4
DOOR DITTA OP DEN DRIES I.S.M. VICTOR JOSEPH
70 jaar Molukkers in Overijssel
Van tijdelijk naar langdurig verblijf Op 21 maart 1951 meerde het schip de Kota Inten in de haven van Rotterdam aan met de eerste Molukse gezinnen, die voor ‘een tijdelijk verblijf ’ naar Nederland waren overgekomen. Dit jaar maart is het precies 70 jaar geleden dat in Rotterdam de eerste groep Molukkers voet aan wal zette. Een deel van die groep is zich op zeven plaatsen in Overijssel blijvend gaan vestigen. Een blik op de Molukse woonwijken Almelo en Wierden. Overijssel telde acht woonoorden en een klooster: Beenderriben (Steenwijkerwold), Pikbroek (Steenwijk), Eind van ’t Diep (Steenwijk), Beugelen (Staphorst), Conrad (Rouveen), Laarbrug (Ommen), Eerde (Ommen), Vossenbosch (Wierden) en het Redemptieklooster St. Joseph (Glanerbrug). Begin jaren zestig was de overgang van kamp naar woonwijk landelijk beleid. Niet alleen was de huisvesting in de kampen erbarmelijk slecht, maar ook de vooruitzichten om terug te keren naar Maluku gingen van ‘minder’ tot ‘nihil’. Overijssel telde begin jaren zestig zeven Molukse wijken: Almelo, Deventer, Nijverdal, Rijssen, Staphorst, Wierden en Zwolle.
‘We gaan óf met z’n allen óf we gaan niet!’
I
n 1951 kwamen in totaal voornamelijk 12.500 KNIL-militairen met hun gezinnen in Nederland aan. Bij aankomst wachtte geheel onverwacht een collectief ontslag voor deze aan Nederland trouwe soldaten. Een klap die generaties lang nog zou doordenderen. Vanuit de havens van Rotterdam en Amsterdam reed men in bussen naar het demobilisatiecentrum in Amersfoort. Daarna vond de verspreiding plaats door heel Nederland. De bus kwam ook in de provincie Overijssel.
KNIL-militairen op de Kota Inten onderweg naar Nederland. (Archief Moluks Historisch Museum)
De canon van Nederland schrijft hierover: ‘De eerste groep ‘kleurlingen’ in Overijssel waren de Molukkers, die in het voorjaar van 1951 in Nederland aankwamen. Als militairen in dienst van de Nederlandse kolonisator waren ze na de onafhankelijkheid van Indonesië hun leven niet zeker. In Nederland kregen ze met hun gezinnen tijdelijk onderdak, veelal in barakkenkampen van de voormalige werkverschaffing van de Dienst Uitvoering Werken (DUW).’
Het kamp Vossenbosch in Wierden is wat de Molukse woonwijkbewoners van Wierden en Almelo gemeen hebben. Daar werden in 1951 ruim zeventig gezinnen na aankomst via Amersfoort naartoe gereden. De Vossenbosch is een voormalig arbeiderskamp aan de Hexelseweg en dankte zijn naam aan het nabijgelegen landgoed ‘Huize Den Vossenbosch’. Voor de Molukkers was het kamp een stukje Molukken in het dorp Wierden. Echter, eind jaren vijftig kwam er verandering in de situatie. De barakken begonnen te verrotten en de Nederlandse overheid zag dat de Molukkers niet konden terugkeren naar een vrije republiek der Zuid-Molukken. De verhuizing daarna naar de woonwijken verliep niet zonder slag of