7 minute read

70 jaar Molukkers in Overijssel

Op 21 maart 1951 meerde het schip de Kota Inten in de haven van Rotterdam aan met de eerste Molukse gezinnen, die voor ‘een tijdelijk verblijf ’ naar Nederland waren overgekomen. Dit jaar maart is het precies 70 jaar geleden dat in Rotterdam de eerste groep Molukkers voet aan wal zette. Een deel van die groep is zich op zeven plaatsen in Overijssel blijvend gaan vestigen. Een blik op de Molukse woonwijken Almelo en Wierden.

DOOR DITTA OP DEN DRIES I.S.M. VICTOR JOSEPH

In 1951 kwamen in totaal voornamelijk 12.500 KNIL-militairen met hun gezinnen in Nederland aan. Bij aankomst wachtte geheel onverwacht een collectief ontslag voor deze aan Nederland trouwe soldaten. Een klap die generaties lang nog zou doordenderen. Vanuit de havens van Rotterdam en Amsterdam reed men in bussen naar het demobilisatiecentrum in Amersfoort. Daarna vond de verspreiding plaats door heel Nederland. De bus kwam ook in de provincie Overijssel.

De canon van Nederland schrijft hierover: ‘De eerste groep ‘kleurlingen’ in Overijssel waren de Molukkers, die in het voorjaar van 1951 in Nederland aankwamen. Als militairen in dienst van de Nederlandse kolonisator waren ze na de onafhankelijkheid van Indonesië hun leven niet zeker. In Nederland kregen ze met hun gezinnen tijdelijk onderdak, veelal in barakkenkampen van de voormalige werkverschaffing van de Dienst Uitvoering Werken (DUW).’ Overijssel telde acht woonoorden en een klooster: Beenderriben (Steenwijkerwold), Pikbroek (Steenwijk), Eind van ’t Diep (Steenwijk), Beugelen (Staphorst), Conrad (Rouveen), Laarbrug (Ommen), Eerde (Ommen), Vossenbosch (Wierden) en het Redemptieklooster St. Joseph (Glanerbrug).

KNIL-militairen op de Kota Inten onderweg naar Nederland. (Archief Moluks Historisch Museum)

Begin jaren zestig was de overgang van kamp naar woonwijk landelijk beleid. Niet alleen was de huisvesting in de kampen erbarmelijk slecht, maar ook de vooruitzichten om terug te keren naar Maluku gingen van ‘minder’ tot ‘nihil’. Overijssel telde begin jaren zestig zeven Molukse wijken: Almelo, Deventer, Nijverdal, Rijssen, Staphorst, Wierden en Zwolle.

‘We gaan óf met z’n allen óf we gaan niet!’

Het kamp Vossenbosch in Wierden is wat de Molukse woonwijkbewoners van Wierden en Almelo gemeen hebben. Daar werden in 1951 ruim zeventig gezinnen na aankomst via Amersfoort naartoe gereden. De Vossenbosch is een voormalig arbeiderskamp aan de Hexelseweg en dankte zijn naam aan het nabijgelegen landgoed ‘Huize Den Vossenbosch’. Voor de Molukkers was het kamp een stukje Molukken in het dorp Wierden. Echter, eind jaren vijftig kwam er verandering in de situatie. De barakken begonnen te verrotten en de Nederlandse overheid zag dat de Molukkers niet konden terugkeren naar een vrije republiek der Zuid-Molukken. De verhuizing daarna naar de woonwijken verliep niet zonder slag of stoot. De Molukkers gingen uiteindelijk akkoord, op voorwaarde dat zij als groep bij elkaar zouden blijven. In een interview zei opa Nico Kojama daarover: ’We gingen óf met z’n allen óf niet’. Om de Molukse Vossenboschers gerust te stellen organiseerde de overheid reizen naar de eerste Molukse woonwijk in Nederland: Appingedam. En ook naar Delfzijl.

KNIL-militairen paraderen in kamp Vossenbosch.

Naar Wierden

In 1966 trokken vijftig gezinnen naar Wierden. De locatie was een nieuwbouwwijk aan de Jan Jansweg. De eerste wijkraad bestond onder andere uit voorzitter S. Laisatamu, E. Leiwakabessy, N. Kojama, A. Batawange en A. Tuasela. De wijkraad kreeg binnen een jaar voor elkaar dat er een eigen kerkgebouw, Ebenhaezer, kwam. Ook werd de wijk uitgebreid. In 1969 sloten nog dertien gezinnen uit Vossenbosch zich aan. Wierden heeft een actieve leiding. In 1996 kwam een multifunctioneel gebouw waar zowel het kerkgebouw Ebenhaezer als de lokale welzijnsstichting Kandjoli gezamenlijk onderdak konden vinden. Verder is Wierden een van de wijken in Nederland die het initiatief nam om met een eigen straatnaam te komen. In 2003 begon de correspondentie hierover met de gemeente Wierden. Na lang volhouden kon eindelijk op 3 december 2011 het naambord Jan Jansweg ingeruild worden met drie borden met prominente namen uit de Molukse geschiedenis: Martha C. Tiahahustraat (volksheldin uit 1817), Chris Soumokilstraat (tweede president R.M.S.) en de Pattimurastraat (leider Molukse opstand in Saparua).

Onthulling straatnaamborden in Wierden.

De ‘beetwortels’ van Almelo

De wijkgeschiedenis van Almelo begon in september 1960 toen de gemeente het bouwterrein in de Ossenkoppelerhoek opkocht om 24 grote eengezinswoningen te bouwen. De eerste groep Molukkers die zich begin jaren zestig in Almelo ging vestigen, kwam uit het kamp Vossenbosch, met daarbij een gezin uit Schattenberg. Deze woningen waren gelegen aan de Pieter de Hoochstraat en Frans Halsstraat. In 1972 arriveerde de tweede groep. Zij waren de laatste Molukkers uit Vossenbosch. De Jan Steenstraat en Pieter Lastmanstraat werd hun nieuwe bestemming. Voor de bewoners van Vossenbosch was Almelo geen onbekende locatie. In Almelo deden ze immers de grote boodschappen (‘belandja besar’). De nieuwe ‘beetwortels’ van Almelo (hun bijnaam) werkten onder meer bij Texas Instruments en Ten Cate.

Molukse wijk in Almelo, jaren tachtig. (Archief MHM/Otto Tatipikalawan)

Organisatie Molukse wijk

De organisatie van een Molukse woonwijk in Nederland is te vergelijken met de dorpsstructuur op de Molukken. Een religieus instituut, een kerkgebouw (geredja) of moskee (mesdjid) en een gemeenschapshuis (rumah baileo) zijn de fundamenten van elk dorp. Zo ook in Almelo. In het kerkgebouw Maranatha en het gemeenschapscentrum Akar Bahar (Zeewier) vinden de belangrijkste activiteiten plaats. In 1973 is het Maranathagebouw aan de Jacob van Ruysdaelstraat geopend onder leiding van dominee Salmon Tanate. Hier vinden de doop, belijdenissen, bruiloft en begrafenisrituelen plaats. Akar Bahar speelt een belangrijke rol bij het faciliteren van vergaderingen over bijvoorbeeld de toekomst van de wijk en jubileumfeesten. Verder dient zij als oefenruimte voor culturele dans- en muziekgroepen. In het jaar 2000 verrees het stenen Akar Bahargebouw aan de Jan Steenstraat 69a. De overkoepelende organisatie in elk wijk is de zogenaamde Molukse wijkraad ofwel Dewan Maluku. Een Dewan fungeert als belangenbehartiger en is het aanspreekpunt voor de lokale overheid. In de beginperiode zaten voormalige KNIL-soldaten van rang in deze raad. Nu zijn dat hun nazaten. In Almelo bekend als Dewan Rajat Maluku Almelo, DWRA, de Molukse (wijk)raad van Almelo. ●

Molukken, KNIL en RMS

De Molukse eilanden in het oosten van Indonesië staan bekend om hun specerijen en nootmuskaten. Met als hoofdstad de stad Ambon op het eiland Ambon. Na de Tweede Wereldoorlog gaf Japan zich over en vond op 17 augustus 1945 de proclamatie plaats van de (eenheidstaat) republiek Indonesië. De soevereiniteitsoverdracht van 27 december 1949 aan de Verenigde Staten van Indonesië (federatie) zou garant moeten staan voor een mate van zelfstandigheid, ook op de Molukken. Echter, nadat Jakarta/ Indonesië de federatieve staten oprolde, werd op 25 april 1950 de RMS (Republik Maluku Selatan), de Vrije Republiek der Zuid-Molukken uitgeroepen. Molukkers in het KNIL zaten op dat moment buiten de Molukken in kazernes. Daarbovenop werd het KNIL op 26 juli 1950 opgeheven. Deze soldaten mochten niet terug naar de Molukken en waren niet veilig op Indonesisch grondgebied. Wat volgde was de ‘oplossing’: tijdelijk naar Nederland.

‘Ik zit hier helemaal op mijn plek’

Sascha Maulany woonde de eerste acht jaar van zijn leven in de wijk Wierden-Noord, samen met zijn vader, moeder, drie broers en een zusje. Toen hij in groep 3 zat gaf hij vastberaden bij zijn ouders aan dat hij voortaan bij opa en oma wilde wonen, in de Molukse wijk. Daar, tussen zijn Molukse familie, ervaart hij nog dagelijks het thuisgevoel. Ook al is hij, als kind van de derde generatie, volledig geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. ‘Dat ik bij mijn opa en oma wilde wonen was niet gek hoor! Dat gebeurt wel vaker bij Molukkers. Nu, 30 jaar later, woon ik nog steeds in de Molukse wijk, drie huizen verderop. Nog steeds dichtbij het huis van oma. Het grootste voordeel van wonen in de Molukse wijk is dat je omringt bent door je familie. Dat vind ik een warm gevoel. Ik zit hier helemaal op m’n plek.’ Sascha Maulany (38) uit Wierden is één van de geïnterviewden uit het boek 70 jaar Molukkers in Overijssel.

‘Ik kijk met heel veel respect op mijn vader terug’

Lies Serhaly heeft tal van mooie herinneringen aan haar kinderjaren in het Wierdense kamp Vossenbosch. Ze koestert ze nog steeds. Als ze haar ogen sluit ziet ze nog op haar netvlies het wiegende korenveld aan de voorkant van het kamp en de groene weiden aan de achterkant. Volop ruimte om te spelen en lekker te dollen. Maar ze hoort óók nog steeds die waarschuwende stem van haar moeder: ‘Pas op jongens… Maak je vader niet aan het schrikken!’ ‘Met terugwerkende kracht kijk ik met heel veel respect op mijn vader terug. Hij was een wijs man, met galgenhumor. Er werd zeker ook gelachen bij ons thuis. Maar wat heeft hij veel geleden. En met hem veel andere Molukkers. Ik vind het nog steeds erg jammer en pijnlijk dat die erkenning van de Nederlandse regering er nooit is gekomen.’ Lies Serhaly (64) is één van de geïnterviewden uit het boek 70 jaar Molukkers in Overijssel.

Op 4 september is in Nijverdal de boekpresentatie van het verhalenboek 70 jaar Molukkers in Overijssel. Journalist Ditta op den Dries-van Baaren interviewt 29 mensen in de zeven wijken. Het boek en dit artikel werd mogelijk gemaakt met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.

This article is from: