4 minute read
Naar de roots van Johanna ter Steege
Tot voor kort kenden veel mensen Johanna ter Steege (1961) nauwelijks. Totdat ze bijna twee jaar geleden meedeed in de groots opgezette Twentse musical in Hangar 11 op vliegveld Twenthe: Hanna van Hendrik. Avond aan avond trok ze volle zalen. En vorig jaar was daar de film met Herman Finkers: De beentjes van Sint Hildegard. Uitgeroepen tot de beste en best bezochte film van 2020. Wie is toch deze actrice? En hoe geworteld is ze in Overijssel?
DOOR MARCEL MENTINK
Johanna groeide op in Notter bij Wierden als middelste van vijf kinderen. Een honkvaste nuchtere familie van boeren en daarvoor schippers (zie ook de stamboom). Ze bezocht de ‘School met de Bijbel’ in Notter waar ze toch wel wat moeite had haar eigen weg te vinden rondom de normen en waarden die golden in een gereformeerde omgeving. Ze was nog maar zeventien toen ze het huis verliet en in Kampen op kamers ging wonen. Daar studeerde ze van 1979 tot 1984 dramatiek met als doel dramadocent te worden, want toneelspelen kon ze niet, dacht ze. Op aanraden van anderen bezocht ze daarna toch de Toneelschool Arnhem.
Internationale tegenspelers
Al tijdens haar studie maakte ze deel uit van de theatergroep De Trust en werd ze gevraagd voor een rol in de speelfilm van George Sluizer Spoorloos. Hoewel ze in die film maar elf minuten te zien is, brak ze daarmee internationaal door en werkte ze daarna in films samen met beroemdheden als regisseurs Robert Altman en István Szabó en acteurs Glenn Close, Isabella Rosselini en Klaus Maria Brandauer. Vele internationale filmprijzen vielen haar ten deel. In de film Last conversation uit 2009 hield ze een monoloog van zeventig minuten in één enkele ‘take’. Daarbij bestuurde ze zelf de auto waaraan 26 camera’s waren bevestigd. Ondertussen heeft ze rollen gespeeld in meer dan veertig speelfilms. Door kenners wordt ze beschouwd als Nederlands beste actrice.
Hanna
Zelf zegt ze dat ze niet beroemd is, maar ze doet mooie dingen. Dat komt natuurlijk ook omdat ze niet meedoet aan quizzen of in panels op televisie te zien is. Het acteren heeft ze niet vanuit huis meegekregen, ze heeft het langzaam ontdekt. Ze vindt het boeiend om mensen te observeren. Wat dat betreft had ze ook zomaar psycholoog kunnen worden, zegt ze zelf. Een rol die haar heel veel plezier heeft gedaan is de rol van moeder in Achtse groepers huilen niet waarin ze de tegenspeelster is van haar eigen dochter Hanna. De rollen die ze de afgelopen jaren gespeeld heeft, geven wel aan hoe diep het Twents in haar zit. Zoals ze zelf ook zegt: “Het Twents is mijn moedertaal.”
Ouders
Johanna’s ouders Dick ter Steege en Hendrika Lammers zijn in 1954 in Almelo getrouwd. Ze kregen vijf kinderen. Vader Dick heeft na diverse baantjes het keukenbedrijf DTS keukens opgericht (DTS = Dirk Ter Steege). Ze woonden in Notter aan de Schapendijk. Na het overlijden van moeder in 1996 is vader hertrouwd met Margje Bakker.
Grootouders
Grootvader Hendrikus was, toen hij in 1914 in het huwelijk trad met Berendina Ooms, klompenmaker van beroep. Rond de eeuwwisseling waren er nog ruim driehonderd klompenmakers in Enter en omgeving. De klompen die ze maakten waren niet alleen voor de Enternaren en de inwoners van omliggende dorpen, maar ook voor de export naar het noorden en het westen van het land, want in die tijd liep bijna iedereen op klompen. Maar blijkbaar zag hij er weinig brood meer in, want in 1926, in de overlijdensakte van zijn dochter Dirkjen, staat als zijn beroep landbouwer vermeld. Hij overlijdt in 1959, twee jaar voor de geboorte van Johanna. Berendina bereikt de leeftijd van 91 jaar als ze in 1980 overlijdt.
(Bet)overgrootouders
Overgrootvader Willem is de laatste uit een lange reeks van schippers. Hij trouwde met Janna de Wilde, een maand voor hun eerste dochter Diena werd geboren. Ergens tussen 1905 en 1910 verruilde hij het schip voor de schop en werd hij landbouwer. Ook Willems vader Hendrikus (1809-1879) en zijn grootvader Jan (1771-1842) waren schipper van beroep. In de achttiende en negentiende eeuw is er over de kleine beken en rivieren van de zandgronden in Oost-Nederland veel scheepvaart geweest. Kleine platbodems, zompen, bevoeren de Regge, IJssel, Schipbeek, Loolee, en Vecht en namen het transport van allerlei handel voor hun rekening. Enter was voor velen de thuishaven. De scheepvaart was eigenlijk de enige manier voor het goederenvervoer tussen Twente en Deventer en Zwolle, want ‘s zomers waren de zandwegen te droog en stoffig, en ‘s winters waren ze moeilijk begaanbaar door regen en overstromingen. Pas door de aanleg van de Twickelervaart in 1775, die een eind westelijker uitmondde in de Regge, verloor Enter zijn spilfunctie ten gunste van Delden. Maar de schippers en de werven bleven.
Rond 1825 telde Enter maar liefst 125 schuiten. Maar toen begon ook de neergang: de kwaliteit van de wegen werd beter, mede dankzij Stork werden er spoorlijnen aangelegd en werden kanalen gegraven, waardoor de Enterse schippers op alle fronten concurrentie kregen en eind negentiende eeuw waren er nog maar zestien schippers overgebleven.
De reeks voorouders van Johanna gaat nog verder. Via Gerrit (geboren 1734) naar Hermen (gedoopt 1725) naar uiteindelijk Henricus ter Stege (gedoopt 1700). Een familie verankerd in het Enterse! ●