dit artikel is geput uit diverse bronnen, met name uit Geschiedenis van de Theologische Universiteit in Kampen, 1854-2004 (Kok Kampen, 2005) van Beatrice de Graaf en Gert van Klinken, 100+10, de Gereformeerde Kerken in Nederland en haar hogeschool te Kampen van Jaap van Gelderen, Johannes Plomp en Wim Veenendaal (1975). Tevens is gebruik gemaakt van het biografische portret dat Jaap van Gelderen schreef van Klaas Schilder in de Canon van Kampen (www.canonvankampen.nl) en de biografie van Klaas Schilder op www.wieiswieinoverijssel.nl, van J. Kamphuis.
Loyaliteit Schilder werd rector van zijn eigen nieuwe theologische hogeschool aan de Broederweg in Kampen. De meerderheid van de collega-professoren nam hij mee. ‘Het leed door den tyran ons aangedaan was voorbijgaand, maar de smart over het schisma, dat zulk een diepe scheur in onze School en haar kring teweegbracht, vervult onze harten tot op den huidigen dag met verslagenheid en bekommering’, formuleerden de curatoren van de door Schilder verlaten moederschool aan de Oudestraat het in 1946. De loyaliteit van veel ‘broeders’ aan de persoon Schilder en diens principiële afkeer van het nationaalsocialisme verklaart mede waarom relatief veel gereformeerden actief waren geweest in het verzet. Zij accepteerden geen enkel ander gezag dan het gezag van God. Een Duits uniform maakte op hen geen indruk. Terwijl de kerk waartoe ze behoorden uiteen viel, lieten velen van hen het leven tegen de nazi’s,
Reeds in 1946 vervingen de synodaal Gereformeerde Kerken de uitspraken waartegen Schilder had geprotesteerd, dertien jaar later werden die ‘terzijde gesteld’ ofwel geschrapt. In 1988 erkende de synode dat de leeruitspraken van 1942 ‘nimmer bindend opgelegd hadden mogen worden.’ Tot een verzoening met de vrijgemaakten kwam het echter niet. Wel was Schilders kerk in 1967 opnieuw gescheurd: het begin van de Nederlands Gereformeerden. Schilder, de spil van de Vrijmaking, maakte dat zelf allemaal niet meer mee. Hij was op 23 maart 1952 na een kort ziekbed overleden, 62 jaar oud. Zijn uitvaart trok duizenden mensen. Postuum ontving hij het Verzetsherdenkingskruis. Kampen kreeg een hofje met zijn naam en in het wegdek van het Koepleintje naast het oude stadhuis, nu Stedelijk Museum, werd een nagedachtenissteentje gelegd. De universiteit van Klaas Schilder is nog altijd gevestigd aan de Broederweg in Kampen. De naam is inmiddels ‘teruggedoopt’ naar de oorspronkelijke naam van de ooit ongedeelde hogeschool: de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland.
Schilder was een polemisch publicist, maar ook een aangenaam mens. Hij hield van een borrel en een goede sigaar, zoals hier (links) met vrienden op de verjaardag van zijn vrouw in maart 1948, bijna vier jaar na de Vrijmaking.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:27
Pagina 31
door Dick Schlüter
naar de plek van Jan Brewer
Jan Brewer bij het stort van de zandafgraving het Hooge Broek, met in zijn handen een stuk slagtand van een mammoet.
Nijlpaard en Neanderthaler nabij Raalte Voor het huis van Jan Brewer (77), in het buitengebied van Raalte, ligt een fraaie vijver. Ooit was dit een zandafgraving, waar in het verleden fossielen werden gevonden van onder andere een mammoet. Op ongeveer vier kilometer van Brewers huis, aan de Hogebroeksweg tussen Raalte en Lemelerveld, begon de firma REKO uit Raalte een nieuwe afgraving. it belangstelling ging Brewer kort na zijn pensioen kijken of er daar óók wat tevoorschijn zou komen en dat bleek inderdaad het geval te zijn. Met grote regelmaat gaat hij sindsdien naar Het Hooge Broek. De afgelopen tien jaar verzamelde hij zo een collectie fossielen en archeologische vondsten van nationale betekenis. De grote kelder onder zijn huis veranderde in een museaal depot.
U
Wetenschappelijke waarde Conservatoren van het nationaal natuurhistorisch museum Naturalis in Leiden en studenten paleontologie hebben drie jaar geleden een eerste inventarisatie gemaakt van zijn collectie fossiele botten, tanden en kiezen. De vondsten bleken afkomstig te zijn uit verschillende geologische periodes. Ze dateren van rond de 50.000 jaar geleden, uit de koude periode van het Weichselien, en van rond de 120.000 jaar geleden, uit het veel warmere Eemien. Die laatste periode is klimatologisch vergelijkbaar met het Holoceen, de tijd vanaf ongeveer 10.000 jaar geleden waarin wij thans leven.
Brewer raapte veel fossielen op en vond zelfs de resten van een nijlpaard. Ook brokken veen en klei trokken zijn aandacht. In Leiden zijn deze klonten in het Nationaal Herbarium uit elkaar geplozen en onderzocht op pollen, zaden en fossiele resten van insecten, kleine zoogdieren en amfibieën. De resten van planten en dieren in de diepe ondergrond bij Raalte zijn goed bewaard gebleven; dat blijkt ook uit de vondst van fossiele galappels, afkomstig van de galwesp Andricus hungaricus. Deze wesp komt volgens Brewer tegenwoordig alleen nog voor in het zuidoosten van Europa. Hetzelfde geldt voor verschillende planten en bomen, zoals de moseik, ook wel Turkse eik genoemd. De fragmenten van fossiele rietstengels en pollen en zaden van waterplanten verraden tevens de aanwezigheid in de ondergrond van een oude bedding van de IJssel of een riviertje dat daarop afwaterde. Verder was er volgens een wetenschappelijke publicatie over de vondsten uit de zandwinning sprake van een halfopen landschap. De fauna bestond onder andere uit het damhert, een voorloper van het
reuzenhert, de neushoorn en mogelijk de bosolifant. Behalve de grottenleeuw, de hyena, de wolf en de bruine beer ging in dit gebied tijdens het Weichselien ook de Neanderthaler op jacht. Vondsten van Brewer, die werden gedetermineerd door de Groninger archeoloog Dick Stapert, bewijzen dit. Intussen is de Raaltenaar in het bezit van veertien bewerkte vuurstenen, waaronder drie schaven die ooit zijn gebruikt om huiden mee schoon te maken.
Expositie Zowel de archeologische vondsten als een aantal topstukken uit de zoogdierencollectie van Brewer zijn in Heino te bewonderen. Tot en met 27 april exposeert hij – samen met Raaltenaar Wim Winterman, die vondsten heeft gedaan in zandafgraving ‘De Haerst’ bij Zwolle – in De Maalderieje aan het Kerkplein in Heino. Tot Wintermans vondsten behoren miljoenen jaren oude zwerfsteenfossielen. Ze werden meer dan 130.000 jaar geleden, tijdens de ijstijd Saalien, losgewoeld uit rotsformaties in Scandinavië en het noorden van Duitsland. Na het afsmelten van het ijs in de omgeving van Zwolle zijn deze fossielen in de ondergrond achtergebleven. Tijdens de zandwinning kwamen ze weer tevoorschijn.
31
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
32
13-02-2012
13:27
Pagina 32
wat staat daar eigenlijk?
door Henk J. Hilberink Rzn
Uit het markeboek van e oudste geschiedenis van Bergentheim is, zoals ook bij menige andere plaats, te vinden in notulen van de plaatselijke marke. De ‘cedule’, een document over de stichting van deze marke, dateert uit 1461. De notulen van de vergaderingen van erfgenamen, de deelhebbers in de marke, voor de jaren 1611-1859 zijn bewaard gebleven. Van 1859 tot 1895, het jaar waarin de marke werd opgeheven, zijn er waarschijnlijk ook wel vergaderingen geweest. Daarvan ontbreken echter de notulen. In 1895 werd de marke voortgezet als jachtvereniging en ook vanaf dat jaar zijn er tot 1972 notulen in het, zoals het nog werd genoemd, ‘markeboek’. De meeste historische informatie is te vinden in het boek uit de jaren 1611-1859. Bepalingen uit de genoemde cedule hebben ten grondslag gelegen aan tal van afspraken
D
en bepalingen om de gemeenschap goed te laten functioneren.
School en schoolmeester Eén van de bevoegdheden van de marke was de benoeming van een schoolmeester en over diens functioneren is in de notulen dan ook het nodige te vinden. In 1688 bijvoorbeeld diende Hendrik Essiens een rekening in ‘wegens de timmeringe van het schoolmeesters huijs.’ En in 1705 vroeg de toenmalige schoolmeester, zoals de hierbij opgenomen tekst laat zien, om zijn zoon als opvolger te benoemen. Ruim twee eeuwen lang had de marke de beschikking over ‘een plaatsien’, een huis voor de schoolmeester. Soms sliep hij daar alleen maar, omdat hij de maaltijden kon gebruiken bij boeren die zich daarvoor beurtelings
hadden opgegeven. Ook de in 1830 benoemde onderwijzer G.J. Evers kreeg nog een vrije slaapplaats in het woonhuis op het ‘Meestersplaatsien’. In 1901 werd aan de Brinkweg in Bergentheim een nieuw meestershuis gebouwd. De eerste bewoner was H.H. van Aalderen, die in 1900 was benoemd als hoofd der school in Oud-Bergentheim.
Dijken Het beheer van een deel van de dijken langs de Vecht viel ook onder de verantwoordelijkheid van de marke van Bergentheim. Soms was het nodig dijken door te steken om het water te kunnen reguleren. Niet alleen ter bescherming van goederen en gronden van de marke, maar ook van derden, zoals de provincie, die dan zonodig financieel bijsprong.
Uit het markeboek van Bergentheim, 1 juni 1705
Ruim twee eeuwen heeft de markevereniging van Bergentheim de beschikking gehad over een ‘plaatsien’ voor de schoolmeester. Bewoner Hendrik Meulenkamp wilde er in 1830 graag blijven wonen, maar de onderwijzer G.J. Everts eiste het huis op en kon er in 1832 zijn intrek nemen. Ook zijn opvolgers bleven er wonen, tot in 1901 een nieuwe meesterswoning verrees.
Het nieuwe meestershuis dat in 1901 werd gebouwd aan de Brinkweg in Bergentheim.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Claes Holtinck, schoolm[eester] dezer boerschap versoght, dat vermits hij out en sijn soon Anthoni Holtinck in staat hadde gebragt om de schoole te konnen waerneemen blijkende uyt een geschrijfte door denselven sijn soon geschreven, dat aan gem[elte] sijn soon de schoolmeesters plaats bij sursuivance moght worden gegeven met belofte van den selven vorder bequaem te maken, waer op nae deliberatie is goetgevonden, dat so wanneer gem[elte] Anthoni Holtinck sich binnensjaers hebben in staat gestelt om de schoole te konnen bedienen en dat daar van blijck aan de H[eer] Markerighter zal hebben gegeven dat als dan sijn versoek voor sooveel deze markte aengaat sal worden toegestaen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Claes Holtinck, schoolmeester van deze buurschap verzoekt, omdat hij oud is en hij zijn zoon Anthonie Holtinck voorbereid heeft om de school te kunnen overnemen, hetgeen blijkt uit een geschrift door zijn zoon zelf opgesteld, dat aan zijn zoon de functie van schoolmeester bij opvolging zal mogen worden gegeven. Deze belooft zich verder te zullen bekwamen. Hierop is na bespreking aangenomen, dat indien voornoemde Anthonie Holtinck zich binnen 1 jaar bekwaamd heeft om de school te kunnen leiden, en dat hij daarvan de heer markerichter blijk zal hebben gegeven, dan zal aan zijn verzoek voor zoverre het deze marke betreft, worden voldaan.
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Door de H[eer] ontfanger van Sallandt en de erfgen[amen] van Hendr[ik] Essies van den Marrienbergh sijnde overgeg[even] van haer rekeningen ten laste van deze markte en Diffele betreffende het doorsteeken van de Veghte in den Jaare 1702, 1703, 1704 gedaen hebbende de presente erfge[namen] deselve oever genoomen om aen haer principalen te communiceren, en bij de R[idderschap] en Steden soeken te bevorderen, dat Haer Ed. Mog. deese en andere boerschap[pen], als principalijk geschiet sijnde het conservatie van den Landschapged[aan] , met een goede somma willen
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Door de heer ontvanger van Salland en de erfgenamen van Hendrik Essies van de Marienberg zijn overhandigd de rekeningen ten laste van deze marke en van Diffelen voor het doorsteken van de Vecht in de jaren 1702, 1703 en 1704 die door de aanwezige erfgenamen [van de marke] zijn overgenomen. Ze zullen met hun meerderen overleggen en bij Ridderschap en Steden voor elkaar proberen te krijgen dat de Staten deze en andere buurschappen, zoals meestal gebeurt om de goederen van de landschap [ de provinciale overheid] te beschermen, met een flinke som geld willen bijspringen. Daarna zal met wederzijdse erfgenamen nader worden overlegd.
30 bijspringen, sullende daar nae tusschen 31 beijdersijts erfge[namen] nader hier over moeten wor[de] 32 gedelibereert.
29 30 31 32
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:27
Pagina 33
33
Bergentheim 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 Uit het markeboek van Bergentheim, naar een fotokopie. Het origineel is in particulier bezit. De kopie bevindt zich in het Historisch Centrum Overijssel.
29 30 31 32
13-02-2012
13:27
Pagina 34
gesignaleerd
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
2 Wim Coster. Twee eeuwen recht en wet: het arrondissement Zwolle-Lelystad in fasen, facetten en figuren. Walburg Pers Zutphen, 2011. 208 pp. € 29,95. De Bataafs-Franse tijd (1795–1813) was van blijvende invloed op de rechterlijke organisatie en de rechtspleging in ons land. Na de inlijving van Nederland bij Frankrijk werd in 1811 een nieuwe rechterlijke organisatie ingevoerd, waardoor er voor het eerst in Nederland 3 Peter de Noord. Erom of eronder: over 35 jaar strijd eenheid in de rechtspraak kwam. In deze uitgave wordt om een tunnel. Uutgeverieje ’n Boaken Nijverdal, een beeld geschetst van het functioneren van het juri2011. 164 pp. € 14,50. disch bedrijf in het arrondissement Zwolle-Lelystad in Peter de Noord beschrijft hoe begin jaren zeventig de deze nieuwe situatie. De auteur beschrijft hoe recht en eerste ideeën ontstonden en plannen werden 1 D.M. van der Schrier. Overijsselse waterstaat in de maatschappij er in de afgelopen twee eeuwen op gemaakt voor een tunnel door Nijverdal. Een groepje kaart gekeken. IJsselacademie Kampen, 2011. 240 elkaar inwerkten. In vier periodes van vijftig jaar volgt jongeren, onder leiding van Leo ten Brinke, kwam pp. € 28,25. hij de chronologie in de geschiedenis van rechtspraak, daarmee vanuit het alternatieve jongerencentrum De auteur, van 1963-1990 als ingenieur werkzaam bij advocatuur en notariaat. Daar doorheen lopen verhalen Studio Pub. Aanleiding vormden de plannen voor een de provincie Overijssel en belast met de portefeuille over bijvoorbeeld een casus, akte, persoon, gebouw of rondweg dwars door de mooie natuur. De acties voor waterhuishouding, voerde in die periode historischberoepsgroep. Daarbij komen niet alleen beroemde een tunnel en een autovrije binnenstad werden aangeografische studies uit die hij publiceerde in tijdvankelijk niet serieus genomen. Eind jaren tachtig zaken aan bod, maar ook eenvoudige veroordelingen, schriften of jaarboeken. Onderwerpen zijn onder schaarden de Nijverdalse politieke partijen zich alsnog alledaagse strafzaken en gevallen van bedelarij of faillismeer de (geschiedenis van de) IJssel en het achter het tunnelplan. De daarop volgende lange jaren sementen die hun sporen in de maatschappij achterlieZwartewater, dijken en dijkrecht, de van onderhandelingen, plannenmakerij, bureaucratie ten. Elke periode wordt voorafgegaan door een breed Arembergergracht, de weteringen rond Zwolle, en financieringsperikelen worden beschreven. Ook de ‘decor’ van het betreffende tijdvak en afgesloten met waterkeringen, waterhuishouding, overstromingen en periode waarin tegenstanders van het tunnelplan zich een ‘krantenkroniek’ met opmerkelijke en typerende de Dedemsvaart. De artikelen zijn nu voor het eerst roerden, krijgt alle aandacht. In 2014 zal het megaprozaken. Deze toegankelijke, verhalend geschreven uitgagebundeld en zijn speciaal voor deze uitgave geactuaject afgerond zijn en krijgt Leo ten Brinke postuum ve is rijk geïllustreerd en behalve voor juristen ook zeer liseerd, aangepast en waar nodig verduidelijkt. Mooie zijn tunnel. boeiend voor een breed publiek van historisch geïnteuitgave met veel kaarten en illustraties. resseerden.
34
gesignaleerd
1
2
3
4
5
6
7
8
4 Girbe Buist. Op Taalsafari in Zwolle. Nijkerk: 6 [red. H.M. van der Velde]. Germanen op De 7 Willem Visscher. Moord en doodslag in Twente Contour uitgevers, 2011. 48 pp. € 5. Borchert: een oude opgraving in Denekamp opnieuw 1946-2010: 65 naoorlogse jaren in kaart. PerTekst De taalsafari is een wandeling langs Zwolse musea en belicht. ADC RoelBrandt Stichting Amersfoort, Beheer Bathmen, 2011. 542 pp. € 25. monumenten, die te koppelen zijn aan spreekwoor2011. 182 pp. € 15. Op 544 pagina’s worden door de onlangs overleden den en uitdrukkingen uit onze taal. Zo wordt bijvoorVeertig jaar geleden werd de grootste archeologische oud-rechercheur Willem Visscher uitvoerig 246 vondst in Twente gedaan op De Borchert bij moorden en gevallen van doodslag beschreven die na beeld verklaard waar ‘steen en been klagen’ vandaan komt, of ‘de hond in de pot vinden’. Verspreid over de Denekamp. Een Germaanse nederzetting uit de de Tweede Wereldoorlog in Twente plaatsvonden. wandeling is er ook een aantal volksverhalen in het Romeinse tijd kwam aan het licht. Een jaar lang werd Zijn vrouw Gea maakte het werk af. Vijftien zaken bleboekje opgenomen. er onderzoek verricht. De resultaten daarvan gaven ven onopgelost, één van de drijfveren van de auteur inzicht in de ontwikkeling van het Twentse landschap, om het boek te maken. Hij roept de lezer op ‘te spre5 Mooi Deventer: de ontdekking van de groene ruimte. het dagelijks leven van de boerengezinnen en hun ken’ om alsnog tot oplossing van zaken te komen. relaties met de wereld om hen heen. Stichting Open Boek Deventer, 2011. 208 pp. 8 Gerrit Kraa. Varend langs de Regge. Regionale Er werd toen niet, behalve in krantenberichten, over € 27,50. het onderzoek gepubliceerd. Tegenwoordig is dat verDeventer werd uitgeroepen tot zowel Groenste stad Stichting Enterse Zomp, 2011. 183 pp. € 14,75. plicht. Alle gegevens waren nog voorhanden en van Nederland als Groenste stad van Europa en wil Een ‘ratjetoe van verhalen’ noemt Gerrit Kraa in een omdat de opgravingen zo belangrijk zijn gebleken, is met dit boek laten zien, dat die uitverkiezing terecht interview zijn boek over de Regge en de Enterse zomdit nu alsnog gebeurd. is. Het boek bevat veel foto’s, maar ook interviews pen, maar hij doet zichzelf te kort. Aanleiding voor dit met Deventernaren, die op hun eigen manier een bijboek is de nieuw gebouwde Waarf in Enter waar drage hebben geleverd aan de groene stad, wijken, onlangs de zelfgebouwde zomp ‘De Vriendschap’ te dorpen en buurtschappen. water werd gelaten. Wat er de laatste tientallen jaren met en op de Regge is gebeurd, wordt in korte hoofdstukken geschetst, waarbij de auteur allerlei zijsprongen maakt, die het boek extra lezenswaardig maken.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:27
Pagina 35
door Inge Zomer, m.m.v. Ans Borst
agenda
agenda ENSCHEDE: TwentseWelle Ontrafel, breiwerk in de mode t/m 4 maart Bouwplaats Enschede t/m 4 maart Zeemonsters in Twente 10 april t/m 2 september www.twentsewelle.nl
HENGELO: Historisch Museum Eef de Weerd, schilder 1926 – 1989 t/m 29 april www.historischmuseumhengelo.nl
ALMELO: Stadsmuseum Arnold Marc Gorter 1866-1933 t/m 26 mei www.stadsmuseumalmelo.nl DEVENTER: Historisch Museum Hatiralar: 50 jaar herinneringen Deventer Turkije 16 maart t/m 6 mei www.deventermusea.nl DEVENTER: Speelgoedmuseum Er was eens. Speelgoed in sprookjesland t/m 20 januari 2013 www.speelgoedmuseumdeventer.nl
ENSCHEDE: Rijksmuseum Twenthe Thomas Gainsborough t/m 4 maart 2012 Ladies & Gentlemen. Portretten uit de Britse Gouden Eeuw 31 maart t/m 16 september www.rijksmuseumtwente.nl
35
ZWOLLE: Museum de Fundatie Tijdelijk gesloten, activiteiten elders. www.museumdefundatie.nl
ZWOLLE: Stedelijk Museum Aan God gehecht. Het verhaal van de Moderne Devotie en Door Geloof Gedreven t/m 11 maart Tom Waterreus; overzichtstentoonstelling t/m 25 maart www.stedelijkmuseumzwolle.nl
KAMPEN: Ikonenmuseum Gegoten Reisgenoten t/m 31 maart 2012 www.ikonenmuseumkampen.nl KAMPEN: Stedelijk Museum Netty van Osch; woestijndagen, beelden en installaties t/m 25 maart Illustratoren, illustraties 31 maart t/m 10 juni 2012 www.stedelijkmuseumkampen.nl OMMEN: Nationaal Tinnen Figuren Museum Meindert Zaalberg en hedendaagse Ommer keramisten t/m 4 maart Toys Stories Classics. Het verhaal achter oud tinnen speelgoed t/m/ 2 december www.tinnenfigurenmuseum.nl
VOLLENHOVE: Cultuur Historisch Centrum Land van Vollenhove De Vrije Vlucht t/m mei 2012 www.chcvollenhove.nl
ZWOLLE: Historisch Centrum Overijssel Fototentoonstelling Molukkers in Nederland t/m 2 maart www.historischcentrumoverijssel.nl
De laatmiddeleeuwse IJsselstreek In vier lezingen gedurende de maanden februari-mei behandel(d)en medewerkers van de Rijksuniversiteit Groningen en de Vrije Universiteit in Amsterdam verschillende aspecten van het leven in de laatmiddeleeuwse IJsselstreek. Plaats SAB Deventer. Inloop 19.30 uur. Aanvang 20.00 uur. De eerste lezing van Catrien Santing (RUG, Geschiedenis), Vernieuwingsdrift te Deventer. Een IJsselstad van internationale allure, vond reeds plaats op 23 februari. Er volgend nog: • 22 maart Sabrina Corbellini (RUG, Nederlands): Lezers, kopiisten, boekverkopers en leesgezelschappen in de middeleeuwse stad. • 19 april Mathilde van Dijk (RUG, Godgeleerdheid en godsdienstwetenschap) Studeren voor de Heer, binnen en buiten. • 24 Ad Tervoort (VU, Geschiedenis): De IJsselsteden als intellectuele hoofdsteden van de Noordelijke Nederlanden.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
36
13-02-2012
13:27
IJsselacademie
Pagina 36
Postbus 244 8260 AE Kampen
T 038 331 52 35 F 038 333 42 04
I www.ijsselacademie.nl E info@ijsselacademie.nl
Kenniscentrum voor immaterieel erfgoed in Overijssel Onderzoek en publicaties De IJsselacademie is een onderzoeksinstituut en kenniscentrum voor taal, geschiedenis en traditie in Overijssel. U kunt er terecht met vragen over dit immaterieel erfgoed in de regio. De Academie stimuleert en begeleidt onderzoek van wetenschappers en van amateurs en organiseert educatieve programma’s en bijeenkomsten. Daarnaast is de IJsselacademie een uitgeverij. Veel onderzoek resulteert in publicatie van boeken, dvd’s, cd’s. Ruim dertig jaar De stichting IJsselacademie is opgericht in 1977. Haar werkzaamheden worden gefinancierd door de provincie Overijssel, door gemeenten in het werkgebied en door de opbrengst van producties. Ook zijn er incidentele subsidies, zoals van het Prins Bernhard Cultuurfonds, het bedrijfsleven en particulieren die speciaal bij een project betrokken zijn. Het werkgebied spitst zich toe op Salland en het Land van Vollenhove (van Gramsbergen tot Schokland en van Bathmen tot Steenwijk), maar de Academie realiseert op verzoek ook projecten op de Veluwe en in Flevoland.
IJsselacademie
Wordt u donateur?
Voor minimaal € 20,- per jaar krijgt u 20% korting op onze uitgaven en ontvangt u jaarlijks zes keer MijnStadMijnDorp, Historisch Tijdschrift Overijssel.
Gratis! @ www.ijsselacademie.nl en donkergroene driehoeken met elementen van zwart en rood op het snijpunt. Zulk kleur- en patroongebruik draagt bij aan de couleur locale en identiteit van een bepaalde streek. De kennis hierover verdwijnt echter steeds meer en daarmee verdwijnen ook dergelijke kleuren en patronen uit het landschap. Met behulp van de Canonkaart wordt de kennis vastgelegd en behouden voor de toekomst. Het derde onderdeel van Canon & Ruimte, Canonkunst wordt bedacht en vormgegeven door Het Kunstenlab in Deventer. Hierover later meer.
IJsselacademie óók Goed Doel In juli 2011 was het gedicht 'wateruus' op de site van de IJsselacademie ‘Tekst van de Maond’. En nu heeft de auteur onlangs zijn eerste eboek gepresenteerd, met de titel waterhuis. In 2002 gaf de Academie de eerste bundel van Gerrit Pleiter uit: uus van water en wind, met moderne Gerrit Pleiter gedichten in de taal van Kampen. Het laatste gedicht in het nieuwe e-boek is 'ik heb een huis gebouwd'. Toeval? Natuurlijk niet. Gerrit Pleiter schrijft gewoon net zo gemakkelijk in het Kampers als in het Nederlands. Toen het plan opkwam om een gedichtenbundel als e-boek uit te geven, waren dichter en uitgever er meteen van doordrongen dat het niet een commercieel project moest worden en dat de eventuele inkomsten aan een goed doel moesten worden geschonken. Omdat zij in een tijd van globalisering, Europese gedachte en wereldproblemen niet willen vergeten dat ons dorp en onze stad onze geboortegrond en moedergrond zijn, willen zij eventuele inkomsten schenken aan de IJsselacademie, omdat dit instituut zich, zo zegt Pleiter 'bij uitstek bekommert om de cultuur, de geschiedenis en de taal van de IJsselstreek. Onze moedergrond is onze identiteit'. Natuurlijk is de IJsselacademie met deze geste zeer ingenomen, maar niet alleen daarmee, ook met de bundel. De gedichten van Gerrit Pleiter zijn mooi, boeiend en geven stof tot nadenken, ook nu weer. Bent u nieuwsgierig geworden? www.waterhuisgedichten.nl!
Canon & Ruimte In de vorige editie van MijnStadMijnDorp schreven we over de Canonkijker, een applicatie op de smartphone waarmee de vensters van de lokale cultuurhistorische canons ter plekke digitaal oproepbaar zijn. De Canonkijker is één van de drie onderdelen binnen het project Canon & Ruimte, dat de IJsselacademie in samenwerking met Het Kunstenlab uit Deventer in opdracht van de provincie Overijssel hoopt te gaan uitvoeren. Doel van dit project is het bevorderen van
Dwarsdeelboerderij van het zogenoemde hallenhuistype op het Hoge Land van Vollenhove, waarvan de baanderdeuren beschilderd zijn in het typische Vollenhoofse decoratiepatroon. (ansichtkaart uit ca. 1910, particuliere collectie)
Zunnewende Festival 2012 Februari is het nu, maar de dagen worden al snel langer en streektaalconsulent Albert Bartelds is alweer druk met het organiseren van het Zunnewende Festival in Hellendoorn, dat jaarlijks óp of dichtbij de langste dag wordt gehouden. Dit jaar wordt rond die periode het EK-voetbal gevierd en, om de voetballiefhebbers niet voor een onmogelijke keuze te plaatsen, is besloten dat Zunnewende wordt gehouden op 7 juli. Houdt u van streekcultuur, streekmuziek, verhalen en poëzie, in een theatrale omgeving? Markeert u dan alvast deze datum!
Baanderdeuren met streekeigen zandloperpatroon.
Fondslijst
de ruimtelijke beleving van de lokale cultuurhistorie. Het tweede onderdeel van het Canon & Ruimte-project dat door de IJsselacademie zal worden uitgewerkt, is de ontwikkeling van een Canonkaart. Op de Canonkaart, die bedoeld is voor beleidsmakers ruimtelijke ordening en andere geïnteresseerden, maken we minder tastbare cultuurhistorische onderwerpen zichtbaar. Ze kunnen van lokaal, regionaal of provinciebreed belang zijn. Zo worden waarde en aanwezigheid van bijvoorbeeld molens of havezaten doorgaans wel (h)erkend. Maar sporen van tijd in het landschap, zoals grenzen en infrastructurele lijnen, vallen vaak alleen kenners op. Een ander erfgoedspoor is dat van een veel voorkomende en steeds terugkerende kleur in een regio, onder andere zichtbaar in de uitingen van plaatselijke sport- en muziekverenigingen of aan boerderijen. In de omgeving van Vollenhove bijvoorbeeld hebben de baanderdeuren van boerderijen vanouds een streekeigen beschildering, met een zandlopervorm van witte
In MijnStadMijnDorp is geen ruimte voor het afdrukken van onze fondslijst. Wilt u toch de titels weten van onze (nu) 226 uitgaven, belt of mailt u ons dan gerust. Op onze site staat overigens een lijst met boeken met daarbij een korte beschrijving: www.ijsselacademie.nl > Uitgeverij > Overzicht leverbare publicaties.
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:28
Pagina 37
Wordt lid!
Jaarabonnement € 29,95, eerste jaar € 25.
MIJN
MIJN
Neem nu een abonnement op MijnStadMijnDorp en ontvang GRATIS de schitterend vormgegeven publicaties, beide ter waarde van € 22,15, Velden en Helden, sportgeschiedenis in abstracte schilderijen van Gijs Dragt, een historisch artikel van Pim Kooij en columns van Bert Wagendorp, geb. 64 pp. of Fotocollectie Stork: van staalkaart tot familiealbum van Mirelle Thijsen, geb. 48 pp.
STAD DORP
HISTORISCH TIJDSCHRIFT OVERIJSSEL • Verschijnt 6 x per jaar • Voor iedereen die geïnteresseerd is in het verleden van stad en dorp in Overijssel • Gevarieerde artikelen, interessante rubrieken, prachtige oude illustraties
Haal de antwoordkaart uit het blad en stuur hem op. U kunt zich ook aanmelden via: contacthco@historischcentrumoverijssel.nl
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
38
13-02-2012
13:28
Pagina 38
Van wie ben jij er een?
door Michiel Satink
Hardloper Marti ten Kate De man die in de jaren tachtig, getooid met oversized zonnebril, in de mondiale top marathons liep in vele wereldsteden, stamt af van een familie die diepgeworteld is in de Overijsselse bodem. 'Het waren allemaal ambachtslieden. Die trekken nu eenmaal wat minder snel weg.' artinus ten Kate (1958, Vollenhove) bracht zijn eerste jeugdjaren door in Avereest, het dorp waarmee de families van zowel vaders als moeders zijde een eeuwenoude band hebben. Zijn overgrootvader Roelof Egbert ten Kate werd er in 1771 geboren en sloot er in 1830 voor het laatst de ogen. Hij was landbouwer, net als zijn zoon. Ook in de Drentse gemeente Zuidwolde, in Witharen, in Ommen en Nieuwleusen maar vooral in Avereest kwamen en gingen de Ten Kates. Overgrootvader Evert Geuchies ten Kate was smid, zoon Hendrik Jan nam het stokje over. Zijn zoon, de vader van Marti, Roelof Ten Kate, besloot het ijzer op andere wijze ter hand te nemen. Hij begon een garage. Zijn vrouw Hendrikje Van Buren deed jarenlang de administratie. 'Ook veel van mijn vaders neven zijn smid geworden', zegt Marti.
M
Ook aan moederszijde is sprake van een diep in Overijssel gewortelde familie. De grootouders, overgrootouders en ook betovergrootouders woonden allemaal in Avereest. Ze bewerkten het vlakke land of waren arbeider. Nog altijd wonen vader en moeder
nabij het land waar hun wortels liggen. 'Ze wonen in De Wijk, net voorbij de provinciegrens, in Drenthe.' Toepasselijk, want vanuit daar kijken ze 'over de Reest', wat de herkomst van de naam Avereest verklaart, zo willen historische bronnen. Marti woonde zijn tienerjaren in De Wijk. Als een van de vele jongens in het dorp holde hij ieder weekend achter een bal aan. 'Ik voetbalde in IJhorst, bij de A- en B-junioren, in de laagste afdeling van Overijssel waar het er bij de twee spannendste wedstrijden van het jaar, uit en thuis tegen Rouveen, steevast ging om wie er in de competitie als laatste eindigde.' Hij besloot zijn heil elders te zoeken. Al na een maand trainen bij atletiekvereniging A.V.D. in Dwingeloo bleek dat hij in het hardlopen met de besten mee kon. Ten Kate woont in Enschede, werkt voor NOC*NSF op Papendal en geeft regelmatig hardloopclinics. De atletiek vormt nog altijd een rode draad in zijn leven. 'Ik heb afgelopen zondag nog recreatief een wedstrijd gelopen. Hoe de tijd was? In maart ben ik meestal pas weer een beetje in vorm.'
De familie Ten Kate in het begin van de jaren zeventig. Martin ten Kate rechts achter.
Martin ten Kate met zijn karakteristieke zonnebril, tijdens de door hem gewonnen marathon van Enschede in 1989.
13-02-2012
13:28
Pagina 39
MIJN
MIJN
STAD DORP HISTORISCH TIJDSCHRIFT OVERIJSSEL
Nummer 2 verschijnt op 27 april 2012 en staat in het teken van De Tweede Wereldoorlog in Overijssel. Ook in deze aflevering een artikel over de grote brand van Enschede, in mei 1862; dit jaar dus anderhalve eeuw geleden.
colofon Jaargang 3, nummer 1, maart - april 2012 MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel is een uitgave van het Historisch Centrum Overijssel. Hoofd- en eindredactie Wim Coster. Redactie Hermans Broers, Menno van der Laan (beeld), Dick Schlüter. Vormgeving Frank de Wit.
Druk Èpos|Press Zwolle.
Columnist Ad van Liempt. Correspondenten Michael Amsman, Niels Bakker (Gemeentearchief Hengelo), Ans Borst (Kunst en Cultuur Overijssel), Girbe Buist (Kunst en Cultuur Overijssel), Wouter Geerling, Ab Gellekink, Jan Taco te Gussinklo, Lamberthe de Jong, Robert Kemper Alferink, Hans Kobes, Marlies Mencke, Tonny Peters (Overijsselse Bibliotheekdienst), Michiel Satink, Ben Siemerink, Vincent Sleebe (VORG), Ester Smit (Historisch Centrum Overijssel), Dinand Webbink (Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek), Jook van Zeeland (IJsselacademie). Overige medewerkers aan dit nummer Willem Ankersmit, Aly Beekhof, Henk Boom, Marijke Borghgraaf, Jan Brewer, Henk J. Hilberink Rzn, Ewout van der Horst, Clemens Hogenstijn, Marcel Kloosterman, Hennie Kuiper, Ben Morshuis, Jan van de Wetering. Redactieadres Historisch Centrum Overijssel Eikenstraat 20 8021 WX Zwolle Tel. (di-vr) 038-4266300 Fax 038-4266333 contacthco@historischcentrumoverijssel.nl www.historischcentrumoverijssel.nl
Rectificaties nummer 2011-6 Pagina 13: De zin ‘Ook door de grote stadsbrand van Genemuiden vielen er plotseling meer overlijdens te noteren’, vraagt om nuancering. De materiële schade was weliswaar groot, de brand verwoestte 140 gebouwen en 39 hooibergen en ook de voor Genemuiden zo belangrijke mattenindustrie werd zwaar getroffen, maar, aldus Henk Beens in het standaardwerk Schakels in de tijd. Genemuiden van 1800 tot 1900 op pagina 174: ‘Het was een wonder dat er niemand was omgekomen. Wel overleed de in een jaagschuit ondergebrachte ziekelijke, hoog bejaarde Grietje Harms, vermoedelijk van de schrik.’ De vrouw van bakker Van Dijk stierf ook van schrik, toen ze vernam dat haar man ervan werd verdacht dat hij de brand zou hebben veroorzaakt. Twee doden dus, als gevolg van deze brand, maar abnormaal was dit aantal niet. Bij het artikel ‘“Op ten orgele spelen en hoichtijtlicke singen.” Over orgels, orgelmakers, organisten en orgelcultuur in Overijssel’ (p. 26/27) is per abuis een verkeerd bijschrift bij de hoofdfoto geplaatst. Het juiste bijschrift hoort te zijn: ‘Auke Hendrik Vlagsma bij de klaviatuur van het Hinszorgel in de Bovenkerk in Kampen’. Het gegeven bijschrift ‘Auke Hendrik Vlagsma door Albert Bartelds gefotografeerd bij de Vox Humana van de Bovenkerk in Kampen’ hoort bij bovenstaande foto. Daarnaast is de achternaam van de auteur Van der Linde in plaats van Van der Linden.
Michel Satink zoekt voor de rubriek ‘Van wie ben jij er een’ BN-ers met Overijsselse wortels. Clarice Putters-Liao verricht daarvoor genealogisch onderzoek. Zie ook www.mijnstadmijndorp.nl.
Opgave en vragen over abonnementen zie redactieadres Jaarabonnement (6 nummers): € 29,95. Het abonnement kan op elk gewenst moment ingaan. Abonnementen kunnen schriftelijk tot uiterlijk twee maanden voor beëindiging van het lopende abonnement worden opgezegd. Bij niet tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch verlengd. Illustraties De uitgever heeft zijn uiterste beste gedaan de rechten met betrekking tot de illustraties te regelen volgens de bepalingen van de Auteurswet. Hij die desondanks meent zeker rechten te kunnen doen gelden,, wordt verzocht contact op te nemen met de uitgever. © Historisch Centrum Overijssel / auteurs. Over de auteurs • Dr. Clemens Hogenstijn (pp. 8-11) is beleidsmedewerker voor cultureel erfgoed bij de gemeente Deventer. Hij promoveerde in 2004 aan de Radboud Universiteit in Nijmegen op het proefschrift Het Algemeen Welzijn van het Volk. Een politiek- en rechtshistorische studie van Deventer in de Patriottentijd. • Henk Boom (pp. 12-13) is woonachtig in Madrid, waar hij jarenlang correspondent was voor het Financieele Dagblad. Hij is auteur van het boek De Grote Turk dat vorig jaar werd genomineerd voor de AKO-literatuurprijs. • Drs. Ester Smit (p. 14) is historica en schrijfster. Zij publiceert op uiteenlopende terreinen. Zij is verbonden aan het Historisch Centrum Overijssel en aan het buro ‘Op avontuur met geschiedenis’: www.OAMG.nu. • Marijke Borghgraaf MA (pp. 15-17) was lerares Nederlands en studeerde aan de Open Universiteit in Zwolle af in de cultuurweten-
39
schappen op de scriptie De plattelandsbibliotheek in Overijssel, 1948-1988. • Marcel Kloosterman (pp. 18-19) studeert geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. In het kader van zijn studie verblijft hij momenteel in de Verenigde Staten. • Dr. Willem Ankersmit (pp. 20-23) studeerde na zijn pensionering in 2004 in 2009 aan de Rijksuniversiteit Leiden af in de geschiedenis op de scriptie The introduction of the waxprint on the Gold Coast. Hij publiceerde ook op textielhistorisch gebied. • Drs. Girbe Buist (p. 24) is als adviseur Musea en Erfgoed verbonden aan Kunst en Cultuur Overijssel. Hij publiceerde een groot aantal boeken, gidsen en artikelen over de geschiedenis van Overijssel. • Programmamaker en journalist Ad van Liempt (p. 25) studeerde géén geschiedenis, maar was in 2009 ‘historicus van het jaar’ en ontving in 2011 een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam. Hij publiceerde een groot aantal boeken en is lector onderzoeksjournalistiek op televisie aan de Hogeschool Utrecht. • Drs. Ab Gellekink (pp.26-27) is historicus en was tot zijn pensionering studentendecaan aan de Universiteit Twente. Hij is gespecialiseerd in de politieke en militaire geschiedenis van Nederlands-Indië tussen 1900 en 1950. • Hermans Broers (pp. 28-30) is journalist en leidt samen met een partner B&Vmedia in Kampen. Hij is directeur van de Willem Kolff Stichting en biograaf van Willem ‘Pim’ Kolff. • Drs. Dick Schlüter (p. 31) is historicus en amateurarcheoloog/paleontoloog. Hij is docent op Hogeschool Tio te Hengelo en doet onderzoek naar de geschiedenis van de prostitutie in Twente. Tot en met januari 2013 is hij de provinciedichter van Overijssel. • Henk J. Hilberink Rzn (pp. 32-33) is oudBergentheimer en oud-leraar. Hij publiceerde onder andere Bergentheim in oude ansichten 1, 2 en 3 en 600 jaar Bergentheim en transcribeerde het markeboek van Bergentheim. • Michiel Satink (p. 38) is algemeen verslaggever voor het ANP, dagblad de Stentor, het Reformatorisch Dagblad en rechtbankverslaggever in Zwolle en Zutphen. Illustratieverantwoording L = Links, R = Rechts, B = Boven, M = Midden, O = Onder, HCO = Historisch Centrum Overijssel Omslag: Stichting Atlas van Stolk / Van Dijk e.a. De wekker van de Nederlandse natie; 4 LB Stichting Sallands Erfgoed, RO particuliere collectie; 5 particuliere collectie; 6 LB HCO, RB HCO/ Rana Berends 7 Particuliere collectie; 8 particuliere collectie; Stedelijk Museum Zwolle / Museum Palthehuis Oldenzaal; 10 LO Nederlands Openluchtmuseum Arnhem/ Van Dijk e.a. De wekker van de Nederlandse nati, RB Stedelijk Museum Zwolle / Van Dijk e.a. De wekker van de Nederlandse natie, RO; 11 Stedelijk Museum Zwolle; 12 particuliere collectie; 13 LB HCO, RO HCO; 14 HCO; 15 Overijsselse Bibliotheek Dienst; 16 B www.fotoarchief.nu; O en 17 Overijsselse Bibliotheekdienst; 18 LB HCO, RB particuliere collectie; 19 HCO; 20 Centraal Bureau voor Genealogie Den Haag; 21 B Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek Deventer, O, 22 en 23 particuliere collectie; particuliere collectie; 25 B Van Merriënboer, Mansholt, O Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek Deventer; 26 particuliere collectie; 27 particuliere collectie; 28 collectie Protestante Theologisc he Universiteit Kampen; 29 RB Broers en Vonk Kampen, LO en 30 Collectie Archief- en Documentatiecentrum, Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) Kampen; 31 Dick Schlüter; 32 LB particuliere collectie; Hilberink Bergentheim in oude ansichten, LO particuliere collectie/ Historisch Centrum Overijssel; IJsselacademie; 38 particuliere collectie.
historischcentrumoverijssel
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
*Tijdschrift_MSMD_1_2012
13-02-2012
13:28
Pagina 40